• No results found

Meer vitamines en mineralen, wel zo goed!? : Een onderzoek naar vitamine C, vitamine D, magnesium, eicosapentaeenzuur (EPA) en docosahexaeenzuur (DHA) volgens de orthomoleculaire principes van de klinische Psycho Neuro Immunologie (kPNI)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Meer vitamines en mineralen, wel zo goed!? : Een onderzoek naar vitamine C, vitamine D, magnesium, eicosapentaeenzuur (EPA) en docosahexaeenzuur (DHA) volgens de orthomoleculaire principes van de klinische Psycho Neuro Immunologie (kPNI)"

Copied!
134
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Meer vitamines en

mineralen, wel zo goed!?

Een onderzoek naar vitamine C, vitamine D, magnesium, eicosapentaeenzuur (EPA) en docosahexaeenzuur

(DHA) volgens de orthomoleculaire principes van de klinische Psycho Neuro Immunologie (kPNI)

Auteur 1

Pauline Penninx

Auteur 2

Iris Spijker

Afstudeernummer

2017257

Opdrachtgever

Melioro

Opleiding

Hogeschool van Amsterdam

Bachelor Voeding & Diëtetiek

Afstudeerperiode

6 februari 2017 – 23 juni 2017

(2)

Meer vitamines en mineralen, wel zo goed!?

Auteurs

P. Penninx

Studentnummer: 500698613

E-mail: paulinee-x@hotmail.com

I.H. Spijker

Studentnummer: 500680644

E-mail: iris.spijker@live.nl

Afstudeernummer

2017257

Opdrachtgever

Melioro

Praktijkbegeleider(s)

Dhr. M. Keijzers en Mw. J. Koster

Docentbegeleider

Mw. A. Verreijen

(3)

Voorwoord

Met veel plezier werkten wij de afgelopen twintig weken aan onze scriptie. Deze opdracht voerden

wij uit in opdracht van Melioro, een orthomoleculaire diëtistenpraktijk volgens de klinische Psycho

Neuro Immunologie (kPNI) in Haarlem. Tijdens onze opleiding Voeding & Diëtetiek aan de

Hogeschool van Amsterdam hebben wij geleerd wat de reguliere diëtetiek inhoudt. De visie volgens

orthomoleculaire principes volgens de kPNI was een waardevolle aanvulling op de opleiding die wij

hebben gevolgd.

Deze scriptie beschrijft de invloed van suppletie van vitamine C, vitamine D, magnesium, EPA en DHA

op het ontstaan van kanker en hart- en vaatziekten. Ook hebben we gekeken naar de huidige inname

van bovengenoemde vitamines en mineralen uit voeding en suppletie onder cliënten van Melioro die

eten volgens de orthomoleculaire principes volgens de kPNI. Dit is een onderwerp dat nog niet

eerder is onderzocht en daarom naar onze mening een zeer waardevolle aanvulling voor de

beroepsgroep van de diëtetiek. De titel van ons onderzoek luidt: ‘Meer vitamines en mineralen, wel

zo goed!?’

Het systematisch uitwerken van een literatuuronderzoek was grotendeels nieuw voor ons. Het kostte

ons dan ook bloed, zweet en tranen om deze scriptie tot stand te brengen. Na een aantal keer

opnieuw begonnen te zijn en na het perfectioneren van deze scriptie, kunnen wij met trots zeggen

dat wij zeer tevreden zijn over het resultaat! Voorafgaand aan deze opdracht hadden wij nooit

gedacht dat de wetenschap over voeding zo complex is en dat er zoveel verschillende factoren een

rol spelen bij het in stand houden van een goede gezondheid. Tijdens het schrijven van deze scriptie

leerden wij het belang voor de diëtist van het lezen en interpreteren van wetenschappelijke

literatuur over verschillende voedingsgerelateerde onderwerpen. Wij werden dan ook regelmatig

verrast door de uitkomsten van de verschillende onderzoeken die wij tegenkwamen tijdens dit

proces.

Zonder Mark Keijzers en Judith Koster van het bedrijf Melioro hadden wij niet tot dit mooie

eindresultaat kunnen komen. Wij willen hun dan ook heel hartelijk bedanken voor de mogelijkheid

om onze afstudeeropdracht voor hun bedrijf uit te voeren. Dankzij de zeer ruime kennis en ervaring

van Mark en Judith over orthomoleculaire voeding volgens de kPNI hebben wij deze scriptie met

succes tot stand kunnen brengen. Ook willen wij Amely Verreijen bijzonder bedanken voor de tijd en

energie die zij heeft gestoken in het voorzien van feedback op onze scriptie. Amely is een zeer

ervaren voedingskundige en onderzoeker. Wij hebben ontzettend veel geleerd van haar kennis over

voeding en het op de juiste manier uitvoeren van ons onderzoek. Onze feedbackmomenten met

Amely waren altijd erg gezellig en we hebben dan ook een hoop gelachen met elkaar. Onze dank gaat

ook uit naar de cliënten van Melioro die deel hebben genomen aan ons voedingsonderzoek. Wij

willen hun bedanken voor het vertrouwen dat zij in ons hadden voor het voorzien van onze feedback

op de door hun ingestuurde voedingsdagboekjes. Viyan Rashid bedanken wij voor het beoordelen

van onze scriptie. Viyan heeft ontzettend veel kennis over verschillende niet-reguliere visies met

betrekking tot voeding. Wij kijken uit naar haar zienswijze over de orthomoleculaire voeding volgens

de kPNI. Tot slot zijn wij enorm blij met de goede samenwerking met elkaar. Samen hebben wij het

mogelijk gemaakt om dit eindresultaat neer te zetten.

In dit onderzoek hebben wij geprobeerd om een zo objectief mogelijk beeld te geven van de

resultaten met betrekking tot het wel of niet gebruiken van supplementen. Ook hopen wij dat deze

scriptie als onderbouwing kan worden gebruikt in de praktijk en dat dit onderzoek tot nieuwe

inzichten kan leiden om meer onderzoek te doen naar dit onderwerp.

(4)

Samenvatting

Achtergrond

Vergeleken met de reguliere diëtetiek liggen de aanbevolen hoeveelheden van vitamines en

mineralen vaak hoger binnen de orthomoleculair visie volgens de klinische Psycho Neuro

Immunologie (kPNI). Een hogere inname van vitamine C, vitamine D, magnesium, EPA en DHA heeft

volgens deze visie mogelijk een risicoverlagend effect op het ontstaan van chronische ziekten. In dit

onderzoek is onderzocht wat de invloed is van deze nutriënten op het ontstaan van kanker en hart-

en vaatziekten. Ook is de inname van deze nutriënten onder cliënten van een orthomoleculaire

diëtistenpraktijk getoetst aan zowel de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden als de orthomoleculaire

dosis (volgens de kPNI).

Methode

Met een literatuurstudie is onderzocht wat de relatie is tussen de inname van vitamine C, vitamine D,

magnesium, EPA en DHA uit suppletie en het ontstaan van kanker en hart- en vaatziekten. Deze

literatuurstudie is uitgevoerd volgens het Nordic Council of Ministers en de databank PubMed is

hiervoor gebruikt. De voedingsinname is in kaart gebracht onder cliënten van een orthomoleculaire

diëtistenpraktijk met behulp van de 3-daagse opschrijfmethode. De voedingsinname van vitamine C,

vitamine D, magnesium, EPA en DHA is vervolgens vergeleken met de ADH of AI en de

orthomoleculaire dosis (volgens de kPNI).

Resultaten

Uit de geïncludeerde studies bleek over het algemeen geen significant effect van suppletie van

vitamine C, vitamine D, EPA en DHA op het ontstaan van hart- en vaatziekten onder gezonde

volwassenen. Dit was ook niet het geval voor suppletie van vitamine C en D op het ontstaan van

kanker. Voor magnesium werden geen bruikbare artikelen gevonden die kijken naar het effect van

suppletie van magnesium op het ontstaan van kanker en hart- en vaatziekten. Dit was ook niet het

geval voor de invloed van EPA en DHA suppletie op het ontstaan van kanker.

Onder cliënten van de orthomoleculaire diëtistenpraktijk bleek de voedingsinname van vitamine C,

magnesium (voor mannen en vrouwen samen) en EPA en DHA uit alleen voeding (zonder suppletie)

en totaal (inclusief suppletie) gemiddeld hoger dan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden voor

deze nutriënten. De inname van vitamine D uit voeding was onder cliënten van Melioro gemiddeld

lager dan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, terwijl het totaal (inclusief suppletie) gemiddeld

hoger bleek dan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. De inname van vitamine C, vitamine D,

magnesium en EPA en DHA uit alleen voeding (zonder suppletie) en totaal (inclusief suppletie) was

soms hoger en soms lager dan de orthomoleculaire dosis.

Conclusie

In deze literatuurstudie bleek uit de meeste geïncludeerde studies geen significant effect van

suppletie van vitamine C, vitamine D, EPA, DHA en magnesium op het ontstaan van kanker en hart-

en vaatziekten. Er spelen mogelijk meerdere factoren een rol bij de invloed van bovengenoemde

nutriënten op het ontstaan van kanker en hart- en vaatziekten bij gezonde volwassenen. Er is dan

ook meer wetenschappelijk onderzoek nodig.

