• No results found

Stikstofwerking van dierlijke mest

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stikstofwerking van dierlijke mest"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Informatieblad Mineralen en Milieukwaliteit

Inleiding

De stikstofwerking (NWC, N-werkingscoëfficiënt) van dierlijke mest geeft aan welk per-centage van een bepaalde gift aan stikstof (N) in deze mestvorm, even werkzaam is als kunstmest. De forfaitaire waarden waarmee boeren volgens de wet moeten rekenen, zijn bepalend voor de aanvullende kunstmest N-giften die binnen de wettelijke gebruiksnormen toegediend mogen worden. Op verzoek van het ministerie van LNV liet de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) door Wageningen UR onderzoeken of de forfaits zoals die in de Meststoffenwet staan, volgens de meest actuele inzichten nog kloppen. Bij dat onderzoek zijn recente proeven en modelstudies betrokken. Dit infoblad vat de bevindin-gen van de CDM* samen.

Eerste jaar na toediening

Volgens het onderzoek is de 1e jaars NWC van geïnjecteerde varkens- en pluimveedrijf-mest en van vergiste rundveedrijfpluimveedrijf-mest, respectievelijk, 15% en 5% hoger dan het huidige forfait van 60-65%. Anderzijds blijkt dat de 1e jaars NWC van onbewerkte rundvee-drijfmest 5-10% lager is dan het forfait van 60% dat geldt voor mest van bedrijven die alleen maaien. Het forfait van 45% van bedrijven die ook weiden komt wel overeen met onderzoek. Dat geldt ook voor 1e jaars NWC van de dunne fractie die ontstaat bij mest-scheiding. Onderzoeksresultaten wijzen verder uit dat de 1e jaars NWC van vaste mest en dikke fracties die zijn toegediend in de nazomer en van drijfmest die na opkomst in bouwlandgewassen met een kort groeiseizoen wordt toegediend, 5-30% lager is dan de huidige forfaits aangeven.

Lange termijn

Forfaitaire (1e jaars) NWC’s zijn 5-20% lager dan de NWC die mest bij herhaald gebruik heeft. Oorzaak hiervan is de cumulatieve nawerking van mestgiften uit voorgaande jaren (Figuur 1). Omdat in de praktijk doorgaans sprake is van herhaald gebruik, lijkt een verho-ging van de forfaitaire NWC vanwege dit nawerkingeffect voor de hand te liggen. Bij de bemestingsadviezen van een aantal gewassen is echter, impliciet, al rekening gehouden met enige nawerking van mest. Om onterechte dubbeltellingen te voorkomen, zou een aanpassing van de forfaitaire NWC daarom hand in hand moeten gaan met aanpassing van enkele bemestingsadviezen. Vooralsnog wordt in het beleid echter nog geen onder-scheid gemaakt tussen de 1e jaars NWC en de NWC op langere termijn (Tabel 1).

Stikstofwerking van dierlijke mest

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 0 5 10 15 20 25 NWC, kg 100 kg -1

Achtereenvolgende jaren mestgebruik

Figuur 1.

Verandering van de stikstofwerkingscoëfficiënt van mest (NWC, kg N per 100 kg N toegediend) bij herhaald gebruik van mest, geïllustreerd voor runderdrijfmest toegediend via zodenbemesting op gemaaid grasland.

* VDM = varkensdrijfmest, RDM = runderdrijfmest ** hoogste waarde geldt voor zand- en lössgronden ***zoals voorgesteld in 4e Nederlandse Actieprogramma Nitraatrichtlijn

Tabel 1.

NWC (N-werkingscoëfficiënt, kg werkzame N per 100 kg toegediende N) van een tweetal gebruike-lijke mestsoorten, volgens huidig forfait, onder-zoek (proeven, modellen) en voorzien forfait.

Grondgebruik Mestsoort* Toediening Forfait tot en met 2009

Proeven Modellen Forfait vanaf

2010*** 1e jaar Lange termijn 1e jaar Lange termijn 1e jaar Lange termijn 1e jaar Lange termijn Bouwland VDM Voorjaar, injectie 60-65** 60-65** 60-80 - 80 85 60-70** 60-70** Gemaaid grasland RDM Voorjaar, zoden-bemesting 60 60 50-60 80 50 75 60 60 Infoblad 32.indd 1 28-4-2009 17:08:04

(2)

