• No results found

Onderzoek naar de oorzaak van blauwverkleuring en glazigheid bij Anthurium

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek naar de oorzaak van blauwverkleuring en glazigheid bij Anthurium"

Copied!
108
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Onderzoek naar de oorzaak van blauwverkleuring en glazigheid bij Anthurium. Mary G. Warmenhoven & Nieves García Victoria. Nota 639.

(2)

(3) Onderzoek naar de oorzaak van blauwverkleuring en glazigheid bij Anthurium. Mary G. Warmenhoven & Nieves García Victoria. Wageningen UR Glastuinbouw, Bleiswijk November 2009. Nota 639.

(4) © 2009 Wageningen, Wageningen UR Glastuinbouw Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Wageningen UR Glastuinbouw. Intern projectnummer: PT projectnummer:. 3242051300 13311. Wageningen UR Glastuinbouw Adres Tel. Fax E-mail Internet. : : : : : :. Violierenweg 1, 2665 MV Bleiswijk Postbus 20, 2665 ZG Bleiswijk 0317 - 48 56 06 010 - 522 51 93 glastuinbouw@wur.nl www.glastuinbouw.wur.nl.

(5) Inhoudsopgave pagina. Voorwoord. 1. Samenvatting. 3. 1. Inleiding. 5. 1.1 1.2 1.3. 5 5 5. 2. Bedrijfsvergelijkend onderzoek 2.1 2.2. 2.3. 2.4. 3. Aanleiding Doelstelling Onderzoeksopzet. Inleiding Materiaal en methode 2.2.1 Deelnemende bedrijven 2.2.2 Metingen en registratie klimaat gegevens 2.2.3 Opgave en registratie voeding 2.2.4 Beoordeling blauwverkleuring 2.2.5 Calciumgehalte knoppen en bloemen 2.2.6 Beschrijving variabelen 2.2.7 Verwerking van de gegevens en statistiek Resultaten 2.3.1 Blauwverkleuring op de vaas 2.3.2 Relatie bedrijfskenmerken en blauwverkleuring 2.3.3 Relatie plant en blauwverkleuring 2.3.4 Relatie gewasanalyse bloemknoppen, bloem en blauwverkleuring 2.3.5 Relatie drainwater analyse en blauwverkleuring 2.3.6 Relatie klimaat en blauwverkleuring Conclusies en discussie 2.4.1 Discussie bedrijfsvergelijking 2.4.2 Conclusies bedrijfsvergelijking. 7 7 7 7 7 8 8 10 10 10 11 11 13 13 14 15 15 20 20 21. Teeltproef opwekken Blauwverkleuring. 23. 3.1 3.2. 23 23 24 24 25 29 29 30 31 31 32. Inleiding Materiaal en methode 3.2.1 Plantmateriaal 3.2.2 Kasklimaat 3.2.3 Behandelingen 3.2.4 Watergift 3.2.5 Voeding 3.2.6 Oogst 3.2.7 Uitbloeiruimte 3.2.8 Waarnemingen 3.2.9 Statistiek.

(6) pagina 3.3. 3.4. 4. Resultaten 3.3.1 Realisatie klimaat 3.3.2 Optreden van blauwverkleuring 3.3.3 Opname van Calcium en andere elementen 3.3.4 Effect behandelingen op gewaskwaliteit (blad en wortels) 3.3.5 Andere mogelijke effecten van de behandelingen Conclusies en discussie 3.4.1 Discussie teeltproef 3.4.2 Conclusies teeltproef. 32 32 33 39 41 46 47 47 49. Naoogstproeven omkeren blauwverkleuring. 51. 4.1 4.2. 51 52 52 52 55 55 55 56 57 57 57 58. 4.3. 4.4. Inleiding Materiaal en methode 4.2.1 Bloemen 4.2.2 Voorbehandeling en transportsimulatie 4.2.3 Beoordeling Resultaten 4.3.1 Proef 1 4.3.2 Proef 2 4.3.3 Proef 3 Conclusies en discussie 4.4.1 Discussie naoogstbehandeling proeven 4.4.2 Conclusies naoogstbehandeling proeven. 5. Algemene discussie. 59. 6. Aanbevelingen. 61. 7. Literatuur. 63. Bijlage I.. Bedrijfsvergelijking. Bijlage II.. Teeltproef. 29 pp. 7 pp..

(7) 1. Voorwoord Het onderzoek waar in dit rapport verslag van wordt gemaakt is op deskundige wijze begeleid door een Begeleiding Commissie Onderzoek bestaande uit de Anthuriumtelers Ton Bekkers en Dré van der Knaap, de adviseurs Gert Benders (Adviesbureau Van de Ende), Hans van Eijk en André Lont (Adviesbureau IMAC) en Jaap Kester (LTO Groeiservice). De auteurs willen hen bedanken voor hun creatieve oplossingen, kritische opmerkingen en het enthousiasme en de humor tijdens de vele overleguren. Een bijzonder dankwoord verdienen de tien telers die aan de bedrijfsvergelijking hebben meegewerkt. Een bedrijfsvergelijking valt of staat met de bedrijven die eraan deelnemen. Zonder hun openheid was dat gedeelte van het onderzoek niet mogelijk geweest. Ook willen we graag een wordt van dank richten aan diverse collega’s die in meer of mindere mate meegedacht en meegewerkt hebben in dit onderzoek:  aan Jacques Withagen, die de statistische verwerking van de enorme databestanden heeft verzorgd;  aan Nico van Mourik, die de arbeidsintensieve oogst en registratie in de kas heeft verzorgd en veel hand en spandiensten in allerhande bepalingen heeft verleend;  aan Hans Schutler, die voor de planten in kas zorgde;  aan Rob Pret en Peter Schrama die voor de inrichting van de kasproef, de techniek en het klimaat gezorgd hebben;  aan Dimitrios Fanourakis, die de huidmondjes onderzoek voor zijn rekening genomen heeft;  aan Steven Driever, die geholpen heeft met het doen en interpreteren van de fotosynthesemetingen. Tot slot, willen we Anthura bedankten voor het kosteloos ter beschikking stellen van het plantmateriaal voor de teeltproef.. Mary Warmenhoven en Nieves Garcia.

(8) 2.

(9) 3. Samenvatting Van september 2008 tot mei 2009 is een onderzoek uitgevoerd naar de oorzaken van blauwverkleuring van rode Anthurium, een belangrijk, relatief nieuw probleem in de Anthuriumteelt die zich met name voordoet na de oogst en daardoor meestal pas zichtbaar wordt als de bloemen zich in het handelskanaal bevinden. Het onderzoek is voorgegaan door een enquête onder telers en een literatuuronderzoek, waarin enkele mogelijke oorzaken zijn geïdentificeerd. Op basis hiervan zijn drie werkhypothesen geformuleerd: I. Blauwverkleuring en glazigheid wordt veroorzaakt door calciumgebrek in de bloem en is te verhelpen door het toedienen van calcium, of het verbeteren van de calciumopname en/of -verdeling in de plant. II. Blauwverkleuring, al dan niet van oorsprong aan calciumgebrek gerelateerd, houdt verband met worteldruk. Een hogere worteldruk, door hogere worteltemperaturen te bewerkstelligen, verbetert het calciumtransport door de plant. III. Blauwverkleuring is een vervroegd verouderingsproces en is te verhelpen door de integriteit van de membranen te verbeteren, bijvoorbeeld middels het verhogen van het assimilatiegehalte in de bloem tijdens de teelt of door suikers of andere middelen, die de membranen versterken na de oogst toe te dienen. Het onderzoek was uit drie delen samengesteld: 1. Deel 1 bestond uit een beperkte bedrijfsvergelijking waar 10 telers van de rode Anthurium cultivar ’Tropical’ aan mee gewerkt hebben door op vastgestelde momenten bloemen te leveren uit een vak waar allerlei klimaatgegevens werden geregistreerd. 2. Deel 2 bestond uit een teeltproef waar door middel van variaties in de voeding en klimaatomstandigheden gericht blauwverkleuring en glazigheid te induceren bij twee gevoelige cultivars (Tropical en Calisto), als toets voor de geformuleerde werkhypotheses: calciumgebrek, worteldruk en veroudering. 3. Deel 3 bestond uit drie houdbaarheidsproeven waarin getracht is het opgetreden blauw om te keren in een vroeg stadium direct na de oogst, door de bloemen na de oogst voor te behandelen met middelen die bij andere bloemen de veroudering tegengaan. Uit de bedrijfsvergelijking is gebleken, dat bij de cultivar Tropical blauwverkleuring voorkomt bij alle deelnemende bedrijven. Er is een trend waargenomen naar een toename van het percentage bloemen met blauwverkleuring naarmate de tijd toeneemt dat de RV hoger is dan 80% EN de CO2 concentratie boven de 700 ppm komt. Een duidelijke relatie tussen het percentage van de tijd dat de RV hoger is dan 80% en het geregistreerd % blauw is gezien bij 5 van de 10 bedrijven (b.v. over een periode van 6 weken betekend dit dat de RV 34 dagen ≥ 80% was). Dit lijkt weer gerelateerd te zijn aan gebruik van anticondens folie (AC folie) als energiebesparende maatregel. In de teeltproef is de invloed van hoge RV bevestigd. Hier heeft het inpakken van tafels met anticondens folie voor een enorme verhoging van het aandeel blauwe bloemen geleid. In de teeltproef is het effect van hoge RV door bodemverwarming (3 graden boven de ruimte temperatuur) verminderd in de AC behandelingen, en in alle overige behandelingen had bodemverwarming een positief effect (betrouwbaar minder blauw in alle behandelingen). Een sterke cultivar effect is in de teeltproef bevestigd: Calisto is veel gevoeliger onder de gehanteerde teeltomstandigheden voor blauwverkleuring dan Tropical. Ook bleek de bladsnoeimethode van invloed op het al dan niet optreden van blauw. Het breken van jong blad bevordert het optreden van blauw; het snijden van oud blad kan het optreden van blauw bij Tropical reduceren tot slechts 6 – 9% van de bloemen. Hogere Calciumgift bij de normale kasomstandigheden resulteert in iets hogere concentratie van calcium in schutblad maar kan het blauw verkleuren van de bloem niet tegengaan bij de gehanteerde klimaatomstandigheden. Het verhogen van de EC als methode om blauwverkleuring te voorkomen bleek bij de aangehouden klimaatomstandigheden averechts te werken: het levert de laagste Calcium, Mg, Mn en B opname, veel bladvergeling en een hoog percentage van bloemen met blauw verkleuring..

(10) 4 Tot slot is in het houdbaarheidsonderzoek gebleken dat geen van de gebruikte voorbehandelingsmiddelen in staat bleken het eenmaal opgetreden blauw te kunnen omkeren na de oogst. We kunnen concluderen dat het verhogen van de calciumgift, het verhogen van de worteltemperatuur en het toedienen van voorbehandelingsmiddelen, het optreden van blauwkleuring niet tegengaat. Wel zijn een aantal belangrijke andere conclusie geformuleerd, en de volgende aanbevelingen om blauwverkleuring van rode Anthuriums tegen te gaan:  Alternatieven zoeken voor de teelthandeling van het wegbreken van jong blad, bijvoorbeeld om en om blad breken, halve bladeren breken;  Vermijden van perioden van hoge RV (hoger dan 80%), bijvoorbeeld door ontvochtiging;  Tijdens perioden van hoge RV: vermijden van hoge CO2 concentratie (hoger dan 700 ppm);  Verdiepend onderzoek naar hoe calcium, borium en flexibele organische molecuul structuren de stevigheid dan wel flexibiliteit van celwanden en –membranen beïnvloeden..

