• No results found

Echte welvaart. De relevantie van Patrick Geddes’ regionalisme voor de hedendaagse duurzaamheidsbeweging

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Echte welvaart. De relevantie van Patrick Geddes’ regionalisme voor de hedendaagse duurzaamheidsbeweging"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie

Eerste versie

Jens van Kamp

t.a.v. mw. dr. P.A. Brouwer

10-07-2020

Echte welvaart

De relevantie van Patrick Geddes’ regionalisme voor de hedendaagse

duurzaamheidsbeweging

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Inleiding ...1

Deel I Regionalisme 1.1 Een persoonlijk samengesteld curriculum ...6

Echte welvaart ...7

De biologie in ontwikkeling ...8

Kennismaking met de Frans-anarchistische sociaalgeografie ... 13

Regional spirit... 16

Het begin van een carrière ... 17

1.2 Town-planning is Folk-planning ... 18

Een groots plan voor het bescheiden Dunfermline ... 19

Methodologische inhaalslag ... 24

Geddes in India ... 28

League of Cities ... 32

1.3 Geddes’ Regionalisme ... 33

Deel II Receptie en relevantie 2.1 Overlevering ... 36

2.1 Geddes’ erfenis in naam en theorie ... 37

Receptie in de wetenschap ... 38

2.2 Regionalisme en de duurzaamheidsbeweging... 45

De Regio en lokalisme ... 45

Conservative Surgery en circulariteit ... 52

Echte welvaart en de heropleving van de ambachten ... 56

Conclusie ... 60

(4)

1

Inleiding

In 1904 dient de Schotse stedenbouwkundige Patrick Geddes op uitnodiging van de Carnegie Dunfermline Trust een plan in voor de renovatie van het dorpje Dunfermline vlak boven Edinburgh. In de introductie van het plan bespreekt Geddes de suggesties die de inwoners van Dunfermline hem hebben aangedragen in de zes maanden waarin hij aan het plan werkte. Het bleek dat elke inwoner een stukje Dunfermline voor ogen had dat hij graag gesloopt zou zien worden. De een wilde het oude deel van Dunfermline met de abtswoning graag zien verdwijnen, terwijl een ander de muur langs het park weg wilde hebben. Weer iemand anders wilde de historische smidse graag tegen de grond hebben. Als alle suggesties die de inwoners hadden aangedragen bij elkaar zouden zijn opgeteld en uitgevoerd, was er geen stukje Dunfermline overeind gebleven. Geddes doet daarom een oproep aan de inwoners om te proberen hun bezwaren te benaderen als mogelijkheden. Hij stelt dat het nuttiger is om te bedenken welke functies een gebouw nog wel kan dienen, in plaats van slechts denken aan slopen. Zelfs als een gebouw het niet waard is om in zijn huidige staat te blijven bestaan, kan het namelijk nog wel dienen als element in de vernieuwing. In het uiterste geval kan het materiaal van de gebouwen die echt gesloopt moeten worden, gebruikt worden voor de geplande bouwwerkzaamheden elders in het dorp.1 De methode die Geddes voorstelt is vernieuwing op basis van conservatie, of zoals we dit tegenwoordig zouden noemen: een circulaire benadering.

In 2017 is in Amsterdam een dergelijk circulair project van start gegaan met de herontwikkeling van de Bijlmerbajes tot het Bajes Kwartier, een energieneutrale- en groene stadswijk. AM vastgoed, de ontwikkelaar van het project, stelt op zijn website dat een van de torens blijft bestaan en getransformeerd wordt tot een ‘groene toren’ met een verticaal park en stadslandbouw. De toren wordt dus niet gesloopt, maar - in de woorden van Geddes, ‘opgenomen als element in de vernieuwingsplannen’. Van de vijf torens die wel gesloopt worden, zal 98 procent van het bouwafval opnieuw gebruikt worden in het project. De gevels van de gevangenistorens worden gebruikt voor studentenwoningen en de oude tralies krijgt een tweede leven als balkonhekjes.2 Ook dit lijkt een hedendaagse uitwerking van Geddes’ opmerking in het plan voor Dunfermline. Toch heeft het plan voor het Bajes Kwartier geen expliciete connectie met Geddes’ werk, want ondanks dat de naam Patrick Geddes nog

1 Patrick Geddes, City development: a study of parks, gardens, and culture institutes; a report to the Carnegie Dunfermline trust (Edinburgh, 1904) 12-13

(5)

2

voortleeft in de wetenschap en de relevantie van zijn ideeën alleen maar toeneemt, is de receptie van zijn ideeën tegenwoordig zeer beperkt.

Volker Welter stelt in zijn boek Biopolis dat de wetenschappelijke interesse vooral op Geddes’ persoonlijkheid gericht is geweest en zijn filosofie nooit de aandacht heeft gehad als die van andere stedenbouwkundigen zoals Ebenezer Howards Rurisville of garden city, Tony Garniers Cité Industrielle, Otto Wagners Großstadt, of Le Corbusiers Ville Radieuse.3 Gezien Geddes veelzijdige levensloop, is het misschien niet zo vreemd dit een eenduidige theorie overschaduwt. Geddes was namelijk geschoold in de natuurwetenschappen en sociaalgeografie zonder in een van deze twee opleidingen een formeel curriculum te hebben doorlopen. Dit belette hem echter niet een academische carrière op te bouwen waarin hij publiceerde in biologische, economische geografische en sociologische vakbladen. Hij werkte daarnaast als stedenbouwer en planoloog in Schotland, Ierland India en Palestina, maar hield zich evenveel bezig met organiseren van zomercursussen, het oprichten van musea en exhibities, en met hervormingsplannen voor het onderwijs. Dit deed hij allemaal terwijl hij een leerstoel Botanie bekleedde aan de Universiteit van Dundee. De wetenschappelijke interesse in Geddes bloeide op vanaf de jaren ’70 en is inderdaad voornamelijk gericht op zijn persoonlijkheid. Er zijn monografieën verschenen met veelzeggende titels als A most unsettling Person van Paddy Kitchen uit 1975 en The Worlds of Patrick Geddes: Biologist, Town Planner, Re-educator,

Peace Warrior van Peter Boardman uit 1978.

De veelheid aan vakgebieden en ondernemingen maakt duidelijk dat Geddes niet uit hetzelfde hout gesneden was als het rijtje van stedenbouwkundigen die Welter noemt. Het voorbeeld van de overeenkomst tussen Geddes’ Dunfermline plan en het Bajes Kwartier toont echter nog iets anders: Geddes’ relevantie schuilt niet in een architectonische stijl, typologie of een model, maar in de overeenkomst tussen Geddes’ ideeën en de actuele duurzaamheidsideologie. Dit voorbeeld staat niet alleen, het is slechts een van de vele voorbeelden van ideeën van Geddes die een opvallende overeenkomst vertonen met hedendaagse duurzaamheidstrends. Dit onderzoek is erop gericht deze overeenkomsten expliciet te maken door drie elementen uit Geddes’ werk en filosofie te verbinden aan drie hedendaagse duurzaamheidstrends die een sterke overeenkomst vertonen. Het doel van dit onderzoek is om op deze manier de kloof wat te dichten tussen de twee manieren waarop

(6)

3

Geddes in de eenentwintigste eeuw aanwezig is: De bescheiden receptie van zijn persoon en werk, en de onderbelichte relevantie van zijn ideeën.

Het eerste deel van dit onderzoek is gericht op de drie kernelementen uit Geddes’ werk: de regio, echte welvaart en conservative surgery. De regio was voor Geddes het ultieme schaalniveau voor gemeenschapsvorming, economische organisatie en culturele identiteit, maar ook voor het onderzoek en de planvorming van de stedenbouwkundige. Echte welvaart was een term die Geddes gebruikte om het belang kennis en ervaring tegenover winst en geld te benadrukken. Deze zienswijze valt te herkennen in veel facetten van zijn werk en ideeën zoals de nadruk op educatieve tuinen in verschillende plannen. Echte welvaart draaide om balans tussen theorie en praktijkwerk, maar ook om samenwerken aan een gemeenschappelijk doel, het welzijn van een regio. Conservative surgery was de benaming die Geddes voor zijn planmethode bedacht toen hij in India werkte. Het draaide hierbij om een gedegen analyse van de problemen van een plek en een oplossing die er slechts op gericht was het probleem zo organisch en subtiel mogelijk te verhelpen in plaats van groots in te grijpen. Samen vormen deze kernelementen een theorie die het best te omschrijven valt als Geddes’ regionalisme. Geddes gebruikte het woord regionalisme vaak, maar zonder er een samenhangende theorie over opgesteld te hebben. Juist daarom gebruik ik deze term, het regionalisme is geen theorie die afkomstig is van Geddes zelf, maar is in plaats daarvan een theorie op basis van Geddes’ werk met als invalshoek de overeenkomst met actuele verschijnzelen in de duurzaamheidsbeweging. De ontwikkeling van het regionalisme loop van Geddes’ jeugd tot aan zijn tijd in India. Het eerste deel is daarom gestructureerd aan de hand van verschillende fases uit Geddes leven waarin hij de drie kernelementen ontdekte, in praktijk bracht en doorontwikkelde.

