• No results found

Technische structuren en biologische systemen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Technische structuren en biologische systemen"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Technische structuren en biologische systemen

Citation for published version (APA):

Bekkering, D. H. (1970). Technische structuren en biologische systemen. Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1970 Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

TECHNISCHE STRUCTUREN

EN BIOLOGISCHE SYSTEMEN

REDE

UITGESPROKEN BtJ DE AANVAARDING VAN HET AMBT VAN BUITENGEWOON HOOGLERAAR IN DR

MEDISCHE ELEKTROTECHNIEK AAN DE TECHNISCHE HOGESCHOOL

TE EINDHOVEN

OP VRIJDAG i8 SEPTEMBER 1970 DOOR

(3)

Mf/ne Heren Curatoren,

Mf/nheer de Secretaris van de~e hogeschool Mf/nheer de Rector Magnificus

Dames en Heren Hoog/eraren Lectoren, Stafleden en Studenten en

voorts gf/ allen die door Uw aanwe~jgbeid van Uw belangstelling b/f/k geeft.

Zeer gewaardeerde toehoorders,

Tegenwoordig wordt met bezorgdheid gesproken over de gevaren, die ons bedreigen door de voortdurend toenemende invloed op onze samenleving van wat genoemd wordt ‘de techniek’.

Die bezorgdheid is volkomen gegrond; helaas valt daar niet aan te twijfelen. Technische ontwikkelingen maken het inderdaad mogelijk om delen van onze aarde onbewoonbaar te maken en dit geldt in laatste instantie zelfs voor de gehele aarde. In het totale bestel van toepassingen der techniek, dat tot de situatie geleid heeft, waarin wij ons flu bezorgd afvragen of dit zo wel door kan gaan, speelt de elektrotechniek een grote rol. Mede dankzij de ontwikkeling van de elektrische energievoorziening en wat later van de elektrische corn municatie-techniek, is het rnogelijk geworden laboratoriurnvondsten op grote industriele schaal toe te passen en om deze toepassing via uiterst snelle bekendrnaking over de gehele wereld te verspreiden. Weliswaar zijn er op de aardbodem nog witte vlekken te vinden, waar de industriële welvaartsroes niet zo orn zich heen heeft gegrepen, doch het lijkt slechts een kwestie van tijd of ook daar zal industrialisatie, rationalisatie en communicatie tot een zodanig cultuurpatroon leiden, dat het oorspronkelijk klimaat, de flora en fauna dermate beInvloed worden, dat ook daar de leefbaarheid in het gedrang komt.

Na deze sombere aanhef zoudt U een pleidooi verwachten om de ontwikkeling van de techniek en haar toepassingen inclusiefdievan de elektrotechniek rnaar af te remmen of zelfs stop te zetten.

Zo’n pleidooi kan ik niet houden, orndat ik van mening ben, dat de ontwikkeling der wetenschap en techniek niet te stuiten is, daar deze ontwikkeling stoelt op een diep gewortelde behoefte van de Westerse mens om te onderzoeken, te begrijpen en te creëren. Al is de ontwikke 3

(4)

ling van wetenschap en techniek dan niet te stuiten, wij moeten toch hopen, dat zij wel in goede banen te leiden is. Deze hoop wordt niet alleen door zuiver lijfsbehoud ingegeven, maar evenzeer door niet mis te verstane tekenen, die wijzen op een onderstroom, die steeds aan wezig is geweest. Deze onderstroom lijkt mij aan te zwellen tot een niveau en tot zodanige afmetingen, dat de verwachting gerechtvaar digd is, dat deze wel eens een belangrijke stroomtak zou kunnen worden in de delta van de toegepaste wetenschappen. 1k doel hierbij op de toepassing van de technische wetenschappen en dan in het bijzonder de elektrotechniek in de geneeskunde.