(11) 5. 1. Inleiding. 1.1. Aanleiding. Blauwverkleuring van rode Anthurium soorten en glazigheid bij andere kleuren is één van de belangrijkste problemen geworden van de Anthuriumteelt. In de week van 1 november 2007 waren er hoge schade claims van de exporteurs vanwege het optreden van dit probleem. Het probleem kan in verschillende jaargetijden bij verschillende cultivars optreden: in het voorjaar bij ‘Presence Simba’, in het vroege najaar bij ‘Calisto’ en in najaar en winter bij ‘Tropical’. In overleg met telers, medewerkers van LTO groeiservice en het Productschap Tuinbouw is in de maanden januari en februari van 2008 een oriënterend onderzoek uitgevoerd bestaande uit, onder meer, een enquête onder telers en een literatuuronderzoek (Garcia Victoria N.G. 2008). Uit de enquête bleken niet alle telers het probleem te ondervinden. Zij die problemen hebben, ondervinden economische schade die varieert van minder dan 1000 Euro per ha per week (acht telers), tot tussen de 1000 en de 5000 Euro per ha per week (twee telers). Behalve de directe economische schade, is het van belang de schade aan de imago van het product Anthurium, welke op de langere termijn het gevolg kan zijn van dit kwaliteitsprobleem, zo veel mogelijk te beperken.. 1.2. Doelstelling. Doel van dit onderzoek is het vinden van een oplossing voor het probleem van blauwverkleuring bij rode Anthuriums. Uit het literatuuronderzoek van begin 2008 zijn hiervoor drie werkhypothesen geformuleerd, welke met de Landelijke Gewas Commissie Anthurium besproken zijn.. Hypothese 1 Blauwverkleuring en glazigheid wordt veroorzaakt door calciumgebrek in de bloem en is te verhelpen door het toedienen van calcium, of het verbeteren van de calciumopname en/of -verdeling in de plant.. Hypothese 2 Blauwverkleuring, al dan niet van oorsprong aan calciumgebrek gerelateerd, houdt verband met worteldruk.. Hypothese 3 Blauwverkleuring is een vervroegd verouderingsproces en is te verhelpen door de integriteit van de membranen te verbeteren, bijvoorbeeld middels het verhogen van het assimilatiegehalte in de bloem tijdens de teelt of door suikers of andere middelen, die de membranen versterken na de oogst toe te dienen.. 1.3. Onderzoeksopzet. Het onderzoek is in drie delen opgezet: een bedrijfsvergelijkend onderzoek, kasexperimenten en na-oogst onderzoek. Gebruik makend van het feit dat er ook telers zijn waar het probleem zich niet voordoet, wilde de Landelijke Anthurium commissie een bedrijfsvergelijking uitvoeren op een aantal bedrijven. Op deze wijze kan het optreden van blauwverkleuring gerelateerd worden aan klimaat- en/of voedingsomstandigheden, waardoor meer kennis opgedaan wordt over de factoren die het probleem veroorzaken en daarmee de sleutel tot de oplossing te vinden. Een bedrijfsvergelijkend onderzoek heeft zich bewezen als een goed gereedschap om verbanden tussen kwaliteit en teeltomstandigheden aan te tonen en naar waarde te schatten (Marissen & Benninga, 2001; Slootweg, 2005). Dit.

(12) 6 heeft geleid tot een bedrijfsvergelijkend onderzoek tussen 10 telers. Hiervan wordt verslag gedaan in hoofdstuk 2 van dit rapport. Om de geformuleerde hypothesen gerichter te kunnen onderzoeken, moet getracht worden gericht blauwverkleuring en glazigheid te induceren. Hiertoe zijn in één kasafdeling bij Wageningen UR Glastuinbouw Anthurium planten van twee blauw gevoelige cultivars (Tropical en Calisto), tussen september 2008 en mei 2009 geteeld onder verschillende voeding en klimaatomstandigheden; het optreden van blauwverkleuring als gevolg van de verschillende behandelingen is gevolgd. De kasproef is gecomplementeerd met diverse metingen en waarnemingen aan de planten, zoals gewasanalyses (chemisch), huidmondjes dichtheid, huidmondjes werkzaamheid, fotosynthese, wortelmetingen en suikerbepalingen. In hoofdstuk 3 wordt verslag gedaan van de kasexperimenten. Tot slot zijn er mogelijkheden onderzocht, om middels naoogst behandelingsmiddelen het proces van blauwkleuren om te keren. Bij blauwe bloemen uit de praktijk zijn na een voorbehandeling en een transportsimulatie gekeken of de blauwverkleuring verminderde of wegtrok. Als voorbehandelingsmiddelen zijn gebruikt: water, suiker, Aluminiumsulfaat, bactericide, zilverthiosulfaat. Hoofdstuk 4 doet verslag van deze proeven..

(13) 7. 2. Bedrijfsvergelijkend onderzoek. 2.1. Inleiding. Met als doel meer inzicht te krijgen in de meetbare klimaat en voedingsfactoren die de verschillen in incidentie van blauw tussen de bedrijven veroorzaken, is een bedrijfsvergelijkend onderzoek uitgevoerd. Hiertoe zijn 10 bedrijven benaderd om aan deel te nemen. De bedrijvenselectie heeft plaatsgevonden in overleg met de BCO, waarbij er uitgaande van de beschikbare informatie, 5 bedrijven geselecteerd zijn die in het verleden wel en 5 bedrijven die juist geen last hadden van blauwverkleuring. Op de bedrijven zijn klimaatdata en het optreden van blauwverkleuring geregistreerd, volgens de hieronder omschreven methodiek. De mogelijke relaties tussen probleem en de gemeten factoren die daaraan bijdragen zijn middels statistische methodes geanalyseerd.. 2.2. Materiaal en methode. 2.2.1. Deelnemende bedrijven. Voor het bedrijfsvergelijkend onderzoek zijn vanaf week 38 2008 tot en met week 14 2009 gegevens en bloemen verzameld bij 10 Anthurium bedrijven die de cultivar ‘Tropical’ teelden. Naast het wel of niet optreden van blauwverkleuring in het voorgaande seizoen, was ook de geografische ligging van het bedrijf van belang voor de selectie ten einde de verschillen in buitenklimaat zo klein mogelijk te houden. Bij elk bedrijf is een intakegesprek gehouden waarmee informatie over kasuitrusting, gewaseigenschappen en teeltmethode is verzameld. In overleg met de teler is een proefvak aangewezen waarin de datalogger is geplaatst (voor het loggen van klimaat gegevens). Uit dit proefvak zijn steeds bij elke teler in de loop van het onderzoek 8 maal, op vooraf vastgestelde data verdeeld over de proefperiode, in principe 100 bloemen opgehaald voor het beoordelen van blauwverkleuring in de houdbaarheidsruimte van Wageningen UR Bleiswijk. De data voor het ophalen van de bloemen waren: 9 oktober, 30 oktober, 20 november, 11 december 30 december 2008 en 20 januari, 12 februari en 5 maart 2009 Gelijktijdig met het ophalen van de bloemen werden ook drainwatermonsters genomen van het proefvak voor analyse van chemische samenstelling.. 2.2.2. Metingen en registratie klimaat gegevens. Het klimaat in het proefvak is geregistreerd met behulp van dataloggers. De dataloggers hingen in het proefvak. Per bedrijf werden twee dataloggers opgehangen: 1) Boven het gewas met sensoren voor RV, luchttemperatuur, CO2 en PAR licht 2) tussen het gewas met sensoren voor substraattemperatuur, RV en luchttemperatuur Hiermee zijn relatieve luchtvochtigheid (RV), de PAR- lichtintensiteit, de kastemperatuur en het CO2 gehalte boven het proefvak gemeten. Daarnaast zijn RV, kastemperatuur en substraattemperatuur tussen het gewas gemeten. De sensoren voor deze metingen waren gekoppeld aan een datalogger van Eltek, type Squirrel SQ-451. De luchttemperatuur werd gemeten boven en tussen het gewas. De sensor voor de meting substraattemperatuur bevond zicht op 10 cm diepte in het substraat. De temperatuur en RV sensoren waren van het merk Vaisala, type Humitter 50-Y. De temperatuur was meetbaar tussen – 10 en +60°C met een mogelijke afwijking van ±0,5°C bij 25°C. Met behulp van een kleine ingebouwde ventilator werd een constante luchtstroom van circa 6 liter per uur langs de sensoren geforceerd waardoor de temperatuur bij de voeler in de datalogger niet hoger was dan de omgevingstemperatuur. De RV werd gemeten tussen 0 en 100%, met een gegarandeerde precisie van ±5% tussen 10 en 90%..

(14) 8 Straling werd gemeten als PAR-licht met een LI-190SZ sensor van Licor in µmol m-2s-1, met een maximum lichtintensiteit van 1500 µmol m2s-1. Omrekening van lichtniveau in µmol m2s-1 naar W/m2 of lux is in principe mogelijk, maar de omrekeningsfactor hangt sterk af van de lichtbron (ter indicatie: voor gemiddeld daglicht geldt 1 µmol m2s-1 = 56 lux of 0,18 W/m2 PAR, of 0,1 W/m2 globale straling). De lichtsensor is gemonteerd op het kastje waarin de datalogger zit en meet dus de lichtintensiteit op gewasniveau. Voor het ophangen en uitlezen van de dataloggers zijn de bedrijven 6 keer bezocht. Gedurende het onderzoek werd elke 10 minuten data gelogd.. 2.2.3. Opgave en registratie voeding. Tijdens het intakegesprek hebben de telers de samenstelling van hun voedingsoplossing opgegeven. Daarnaast zijn op alle 8 data dat bloemen zijn opgehaald, drainwatermonsters genomen en voor onderzoek naar de chemische samenstelling naar een laboratorium opgestuurd. Het drainwater bestond in sommige gevallen uit drain wat uitsluitend afkomstig was uit het gewas waar de testvak zich bevond. In andere gevallen echter was het drainmonster genomen uit de drainput van het hele bedrijf, dat wil zeggen, dat het afkomstig kon zijn uit andere gewassen (ras, leeftijd).. 2.2.4. Beoordeling blauwverkleuring. Omdat uit een eerder uitgevoerde enquête (Garcia Victoria, 2008) bekend was dat het oogststadium invloed had op de mate waarin blauwverkleuring optreed, is afgesproken om de bloemen voor het onderzoek aan te leveren in bloeistadium 3 (Foto 2.1). Er zijn vooraf geen afspraken gemaakt met betrekking tot bloemmaat.. Foto 2.1.. Voorbeeld rijpheidstadium (geel-groen deel van de spadix). Links stadium 4; rechts stadium 3 (afgesproken oogststadium).. De bloemen zijn in emmers onverpakt en droog vervoerd naar de onderzoekslocatie van Wageningen UR Glastuinbouw in Bleiswijk. Bij aankomst werden ze in de uitbloeiruimte direct op de vaas in schoon water gezet met 10 bloemen per vaas nadat circa 3 cm van de bloemsteel was afgesneden. De omstandigheden in de uitbloeiruimte zijn, in overeenstemming met internationale afspraken, een temperatuur van 20∘C ± 1∘C; en luchtvochtigheid van 65%±5% en belichting met 1000 lux gemeten op tafelhoogte gedurende 12 uur per dag. Tijdens de uitbloeiperiode zijn de bloemen dagelijks gecontroleerd op het optreden van blauwverkleuring. Indien er blauwverkleuring op de bloemen geconstateerd werd, zijn de betreffende bloemen gelabeld, en de datum van blauwkleuring of andere bijzonderheden genoteerd. Volgens afspraak met de BCO is tot 12 dagen na het op de vaas.