De eerste fase beslaat de jaren van inspiratie die begonnen in zijn jeugd en als hoogtepunt de studietijd hadden waarin Geddes een zwerftocht maakte tussen universiteiten in Schotland, Engeland en Frankrijk. De tweede fase bestaat uit de jaren tussen 1886 en 1904 waarin hij de eerste stappen zette als stedenbouwkundige. Zijn kleinschalige werk in Edinburgh en het eerste volwaardige stedenbouwkundige plan voor het dorpje Dunfermline. Dit plan werd afgewezen en de derde fase beslaat de tien jaar daarna waarin hij een theoretische ontwikkeling maakte als stedenbouwkundige. In deze periode scheef hij zijn bekendste boek Cities in

Evolution waarin hij de planologische gereedschappen ontwikkelde die hij tijdens Dunfermline

nog ontbeerde. Het resultaat is te zien in de laatste fase, de bloeiperiode van zijn carrière die hij als stedenbouwkundige beleefde vanaf 1915 in India en Palestina. Door de ontwikkeling van

(7)

4

de kernelementen te traceren door deze verschillende fases, ontstaan samenhangende theorieën die gebruikt kunnen worden voor het tweede deel van dit onderzoek: de analyse van de hedendaagse receptie en relevantie van Geddes.

Het tweede deel begint met de wetenschappelijke receptie van Geddes in de biologie, sociologie, sociaalgeografie, planologie en architectuurtheorie. Alle vakgebieden waarin hij in wisselende mate van succes heeft geprobeerd zijn stempel te drukken. In dit deel onderzoek ik hoe Geddes in de wetenschap voortleeft en hoe deze receptie zich verhoudt tot mijn behandeling van zijn werk uit het eerste deel. Het blijkt dat door de verschillende wetenschappelijke invalshoeken en het gebrek aan een samenhangende receptie, Geddes op zeer verschillende, en soms zelfs tegenstrijdige manieren gebruikt wordt. In de architectuurtheorie blijkt bijvoorbeeld dat Geddes door voorstanders van Metropoolvorming als de inspiratiebron voor de buitenwijken met laagbouw wordt gezien, terwijl de tegenstanders van Metropoolvorming ook Geddes gebruiken, maar nu als grondlegger van het regioconcept dat ongebreidelde stadsuitbreiding aan banden kan leggen.

Als laatste onderdeel van dit onderzoek komt de relevantie van Geddes’ regionalisme voor de hedendaagse duurzaamheidsbeweging aan bod. Dit doe ik door drie hedendaagse varianten te behandelen van de drie kernelementen van regionalisme Het regio-concept vergelijk ik met de opkomst van lokalisme zoals dat blijkt uit The new localism van Bruce Katz en Jeremy Nowak, maar ook uit de missie voor schaalverkleining en tegen de macht van supranationale corporaties zoals Naomi Klein. Geddes’ conservative surgery vergelijk ik met de opkomst van de circulaire economie zoals Kate Raworth en Gunter Pauli die beschrijven, maar ook in de architectuur en filosofie van Thomas Rau en Sabine Oberhuber. Geddes’ echte welvaart vergelijk ik met de heropleving van traditionele ambachten zoals blijkt uit het Satoyama Initiative en Richard Sennetts werk over vakmanschap.

Walter Stephen beschrijft in Think global, act local hoe hij door een onbekend dorp kan rijden en een aangename woonwijk ontdekt. Als hij zich vervolgens afvraagt waarom hij de woonwijk als zo aangenaam ervaart, realiseert hij zich dat de woonwijk door Geddes ontworpen had kunnen zijn.4 De situatie die Stephen beschrijft, is een herkenbaar gevoel voor iedereen die zich verdiept in Geddes. Sir William Holford zei in 1954 ‘Wherever I go in my mind, i meet Geddes coming back’.5 Ook ik kan niet ontsnappen aan dit effect en wil zelfs een stap verder

gaan dan Stephen aangezien ik Geddes niet alleen herken in hedendaagse stedenbouw, maar in

4 Walter Stephen, Think global, act local (Edinburgh 2015) 131.

(8)

5

zo veel hedendaagse initiatieven die net als Geddes strijden voor een betere wereld waarin de mens in een gebalanceerde harmonie zal leven met elkaar en met de natuur. Dit onderzoek is erop gericht een bijdrage te leveren aan de hedendaagse receptie van Geddes in de wetenschap, maar is vooral ook bedoeld als de handreiking van een historische traditie aan hen die vandaag de dag proberen een betere wereld te realiseren.

(9)

6

Deel I

Regionalisme

1.1

Een persoonlijk samengesteld curriculum

Patrick Geddes heeft nooit een monografie geschreven over regionalisme, maar toch vormt het een rode draad in zijn werk. In dit eerste deel zal ik deze rode draad volgen vanaf Geddes’ jeugd waardoor de vele implicaties van het begrip zichtbaar worden. Om een idee te krijgen van waar de rode draad eindigt, begin ik met een citaat van Geddes uit 1918, toen zijn carrière als stedenbouwkundige een piek bereikte met grote opdrachten in India. Geddes schreef in een planologisch rapport voor Durbar een hoofdstuk getiteld ‘Regionalism versus Centralisation’. De stapeling van invloeden en ervaring die samen het regionalisme vormen, is op dat moment voltooid en is gebaseerd op meer dan een halve eeuw aan inspiratie en ervaring.

With this reunion of Country and Town, their activities are seen as normally in harmony. We again think of these together as City Regions; each a definite geographical area. And as no two regions are alike, but differ in their conditions, a corresponding measure of decentralization to these is becoming locally felt as necessary. (…) As things at present stand, the ever-increasing hunger and desire of each great capital, and in its modern overgrowth more than ever, are not easily kept within bounds: for these great cities cannot but seek to concentrate to themselves population and food, power and pleasure, and too commonly with diminishingly adequate return to the vast areas they subordinate, and exploit, even exhaust. These provinces and their cities and towns increasingly feel impoverished and dissatisfied; and hence the world-wide rise of movements towards decentralization. In these the long depressed regions and cities are vaguely seeking to renew their old freedom and completeness of life: and thus a tension has long been arising, between them and their metropolis.6

Geddes zag de regio dus als een antwoord op de destructieve kracht die natiestaten en hun metropolen uitoefenden op hun omgeving. Deze politieke lading kreeg het regiobegrip pas na de verschrikkingen van de eerste wereldoorlog want het begon met een zoektocht naar de sociale equivalent van een ecosysteem. Echte welvaart omschrijft Geddes hier als ‘completeness of life’, het geluk van de harmonieuze balans tussen mens en natuur. Het idee dat geluk niet schuilt in geld, maar in kennis en ambacht, is uitgegroeid tot een volwassen

6 Patrick Geddes, Town Planning towards City Development. A report to the Durbar of Indore. Volume II (Indore 1918) 178-179.

(10)

7

theorie die gericht is op een harmonieuze balans tussen mens en zijn omgeving. Conservative surgery toont zich het besef dat geen regio hetzelfde is waardoor bij planning de specificiteit van de regio voorop moet staan en algemene stedenbouwkundige modellen hieraan ondergeschikt zijn. De ontwikkeling van echte welvaart en conservative surgery, gebeurde pas nadat Geddes zijn studie had afgericht en zich steeds meer als stedenbouwer dan als bioloog of sociaalgeograaf ging ontwikkelen. De kiem van alle kernelementen, werd gelegd in Geddes’ jeugd in de natuur dus daar zal ik beginnen met het traceren van de rode draad van regionalisme.

Echte welvaart

Geddes werd geboren in 1854 en groeide op als nakomelingetje met een fragiel fysiek. Zijn vader was militair, maar reeds gepensioneerd tegen de tijd dat Geddes geboren werd. Zo had Geddes senior de tijd om zich te ontfermen over de jonge Patrick en nam hij hem mee op wandelingen door de omgeving.7 De eerste leraar van Geddes werd de natuur via de schatten die hij en zijn vader verzamelde en die ze bij thuiskomst onderzochten in hun privé laboratorium in het schuurtje achter het huis. Lewis Mumford zou Geddes later prijzen om de ‘rural virtues’, die hij de stedenbouw inbracht.8 Deze kwamen rechtstreeks uit zijn jeugd. Respect voor de natuur, het boeren proces en het besef dat geordende groei beter is dan groei ten koste van orde. Helen Meller schrijft in haar monografie over Geddes hoe hij geld slechts als een gereedschap zag. Echte welvaart was een harmonieuze balans tussen organisme en zijn omgeving. Wederzijds ondersteunend en wederzijds bevredigend.9 Deze visie op echte welvaart was een

les uit zijn jeugd en een aanklacht tegen het welvaartsidee van geld en winst dat door de industriële revolutie de maatschappij was komen te domineren.10 Echte welvaart zorgde ervoor

dat een gemeenschap elkaar kon ondersteunen net zoals de mens en de natuur elkaar ondersteunen en gebruiken zolang ze in balans zijn.