De elektrotechniek is geevolueerd van een uitsluitend praktisch bedoelde techniek tot een wetenschap, die algemeen geldende theo rieën voortbracht, welke geldigheid bleken te bezitten ver buiten de elektrotechniek in engere zin, in andere takken van de toegepaste natuurkunde en zelfs daarbuiten, in de biologie en de economie. Hierbij denk ik aan de communicatie- en informatietheorieën, in de dertigér jaren ontstaan, toen de wereld omsponnen werd met een net werk van communicatiemiddelen en de lange-afstandscommunicatie de uitvinding van de teruggekoppelde versterker noodzakelijk maakte. De hiermede gepaard gaande inspanning om het begrip informatie overdracht op theoretisch hechte basis te plaatsen vond haar hoogte punt in de tweede Wereldoorlog, toen gehele naties tegenover elkaar stonden en in staat bleken tot krachtsinspanningen, die merkwaardiger wijs in vredestijd nog nooit geevenaard zijn. De ‘survival of the fittest’ noopte tot vindingrijkheid en daarom stond de ontwikkeling van automatisch-via-radar-gericht-geschut en van geleide proj ectielen in voortdurende wisselwerking met de ontwikkeling van informatie-, communicatie- en regeltheorieen.

Het steeds ingewikkelder worden van de te beheersen situaties, waarin de mens, zijn gedrag en zijn uithoudingsverrnogen een belangrijke rol speelden, gaf aanleiding tot het zoeken naar een alomvattende, algemeen geldende systeemtheorie, die zich bezig hield met de ge dragingen van systemen als een geheel, ongeacht hun aard en ongeacht hun samenstellende delen. Grote bekendheid verwierf Norbert Wiener met zijn boek: ‘Cybernetics, on Control and Communication in the Animal and the Machine’, dat in 1948 werd gepubliceerd en waarbij hij een uiteenzetting gaf over het werk, dat hij met Dr. Arturo Rosen blueth en Julian H. Bigelow gedurende de tweede Wereldoorlog verrichtte. Hierbij stond het concept ‘terugkoppeling’ centraal en werd een brug geslagen tussen de wiskundekennis van Wiener en de fysiologische problematiek van Rosenblueth. Toen reeds was Rosen blueth ervan overtuigd, dat vooruitgang in de toegepaste weten

schappen juist daar te verwachten was, waar wetenschappelijke werkers van verschillende specialisaties tezamen aan de oplossing van één probleem werkten.

Toch mag niet vergeten worden, dat Paul Weiss reeds in 1925 een

verhandeling schreef over ‘Tierisches Verhalten als System Reaktion’1) en toen reeds een aantal regels formuleerde, waarmee volgens hem een ‘systeem’ te kenschetsen zou zijn. En bovendien dat Ludwig Berta lanffy2), ongeveer tegelijkertijd met Nobert Wiener de systeemtheorie intro duceerde tij dens de Alpbacher Hochschulwoche in 1947.

De systeemtheorie kwam naar voren, omdat het de wetenschaps beoefenaar, dankzij de ontwikkeling van de natuurwetenschappen mogelijk werd steeds grotere delen van zijn omgeving in zijn studies te betrekken en steeds ingewikkelder structuren te construeren. Dit leidde noodzakeijk tot bet ontstaan van een nieuwere theorie, die de beheersing en beschrijving mogelijk moest maken van wat wel ge noemd wordt ‘de georganiseerde ingewikkeldheid’.