De inname onder cliënten van de orthomoleculaire diëtistenpraktijk voldeed voor een groot deel aan

de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden. Niet alle innames voldeden aan de orthomoleculaire

aanbevelingen. Om deze hoeveelheden te kunnen halen blijkt basissuppletie noodzakelijk.

Trefwoorden: Vitamine C, vitamine D, EPA en DHA, magnesium.

(5)

Begrippenlijst

Tabel 1 Begrippenlijst

Begrip

Definitie

Amyotrafische laterale

sclerose Neurologische ziekte waarbij motorische zenuwcellen in het ruggenmerg, de hersenstam en de motorische schors van de hersenen afsterven Angina Pectoris Vernauwing in de kransslagaders met pijn op de borst

Atherosclerose Slagaderverkalking

Atopisch eczeem Niet-besmettelijke, chronische ontstekingsziekte van de huid Bechterew Reumatische aandoening

Cardiomyopathie Verzamelnaam voor ziekten van de hartspier Chronische aspecifieke

respiratoire aandoening Langdurige ziekte van de luchtwegen Detoxificatie Ontwenning van een verslavend middel

Dyspraxie Motorische ontwikkelingsstoornis die leidt tot problemen bij het plannen en coördineren van motorische handelingen

Fytinezuur Antinutriënt; vorm waarin planten fosfor opslaan

Hartfalen Treedt op wanneer het hart niet voldoende bloed door het lichaam kan pompen Instabiele angina pectoris Pijn op de borst, dreigend hartinfarct; klachten van pijn op de borst ontstaan

zonder directe aanleiding en de aanval gaat niet vanzelf over

Invasieve kanker Kanker die zich verder verspreidt dan waar het oorspronkelijk is ontstaan Ischemische hart- en

vaatziekten Ischemische hartziekten worden gekenmerkt door een belemmering van de bloedtoevoer (ischemisch betekent verminderde bloedtoevoer) Lawaaidoofheid Permanente gehoorschade door langdurige blootstelling aan lawaai Lectines Antinutriënt; familie van de eiwitten

Low-trauma fractuur Fractuur dat ontstaat na een val van lage hoogte, eerste indicatie voor osteoporose

Maculadegeneratie Oogziekte waarbij het gezichtsvermogen steeds verder achteruit gaat Mastalgie Pijn in de borstklier

Melanoom Vorm van huidkanker Mitralisklepprolaps Hartklepafwijking

Multiple sclerose Ziekte waarbij de bescherm- en isolatielaag rondom het centrale zenuwstelsel is beschadigd

Myopathie Spierziekte

Neurodermatitis Atopisch eczeem, ook wel zeer droge huid Non-hodgkin Vorm van lymfeklierkanker

Osteoartritis Vorm van artrose waarbij kraakbeen in gewrichten geleidelijk verloren gaat Osteomalacie Verweking van het bot

Osteoporose Botontkalking Pravastatine Cholesterolremmer

Pre-eclampsie Zwangerschapsvergiftiging; combinatie van te hoge bloeddruk en eiwitverlies via de urine

Psoriasis Chronische aandoening van de huid

Rachitis Engelse ziekte; botaandoening die ontstaat door tekort aan vitamine D en calcium

Saponinen Plantenstoffen waarvan vermoed wordt dat die door de plant geproduceerd worden als bescherming tegen insectenvraat en groei van bacteriën en schimmels

Simvastatine Cholesterolremmer

Solanine Natuurlijke gifstof in aardappelen Systemisch Lupus

erythematodes Auto-immuunziekte die de huid, gewrichten en interne organen kan aantasten Trombo-embolieën Gedeeltelijk of totale afsluiting van een slagader, ader of bloedvat in het hart,

(6)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2

Samenvatting ... 3

Begrippenlijst ... 4

1. Inleiding ... 6

2. Achtergrondinformatie ... 8

2.1 Reguliere diëtetiek ... 8

2.2 Orthomoleculaire diëtetiek volgens de klinische Psycho Neuro Immunologie ... 8

2.3 Basissuppletie ... 9

3. Methode ... 12

3.1 Onderzoeksmethode ... 12

3.2 Literatuuronderzoek ... 12

3.3 Voedingsinname ... 14

4. Resultaten ... 16

4.1 Literatuurstudie ... 16

4.2 Voedingsinname ... 23

5. Discussie ... 26

5.1 Literatuurstudie ... 26

5.2 Voedingsinname ... 28

6. Conclusie en aanbevelingen ... 29

Literatuurlijst ... 31

Bijlage 1: Richtlijnen Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid (ADH) of Adequate Inname (AI) en

orthomoleculaire dosis volgens de klinische Psycho Neuro Immunologie (kPNI) ... 37

Bijlage 2: Zoekgeschiedenis nutriënten ... 38

Bijlage 3: Nordic Council of Ministers – A guide for conducting Systematic Literature Reviews for the

5

th

edition of the Nordic Nutrition Recommendations; 2011 ... 40

Bijlage 4: Geïncludeerde studies ... 42

(7)

1. Inleiding

Binnen de diëtetiek zijn er verschillende visies over gezonde voeding. Een van deze stromingen is,

naast de reguliere diëtetiek, de orthomoleculaire diëtetiek volgens de klinische Psycho Neuro

Immunologie (kPNI). De dagelijkse orthomoleculaire dosis van verschillende nutriënten ligt binnen

deze stroming hoger dan de regulier aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) of Adequate Inname

(AI) volgens de gestelde voedingsnormen in Nederland (zie bijlage 1).

Binnen de reguliere diëtetiek gaat men voor de inname van nutriënten uit van de ADH of AI om te

voorzien in de gezondheidsbehoefte van 97,5% van de populatie. Deze hoeveelheden zijn gebaseerd

op de voedingsnormen van de Gezondheidsraad (1,2,3), Nordic Counsel (NC) (4), European Food

Safety Authority (EFSA) (5,6,7,8) en het Amerikaanse Institute of Medicine (IOM) (9). De genoemde

voedingsnormen, de Richtlijnen Goede Voeding (RGV) van de Gezondheidsraad (10) en de Voedsel

Consumptie Peiling (VCP) vormen samen de basis voor de Richtlijnen Schijf van Vijf (11), welke tot

uiting komen in het voedingsmodel van de Schijf van Vijf. In principe gaat men er in dit model vanuit

dat de aanbeveling voor voedingsstoffen gehaald kan worden door de voedingsinname wanneer er

volgens de Schijf van Vijf gegeten wordt.

Linus Pauling is de grondlegger van de orthomoleculaire geneeskunde. In 1968 gebruikte hij voor het

eerst de term ‘orthomoleculair’. Binnen de orthomoleculaire diëtetiek zijn er verschillende

stromingen. Een van deze stromingen is de kPNI. Dit is een wetenschap die zich, naast voeding,

bezighoudt met de invloed van emoties (psycho) en het zenuwstelsel (neuro) op het immuunsysteem

(12). Vanuit de visie van de orthomoleculaire geneeskunde streeft men ernaar om ‘optimale’

concentraties voedingsstoffen binnen te krijgen. Dit wordt gedaan door zoveel mogelijk

ondersteunende voedingsmiddelen te gebruiken en zo min mogelijk belastende voedingsmiddelen.

Een indeling van ondersteunende en belastende voedingsmiddelen, gezien vanuit de

orthomoleculaire visie van de kPNI, is te vinden in tabel 2. Een toelichting hierop is te vinden in

hoofdstuk 2: achtergrondinformatie.

Tabel 2 Ondersteunende en belastende voedingsmiddelen volgens de orthomoleculaire visie van de klinische Psycho Neuro Immunologie (kPNI)

Ondersteunend

Belastend

Groenten

Granen

Vis, gevogelte, ei, paddenstoelen, vlees

Zuivel

Fruit

Peulvruchten

Noten en zaden

Industrieel bereid voedsel

Basissuppletie

Nachtschades

Volgens de visie van de orthomoleculaire geneeskunde is het bijna onmogelijk om via de voeding de

hoeveelheid voedingsstoffen binnen te krijgen die nodig zijn voor ‘optimale’ concentraties

voedingsstoffen in het lichaam. Er wordt gestreefd naar deze ‘optimale’ concentraties

voedingsstoffen in het lichaam om zowel ziekten te voorkomen als te behandelen (13). Hierdoor ligt

de dagelijkse orthomoleculaire dosis van voedingsstoffen hoger dan de reguliere ADH of AI.

Omdat het vanuit de orthomoleculaire visie volgens de kPNI niet (altijd) mogelijk is om de inname

van verschillende nutriënten te waarborgen, wordt er geadviseerd om dit aan te vullen met

voedingssupplementen (13). Aan iedere gezonde volwassene wordt er daarom standaard een aantal

supplementen geadviseerd. Deze basissuppletie bestaat allereerst uit een multivitamine. Daarnaast

is een supplement met een dosis van minimaal 1000 mg vitamine C per dag een minimum volgens

orthomoleculair deskundigen (14). Voor vitamine D geldt een minimale dosis van 15 mcg volgens

(8)

consumeren, wordt daarnaast dagelijks een supplement van 300-1000 mg EPA en DHA geadviseerd

(16). Magnesium wordt ook vaak tot de basissuppletie gerekend (17).