Geddes’ jeugd in de natuur zou ook op verschillende manieren een praktische uitwerking vinden in zijn latere werk. Het aanleggen van tuinen werd bijvoorbeeld een van de belangrijkste onderdelen van zijn stedenbouwkundige plannen direct vanaf zijn eerste

7 Phillip L. Boardman, ‘Patrick Geddes and his many worlds’ in: J.V. Ferreira en S.S. Jha (ed.), The Outlook Tower. Essays on urbanization in memory of Patrick Geddes (Bombay 1976) 2.

8 Lewis Mumford in het voorwoord van Jaqueline Tyrwhitt, (ed.), Patrick Geddes in India (London.1947) 10. 9 Meller, Patrick Geddes 17.

10 Patrick Geddes, Town Planning towards City Development. A report to the Durbar of Indore. Volume I (Indore 1918) 19.

(11)

8

bescheiden werk in Edinburgh in 1875.11 Het belang van praktijkles in de natuur kwam terug de botanische tuin die Geddes in 1889 na zijn aanstelling als professor aan Dundee College aanlegde.12 En toen hij zich in de vijf jaar daarna zich ook waagde aan plannen voor educatieve hervormingen met de University Extension movement to Scotland drong hij erop aan een onderwijsmodel te creëren waarin praktijkles in de natuur een grote rol speelde.13 Behalve deze latere uitwerkingen, was een direct gevolg van zijn jeugd dat het hem leidde richting een studie in de natuurwetenschappen. Hier zou hij namelijk de eerste stap zetten richting de vorming van zijn persoonlijke filosofie.14

De biologie in ontwikkeling

In 1874 startte Geddes aan zijn opleiding natuurwetenschappen en botanie aan de universiteit van Edinburgh. Slechts een paar weken later was hij alweer gestopt. Het lesprogramma bestond namelijk voor het grootste gedeelte uit snijden in kadavers terwijl Geddes juist hield van het bestuderen van de levende natuur.15 Daarnaast wilde Geddes meer dan alleen observeren, hij wilde ook filosoferen over de natuur en over de implicaties van biologische inzichten. Met deze instelling stapte Geddes eigenlijk precies op het verkeerde moment de wetenschap in. Aan het eind van de negentiende eeuw drongen stemmen binnen de Britse wetenschap namelijk aan op een professionaliseringsbeweging. Parallel aan een ontwikkelingen in de negentiende-eeuwse Britse maatschappij als geheel. De industrialisatie en daaraan gepaarde opkomst van een nieuw type elite, betekende een nieuwe ideologie die gestoeld was op ratio, de machine en vooruitgangsdenken.16 Aan de universiteiten ontstond een herbezinning op de organisatie van de afzonderlijke disciplines. Vernieuwende denkers als Thomas Huxley wilde de wetenschappelijke disciplines verdelen op ratio in plaats van op Bijbels fundament. Beroemd zijn de debatten die vanaf 1860 over deze thema’s gevoerd werden tussen Huxley en Samuel Wilberforce, de bisschop van Oxford die de heersende Anglicaanse wijze verdedigde.17

11 Helen Meller, Patrick Geddes, 185-187 en 74. 12 Ibidem, 6 en 74 – 84.

13 Ibidem, 92-95. 14 Ibidem, 25. 15 Ibidem, 26.

16 Bernard Lightman, ‘The “history” of Victorian scientific naturalism: Huxley, Spencer, and the “end” of natural history’, Studies in history and philosophy of biological and biomedical sciences 58 (2016) 17-18 17 Oxford website: Introduction and history, https://www.ox.ac.uk/about/organisation/history?wssl=1 (21-03-2020).

(12)

9

Ondanks dat Geddes een aanhanger was van de secularisering en rationalisering van de wetenschap, paste hij niet goed binnen deze nieuwe professionele academische werkwijze aangezien hij zich slecht kon vinden in specialisatie. Achter Geddes’ weerzin tegen specialisme en het snelle afbreken van zijn studie, schuilde meer dan slechts koppigheid. Het gevaar van specialisme zoals we het tegenwoordig ook kennen aan de universiteit, is dat wetenschappers zich afsluiten in hun niches en zo diep in hun eigen theorie en vakgebied belanden dat ze niet meer kunnen communiceren met hun collega’s van de andere faculteitsgebouwen. Een gevaar dat Geddes ook herkende en dat inging tegen zijn idee van gedeelde kennis die ingezet kan worden voor een gemeenschappelijk doel.18 Geddes liet het uitgestippelde pad van een specifiek

curriculum achter zich en begon aan een zwerftocht door disciplines op zoek naar de dingen die hem interesseerden. Net zoals hij als kind in de natuur schatten had gezocht, verzamelde hij nu inzichten en theorieën voor in zijn mentale laboratorium. Zijn eerste doel na de deceptie van de Universiteit van Edinburgh, was leskrijgen van een van de academische supersterren van zijn tijd, de eerder genoemde bioloog T.H. Huxley, ook wel ‘Darwins Pittbull’ genoemd. Om die reden trok Geddes in 1874 naar Londen waar Huxley lesgaf aan de Royal School of Mines.19

Het was ironisch genoeg precies de voorvechter van de nieuwe specialisatiebeweging die Geddes op het pad los van de specialisatie kreeg. De reden dat Geddes aangetrokken werd door Huxley had te maken met diens rol in de stormachtige ontwikkeling die de biologie doormaakte na de introductie van de evolutietheorie door Charles Darwin in zijn Origin of

Species uit 1859. Het boek staat bekend als de aanstichter van een paradigmaverschuiving, maar

het idee dat Darwin en de evolutietheorie zorgden voor een nieuwe manier van denken over sociale verhoudingen in de vorm van sociaaldarwinisme, is niet helemaal juist.20 De nieuwe manier van denken over klassenverhoudingen en rationaliteit, kwamen voort uit de maatschappelijke verschuivingen die de industrialisatie had veroorzaakt. De introductie van de evolutietheorie betekende vooral bruikbare munitie voor het kamp dat een rationele omslag in de maatschappij en aan de universiteit wilde forceren.21 Darwin zelf mengde zich niet in deze

strijd. Hij had zichzelf altijd als een empirisch wetenschapper beschouwd; hij beschreef de dingen slechts zoals deze hem voorkwamen zonder zich te verliezen in de sociale experimenten

18 Meller, Patrick Geddes, 44 en 95. 19 Ibidem, 26.

20 Ashley Montagu, Darwin competition & cooperation (New York 1952) 32. 21 Idem.

(13)

10

van zijn bevindingen.22 De consequentie van zijn werk betekende ondanks zijn persoonlijke onpartijdigheid, het einde van de religieus gefundeerde natural history en het begin van biologie als wetenschappelijke discipline.23

De wetenschappers die dit voor elkaar hadden gebokst werden de scientific naturalists genoemd. Huxley behoorde daar onder andere toe, maar de belichaming van deze beweging was Herbert Spencer. Hij opperde in zijn boek Principles of Biology uit 1864 de formulering

Survival of the fittest als consequentie van het evolutionaire proces. Deze frasering werd zo

populair, dat het Darwins eigen formulering natural selection zou komen te overschaduwen.24

Spencers latere werk Principles of sociology uit 1876 staat bekend als het beginpunt van sociaaldarwinisme, de stroming die in de twintigste eeuw de brandstof van nationalistische partijen zou worden. Bij Spencer veranderd Darwins neutrale observatie dat ‘de meest aangepaste’ soorten overleven in ‘het recht van de sterkste’. Spencer redeneerde dat er bij mensen een erfelijke geschiktheid was ontstaan voor maatschappelijke posities. Hiermee had hij zijn verantwoording voor het idee dat in de eeuw van de industrie iedereen op de plek was beland die hij verdiende.25

Huxley begon met een soortgelijke interpretatie van Darwins werk als Spencer. Hij vergeleek het evolutionaire proces vanuit moraal oogpunt met een gladiatorshow: Er moest gevochten worden en de domste en zwakste zouden uit het evolutionaire proces verdwijnen.26 Huxley belandde door deze visie zelf in een academische gevecht, want de verbannen Russische Prins Peter Kropotkin was het radicaal oneens met hem. Hij legde in een reeks artikelen die later gebundeld werden tot het boek Mutual aid. A factor of evolution de nadruk op het principe van coöperatie dat in de natuur bestond tussen organismen. Hij beweerde dat niet strijd, maar coöperatie de doorslaggevende factor van evolutie vormde.27 Het was deze visie op evolutie die

Geddes later zou gaan aanhangen en ook Huxley krabbelde vanaf 1890 terug van zijn meedogenloze visie op mens en natuur. Huxley waarschuwde zelfs zijn voormalige bondgenoot Spencer voor de gevaarlijke lading van de formulering ‘Survival of the fittest’.28 Later zou hij

22 John Offer, ‘Social change and selectionist thought: on Spencer, Darwin and Runciman’ The sociological review 58-2 (2010) 308 -310.

23 Bernard Lightman, ‘The “history” of Victorian scientific naturalism: Huxley, Spencer, and the “end” of natural history’, Studies in history and philosophy of biological and biomedical sciences 58 (2016) 17,18. 24 John Offer, ‘Social change’, 308 -310.