Het was Warren Weaver3), een van de grondleggers van de infor matietheorie, die een opeenvolging in het wetenschappelijk denken signaleerde, waarbij het principe van de lineaire causaliteit opgevolgd werd door het inzicht, dat er zoiets als ‘ongeorganiseerde ingewikkeld heid’ bestond, wat culmineerde in de waarschijnlijltheidsleer en de formulering van statistische wetmatigheden. Weaver stelde, dat we nu geconfronteerd worden met de problemen van de ‘georganiseerde ingewikkeldheid’. De wetenschappelijke werker is dankzij het werk van zijn voorgangers op een niveau van denken aangeland, waarbij hij zijn aandacht kan richten op grote systemen, samengesteld uit zeer grote aantallen componenten met verschillende eigenschappen, onderling in hiërarchieke zin verbonden door een dicht communicatie netwerk, zó dat commando’s, maar ook terugmeldingen door het systeem verspreid kunnen worden, waardoor reacties op veranderende omstandigheden mogelijk worden. Dergelijke systemen zijn méér dan de optelsom van de eigenschappen van de afzonderlijke samenstellende delen. Heel duidelijk komt dat wel tot uiting bij systemen, die ge heugen-elementen bevatten en daardoor in staat zijn tot herkenning en zelfs voorspelling en snelle, tijdige tegenactie als de buitenwereld van het systeem in voor het systeem ongunstige zin zou veranderen. U kunt hierbij denken aan een samenleving in een stad, die door zware regenval en daardoor zwellende rivieren met wateroverlast bedreigd wordt, of aan een oceaanreus, die voorzien is van een stabiliteitsregeling om de onaangename invloed van de golfslag op zijn passagiers te elimineren. Maar U kunt ook aan Uzelf denken, zoals U daar zit, rustig ademhalend, juist voldoende zuurstof tot U

(5)

ling van wetenschap en techniek dan niet te stuiten, wij moeten toch hopen, dat zij wel in goede banen te leiden is. Deze hoop wordt niet alleen door zuiver lijfsbehoud ingegeven, maar evenzeer door niet mis te verstane tekenen, die wijzen op een onderstroom, die steeds aan wezig is geweest. Deze onderstroom lijkt mij aan te zwellen tot een niveau en tot zodanige afmetingen, dat de verwachting gerechtvaar digd is, dat deze wel eens een belangrijke stroomtak zou kunnen worden in de delta van de toegepaste wetenschappen. 1k doelhierbij

op de toepassing van de technische wetenschappen en dan in het bijzonder de elektrotechniek in de geneeskunde.

De elektrotechniek is geevolueerd van een uitsluitend praktisch bedoelde techniek tot een wetenschap, die algemeen geldende theo rieën voortbracht, welke geldigheid bleken te bezitten ver buiten de elektrotechniek in engere zin, in andere takken van de toegepaste natuurkunde en zelfs daarbuiten, in de biologie en de economie. Hierbij denk ik aan de communicatie- en informatietheorieen, in de dertigér jaren ontstaan, toen de wereld omsponnen werd met een net werk van communicatiemiddelen en de lange-afstandscommunicatie de uitvinding van de teruggekoppelde versterker noodzakelijk maakte. De hiermede gepaard gaande inspanning om het begrip informatie overdracht op theoretisch hechte basis te plaatsen vond haar hoogte punt in de tweede Wereldoorlog, toen gehele naties tegenover elkaar stonden en in staat bleken tot krachtsinspanningen, die merkwaardiger wijs in vredestijd nog nooit geevenaard zijn. De ‘survival of the fittest’ noopte tot vindingrijkheid en daarom stond de ontwikkeling van automatisch-via-radar-gericht-geschut en van geleide proj ectielen in voortdurende wisseiwerking met de ontwikkeling van informatie-, communicatie- en regeltheorieen.

Het steeds ingewikkelder worden van de te beheersen situaties, waarin de mens, zijn gedrag en zijn uithoudingsverrnogen een belangrijke rol speelden, gaf aanleiding tot het zoeken naar een alomvattende, algemeen geldende systeemtheorie, die zich bezig hield met de ge dragingen van systemen als een geheel, ongeacht hun aard en ongeacht hun samenstellende delen. Grote bekendheid verwierf Norbert Wiener met zijn boek: ‘Cybernetics, on Control and Communication in the Animal and the Machine’, dat in 1948 werd gepubliceerd en waarbij hij een uiteenzetting gaf over het werk, dat hij met Dr. Arturo Rosen blueth en Julian H. Bigelow gedurende de tweede Wereldoorlog verrichtte. Hierbij stond het concept ‘terugkoppeling’ centraal en werd een brug geslagen tussen de wiskundekennis van Wiener en de fysiologische problematiek van Rosenblueth. Toen reeds was Rosen blueth ervan overtuigd, dat vooruitgang in de toegepaste weten

schappen juist daar te verwachten was, waar wetenschappelijke werkers van verschillende specialisaties tezamen aan de oplossing van één probleem werkten.