Uit de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) 2014 van het RIVM blijkt dat 32% (5,3 miljoen)

van de totale bevolking van 16,7 miljoen Nederlanders te maken heeft met één of meer chronische

ziekten. Dit aantal is de afgelopen jaren toegenomen en zal de komende jaren blijven toenemen.

Geschat wordt dat het aantal mensen met een chronische ziekte in 2030 is opgelopen tot 40% (7

miljoen) van de 17,6 miljoen Nederlanders (18). Wanneer er gekeken wordt naar de oorzaak van het

overlijden van mensen, is te zien dat de nummer één doodsoorzaak in Nederland kanker is. Dit wordt

gevolgd door hart- en vaatziekten op de tweede plaats (19). Voeding volgens de orthomoleculaire

principes van de kPNI kan daarbij, gezien vanuit deze visie, preventie bieden voor deze twee

chronische ziekten.

Omdat vitamine C, vitamine D, magnesium, EPA en DHA belangrijke nutriënten zijn binnen de

orthomoleculaire visie volgens de kPNI en daarom deel uitmaken van hun basissuppletie, wordt er

middels dit wetenschappelijke literatuuronderzoek gekeken naar het effect van het gebruik van deze

supplementen op het ontstaan van kanker en hart- en vaatziekten. Er wordt specifiek gekeken naar

de preventie van kanker en hart- en vaatziekten, omdat dit de nummer twee doodsoorzaken in

Nederland zijn (20). Op deze manier wordt het onderzoek, vanwege de grootte van dit onderwerp en

de beschikbare tijd voor dit onderzoek, tevens afgebakend. Vervolgens wordt er onderzocht of het

haalbaar is voor cliënten van Melioro om de reguliere voedingsnormen (21) en de dagelijkse

orthomoleculaire dosis volgens de kPNI te halen, wanneer men eet volgens de richtlijnen van de kPNI

(tabel 2). Dit is nog niet eerder onderzocht.

De volgende onderzoeksvraag vormt de basis van dit onderzoek:

Wat is de wetenschappelijke onderbouwing voor de verhoogde aanbeveling voor de inname van

vitamines en mineralen uit suppletie binnen de orthomolecuaire diëtetiek ter preventie van kanker

en hart- en vaatziekten en voldoet deze inname aan de reguliere dosis (ADH of AI) en de

orthomoleculaire dosis volgens de kPNI?

De volgende deelvragen worden gesteld om een antwoord te geven op bovenstaande

onderzoeksvraag:

1. Wat is volgens literatuuronderzoek de wetenschappelijke onderbouwing voor het gebruik van

supplementen van vitamine C, vitamine D, magnesium, eicosapentaeenzuur (EPA) en

docosahexaeenzuur (DHA) binnen de stroming van de kPNI ter preventie van kanker en hart- en

vaatziekten?

2. Wat is de inname van vitamine C, vitamine D, magnesium, eicosapentaeenzuur (EPA) en

docosahexaeenzuur (DHA) onder cliënten van Melioro die de basisprincipes van de kPNI kennen en

zoveel mogelijk eten volgens de stroming van de kPNI en voldoet deze inname aan de reguliere dosis

(ADH of AI) en de dagelijkse orthomoleculaire dosis volgens de kPNI?

Door de toenemende bekendheid van orthomoleculaire voeding is dit onderzoek zeer relevant voor

de diëtist. Door de toenemende informatie op social media is het belangrijk voor cliënten om een

onderscheid te kunnen maken tussen wetenschappelijk onderbouwde en niet-wetenschappelijk

onderbouwde informatie. De diëtist speelt hier een belangrijke rol in. Voor de diëtist is het daarom

belangrijk om vragen van cliënten omtrent dit onderwerp wetenschappelijk onderbouwd te kunnen

beantwoorden. Ook is het voor een diëtist interessant om te zien of er wetenschappelijke

onderbouwing is voor een effect van een hogere dosis van bepaalde voedingsstoffen op de

gezondheid, zodat dit juist wel of juist niet ingezet kan worden bij de behandeling van een cliënt.

(9)

2. Achtergrondinformatie

In dit hoofdstuk is een aanvulling te vinden op de informatie die in de inleiding is aangehaald.

Achtergrondinformatie over zowel de reguliere diëtetiek als de orthomoleculaire diëtetiek komen in

dit hoofdstuk aan bod.

2.1 Reguliere diëtetiek

De vastgestelde Nederlandse voedingsnormen van de Gezondheidsraad vóór 2000 worden niet meer

gebruikt, omdat deze onder andere geen rekening houden met de preventie van chronische ziekten.

De voedingsnorm voor vitamine D, eicosapentaeenzuur (EPA) en docosahexaeenzuur (DHA) is wel

onderzocht en vastgesteld door de Gezondheidsraad (2,22). Voor verouderde en afwezige

Nederlandse voedingsnormen worden de voedingsnormen van het Nordic Counsel (NC) gebruikt. Dit

geldt onder andere voor vitamine C en magnesium (4). Indien er geen voedingsnormen bekend zijn

van het Nordic Counsel (NC) wordt er gebruik gemaakt van de vastgestelde voedingsnormen van de

European Food Safety Authority (EFSA). Wanneer er ook van de European Food Safety Authority

(EFSA) geen voedingsnormen bekend zijn, gaat men uit van de voedingsnormen van het Amerikaanse

Institute Of Medicine (IOM).

Er zijn binnen de reguliere diëtetiek slechts een paar groepen die een aanvulling van een supplement

behoeven. Voor vitamine D heeft de Gezondheidsraad een advies opgesteld van 10 mcg voor

kinderen tot 4 jaar, zwangere vrouwen, mannen en vrouwen met een donkere huidskleur of die

weinig buiten komen en vrouwen vanaf 50 jaar. Voor mannen en vrouwen vanaf 70 jaar ligt dit

suppletieadvies op 20 mcg (3). Voor baby’s tot 3 maanden geldt het advies om 150 mcg vitamine K te

suppleren (23). Vrouwen met een zwangerschapswens doen er goed aan om ten minste 4 weken

voor de bevruchting te starten met het slikken van een supplement van 400 mcg foliumzuur (24). Dit

dienen zij te gebruiken tot 10 weken zwangerschap. Veganisten wordt aangeraden om een vitamine

B12 supplement te gebruiken (25).

2.2 Orthomoleculaire diëtetiek volgens de klinische Psycho Neuro Immunologie

De volgende informatie is grotendeels onderbouwd met documentatie afkomstig van het boek

Oerslank van Yvonne van Stigt (kPNI-therapeut). Ook is er gebruik gemaakt van informatie van

Natura Foundation, de aanbieder van de opleiding tot orthomoleculair therapeut volgens de kPNI.

Redenen waarom het vanuit de orthomoleculaire visie van de kPNI bijna onmogelijk is om de

hoeveelheid voedingsstoffen via de voeding binnen te krijgen die nodig zijn voor ‘optimale’

concentraties voedingsstoffen in het lichaam zijn: uitputting van de bodem voor landbouw en

veeteelt, het genetisch manipuleren van voedsel (GMO) en milieuvervuiling. Vanuit deze visie

kunnen langdurige tekorten van nutriënten leiden tot verschillende stoornissen in de stofwisseling en

daarmee mogelijk tot (chronische) ziekten (13,26).

Bij de indeling van ondersteunende en belastende voedingsmiddelen (tabel 2) streeft men ernaar om

minimaal 80% ondersteunende voedingsmiddelen te eten en maximaal 20% belastende

voedingsmiddelen. Dit komt voort uit het Pareto-principe (ook wel de 80/20-regel genoemd) van

Italiaans wiskundig en econoom Vilfredo Pareto (27). Met een relatief kleine inspanning, de 20%, kun

je al 80% van het beoogde resultaat behalen. Vanuit de orthomoleculaire visie volgens de kPNI zijn er

meerdere redenen te noemen waarom de voedingsmiddelen aan de rechterkant als belastend

worden gezien. Een toelichting hierop volgt hieronder.

Granen

Een van de redenen dat granen als een belasting worden gezien is dat veel granen gliadine bevatten,

een onderdeel van gluten, wat ervoor kan zorgen dat de darmcellen zonuline vrijmaken. Zonuline is

(10)

van de darm en bereiken gifstoffen, microben, onverteerd voedsel en antilichamen de bloedbaan. Dit

zorgt ervoor dat het immuunsysteem geactiveerd wordt, wat ontstekingen en auto-

immuunaandoeningen tot gevolg kan hebben. Ook lectinen in granen zorgen voor

hyperpermeabiliteit van de darm. Een andere reden waarom granen als belastend worden gezien, is

dat granen fytinezuur bevatten. Fytinezuur belemmert de mineraalopname in de darmen.

Koolhydraten, die ook in granen voorkomen, kunnen daarbij een negatief effect hebben op de

glucosehuishouding (28).