(15) 9 zetten beoordeeld, aangezien na 12 dagen de bloemen al uit het handelskanaal zijn. Na 12 dagen is het percentage blauwverkleurde bloemen per teler uitgerekend.. 2.2.4.1. Definitie blauwverkleuring. Een bloem werd gelabeld en als ‘blauw’ genoteerd zodra de eerste blauwe spikkels op het schutblad waarneembaar waren (Foto 2.2). Als de spikkels eenmaal zichtbaar zijn, breidt in de meeste gevallen zich snel uit tot grote blauwe vlekken die later al dan niet necrotisch (bruin) worden. De mate waarin één bloem blauw was geworden werd niet geregistreerd, dat wil zeggen dat een bloem met blauwe spikkels en een bloem met een volledig blauw-paars oor even zwaar telden in de berekening van het % blauwe bloemen uit de partij. Ook onder ‘blauw’ werd verstaan glazige plekken die soms blauw, soms bruin werden.. Foto 2.2. Eerste tekenen van blauwverkleuring op ‘Tropical’ bloem, blauwe spikkels.. Uitgebloeide bloemen, waarvan de kleur van het schutblad zeer homogeen blauw-paars kleurt, zijn niet als ‘blauw’ geregistreerd, maar als ‘uitgebloeid binnen de observatieperiode’. Deze bloemen kenmerkten zich behalve door de kleur van het schutblad, door het donker geel/bruine kleur van de kolf (spadix) of het uit elkaar vallen van spathe en spadix. Een uitzondering waren bloemen die binnen de 12-daagse beoordelingsperiode eerst blauwe plekken vertoonden maar ook binnen 12 dagen uitgebloeid waren; deze bloemen telden mee voor zowel het percentage blauw, als voor het % uitgebloeide bloemen. Beschadigingen op het schutblad door mechanische schade opgelopen tijdens bv transport leiden ook tot een blauwe vlek rondom de schadeplek. Bloemen met dergelijke vlekken telden niet mee als blauw, tenzij ze naast de zojuist omschreven vlekken, tevens de typische symptomen van blauw verkleuring (spikkels in het oor van het schutblad uitbreidend naar een blauwe plek) vertoonden.. 2.2.4.2. Invloed verpakking op blauwverkleuring. Eenmalig zijn er naast de reguliere aanleverwijze, ook per bedrijf 3 dozen van 16 verpakte Tropical’s meegenomen. Op deze manier kon nagegaan worden wat de invloed was van het onverpakt vervoeren op de resultaten. De verpakte bloemen zijn direct na aankomst in de uitbloeiruimte beoordeeld op blauw. Hiertoe werd de doos geopend en er werd beoordeeld zonder de bloemen uit te pakken. De bloemen kregen een transportsimulatie van drie dagen in de verpakking, of wel droog in de dichte flowpack, of wel met de steel in een buisje met water, en werden dagelijks beoordeeld. Na deze drie dagen in de uitbloeiruimte bij 20°C (transportsimulatie), zijn ze uit de.

(16) 10 verpakking gehaald, in water gezet met 8-10 bloemen per vaas nadat circa 3 cm van de bloemsteel was afgesneden. Tijdens de uitbloeiperiode zijn de bloemen gedurende 10 dagen dagelijks gecontroleerd op het optreden van blauwverkleuring volgens de methode die ook voor de onverpakt, droog vervoerde bloemen boven is beschreven.. 2.2.5. Calciumgehalte knoppen en bloemen. Omdat calciumgebrek een van de werkhypotheses is voor de teeltproef (deel II), is bij de start van de proef eenmalig van 30 bloemknoppen uit het testvak per teler het calciumgehalte onderzocht. Daarnaast is een aantal keer het gehalte aan Ca bepaald van apart Blauwe en gezonde bloemen aan het einde van de observatieperiode van 12 dagen.. 2.2.6. Beschrijving variabelen. Alle kenmerken uit de registraties die zijn gedaan kunnen in de volgende drie groepen worden verdeeld: Bedrijf, Plant en Klimaat.. 2.2.6.1. Bedrijf. In deze groep bevinden zich de volgende bedrijfskenmerken: oppervlakte, kastype, bouwjaar, poothoogte, belichting, aanwezigheid en gebruik van ventilatoren, verwarming en het gebruik van minimumbuis, schermen en de instellingen, aanwezigheid van belichting (ja/nee), CO2 dosering (ja/nee), watergift, EC gietwater, EC-drain, pH voeding/drain, aanwezigheid en gebruik van energiebesparende folie.. 2.2.6.2. Plant. In deze groep bevinden zich de volgende plantkenmerken: substraat, plantleeftijd, plantdichtheid, aantal koppen per m2, methode van jong blad breken (leeftijd gebroken blad, breekstadium, verjongingen blad per jaar, aantal bladeren per verjonging) aantal bladeren per plant, methode van snijden van oud blad, oogststadium, verversing water na oogsten, verpakkingsmethode, % blauwe bloemen per oogst in proefperiode.. 2.2.6.3. Klimaat. Onder klimaatgegevens worden de gegevens verstaan die met behulp van de dataloggers zijn verzameld. (Temperatuur van kas en substraat, RV, CO2 en PAR licht). Ontbrekende data zijn indien mogelijk, met behulp van de klimaatregistratie van het bedrijf aangevuld.. 2.2.7. Verwerking van de gegevens en statistiek. Voor de verwerking zijn de 10-minuten klimaatgegevens of in hun totaliteit gebruikt, of er zijn afgeleide gegevens ervan gemaakt (zoals daggemiddelden en weekgemiddelden). Tevens zijn de data verdeeld in 7-8 perioden van telkens 3 of 6 weken voorafgaand aan de oogstdatum (alleen de 6 weken periodes worden weergegeven). Binnen deze 7 blokken zijn er waardeklassen gecreëerd, waarin het aantal metingen dat in die klasse viel wordt aangegeven als percentage van het totaal aan metingen in de betreffende periode. Per gemeten parameter volgt hieronder de klassenindeling:.

(17) 11 Substraattemperatuur < 16.5, 16.5–17°C, 17–17.5, 17.5–18, 18–18.5, 18.5–19, 19–19.5, 19.5–20, 20–20.5, 20.5– 21, 21–21.5, 21.5–22, 22–22.5, 22.5–23, 23–23.5, 23.5–24, 24–24.5, 24.5–25, > 25°C. Kastemperatuur < 17°C, 17–17.5, 17.5–18, 18–18.5, 18.5–19, 19–19.5, 19.5–20, 20–20.5, 20.5–21, 21–21.5, 21.5–22, 22– 22.5, 22.5–23, 23–23.5, 23.5–24, 24–24.5, 24.5–25, > 25°C. PAR boven het gewas < 4 µmol/m2.s-1, 4–25, 25–50, 50–100, 100–150, 150–200, 200–300, 300–400, 400–500, > 500 µmol/m2.s-1 PAR waarden lager dan 4 µmol/m2.s-1 zijn als nacht beschouwd. RV < 40%, 40–45, 45–50, 50–55, 55–60, 60–65, 65–70, 70–75, 75–80, 80–85, 85–90, 90–95, > 95%. CO2 < 200 ppm, 200–300, 300–400, 400–500, 500–600, 600–700, 700–800, 800–900, 900–1000, 1000–1100, 1100–1200, 1200–1300, 1300–1400, 1400–1500 > 1500 ppm Omdat de fractie bloemen met blauwverkleuring (% blauw) binomiaal verdeeld is, is gekozen voor analyse via GLM (Generalized Linear Model) en omdat er tevens sprake is van 2 strata (tussen bedrijven en binnen bedrijven) zijn de analyses uitgevoerd via een GLMM (Generalized Linear Mixed Model). Via de rangcorrelaties (Spearman) is er een eerste indruk gekregen van mogelijk interessante metingen. Om uit de grote set gemeten variabelen de beste selectie te maken is trapsgewijs de procedure ‘Research’ gebruikt. Deze zoekt de groep x-variabelen welke het meest verklaart van de spreiding in de y-variabele. Voor de data voor blauwverkleuring op 20 november, 11 december 2008 en 20 januari 2009 is per datum apart ook nog een correlatie matrix gemaakt voor de verschillende variabelen. De klimaatgegevens per 10 minuten zijn van periodes van 6 weken voor elke oogst samengevat in gemiddelde en range. Daarnaast zijn hier klassenindelingen van gemaakt om te zien hoe vaak de waarden erg hoog of erg laag waren. Het aantal hoge/lage waarden is uitgedrukt als percentage van het totaal aantal waarnemingen in de betreffende periode. De waarneming % blauw is later uitgezet tegen deze percentages van de klimaatgegevens. Voor een beperkt aantal factoren is toen een regressieanalyse gemaakt. De gewasanalyses zijn buiten de statistische analyse gelaten omdat zij slechts bekend zijn voor een deel (minder dan de helft) van alle units (gegevens klimaat en blauwverkleuring).. 2.3. Resultaten. 2.3.1. Blauwverkleuring op de vaas. De blauwverkleuring op de verschillende bedrijven wordt per oogstdatum weergegeven in de Figuren 2.1 en 2.2. De percentages zijn berekend over het aantal geleverde bloemen. Op alle bedrijven wordt in meer of in mindere mate blauwverkleuring aangetroffen, ook op de bedrijven die in het onderzoek participeerden als zijnde bedrijven zonder blauwverkleuring. Behalve grote verschillen tussen bedrijven zijn er ook grote verschillen binnen hetzelfde bedrijf per oogstdatum. Op 11 december (paars, Figuur 2.1) werd bijna op alle bedrijven het hoogste percentage blauw op het betreffende.