Toch mag niet vergeten worden, dat Paul Weiss reeds in 1925 een

verhandeling schreef over ‘Tierisches Verhalten als System Reaktion”) en toen reeds een aantal regels formuleerde, waarmee volgens hem een ‘systeem’ te kenschetsen zou zijn. En bovendien dat Ludwig Berta lanffy2), ongeveer tegelijkertijd met Nobert Wiener de systeemtheorie intro duceerde tij dens de Alpbacher Hochschulwoche in 1947.

De systeemtheorie kwam naar voren, omdat het de wetenschaps beoefenaar, dankzij de ontwikkeling van de natuurwetenschappen mogelijk werd steeds grotere delen van zijn omgeving in zijn studies te betrekken en steeds ingewikkelder structuren te construeren. Dit leidde noodzakeijk tot het ontstaan van een nieuwere theorie, die de beheersing en beschrijving mogelijk moest maken van wat wel ge noemd wordt ‘de georganiseerde ingewikkeldheid’.

Het was Warren Weaver3), een van de grondleggers van de infor matietheorie, die een opeenvolging in het wetenschappelijk denken signaleerde, waarbij het principe van de lineaire causaliteit opgevolgd werd door het inzicht, dat er zoiets als ‘ongeorganiseerde ingewikkeld heid’ bestond, wat culmineerde in de waarschijnlijkheidsleer en de formulering van statistische wetmatigheden. Weaver stelde, dat we nu geconfronteerd worden met de problemen van de ‘georganiseerde ingewikkeldheid’. De wetenschappelijke werker is dankzij het werk van zijn voorgangers op een niveau van denken aangeland, waarbij hij zijn aandacht kan richten op grote systemen, samengesteld nit zeer grote aantallen componenten met verschillende eigenschappen, onderling in hiërarchieke zin verbonden door een dicht communicatie netwerk, zó dat commando’s, maar ook terugmeldingen door het systeem verspreid kunnen worden, waardoor reacties op veranderende omstandigheden mogelijk worden. Dergelijke systemen zijn méér dan de optelsom van de eigenschappen van de afzonderlijke samenstellende delen. Heel duidelijk komt dat wel tot uiting bij systemen, die ge heugen-elementen bevatten en daardoor in staat zijn tot herkenning en zelfs voorspelling en snelle, tijdige tegenactie als de buitenwereld van het systeem in voor het systeem ongunstige zin zou veranderen. U kunt hierbij denken aan een samenleving in een stad, die door zware regenval en daardoor zwellende rivieren met wateroverlast bedreigd wordt, of aan een oceaanreus, die voorzien is van een stabiliteitsregeling om de onaangename invloed van de golfslag op zijn passagiers te elimineren. Maar U kunt ook aan Uzeif denken, zoals U daar zit, rustig adembalend, juist voldoende zuurstof tot U 4

(6)

nemend om een groot aantal chemische processen in Uw lichaam naar behoren te laten verlopen. Uw hart slaat juist snel genoeg om de opgenomen zuurstof te transporteren tezamen met een groot aantal andere stoffen, die nodig zijn voor de genoemde processen. U was zich dat niet bewust voor ik Uw aandacht erop vestigde. In ons lichaam verlopen vermoedelijk een nog onbekend aantal processen, die alle tezamen tot gevoig hebben, niet alleen dat wij ons zeif kunnen handhaven als levend organisme in een omgeving, diebinnen bepaalde grenzen mag variëren, maar ook dat wij meer zijn dan de som van een aantal chemische reacties; ons lichaam is de drager van onze persoon lijkheid en ons bewustzijn. Tot voor kort was het doorvorsen van ons lichaam en de bestudering van de erin verlopende processen het exciusieve werkterrein van fysiologen en van medici. Deze laatsten richtten hun aandacht in bet bijzonder op die gevallen, waarbij sprake was van een onjuist verloop van de processen of van een beschadiging van bet lichaam. De laatste decennia flu is hierin een kentering opgetreden, doordat ook chemici en fysici steeds meer betrokken raakten bij de bestudering van de processen,diein het levend organis me verlopen. De betrokkenheid van de chemici is niet nieuw; de farmacologie, de geneesmiddelenleer is reeds oud en de vrucht van voortdurende samenwerking tussen medici en chemici. De biochemie daarentegen is van recentere datum, een nog jonge loot aan de boom van de scheikundige kennis.