Zuivel

Zuivel wordt onder andere als een belasting gezien vanwege de groeihormonen die het bevat. Deze

hormonen zijn nodig om het kalf te laten groeien. Ook bevat zuivel lactose, een disacharide die veel

mensen van de wereldbevolking niet in hun lichaam af kunnen breken omdat ze de capaciteit tot het

maken van het enzym lactase missen. Dit geldt ook voor het koemelkeiwit caseïne. Gesteld wordt dat

veel mensen niet in staat zijn om dit eiwit af te breken. De koolhydraten uit zuivelproducten kunnen

daarbij tevens een negatief effect hebben op de glucosehuishouding (28).

Peulvruchten

Er zijn een aantal redenen waarom peulvruchten als belastend worden gezien. Peulvruchten

bevatten net als granen lectinen, welke zorgen voor hyperpermeabiliteit van de darm. Daarnaast

bevatten peulvruchten saponinen. Deze zorgen er tevens voor dat de darm hyperpermeabel wordt.

Ook bevatten peulvruchten fytinezuur, wat de mineraalopname in de darmen benadeelt (28).

Industrieel bereid voedsel

Onder industrieel bereid voedsel worden alle voedingsmiddelen verstaan die bereid worden door de

voedselindustrie. Dit zijn bijvoorbeeld kant-en-klaar maaltijden en niet-natuurlijke geur-, kleur- en

smaakstoffen. Ons lichaam is volgens de visie van de kPNI niet gewend aan deze voor het lichaam

onbekende toevoegingen en is niet ingesteld op bijvoorbeeld de grote hoeveelheden zout en suiker

in deze voedingsmiddelen. Daarom wordt het gebruik van industrieel bereid voedsel als een

belasting gezien (28).

Nachtschades

Nachtschade is een geslacht van planten uit de nachtschadefamilie. Planten van de

nachtschadefamilie bevatten net als peulvruchten saponinen, welke zorgen voor hyperpermeabiliteit

van de darm. Deze stoffen zijn meer aanwezig in niet-rijp geplukte vruchten dan in rijp geplukte

vruchten. Ook bevatten aardappels de natuurlijke gifstof solanine, wat vanuit deze visie tevens een

reden is voor het plaatsen van nachtschades aan de belastende kant. Omdat rijp geplukte vruchten,

in tegenstelling tot niet-rijp geplukte vruchten een minimale belasting vormen voor het lichaam,

kunnen rijp geplukte vruchten vanuit deze visie prima geconsumeerd worden. Het is echter moeilijk

te achterhalen of de nachtschades die in de supermarkt liggen rijp of niet-rijp van de plant geplukt

worden. Om deze reden worden nachtschades afgeraden, tenzij men zeker weet dat de vrucht rijp

geplukt is. Aardappels worden echter altijd afgeraden (28).

Er worden vanuit de orthomoleculaire visie van de kPNI geen hoeveelheden geadviseerd. In plaats

daarvan eet of drinkt men vanuit deze visie wanneer men honger of dorst heeft en eet of drinkt men

tot men verzadigd is. De achterliggende gedachte is dat dit inherent is aan ons leven in de natuur

vroeger (oertijd). Er wordt vaak gesproken over het belang van intermittent living. Hieronder valt ook

intermittent fasting, een voedingspatroon waarbij met tussenpozen gevast wordt.

2.3 Basissuppletie

Hieronder volgt per nutriënt een toelichting op de onderbouwing voor de aanbeveling van de

verschillende supplementen binnen de orthomoleculaire visie volgens de kPNI. Deze onderbouwing

is afkomstig van Natura Foundation.

(11)

Vitamine C

De orthomoleculaire dosis volgens de kPNI ligt voor vitamine C tussen de 25 en 35 mg per kilogram

lichaamsgewicht. Wanneer er sprake is van ziekte of stress, wordt er meer vitamine C verbruikt door

het lichaam. Hierdoor wordt een hogere dosis van 1000 mg vitamine C per dag als minimum gezien.

Vitamine C speelt bij vrijwel alle ziektebeelden een rol. Een aantal belangrijke toepassingsgebieden

van vitamine C zijn: activering van het afweersysteem, herstel na ziekten, preventie van ziekten,

weefselopbouw, wondgenezing, stress, roken en alcoholgebruik, koorts, vrije radicaalpathologieën,

allergieën en astma (anti-histaminewerking), hart- en vaatziekten (algemeen), ontstekingen,

verkoudheid, detoxificatie en gewrichtsaandoeningen (artrose, reumatoïde artritis) (14).

Vitamine D

Net als volgens de Gezondheidsraad, wordt er binnen de orthomoleculaire visie volgens de kPNI

aangenomen dat er veelal sprake is van een vitamine D deficiëntie. Om deze vitamine D gehaltes

weer normaal te krijgen is het gezien vanuit deze visie noodzakelijk om gebruik te maken van hoge

doseringen die ver boven de ADH uit stijgen (29). Dit kan oplopen tot maximaal 75 mcg vitamine D

per dag. Een minimum van 10 mcg vitamine D per dag wordt gehanteerd (15).

Een laag vitamine D-gehalte in het lichaam kan leiden tot de volgende aandoeningen: rachitis,

osteomalacie, myopathie en osteoporose. Ook is er onderzoek gedaan naar verbanden van een laag

vitamine D gehalte op andere aandoeningen. Hieruit blijkt een verband met de volgende

aandoeningen: auto-immuunziekten (waaronder multiple sclerose, diabetes type 1, chronische

darmontsteking en systemisch Lupus erythematodes), hart- en vaatziekten, algehele mortaliteit en

psoriasis. Hier moet echter nog meer onderzoek naar gedaan worden (29).

EPA en DHA

Vanwege de ontstekingsremmende werking van EPA wordt er vanuit de orthomoleculaire visie

volgens de kPNI een onderhoudsdosis geadviseerd van 300-500 mg EPA + DHA per dag (30,31).

Vanuit het lesmateriaal van Natura Foundation loopt deze onderhoudsdosis zelfs op tot 1000 mg EPA

+ DHA per dag (15).

EPA wordt onder andere geadviseerd bij de volgende aandoeningen om het herstelproces te

bevorderen: cardiovasculaire aandoeningen (atherosclerose, hartinfarct, beroerte, cardiomyopathie,

coronaire hartziekten, hypertensie), huidaandoeningen (zoals psoriasis, neurodermatitis en atopisch

eczeem), reumatische aandoeningen (artrose, Bechterew, reumatoïde artritis), hartritmestoornissen,

allergieën, voedselallergieën, auto-immuunziekten, zoals multiple sclerose en reumatoïde artritis,

immuunversterking, menopauze, chronische aspecifieke respiratoire aandoeningen (astma,

bronchitis, etc.), diabetes type 2, mastalgie, chronische darmontstekingen (Crohn, colitis ulcerosa),

psychische aandoeningen (schizofrenie, depressie, bipolaire depressie, winterdepressie,

gedragsstoornissen bij kinderen, ADD, ADHD, autisme, dyslexie, dyspraxie) en slaapproblemen bij

kinderen (30).

Voor DHA worden de volgende toepassingsgebieden genoemd: lage inname DHA uit voeding,

zwangerschap en lactatie, baby- en peutertijd, zwangerschapsdiabetes, preventie postnatale

depressie, preventie en behandeling neurocognitieve stoornissen bij kinderen (ADD, ADHD, autisme,

dyslexie, dyspraxie), preventie en behandeling leeftijdsgerelateerde cognitieve achteruitgang,

neurodegeneratieve aandoeningen (beroerte, multiple sclerose, ziekte van Parkinson, ziekte van

Alzheimer), maculadegeneratie (preventie), psychiatrische aandoeningen (schizofrenie, depressie,

bipolaire depressie, winterdepressie), slaapproblemen bij kinderen, immuunversterking,

mondgezondheid en chronisch inflammatoire aandoeningen (hart- en vaatziekten, osteoartritis,

reumatoïde artritis, amyotrafische laterale sclerose) (31).

(12)

Magnesium

De werkelijke magnesiumbehoefte kan sterk variëren, afhankelijk van factoren als leeftijd, geslacht,

zwangerschap, beroep, sport, voedingsgewoonten, leefwijze en medicijnen. In ongunstige

omstandigheden kan de behoefte aan magnesium wel oplopen tot 600-700 mg per dag (17). Vanuit

het lesmateriaal van Natura Foundation wordt uitgegaan van een orthomoleculaire dosis van 500-

1000 mg per dag (15).

Toepassingsgebieden van magnesium die beschreven worden door Natura Foundation zijn:

verbetering sportprestaties, pre-eclampsie, cardiovasculair, mitralisklepprolaps, metabool syndroom,

diabetes type 2, lawaaidoofheid, migraine, perioperatief, longen, bot- en celweefsel en mentaal

functioneren (17).

(13)

3. Methode

3.1 Onderzoeksmethode

3.1.1 Literatuuronderzoek

De onderbouwing voor het gebruik van supplementen van vitamine C, vitamine D, magnesium, EPA

en DHA ter preventie van kanker en hart- en vaatziekten is onderzocht middels wetenschappelijk

literatuuronderzoek. Omdat elk bovengenoemd nutriënt in de zoekstrategie werd gecombineerd met

zowel kanker als hart- en vaatziekten, leidde dit tot acht sub-literatuuronderzoeken.