25 Ibidem, 308.

26 Thomas H. Huxley The struggle for existence: a programme (London 1888) 161-180 geciteerd in: Ashley Montagu, Darwin competition & cooperation (New York 1952) 38.

27 Montagu, Darwin competition, 32. 28 Ibidem, 57.

(14)

11

zich geheel distantiëren van Spencer en diens gebruik van biologische theorieën voor sociologische inzichten.29 Huxley had zich vanaf het begin meer aangetrokken gevoeld tot het uitdiepen van de nieuwe natuurwetenschappelijke specialisaties zoals de fysische geografie. Een belangrijke bijdrage in dat opzicht was zijn boek Physiography: an introduction to the

study of nature uit 1878. In dit boek nam Huxley het stroomgebied van de rivier de Thames als

onderwerp en besprak hij hoe alle verschillende natuurlijke onderdelen met elkaar in verbinding stonden. De organismen, de geografische voorwaarden, het klimaat en de natuurlijke krachten als de zon en de wind. Evolutie zag Huxley als de historische aanloop en het doorlopende proces dat deze verbindingen vormde. Het is een onderzoek dat een stap in de richting is van het begrip ecosysteem dat pas vanaf 1935 in gebruik kwam. Ondanks dat Huxley en Geddes deze term nooit hebben gebruikt, zal ik toch de term ecosysteem hanteren om omslachtige omschrijvingen te voorkomen.

Geddes werd gegrepen door Huxleys onderzoek naar de Thames en wilde dit combineren met het werk van Spencer om zo een sociale variant van een ecosysteem te vinden.30 Want net als Spencer, zocht Geddes ook manieren om biologische ideeën te gebruiken voor de sociale wetenschappen. Toch was er een duidelijk verschil tussen Geddes’ en Spencers omgang met de evolutietheorie. Spencers idee van evolutie was in feite net zo mechanisch bij mensen als in de natuur. Alles kwam door evolutie op zijn juiste plek in sociale orde terecht buiten de invloed van mensen om. Ironisch genoeg creëerde Spencer zo onbewust een nieuwe predestinatieleer op basis van een theorie die het Bijbelse fundament uit de wetenschap zou verdrijven. Een vergelijking die Geddes ook opviel, ondanks dat hij hem niet direct op Spencer richtte, maar op de economen die het Struggle for Existence dogma aanhingen.31 Geddes zag evolutie daarentegen als iets waar mensen bewust invloed op uit konden uitoefenen. Darwins evolutietheorie was volgens Geddes een moment van verlichting was geweest. Vanaf dat moment konden mensen zelf bepalen welke elementen uit hun cultuur zij wilden behouden, bijsturen, opnieuw tot leven wekken of achter zich laten.

Volgens Geddes bleef het evolutionaire proces niet beperkt tot de mensen zelf. Ook cultuur en de gebouwde omgeving waren onderdeel van het evolutionaire proces van een plek. Deze zienswijze verklaart waarom Geddes een sociale variant van een ecosysteem zocht. Net als bij een ecosysteem, zijn de mensen als organismen slechts onderdeel van een groter geheel

29 Lightman, The History, 20. 30 Meller, Patrick Geddes, 38.

(15)

12

aan factoren dat in wisselwerking met elkaar het evolutionaire proces ondergaat. Deze ideeën vormen de basis van Geddes’ latere boek Cities in evolution uit 1915, maar toen Geddes in 1874 nog een student van Huxley aan de School of Mines in Londen was, waren al deze ideeën slechts nog fascinaties. Zijn idool Huxley adviseerde Geddes destijds om op te passen met het gebruiken van biologische theorieën voor sociale wetenschappen. Maar het was een waarschuwing die slechts tot gevolg had dat Geddes zich van zijn leermeester losmaakte en wederom een nieuw pad zocht.32

Geddes vond hierop een nieuwe inspiratiebron in de persoon van John Ruskin (1819-1900). Van origine was Ruskin kunstcriticus en in die hoedanigheid was hij professor aan Oxford en aan de Slade School of fine arts. Maar net als Geddes zelf, had Ruskin moeite met conventies en specialismen. In plaats van de nadruk op de esthetiek te plaatsen, behandelde hij kunst en kunstenaarschap juist als vooruitgeschoven onderdeel van de ambachten en burgerschap. Dit was niet bedoeld om het aura rond kunst te doorbreken, maar om de verbinding te verstevigen tussen handwerklieden en kunstenaars, en het belang van de ambachten te benadrukken.33 Vanaf de jaren 1850 bewoog Ruskin richting de sociale wetenschappen met controversiële geschriften zoals The Two Paths: Being Lectures on Art, and Its Application to

Decoration and Manufacture. Hierin betoog Ruskin dat de grenzen tussen maatschappelijke

disciplines minder rigide getrokken moesten worden. Architecten en studenten kunstgeschiedenis zouden er volgens hem goed aan doen om zelf materiaal te kunnen bewerken.34 Dit was in andere woorden de artistieke variant van Geddes’ ideeën over ‘echte welvaart’. Ruskin zocht naar een natuurlijke orde der dingen en ageerde tegen de moderne stad van de industriële eeuw en was niet bang om tegen bestaande structuren in te gaan en zich los te maken van zijn eigen specialisme als kunstcriticus.35 Dit uitte zich in de maatschappelijke

ondernemingen die Ruskin buiten de kaders van de universiteit ondernam en steunde. Een zo’n initiatief was een museum voor ijzerwerkers in Sheffield in de jaren 1870.36

Een ander initiatief was de financiële steun die Ruskin bood aan de ondernemingen van Octavia Hill in Londen.37 Hill maakte zich vanaf 1864 sterk voor de gemeenschap in de arbeiderswijken van Londen. Met behulp van persoonlijke banden probeerde zij de verbroken

32 Meller, Patrick Geddes, 28. 33 Ibidem, 56.

34 John Ruskin, The Two Paths: Being Lectures on Art, and Its Application to Decoration and Manufacture (Londen 1859) v, voorwoord.

35 Meller, Patrick Geddes, 29-30.

36 Edward T. Cook, The life of John Ruskin, Volume 1 (Londen 1968), 344-347. 37 Meller, Patrick Geddes, 71.

(16)

13

gemeenschapszin te herstellen die snel verdwenen in de grote anonieme arbeiderswijken. Geddes zou deze praktische werkwijze van Hill navolgen in zijn latere werk in Old Town in Edinburgh .38 Het maatschappelijke werk van Ruskin, Hill en Geddes, was een poging om de negatieve impact van de industriële revolutie tegen te gaan.39 Eind negentiende eeuw veranderde het Britse landschap namelijk in rap tempo onder druk van de industrialisatie, maar behalve het fysieke landschap en de door Geddes zo geliefde natuur, werden ook sociale structuren aangetast. Kleine plattelandsgemeenschappen werden leeggezogen door het aanbod aan fabriekswerk in de steden en daar ontstonden nieuwe gemeenschapsstructuren die net zo eentonig waren als het werk in de fabrieken. Geddes zag in de nieuwe industriële samenleving alleen maar verliezers aangezien ‘zowel de fabrikant in zijn grote lelijke huis, als de arbeider in zijn kleine stinkende huis’ ongelukkig waren.40

Waar Spencer Geddes de weg had gewezen naar het combineren van inzichten uit universitaire disciplines, toonde Ruskin hoe Geddes universitaire kennis aan een wijder publiek kon tonen door middel van educatieve ondernemingen en sociaalmaatschappelijk werk. Op die manier kon kennis een vorm van echte welvaart worden. In plaats van een wetenschapper die alleen gebruikt maak van zijn studie, kon het gebruikt worden ter ondersteuning van een gemeenschap.

Kennismaking met de Frans-anarchistische sociaalgeografie

Ondanks dat Geddes na zijn tijd in Londen los was gebroken van het gedachtegoed van zijn leermeester Huxley, was er een persoonlijke band gegroeid tussen de twee wetenschappers en wist Huxley Geddes te helpen bij zijn zoektocht naar praktijkwerk en reiservaring. Via zijn contacten in Parijs, wist Huxley in 1878 een werkplek te regelen voor Geddes op een marine station in Roscoff, Bretagne.41 Hier deed Geddes biologisch onderzoek in het veld en de

wisselwerking tussen praktijk en theorie sprak hem erg aan. Het was echter meer dan een voorzichtige eerste stap, want in Roscoff legde Geddes de basis voor zijn eerste biologische artikel. Geddes liet zich in zijn vrije tijd meeslepen naar Parijs door zijn Franse medestudenten.

38 Ibidem, 74.

39 Sutherland, Douglas, ‘Education as an agent of social evolution: the educational projects of Patrick Geddes in late-Victorian Scotland’, History of education: Education and citizenship in modern Scotland, 38-3 (2009) 354.