Voor meer informatie: dr. ir. J.J. Schröder

Postbus 616, 6700 AP Wageningen Tel.: 0317 - 48 05 78

e-mail: jaap.schroder@wur.nl

BO-05-infoblad-32, Cluster BO-05 Mineralen en Milieukwaliteit, Gefinancierd door ministerie LNV, http://www.kennisonline.wur.nl/BO/BO-05, april 2009

Voorwaardelijke werking

De praktijk ziet dierlijke mest als een meststof met een relatief onzekere stikstofwerking. Het weer speelt hierbij een rol, maar gebruikers van dierlijke mest kunnen ook zelf een goede werking bevorderen door:

• toediening van mestsoorten met veel minerale N (gier, dunne fracties en alle drijf-mesten inclusief die op basis van een eiwitarme voeding) te beperken tot de periode waarin het gewas stikstof opneemt (maart-augustus),

• dit soort mesten toe te dienen met technieken die leiden tot de grootste beperking van ammoniakemissie,

• braakperiodes zoveel mogelijk te voorkomen zodat de N die bij mineralisatie vrijkomt door actieve gewassen kan worden opgenomen.

Relatie tussen werkingscoëfficiënt en stikstofgebruiksnormen

Studies die zijn uitgevoerd ter onderbouwing van N-gebruiksnormen hielden rekening met de 1e jaars NWC én de nawerking van mest. Bij gras en maïs richtten die studies zich op het beantwoorden van de vraag welke combinatie van dierlijke mest en kunstmest milieu-kundig aanvaardbaar is. De aanvaardbaar bevonden N-totaal giften zijn voor de Meststof-fenwet in N-gebruiksnormen vertaald op basis van forfaitaire NWC’s. Dat betekent dat een eventuele aanpassing van deze forfaits, ook tot een aanpassing van N-gebruiksnormen bij gras en maïs zou moeten leiden om op eenzelfde milieuresultaat uit te komen.

Bij akker- en tuinbouwgewassen richtten de studies zich in principe op het beantwoorden van de vraag welke N-gift via kunstmest milieukundig aanvaardbaar is. Vooral bij zand-gronden leidt dit tot N-giften die lager zijn dan de landbouwkundige adviezen. Die beno-digde verlaging is groter naarmate dierlijke mest in plaats van kunstmest wordt gebruikt, aangezien een deel van de mest niet tijdig door gewassen kan worden opgenomen. Een eventuele aanpassing van de forfaitaire NWC’s leidt bij akker- en tuinbouwgewassen niet tot aangepaste kunstmest N-giften om op eenzelfde milieuresultaat uit te komen. Wel beperkt het opleggen van een hoge NWC de ruimte voor een aanvullende kunstmest N-gift binnen een bestaande gebruiksnorm. Dit kan leiden tot minder overschrijding van doelstel-lingen voor grondwaterkwaliteit.

* De volledige rapportage is terug te vinden als: Schröder, J.J., J.C. van Middelkoop, W. van Dijk en G.L. Velthof, 2008. Quick Scan aangaande de Stikstofwerking van Dierlijke Mest -actualisering van kennis en de mogelijke gevolgen van aangepaste forfaits, Wageningen, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-rapport 85, 55 pp.

Toedienen mest bouwland onbeteeld

Toedienen mest grasland sleepslangaanvoer

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wel moeten deze F.E.T.'s gestuurd worden door een versterker om de spanning tussen het referentieniveau en het be- treffende knooppunt zodanig te versterken dat de F.E.T. open of

uitgevoerd zijn per subvak, per bewerking, per bernonsteringo- laag en per cultuurmethode (vlakveld of ruggen) mengmonsters genomen waarvan het organische stofgehalte bepaald werd..

an outdoor unit based on three reproductive traits (Yl = litter size at birth: Y 2 = mortality rate : Y 3 = weaning mass per litter).. Weaning mass is regarded as a reproductive

(Die klank doof uit en die ligte doof in op Marie wat nog steeds oor die lyk buk. Sy kom stadig regop, maak ʼn besliste besluit en gaan sit die lamsboud in die

This study investigates the link between ethical leadership and good governance in the NGO sector by comparing the traits of servant leadership with the principles of the King

Samenvattend wordt binnen de GGZ-sector de moeizame opvang van de complexe(re) (forensische) doelgroepen door een groot deel van de respondenten voornamelijk verklaard door: (1)

Tydens Peary se reis na die Noordpool was daar baie gevare waarvoor hulle moes oppas, naamlik sneeustorms en diep barste in die ys.. Daar was ook groot ysberge wat

This chapter aims to introduce the study about the role of traditional leadership in democratic governance in South Africa, through the rationale, clearly defining