Voor dit literatuuronderzoek is er gekozen om de stappen te volgen van het Nordic Council of

Ministers – a guide for conducting Systematic Literature Reviews for the 5th edition of the Nordic

Nutrition Recommendations (32). Er is gekozen voor deze checklist omdat deze gebaseerd is op

andere handboeken en richtlijnen, waaronder Cochrane (33). De checklist die gebruikt is voor dit

literatuuronderzoek is speciaal ontworpen voor systematisch literatuuronderzoek met betrekking tot

de onderwerpen dieet, voeding en toxicologie.

3.1.2 Voedingsinname

Naast het literatuuronderzoek vond er een analyse van voedingsdagboekjes plaats onder cliënten

van Melioro die de basisprincipes van de stroming van de kPNI kenden en hier zoveel mogelijk naar

aten. Dit is onderzocht om antwoord te geven op de vraag wat de inname van deze doelgroep is van

de nutriënten vitamine C, vitamine D, magnesium, EPA en DHA.

Voor het invullen van de voedingsdagboekjes, werd de 3-daagse opschrijfmethode (prospectieve

techniek) gehanteerd (34). Hiervoor is een driedaags voedingsdagboek afgenomen van drie

gemiddelde dagen, welke de respondenten schriftelijk invulden. Wanneer de doordeweekse dagen

afweken van het weekend, werden twee doordeweekse dagen en één weekenddag opgenomen in

het voedingsdagboek. De respondenten legden de hoeveelheden vast in huishoudelijke maten en bij

de verwerking van de gegevens werden deze hoeveelheden omgezet in gewichten. In het onderzoek

is, naast de data uit de inname van voeding, ook de inname uit suppletie van vitamine C, vitamine D,

magnesium, EPA en DHA meegenomen. De voedingsdagboekjes zijn door middel van kwantitatief

onderzoek geanalyseerd aan de hand van de NEVO-tabel (2016). Hierbij is specifiek gekeken naar de

gemiddelde inname van bovengenoemde nutriënten. De hoeveelheden verkregen uit de

voedingsdagboekjes zijn vervolgens vergeleken met de reguliere ADH of AI en de orthomoleculaire

dosis volgens de kPNI. Ook is de gemiddelde voedingsinname vergeleken met de mediane

voedingsinname volgens de VCP.

Ook is er in dit onderzoek getoetst in hoeverre de 80/20 regel is toegepast door de respondenten.

Voor het berekenen van de 80/20 regel is uitgegaan van het percentage grammen uit

ondersteunende of belastende voedingsmiddelen ten opzichte van het totaal aantal grammen.

3.2 Literatuuronderzoek

3.2.1 In- en exclusiecriteria artikelen

De vijf meest belangrijke nutriënten binnen de orthomoleculaire visie zijn meegenomen in het

literatuuronderzoek. Het betreft de volgende nutriënten: vitamine C, vitamine D, magnesium, EPA en

DHA.

Binnen het literatuuronderzoek is specifiek gekeken naar de invloed van de eerder genoemde

nutriënten op de preventie van kanker en hart- en vaatziekten als directe uitkomstmaat. Er is niet

gekeken naar de invloed van deze nutriënten op risicofactoren of intermediairen voor deze ziekten

als indirecte uitkomstmaat.

(14)

Populatie

Voor dit onderzoek is uitgegaan van gezonde volwassenen. Er zijn vooraf een aantal doelgroepen

uitgesloten, namelijk:

Zwangere of lacterende vrouwen;

Mensen met ernstige gezondheidsproblemen zoals chronische ziekten;

Mensen met een geschiedenis van kanker en/of hart- en vaatziekten;

Mensen die jonger dan 18 jaar zijn.

Populaties met een hoog risico op kanker en hart- en vaatziekten zijn wel meegenomen in het

onderzoek, omdat er mogelijk een duidelijker effect aangetoond kan worden van het gebruik van de

suppletie op het ontstaan van kanker en hart- en vaatziekten. Populaties met de volgende

risicofactoren zijn meegenomen in dit onderzoek:

Mensen die roken;

Mensen met overgewicht;

Mensen met hypercholesterolemie;

Mensen met hypertensie.

Type studies

Er is voor dit literatuuronderzoek alleen gebruik gemaakt van RCT’s (randomized controlled trials). De

reden hiervoor is dat RCT’s een hoog level of evidence hebben. Er is geen gebruik gemaakt van meta-

analyses en systematische reviews. Door enkel te zoeken op RCT’s komen de bronnen die

meegenomen worden in de meta-analyses en systematische reviews ook naar voren.

Door middel van deze RCT’s is er specifiek gekeken naar een directe invloed van suppletie van deze

nutriënten op het ontstaan van kanker en hart- en vaatziekten. Er is specifiek gekeken naar de

invloed van suppletie op het ontstaan van deze ziekten, omdat suppletie een belangrijke plaats

inneemt binnen de orthomoleculaire visie volgens de kPNI. Daarbij spelen er meerdere factoren een

rol wanneer de invloed van de inname van nutriënten uit voeding op het ontstaan van ziekten

worden onderzocht, waardoor er minder goed een verband aangetoond kan worden. Er is in dit

onderzoek niet gekeken naar de hoeveelheid van deze nutriënten in het bloed in relatie tot het

ontstaan van kanker en hart- en vaatziekten. De reden voor het niet meenemen van deze nutriënten

in het bloed, waaronder bloedserum en bloedplasma, is dat er meerdere factoren meespelen die van

invloed zijn op de serum- en bloedplasmaconcentraties van de verschillende nutriënten. Zo kan

stress van invloed zijn en vinden er verschillende uitwisselingen plaats tussen bijvoorbeeld vitamines

en mineralen die effect hebben op de serumgehaltes in het bloed (35,36).

3.2.2 Zoekstrategie

Voor dit onderzoek is er door middel van de database PubMed gezocht naar de juiste

wetenschappelijke literatuur. In dit onderzoek zijn de volgende filters toegepast: studies bij mensen,

RCT’s en Engelstalige artikelen. Er is niet gefilterd op jaartallen of de functie om enkel ‘full-tekst’

artikelen te tonen. Hiermee is voorkomen dat bruikbare artikelen weg zouden vallen.

Zoektermen

Om tot de juiste wetenschappelijke literatuur te komen voor de onderbouwing voor het gebruik van

supplementen van vitamine C, vitamine D, magnesium, EPA en DHA is er gebruik gemaakt van een

vooraf vastgestelde zoekstrategie. De gebruikte zoektermen (tabel 3) zijn samengesteld aan de hand

van de populatie, de vooraf vastgestelde nutriënten en de vooraf vastgestelde ziekten (kanker en

hart- en vaatziekten). Voor het samenstellen van deze zoektermen werd ook gebruik gemaakt van

MesH-termen (Medical Subject Headings). MesH-termen vormen een hiërarchisch

(15)

bewust gekozen om de zoekacties breed te houden en zo min mogelijk te specificeren door middel

van andere zoektermen. Hiermee werd voorkomen dat bruikbare artikelen weg zouden vallen. In een

enkel geval werd er bij een zeer groot aantal hits (> 350 hits) gebruik gemaakt van de zoektermen

‘prevention’ en ‘risk’.

Tabel 3 Zoektermen

Populatie

Interventie

Uitkomst

Risico

Volwassenen

Vitamin C OR ascorbic acid [MesH]

Cancer

Prevention

Mannen

Vitamin D OR cholecalciferol

[MesH]

Cardiovascular

diseases [MesH]

Risk

Vrouwen

Magnesium [MesH]

Eicosapentaenoic acid [MesH] OR

docosahexaenoic acids [MesH]

De zoekgeschiedenis is bijgehouden in tabellen. Er zijn acht sub-literatuuronderzoeken uitgevoerd,

welke in acht tabellen zijn weergegeven. De zoekopdrachten en bijbehorende resultaten zijn

zichtbaar in de tabellen in bijlage 2.

3.2.3 Procedure van inclusie

Screenen op titel en abstract

Bij de eerste screeningsmethode is er door beide studenten individueel gekeken naar de titel en het

abstract van de artikelen. Wanneer uit de titel en de samenvatting niet duidelijk naar voren kwam of

het onderzoek wel of niet voldeed aan de inclusiecriteria werd het volledige artikel geraadpleegd.

Aan de hand van deze screening is een eerste selectie gemaakt.

Full-tekst artikelen

De bruikbare artikelen zijn vervolgens individueel door beide studenten beoordeeld op relevantie.

Wanneer beide studenten de studie includeerden, werd deze meegenomen in het onderzoek.

Wanneer een van de studenten de studie includeerde en de andere student dezelfde studie

excludeerde, werd er door middel van overleg alsnog een overeenstemming bereikt.

Beoordeling kwaliteit

De overgebleven artikelen werden beoordeeld op kwaliteit met behulp van de checklist van het

Nordic Council of Ministers (32). De checklist die hiervoor gebruikt werd, is te vinden in bijlage 3.

