• No results found

De invloed van de diglossie-situatie tussen het Fuṣḥā en dārija op het proces van democratisering in Marokko

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de diglossie-situatie tussen het Fuṣḥā en dārija op het proces van democratisering in Marokko"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van de diglossie-situatie tussen het Fuṣḥā en dārija op

het proces van democratisering in Marokko

Naam: Robert Veldhoen Studentnummer: 11361751

Universiteit: Universiteit van Amsterdam Opleiding: Midden-Oosten Studies/Arabisch Begeleider: mw. dr. E.W.A. (Liesbeth) Zack Tweede beoordelaar: mw. dr. C.J. (Caroline) Roset Datum: 9 juli 2018

(2)

2

English Abstract

Morocco has a complex language situation due to the coexistence of Modern Standard Arabic (MSA), dārija (the Moroccan dialect), Tamazight, French and Spanish. Dārija is the mother tongue of the majority of Moroccans (90%). MSA is used as a formal language although it is not an mother tongue. Unlike the MSA, Moroccan Arabic has no official status, is not codified, has no literary tradition and has a low socio-economic status. This situation of diglossia between the MSA and dārija means that those with little or no knowledge of the MSA are limited, inter alia, in access to public information and on the job market. In addition, children do not have access to (written) education in their native language. Miller (2017) describes how a part of Moroccan society links a possible official position of the dārija with better access to education, the political debate and equal opportunities for prosperity. In other words, according to Miller an official status of dārija is considered by this group as a

condition for democracy.1

This paper examines whether there is a connection between the increase of the use of dārija in the public space in the last decade and Morocco's process of democratization. Dārija is increasingly being used both in written form, for example in advertisements and newspapers, as well as in the spoken form, especially on television and radio. In addition, the rise of the internet and social media has given an impulse to the use of dārija.

The main question that is examined in this thesis is: Does the situation of diglossia between the MSA and dārija influence the process of democratization? The relationship between the diglossia situation and the democratization process is examined from two perspectives. First, from the pursuit of an official position of the dārija or the use of dārija for democratic purposes, and secondly from steadfastly adhering to and strengthening the position of the MSA.

The desire for an official position of the dārija and the use of dārija for democratic purposes is examined on the basis of five critical Arabic digital media and on forums and social media related to the February 20 movement. With regard to the motives and implementation of Morocco's language policy, statements made by the state are studied; including the constitution and the government program. Newspaper articles and a discussion were also

1 Catherine Miller, “Contemporary Dārija Writings in Morocco: Ideology and Practices,” in The Politics of

Written Language in the Arab World: Writing Change, samengesteld door Jacob Høigilt en Gunvor Mejdell

(3)

3

analyzed in which intellectuals defend this language policy. In addition, Arabic source material is used to investigate Morocco's democratization process.

From the reviewed sources can be concluded that only from the perspective of Morocco's language policy that there is a connection between the situation of diglossia and

(4)

4

Inhoudsopgave

Inleiding ... 5

Hoofdstuk 1: De gevolgen van diglossie voor de Marokkaanse samenleving ... 10

1.1: Marokko’s politiek van arabisering ... 10

1.2: Het onderscheid tussen taal en dialect ... 12

1.3: De gevolgen van de niet-officiële status van het Dārija ... 14

Hoofdstuk 2: Het proces van democratisering in Marokko ... 17

2.1: Van de ‘jaren van lood’ naar hervormingen ... 17

2.2: Marokko tijdens de Arabische Lente ... 18

2.3: Het effect van de protesten ... 22

Hoofdstuk 3: Het verband tussen het dārija en democratisering ... 27

3.1: De opkomst van het dārija in de publieke ruimte ... 27

3.2: De media... 31

3.3: De 20 februari-beweging op het internet en sociale media ... 45

Hoofdstuk 4: De taalpolitiek van Marokko ... 52

Conclusie ... 59

(5)

5

Inleiding

Marokko heeft een ingewikkelde taalsituatie met het naast elkaar bestaan van het Frans, Spaans, Tamazight, Fuṣḥā (Modern Standaard Arabisch) en het dārija (Marokkaans

Arabisch). De aanwezigheid van het Frans en Spaans (in Noord-Marokko) is het gevolg van Marokko’s verleden als protectoraat van Frankrijk en Spanje (1912-1956). Het Frans heeft als taal van de administratie, het hoger onderwijs en de handel een belangrijke positie binnen de Marokkaanse samenleving, maar is geen officiële taal. Het Tamazight is de taal van de Imazighen en wordt door ongeveer 40% van de Marokkaanse bevolking gesproken.2 Het Tamazight bestaat uit drie dialecten, het Tarifit uit Noord-Marokko, het Tamazight van de Midden-Atlas en het Zuid-Marokkaanse Tashelhit. Na aanhoudende protesten3 voor de erkenning van de Amazigh cultuur werd in 2011 het Tamazight4 gecodificeerd en een

officiële taal.5

De status van het Modern Standaard Arabisch (MSA) als Marokko’s belangrijkste officiële taal bleef echter onbetwist. Het MSA heeft religieus prestige doordat het is voortgekomen uit de taal van de Koran, het klassiek Arabisch. Daarnaast functioneert het MSA in de gehele Arabische wereld als officiële taal en staat daarom symbool voor Arabische eenheid. Het MSA wordt in Marokko onder meer gebruikt in het onderwijs, de politiek, de administratie, literatuur en media, het is echter geen moedertaal.6 Het dārija is de moedertaal van de meeste Marokkanen (ongeveer 72%) en wordt gesproken door zo’n 90%7 van de bevolking.8 Het Marokkaans Arabisch heeft echter geen officiële status, is niet gecodificeerd, kent geen literaire traditie en heeft een lage sociaaleconomische status.9

Deze verhouding tussen het MSA en dārija in Marokko wordt aangeduid als diglossie. Charles A. Ferguson (1959) beschrijft dit verschijnsel als: “A relatively stable language situation in which, in addition to the primary dialects of the language (which may include a standard or regional standards), there is a very divergent, highly codified (often grammatically

2 De Imazighen, ook wel bekend als Berbers, waren al ruim voor de komst van de islam aanwezig in Marokko. 3 Deze protesten vonden plaats in het kader van de Arabische Lente.

4 Voor de geschreven vorm van het Tamazight wordt het Tifinagh alfabet gebruikt.

5 Abderrahman Zouhir, “Language Situation and Conflict in Morocco,” in Selected Proceedings of the 43rd

Annual Conference on African Linguistics, samengesteld door Olanike Ola Orie en Karen W. Sanders

(Somerville: Cascadilla Proceedings Project, 2013), 271-274.

6 Karel Tomaštík, “Language Policy in the Kingdom of Morocco: Arabic, Tamazight and French in Interaction,”

The Annual of Language & Politics and Politics of Identity vol. IV (2010): 4,5.

7 De meeste Marokkanen met als moedertaal het Tamazight beheersen ook het dārija.

8 Catherine Miller, “Contemporary Dārija Writings in Morocco: Ideology and Practices,” in The Politics of

Written Language in the Arab World: Writing Change, samengesteld door Jacob Høigilt en Gunvor Mejdell

(Leiden/Boston: Brill, 2017), 90.

(6)

6

more complex) superposed variety, the vehicle of a large and respected body of written literature, either of an earlier period or in another speech community, which is learned largely by formal education and is used for most written and formal spoken purposes but is not used by any sector of the community for ordinary conversation.”10 Marokko’s situatie van diglossie

heeft als gevolg dat degenen met geen of onvoldoende kennis van de ‘highly codified superposed variety’ (het MSA) onder andere worden beperkt in de toegang tot publieke informatie en op de banenmarkt. Daarnaast hebben kinderen geen toegang tot (geschreven) onderwijs in hun moedertaal.11

Volgens Brock-Utne (2015) bevordert het officiële gebruik van een moedertaal in zowel gesproken als geschreven vorm de algemene ontwikkeling en de mate van democratie.12 De meest gangbare definitie van democratie is: “A political regime in which citizens enjoy an array of civil, political, and social/economic rights that are institutionalized, and citizens

participate through the formal political process, civil society, and social movements.”13

Miller (2017) beschrijft hoe een deel van de Marokkaanse samenleving een mogelijke

officiële positie van het dārija in verband brengt met een betere toegang tot het onderwijs, het politieke debat en gelijke kansen op welvaart.14 Oftewel volgens Miller beschouwen zij een

officiële status van het dārija als voorwaarde voor democratie.15 Hoogland (2013) beschrijft hoe in het laatste decennium er een toename in het gebruik van dārija in de publieke ruimte heeft plaatsgevonden. Dit gebeurde zowel in geschreven vorm, bijvoorbeeld in reclames en kranten, als in de gesproken vorm, vooral op televisie en radio. Daarnaast heeft de komst van het internet en sociale media ervoor gezorgd dat het dārija in toenemende mate door de bevolking wordt geschreven.16 In deze paper wordt onderzocht of er een verband is tussen deze toename van het (geschreven) dārija in de publieke ruimte en Marokko’s proces van democratisering.

10 Charles A. Ferguson, “Diglossia,” WORD vol.15, nr.2 (1959): 336. 11 Zouhir, “Language Situation and Conflict in Morocco,” 272,273.

12 Birgit Brock-Utne, “Language, Literacy, Power and Democracy in Africa,” Education and Society vol.33, nr.2

(2015): 20.