40 Patrick Geddes, ‘On the Conditions of Progress of the Capitalist and Labourer’, The Claims of Labour (Edinburgh 1886), 36. Geciteerd in: Helen Meller, Patrick Geddes, 4

(17)

14

Tijdens een van deze uitstapjes belande Geddes bij een college van Edmond Demolins over het werk van de socioloog Frederic Le Play (1806 – 1882).42 Op deze manier ontdekte Geddes de sociaalgeografie waardoor al Geddes individuele zoekwerk op zijn plaats viel. De Franse sociaalgeografie combineerde namelijk biologische en geografische thema’s die toegepast werden op sociale fenomenen. Daarnaast was de sociaalgeografie in Duitsland en Frankrijk tot wasdom gekomen door de onderlinge strijd tussen de twee landen. Het vakgebied had hierdoor een politieke en ideologische lading waar Geddes zich als buitenstaander van kon distantiëren, maar die wel een belangrijke factor speelde in de totstandkoming van het vakgebied.

Net zoals de oorsprong van Geddes’ inspiratie werd gevormd door de evolutietheorie, lag de oorsprong van de sociaalgeografie in Europa ook in de combinatie van evolutietheorie en sociale thema’s. Richard Weikart beschrijft in zijn artikel uit 1993 over de oorsprong van het sociaaldarwinisme hoe de evolutietheorie tot Darwins eigen verbazing grote populariteit ondervond in de Duitstalige academische kringen. De bekendste aanhangers van de evolutietheorie in Duitsland werden Fridrich Ratzl, Ernst Haeckel en August Weissman. Het

struggle for existence thema was al vanaf 1860 een leidend thema in wetenschappelijke

debatten. Behalve natuurwetenschappers, bereikte het ook de debatten van sociologen, filosofen, politieke economen, geografen en theologen.43 De opkomst van de sociaalgeografie in Duitsland tijdens de Frans-Duitse oorlog, betekende dat Franse wetenschappers niet onder wilden doen voor hun Duitse collega’s. De grootste voorvechter hiervan was Élisée Reclus die na de Commune van Parijs in 1871 naar Zwitserland was gevlucht. Daar raakte hij onder de invloed van de anarchist Pierre-Joseph Proudhon en via hen kreeg de sociaalgeografie in Frankrijk een anarchistische kleur.44 Proudhon had een visie op anarchisme die niet tegen bezit was, maar juist beperkt individueel bezit als steunpilaar zag van een regeringloze samenleving. Hij debatteerde in 1872 tijdens de communistische internationale in Den Haag met Karl Marx over de afwijkende visie op communisme. Marx drong Proudhons anarchisme vanaf dat moment naar de achtergrond waarna het Marxisme en communisme de dominante ideologie werden.45

42 Ibidem, 34.

43 Richard Weikart, ‘The origins of social Darwinism in Germany, 1859-1895’, Journal of the history of ideas, 54-3 (1993) 471.

44 Meller, Patrick Geddes, 39.

45 Peter Hall, Cities of tomorrow. An intellectual history of urban planning and design since 1880 (Blackwell 2002) 158.

(18)

15

De sociaalgeografie in Frankrijk behield vanaf dat moment een ideologie van een anarchistische variant op het marxisme. De wetenschap werd voortgezet door door Proudhons volgelingen Frederic Le Play, Paul Vidal de la Blanche en Réclus. Het communisme kende namelijk een aantal theoretische concepten zoals ‘de arbeider’ en ‘de productiemiddelen’ die een algemene gelding hadden en door de anarchisten verworpen werden als zijnde te abstract.46 In plaats daarvan moest volgens hen de nadruk liggen op de specificiteit van onafhankelijke gemeenschappen. De geografische voorwaarden van een plek bepaalden namelijk de economische structuur die op zijn beurt de gemeenschap vormde. Met regionaal georiënteerde monografieën zoals Tableau de la géographie de la France uit 1903, bewees Vidal enerzijds hoe belangrijk de rol van geografische kenmerken waren tijdens het historische proces en anderzijds hoe beperkt de communistische ideologie was.47

Het zouden de ideeën van Élisée Reclus zijn door wie Geddes het meest geïnspireerd raakte en met wie hij een persoonlijke band op zou bouwen toen Reclus vanaf 1890 Geddes zou bezoeken op zijn zomercursussen in Edinburgh. Reclus hanteerde net als Le Play de regio gedachte, maar vanuit een sociale en activistische vorm. In zijn boek L’Homme et la Terre uit 1905 beschuldigde hij het kolonialisme van het vernietigen van kleine gemeenschappen die in harmonie met hun omgeving leefden, wat volgens Reclus de juiste manier van leven was. De regio met al zijn sociaalgeografische en ideologische implicaties werd voor Geddes het uitgangspunt van zijn filosofie van sociale organisatie en stedenbouwkundige planning. Een

46 Meller, Patrick Geddes, 35. 47 Hall, Cities of tomorrow, 155.

(19)

16

andere punt van inspiratie was Réclus’ voorliefde voor het gebruiken van sferische kaarten, het liefst met reliëf. Tweedimensionale kaarten boden volgens hem namelijk geen goede representatie van de ruimte.48 Vooral zijn Grande Globe project voor de wereldexpositie van 1900 in Parijs zou een grote bron van inspiratie worden voor Geddes. Het idee van de visualisatie van onderzoek zou Geddes navolgen bij zijn beroemdste ondernemingen als de Valley Section, en de Outlook Tower, maar ook de Globe van Reclus zou Geddes herhaaldelijk proberen te realiseren.49

Regional spirit

Ondanks de grote inspiratie die Geddes uit de Franse sociaalgeografische kennis putte, was het de stad Parijs zelf die de grootste indruk op hem achterliet. Vanaf zijn eerste verblijf in de stad in 1878 viel het Geddes op hoe belangrijk de rol van de universiteit was binnen de stedelijke gemeenschap. De Sorbonne was namelijk niet ondergeschikt aan het stadsbestuur of teruggetrokken tot een eiland zoals universiteiten in Engeland gewend waren te doen. In plaats daarvan nam de Sorbonne een dominante positie in het stedelijk leven in. Het trad op als adviserend lichaam van de stedelijke overheid en was tegelijkertijd een belangrijk cultureel en ideologisch centrum van de stad.50 Behalve de rol van de universiteit, zag Geddes dat Parijs geen strenge sociale en intellectuele afscheidingen kenden zoals hij ze gewend was in Groot-Brittannië. Artistieke, politieke en intellectuele kringen liepen moeiteloos in elkaar over. De kruisbestuiving tussen al deze sociale en culturele lagen met als gemeenschappelijk doel het welzijn van de stad. De grootse indruk die Parijs op Geddes maakte kwam ook voort uit het moment waarop hij de stad leerde kennen. De saamhorigheid was juist toen op een piek aangezien de Frans Duitse Oorlog en de strijd tegen de nationale regering na de Commune van Parijs nog geen tien jaar achter de rug lagen.51 Parijs was zich nog hardop aan het afvragen hoe het nu verder moest en samenwerking en kruisbestuiving was het gevolg van de zoektocht naar antwoorden.

48 Federico Ferretti, ‘Situated knowledge and visual education: Patrick Geddes and Reclus's geography (1886-1932)’, Journal of geography, 116-1 (2017) 7.

49 Meller, Patrick Geddes, 40. 50 Ibidem, 32.

(20)

17

Geddes omarmde het regioconcept van de anarchisten als het juiste schaalniveau voor menselijke gemeenschapsvormen en daarmee ook als het ideale kader voor zijn sociaal-biologische onderzoek. Het economisch gestoelde gedachtegoed, vulde hij aan met zijn spirituele en culturele ervaring van Parijs. Geddes had nu zijn equivalent gevonden van Huxleys onderzoek naar evolutie en natuurlijke interactie op basis van een ecosysteem. Huxleys formule bestond uit een specifiek geografisch gebied, in zijn geval de Thames rivier, waarbinnen organismen en natuurkundige krachten met elkaar in verbinding stonden. Dit alles binnen het kader van de evolutietheorie. Geddes had als sociale variant nu de regio gevonden. De organismen en natuurkundige krachten verving hij door de wisselwerking tussen mensen, economie en cultuur. Net als Huxley onderzocht hij dit alles met de insteek van evolutionaire ontwikkeling. In Frankrijk ontstond Geddes regionalisme waarbij de verschillende kernelementen samengevoegd werden. Met de regio als structurerend element, had echte welvaart nu een specifiek doel gevonden: het welzijn van de regio.52

Het begin van een carrière

Toen Geddes in 1880 terugkeerde naar Edinburgh, zette hij zich aan het werk in verschillende vakgebieden. Hij verbond zich als bioloog aan de universiteit van Edinburgh en publiceerde in 1881 On the Nature and Functions of the “Yellow Cells” of Radiolarians and Cœlenterates. Een biologisch onderzoek naar evolutionaire samenwerking gebaseerd op zijn bevindingen in zijn tijd in Roscoff. Het onderzoek viel in de prijzen en werd gepubliceerd in Nature wat Geddes’ doorbraak in de academische wereld betekende.53 Darwin zelf schreef Geddes een briefje waarin hij zijn vertrouwen uitsprak in de academische toekomst van Geddes. Het succes van het eerste boek volgde hij in 1889 op met zijn tweede biologisch-sociologische boek The

Evolution of Sex. Wederom een succes, maar ditmaal ook buiten de academische kringen. Naast

schrijven maakte Geddes zijn eerste professionele stappen als wetenschapper. Tussen 1880 en 1888 doceerde hij aan de Universiteit van Edinburgh, maar het zou hem ondanks meerdere pogingen niet meer lukken om daar een leerstoel te bemachtigen. Het gevolg de koppigheid waarmee hij had geweigerd het formele curriculum te doorlopen. De leerstoel kwam overigens wel met behulp van jeugdvriend en invloedrijk zakenman Martin White. Die voorzag Geddes

52 Hall, Cities of tomorrow,152.

53 Chris Renwick, ‘The practice of Spencerian science: Patrick Geddes's biosocial program, 1876–1889’ Isis 100-1 (2009) 48.