(18) 12 bedrijf over de proefperiode waargenomen in de opgehaald bloemen. Daartegenover staat dat op 30 oktober er significant minder blauw op de bedrijven werd aangetroffen. Bij bedrijf 6 wordt significant het minste blauw aangetroffen. Terwijl bij de bedrijven 1 en 8 significant het meeste blauw werd aangetroffen. Bij nader inzien blijken deze twee bedrijven consequent een kleinere bloemmaat te hebben geleverd (zie Foto’s 2.3 en 2.4), wat mogelijk invloed gehad heeft op het resultaat. De kleinere bloemen lijken niet alleen gevoeliger voor blauwverkleuring, ze hebben ook een kortere houdbaarheid. In deze partijen bloeiden heel wat bloemen uit vóór het einde van de observatieperiode van 12 dagen.. Geen blauw in seizoen 07/08. Wel Blauw in seizoen 07/08 60 9-okt. 50. 30-okt. 40. 20-nov 11-dec. 30 20. 30-dec 20-jan 12-feb. 10. 5-mrt. 0. % blauwe bloemen. % blauwe bloemen. 60. 50. 9-okt 30-okt. 40. 20-nov 11-dec. 30. 30-dec 20-jan 12-feb. 20 10. 5-mrt. 0. 1. 2. 3. 5. 7. 4. Bedrijfsnummer. 6. 8. 9. 10. Bedrijfsnummer. Figuur 2.1 en 2.2. Percentage blauwe bloemen per oogstdatum van de verschillende bedrijven in het seizoen 08/09, ingedeeld naar het wel of niet optreden van blauw in het voorgaande seizoen.. Foto 2.3.. 2.3.1.1. Partij aangeleverde bloemen bedrijf 1.. Foto 2.4.. Partij aangeleverde bloemen bedrijf 5.. Invloed verpakking en transportsimulatie op blauwverkleuring. Figuur 2.3 toont het % blauw per bedrijf met beide vervoermethodes: ‘verpakt’ of ‘onverpakt’ is de methode die voor alle 8 ophaaldata is gehanteerd: ‘verpakt’ is met de normale verpakkingswijze van het bedrijf (4x flowpack, 6x ‘geplakt’). De verpakte bloemen kregen nog een transportsimulatie van 3 dagen droog in de houdbaarheidsruimte bij 20°C. Na één dag in de doos had elke doos wel minimaal één bloem die blauwverkleuring vertoonde. Uitzondering hierop was bedrijf nr. 5, bij wiens dozen op dat moment geen blauwe bloemen werden waargenomen. Na drie dagen blijkt bij 9 bloemen die op dag 1 of 2 als ‘blauw’ beoordeeld waren, het blauw te zijn weggetrokken. Dit kon worden vastgesteld omdat de bloemen individueel zijn beoordeeld en gelabeld..

(19) 13. Na afloop van de observatieperiode blijkt de verpakking en transportsimulatie een negatief effect te hebben op de blauwverkleuring. Uitzondering hierop is bedrijf nr. 1, waarbij opgemerkt dient te worden dat er verschil was in aangeleverde bloemmaat: de ‘onverpakte’ bloemen waren, zoals eerder opgemerkt, aanzienlijk kleiner.. % blauwe bloemen. 70 60 50 40. onverpakt. 30. verpakt. 20 10 0 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Bedrijf. Figuur 2.3.. 2.3.2. Percentage blauw bij vervoermethode bloemen van de 10 bedrijven.. Relatie bedrijfskenmerken en blauwverkleuring. In een overall analyse is er geen verband gevonden tussen de verschillende bedrijfskenmerken (oppervlakte, kastype, bouwjaar, poothoogte, belichting, ventilatoren, verwarming en minimumbuis, schermen, belichting, CO2 dosering, watergift, EC gietwater, EC-drain, pH voeding/drain, energiebesparende folie) en het optreden van blauwverkleuring bij Anthurium. De kenmerken per bedrijf zijn te vinden in Tabel 1, 2, 3 en 4 in Bijlage I.. 2.3.3. Relatie plant en blauwverkleuring. Er is een verband gevonden tussen het substraat waarin geteeld wordt en blauwverkleuring. De blauwverkleuring in steenwol (4 bedrijven) is significant lager dan in de andere substraten met name in de periode aan het begin en einde van de proefperiode (Tabel 2.1). Gemiddeld komt er in oasis (4 bedrijven) het meeste blauw voor. In deze proefperiode is dit echter niet significant verschillend van de gemiddelde blauwverkleuring in perlite (2 bedrijven). Dit resultaat is geen gevolg van verschillen in drain pH. Er is geen verband gevonden tussen de overige verschillende plantkenmerken (plantleeftijd, plantdichtheid, aantal knoppen per m2, methode van jong blad breken, verjongingen blad per jaar, aantal bladeren per verjonging, aantal bladeren per plant, moment snijden oud blad, oogststadium, verversing water na oogsten, verpakkingsmethode) en het optreden van blauwverkleuring bij Anthurium. Een overzicht van plantkenmerken per bedrijf is te vinden in Tabel 6, 7 en 8 in Bijlage I.. Tabel 2.1.. Percentage blauwverkleuring in het substraat per oogstdatum.. Datum. 9-okt. Substraat Perlite Oasis Steenwol. 13.5 12.3 7.5. 30-okt. 2.5 8.7 0.8. 20-nov. 11-dec. 30-dec. 20-jan. 12-feb. 5-mrt. 3.5 19.5 7.8. 19.1 34.0 19.8. 11.5 15.1 9.9. 17.6 8.6 12.8. 9.3 17.4 7.8. 19.6 6.8 4.8.

(20) 14. 2.3.4. Relatie gewasanalyse bloemknoppen, bloem en blauwverkleuring. Er is geen verband gevonden voor de verschillende elementen in de bloem en de blauwverkleuring van Anthurium Wel wordt er bij een laag calcium gehalte in de bloem ook een lager borium gehalte gemeten. De Tabellen 9, 10, 11 en 12 in Bijlage I tonen de resultaten van de gewasanalyses gedaan met de bloemknoppen geoogst op 9 oktober en met bloemen van oktober, november en december na afloop van de observatieperiode. In een deel van de gevallen zijn ‘blauwe’ en ‘gezonde’ bloemen apart geanalyseerd. Als we het calciumgehalte van de knoppen op de verschillende bedrijven uitzetten tegen het % blauwe bloemen geoogst enkele weken later, op 30 oktober, dan zien we dat er geen significante relatie bestaat tussen de concentratie calcium in de knoppen en het % blauw enkele weken later (Figuur 2.4). Wat opvalt is dat de absolute gehaltes aan calcium in de knoppen hoger zijn dan in de bloemen. Het calciumgehalte in de blauwe bloemen van een kweker is meestal lager dan die van de bloemen die niet blauw zijn geworden (Figuur 2.5). Opvallend is het wel dat de verschillen in Calcium gehalte tussen telers veel groter zijn dan de verschillen tussen blauwe en niet blauwe bloemen. Verder valt op dat het boriumgehalte in het schutblad van blauwe bloemen lager is dan in gezonde bloemen (Tabellen 9, 10, 11 en 12 in Bijlage I).. Bloem knoppen. Ca mmol/kg ds. 1000 800 600. 30 oktober. 400 200 0 0. 5. 10. 15. 20. % Blauwe bloemen. Figuur 2.4.. Gehalte aan Calcium in de bloemknoppen op 9 oktober uitgezet tegen het % blauw geworden bloemen op oogstdatum 30 oktober.. 20 november 08 350. Ca mmol/kg ds. 300 250 200. wel blauw. 150. geen blauw. 100 50 0 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Bedrijven. Figuur 2.5.. Gehalte aan Calcium van de bloemen met en zonder blauwverkleuring per bedrijf; bloemen geoogst op 20 november 2008..

(21) 15. 2.3.5. Relatie drainwater analyse en blauwverkleuring. In Tabel 13 in Bijlage I wordt de samenstelling van de voedingsoplossingen gegeven zoals die op de bedrijven gegeven werd in september 2008. In de loop van de proefperiode werd bij verschillende telers de EC verhoogd. Dit is terug te vinden in de analyses van het drainwater van de bedrijven. Voor de meeste elementen (EC, pH, NH4, K, Na, Ca, Mg, N, P, Fe, Mn, Zn, Cu, Mo) zijn geen verbanden gevonden tussen de gehaltes in het drainwater en de blauwverkleuring van Anthurium. Er is een correlatie gevonden voor het gehalte aan Borium (-0.798) in het drainwater en de blauwverkleuring (Tabel 15 in Bijlage I) op 11 december. Hoog borium in drainwater geeft lagere % blauwverkleuring. Vooral bij een lage pH komt er een hogere concentratie borium voor in het drainwater. Op de andere data (20 november en 20 januari respectievelijk Tabel 14 en 16 in Bijlage I) wordt er echter geen correlatie gevonden. Ook bij andere elementen worden op sommige data correlaties gevonden voor de S, Cl en HCO3, maar deze zijn zwak en niet consequent. Een overzicht met de analyseresultaten van het drainwater per bedrijf per datum is te vinden in Tabel 17 in Bijlage I.. 2.3.6. Relatie klimaat en blauwverkleuring. 2.3.6.1. Analyse gehele dataset. Bij het analyseren van alle data met diverse methodes zijn geen betrouwbare correlaties gevonden tussen gemiddelde en range van de klimaatgegevens en blauwverkleuring noch tegen de gehele dataset, noch tegen de data van de periode 3 of 6 weken voorafgaand aan elke oogstdatum. De onderstaande grafieken (Figuren 2.6 t/m 2.9) tonen het verloop per bedrijf van enkele klimaatwaarnemingen in de 3 weken voorafgaand aan elke oogstdatum.. Gemiddelde kastemperatuur °C. 25 24 bedrijf 1. 23. bedrijf 2 bedrijf 3. 22. bedrijf 4 21. bedrijf 5 bedrijf 6. 20. bedrijf 7 19. bedrijf 8 bedrijf 9. 18. bedrijf 10 17 9- okt. 30- okt. 20- nov. 11- dec. 30- dec. 20- jan. 12- f eb. mrt. Datum. Figuur 2.6.. Gemiddelde kastemperatuur in °C bij de bedrijven.. Gemiddeldesubstraattemperatuur °C. 25 24 bedrijf 1. 23. bedrijf 2 bedrijf 3. 22. bedrijf 4 21. bedrijf 5 bedrijf 6. 20. bedrijf 7 19. bedrijf 8 bedrijf 9. 18. bedrijf 10 17 9- okt. 30- okt. 20- nov. 11- dec. 30- dec. 20- jan. Datum. Figuur 2.7. Gemiddelde substraattemperatuur in °C bij de bedrijven.. 12- f eb. mrt.

(22) 16 1600. Gemiddede CO2 ppm. 1400 1200. bedrijf 1 bedrijf 2 bedrijf 3 bedrijf 4 bedrijf 5 bedrijf 6 bedrijf 7 bedrijf 8 bedrijf 9 bedrijf 10. 1000 800 600 400 200 9-okt. 30-okt. 20-nov. 11-dec. 30-dec. 20-jan. 12-feb. mrt. Datum. Figuur 2.8.. Gemiddelde CO2 in ppm bij de bedrijven.. 100. Gemiddelde RV %. 95. bedrijf 1 bedrijf 2. 90. bedrijf 3 bedrijf 4. 85. bedrijf 5 bedrijf 6. 80. bedrijf 7 bedrijf 8. 75. bedrijf 9 bedrijf 10. 70 9- okt. 30- okt. 20- nov. 11- dec. 30- dec. 20- jan. 12- f eb. mrt. Datum. Figuur 2.9.. 2.3.6.2. Gemiddelde RV in % bij de bedrijven.. Analyse op de data met de meeste blauwverkleuring. Inzoomend op de data met de meeste blauwverkleuring (11 december, 20 november en 20 januari) tegen de totale dataset zijn er correlaties gevonden tussen % blauw op 20 november en 11 december en de gemeten concentratie CO2. Hoge CO2 concentraties gedurende de hele meetperiode leverden een hoger percentage aan blauwe bloemen op. Op 11 december en 20 november was de correlatie respectievelijk 0.749 en 0.675 (Tabellen 20 t/m 23 in Bijlage I). Daarnaast was er op 20 november een correlatie van 0.735 op voor % blauw en het aantal metingen met een substraattemperatuur lager was dan 17.5 graden in de laatste 6 weken voor de oogst (meting code TS17p5 in Tabel 24 in Bijlage I). Voor de oogstdatum 20 januari werd er geen correlatie gevonden tussen het CO2 niveau of de substraattemperatuur en het blauwverkleuring.. 2.3.6.3. Analyse frequentieklassen. Vervolgens zijn de datasets gegroepeerd in frequentieklassen. Dat wil zeggen, het percentage van de metingen die binnen een bepaalde klasse vielen. Met behulp van de klasse tabellen (over data van 3 en 6 weken voor de oogst datum) is toen nauwkeurig gekeken voor elke oogstdatum naar het voorkomen van een bepaalde klasse in relatie met het % blauw. Omdat deze tabellen veel informatie opleveren over de klimaatsverschillen tussen bedrijven, zijn deze in Bijlage I (Tabel 24 t/m 72) opgenomen. Tabel 2.2 hieronder toont als voorbeeld een selectie van klassen en meetparameters voor de 6 weken voorafgaand aan de oogstdatum 20 januari voor de 10 deelnemende bedrijven (kolommen 1 t/m 10). Bovenaan (blauw gearceerde regel) het percentage blauw geregistreerd van de betreffende oogstdatum per bedrijf. Opvallende frequenties zijn geel gearceerd..