13 Valentina Moghadam, “What is Democracy? Promises and Perils of the Arab Spring,” Current Sociology

vol.61, nr.4 (2013): 394.

14 Miller spreekt van een minderheid maar benadrukt dat de grote en het bereik van deze groep moeilijk is in te

schatten. Voorbeelden van intellectuelen die tot deze groep behoren zijn Nūr al-Dīn ʿAyūš en Aḥmad bin Šamsī. Zij worden in hoofdstuk 3 van deze scriptie besproken.

15 Miller, “Contemporary Dārija Writings,” 96,97,102.

16 Jan Hoogland, “L’Arabe Marocain, Langue Écrite,” in Évolution des Pratiques et Représentations

Langagières dans le Maroc du XXIe Siècle-Volume 1, bewerkt door Montserrat Benìtez Fernández et al. (Parijs:

(7)

7 Status quaestionis

Met betrekking tot het verband tussen de taalsituatie en mate van democratisering in Marokko zijn diverse studies relevant. In Multilingualism, Cultural Identity, and Education in Morocco (2010) verdiept Moha Ennaji zich in de verschillen in functie, status en prestige tussen de aanwezige talen in Marokko. Deze studie geeft onder meer inzicht in de oorsprong en gevolgen (voor de machtsverhoudingen) van Marokko’s taalpolitiek waarin onderscheid gemaakt wordt tussen het MSA als officiële taal en het dārija als niet-officieel dialect.

Daarnaast is de studie van Ennaji waardevol omdat het de effecten van het niet gebruiken van gecodificeerde moedertalen in het onderwijs op de samenleving beschrijft.17 In “Debating Darija: Language Ideology and the Written Representation of Moroccan Arabic in Morocco” (2015) heeft Jennifer Lee Hall de opkomst van het dārija als geschreven taal en de redenen hiervoor onderzocht. Op basis van geanalyseerde edities van het tijdschrift Nīšān (2006-2010), waarin dārija voorkwam, geeft Hall inzicht in de functies van het dārija om een groter publiek te bereiken, taboes te doorbreken, het democratische debat te stimuleren en de lezers persoonlijk te benaderen. Daarnaast is in deze studie duidelijk geworden hoe de staat dit gebruik van dārija interpreteert, het wordt bijvoorbeeld in verband gebracht met

secularisme.18

Adil Moustaoui Srhir (2016) heeft de functies van de moedertalen dārija en Tamazight tijdens de protesten in 2011 onder leiding van de 20 februari-beweging onderzocht. Hij benadrukt hoe het gebruik van deze moedertalen het mobiliseren van demonstranten heeft bevorderd en het uiten van onvrede directer en persoonlijker heeft gemaakt. Hiermee is in deze studie de waarde van moedertalen in de strijd voor democratisering duidelijk geworden.19 In deze moedertalen wordt vooral geschreven op het internet en sociale media. Zaid (2016) benadrukt hoe het gebruik van internet en sociale media een essentiële rol speelt in Marokko’s proces van democratisering. Zijn studie beschrijft hoe hiermee de beperkingen in de vrijheid van meningsuiting grotendeels kunnen worden omzeild. Daarnaast bevordert het de toegang tot alternatieve informatie en de deelname aan het publieke debat.20

17 Moha Ennaji, Multilingualism, Cultural Identity, and Education in Morocco (New York: Springer Science,

2010), 1, 69,70, 210-217.

18 Jennifer Lee Hall, “Debating Darija: Language Ideology and the Written Representation of Moroccan Arabic

in Morocco” (Proefschrift, Universiteit van Michigan, 2015), 51, 234-241, 267-270.

19 Adil Moustaoui Srhir, “New Linguistic Practices of the February 20 Movement in Morocco: Toward a New

Model of Language Policy,” Nordic Journal of African Studies vol.25, nr.1 (2016): 78,80,84,85,88.

20 Bouziane Zaid, “Internet and Democracy in Morocco: A Force for Change and an Instrument for Repression,”

(8)

8

Met betrekking tot Marokko’s proces van democratisering is vooral “Morocco: The Promise of Democracy and the Reality of Authoritarianism” (2016) van Francesco Cavatorta relevant. Cavatorta geeft inzicht in de aanzienlijke rol van de monarchie in het politieke systeem en de factoren die bijdragen aan de instandhouding van dit systeem, zoals de religieuze legitimiteit van het koningshuis en de rol van het Westen.21Daarnaast geeft Democratization van Christian W. Haerpfer et al. (2009) een overzicht van het proces van democratisering in het algemeen, zoals de factoren die invloed hebben op dit proces. Ook bevat deze studie een hoofdstuk over democratisering in de Arabische wereld.22

Arabische bronnen

Het voor deze scriptie gebruikte Arabische bronmateriaal voegt toe dat het inzicht geeft in het streven naar een officiële positie van het dārija, het gebruik van dārija bij het verlangen naar democratisering en in de taalpolitiek van de Marokkaanse staat. Het verlangen naar een officiële positie van het dārija en het gebruik hiervan bij het streven naar democratisering, worden geanalyseerd op basis kritische digitale media. Daarnaast worden forums en sociale media gerelateerd aan de 20 februari-beweging geanalyseerd. Met betrekking tot de motieven en uitvoering van Marokko’s taalpolitiek worden uitlatingen afkomstig van de staat

bestudeerd; onder andere de grondwet, het regeringsprogramma en websites van ministeries, bijvoorbeeld die van het Wizārat al-Ṯaqāfa wa-l-Itiṣāl (Ministerie van Cultuur en

Communicatie). Ook zijn krantenartikelen en een discussie geanalyseerd waarin intellectuelen deze taalpolitiek verdedigen. Bovendien wordt bij het onderzoeken van Marokko’s

democratiseringsproces gebruik gemaakt van Arabisch bronmateriaal. Bijvoorbeeld een toespraak van koning Mohammed VI in 2011 waarin hij constitutionele hervormingen

aankondigt, de hernieuwde grondwet van 2011, een mensenrechtenrapport en krantenartikelen die de protesten in de Rif (vanaf 2016) beschrijven.

Daarnaast heeft Ikrām ʿAdaninī zich in “Musalsal aiṣlāḥ bi-Maġrib: Rabīʿ ʿArabī qabla l-awān.” (2016) verdiept in de effecten van de doorgevoerde constitutionele hervormingen.23

21 Francesco Cavatorta, “Morocco: The Promise of Democracy and the Reality of Authoritarianism,” The

International Spectator vol.51, nr.1 (2016): 86-90, 95,96.

22 Christian W. Haerpfer et al., Democratization (Oxford: Oxford University Press, 2009), 10,249,321.

(9)

9 Inhoud scriptie

Op basis van het beschreven bronmateriaal wordt in deze scriptie de volgende hoofdvraag onderzocht: Beïnvloedt de diglossiesituatie tussen het MSA en het dārija Marokko’s proces van democratisering? Deze scriptie voegt toe aan bestaand onderzoek over het verband tussen de taalsituatie en democratisering in Marokko dat het zich beperkt tot de situatie van diglossie tussen het MSA en dārija. Hiermee is de relatie van het Tamazight en het Frans met

democratisering geen onderdeel van de scriptie. Daarnaast wordt het verband tussen deze diglossiesituatie en het democratiseringsproces onderzocht vanuit twee perspectieven.

Namelijk vanuit het streven naar een officiële positie van het dārija of het gebruik van dārija voor democratische doeleinden, en vanuit het standvastig vasthouden aan en versterken van de positie van het MSA. Omdat deze scriptie taalkundig is, wordt er gebruik gemaakt van de transcriptie van de Encyclopedia of Arabic Language and Linguistics (EALL).

Werkplan

Het eerste hoofdstuk verdiept zich in de oorsprong van Marokko’s taalpolitiek van arabisering en de gevolgen hiervan voor de Marokkaanse samenleving. Het tweede hoofdstuk onderzoekt in hoeverre Marokko gedemocratiseerd is en welke factoren invloed hebben op dit proces. Het derde hoofdstuk analyseert het streven naar een officiële positie van het dārija en het gebruik van het dārija in de strijd voor democratisering. Het vierde hoofdstuk onderzoekt de motieven voor Marokko’s taalpolitiek en de uitvoering hiervan.

(10)

10

Hoofdstuk 1: De gevolgen van diglossie voor de Marokkaanse samenleving

Na de onafhankelijkheid van Marokko in 1956 werd gestart met een politiek van arabisering waarbij het MSA de functies van het Frans moest overnemen. De eerste paragraaf schetst de oorsprong van deze politiek. De tweede paragraaf beschrijft de motieven van de staat om hierbij het MSA boven het dārija te verkiezen en zet het onderscheid tussen taal en dialect uiteen. De derde paragraaf verdiept zich in de effecten van de politiek van arabisering op de Marokkaanse samenleving.