Nog korter is bet geleden, dat ingewijden zich begonnen te reali seren, dat een voortdurend uitbreidend aantal fysici en ingenieurs zich ging interesseren voor de mens, gezien als systeem en wel in het bijzonder wanneer dit systeem ontregeld was geraakt.

De bereidheid en behoefte tot samenwerking in meer uitgebreide zin ontstond in de tweede Wereldoorlog, toen vooral in de Anglo saksische landen uitvoerige en diepgaande studies werden verricht op het gebied van het menselijk uithoudlingsvermogen, bet reactie vermogen en de mens-machine-relatie. De oorlog kwam, goddank, tot een einde, maar de beboefte aan samenwerking bleek gelukkig bestaan. In ons land was het vooral Dr. H. C. Burger, de eerste hoog leraar in de medische fysica in Nederland, die niet afliet medici en fysiologen, fysici en ingenieurs te enthousiasmeren voor de problemen, die om bestudering vroegen en die lagen op bet grensgebied van de geneeskunde enerzijds en de natuurkunde anderzijds.

Waar gaat bet nu om als gesproken wordt over problemen, die liggen op bet grensgebied van de geneeskunde enerzij ds en de natuur kunde anderzijds? Het antwoord op deze vraag zou een zeer ge

varieerde en gedetailleerde opsomming kunnen zijn van proces beschrijvingen, meet- en analysemethoden, patroonherkennings technieken, snelle en nauwkeurige rekentechnieken, van weergave systemen en vooral ook van instrument- en apparaatontwikkeling, waarbij de ontwikkeling van opnemers, waarmee meetgegevens aan bet lichaam kunnen worden ontleend, een bijzondere plaats inneemt. Deze vraag is vanuit verscbillende gezichtshoeken te beantwoorden en het zal voor U geen verrassing zijn, dat ik zal trachten bet antwoord te vinden vanuit het standpunt van de ingenieurswetenschappen dus met een perspectief, dat vooral gericht is op de practische toepassing van bekende of nieuw te vergaren in het bijzonder elektrotechnische kennis.

Laten wij daartoe eens nagaan wat er met een patient gebeurt als hij ziek of beschadigd, kortom patient zijnde, in medisch milieu belandt en laten wij daarbij de situatie beschouwen nu eens niet vanuit de gezichtshoek van de patient of van de medicus, maar laten wij een beschrijving geven als ingenieur, geInteresseerd in rationalisatie van diagnose en behandeling en deze wel primair en uitdrukkelij k bedoeld ten behoeve van de patient. Het eerste wat er geschiedt, is, dat een patient wordt waargenomen. Dit kan een zuiver zintuigelijk waar nemen zijn door de arts, maar omvat vaak veel meer, b.v. de anamnese d.w.z. dat de patient dearts vertelt hoe hij zijn gezondheidsgescbiedenis en zijn ziektetoestand ervaart. Dc anamnese is een zeer belangrijk deel van bet waarnemingsproces, zij het subjectief van aard. Aihoewel de behoefte tot objectivering van de waarneming reeds eeuwenlang bestaat en de gescbiedenis van de geneeskunde doorregen is met pogingen tot bet verrichten van metingen aan patienten om tot een objectieve maat van bun defect of afwijking te komen, is er pas in de laatste decennia werkelijk vooruitgang geboekt op bet gebied van bet verzamelen van kwantitatieve gegevens van de patient. Want om het verzamelen van gegevens gaat bet bij de waarneming van de patient. En wat er verzameld wordt, zijn gegevens over voor meting toe gankelijke grootheden. Het klinkt triviaal, maar bet is toch wel goed er nog eens de aandacht op te vestigen, dat lang niet alle grootheden, waarover de arts graag kennis zou vergaren voor meting toegankelijk zijn. Vaak moet bij volstaan met bet verzamelen van gegevens over meetbare grootheden en moet bij via berekeningen en analyse zien door te dringen tot de grootheden, waaroverhij graag wat zou willen weten. Dit rekenen en analyseren geschiedt tegen een achtergrond van voorkennis, die de arts zich verworven heeft tijdens zijn studie; een voorkennis, die bovendien stoelt op door zijn voorgangers ver