(23) 17 Tabel 2.2. % Blauw RV-boven >= >= >= >=. Percentage van de tijd dat de verschillende klimaatfactoren in een bepaalde klasse viel 6 weken voor 20 januari 2008. 20-jan 80 - < 8 85 - < 90 90 - < 9 95. 4 1 29.8 56.7 8.6 0.0. 18 2 32.8 5.2 0.0 0.0. 5 3 56.5 2.5 0.0 0.0. 12 4 38.9 40.1 6.6 0.0. 20 5 1.5 62.4 36.1 0.0. 18 6 13.8 75.0 11.1 0.0. 17 7 13.5 59.4 19.4 0.2. 8 8 22.2 3.9 0.2 0.0. 17 9 46.1 47.7 4.5 0.0. 3 10 49.3 19.1 1.5 0.0. RV-tussen 20-jan >= 80 - < 8 >= 85 - < 90 >= 90 - < 9 >= 95. 1 59.9 19.3 2.3 0.0. 2 39.2 6.5 0.0 0.0. 3 38.6 28.8 1.1 0.0. 4 45.2 19.6 0.4 0.0. 5 36.0 62.4 0.5 0.0. 6 9.2 26.1 0.6 0.0. 7 64.0 20.0 0.1 0.0. 8 5.9 0.0 0.0 0.0. 9 47.2 6.7 0.0 0.0. 10 17.7 0.0 0.0 0.0. 20-jan < 800 < 900 < 1000 < 1100 < 1200. 1 6.0 0.2 0.0 0.0 0.0 0.0. 2 24.7 25.7 16.6 7.5 1.2 0.0. 3 25.4 10.9 2.5 0.0 0.0 0.0. 4 2.1 4.5 7.9 13.0 18.7 52.4. 5 0.5 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0. 6 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0. 7 8.9 0.6 0.0 0.0 0.0 0.0. 8 29.5 18.4 2.5 0.1 0.0 0.0. 9 13.0 2.2 0.6 0.0 0.0 0.0. 10 28.2 5.1 0.8 0.8 0.0 0.0. kasT-boven 20-jan < 17 >= 17 - < 17.5. 1 0.3 2.0. 2 1.1 2.8. 3 6.4 6.4. 4 8.2 5.1. 5 0.1 0.9. 6 1.6 8.9. 7 2.2 1.8. 8 2.6 5.3. 9 7.2 8.3. 10 5.6 7.5. Temp-tusse 20-jan < 17 >= 17 - < 17.5. 1 0.4 1.0. 2 0.6 1.7. 3 2.8 1.7. 4 2.1 3.4. 5 0.2 1.3. 6 0.0 0.9. 7 6.8 6.0. 8 1.8 2.5. 9 1.1 2.3. 10 1.2 1.8. Temp-sub 20-jan >= 17 - < 17.5. 1 15.5. 2 0.1. 3 4.0. 4 26.0. 5 4.0. 6 5.4. 7 10.9. 8 37.9. 9 0.0. 10 0.8. CO2-boven >= 700 >= 800 >= 900 >= 1000 >= 1100 >= 1200. -. Extreem hoge CO2-concentraties worden gemeten in bedrijf 4, waar de gemeten waarden soms boven de 2000 ppm uit stegen, en hoge percentages van de metingen vallen in de klassen boven 1000 ppm. Bij twee bedrijven (4 en 8) vallen veel van de metingen van de substraat temperatuur in de klassen onder 17.5°C, waarbij temperaturen van zelfs 15°C regelmatig voorkomen. Dit is lager dan aan de hand van de kastemperatuur boven en tussen het gewas zou zijn te verwachten. Uit de variabelen in de frequentietabellen zijn de volgende opvallende variabelen geselecteerd voor verdere analyse en opnieuw in klassen ingedeeld volgens Tabel 2.3. Vervolgens is het gemiddeld optredend blauw behorend bij de verschillende klassen uitgerekend. Tabel 2.4 toont het gemiddeld percentage blauw in relatie tot de frequentie waarin RV groter is dan 85% en CO2 groter dan 700 ppm. Hierbij is te zien dat het blauw toeneemt bij toenemende frequenties van beide variabelen. De significantie van deze verschillen is daarna getoetst met paarsgewijze vergelijkingen van gemiddelden, waaruit slechts een lichte interactie blijkt tussen substraattemperatuur en RV. Dit resultaat was onbevredigend en niet in overeenstemming met Tabel 2.2. Daarom zijn de originele data van % tijd CO2>700ppm, % tijd RV >85% en % blauw in een 3d-grafiek gezet, waaruit een beeld verschijnt dat de bedrijven in twee groepen splitst..

(24) 18 Tabel 2.3.. Variabele voor verdere statistische analyse.. Variabele. Klasse indeling. Aantal waarnemingen per klasse. % van de metingen met RV > 85% % van de metingen met CO2 > 900 ppm % van de metingen met CO2 > 700 ppm % van de metingen met substraat temperatuur < 17,5°C. < 35, 35-65, > 65 Niet uitgevoerd < 1, 1-20, > 20 < 0.01, 0.05-0.5, >0.5. Min. 22, max. 23 (meeste metingen op één bedrijf) Min, 11, max. 32 Min. 17, max. 29. Tabel 2.4.. Gemiddeld % blauw in relatie tot de frequentie waarin RV > 85% en CO2> 700 ppm.. % blauw bij. % tijd dat CO2 > 700 ppm. % tijd dat RV > 85% Minder dan 35 Tussen 36 en 65 Meer dan 65. Minder dan 1. Tussen 1 en 20. * 1.5 12.4. 7.3 8.4 13.5. Meer dan 20. 15.4 10.2 21.5. Deze opsplitsing is het duidelijkst te zien in Figuur 2.10, waarin het % van de tijd dat CO2 > 700 ppm en het % van de tijd dat RV > 85% tegen elkaar zijn uitgezet (in een 2d-grafiek). De 2 groepen van bedrijven zijn:  groep 1: bedrijf 1, 5, 6, 7 en 9, rechts onder de grafiek, zwart;  groep 2: bedrijf 2, 3, 4, 8 en 10, links boven de grafiek, rood.. 2 groepen bedrijven 100. %CO2 > 700ppm. 80. 60. 40. 20. 0 0. 20. 40. 60. 80. 100. %RV > 85%. Figuur 2.10.. % van de tijd dat CO2 > 700 ppm tegen % van de tijd dat RV > 85% bij de verschillende bedrijven..

(25) 19 Naar aanleiding hiervan is een nieuwe correlatiematrix is opgesteld voor elk van de twee groepen bedrijven. Hieruit blijkt de relatie tussen % blauwverkleuring met ‘vaak een RV boven de 80% boven het gewas’ voor de bedrijven van groep 1 het sterkst. Onderstaande grafiek (Figuur 2.11) laat de relatie zien: tot 75% van de tijd een hoge RV lijkt niet erg, daarboven lijkt er een snel toenemend effect. Voor de bedrijvengroep 2 is de relatie met hoge RV helemaal weg, en slechts een hele zwakke relatie is met ‘vaak een CO2 concentratie boven 700 ppm’.. POL2R. 20. _%blauw. 15. 10. 5. 0 50. 70. 60. 80. 90. 100. _%RVgt80%B. Figuur 2.11.. Relatie voor de bedrijven van Groep 1 tussen % tijd boven 80% RV en % blauw.. Wanneer alle bedrijven op een hoop geveegd worden vertroebeld deze tweedeling het beeld. Een analyse van de bedrijfseigenschappen laat zien (Tabel 2.5) dat de enige koppeling met bedrijfseigenschappen ligt in het gebruik van Anticondens folie als energiebesparende maatregel: 4 van de 5 bedrijven uit groep 1 hebben het, terwijl slechts 1 van de 5 bedrijven uit groep 2 dat heeft.. Tabel 2.5.. Indeling bedrijfseigenschappen in groep 1 en 2 waaruit een relatie te zien is met gebruik AC folie. Folie. groep bedrijf Type 1 AC 1 5 AC 1 6 AC 1 7 n.v.t. 1 9 AC 1 2 n.v.t. 2 3 n.v.t. 2 4 n.v.t. 2 8 AC 2 10 n.v.t. 2. werk. beweegbaar vast, afh. T beweegbaar. perforatie vochtkier 10*10 ja 20*20 nee 15*15. beweegbaar 10*10. ja, nachts. beweegbaar 10*10. ja. planttemperatuurmeter nee nee nee nee nee nee ja nee nee nee.