1.1: Marokko’s politiek van arabisering

Nadat sultan ʿAbd al-Ḥafīḏ ̣ (1876-1937) het Verdrag van Fez (1912) ondertekende, werd Marokko een protectoraat van Frankrijk en kwam het noorden onder Spaanse controle. Vooral de invloed van de Fransen was merkbaar. Zo werd Frans de officiële taal, gingen de

belastingen omhoog, en werd de vrijheid voor politieke activiteit beperkt. De onvrede die dit in de samenleving veroorzaakte, probeerden de Fransen te beperken door het creëren van verdeeldheid tussen Arabieren en Berbers. De Fransen hadden de overtuiging dat deze groepen essentieel van elkaar verschilden, bijvoorbeeld in de mate van religieuze toewijding, beschaafdheid en aantrekkingskracht tot democratie. In 1930 vaardigden de Fransen daarom het Berber ḏ̣ahīr (decreet) uit, waarin de rechtspraak van Berbers voortaan gebaseerd zou zijn op lokale regels en gewoontes in plaats van de šarīʿa (islamitische wetgeving). Dit

veroorzaakte protesten onder vooral jonge, stedelijke Arabieren, die het ḏ̣ahīr interpreteerden als een poging om Marokko’s eenheid, die gebaseerd is op de islam, te ondermijnen. In reactie op aanhoudende protesten kondigde de sultan aan dat Berberstammen zelf mochten bepalen of zij wel of niet de šarīʿa uitvoerden. Later mislukte ook een tweede poging van de Fransen om het ḏ̣ahīr uit te voeren.24

Naast de islam beschouwden nationalisten het Standaard Arabisch als symbool op basis waarvan de Marokkaanse bevolking verenigd moest worden tegen de Franse invloed.25 De

Fransen probeerden hierop de invloed van het Arabisch te verkleinen. Volgens Hoffman (2008) werd hierin geen onderscheid gemaakt tussen het Standaard Arabisch en het

Marokkaans-Arabisch.26 Redouane (2016) beschrijft daarentegen dat de Fransen het gebruik

van Berber en Arabische dialecten aanmoedigden in de strijd tegen het Standaard Arabisch.

24 Susan Gilson Miller, A History of Modern Morocco (New York: Cambridge University Press, 2013),

78,79,120-129.

25 Dit komt door het islamitische/pan-Arabische karakter van het Standaard Arabisch, genoemd in de inleiding. 26 Katherine E. Hoffman, “Purity and Contamination: Language Ideologies in French Colonial Native Policy in

(11)

11

Zij wijst erop dat in Berberregio’s het Berber naast het Frans werd ingevoerd als taal van instructie in het onderwijs, en Koranscholen in deze regio’s werden gesloten. Redouane vermeldt echter geen actieve verspreiding van het dārija in het onderwijs.27

Na de verzwakking en verdeling van Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog veranderde de onvrede over de Franse aanwezigheid in Marokko in een expliciet verlangen naar

onafhankelijkheid.28 De onafhankelijkheidsstrijd stond onder leiding van de in 1943 opgerichte Ḥizb al-Istiqlāl (Partij van de Onafhankelijkheid). De partij beschouwde sultan Mohammad V als symbool van eenheid in de Arabisch/islamitische gekarakteriseerde strijd voor onafhankelijkheid. Mohammed V was namelijk een šarīf (afstammeling van de Profeet Mohammed) en zou daarmee beschikken over baraka (religieus, spiritueel charisma) en buitengewone capaciteiten. De sultan zag in de samenwerking met Ḥizb al-Istiqlāl de mogelijkheid om na de onafhankelijkheid een machtspositie te verkrijgen.29 Mohammed V was daarom niet langer gehoorzaam aan het Frans bestuur en werd in ballingschap naar Madagaskar gestuurd. Dit besluit leidde tot gewelddadige confrontaties tussen de

onafhankelijkheidsbeweging en de Fransen. Doordat ook in Tunesië en Algerije gewapend verzet plaatsvond tegen het Franse bestuur wilden de Fransen de situatie in Marokko niet verder laten escaleren. Mohammed V keerde in 1955 terug uit ballingschap en op 2 maart 1956 werd Marokko onafhankelijk.30

Na de onafhankelijkheid ontstond er een machtsstrijd tussen de Istiqlāl Partij en sultan Mohammed V. De sultan had als doel om Marokko te transformeren naar een constitutionele monarchie met daarin een machtspositie voor hemzelf. De Istiqlāl Partij streefde naar een één- partij staat met een symbolische rol voor de sultan. Mohammed V won uiteindelijk deze machtsstrijd en veranderde zijn titel van sultan naar koning. De positie van Mohammed V was zo sterk door zijn religieuze legitimiteit, zijn status als symbool van de onafhankelijkheid, de verdeeldheid binnen de Istiqlāl Partij en het ontbreken van charismatische leider bij deze partij. Na de dood van Mohammed V in 1961 werd hij opgevolgd door zijn zoon Hassan II (1929-1999). Hassan II legde in Marokko’s eerste grondwet (1962) de macht van de koning

27 Rabia Redouane, “Linguistic Diversity or Linguistic Rivalry in Morocco? Realities and Perspectives,”

International Journal of Education and Human Developments vol.2, nr.1 (2016): 19.

28 Dit werd veroorzaakt door de installatie van het Vichy regime (1940), een bondgenoot van Nazi-Duitsland. 29 Karim Mezran, “Negotiating National Identity: The Case of the Arab States of North Africa” (Proefschrift,

John Hopkins University van Baltimore, 2002), 45,49,68.

(12)

12

over alle belangrijke instituties vast, ook werd er een meerpartijensysteem gewaarborgd.31 Daarnaast werd de titel amīr al-muʾminīn (bevelhebber der gelovigen) voor de koning in de grondwet vastgelegd. Met deze titel wordt religieuze autoriteit over een groep gelovigen (in dit geval het Marokkaanse volk) geclaimd.32

Hassan II benadrukte het belang van Arabische eenheid om afstand te nemen van Marokko’s verleden als protectoraat en nieuwe westerse inmenging te voorkomen. Daarnaast

onderstreepte Hassan II het islamitische karakter van Marokko aangezien zijn legitimiteit als

šarīf en amīr al-muʾminīn grotendeels religieus was.33 Het propageren van het Standaard

Arabisch was een manier om het Arabisch/islamitische karakter van Marokko te benadrukken en onafhankelijk te zijn van Westerse talen. Dit proces moest vooral plaatsvinden in het onderwijs.34

In het onderwijs heeft echter geen volledige arabisering plaatsgevonden. In het basis- en middelbaar onderwijs functioneert het MSA als taal van instructie. Het Frans wordt geïntroduceerd in het derde jaar van de basisschool en is tot het einde van het middelbare onderwijs de tweede taal naast het MSA. In het hoger onderwijs is het Frans dominant gebleven, bijvoorbeeld op gebieden als technologie en geneeskunde. De beschikbare

wetenschappelijke literatuur in het MSA is namelijk beperkt. Daarnaast brengt het Frans als taal van moderniteit, wetenschap en technologie Marokko in verbinding met Europa en Afrika.35

1.2: Het onderscheid tussen taal en dialect

Het dārija werd uitgesloten van de politiek van arabisering en is een dialect zonder officiële status, het MSA heeft daarentegen een positie als officiële taal. Dit verschil in status tussen het MSA en dārija heeft verschillende redenen. Het dārija past niet binnen Marokko’s Arabisch/islamitische identiteit doordat het niet erg toegankelijk is voor de gehele Arabische wereld en het geen religieus prestige heeft. Daarnaast is het dārija niet gecodificeerd en heeft het geen literaire traditie, het wordt daarom voornamelijk in verband gebracht met folklore.

31 Michael Willis, Politics and Power in the Maghreb: Algeria, Tunisia and Morocco from Independence to the

Arab Spring (London: Hurst & Company, 2012), 41-45.

32 Mohamed Daadaoui, Moroccan Monarchy and The Islamist Challenge: Maintaining Makhzen Power

(New York: Palgrave Macmillan, 2011), 52.

33 Mezran, “Negotiating National Identity,” 73,75,76.

34 Ali Alalou, “The Question of Languages and the Medium of Instruction in Morocco,” Current Issues in

Language Planning vol.19, nr.2 (2017): 145.

(13)

13

De beheersing van uitsluitend het dārija staat daarom gelijk aan ongeletterdheid, en veroorzaakt de lage sociaaleconomische positie van dit dialect.36

Errihani (2016) beschrijft hoe de rol van taal in Marokko verder gaat dan communicatiemiddel, en bijvoorbeeld invloed heeft op sociale status en de

machtsverhoudingen.37 Kindt en Kebede (2017) hebben onderzoek gedaan naar de houdingen onder de Marokkaanse bevolking met betrekking tot de taalsituatie.38 Hieruit blijkt dat

ongeveer een derde van de bevolking het dārija als een geschreven taal beschouwt, 26% verlangt naar de vervanging van het MSA door een gecodificeerd dārija in het onderwijs.39 Daarentegen erkent 77% van de bevolking het belang van het MSA voor Marokko. Dat Marokkanen overwegend kritisch zijn op hun dialect wordt verklaard door het ontbreken van een gecodificeerd dārija en doordat het geen rol heeft gespeeld in de vorming van Marokko’s nationale identiteit.40 Ook Loutfi (2017) verklaart de overwegend negatieve houding41 richting het Dārija doordat het geen officiële status heeft.42 Kortom, het lijkt erop dat niet-taalkundige

factoren het verschil tussen het MSA en dārija in positie en prestige beïnvloeden.