(7)

nemend om een groot aantal chemische processen in Uw lichaam naar behoren te laten verlopen. Uw hart slaat juist snel genoeg om de opgenomen zuurstof te transporteren tezamen met een groot aantal andere stoffen, die nodig zijn voor de genoemde processen. U was zich dat niet bewust voor ik Uw aandacht erop vestigde. In ons lichaam verlopen vermoedelijk een nog onbekend aantal processen, die alle tezamen tot gevoig hebben, niet alleen dat wij ons zeif kunnen handhaven als levend organisme in een omgeving, diebinnen bepaalde grenzen mag variëren, maar ook dat wij meer zijn dan de som van een aantal chemische reacties; ons lichaam is de drager van onze persoon lijkheid en ons bewustzijn. Tot voor kort was het doorvorsen van ons lichaam en de bestudering van de erin verlopende processen het exciusieve werkterrein van fysiologen en van medici. Deze laatsten richtten hun aandacht in bet bijzonder op die gevallen, waarbij sprake was van een onjuist verloop van de processen of van een beschadiging van bet lichaam. De laatste decennia flu is hierin een kentering opgetreden, doordat ook chemici en fysici steeds meer betrokken raakten bij de bestudering van de processen,diein het levend organis me verlopen. De betrokkenheid van de chemici is niet nieuw; de farmacologie, de geneesmiddelenleer is reeds oud en de vrucht van voortdurende samenwerking tussen medici en chemici. De biochemie daarentegen is van recentere datum, een nog jonge loot aan de boom van de scheikundige kennis.

Nog korter is bet geleden, dat ingewijden zich begonnen te reali seren, dat een voortdurend uitbreidend aantal fysici en ingenieurs zich ging interesseren voor de mens, gezien als systeem en wel in het bijzonder wanneer dit systeem ontregeld was geraakt.

De bereidheid en behoefte tot samenwerking in meer uitgebreide zin ontstond in de tweede Wereldoorlog, toen vooral in de Anglo saksische landen uitvoerige en diepgaande studies werden verricht op het gebied van het menselijk uithoudlingsvermogen, bet reactie vermogen en de mens-machine-relatie. De oorlog kwam, goddank, tot een einde, maar de beboefte aan samenwerking bleek gelukkig bestaan. In ons land was het vooral Dr. H. C. Burger, de eerste hoog leraar in de medische fysica in Nederland, die niet afliet medici en fysiologen, fysici en ingenieurs te enthousiasmeren voor de problemen, die om bestudering vroegen en die lagen op bet grensgebied van de geneeskunde enerzijds en de natuurkunde anderzijds.

Waar gaat bet nu om als gesproken wordt over problemen, die liggen op bet grensgebied van de geneeskunde enerzij ds en de natuur kunde anderzijds? Het antwoord op deze vraag zou een zeer ge

varieerde en gedetailleerde opsomming kunnen zijn van proces beschrijvingen, meet- en analysemethoden, patroonherkennings technieken, snelle en nauwkeurige rekentechnieken, van weergave systemen en vooral ook van instrument- en apparaatontwikkeling, waarbij de ontwikkeling van opnemers, waarmee meetgegevens aan bet lichaam kunnen worden ontleend, een bijzondere plaats inneemt. Deze vraag is vanuit verscbillende gezichtshoeken te beantwoorden en het zal voor U geen verrassing zijn, dat ik zal trachten bet antwoord te vinden vanuit het standpunt van de ingenieurswetenschappen dus met een perspectief, dat vooral gericht is op de practische toepassing van bekende of nieuw te vergaren in het bijzonder elektrotechnische kennis.