(21)

18

namelijk in 1888 van een leerstoel Botanie aan de universiteit van Dundee, het geboortedorp van White.54 Geddes behield deze functie tot 1919 ondanks dat hij elk semesterjaar slechts drie maanden aanwezig zou zijn.

Naast academisch werk, ondernam Geddes ook maatschappelijk werk in Edinburgh. Het was eind negentiende eeuw de gewoonte geworden van het stadsbestuur om probleemwijken vooral te bestrijden met de sloopkogel. Om dit tegen te gaan, ondernam Geddes een alternatieve strategie. Geïnspireerd door het werk van Octavia Hill trok Geddes in 1886 met zijn vrouw en een groep studenten Old Town in om via sociaal contact en een directe aanpak de wijk sociaal en fysiek op te knappen.55 Dit betekende dat Geddes en zijn team met eigen handen restauratie

werkzaamheden uitvoerden, tuinen aanlegden en de algehele leefbaarheid opknapte. Hierdoor ware slechts beperkte sloopwerkzaamheden nodig hadden zodat het licht en lucht terug de wijk ingebracht werd.56 In het proces wist Geddes ook de Outlook Tower aan te kopen die hij tot een informatief centrum van regionale sociaalgeografie omtoverde. Het waren Geddes’ eerste voorzichtige stappen richting een carrière in de stedenbouw.

1.2

Town-planning is Folk-planning

De periode van inspiratie rondde Geddes af met zijn werk in Edinburgh. Tijdens zijn jeugd en studiejaren werd de basis gelegd van Geddes’ regionalisme door de verzameling aan biologische, sociologische en sociaalgeografische theorieën die hij samengebundeld had. In het volgende deel komt Geddes’ eerste grote stedenbouwkundige opdracht voor het dorpje Dunfermline aan bod en daarna zijn werk in India. De stap naar stedenbouw, betekende dat Geddes een fysiek doel had gevonden voor zijn synthese aan kennis. Helen Meller stelt in haar biografie over Patrick Geddes dat het rapport dat hij opstelde voor Dunfermline in 1904 nauwelijks een nieuwe weg in zijn werk genoemd kan worden aangezien Geddes tegen die tijd al vijftig jaar oud was.57 Gezien het feit dat enerzijds al Geddes voorgaande werk voornamelijk biologisch en academisch of sociaal maatschappelijk was geweest, en anderzijds Geddes nog een enorme ontwikkeling als stedenbouwkundige maakte na zijn eerste opdracht in

54 Meller, Patrick Geddes, 84 55 Ibidem, 74

56 Chris Renwick, ‘The practice of Spencerian science: Patrick Geddes's biosocial program, 1876–1889’ Isis 100-1 (2009) 51.

(22)

19

Dunfermline, lijkt deze observatie niet helemaal op zijn plaats. Het regionalisme maakt namelijk een ontwikkeling die te traceren is aan de hand van het Dunfermline Report, de theoretische inhaalslag die Geddes daarna maakte, en de resultaten van deze ontwikkeling die te zien zijn in zijn stedenbouwkundige werk in India.

Een groots plan voor het bescheiden Dunfermline

In 1903 besloot Andrew Carnegie, een Schots filantroop die zijn geld verdiend had in Amerika, dat hij zijn rijkdom wilde gebruiken om iets terug doen voor zijn geboortedorp Dunfermline. Hiervoor richtte hij de Carnegie Dunfermline Trust op en stelde een geldbedrag van tweeënhalf miljoen dollar beschikbaar. De Trust besloot een deel van dit geld te gebruiken voor de aankoop van het huis en land van een grootgrondbezitter zodat dit gerenoveerd kon worden tot een park waar alle inwoners van konden genieten.58 De landschapsarchitect T.H. Mawson werd gevraagd

om een plan te maken voor het park en om keuzemogelijkheid te houden, werd ook Geddes benaderd om een plan in te dienen. Het mag duidelijk zijn dat er een beroep op Geddes werd gedaan vanwege zijn botanische expertise en niet als stedenbouwkundige. Dit was Geddes namelijk niet, maar Geddes zag dit als de uitgelezen mogelijkheid om zijn ideeën in een groots stedenbouwkundig plan te gieten.59

Dunfermline was slechts een provinciaal stadje, maar Geddes greep de kans met beide handen aan en leverde een omvangrijk rapport in getiteld City development, a study of parks,

gardens, and culture-institutes; a report to the Carnegie Dunfermline trust.60 De Trust werd overweldigd door de uitvoerigheid waarmee Geddes de opdracht had aangenomen, de kosten die hij zonder overleg had gemaakt en de tijd die hij voor zijn onderzoek had uitgetrokken.61 Toen Geddes en Mawson – die net al Geddes te uitvoerig te werk was gegaan, hun plannen eindelijk afgerond hadden, was de Trust inmiddels begonnen met de renovatie van het park op basis van een bescheiden plan dat de Trust zelf had opgesteld. Beiden heren werden bedankt voor hun moeite, maar werden medegedeeld dat de Trust geen gebruik wenste te maken van hun plannen.

Voor het dorpje Dunfermline was het plan wat te overweldigend, maar als onderzoekmateriaal naar Geddes’ ontwikkeling biedt de enthousiaste omvang juist een goed

58 Idem. 59 Idem.

60 Patrick Geddes, City development: a study of parks, gardens, and culture institutes; a report to the Carnegie Dunfermline trust (Edinburgh 1904) 1.

(23)

20

inzicht in de staat van Geddes regionalisme in 1904. Alle drie de kernelementen zijn al aanwezig in het plan al zijn ze nog in een prille vorm. Het opvallendste voorbeeld is hoe de basis van de conservative surgery methode hier al gelegd werd met grondige onderzoek dat Geddes uitvoerde en de daaruit voortvloeiende representatie van de ruimtelijke context van Dunfermline. Geddes wilde zijn plannen bijvoorbeeld niet alleen in de zonnige, zomerse context presenteren, maar in alle seizoenen. Hierom had hij op verschillende momenten in het jaar foto’s laten maken waarop hij zijn schetsen tekende zodat de lezer kon zien of zijn plannen bijvoorbeeld ook in een druilerige herfstcontext zouden werken.62 Met in het achterhoofd de

utopische renders die tegenwoordige planvorming ondersteunen, spreekt dit van een indrukwekkende bescheiden benadering. Geddes wilde dat het plan goed zou zijn voor Dunfermline in plaats van dat hij zijn plan zo graag mogelijk wilde verkopen met een zo en gepolijst mogelijk plan.

Een ander onderdeel dat opvalt, is hoe Geddes het biologische evolutie idee al toepast op zijn regionalisme. Dit uitte zich in Dunfermline in de missie van Geddes om zo veel mogelijk van de bestaande structuur te behouden en slechts de nodige bijsturing voor verbetering aan te brengen. Geddes ging hierin zo ver dat hij de stenen van de gebouwen die moeten wijken, wilde hergebruiken voor de bouwplannen elders in het dorp.63 Hij zette zich nadrukkelijk af tegen sloopdrang en modegrillen die de architectuur en stedenbouw van zijn tijd beheersten. Geddes stelt in het Dunfermline plan dat de periode waar we met een romantische bril op terugkijken mee verandert met de tijd. De gebouwen die blijven staan vanwege hun historische waarde reflecteren dus in dezelfde mate de tijd waarin ze geconserveerd worden als de tijd waarin ze gebouwd zijn.64 Het is nodig om met een andere bril naar de gebouwde omgeving te kijken. In plaats van mooi en esthetisch, gaat het volgens Geddes over de mate waarin gebouwen een sociaalhistorisch verhaal vertellen. Hier legt Geddes de nadruk op de geschiedenis van de Dunfermline als geheel in plaats van slechts een bekend individu. Een voorbeeld dat Geddes geeft, is het huis waar Queen Anne had gewoond. Dit stond bekend als belangrijk cultureel erfgoed, maar volgens Geddes zou dezelfde waarde gehecht moeten worden aan gebouwen die het algemene verhaal van de geschiedenis van Dunfermline vertellen. Niet de individuele elite, maar de gehele sociale geschiedenis is van belang. Hierom wil Geddes bijvoorbeeld dat de smidse wordt opgeknapt en een ambachten dorpje wordt gebouwd in het park. Dit om een inkijk

62 Geddes, City Development, 10. 63 Ibidem, 13.

(24)

21

te geven in de sociaaleconomische geschiedenis of evolutie van Dunfermline via gebouwde omgeving.65