(26) 20. 2.4. Conclusies en discussie. 2.4.1. Discussie bedrijfsvergelijking. Opmerkelijk in dit onderzoek was het feit dat bij alle 10 deelnemende bedrijven blauwverkleuring optrad. (Tevens vormde dit een complicerend effect voor wat betreft de analyse en interpretatie van de data.) Dit terwijl er uitgegaan werd van 5 bedrijven met het probleem en 5 bedrijven zonder. Blijkbaar was niet iedereen zich bewust van dit kwaliteitsprobleem, omdat het vaak optreed tijdens of na de handelsfase en niet altijd waargenomen en teruggekoppeld wordt naar de teler. Uit de vergelijking tussen verpakte en onverpakte bloemen blijkt dat tijdens de transportsimulatie al blauwverkleuring optreed, en dat hoewel een klein deel ervan op onverklaarbare wijze verdwijnt, het in het algemeen met de tijd toeneemt. Het kan uiteraard ook zijn dat de omstandigheden die tot blauwverkleuring leiden in ernstigere mate voorkwamen in het winterseizoen 2008/2009 dan in de voorgaande winter. De mate waarin blauwverkleuring zich voor doet is heel erg wisselend, zowel tussen telers als binnen een bedrijf in de tijd. Een duidelijke uitschieter is de datum 11 december, waarin bij 8 bedrijven het hoogste % blauw van de gehele onderzoeksperiode in die datum werden geconstateerd. De nabijheid van de kerstperiode doet vermoeden dat er een relatie zou kunnen zijn met de rijpheid van de aangeleverde bloemen (gemiddeld iets rijper door uitgestelde oogst); maar mogelijk spelen klimaatfactoren in die periode (donker, korte dagen, weinig ventilatie) een grotere rol. Dat bedrijven 1 en 8 gemiddeld een hoger percentage blauw scoren dan de rest kan te wijten zijn aan de bloemmaat; er waren geen afspraken gemaakt over de aan te leveren grootte. De kleinere bloemen blijken grotendeels een afwijkende (verminderde) houdbaarheid te hebben, en blijken ook gevoeliger voor blauwverkleuring: deze trad sneller in de tijd op en op een groter deel van de partij.. Calcium en Borium Uit de gewasanalyses blijkt dat de blauwe bloemen in het algemeen groter zijn maar een lager percentage droge stof bevatten dan de niet-blauwe bloemen. Dit kan het gevolg zijn van het aantrekken van meer water voor de groei en minder nutriënten, en daar valt ook calcium onder. Inderdaad zijn de calciumgehaltes meestal iets lager in de blauwe bloemen, echter, de verschillen tussen bloemen van telers onderling zijn veel groter dan de verschillen tussen blauwe en gezonde bloemen, en de telers met de laagste calciumwaardes zijn niet per definitie of consequent de telers met het meeste blauw. Doordat lage calcium gehaltes ook vaak gepaard gaan met lage borium gehaltes in het gewas, duidt dit op verstoringen in de transpiratiestroom, aangezien beide elementen afhankelijk zijn van de transpiratiestroom voor de opname door de plant. Als Borium slecht opgenomen wordt, vindt men het in overmaat in het drainwater; dit verklaart de goede negatieve correlatie tussen Borium in het drainwater en het percentage blauwverkleuring (hoe meer in de drain, des te minder opname en des te meer blauw).. RV en CO2 Het is daarom niet verwonderlijk dat uiteindelijk de factoren ‘hoge Relatieve luchtvochtigheid (RV) boven het gewas’ en in mindere mate ‘hoog CO2’ voor een groot deel het opgetreden blauw verklaren. Onder hoge RV is de verdamping voor de meeste planten moeilijker, omdat het verschil in vocht tussen de buitenlucht en in de plant afneemt en het water niet naar buiten kan. Uit de enquête eind 2007 bleek al dat 75% van de telers bewust waren van een relatie tussen RV’s boven de 85% en blauwverkleuring. Voor de telers die gebruik maken van Anticondens folie als energiebesparende maatregel blijkt dat zolang de RV tot 80% van de tijd onder de 80% ligt, de problemen met blauw op een laag niveau blijven. Echter, zodra hoge RV’s langer dan 80% van de tijd voorkomen, dan neemt de kans op blauw zeer sterk toe. Het effect van hoog CO2 was door de telers die deelnamen aan de bovengenoemde enquête niet waargenomen. Dat is niet vreemd, want dit effect is veel minder sterk uitgekomen. Bij hoge frequenties (meer dan 20% van de tijd) van concentraties hoger dan 700 ppm is de relatie met blauwverkleuring heel zwak (R2 minder dan 0,35). Door een hoge CO2 concentratie sluit de huidmondjes. Durieux (1996) had in metingen aangetoond dat een concentratie van 600-.

(27) 21 800 ppm CO2 in de lucht leidde tot een afname van de verdamping van 10 tot 40% ten opzichte van buitenlucht concentratie. Onder Mexicaanse omstandigheden is echter gezien (Valdez, 1995) dat ondanks een sluiting van de huidmondjes van tussen de 6.7 en de 29.8% als gevolg van hoog CO2, een toename van de verdamping kan worden gerealiseerd van tussen de 7.8 en de 28%. Een voorwaarde hiervoor is wel dat het water de plant kan verlaten. Daarom is het begrijpelijk dat hoog CO2 alleen niet tot een duidelijk verband leidt met blauwverkleuring, maar het effect van hoge RV’s enorm kan versterken.. Substraat In tegenstelling tot de waarnemingen uit de enquête, blijken lage substraattemperaturen (onder 17,5 graden) die meer dan 0,5% van de tijd voor komen, het optreden van blauw verkleuring te bevorderen. Dit klopt met de theorie dat het verhogen van de worteldruk (door hogere worteltemperatuur) blauw verkleuring vermindert door een beter Calcium transport. Anders gezegd zorgt een lagere worteltemperatuur voor minder worteldruk, waardoor Calcium minder goed getransporteerd wordt, met minder stevige cellen tot gevolg en daardoor meer kans op blauwverkleuring. Tevens zal een lagere substraattemperatuur in de regel voor een hogere RV zorgen (bij gelijke absolute hoeveelheid vocht in de lucht), wat de verdamping remt en daarmee ook het transport van Calcium.. 2.4.2. Conclusies bedrijfsvergelijking. Blauwverkleuring bij de cultivar Tropical komt bij alle deelnemende bedrijven in wisselende mate per periode voor, zelfs bij telers waarbij in het verleden geen blauwverkleuring waargenomen is.. Calcium en borium Blauw verkleuring lijkt niet veroorzaakt te worden door calciumgebrek, ondanks dat de blauwe bloemen meestal een iets lagere calcium en borium concentratie vertonen dan gezonde bloemen. Hoewel er grote verschillen werden gemeten in de calcium (en borium) concentraties tussen telers, is er geen sterke correlatie gevonden met blauwverkleuring. De lage calcium en borium gehaltes lijken eerder een gevolg te zijn van beperkte opname van deze elementen, die afhankelijk zijn van de transpiratiestroom voor de opname (Brown et al., 1997).. RV en CO2 Het vergelijken van de klimaatgegevens van de bedrijven met het percentage blauw laat een belangrijke invloed zien van de combinatie van hoge RV en hoog CO2. Concreet is er een verband tussen een toename van het percentage bloemen met blauwverkleuring naarmate de tijd toeneemt (meer dan 85% van de tijd) dat de RV hoger is dan 85% en de CO2 concentratie boven de 700 ppm komt. Er is een duidelijke deling van de bedrijven in twee groepen, een groep bedrijven met hogere frequenties van hoog CO2 en een groep bedrijven waar vaker hoge RV boven het gewas wordt gemeten. Voor de eerste groep is de relatie met blauwverkleuring heel zwak. Voor de tweede groep bedrijven is er een duidelijke relatie tussen het percentage van de tijd dat de RV hoger is dan 80% en het geregistreerd % blauw. Dit is terug te voeren tot de bedrijfsinrichting: 4 van de 5 bedrijven uit deze groep gebruiken anticondens folie als energiebesparende maatregel, en slechts 1 van de 4 bedrijven uit de andere groep (met minder vaak hoge RV) heeft anticondens folie. Het lijkt dat de RV het meest bepalend is van de twee factoren.. Substraat Daarnaast lijkt het substraat waarin de planten geteeld worden van invloed te zijn op de mate van optreden van blauwverkleuring: op steenwol zijn er minder problemen. Incidenteel is er ook een relatie gezien met de temperatuur van het substraat (bij substraattemperaturen van onder de 17,5°C vaker dan 0,5% van de tijd neemt de kans op blauwverkleuring toe)..

(28) 22.

(29) 23. 3. Teeltproef opwekken Blauwverkleuring. 3.1. Inleiding. Middels een teeltproef is geprobeerd om gericht blauwverkleuring en glazigheid te induceren en te voorkomen, om de in het literatuuronderzoek van Garcia Victoria van begin 2008 geformuleerde werkhypotheses te toetsen. De werkhypotheses waren: Werkhypothese 1: Blauwverkleuring en glazigheid wordt veroorzaakt door calciumgebrek in de bloem en is te verhelpen door het toedienen van calcium, of het verbeteren van de calciumopname en/of -verdeling in de plant. Werkhypothese 2: Blauwverkleuring, al dan niet van oorsprong aan calciumgebrek gerelateerd, houdt verband met worteldruk. Een hogere worteldruk zorgt voor een beter calciumtransport, en daarmee op een kleinere kans op blauwverkleuring. Een hogere worteldruk wordt door hogere worteltemperaturen bewerkstelligd. Werkhypothese 3: Blauwverkleuring is een vervroegd verouderingsproces en is te verhelpen door de integriteit van de membranen te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld middels het verhogen van het assimilatiegehalte in de bloem tijdens de teelt. Een andere manier is door suikers of andere middelen die de membranen versterken, na de oogst toe te dienen. Het na-oogst gedeelte wordt behandeld in hoofdstuk 4. Uit de enquête en het literatuuronderzoek (voorafgaand onderzoek) komen nog een aantal factoren naar voren die mogelijk van invloed zijn op de mate waarin blauwverkleuring zich voordoet:  de cultivar  de leeftijd van het gewas  het breken van jonge bladeren  teeltomstandigheden die de verdamping belemmeren Bij het opzetten van de proef is geprobeerd zoveel mogelijk van deze factoren te toetsen. Deze behandelingen zijn gegroepeerd onder de noemer: diverse factoren. De gebruikte kasafdeling staat toe experimenten uit te voeren, waarin door het manipuleren van de verdamping de calciumopname wordt beïnvloed en experimenten gericht om het calciumgehalte van de bloem door extra gift (via substraat of via bespuiting) en pH en EC aanpassing te verhogen (werkhypothese 1). De effecten van de behandelingen op de calciumopname zijn op basis van chemische analyses gevolgd. Ook kan in de kas de worteldruk gestimuleerd worden om de invloed daarvan op de blauwverkleuring vast te stellen (werkhypothese 2). Voor het toetsen van werkhypothese 3 zijn behandelingen met lichtafscherming opgenomen. Minder licht betekent minder aanmaak van assimilaten; minder assimilaten zou volgens de hypothese tot meer blauwverkleuring moeten leiden. Voor het toetsen van het effect van het breken van jonge bladeren (onder overige factoren) zijn twee bladsnijmethodes (jong blad breken en oud blad snijden) toegepast. De materialen, de toegepaste behandelingen en de beoordelingsmethode zijn in nauw overleg met de BCO gekozen en worden hieronder toegelicht.. 3.2. Materiaal en methode. De teeltproef is in week 39 (2008) gestart en uitgevoerd in een periode van 6 maanden in een kas afdeling van 144 m2 bij Wageningen UR Glastuinbouw in Bleiswijk. De kas is uitgerust met 24 teelttafels van 2,3 m2; iedere tafel beschikt over een eigen voedingsbak en een verwarmingsbuis (tabletverwarming) onder de tafel (per rij aan- en uit te schakelen)..