Laten wij daartoe eens nagaan wat er met een patient gebeurt als hij ziek of beschadigd, kortom patient zijnde, in medisch milieu belandt en laten wij daarbij de situatie beschouwen nu eens niet vanuit de gezichtshoek van de patient of van de medicus, maar laten wij een beschrijving geven als ingenieur, geInteresseerd in rationalisatie van diagnose en behandeling en deze wel primair en uitdrukkelij k bedoeld ten behoeve van de patient. Het eerste wat er geschiedt, is, dat een patient wordt waargenomen. Dit kan een zuiver zintuigelijk waar nemen zijn door de arts, maar omvat vaak veel meer, b.v. de anamnese d.w.z. dat de patient dearts vertelt hoe hij zijn gezondheidsgescbiedenis en zijn ziektetoestand ervaart. Dc anamnese is een zeer belangrijk deel van bet waarnemingsproces, zij het subjectief van aard. Aihoewel de behoefte tot objectivering van de waarneming reeds eeuwenlang bestaat en de gescbiedenis van de geneeskunde doorregen is met pogingen tot bet verrichten van metingen aan patienten om tot een objectieve maat van bun defect of afwijking te komen, is er pas in de laatste decennia werkelijk vooruitgang geboekt op bet gebied van bet verzamelen van kwantitatieve gegevens van de patient. Want om het verzamelen van gegevens gaat bet bij de waarneming van de patient. En wat er verzameld wordt, zijn gegevens over voor meting toe gankelijke grootheden. Het klinkt triviaal, maar bet is toch wel goed er nog eens de aandacht op te vestigen, dat lang niet alle grootheden, waarover de arts graag kennis zou vergaren voor meting toegankelijk zijn. Vaak moet bij volstaan met bet verzamelen van gegevens over meetbare grootheden en moet bij via berekeningen en analyse zien door te dringen tot de grootheden, waaroverhij graag wat zou willen weten. Dit rekenen en analyseren geschiedt tegen een achtergrond van voorkennis, die de arts zich verworven heeft tijdens zijn studie; een voorkennis, die bovendien stoelt op door zijn voorgangers ver

(8)

2amelde en verwerkte gegevens en iedere generatie artsen en fysiologen verdiept het inzicht in de levensprocessen weer verder.-Zo ontstaat

een steeds duidelijker wordend doch nog steeds onvolledig beeld van de materiele gebeurtenissen, die zich in ons lichaam in wisseiwerking met onze omgeving afspelen.

En naarmate het inzicht zich verdiept, wordt het moeilijker zich een totaalbeeld van de gebeurtenissen te vormen, en zoveel te meer zal men zich tevreden moeten stellen met het beschouwen van het op het ogenblik meest relevante deel van de processen, die zich in ons lichaam afspelen. Dat betekent beperking en verdieping. Zo zal de hart-specialist zijn aandacht en ervaring toespitsen op dieprocessen in het menselijk lichaam, die te maken hebben met de circulatie van ons bloed. De orthopaedist daarentegen houdt zich in de eerste plaats bezig met onze bewegingsmogelijkheden en zijn detailkennis van het mechanisme van de bloedsomloop is minder dandievan de cardioloog. Dit is een onontkoombare verdeling van kennis en inzicht over verscheidene personen, die verband houdt met de hoeveelheid ver gaarde voorkennis en de eindigheid van ons menselijk bevattings vermogen en ons geheugen. Wel tracht men een beeld te scheppen, dat, zo blijkt uit mijn voorgaand betoog een vereenvoudigde af spiegeling is van de werkelijkheid, sterk gedetailleerd in die aspecten, die van belang zijn voor de bepaling van de situatie, waarin de patient zich bevindt, minder uitgewerkt op die punten, die voor het onder kennen van de toestand van de patient niet belangrijk zijn.

Deze beeldvorming uit aan de patient verzamelde gegevens in combinatie met de voorkennis, die de arts reeds bezit, bepaalt in sterke mate de keuze van de analysevorm, die op de patientengegevens toegepast zal worden.