Onderscheid taal en dialect

Over dit onderscheid tussen taal en dialect bestaan in de wetenschap verschillende opvattingen. Volgens Bloomfield (1926) praat men met elkaar in dialect wanneer de onderlinge communicatie in zekere zin wordt verstoord. Men spreekt tegen elkaar in een andere taal wanneer onderlinge communicatie onmogelijk is. Oftewel, Bloomfield baseert het onderscheid tussen taal en dialect op onderlinge verstaanbaarheid.43 Kloss (1967) benadrukt dat het onderscheid tussen taal en dialect niet puur taalkundig is. Hij introduceert naast ‘Abstandsprachen’ (variëteiten44 met een verschillende status door taalkundig onderscheid,

36 Ennaji, Multilingualism, 69,70.

37 Mohammed Errihani, “Language and Social Distinction: Speaking Darija with the Right Accent,” The Journal

of North African Studies vol.21, nr.5 (2016): 742.

38 De cijfers zijn gebaseerd op afgenomen enquêtes bij geletterden tussen de 18 en 64 jaar in Rabat.

39 Dit sentiment heerst vooral bij jongeren die in dārija schrijven op sociale media. In hoofdstuk 3 wordt verdiept

in het gebruik van dārija als geschreven taal.

40 Kristian Takvam Kindt en Tewodros Aragie Kebede, “A Language for the People?: Quantitative Indicators of

Written Dārija and ʿĀmmiyya in Cairo and Rabat,” in The Politics of Written Language in the Arab World: Writing Change, samengesteld door Jacob Høigilt en Gunvor Mejdell (Leiden/Boston: Brill, 2017), 19,29-33,38,39.

41 Deze overwegend negatieve houding baseert Loutfi op zijn observaties op één basisschool en één middelbare

school in Salé en afgenomen enquêtes bij 50 studenten van verschillende departementen en 50 ondervraagden zonder universitaire achtergrond.

42 Ayoub Loutfi, “The Status of Mother Tongues and Language Policy in Morocco,” HAL (2017): 4,5,15. 43 Leonard Bloomfield, “A Set of Postulates for the Science of Language,” Language vol.2, nr.3 (1926): 162. 44 Met een taalvariëteit wordt elke onderscheidende vorm van een taal of taalkundige uitdrukking bedoeld. Zie:

Richard Nordquist, “ Language variety (sociolinguistics): definition, ThoughtCo., 3 september, 2017,

(14)

14

bijvoorbeeld Baskisch), ‘Ausbausprachen’. Hiermee bedoelt hij variëteiten die onderling verstaanbaar zijn maar zich van elkaar onderscheiden doordat één van deze variëteiten als standaardtaal ontwikkeld is, en bijvoorbeeld een geschreven vorm heeft. Volgens Kloss spelen niet-taalkundige factoren zoals politieke, culturele, sociale en historische een rol bij het ontstaan van ‘Ausbausprachen’.45 Haugen (1966) beschrijft een dialect ook wel als een

onderontwikkelde taal en benadrukt hoe talen in dialecten kunnen ontwikkelen en andersom. Het is volgens hem de taak van sociolinguïsten om de sociale functies en het prestige van variëteiten te definiëren om dit verschil te bepalen.46 Volgens Tristan Mabry (2015) zijn variëteiten dialecten van dezelfde taal wanneer sprekers elkaars variëteit kunnen verstaan op een functioneel niveau zonder deze te hoeven leren. Deze onderlinge verstaanbaarheid is volgens hem echter niet het enige criterium om taal van dialect te onderscheiden. Wanneer sprekers van verschillende variëteiten elkaar kunnen verstaan maar behoren tot een

verschillende etnolinguïstieke-identiteit47 zijn het geen dialecten maar talen. Mabry gebruikt

als voorbeeld het onderscheid tussen Noors en Zweeds.48 Oftewel, volgens verschillende

wetenschappers spelen niet-taalkundige factoren een rol bij het onderscheid tussen taal en dialect.

1.3: De gevolgen van de niet-officiële status van het Dārija

In de Universele Verklaring van Taalrechten (1998) is vastgelegd dat iedereen het recht heeft op het gebruik van zijn moedertaal in zowel de privé- als publieke sfeer. Dit betekent onder meer de garantie op onderwijs in de moedertaal, gelijke sociaaleconomische kansen en toegang tot staatsinstellingen.49

Ondanks dat het MSA Marokko’s primaire taal van instructie is in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, wordt het dārija ook gebruikt. Bijvoorbeeld bij het uitleggen van complexe onderwerpen, het houden van orde en het stellen van vragen. De mate waarin het

Dārija gebruikt wordt hangt af van het onderwerp, het niveau van de leerlingen en de houding

van de leraren tegenover het dārija.50 Uit onderzoek van Save the Children (2009) blijkt dat

45 Heinz Kloss, “Abstand Languages and Ausbau Languages,” Anthropological Linguistics vol.9, nr.7 (1967):

29-33.

46 Einar Haugen, “Dialect, Language, Nation,” American Anthropologist vol.68, nr.4 (1966): 922-928. 47 Hiermee bedoelt Mabry het verschil in etniciteit.

48 Tristan James Mabry, Nationalism, Language, and Muslim Exceptionalism (Philadelphia: University of

Pennsylvania Press, 2015), 37,38.

49 Follow-up Committee, Universal Declaration of Linguistic Rights (Barcelona: Institut d’Edicions de la

Diputació, 1998), 23,24.

50 Abdellah Chekayri, “Diglossia or Triglossia in Morocco: Reality and Facts,” Árabe Marroquí: Estudio,

(15)

15

onderwijs in een andere taal dan de moedertaal leidt tot lagere prestaties. Doordat kinderen nieuwe kennis niet goed kunnen verbinden met eerdere kennis, wordt hun leerproces verstoord. Save the Children pleit daarom voor het gebruik van de moedertaal als primaire, geschreven taal in minimaal de eerste zes jaar van het onderwijs.51 Laroui (2011) benadrukt hoe het gebruik van het MSA in het onderwijs leidt tot een ‘mentale blokkering’ bij

leerlingen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer leerlingen gevoelens of ideeën (in het dārija) op moeten schrijven in het MSA.52 Deze blokkering wordt veroorzaakt door de verschillen tussen het MSA en het dārija en het ontbreken van een gecodificeerd dārija. De stap voor kinderen om het onderwijs direct te beginnen in het MSA is dan ook vaak te groot.53

Vooral openbare scholen hebben een slechte reputatie door het hoge aantal vroegtijdige schoolverlaters en zittenblijvers.54 Daarnaast hebben deze scholen vaak overvolle klassen en slechte faciliteiten. Ouders uit de middenklasse en bovenklasse sturen hun kind daarom vrijwel altijd naar privé-scholen. Deze scholen hebben het Frans als primaire taal van

instructie, goede voorzieningen en een modern studieprogramma. Het grote verschil in status tussen openbare scholen en privé-scholen bevordert de ongelijkheid in de Marokkaanse samenleving. Diploma’s van privé-scholen bieden betere kansen om toegelaten te worden tot universiteiten en op de banenmarkt. Een uitstekende beheersing van het Frans en vaak ook Engels is vereist.55 De kloof tussen het openbare onderwijs en de eisen van de banenmarkt verklaart de hoge werkloosheid onder afgestudeerden.56

Ekkehard Wolf (1999) benadrukt dat onderwijs in de moedertaal, naast de erkenning van meertaligheid en multiculturalisme één van de vereisten is voor de gelijke kansen van alle burgers op welvaart.57 Volgens Laitin en Ramachandran (2016) leidt een groter verschil

tussen een moedertaal en een officiële taal tot minder kansen op economische vooruitgang en op het vinden van een baan voor degenen die de officiële taal niet beheersen.58 Moustaoui

Srhir benadrukt de sociaaleconomische ongelijkheid in Marokko als gevolg van de uitsluiting

51 Helen Pinnock, “Language and Education: The Missing Link: How the Language Used in Schools Threatens

the Achievement of Education for All,” Save the Children (2009): 8-12.

52 Fouad Laroui, Le Drame Linguistique Marocain (Lunay: Zellige, 2011), 97.

53 Rabia Redouane, “Arabisation in the Moroccan Educational System: Problems and Prospects,” Language,

Culture and Curriculum vol.11, nr.2 (1998): 201.

54 Dit draagt bij aan Marokko’s hoge percentage van ongeletterdheid (40%). 55 Ennaji, Multilingualism, 210-212.

56 Charis Boutieri, “In Two Speeds (À Deux Vitesses): Linguistic Pluralism and Educational Anxiety in

Contemporary Morocco,” International Journal of Middle East Studies vol.44, nr.3 (2012): 460.

57 Heinrich Ekkehard Wolff, “Multilingualism, Modernisation, and Mother Tongue: Promoting Democracy

Through Indigenous African Languages,” Social Dynamics vol.25, nr.1 (1999): 47.

58 David D. Laitin en Rajesh Ramachandran, “Language Policy and Human Development,” American Political

(16)

16

van een gecodificeerd dārija in het onderwijs. Daarnaast benadrukt hij dat degene die

uitsluitend het dārija beheersen beperkte mogelijkheden hebben voor politieke participatie en de toegang tot publieke informatie.59 Alalou (2017) wijst op de beperkte mogelijkheden voor deelname60 aan het politieke debat doordat er weinig ruimte is voor het officiële gebruik van moedertalen.61 Dit past binnen de conclusie van Walters (2013) dat taal een effectieve manier is om bepaalde groepen in de samenleving buiten te sluiten van het publieke debat en daarmee de politieke macht.62

Kortom, dit hoofdstuk heeft de oorsprong, motieven en effecten van Marokko’s politiek van arabisering beschreven. Duidelijk lijkt dat deze politiek beïnvloed wordt door niet-taalkundige factoren.63 Daarnaast heeft deze politiek gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs, gelijke kansen op sociaaleconomische vooruitgang en politieke participatie.