(30) 24. 3.2.1. Plantmateriaal. Als proefplanten zijn gebruikt de Anthurium cultivars ‘Tropical’ en ‘Calisto’. Beide zijn soorten die gevoelig voor blauwverkleuring zijn, waarvan ‘Calisto’ gevoeliger is dan ‘Tropical’. Deze planten zijn gratis ter beschikking gesteld door Anthura. De planten zijn in week 20 2008 bij Anthura in steenwolcubes opgepot in 14 cm potten. Bij binnenkomst van de planten in de proefkas werden bij alle planten bladeren verwijderd om alle planten op drie volgroeide bladeren te zetten (Foto 3.1). Hierna werd alleen nog jong blad gebroken of oud blad gesneden afhankelijk van de behandeling. De potten stonden in trays om omvallen te voorkomen. Uit de trays was de bodem verwijderd om te voorkomen dat er water in bleef staan.. Foto 3.1.. Proefveld in week 39.. 3.2.2. Kasklimaat. 110. 1200. 90. 1000. 70. 800. 50. 600. 30. 4 00. 10. 200 0. 0: 00 2 : :0 0 35 5 : :0 0 10 7 : :0 0 4 10 5:0 :2 0 1 2 0 :0 :5 0 1 5 5 :0 :3 0 1 8 0 :0 :0 0 2 0 5 :0 :4 0 0 2 3 :0 :1 0 5 1: :00 50 4 : :0 0 25 7 : :0 0 00 9 : :0 0 35 1 2 :0 :1 0 14 0: :4 00 1 7 5 :0 :2 0 1 9 0 :0 :5 0 2 2 5 :0 :3 0 0: 00. - 10. t ijd in uren RV. Figuur 3.1.. A ssimilat iebelicht ing. Klimaat gegevens op 10 en 11 december 2008.. kas T. CO2. CO 2 ppm. Temperatuur, RV, Scherm. In het begin van de proef werd een kastemperatuur aangehouden van 22°C dag/nacht en werd in november/ december afgebouwd tot 18.5°C. Vanaf half januari werd de temperatuur, met een halve graad per week, weer opgebouwd naar 21.5°C half februari. De luchtramen gingen open wanneer de temperatuur boven de 24°C kwam. Ocap CO2 werd gedoseerd tot een streefconcentratie van 700 ppm. Figuur 3.1 toont het gerealiseerde klimaat op 10 en 11 december 2008..

(31) 25 De relatieve luchtvochtigheid stond ingesteld op 85%; om deze te bereiken werd verneveld. Door de eigenschappen van het nevelsysteem kon bij frequent nevelen, ook bij de laagste pulstijden, onder plekken waar twee miststralen bij elkaar kwamen, het gewas nat slaan, daarom is de RV op 30 oktober 2008 terug gebracht naar 80% In de kas was belichting opgehangen (75 µmol/m2 s-1 (circa 5.000 lux)). Er werd alleen aanvullend belicht onder natuurlijk licht. Bij een buitenstraling van 140 W/m2 gingen de lampen uit. De lampen gingen weer aan als de buitenstraling was gedaald tot 90 W/m2. Het energiescherm liep dicht bij een buitenstraling van 400 W/m2 en het zonnescherm bij 650 W/m2. Vanaf februari was dit respectievelijk 300 W/m2 en 400 W/m2. ‘s Nachts ging het energiescherm dicht bij 4°C buitentemperatuur en het zonnescherm dicht bij 7°C buitentemperatuur. De tabletverwarming van de 6 tafels bedroeg ± 45°C.. 3.2.3. Behandelingen. In de kas staan 24 tafels waar per tafel via een voedingsbak onder de tafel een andere voedingsoplossing kan worden gegeven. Op elke tafel stonden 20 planten per cultivar; de twee gebruikte cultivars zijn Tropical en Calisto. Op bijna iedere tafel is een andere behandeling toegepast. De toegepaste behandelingen zijn gericht op het opwekken/voorkomen van blauwverkleuring volgens de onder 3.1 toegelichte werkhypotheses ten opzichte van een ‘standaard’ of controle behandeling (in meervoud). Ook in meervoud zijn de behandeling met lichtafscherming toegepast, omdat hier minder bloemen werden verwacht. De overige behandelingen zijn alle in enkelvoud toegepast. Het overzicht van alle behandelingen en de plattegrond van de tafels in de kas staan in Tabel 3.1 en Figuur 3.2. De keuze voor de behandelingen wordt hieronder verantwoord..

(32) 26. C. C. standaard. Ca H pH H. pot T RV Normaal. C. C. Ca L pH L. Ca L pH H. Hoge RV. T. T 24. T 18. T. T. Ca L pH L. standaard. pot T. Controle. T 12. 6. C. C. Ca N pH H. Ca N pH L. Hoge RV. C. C 23. T 17. T. C. standaard. standaard. pot T lichtscherm. T 11. T. C. Ca H pH L. Ca H pH H. lichtscherm. C. T 22. C 16. C. C. T 10. C. standaard. pot T. Ca L. Ca H. T. T. Hoge RV. lichtscherm. T 21. 15. T. T. standaard. standaard. T 9. C. 3. C standaard. pot T. EC H. kniptafel. Hoge RV. C. C 20. lichtscherm. T 14. T 8. 2. T. C. C. C. standaard. Ca L pH L. standaard. standaard. pot T. Ca blad. lichtscherm. Hoge RV. C. T 19. Figuur 3.2.. 4. C. standaard. T. 5. Tropical. C. kniptafel. T 13 Deur. Calisto. T 7. 1. voeding. Plattegrond van de behandelingstafels in de kas. Pot T =verwarming tablet, L en H staan voor laag of hoog Ca of pH in de voedingsoplossing en standaard staat voor standaardvoedingsoplossing..

(33) 27 Tabel 3.1.. Overzicht van de verschillende behandelingen per tafel.. Tafel. Voeding. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24. Standaard Standaard Standaard Ca hoog pH hoog Ca normaal pH laag Ca laag pH hoog Standaard + Ca bladbemesting EC hoog Ca hoog pH normaal Ca hoog pH laag Ca normaal pH hoog Ca laag pH laag Ca laag pH laag Standaard Ca laag pH normaal Standaard Standaard Ca hoog pH hoog Standaard Standaard Standaard Standaard Ca laag pH laag Standaard. 3.2.3.1. Bodemverwarming. RV. Scherm. Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja. normaal normaal normaal normaal normaal normaal normaal normaal normaal normaal normaal normaal hoog hoog normaal normaal normaal hoog normaal normaal hoog normaal hoog normaal. Nee Ja Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee Ja Nee Nee Ja Nee Nee. Blad regime snijden oudste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad snijden oudste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad breken jongste blad. Behandelingen ter toetsing van Werkhypothese 1. Hypothese 1 luidt: Blauwverkleuring en glazigheid wordt veroorzaakt door calciumgebrek in de bloem en is te verhelpen door het toedienen van calcium, of het verbeteren van de calciumopname en/of -verdeling in de plant Als calciumgebrek de oorzak is van blauwverkleuring zoals door Higaki et al. (1980) geschreven, dan is een voor de hand liggende oplossing (en volgens Higaki et al. een werkbare oplossing) het verhogen van de calciumgift in de voeding. Daarom zijn behandelingen opgenomen met lage (0.5 mmol/l), normale (1.5 mmol/l) en hoge (2.5 mmol/l) calciumconcentratie in de voedingsoplossing. Op één tafel werd tweemaal per week met behulp van een CaCl2oplossing (2,5 gram/l) een bladbemesting gegeven. Verhogen van de pH van de voedingsoplossing is een veel gebruikte methode om de calciumopname door het gewas te verhogen bij gelijke gift (Higaki et al., 1980; Voogt, 1989; Voogt, 1997). Daarom zijn de bovengenoemde calciumniveaus gecombineerd met drie pH-niveaus: laag (pH 4.8), normaal (pH 5.5) en hoog (pH 6.5). Hoge EC is een door telers veelgebruikte methode om meer Calcium (en meer van alle overige elementen) toe te dienen. Daarom is ook een behandeling met een standaard oplossing in een hogere EC (EC 3.5 mS/cm bij 25°C) gegeven dan normaal (EC 1.2)..

(34) 28. 3.2.3.2. Behandelingen ter toetsing van Werkhypothese 2. Hypothese 2 luidt: Blauwverkleuring, al dan niet van oorsprong aan calciumgebrek gerelateerd, houdt verband met worteldruk In de glasgroenteteelt wordt veel gebruik gemaakt van zogenaamde worteldruk om minder mobiele elementen zoals Calcium en Borium, die vooral met de transpiratiestroom getransporteerd worden, te transporteren naar de minder verdampende delen (bloemen en vruchten). Om de worteldruk te stimuleren werd op 6 tafels (één rij) bodemverwarming toegepast, hiermee werd een hogere pottemperatuur gerealiseerd van circa 3°C boven de ruimte temperatuur. De tafels werden aan de bovenkant geïsoleerd met tempexplaten die voorzien waren van gaten waar de potten precies in pasten. Verder was de onderkant van de tafel met doek afgeschermd om ervoor te zorgen dat de extra warmte die onder de tafels werd toegevoegd ook onder de tafels bleef en geen invloed had op de kas temperatuur. Door anticondens-folie (AC-folie, 20 x20) over een raamwerk (zie Foto 3.2) te spannen kon de RV verhoogd worden voor enkele tafels boven de kas RV. Op deze manier werd getracht de verdamping te remmen, waardoor de worteldruk zou moeten oplopen. In de nachts liep de RV op tot 100% onder het AC-folie. Overdag kon de temperatuur onder het AC-folie 2 graden hoger oplopen ten opzichte van de rest van de kas.. 3.2.3.3. Behandelingen ter toetsing van Werkhypothese 3. Hypothese 3 luidt: Blauwverkleuring is een vervroegd verouderingsproces en is te verhelpen door de integriteit van de membranen te verbeteren, bijvoorbeeld middels het verhogen van het assimilatiegehalte in de bloem tijdens de teelt of door suikers of andere middelen, die de membranen versterken na de oogst toe te dienen Als blauwverkleuring een vervroegd verouderingsproces is die met meer suikers in de bloem te verhelpen zou zijn, dan zal het ernstigere vorm nemen als de bloemen aangemaakt worden met minder licht. Door een vezeldoek over het raamwerk op de tafel te spannen (Foto 3.3) werd bereikt dat er 25% van het licht werd weggenomen ten opzichte van het normale lichtniveau in de kas. Overdag kon de temperatuur onder het vezeldoek 1 graad hoger oplopen ten opzichte van de rest van de kas.. Foto 3.2.. Raamwerk met AC folie.. Foto 3.3.. Raamwerk met vezeldoek op verwarmd tablet..