Voor het beoordelen van de kwaliteit werden de volgende onderwerpen in deze checklist

meegenomen: algemene onderzoeksvraag en onderzoeksopzet, deelnemers aan het onderzoek,

interventiemethode, uitkomst van het onderzoek en de algemene onderzoekskwaliteit.

3.3 Voedingsinname

3.3.1 Werving en in- en exclusiecriteria respondenten

In het ‘Basisboek Methoden en Technieken: handleiding voor het opzetten en uitvoeren van

kwantitatief onderzoek’, stellen Baarda en De Goede dat een absoluut minimum voor de grootte van

een steekproef 30 eenheden is. Wanneer men uitgaat van zowel mannen als vrouwen wordt dit

aantal vermenigvuldigd met twee. Daarom is voor het afnemen van de voedingsdagboekjes

uitgegaan van minimaal 60 respondenten van het klantbestand van Melioro (38).

Voor het werven van de respondenten werd gebruik gemaakt van het programma ActiveCampaign.

Dit is een programma dat ontwikkeld is voor marketing via de e-mail. Het klantenbestand van

Melioro werd door middel van dit programma per e-mail aangeschreven. In deze e-mail kregen zij

een oproep om mee te doen aan het onderzoek. Daarnaast is er een flyer gemaakt, welke uitgedeeld

(16)

bedrijf. Als dank voor hun deelname hebben de respondenten feedback gekregen op hun

persoonlijke voedingsdagboekjes volgens de orthomoleculaire principes van de kPNI.

Aan de respondenten werden de volgende eisen gesteld:

De respondent was in de laatste vijf jaar onder behandeling bij het bedrijf Melioro;

De respondent is volwassen;

De respondent heeft uitleg van de orthomoleculaire basisprincipes van de kPNI gekregen door de

behandelaars van Melioro;

De respondent past naar eigen zeggen deze kennis, voor zover als mogelijk, toe op zijn of haar

dagelijkse eetpatroon.

3.3.2 Statistiek voedingsinname

Door middel van beschrijvende statistiek is onder cliënten van Melioro de gemiddelde inname met

standaarddeviatie van de nutriënten bepaald. De gemiddelde inname van vitamine C, vitamine D,

magnesium, EPA en DHA van mensen die eten volgens de orthomoleculaire principes van de kPNI is

vergeleken met de ADH of AI en de dagelijkse orthomoleculaire dosis. Hiervoor werden de minimale

dosissen aangehouden (zie bijlage 1). De inname van de nutriënten werd getoetst door middel van

een One sample t-test in het programma SPSS. Wanneer de p-waarde kleiner was dan 0,05 werd dit

als statistisch significant beschouwd.

(17)

4. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek beschreven. In paragraaf 4.1 staan de

resultaten van het literatuuronderzoek. In paragraaf 4.2 worden de resultaten van het afnemen van

de voedingsdagboekjes onder cliënten van Melioro vermeld.

4.1 Literatuurstudie

Voor dit literatuuronderzoek zijn er 1.269 artikelen gescreend op titel en abstract. Van deze artikelen

zijn er 1.241 geëxcludeerd en 28 geïncludeerd. In figuur 1 staat weergegeven hoeveel artikelen er per

nutriënt en per chronische ziekte overbleven. Figuren 2-5 laten per nutriënt zien hoeveel artikelen er

geïncludeerd en geëxcludeerd zijn en wat de kwaliteit van de overgebleven artikelen is. Een

uitwerking van de geïncludeerde studies is te vinden in bijlage 4. De reden van exclusie van de

geëxcludeerde studies is te vinden in bijlage 5. In de resultaten hieronder worden de geïncludeerde

artikelen beschreven op volgorde van kwaliteit: sterk, matig, zwak.

Figuur 1 Totale selectieprocedure van de acht sub-literatuurstudies

4.1.1 Vitamine C

Het zoeken in de database naar het effect van suppletie van vitamine C op de preventie van kanker

en hart- en vaatziekten, leverde 10 bruikbare artikelen op. Voor het effect van vitamine C suppletie

op de preventie van kanker waren dit 7 artikelen, allemaal van matige kwaliteit. Voor de preventie

van hart- en vaatziekten waren dit 3 artikelen, waarvan 1 sterk en 2 matig. De artikelen die

meegenomen zijn in dit onderzoek betreffen allemaal data afkomstig van RCT’s. Een uitwerking van

de artikelen is hieronder te vinden (zie figuur 2).

(18)

Kanker

Matig

Twee studies die meegenomen zijn in dit literatuuronderzoek gebruikten data die afkomstig waren

van de SU.VI.MAX Study, een studie met een gemiddelde interventieduur van 7,5 jaar (39,40).

Tijdens de SU.VI.MAX Study was er één interventiegroep waarin Franse volwassenen dagelijks 120

mg vitamine C, 30 mg vitamine E, 6 mg bètacaroteen, 100 mcg selenium en 20 mg zink uit suppletie

kregen. De controlegroep kreeg een placebo. Een van de studies die meegenomen is in dit

literatuuronderzoek onderzocht het effect van deze supplementen op het ontstaan van huidkanker

(39). Dit onderzoek keek naar de totale incidentie van huidkanker, waaronder melanoom en niet-

melanoom. De gebruikte suppletie in de interventiegroep had geen significant effect op de

genoemde aandoeningen, in vergelijking met de controlegroep. Een andere studie uit dit

literatuuronderzoek die de resultaten van de SU.VI.MAX Study gebruikte, onderzocht het effect van

bovengenoemde antioxidanten op de totale incidentie van kanker (40). In deze studie werd een

significant verlagend effect aangetoond van de gebruikte suppletie op het ontstaan van kanker bij

mannen. Dit was niet het geval voor vrouwen. Ook werd er geen significant effect van de gebruikte

suppletie aangetoond voor mannen en vrouwen samen.

Twee studies die meegenomen zijn in dit literatuuronderzoek gebruikten data die afkomstig waren

van de Physicians’ Health Study II (41,42). De gemiddelde interventieduur van dit onderzoek was 10

jaar. Tijdens de Physicians’ Health Study II waren er vier interventiegroepen waarin mannelijke artsen

van 50 jaar of ouder om de dag een supplement met 0,01 mg (400 IU) vitamine E, dagelijks 500 mg

vitamine C, bètacaroteen of een multivitamine kregen. De controlegroep kreeg een placebo. Beide

studies die meegenomen zijn in dit literatuuronderzoek keken naar het effect van vitamine C en

vitamine E suppletie op het ontstaan van de totale incidentie van kanker, prostaatkanker,

colorectaalkanker, longkanker, blaaskanker en pancreaskanker. Beide onderzoeken toonden geen

significant verschil aan tussen de interventiegroep en de controlegroep in het effect van vitamine C

suppletie op het ontstaan van de verschillende vormen van kanker (41,42). Het onderzoek van Wang

et al. onderzocht naast bovengenoemde vormen van kanker, ook het effect van vitamine C suppletie

op het ontstaan van lymfeklierkanker, leukemie en huidkanker (41). Hier werd eveneens geen

significant verschil gevonden tussen de interventiegroep en de controlegroep op het ontstaan van

deze vormen van kanker.

Een studie onder vrouwen die meegenomen is in dit literatuuronderzoek gebruikte data die

afkomstig waren van de Women’s Health Study (43). Er was één interventiegroep en een

controlegroep die een placebo kreeg. De interventiegroep kreeg dagelijks 500 mg vitamine C, om de

dag 0,015 mg vitamine E (600 IU) en om de dag 50 mg bètacaroteen. In deze studie werd, gedurende

een gemiddelde interventieduur van 9 jaar, het effect van bovengenoemde suppletie op het ontstaan

van de totale incidentie van kanker, borstkanker, longkanker, colorectaal kanker, pancreaskanker,

baarmoederkanker, eierstokkanker en non-hodgkin kanker onderzocht. Er werd geen significant

effect gevonden van suppletie van vitamine C, vitamine E of bètacaroteen op het ontstaan van de

verschillende vormen van kanker tussen de interventiegroep en de controlegroep.

Twee studies die meegenomen zijn in dit literatuuronderzoek gebruikten data die afkomstig waren

van de Nutrition Intervention Trials in Linxian, China (44,45). De gemiddelde interventieduur van de

Nutrition Intervention Trials in Linxian, China was 5,25 jaar. In beide onderzoeken was er één

interventiegroep waarbij de interventie bestond uit 120 mg vitamine C en 30 mcg molybdeen. De

controlegroep kreeg een placebo. De studie van Wang et al. onderzocht het effect van de genoemde

suppletie op het ontstaan van slokdarmkanker en maagkanker (44). De gebruikte suppletie uit de

interventiegroep had geen significant effect op de incidentie van slokdarmkanker en maagkanker in

vergelijking met de controlegroep. De studie van Blot et al. onderzocht naast het effect van het

gebruik van bovengenoemde suppletie op het ontstaan van slokdarmkanker en maagkanker ook het

effect op het ontstaan van de totale incidentie van kanker (45). Daarbij werd in deze studie ook

(19)

gekeken naar de mortaliteit van de totale incidentie van kanker, slokdarmkanker en maagkanker. Er

werd in deze studie geen significant effect van de gebruikte suppletie gevonden tussen de

interventiegroep en de controlegroep op de incidentie en mortaliteit van slokdarmkanker en

maagkanker.