Een interessant punt dat Geddes in het Dunfermline rapport maakte wat betreft stedenbouw en mode betrof de Garden City van Ebenezer Howard. Aangezien Geddes en Howard beiden voorstanders waren van lokaal georganiseerde steden met een groot aandeel groen, en Geddes in India het idee van Garden Villages gebruikt, is het niet vreemd dat Naveeda Khan stelt dat Geddes hevig beïnvloed is door Howards werk.66 Geddes stelt in het Dunfermline

report echter dat hij, ondanks zijn respect voor de ideeën van Howard, geen voorstander was van het Garden City ideaal. Geddes noemt zichzelf ‘conservatief’ in zijn visie op behoud van de bestaande omgeving in plaats van radicale verandering. Hierom was hij geen voorstander van de Garden City ondanks dat hij het wel eens was met de ideologie van groen en regionale organisatie.67 ‘Conservatief’ lijkt hier misschien niet het juiste woord gezien de politieke lading die aan de term kleeft. De term ‘conservator’ is hier wellicht beter op zijn plek aangezien hij zich als stedenbouwer inzet voor het behoud en onderhoud van de stedelijke componenten.68 Op deze manier is hier ook de oorsprong te vinden van Geddes’ conservative surgeon methode. Conservative surgeon is waar het onderscheid tussen Geddes en Howard duidelijk wordt. Het verschil zit hem in de relatie tussen plan en context. Een Garden City was namelijk een stedenbouwkundig idee dat los van een bestaande plek of context bedacht was. In die zin heeft het afgezet tegen Geddes’ filosofie geen evolutionair, maar een revolutionair karakter, terwijl Geddes als conservative surgeon uitgaat van de specificiteit van een plek. Met het oog puur op dit onderscheid, staat Geddes verder af van de Garden City dan de Garden City van Plan Voisin Le Corbusiers.

Ondanks Geddes’ goede bedoelingen, zijn er een aantal kanttekeningen te plaatsen bij de verhouding tussen Geddes’ intenties en de uitwerking daarvan in het Dunfermline Report. Geddes’ conservative surgeon methode die uitgaat van de specificiteit van Dunfermline, wordt aan de kant geschoven voor modegrillen van Geddes eigen gading. Zo stelt hij bijvoorbeeld de bouw van een Japans theehuis voor.69 Verderop in het plan, als Geddes de opdracht voor slechts het park achter zich laat en begint aan een plan ter herontwikkeling van grote delen van het dorp

65 Ibidem, 126-133.

66 Naveeda Khan ‘Geddes in India: town planning, plant sentience, and cooperative evolution’, Environment and planning D: Society and space, 29 (2011) 844.

67 Idem. 68 Ibidem, 216. 69 Ibidem, 56-57.

(25)

22

zelf, stelt hij een klassiek Griekse theatron-vorm voor. Met het oog op Geddes’ eerder zo secuur uitgedachte parkbehandeling, lijkt een openluchttheater geen geschikt idee voor het klimaat van Dunfermline.70

Net als de conservative surgeon methode, is de echte welvaart ook al duidelijk aanwezig in de planvorming van Dunfermline. Het beste voorbeeld hiervan is een tuin waar door een professionele tuinman het hele jaar lang groente en fruit verbouwd zal worden. Bij deze tuin moest een logboek komen te hangen met daarop de gewassen die per seizoen verbouwt worden en de wijze waarop dat gebeurt. Op deze manier kunnen de inwoners van Dunfermline leren van de openbare tuin en de tuinman die het voor doet. Geddes wilde met de kennis die hier overgebracht worden een handreiking doen aan de bevolking door ze de eerder genoemde ‘echte welvaart’ aan te bieden.71 Behalve deze moestuin, stelt Geddes ook een

openluchtmuseum voor waar een historische nederzettingen tentoongesteld zou worden. Dit om de lessen van het regionale verleden in leven te houden. Geddes wilde hiermee de plaatselijke bevolking herinneren aan het complexe ambachtelijke verleden waar zij van afstamden en dat zo jammerlijk naar het eentonige industriële bestaan had geleid.72 Het openluchtmuseum zou een lopend project worden dat samen met de bewoners van Dunfermline moest ontwikkelen. Net als het verzorgen van de dieren in de parken die Geddes voorstelde, staan deze ideeën in

70 Geddes, City Development, 189. 71 Ibidem, 60.

(26)

23

het teken van educatie en het evolutionaire proces. Daarnaast had het ook een opvoedende functie want door de bevolking in contact te brengen en verantwoordelijk te maken voor dieren, zouden de jonge hooligans die Dunfermline teisterden stoppen met het uithalen van vogelnestjes en ander vandalisme.73 Behalve deze kleinschalige initiatieven, stelde Geddes tegelijkertijd een pompeuze bibliotheek voor die vol zou staan van werken op het gebied van sociaal geografie, natuurwetenschappen en klassieke oudheid. Net als de Japanse theetuin waarschijnlijk eerder Geddes’ persoonlijke utopie dan die van de bewoners van Dunfermline.74

Ondanks de vele initiatieven ten behoeve van de bevolking van Dunfermline, is juist diezelfde bevolking de grote afwezige in het rapport zelf. De aandachtige manier waarop Geddes de omgeving heeft gedocumenteerd in alle jaargetijden, ontbreekt bij zijn onderzoek naar de sociale situatie van Dunfermline. Geddes geeft wel zijn visie op hoe zijn plan ontvangen zou worden vanuit verschillende perspectieven: Een algemeen perspectief, een religieus perspectief (dat het park als de nieuwe kathedraal voor het volk behandelt), het perspectief van het kind en de naturalist, de jeugd en de arbeider, de historicus, de burger, de politicus, de vrouw en als laatste de kunstenaar.75 Het zijn algemene categorieën die gebaseerd zijn op Geddes’ perspectief in plaats van het perspectief van Dunfermline. Aangezien de opdracht slechts de renovatie van het park betrof, is het niet vreemd dat Geddes geen demografische of economische survey van het dorp heeft gedaan, maar gezien de omvang van zijn plannen, wordt het toch een gemis. Het lijkt erop dat Geddes de onderwerpen waarvoor hij nog geen planologische gereedschappen had, aanvulde met plannen die vooral steunde op een emotionele lading. Dit verklaart waarom zijn gebied van expertise - de tuinen en natuurlijke elementen, wel goed onderzocht en uitgewerkt waren. De rest vulde hij aan met zijn eigen droombeelden die groots en meeslepend waren, maar daardoor ook wat naïef overkomen naast de goeddoordachte onderdelen.

Zoals gezegd, wenste de Carnegie Trust geen gebruik te maken van het plan, maar op verzoek van Geddes, verleende de Trust wel hun toestemming om het plan te publiceren. De reacties vanuit de stedenbouwkundige kringen waren wel positief. De invalshoek van Geddes’ plan verklaart de verschillende ontvangst want het lijkt of het Geddes’ doel was om al zijn kennis en ideeën te gebruiken voor het bescheiden dorpje. Het was voor de Trust misschien overweldigend, maar bood een interessante intellectuele oefening. Het resultaat van het plan

73 Ibidem, 80-82. 74 Ibidem, 176-179. 75 Ibidem, 202-210.

(27)

24

voor Dunfermline was verdeeld. Enerzijds was zijn plan niet aangenomen, maar anderzijds was er positief gereageerd op zijn visie als stedenbouwkundige. Het lijkt erop dat Geddes als conclusie trok dat hij de zich moest verrijken met stedenbouwkundige gereedschappen en technieken, want de jaren na Dunfermline stonden in het teken van publicaties waarin hij dergelijke gereedschappen onderzocht en ontwikkelde.

Methodologische inhaalslag

In Geddes werk in Edinburgh en Dunfermline ontstond de basis van de planmethode die Geddes later conservative surgery zou gaan noemen. Dit bestond uit een deel onderzoek en een bescheiden houding tot ingrijpen. In Edinburgh had Geddes een woonwijk verbeterd door simpelweg de faciliteiten en hygiëne aan te pakken. Sloopwerkzaamheden waren slechts gericht op het verwijderen van rotte plekken of het bevorderen van de licht en lucht circulatie. Je zou kunnen stellen dat Geddes dacht als een bewoner in plaats van een architect. Bescheiden ingrijpen is het tegenovergestelde van een architect die een gebouw in zijn stijl wil realiseren in plaats van te denken vanuit de plek. Om bescheiden in te kunnen grijpen, moest Geddes eerst een onderzoek verrichten. Dit deed hij in Edinburgh door te gaan wonen op de plek die hij wilde renoveren, en in Dunfermline door een onderzoek te doen naar de omgeving op basis van fotografisch, ecologisch en geografisch onderzoek. Daar bleek tegelijkertijd dat Geddes voor een echte stedenbouwkundige carrière, onderzoeksmethoden nodig had die technischer van aard waren dan observatie of voortkwamen uit de natuurwetenschap. Voor de gereedschappen die Geddes wilde ontwikkelen, zocht hij wederom inspiratie bij de Franse sociaalgeografen als Le Play en Reclus.