59 Moustaoui Srhir, “New Linguistic Practices,” 76-78.

60 De jeugd gebruikt vooral sociale media bij het uiten van kritiek, dit heeft echter weinig invloed op de staat. 61 Alalou, “The Question of Languages,” 149.

62 Todd Waters, “Democracy Denied: The Correlation Between Language, Majority Bias, and Gender Exclusion

in Political Debate,” University of Maryland: Final Research Essays (2013): 11,12.

(17)

17

Hoofdstuk 2: Het proces van democratisering in Marokko

Dit hoofdstuk beschrijft Marokko’s proces van democratisering. De eerste paragraaf schetst het begin van dit proces (jaren 90) onder Hassan II, en de voortzetting hiervan door zijn zoon en opvolger Mohammed VI. De tweede paragraaf verdiept zich in de protesten in het kader van de Arabische Lente (2011) die geleid hebben tot een nieuwe grondwet. In de derde paragraaf wordt geanalyseerd of deze nieuwe grondwet het democratiseringsproces heeft bevorderd en welke factoren dit proces beïnvloeden.

2.1: Van de ‘jaren van lood’ naar hervormingen

Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven, versterkte Hassan II in de grondwet van 1962 zijn machtspositie. De regeerperiode van Hassan II staat ook wel bekend als de sanawāt al-raṣāṣ (‘jaren van lood’) omdat dissidenten massaal gevangen werden gezet of plotseling

‘verdwenen’.64 Een voorbeeld is ʿAbd al-Salām Yāsīn (1928-2012), religieus geleerde en

oprichter van de islamitische organisatie al-ʿAdl wa-l-Iḥsān (Rechtvaardigheid en

Spiritualiteit). In 1974 betwistte hij in een brief aan Hassan II de religieuze legitimiteit van de koning. Yāsīn werd naar een psychiatrisch ziekenhuis gestuurd en belandde later in de

gevangenis. Daarnaast werd de regeerperiode van Hassan II gekenmerkt door politieke instabiliteit, de koning overleefde zowel in 1970 als 1972 pogingen tot een militaire coup.65

In de jaren 90 nam de noodzaak voor Hassan II om over te gaan tot politieke hervormingen verder toe. Marokko’s steun aan de door de Verenigde Staten geleide coalitie tegen Irak in de Golfoorlog (1990/1991) leidde tot grote onvrede en demonstraties. Ook vond er relatieve liberalisering plaats in Algerije en Tunesië en verhoogde het Westen de druk op Marokko om de mensenrechtensituatie te verbeteren. Deze factoren hebben bijgedragen aan de komst van een nieuwe grondwet (1996) waarin de minister-president voor het eerst sinds 1960 macht en zelf hervormingen kon doorvoeren. Voor 1996 beperkte de rol van de minister-president zich uitsluitend tot het uitvoeren van het beleid van de koning. Daarnaast kwam er in 1998 een nieuwe regering waarin leden van oppositiepartijen66 voor het eerst de mogelijkheid hadden om minister te worden. Bovendien werden er plannen gepresenteerd voor het organiseren van transparantere verkiezingen en het beëindigen van corruptie. Ondanks deze veranderingen

64 Mezran, “Negotiating National Identity,” 93-97. 65 Daadaoui, Moroccan Monarchy, 26,129,130. 66 De niet-royalistische partijen.

(18)

18

behield de koning autoriteit over alle belangrijke beslissingen en bleef de ruimte voor weerstand beperkt.67

Nadat Mohammed VI in 1999 zijn overleden vader Hassan II opvolgde, had hij diverse doelen, bijvoorbeeld het moderniseren van Marokko’s infrastructuur, het bestrijden van armoede en religieus extremisme, een goede band onderhouden met het Westen en het beeld versterken van de monarchie als essentieel onderdeel van de Marokkaanse identiteit.

Mohammed VI heeft een aantal significante hervormingen doorgevoerd. In 2001 werd het Institut Royal de la Culture Amazighe (IRCAM) opgericht met als doel het bevorderen van de Amazigh cultuur en het standaardiseren/codificeren van het Tamazight.68 In 2003 richtte de koning de Hayʾat al-Inṣāf wa-l-Muṣālaḥa (Commissie voor Gerechtigheid en Verzoening) op. Deze commissie deed onderzoek naar mensenrechtenschendingen in de periode van Hassan II met als doel het verlenen van financiële compensaties aan slachtoffers en families van

slachtoffers. De hervorming van de mudawwana (familiewet) in 2004 leidde tot een aanzienlijke verbetering van vrouwenrechten. Zo steeg de minimale huwbare leeftijd voor vrouwen van 15 jaar naar 18 jaar en konden vrouwen voortaan zelf een scheiding aanvragen.69

Daarnaast verbeterde onder Mohammed VI de persvrijheid, kregen onafhankelijke organisaties meer ruimte, werden verkiezingen transparanter, en werd het rechtssysteem onafhankelijker.70

Biagi (2015) karakteriseert de periode 1999-2011 enerzijds door de beschreven democratische hervormingen, en anderzijds door een blijvende onderdrukking en beperking van

fundamentele rechten.71 De hervormingen hebben gezorgd voor een versoepeling van maatregelen om de samenleving te controleren, en voor verbeterde basisrechten. Het heeft echter niet geleid tot een verandering in de machtsverdeling van de monarchie naar andere instituties zoals het parlement.72

2.2: Marokko tijdens de Arabische Lente

De aanhoudende onvrede in de samenleving werd duidelijk nadat in 2011 in navolging van andere landen in de Arabische wereld ook in Marokko protesten uitbraken. Deze protesten

67 Maâti Monjib, “The “Democratization” Process in Morocco: Progress, Obstacles, and the Impact of the

Islamist-Secularist Divide,” The Saban Center Working Papers nr.5 (2011): 2-6.

68 Miller, A History of Modern Morocco, 222-226. 69 ʿAdaninī, “Musalsal al-iṣlāḥ bi-l-Maġrib.”

70 Monjib, “The “Democratization” Process in Morocco,” 6-8.

71 Francesco Biagi, “The Pilot of Limited Change: Mohammad VI and the Transition in Morocco,” in Political

and Constitutional Transitions in North Africa: Actors and Factors, bewerkt door Justin O. Frosini en Francesco

Biagi (Londen/New York: Routledge, 2015), 69,70.

(19)

19

hadden sociaaleconomische motieven zoals hoge kosten van basisproducten, lage salarissen, hoge werkloosheid, corruptie, sociale ongelijkheid, slecht onderwijs en slechte

gezondheidszorg. Daarnaast waren er politieke motieven zoals de beperkte invloed van de bevolking op het politieke systeem en het ontbreken van een onafhankelijk rechtssysteem. De protesten begonnen op 20 februari nadat verschillende jonge activisten via sociale media opriepen tot demonstraties. Hieruit kwam de 20 februari-beweging voort, waarin zowel linkse, seculiere, als islamitische groepen vertegenwoordigd waren. Ook zette een deel van de beweging zich in voor meer erkenning van de Amazigh-cultuur. Bovendien werd de beweging openlijk gesteund door verschillende mensenrechtenorganisaties, vakbonden en intellectuelen. De demonstraties hadden volgens de 20 februari-beweging tussen de 240.000 en 300.000 deelnemers, het Marokkaans ministerie van Binnenlandse Zaken spreekt van ongeveer 37.000 deelnemers.73

De 20 februari-beweging streefde naar de ontbinding van de toenmalige regering en het parlement, een democratische grondwet en aandacht voor de diversiteit binnen Marokko’s identiteit. Ook had de beweging sociaaleconomische doelen zoals de verhoging van het minimumloon en betere toegang tot sociale diensten.74 Het afzetten van de koning was geen

doel, wel eiste de 20 februari-beweging minder macht voor de koning en een einde aan zijn titel amīr al-muʾminīn.75 De staat reageerde op de eerste protesten met het verhogen van subsidies op basisproducten en benzine, subsidieverhoging voor werklozen en

salarisverhoging voor ambtenaren. Tegelijkertijd was de staat voorzichtig met het hard

optreden tegen demonstranten om escalatie te voorkomen; de nadruk lag op het monitoren van prominente activisten. In een tweede poging de protesten te beëindigen, werden plannen gepresenteerd voor het bestrijden van sociale uitsluiting en corruptie, ook werd een aantal politieke gevangenen vrijgelaten. Nadat ook deze poging mislukte, kondigde Mohammed VI op 9 maart 2011 in een toespraak constitutionele hervormingen en vervroegde verkiezingen aan.76

In het begin van deze toespraak benadrukte Mohammed VI: Yaḏ̣allu hadaf-nā al-asmā irsāʾ

daʿāʾim jihawiyyati Maġribiyya bi-kāffati manāṭiq al-Mamlaka wa fī ṣadārati-hā aqālīm Ṣ-Ṣaḥrāʾ al-Maġribiyya (“Ons uiteindelijke doel blijft het versterken van de regionale

73 Irene Fernández-Molina, “The Monarchy vs. the 20 February Movement: Who Holds the Reins of Political

Change in Morocco?,” Mediterranean Politics vol.16, nr.3 (2011): 436,437.