(35) 29. 3.2.3.4 3.2.3.4.1. Behandelingen ter toetsing van overige factoren Effect van de cultivar. Omdat de verschillende cultivars een andere gevoeligheid vertonen voor blauwverkleuring zijn twee cultivars in de proef opgenomen die in verschillende mate gevoelig zijn hiervoor.. 3.2.3.4.2. Effect van het breken van jong blad. Sinds een jaar of twee is in de teelt van Anthurium een ‘nieuwe’ teelthandeling geïntroduceerd. Het jonge blad wat zich ontwikkelt voorafgaand aan een nieuwe bloem wordt verwijderd. Dit resulteert in een versnelde uitloop van de nieuwe bloem, wat, afhankelijk van het moment waarop het jonge blad verwijderd wordt, varieert tussen 11 en 18 dagen. Vermoedelijk heeft deze versnelling te maken met een sink-verwijderingseffect: de jonge bladeren zijn een sterke sink, door het weghalen van deze sink, kunnen alle assimilaten naar de bloem verstuurd worden. Vanwege de bloeiversnelling dat deze teelthandeling realiseert, heeft deze toepassing zich snel uitgebreid in Anthuriumtelend Nederland. Volgens de enquête uitgevoerd begin 2008, zien 58% van de telers meer blauw wanneer ze deze techniek toepassen. Behalve een sink-source effect, kan het breken van jonge bladeren een wijziging teweegbrengen in de hormonale balans binnen de plant, en dit zou weer invloed kunnen hebben op het Calcium transport binnen de plant. In deze proef is het breken van jonge bladeren als standaard praktijk aangenomen. Om toch iets te kunnen zeggen over het effect van bladbreken op het optreden van blauw, is een tweede behandeling opgenomen met een andere bladsnoeimethode, namelijk het snijden van oud blad. Een van deze behandelingen is toegepast in combinatie met bodemverwarming; beiden zijn gebruikt met toepassing van standaard voedingsoplossing.. 3.2.3.4.3. Effect van gewasleeftijd. Het is niet mogelijk geweest in deze proef om aandacht te besteden aan het effect van gewasleeftijd. Alle planten waren van gelijke leeftijd.. 3.2.3.4.4. Effect van oogstrijpheid. Telers zijn erover eens dat het oogsten van bloemen in rijpere stadia meer blauwe bloemen oplevert dan het oogsten in een jonger stadium. Om het effect van oogstrijpheid op de resultaten te verminderen zijn alle bloemen in dezelfde rijpheid (stadium 3) geoogst.. 3.2.4. Watergift. Er werd water gegeven met behulp van Eb en Vloed eenmaal per dag om 11.00 uur. Vanaf week 6 2009 werd er 2 maal per dag water gegeven, ‘s morgens om 9.00 uur en ‘s middags om 13.00 uur.. 3.2.5. Voeding. De samenstelling van de verschillende voedingsoplossingen wordt weergegeven in Tabel 3.2. De gebruikte voedingsoplossingen is uitgegaan van de standaard voedingsoplossing voor snij-Anthurium, waarbij Ammonium op verzoek van de BCO waar mogelijk is weggelaten. Dit vanwege een mogelijke voorkeur van de wortels voor deze eenwaardige elementen boven het tweewaardige Calcium. Voor het bereiken en behouden van de lage pH’s was het nodig om een kleine 2 mmol ammonium aan de oplossing toe te dienen. De verlaging of verhoging van Calcium te opzicht van de standaard is gecompenseerd met aanpassingen aan de Kalium en/of Magnesium gehalte. pH en de EC van de voedingsoplossingen werden wekelijks gecontroleerd. Indien.

(36) 30 nodig werd de pH bijgesteld met Baskal of fosforzuur (29%). In januari 2009 zijn alle voedingoplossing opnieuw vers aangemaakt.. Tabel 3.2.. Samenstelling voedingsoplossing EC mS/cm, hoofdelementen in mmol/l en spoorelementen in µmol/l. pH laag standaard. EC hoog. Ca-laag. pH hoog. Ca-normaal. Ca-hoog. Ca-laag. Ca-normaal. Ca-hoog. EC pH. 1.2 5.5. 3.5 5.5. 1.2 4.8. 1.2 4.8. 1.2 4.8. 1.2 6.5. 1.2 6.5. 1.2 6.5. NO3 SO4 P NH4 K Ca Mg. 7.09 1.61 1.09 0 5.35 1.64 1.09. 20.68 3.82 3.18 0 15.59 4.77 3.18. 5.83 1.98 1.01 0.76 5.98 0.51 1.52. 5.83 1.98 1.01 0.76 4.97 1.52 1.01. 5.83 1.98 1.01 0.76 3.45 2.54 0.76. 7.09 1.31 1.09 0 6.44 0.55 1.64. 7.09 1.31 1.09 0 5.35 1.64 1.08. 7.09 1.31 1.09 0 3.71 2.73 0.82. Fe B Mn Zn Cu Mo. 3.2.6. 20 30 2 4 1 0.7. 20 30 2 4 1 0.7. 20 30 2 4 1 0.7. 20 30 2 4 1 0.7. 20 30 2 4 1 0.7. 20 30 2 4 1 0.7. 20 30 2 4 1 0.7. 20 30 2 4 1 0.7. Oogst. Bij de oogst werden de bloemen in stadium 3-4 gesneden (Foto 3.4). Omdat de eerste geoogste bloemen nog niet onder de verschillende behandelingen waren aangelegd zijn ze niet geregistreerd. Beoordeling van de geoogste bloemen vond plaats vanaf 1 november 2008. Hiertoe werd iedere bloem bij het oogsten gelabeld en direct op water gezet. Op het etiket werd de oogstdatum, de code van de behandeling en alle mogelijke opgemerkte afwijkingen vermeld. Vervolgens werden de bloemen in de uitbloeiruimte voor verdere beoordeling geplaatst..

(37) 31. Foto 3.4.. 3.2.7. Oogst stadium 4 (links) en 3 (rechts).. Uitbloeiruimte. In de uitbloeiruimte heerste volgens internationale afspraken een constante temperatuur van 20°C en een relatieve luchtvochtigheid van 60%. Verder werd geduurde 12 uur per dag een lichtniveau van 14 µmol m-2 s-1.gerealiseerd.. 3.2.8. Waarnemingen. Tijdens het vaasleven van de bloemen werd dagelijks beoordeeld op blauwverkleuring (Foto 3.5). Indien blauw werd geconstateerd, werd dit op het label genoteerd. Hierbij werd de datum van blauwkleuring of andere bijzonderheden per bloem genoteerd. Na 12 dagen werden de bloemen voor het laatst beoordeeld waarna het vers- en drooggewicht werd bepaald van alle bloemen. Het aantal bloemen dat binnen de 12 dagen observatie blauw werden is als percentage van het per behandeling geoogste bloemen weergegeven. De tijd vanaf het moment van oogsten tot de dag dat blauwverkleuring is geconstateerd wordt uitgedrukt als het gemiddeld aantal dagen van oogst tot blauw voor elke behandeling. De gedroogde bloemen van iedere behandeling werden verzameld voor chemisch onderzoek, waarbij er onderscheid gemaakt werd tussen bloemen met blauwverkleuring en zonder. Het materiaal verzameld tot januari en het verzameld tot april is apart onderzocht..

(38) 32. Foto 3.5.. 3.2.8.1. Blauwverkleuring ‘Tropical’.. Eindwaarnemingen. Aan het einde van de proef blijken zichtbare verschillen te zijn ontstaan in de kwaliteit van het gewas als gevolg van de behandelingen. Daarom zijn deze verschillen vastgelegd door foto’s van de wortels en het blad. Ook viel het op dat er behandelingen waren die effect leken te hebben op de ontwikkeling van de luchtwortels. Daarom zijn deze bij enkele behandelingen gemeten.. 3.2.8.2. Fotosynthesemetingen. Om inzicht te krijgen in de rol van het jonge blad (wat gebroken werd in de meeste behandelingen), zijn fotosynthese metingen gedaan van planten waar blad gesneden werd en de standaard behandeling waar bladeren gebroken werden.. 3.2.8.3. Huidmondjesonderzoek. Van geselecteerde behandelingen zijn afdrukken gemaakt van de huidmondjes om eventuele verschillen in morfologie of dichtheid als gevolg van de behandelingen op te sporen.. 3.2.9. Statistiek. Fracties hebben een binomiale verdeling en worden derhalve via een GLM (Generalized Linear Model) geanalyseerd.. 3.3. Resultaten. 3.3.1. Realisatie klimaat. Door het gebruik van AC-folie bij sommige behandelingen en van vezeldoek beide op tafels met en zonder bodemverwarming werden er verschillende RV’s gerealiseerd. Figuur 3.3 laat het verloop van de RV op 2 december 2008 zien bij de verschillende behandelingen en de gerealiseerde RV in de kas. Onder de plastic folie was de RV altijd hoger dan in de kas; in de nacht kon de RV oplopen tot 100%. Het vezeldoek zorgde ook voor een permanent.

(39) 33 hogere RV (ca 5% hoger) dan de kas RV, maar altijd lager dan in de plasticfolie. De aanwezigheid van bodemverwarming reduceerde de RV onder het AC-folie met circa 10% en onder het vezeldoek circa 15% ten opzicht van vergelijkbare behandelingen zonder bodemverwarming, waarmee de RV in de behandeling met vezeldoek lager en constanter was dan in de kas.. 110 100 A C- f olie. RV %. 90. v ezeldoek. 80. A C- f olie + pot v erw .. 70. v ezeldoek+pot v erw .. 60. kas rv. 40. 00 01 02 03 0 05 07 08 09 10 11 12 14 15 16 17 18 19 21 22 23. 50. t ijd in uren. Figuur 3.3.. RV in % bij de verschillende behandelingen.. 3.3.2. Optreden van blauwverkleuring. In beide cultivars is in alle behandelingen blauw verkleuring van de bloemen geconstateerd. Een uitgebreid overzicht wordt weergegeven in Tabel 1 in Bijlage II. In de Figuren 5.1 t/m 5.3 wordt het percentage blauwe bloemen per behandeling en cultivar grafisch weergegeven. Blauwe bloemen waren bij beide cultivars significant groter dan niet blauwe bloemen, zoals het te zien is aan de gemiddeld hogere vers- en drooggewichten van de blauwe bloemen (Tabel 3.3.) Echter is het drogestof percentage van blauwe lager dan de bloemen waarin geen blauw verkleuring optreed. Dit verschil in droge stof percentage is alleen bij ‘Tropical’ significant.. Tabel 3.3.. Gemiddeld vers- drooggewicht bloem ‘Calisto’ en ‘Tropical’ in g en het percentage drogestof in %. Calisto. Blauw. Ja. Versgewicht g Drooggewicht g Drogestof % *. 10.44 1.27 12.73. Tropical Nee. b b a. 9.68 1.18 12.86. Ja a a a. 8.90 0.95 11.36. Nee b b a. 8.16 0.90 11.73. a a b. * Gecorrigeerd voor restwater.. 3.3.2.1. Effect cultivar. Bij Calisto is het percentage bloemen dat in meer of mindere mate blauw werden heel erg hoog (tussen 70 en 100%), significant hoger dan bij Tropical (tussen 6 en 92%). Over alle behandelingen heen was dit verschil significant. Niet alleen is er meer blauw bij Calisto, maar de bloemen worden ook sneller blauw na de oogst. Bij ‘Calisto’ gemiddeld 3 dagen eerder dan bij ‘Tropical’. Dit is te zien in de Figuren 3.4 t/m 3.6, waarin wordt weergeven hoeveel dagen na de oogst de symptomen van blauwverkleuring optreden (uitgebreid overzicht in Tabel 2 in Bijlage II)..

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De (toen) vier raadadviseurs van het WODC fungeerden als een brug tussen wetenschap en beleid, door hun tweeledige taak: (1) contact onderhouden met de beleidsafde- lingen om

De relatie tussen tijd- ruimtegedrag en veiligheidsperceptie kwam vooral naar voren bij omgevingsfactoren: slechte verlichting en groepen onbekende jongeren waren

  Door  deze  veranderingen  over  de  tijd  was  de  verwachting  dat  de  relaties  tussen  de  doelmanagementconstructen  en  de  faalangstconstructen 

Dependent Variable: _2014_Average 2014 Average. Group:

 binnen de proeftijd (maximaal 2 maanden, waarin zowel de werkgever als de werknemer de overeenkomst zonder meer mogen beëindigen..  door ontslag op staande voet (bijv. omdat

Koninklijke Philiphs Electronics N.V.. Mital Steel

Een andere wereld gaat voor ons open: hier is geen sprake van de snelle opname van boekenkennis door de actieve lezer in de intimiteit van zijn visuele confrontatie met het

Dat vriendschappelijke betrekkingen in de dialoog tussen de godsdiensten soms ook tot overgang naar een andere religie of tot gemengde huwelijken kunnen leiden wordt doorgaans