Een van deze gereedschappen was zijn Thinking Machines, wat niet veel meer was dan een stuk papier waarop Geddes verschillende hokken tekende. In deze hokken schreef hij componenten van een onderwerp om visueel verbindingen te ontdekken die zonder de visualisatie misschien over het hoofd gezien zouden worden. De eerste Thinking Machines maakte Geddes in zijn studiejaren in Frankrijk toen hij kennis maakte met het werk van Le Play. Geddes gebruikte Le Play’s motto ‘place-work-family’ in een thinking machine waardoor hij visuele verbanden kon zien tussen de onderdelen. Geddes veranderde Le Play’s motto later in ‘place-work-folk’ waaruit blijkt dat hij niet de familie, maar de gemeenschap als sociaal bouwblok begon te zien. Twee jaar na het Dunfermline Report publiceerde Geddes het boek boek Civics as applied sociology hierin had Geddes Thinking Machines gebruikt om

(28)

25

stedenbouwkundige problemen te visualiseren.76 Het waren pogingen om de belangrijke onderwerpen en verbanden te herkennen die onderzocht moesten worden in een voorstudie.

Geddes die geen achtergrond had als stedenbouwkundige, dacht vanuit zijn expertise als natuurwetenschapper, net zoals de stedenbouwkundigen dachten vanuit hun eigen expertise en veel stedenbouwkundigen waren ingenieurs. Dit resulteerde voor stedenbouwers vaak in technische oplossingen wat grootschalig ingrijpen inhield. Old Town had Geddes gered door het handmatig op te knappen, maar de stedenbouwkundigen van zijn tijd hadden waarschijnlijk veel gesloopt en nieuwe gebouwen neergezet. De thinking machines waren een methode waarmee niet alleen de belangrijke onderwerpen van een plek in kaart werden gebracht, maar ook hun onderlinge verbindingen. Het biologische idee van een habitat die gevormd wordt door de interactie tussen de onderdelen, past Geddes toe op het Frans sociaalgeografische idee van de regio. Om deze methode verder uit te werken, moest Geddes een onderzoek ontwikkelen waarmee de onderdelen en verbindingen in kaart gebracht konden worden. Deze ‘regional survey’ die hij opstelde in Cities in Evolution uit 1915 zou een van zijn bekendste bijdragen aan de stedenbouw worden.

Cities in Evolution kan gezien worden als het proces en tegelijkertijd het product van

Geddes’ inhaalslag als stedenbouwkundige. Het boek heeft de vorm van een onderzoek waarvan het lijkt of Geddes zichzelf de vraag heeft gesteld: Wat maakt goede stedenbouw?77 Het boek begint namelijk met een historische analyse van een aantal Europese steden. Geddes traceert de ontwikkeling van steden in de middeleeuwen en de organische of militaire

76 Meller, Patrick Geddes, 48-49.

77 Patrick Geddes, Cities in evolution: An introduction to the town planning movement and to the study of civics. (New York 1968).

(29)

26

uitbreidingen. Geddes stelt dat de expansie van steden zoals Londen in zijn tijd veel harder en minder organisch verloopt dan in de middeleeuwse voorbeelden.78 Geddes vreesde dat de historische dorpen die opgeslokt werden door de expansie van Londen, voorgoed zouden verdwijnen, samen met de culturele identiteit van die plekken. Hier komt Geddes tot zijn conclusie dat de stedenbouw in zijn tijd te veel in handen is van ingenieurs en architecten die te weinig gebruik maken van wat Geddes civics noemt. In het Nederlands vertaalt zich dit als burgerschapsonderwijs, maar dit is een te schoolse term voor hoe Geddes het hanteert. Hij zag civics als een onderzoek naar de eigen stedelijke identiteit dat elke stad zou moeten uitvoeren en bijhouden. Geddes stelt dat de ingenieurs die stedenbouw bedrijven, vooral geïnteresseerd zijn in infrastructuur, het verbinden van steden tot een netwerk, en het kopiëren van expertise, resultaten en vormen van de ene stad naar de andere. Er is niets mis met expertise, maar wel als het resultaat algemene vormen zijn, in plaats van gebaseerd op de lokale Civics.

Het onderzoek en de onderwerpen die ten grondslag zouden moeten liggen aan civics, verpakt Geddes in de regional survey die volgens hem eveneens de basis zou moeten vormen van het stedenbouwkundig proces. Zoals hij zelf in Cities in Evolution een historisch onderzoek heeft gedaan naar verschillende steden, zo zou volgens Geddes elke stad een historisch onderzoek naar haar eigen stad moeten verrichten. Daarnaast zou er volgens Geddes ook informatie en voorbeelden van andere steden moeten zijn, de algemene expertise, maar dit moet slechts dienen als inspiratie voor oplossingen voor de eigen stad, niet om algemene vormen te krijgen. Als voorbeeld van de onderwerpen die een survey zouden moeten bevatten, geeft Geddes een basislijst waarvoor hij de volledige breedte van zijn eigen achtergrond gebruikt om de complexiteit van de stad te vatten.79

Situation, Topography, and Natural Advantages: - (a) Geology, Climate, Water Supply, etc.

(b) Soils, with Vegetation, Animal Life, etc. (c) River or Sea Fisheries.

(d) Access to Nature (Sea Coast, etc.).

Means of Communication, Land and Water: - (a) Natural and Historic.

(b) Present State. City Survey for Town Planning Purposes (c) Anticipated Developments.

Industries, Manufactures, and Commerce: - (a) Native Industries.

78 Ibidem, 295. 79 Ibidem, 356-357.

(30)

27 (b) Manufactures. (c) Commerce, etc. (d) Anticipated Developments. Population: - (a) Movement. (b) Occupations. (c) Health. (d) Density.

(e) Distribution of Well-being (Family Conditions, etc.). (f) Education and Culture Agencies.

(g) Anticipated Requirements. Town Conditions: -

(a) Historical: Phase by Phase, from Origins onwards. Material Survivals and Associations, etc.

(b) Recent: Particularly since 1832 Survey, thus indicating Areas, Lines of Growth and Expansion, and Local Changes under Modern Conditions, e.g., of Streets, Open Spaces, Amenity, etc.

(c) Local Government Areas (Municipal, Parochial, etc.).

(d) Present: Existing Town Plans, in general and detail. Streets and Boulevards. Open Spaces, Parks, etc. Internal Communications, etc. Water, Drainage, Lighting, Electricity, etc. Housing and Sanitation (of localities in detail). Existing activities towards Civic Betterment, both Municipal and Private.

Town Planning; Suggestions and Designs: -

(a) Examples from other Towns and Cities, British and Foreign.

(b) Contributions and Suggestions towards Town Planning Scheme, as regards: - (a) Areas.

(b) Possibilities of Town Expansion (Suburbs, etc.). (c) Possibilities of City Improvement and Development.

(d) Suggested Treatments of these in detail (alternatives when possible).

Om de regional survey en civics in elke stad van de grond te krijgen, stelt Geddes voor dat elke stad een ‘School of Civics’ opricht, die samen met de lokale scholen, musea en bibliotheek, de lokale identiteit onderzoeken en bewaken.80 Hier weerklinkt Geddes

enthousiasme over de manier waarop in Parijs de verschillende stedelijke instellingen samenwerkte ten behoeve van het welzijn van de stad. Geddes heeft met de survey en civics een onderzoeksmethode ontwikkeld voor elke regio. Waar Reclus op eigen houtje de specificiteit van elke regio wilde onderzoeken en beschrijven, wilde Geddes elke stad aansporen om zelf dit te onderzoeken. Door het vervolgens als basis van stedenbouw te zien en onder de hoede te plaatsen van stedelijke instellingen, creëerde Geddes geen intellectuele oefening van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er is geen aandacht voor de achterliggende redenen voor deze publieke opinie, de elementen die deze publieke opinie vormgeven worden niet behandeld en bijgevolg

Vol au vent met sla en friet Vrijdag 9 april Kabeljauw met veloutésausje en preipureeMacaroni met hamen kaas Zaterdag 10 april Kip ‘crème de brie’ zoete en Witte pensjes

Daarom willen twee mensen uit ons bisdom, de verantwoordelijke voor ORBIT, Ward Ceyssens, en bisschoppelijk gedelegeerde voor de diaconie Kris Buckinx, u helpen en naar

De mensen beseffen hier ook wel dat het gezondheidssysteem in Guatemala niet is zoals in België en ze een grote uitbraak zeker niet zouden aankunnen.. Ik sta toch versteld van

Deze gemeenschap voor het leven mag een vreugde zijn, waarin jullie als man en vrouw in trouw elkaar liefhebben en toegewijd en hulp- vaardig voor elkaar leven. Door de

Na enkele telefoontjes kon ik bekomen dat Ingenieur Osvaldo die dag in de namiddag naar het hospitalito zou komen, dus kwam ik samen met Roger, iemand van onze bezoekers, terug

Naar mijn aanvoelen moeten we complementair leren werken in de Kerk, pries- ter en leken.. – Hoe ziet u uw taak in het project Brussel-Aller-

In zo’n structuur zit een schoonheid die tegelijk de inhoud versterkt en de lezer of toeschouwer ge- voelig maakt voor wat er aan goedheid en waarheid in dat