74 ʿAdaninī, “Musalsal al-iṣlāḥ bi-l-Maġrib.”

75 Anja Hoffmann en Christoph König, “Scratching the Democratic Façade: Framing Strategies of the 20

February Movement,” Mediterranean Politics vol.18, nr.1 (2013): 16.

(20)

20

Marokkaanse fundamenten in alle gebieden van het Koninkrijk, vooral in de regio’s van de Marokkaanse Sahara.”)77 Hiermee doelt hij op een regionaliseringsproces waarbij de

verdeling in macht en welvaart tussen het machtscentrum en de regio’s gelijker verdeeld moet worden. Vervolgens verwees Mohammed VI naar qudsiyyati ṯawābiti-nā allatī hiya maḥaṭu

ijmāʿ waṭanī (‘het heilige karakter van onze onveranderlijke waarden die unaniem gesteund

worden door de natie’).78 Deze waarden liggen volgens de koning ten grondslag aan het

proces van regionalisering, en zijn al-islām ka-dīn al-dawla (‘de islam als staatsreligie’),

imārat al-muʾminīn (‘het bevelhebberschap der gelovigen’), al-niḏ̣ām al-malakī (‘de

monarchie’), al-waḥda l-waṭaniyya wa-t-turābiyya (‘de nationale en territoriale eenheid’) en

al-xiyār al-dīmuqrāṭī (‘de democratische optie/inzet’). De constitutionele hervormingen zijn

gebaseerd op zeven aspecten: aandacht voor het diverse karakter van Marokko’s identiteit, het waarborgen van individuele/collectieve vrijheden en rechten, het waarborgen van een

onafhankelijk rechtssysteem, de scheiding van machten, een actieve rol voor politieke partijen binnen het politieke systeem, een einde aan corruptie, en vrijheid voor organisaties die zich inzetten voor eerlijk bestuur, mensenrechten, en vrijheden.79

In de toespraak heeft de koning het comité dat de nieuwe grondwet samenstelt opgeroepen om samen te werken met politieke partijen, vakbonden, jongerenorganisaties, maatschappelijke organisaties, intellectuelen en geleerden. Aan het einde van de toespraak zei Mohammed VI:

Kamā nuʿrib ʿan iʿtizāzinā bimā yataḥallā bi-hi šaʿb-nā al-wafī, bi-kull fiʾāti-hi wa jihāti-hi wa aḥzābi-hi wa niqābāti-hi al-jādda wa šabābi-hi ṭ-ṭamūḥ (“Wij zouden graag onze trots

willen uitdrukken voor de getoonde loyaliteit van onze trouwe mensen in al haar soorten en richtingen en door haar (politieke) partijen, vakbonden en haar ambitieuze jeugd.”)80 De

koning bewondert hier de demonstranten en lijkt daarmee de oorzaken van de protesten af te schuiven op de regering. Tot slot benadrukte Mohammed VI: Iṭlāq-nā ayawm li-warši

l-iṣlāḥ d-dustūrī yaʿadd xuṭwatan asāsiyya fī masār tarsīx namūḏajinā d-dīmuqrāṭī t-tanmawī al-mutamayyiz (“Onze lancering, vandaag, van deze constitutionele hervorming is een

essentiële stap in de consolidatie van ons onderscheidende, democratische

77 Van minuut 4:55 tot 5:05 in de video. 78 Van minuut 6:34 tot 6:54.

79 Hespresschannel, “Xiṭāb tārīxī li-l-Malik Muḥammad al-sādis 9 māris 2011,” YouTube video, 13:54, geplaatst

op 9 maart 2011,

https://www.youtube.com/results?search_query=https%3A%2F%2Fwww.youtube.com%2Fwatch%3Fv%3DMp 3m3DNhFuk.

(21)

21

ontwikkelingsmodel.”) 81 De koning positioneert zich hier als bewaker van het

democratiseringsproces in Marokko.82

Het concept van de nieuwe grondwet werd gepresenteerd op 17 juni 2011 en werd in een referendum op 1 juli goedgekeurd door 98,5% van de stemmers bij een opkomst van 73,5%.83 Verschillende organisaties, bewegingen en intellectuelen hadden opgeroepen tot een boycot van het referendum aangezien zij zich niet vertegenwoordigd voelden door de nieuwe grondwet.84 Volgens de nieuwe grondwet moet de minister-president afkomstig zijn uit de winnende partij en heeft de regering meer macht en bevoegdheden. Daarnaast waarborgt de grondwet de mensenrechten zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Ook worden vrijheden voor het oprichten van organisaties, religie, meningsuiting, en toegang tot informatie gegarandeerd en worden alle vormen van discriminatie verworpen. Daarnaast wordt het Tamazight erkend als officiële taal naast het Arabisch.85

Ondanks deze hervormingen behoudt de koning zowel zijn politieke als religieuze autoriteit. Mohammed VI behoudt zijn macht over de krijgsmacht, het buitenlandbeleid, en de nationale veiligheidsraad. Daarnaast staat in artikel 51: al-malik ḥaqq ḥall majlisay al-barlamān aw

aḥad-humā (‘de koning heeft86 het recht om beide kamers van het parlement te ontbinden, of één van hen’). Ook staat de koning garant voor: dawām al-dawla wa istimrāri-hā (‘de

stabiliteit en continuïteit van de staat’) en voor: ṣiyānat al-ixtiyār al-dīmuqrāṭī wa ḥuqūq wa

ḥurriyyāt al-muwāṭinīn wa-l-muwāṭināt (‘de bescherming van de democratische keuze en de

rechten en vrijheden van alle burgers’).87 De religieuze legitimiteit van de koning is

nauwelijks aangetast. De koning wordt niet langer omschreven als heilig, maar in de grondwet staat: šaxṣ al-malik lā tantahik ḥarmatu-hu (‘de koning is onschendbaar’), ook behoudt de koning zijn titel amīr muʾminīn. Daarnaast wordt in artikel 41 de koning beschreven als:

al-ḍāmin li-ḥurriyyat mumārasat al-šuʾūn al-dīniyya (‘de beschermheer voor een vrije

uitoefening van religieuze praktijken’). In artikel 42 wordt de koning beschreven als: ramz

81 Van minuut 11:52 tot 12:04. 82 Hespresschannel, “Xiṭāb tārīxī.”

83 73,5% van de 13.4 miljoen geregistreerden stemden, in totaal hadden 22 miljoen Marokkanen de mogelijkheid

om zich te regristeren.

84 Fernández-Molina, “The Monarchy vs. the 20 February Movement,” 439,440. 85 ʿAdaninī, “Musalsal al-iṣlāḥ bi-l-Maġrib.”

86 In het Arabisch staat er geen aanduiding voor het woord ‘hebben’ in deze zin.

87 Het Arabische woord voor ‘burgers’ wordt eerst in de mannelijke vorm genoemd en vervolgens in de

(22)

22

waḥdat al-umma (‘symbool van de eenheid van de natie’).88 Kortom, ondanks de nieuwe grondwet is de machtspositie van de koning nauwelijks aangetast.

2.3: Het effect van de protesten

Democratie heeft zowel een minimale als uitgebreide definitie. De minimale definitie van democratie is: “a type of political system in which power alternates through regular, competitive elections, and citizens enjoy certain basic rights.” Volgens de uitgebreide definitie is democratie: “a political regime in which citizens enjoy an array of civil, political, and social/economic rights that are institutionalized, and citizens participate through the formal political process, civil society, and social movements.”89 Richard Rose (2009)

benadrukt dat de uitgebreide definitie van democratie zich onderscheidt doordat participatie centraal staat. Onder participatie wordt niet alleen stemrecht verstaan maar ook de vrijheid om lid te worden van politieke partijen, deel te nemen aan politieke discussies, en te

demonstreren.90

Ondanks de constitutionele hervormingen in 2011 lijkt Marokko nog niet op weg naar democratie volgens de beschreven definities. Cavatorta (2016) benadrukt Marokko’s grote sociale ongelijkheid, op het platteland is de ongeletterdheid hoog en de toegang tot

basisvoorzieningen beperkt. Daarnaast beschrijft hij dat de machtspositie van de koning ervoor zorgt dat de politiek zich vooral beperkt tot de uitvoering van het beleid van de monarchie. Tot slot onderstreept Cavatorta dat boetes en gevangenisstraffen van kracht blijven voor journalisten, mensrechtenactivisten en intellectuelen die de ‘de rode lijnen’91

overschrijden.92 Bruckner (2015) noemt de invloed van de monarchie over het parlement, rechtssysteem, en media, de onderdrukking van andersdenkenden, corruptie en nepotisme.93 Een rapport van Human Rights Watch over Marokko’s mensenrechtensituatie in 2017 bevestigt het geschetste beeld door Cavatorta en Bruckner dat er sinds 2011 geen succesvol democratiseringsproces in Marokko heeft plaatsgevonden. Het rapport vermeldt dat de protesten in de Rif aanvankelijk werden getolereerd, maar hoe later verschillende activisten

88 “Dustūr al-Maġrib al-ṣādir ʿām 2011,” Constitute Project, geraadpleegd op 31 april 2018, 4,11,12, https://www.constituteproject.org/constitution/Morocco_2011.pdf?lang=ar.

89 Moghadam, “What is Democracy?” 394.

90 Richard Rose, “Democratic and Undemocratic States,” in Democratization, samengesteld door Christian W.

Haerpfer et al. (Oxford: Oxford University Press, 2009), 12.