Samenvatting resultaten

Zes van de zeven studies die meegenomen zijn in dit literatuuronderzoek lieten geen significant

verlagend effect zien van vitamine C suppletie op het ontstaan van verschillende vormen van kanker.

De dosis van vitamine C suppletie die gebruikt werd in de interventiegroep varieert in de

verschillende onderzoeken van 120 mg tot 500 mg vitamine C. Eén studie die meegenomen is in dit

literatuuronderzoek liet wel een significant verlagend effect zien van suppletie van 120 mg vitamine

C in combinatie met 30 mg vitamine E, 6 mg bètacaroteen, 100 mcg selenium en 20 mg zink op het

ontstaan van de totale incidentie van kanker bij mannen gedurende een interventieperiode van

gemiddeld 7,5 jaar (40). Dit was niet het geval voor vrouwen.

Hart- en vaatziekten

Sterk

De studie van Zureik et al, welke tevens de data van de SU.VI.MAX Study gebruikte, onderzocht het

effect van suppletie van vitamine C op atherosclerose (46). Er werd geen significant effect

aangetoond van bovengenoemde antioxidant suppletie in de interventiegroep vergeleken met de

controlegroep op het ontstaan van plaques in de halsslagader (atherosclerose) gedurende een

gemiddelde interventieperiode van 7,5 jaar (46).

Matig

Eén studie die data van de SU.VI.MAX Study gebruikte, werd in dit literatuuronderzoek gebruikt om

het effect te onderzoeken van vitamine C suppletie op de totale incidentie van ischemische hart- en

vaatziekten (40). Zoals hierboven beschreven was er één interventiegroep die dagelijks 120 mg

vitamine C, 30 mg vitamine E, 6 mg bètacaroteen, 100 mcg selenium en 20 mg zink uit suppletie

kreeg. De controlegroep ontving een placebo. Er werd in deze studie geen significant effect

aangetoond van antioxidanten suppletie op het ontstaan van ischemische hart- en vaatziekten bij

mannen en vrouwen gedurende een interventieperiode van gemiddeld 7,5 jaar.

In de studie van Sesso et al. werd data gebruikt die afkomstig was van de Physicians’ Health Study II

(47). Er waren in deze studie vier interventiegroepen, welke bestonden uit om de dag een

supplement met 0,01 mg (400 IU) vitamine E, dagelijks 500 mg vitamine C, bètacaroteen of een

multivitamine. De controlegroep bestond uit een placebo. De studie die meegenomen werd in dit

literatuuronderzoek onderzocht het effect van vitamine op het ontstaan van verschillende

cardiovasculaire aandoeningen (totale incidentie van cardiovasculaire aandoeningen, hartinfarct,

beroerte, hartfalen en angina pectoris) onder mannelijke artsen van 50 jaar en ouder. Er werd in dit

onderzoek geen significant effect aangetoond van suppletie van vitamine C in de interventiegroep

vergeleken met de controlegroep op het ontstaan van bovengenoemde cardiovasculaire

aandoeningen gedurende een gemiddelde interventieperiode van 8 jaar.

Samenvatting resultaten

De dosis van vitamine C suppletie die gebruikt werd in de interventiegroep varieerde in de

verschillende onderzoeken van 120 mg tot 500 mg vitamine C. Geen van de gevonden studies liet

een significant effect zien van suppletie van vitamine C op het ontstaan van verschillende vormen

van hart- en vaatziekten.

(20)

4.1.2 Vitamine D

Het zoeken in de database naar het effect van suppletie van vitamine D op de preventie van kanker

en hart- en vaatziekten, leverde 15 bruikbare artikelen op. Voor de preventie van kanker waren dit 8

artikelen, waarvan 5 sterk, 2 matig en 1 zwak. Voor de preventie van hart- en vaatziekten waren dit 7

artikelen, allemaal van matige kwaliteit (zie figuur 3).

Figuur 3 Selectieprocedure vitamine D voor kanker en hart- en vaatziekten

Kanker

Sterk

Vijf studies die meegenomen zijn in dit literatuuronderzoek gebruikten data die afkomstig zijn van de

Women’s Health Initiative (48-52). Voor het onderzoek van de Women’s Health Initiative waren

postmenopauzale vrouwen geïncludeerd in de leeftijdscategorie 50-79 jaar. De deelnemers werden

gerandomiseerd in de interventiegroep die dagelijks 1000 mg calcium en 10 mcg vitamine D kreeg of

een controlegroep die een placebo kreeg. De interventieperiode bestond uit een gemiddelde periode

van 7 jaar. De studie van Wactawski-Wende et al. onderzocht het effect van calcium en vitamine D

suppletie op het ontstaan van invasieve colorectaal kanker en de totale incidentie van kanker (48). In

dit onderzoek werd geen significant verschil gevonden voor het gebruik van suppletie tussen de

interventiegroep en de controlegroep op het ontstaan van colorectaal kanker en de totale incidentie

van kanker. Brunner et al. onderzocht de invloed van bovengenoemde suppletie op de totale

incidentie van kanker (49). Er werd geen significant verschil gevonden voor het gebruik van suppletie

tussen de interventiegroep en de controlegroep op het ontstaan van de totale incidentie van kanker.

In de studie van Tang et al. werd het effect onderzocht van bovengenoemde suppletie op het

ontstaan van niet-melanoom huidkanker en melanomen (50). Voor beide vormen van kanker werd

geen significant verschil voor het gebruik van suppletie aangetoond tussen de interventiegroep en de

controlegroep. Chelebowki et al. onderzocht het effect van bovengenoemde suppletie op de

incidentie van borstkanker (51). Hier werd geen significant verschil voor gevonden tussen de

interventiegroep en de controlegroep. In het onderzoek van Bolland et al. werd het effect van deze

suppletie op de totale incidentie van kanker, borstkanker en colorectaal kanker onderzocht (52).

Vrouwen in de interventiegroep hadden in deze studie een significant verlaagd risico op de totale

incidentie van kanker en borstkanker vergeleken met de controlegroep. Er werd geen significant

verschil aangetoond voor het gebruik van de suppletie tussen de interventiegroep en de

controlegroep op het ontstaan van colorectaal kanker.

Matig

De studie van Cauley et al. gebruikte eveneens data afkomstig van de Women’s Health Initiative

studie (53). In deze studie is gekeken naar het effect van calcium en vitamine D op de totale

incidentie van kanker. Het onderzoek bestond uit een interventie van 1000 mg calcium en 10 mcg

vitamine D. De controlegroep kreeg een placebo. Er werd geen significant verschil aangetoond voor

het gebruik van de suppletie op de totale incidentie van kanker tussen de interventiegroep en de

controlegroep.

(21)

In de studie van Avenell et al. werd de incidentie van kanker en kankersterfte onderzocht onder

volwassenen met een minimale leeftijd van 70 jaar (85% daarvan was vrouw) (54). In dit onderzoek

werd gebruik gemaakt van drie interventiegroepen en een placebogroep. De interventie bestond uit

10 mcg vitamine D, 1000 mg calcium of zowel 10 mcg vitamine D als 1000 mcg calcium. De

controlegroep kreeg een placebo. De interventie duurde gemiddeld 2 jaar. Er werd in dit onderzoek

geen significant effect aangetoond van dagelijkse suppletie van vitamine D op de incidentie van

kanker en kankersterfte tussen de interventiegroep en de controlegroep.

Zwak

In een RCT van Lappe et al. is gekeken naar de incidentie van kanker onder gezonde vrouwen na de

menopauze (leeftijd >55 jaar) (55). Er waren twee interventiegroepen en een controlegroep. De

interventie bestond uit 1500 mg calcium of 1500 mg calcium en 25 mcg vitamine D. De controlegroep

kreeg een placebo. In dit onderzoek is een significant lagere incidentie van kanker aangetoond in de

interventiegroep die zowel calcium als vitamine D kreeg, ten opzichte van de placebogroep

gedurende een gemiddelde interventieperiode van 1 jaar.

Samenvatting resultaten

De dosis van vitamine D suppletie die gebruikt werd in de interventiegroep varieerde in de

verschillende onderzoeken van 10 mcg tot 25 mcg vitamine D. Zes van de acht RCT’s toonden geen

significant verschil aan van vitamine D suppletie op het ontstaan van verschillende vormen van

kanker. Twee studies toonden een significant risicoverlagend effect aan op de totale incidentie van

kanker en borstkanker onder vrouwen die respectievelijk 10 mcg en 25 mcg vitamine D suppletie

gebruikten gedurende een gemiddelde interventieperiode van respectievelijk 7 jaar en 1 jaar (52,55).