91 De ‘rode lijnen’ worden overschreden bij kritische uitlatingen over de positie van de islam in Marokko, de

koninklijke familie en Marokko’s territoriale integriteit (Westelijke Sahara).

92 Cavatorta, “Morocco: The Promise of Democracy,” 95,96.

93 Til Bruckner, “Seven Myths about Democracy in Morocco,” Open Democracy, 19 juni 2015,

(23)

23

van Ḥirāk al-Rīf (de Rif beweging) zijn opgepakt, mishandeld en zonder proces veroordeeld.94

Deze protesten begonnen op 30 oktober 2016 nadat de 31-jarige visverkoper Muḥsin Fikrī uit al-Hoceima werd doodgedrukt in een vuilniswagen in een poging zijn door de politie

weggegooide vis terug te vinden. Dit gebeurde nadat Fikrī weigerde om de politie om te kopen. Demonstranten verzamelden zich in al-Hoceima en spraken zich uit tegen corruptie en onrechtvaardigheid. Als reactie op de sociaaleconomische achterstelling van de Rif bleven protesten in de gehele regio aanhouden.95 Daarnaast gaven gebeurtenissen als de dood van twee illegale mijnwerkers (een ongeluk tijdens het werk) in de stad Jarāda, nieuwe impulsen aan de protesten.96

Naast de manier waarop de staat omgaat met de protesten in de Rif meldt het rapport van Human Rights Watch dat al-Jamʿiyya l-Maġribiyya li-Ḥuqūq al-Insān (de Marokkaanse Vereniging voor Mensenrechten) beperkt wordt in haar werkzaamheden, en de staat een (tijdelijk) verbod heeft opgelegd voor onderzoeksmissies van Amnesty International en Human Rights Watch. Bovendien gebruikt de staat vaak terrorisme als excuus voor het schenden van mensenrechten, krijgen maatschappelijke organisaties geen toestemming voor hun oprichting, en meldt het rapport structurele genderongelijkheid in Marokko.97

Factoren die bijdragen aan het falen van het democratiseringsproces

Fish en Wittenberg (2009) noemen een aantal factoren die invloed kunnen hebben op het proces van democratisering. Afhankelijkheid van natuurlijke bronnen zoals olie bevordert de controle van de staat over de economie. Daarnaast bemoeilijkt etnische diversiteit de cohesie tussen verschillende groepen. De duur dat een land onafhankelijk is, beïnvloedt het gevoel van nationale eenheid. Bovendien kan de islam het proces van democratisering beïnvloeden door het sterke onderscheid tussen gelovigen en niet-gelovigen en de lagere (politieke) status voor vrouwen.98 Cavatorta (2009) benadrukt dat politiek pluralisme in de islam vaak gezien wordt als gevaar voor de eenheid van de umma (islamitische gemeenschap). Hij verwerpt

94 “Al-Maġrib/al-Ṣaḥrāʾ al-Ġarbiyya: aḥdāṯ ʿām 2017,” Human Rights Watch, geraadpleegd op 25 april 2018, https://www.hrw.org/ar/world-report/2018/country-chapters/313428.

95 Kāmīl Bālsīr, “Al-iḥtijājāt fī al-Maġrib lan ta-taḥawal ilā Rabīʿ ʿArabī jadīd,” Nūn Būst, 5 november 2016, http://www.noonpost.org/content/14907.

96 France24, “Al-Maġrib: istamrār al-muḏ̣āharāt fī Jarāda baʿd maqtal iṯnayn min ʿummāl al-manājim,”

France24, 27 december 2017.

97 “Al-Maġrib/al-Ṣaḥrāʾ al-Ġarbiyya.”

98 Michael Steven Fish en Jason Wittenberg, “Failed Democratization,” in Democratization, samengesteld door

(24)

24

echter dat de islam per definitie niet-democratisch is, en de Arabische cultuur per definitie autoritair.99 In Marokko lijkt het democratiseringsproces vooral negatief te worden beïnvloed door de invloed van de monarchie op de politiek, de religieuze legitimiteit van de monarchie en de houding van het Westen.

De invloed van de monarchie op de politiek

Bij toetreding tot het politieke systeem moeten politieke partijen de (religieuze) legitimiteit van de koning, de positie van de islam in Marokko en Marokko’s territoriale integriteit (dit heeft vooral betrekking op de Westelijke Sahara) erkennen. Hiermee controleert de monarchie de oppositie door het onderdeel te laten worden van het politieke systeem. Daarnaast

verliezen politieke partijen als onderdeel van het systeem hun geloofwaardigheid om op te komen voor de waarheid, democratie en de armen doordat zij weinig mogelijkheden hebben om voor verandering te zorgen.100 Dit veroorzaakt lage opkomsten bij verkiezingen en een

laag aantal leden bij politieke partijen en maatschappelijke organisaties. Deze desinteresse in de politiek bevordert de instandhouding van het politieke systeem. Bovendien heeft de monarchie als doel de politiek zo veel mogelijk verdeeld te houden zodat de koning een positie als bemiddelaar tussen de verschillende politieke partijen in kan nemen en impopulaire beslissingen makkelijker op de politiek af kan schuiven.101

Ook wordt er door het koningshuis regelmatig ingegrepen in het politieke proces. Een voorbeeld is de oprichting van Ḥizb al-Aṣāla wa-l-Muʾāṣira (Partij van Authenticiteit en Moderniteit), beter bekend onder de Franse afkorting PAM102, in 2008 opgericht door Fuʾād al-Himma, voormalig minister van Binnenlandse Zaken en een goede kennis van Mohammed VI.103 Tijdens de onderhandelingen in 2016 voor een nieuwe coalitie onder leiding van Ḥizb

al-ʿAdāla wa-l-Tanmiyya (Partij van Rechtvaardigheid en Ontwikkeling) beter bekend onder

de Franse afkorting PJD104 blokkeerde de PAM elke mogelijke optie. Als gevolg hiervan werd minister-president ʿAbd Ilāh Binkīrān van de PJD ontslagen. Zijn opvolger Saʿd Dīn al-Uṯmānī (ook van de PJD) lukte het om binnen twee weken een coalitie te vormen. Het is

99 Francesco Cavatorta, “The Middle East and North Africa,” in Democratization, samengesteld door Christian

W. Haerpfer et al. (Oxford: Oxford University Press, 2009), 336.

100 Monjib, “The “Democratization” Process in Morocco,” 13-16. 101 Cavatorta, “Morocco: The Promise of Democracy,” 91.

102 Deze afkorting staat voor Parti de l'Authenticité et de la Modernité. 103 Monjib, “The “Democratization” Process in Morocco,” 17,18. 104 Deze afkorting staat voor Parti de la Justice et du Dévéloppement.

(25)

25

daarom waarschijnlijk dat de koning de vooral bij de jeugd populaire en eigenzinnige Binkīrān als bedreiging beschouwde.105

Religieuze legitimiteit van de monarchie

Volgens Chtatou (2016) leunt koning Mohammed VI grotendeels op zijn religieuze legitimiteit. Deze religieuze legitimiteit wordt bijvoorbeeld duidelijk bij het bayʿa ritueel waarin het parlement trouw zweert aan de koning.106 Naast dat de koning een šarīf is en de titel amīr al-muʾminīn draagt, koppelt de monarchie haar religieuze legitimiteit aan stabiliteit en veiligheid. Dit doet de monarchie door het verspreiden van een Marokkaanse islam geïnspireerd door spiritualisme en soefisme, waarin gematigdheid centraal staat. Deze gematigde islam moet een tegenwicht bieden aan extremisme en terrorisme, en wordt

verspreid door het monitoren van moskeeën, het trainen van imams, en het sturen van imams naar het buitenland.107 Cavatorta legt een verband tussen de religieuze legitimiteit van de

koning en het beperkte verlangen in de Marokkaanse samenleving naar radicale verandering. De religieuze positie van de koning wordt door velen beschouwd als essentieel onderdeel van de Marokkaanse identiteit. Cavatorta benadrukt echter dat de religieuze legitimiteit van de koning niet onbetwist is. De koning heeft namelijk niet kunnen voorkomen dat er

terroristische aanslagen hebben plaatsgevonden en dat er Marokkanen vertrokken zijn naar Syrië om zich aan te sluiten bij radicale groeperingen.108

De goede band met het Westen

Volgens Cavatorta is de internationale gemeenschap schuldig aan de instandhouding van autoritaire regimes door onvoldoende druk uit te oefenen op dit soort regimes en economische en militaire hulp te verlenen aan deze staten. Daarnaast beschouwt het Westen autoritaire regimes vaak als bondgenoot in de strijd tegen terrorisme en beschouwt het islamisme als een groter gevaar voor stabiliteit en vrede.109 Catalano en Graziano (2016) wijzen er op dat het Westen de voorkeur geeft aan Marokko’s stabiliteit en bondgenootschap in de bestrijding van terrorisme in plaats van dit in gevaar te brengen door actief democratisering aan te moedigen

105 Brookings, “Al-waḍʿ al-siyāsī fī al-Maġrib al-ʿArabī: istimrāriyya ʾam taġyīr?,” Brookings, 14 maart 2018. 106 Mohamed Chtatou, “Morocco’s Silent Cultural Revolution,” Your Middle East, 4 februari 2016,

http://www.yourmiddleeast.com/culture/moroccos-silent-cultural-revolution_38562.

107 Ḥasan al-Ašraf, “Astrātījiyyat al-siyāsa l-dīniyya fī al-Maġrib: al-šarʿiyya wa-l-iṣlāḥ,” Al-ʿArabī, 12

december 2014.

108 Cavatorta, “Morocco: The Promise of Democracy,” 89,90. 109 Cavatorta, “The Middle East and North Africa,” 325.

(26)

26

en sancties op te leggen.110 Hill (2018) spreekt van een ‘applause policy’ van het Westen waarin het land niet direct wordt aangesproken op niet-democratisch gedrag en er wordt gesproken over relatieve verandering. Oftewel, Marokko’s stabiliteit en democratisering worden benaderd in vergelijking met de rest van de Arabische wereld en niet volgens Westerse maatstaven.111

Kortom, dit hoofdstuk heeft Marokko’s proces van democratisering beschreven. Vanaf de jaren 90 onder Hassan II tot op heden zijn er tal van hervormingen doorgevoerd. Dit heeft echter niet geleid tot fundamentele veranderingen in het politieke systeem en de

machtsverhoudingen. Volgens Cavatorta en Durac (2011) is het doorvoeren van

gecontroleerde hervormingen een strategie van de monarchie om op lange termijn stabiliteit en de machtspositie van de koning te behouden.112

110 Serida L. Catalano en Paolo R. Graziano, “Europeanization as a Democratization Tool? The Case of

Morocco,” Mediterranean Politics vol.21, nr.3 (2016): 378,379.

111 Jonathan N.C. Hill, Democratisation in the Maghreb (Edinburgh: Edinburgh University, 2018), 151-156. 112 Francesco Cavatorta en Vincent Durac, Civil Society and Democratization in the Arab World: The Dynamics

(27)

27

Hoofdstuk 3: Het verband tussen het dārija en democratisering

Dit hoofdstuk onderzoekt het verband tussen het dārija en democratisering vanuit twee perspectieven. Enerzijds vanuit het streven naar een officiële positie van het dārija en anderzijds vanuit het gebruik van dārija in de strijd voor democratische hervormingen. De eerste paragraaf beschrijft de opkomst van het dārija in de publieke ruimte en specificeert de analyse. De tweede paragraaf analyseert het gebruik van en de houding tegenover het dārija in de media. De derde paragraaf analyseert dit bij protestbewegingen.

3.1: De opkomst van het dārija in de publieke ruimte

Marokko heeft sinds de 14e eeuw een traditie van malḥūn en zajal, vormen van poëzie in het dārija.113 Daarnaast verkreeg de muziekgroep Nās al-Ġīwān in de jaren 70 populariteit met

liedjes in het dārija en verschenen er tijdschriften die deels gebruik maakten van het dārija zoals Axbār al-Sūq (Nieuws van de Markt) gepubliceerd van 1978 tot 1980 en Axbār al-Būq (Nieuws van de Megafoon), gepubliceerd in 1982.114

Het gebruik van dārija in de publieke ruimte is echter vooral vanaf 2000 aanzienlijk gestegen. Dit komt door de in het vorige hoofdstuk beschreven liberalisering onder koning Mohammed VI, en technologische vooruitgang.115 Tegenwoordig komt het dārija voor in advertenties, reclames, televisieprogramma’s, radioprogramma’s, romans en de (digitale) media. Daarnaast wordt er door de bevolking steeds meer geschreven in het dārija.116 Twee derde van de Marokkaanse bevolking117 (vooral jongeren) schrijft118 ten minste één keer per week in het

dārija, vooral op sociale media (60%) en bij het sms’en (56%). Het dārija wordt veel minder

geschreven in e-mails (8%) en voor doeleinden gerelateerd aan het werk (5%) en school (4%).119 Hoogland geeft een aantal redenen waarom men in het dārija schrijft. In tegenstelling tot het schrijven in het MSA of Frans is dit makkelijker te leren omdat het voor de meeste Marokkanen een moedertaal is. Het gebruik van dārija leidt daarom tot een groter bereik en vermijdt onderscheid in scholing.120 Daarnaast beschrijft Hoogland het dārija als direct en vrij

113 De zajal poëzie wordt later in deze paragraaf toegelicht. 114 Deze liederen kunnen worden beschouwd als malḥūn.

115 Alexander Elinson, “Darija and Changing Writing Practices in Morocco,” International Journal Middle East

Studies vol.45, nr.3 (2013): 715-719.

116 Hoogland, “L’Arabe Marocain, Langue Écrite,” 177,178,181-183.

117 Bij degenen tussen de 18 en 34 jaar is de kans 80% dat zij in het dārija schrijven, bij degenen ouder dan 50

jaar is dit 23%. Daarnaast schrijven laagopgeleiden (65%) meer dan hoogopgeleiden (50%) in het dārija.

118 Dit gebeurt voornamelijk in het Latijnse alfabet. De redenen hiervoor worden later in het hoofdstuk

beschreven.

119 Kindt en Kebede, “A Language for the People,” 22-26,31.

(28)

28

en geschikter dan het MSA voor het overbrengen van emoties en gevoelens.121 Volgens Caubet (2017) zijn de toegankelijkheid, authenticiteit en directheid van het dārija de belangrijkste motieven voor Marokkanen om erin te schrijven.122

Bovendien wordt het dārija in verband gebracht met een nieuwe Marokkaanse identiteit tegengesteld aan de Arabisch/islamitische identiteit, gelinkt aan het MSA. De Marokkaanse identiteit benadrukt het Marokkaans zijn, ongeacht de etniciteit. De nadruk ligt minder sterk op het islamitische aspect.123 De oorsprong hiervan ligt bij de door de terroristische groep

al-Salafiyya al-Jihādiyya uitgevoerde aanslagen in Casablanca in 2003, waarbij 33 burgers

omkwamen. In hetzelfde jaar werd een aantal heavy metal zangers gearresteerd omdat zij zich schuldig gemaakt zouden hebben aan niet-islamitische praktijken. Deze gebeurtenissen

versterkten onder een deel van de bevolking het verlangen naar een tolerante en

gelijkwaardige Marokkaanse samenleving waarin iedereen zich in vrijheid kon uiten. De culturele beweging, Nāyḍa (‘wakker worden/heropleven’) ontstond, waarin zangers en rappers deels in het dārija hun frustratie uitten over problemen in de Marokkaanse

samenleving. De Nāyḍa-beweging ontwikkelde een gevoel van trots tegenover het dārija en beschouwde het als symbool voor Marokko’s unieke en diverse identiteit.124 Bullock (2014)

beschrijft hoe het dārija vanwege het relatief grote verschil met andere Arabische dialecten nationalistisch sentiment voedt. Daarnaast representeert het dārija Marokko’s culturele diversiteit door de grote vrijheid tot improvisatie, bijvoorbeeld het gebruiken van woorden uit het Tamazight of Frans.125

Het verlangen naar een officiële positie van het dārija

Dit gevoel van waardering voor het dārija veranderde bij sommigen in het verlangen naar een officiële status van het dārija. Het streven naar een officiële status van het dārija is de eerste invalshoek waar vanuit in dit hoofdstuk het verband tussen dārija en democratisering wordt onderzocht. Volgens Miller (2017) beschouwen de voorstanders de officiële status van het

dārija als voorwaarde voor democratisering omdat het onder meer de kwaliteit en

toegankelijkheid van het onderwijs verbetert en zorgt voor gelijke sociaaleconomische

121 Hoogland, “L’Arabe Marocain, Langue Écrite,” 184,185.

122 Dominique Caubet, “Morocco: An Informal Passage to Literacy in Dārija (Moroccan Arabic),” in The

Politics of Written Language in the Arab World: Writing Change, samengesteld door Jacob Høigilt en Gunvor Mejdell (Leiden/Boston: Brill, 2017), 120.

123 Adil Moustaoui Srhir, “Language Planning, Standardization and Dynamics of Change in Moroccan Arabic,”

Dialectologia nr. 9 (2012): 55.

124 Caubet, “Morocco: An Informal Passage to Literacy in Dārija,” 117-119.

125 Sybil Bullock, “Language Ideologies in Morocco,” Connecticut College: Anthropology Department Honors

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet alleen kunnen toponiemen binnen landschapshistorisch onderzoek te hulp worden geroepen om een historisch verhaal te reconstrueren, geografische namen kunnen door

De wijze waarop dit economisch motief voor de dag komt, soms in zijn uitwerking wordt geremd, soms wordt bevorderd en soms zelfs geheel schijnt te verdwij- nen, wordt voor een

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

Therefore, based on these results of the crystallization unit exergy performance of Chapter 3, an integrated biorefinery concept was developed for the valorisation of A-molasses

Er zijn tijdens de survey 2 mosselstrata (M1 & M2) en 3 kokkelstrata (K1 t/m K3) onderscheiden met ieder een andere verwachting voor het aantreffen van de mosselen en

Therefore, the main purpose of our research was to investigate whether daily supplementation with high doses of oral cobalamin alone or in combination with folic acid has

Several international intervention initiatives have resulted in a decrease in the number of infant deaths; however, the incidence of sudden unexpected death in infancy (SUDI)

De onderliggende competenties zijn: Vakdeskundigheid toepassen, Leren Voor Orthopedisch Technisch Medewerker geldt aanvullend:. Stelt, in overleg met zijn leidinggevende,