Hart- en vaatziekten

Matig

Een studie van Avenell et al, onderzocht de incidentie van mortaliteit door vasculaire ziekten onder

volwassenen (waarvan 85% vrouwen) met een minimale leeftijd van 70 jaar (54). In dit onderzoek is

het effect van drie interventiegroepen vergeleken met een controlegroep die een placebo kreeg. De

eerste groep kreeg 10 mcg vitamine D (400 IU) uit suppletie, de tweede groep kreeg 1000 mg calcium

uit suppletie en de derde groep kreeg zowel 10 mcg vitamine D (400 IU) als 1000 mg calcium uit

suppletie. Er werd in dit onderzoek geen significant verschil aangetoond van de gebruikte suppletie

tussen de interventiegroep en de controlegroep op het ontstaan van mortaliteit door vasculaire

ziekten gedurende een interventieperiode van gemiddeld 2 jaar.

Zes studies die meegenomen zijn in dit onderzoek gebruikten data die afkomstig waren van de

Women’s Health Initiative (53, 56-60). De gemiddelde interventieduur van dit onderzoek was 7 jaar.

Vrouwen na de menopauze in de leeftijd van 50 tot 79 jaar behoorden tot de doelgroep van dit

onderzoek. Zoals eerder beschreven kregen de deelnemers aan dit onderzoek in de interventiegroep

1000 mg calcium plus 10 mcg vitamine D of een placebo in de controlegroep.

In de eerste studie, Cauley et al, werd het effect van bovengenoemde interventie op het ontstaan

van coronaire vaatziekten onderzocht (53). Er werd geen significant verschil aangetoond voor de

gebruikte suppletie tussen de interventiegroep en de controlegroep.

De tweede studie van Manson et al. onderzocht het verschil tussen de interventiegroep en de

controlegroep op het ontstaan van atherosclerose (56). Dit onderzochten zij onder een subgroep van

de Women’s Health Initiative, namelijk onder vrouwen na de menopauze in de leeftijd van 50 tot 59

jaar waarbij de baarmoeder was verwijderd. De atherosclerose werd gemeten aan de hand van de

hoeveelheid calcium in de aderen. Deze hoeveelheden werden onderverdeeld in drie calciumscores:

0, ≥10 en ≥100. Er werd geen verschil gevonden tussen de interventie- en controlegroep in deze

calciumscores.

(22)

In het onderzoek van Blondon et al, de derde studie, werd het effect van de interventie op het

ontstaan van trombo-embolieën onderzocht (57). Er werd geen significant verschil in incidentie

gevonden voor de gebruikte suppletie tussen de interventiegroep en de controlegroep.

De vierde studie van Donneyong et al, tevens afkomstig van de Women’s Health Initiative studie,

onderzocht het effect van calcium- en vitamine D suppletie op het ontstaan van hartfalen (58). Er

werd geen significant verschil aangetoond voor de gebruikte suppletie tussen de interventiegroep en

de controlegroep op het ontstaan van hartfalen. Wel bleek uit de studie dat er voor de populatie met

een laag risico op hart- en vaatziekten (gezonde populatie) wel een significant beschermend effect

van het supplement gevonden werd voor het risico op hartfalen. Dit was niet het geval voor de

populatie met een hoger risico op hart- en vaatziekten (populatie met risicofactoren voor hart- en

vaatziekten inclusief: diabetes, hypertensie en coronaire hartziekten).

Het onderzoek van Hsia et al, de vijfde studie, onderzocht het effect van bovengenoemde suppletie

op het ontstaan van een myocardinfarct, mortaliteit als gevolg van coronaire hartziekten, incidentie

van angina pectoris en de incidentie van beroerte (59). Er werd geen significant verschil gevonden

voor de gebruikte suppletie tussen de interventiegroep en de controlegroep op het ontstaan van

deze aandoeningen.

De zesde studie, door Prentice et al, keek naar het ontstaan van coronaire hartziekten, totale

hartziekten en totale vasculaire ziekten als gevolg van suppletie met vitamine D en calcium (60). Er

werd in deze studie geen significant verschil aangetoond voor de gebruikte suppletie tussen de

interventiegroep en de controlegroep op de incidentie van coronaire hartziekten, totale hartziekten

en totale vasculaire ziekten.

Samenvatting resultaten

De dosis van vitamine D suppletie die gebruikt werd in de interventiegroepen van de verschillende

studies was 10 mcg vitamine D. Geen van de gevonden studies liet een significant effect zien van

vitamine D suppletie op het ontstaan van verschillende vormen van hart- en vaatziekten. Slechts één

onderzoek liet gedurende een interventieperiode van 7 jaar een significant verlagend effect zien van

suppletie van calcium en vitamine D op het ontstaan van hartfalen in een populatie met een laag

risico op hart- en vaatziekten (gezonde populatie) (58). Er moet nog verder onderzoek gedaan

worden om hier conclusies uit te kunnen trekken.

4.1.3 Magnesium

Het zoeken in de database naar het effect van suppletie van magnesium op de preventie van kanker

en hart- en vaatziekten, leverde geen bruikbare artikelen op (zie figuur 4). Er is gezocht binnen de

vooraf opgestelde in- en exclusiecriteria. Er moet nog verder onderzoek gedaan worden naar het

effect van suppletie van magnesium op het ontstaan van kanker en hart- en vaatziekten, alvorens

hier een uitspraak over gedaan kan worden.

(23)

4.1.4 EPA en DHA

Het zoeken in de database naar het effect van suppletie van EPA en DHA op de preventie van kanker

en hart- en vaatziekten, leverde 3 bruikbare artikelen op. Voor het effect van EPA en DHA suppletie

op de preventie van kanker werden geen resultaten gevonden. Voor de preventie van hart- en

vaatziekten waren dit 3 artikelen, allemaal van matige kwaliteit (zie figuur 5). Een uitwerking van de

artikelen is hieronder te vinden.

Figuur 5 Selectieprocedure EPA en DHA voor kanker en hart- en vaatziekten

Hart- en vaatziekten

Matig

Einvik et al. gebruikten data afkomstig van de DOIT studie, een onderzoek onder mannen met een

hoog cholesterolgehalte (≥6,45 mmol/l) in de leeftijdscategorie van 64-76 jaar om het effect te

bepalen van omega-3 op het ontstaan van cardiovasculaire aandoeningen (61). Voor dit onderzoek

werden er drie interventiegroepen vergeleken met een controlegroep. Twee van deze

interventiegroepen kregen dagelijks 2,4 gram omega-3 (49% EPA en 35% DHA), waarvan de ene

groep wel dieetbegeleiding kreeg en de andere groep geen dieetbegeleiding. De derde

interventiegroep kreeg wel dieetbegeleiding, maar geen omega-3. In plaats daarvan kregen zij een

placebo. De controlegroep bestond uit een placebo zonder dieetbegeleiding. De interventie bestond

uit een gemiddelde periode van 3 jaar. Er werd in dit onderzoek geen significant effect aangetoond

van omega-3 suppletie op het ontstaan van cardiovasculaire aandoeningen.

Twee studies die meegenomen zijn in dit literatuuronderzoek gebruikten data die afkomstig zijn van

de JELIS-studie (62,63). Deze studie bestond uit twee interventiegroepen en twee controlegroepen.

Volwassenen met een cholesterolgehalte van ≥6,5 mmol/l (mannen in de leeftijd van 40-75 jaar en

vrouwen na de menopauze tot 75 jaar) kregen in de interventiegroep 10 mg pravastatine of 5 mg

simvastatine plus 1,8 gram EPA per dag. De deelnemers in de controlegroep kregen 10 mg

pravastatine of 5 mg simvastatine (zonder EPA-supplement). In de eerste studie werd het effect

onderzocht van bovengenoemde interventie op het ontstaan van een beroerte onder een populatie

zonder voorgeschiedenis van een beroerte (62). Er werd in deze studie geen significant verschil

aangetoond voor de gebruikte suppletie tussen de interventiegroep en de controlegroep op het

ontstaan van een beroerte. In de tweede studie werd het effect onderzocht van bovengenoemde

interventie op het ontstaan van de totale incidentie van coronaire aandoeningen, niet-fataal

hartinfarct en instabiele angina pectoris (63). Er werd geen significant verschil aangetoond tussen de

controlegroep en de interventiegroep voor de gebruikte suppletie met betrekking tot

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tussen juni 2008 en juni 2009 hebben de Delftse verloskundigen bij alle zwangeren die bij hun in zorg waren vitamine D spiegels bepaald en bij gebleken tekort (< 50

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Indien niet het gesmolten magnesiumchloride wordt gebruikt bij de elektrolyse, maar de magnesiumchloride-oplossing, dan ontstaat bij de elektrolyse aan de negatieve elektrode

Voor 10,00 mL appelsap zonder extra toevoegde vitamine C is 0,30 mL DCPIP oplossing nodig. Voor 10,00 mL appelsap mét extra toegevoegde vitamine C, blijkt 32,10 mL DCPIP

Ter voorbereiding op uw nazorg, vindt U hier informatie over de gang van zaken rondom het gebruik van vitamine C bij een polsbreuk.. Daarnaast zetten we een aantal praktische zaken

Pas bij de tweede bruistablet verlaat (vrijwel) alle CO 2

Deze formule komt al meer in de buurt, maar gaat wel tussen alle andere meetpunten door en beschrijft dus nog steeds niet heel goed het verloop van de concentratie van de vitamine

- Quickscan re-integratie: “We hebben geen empirische onderzoeken gevonden van effectieve aanpakken voor het creëren van werk voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.”.