Meer en meer wordt getracht de patientengegevens te kwantificeren en naarmate dit meer lukt des te sterker gaat het beeld, dat men zich van een patient gevormd heeft over in een model van dat deelproces in het lichaam, waarop de arts in het onderhavige geval zijn aandacht heeft gericht.

De hele actie van het verzamelen van gegevens aan de patient, het analyseren van deze gegevens, het berekenen van interessante groot heden uit de gemeten waarden, vaak aan de hand van een model voorstelling, dit alles is erop gericht de arts een conclusie te laten trekken over zijn patient. Voor het zover is moet echter een herkenning kunnen plaats vinden. Hiertoe moeten de analyseresultaten in een zodanige vorm aangeboden worden, dat zij de arts aanspreken en dat hij aan de hand van zijn voorkennis en modelvoorstelling tot een decisie kan komen en zodoende een diagnose kan stellen. Hoe

belangrijk de diagnose ook is, de patient is er nog niet mee geholpen. Daartoe dient nog een behandeling plaats te vinden. De door de arts in te stellen therapie kan van zeer verschillende aard zijn en kan varieren van het toedienen van chemicalien tot het mechanisch ingrij pen in het lichaam. Heeft de therapie succes dan komt er een moment, dat de genezen patient ontslagen wordt. Er vindt dan nog een registratie plaats van de patientengegevens, zijn afwijking en de correctie daarop.

Helaas heeft deze geschetste gang van zaken niet altijd onmiddellijk succes; in dat geval herhaalt de geschiedenis zich en begint een nieuwe reeks van waarnemen, meten, gegevens verzamelen, berekenen, concluderen en corrigeren en het kan zijn dat deze cyclus vele malen doorlopen moet worden om tot verbetering in de toestand van de patient te komen. De tijd, waarin één zo’n bovengeschetste cyclus doorlopen wordt, kan zeer verschillend zijn en varieert van enkele minuten tot vele jaren.

Dames en Heren,

De elektrotechniek krijgt veel, zelfs steeds meer te maken met het voorgaande. Er is schier geen onderdeel van deze cyclus of de elektrotechniek heeft mede een aandeel in de verbetering ervan; een verbetering, die de laatste decennia zo’n verheugende vlucht heeft genomen. De toepassing van de elektrotechniek kan inhouden het toepassen van de elektrotechnische denkwijze, van een theorie of het gebruik van een apparaat of instrument, dat volgens elektrotechnische principes is geconstrueerd. Zoals ik reeds zei, wordt de waarneming van de patient meer en meer gekoppeld aan metingen aan de patient. Hiertoe zijn en worden opnemers ontworpen en geconstrueerd in vrijwel ontelbare soorten en vormen, en op velerlei principes be rustend. Bijna steeds wordt daarbij tegenwoordig een of andere fysische grootheid omgezet in een elektrische grootheid, de opnemer wordt daarmee een omzetter. Dat .het eindprodukt een elektrische grootheid is, valt niet te verwonderen. Elektrische grootheden zijn immers relatief eenvoudig te behandelen. Daarin schuilt de kracht van de elektrische communicatietechniek. Niet alleen kunnen gegevens, die in elektrische vorm gegoten zijn naar elders getransporteerd worden, maar ze kunnen ook opgeslagen worden en weer te voorscbijn geroepen worden als dat nodig is. Ook herhalen en dupliceren van de signalen behoort tot de mogelijkbeden, mits die signalen, die in en aan bet lichaam gemeten zijn, omgezet zijn in elektrische grootheden.

(9)

~ame1de en verwerkte gegevens en iedere generatie artsen en fysiologen verdiept het inzicht in de levensprocessen weer verder. Zo ontstaat een steeds duidelijker wordend doch nog steeds onvolledig beeld van de materiele gebeurtenissen, die zich in ons lichaam in wisseiwerking met onze omgeving afspelen.

En naarmate het in2icht zich verdiept, wordt het moeilij ker zich een totaalbeeld van de gebeurtenissen te vormen, en zoveel te meer zal men zich tevreden moeten stellen met het beschouwen van het op het ogenblik meest relevante deel van de processen, die zich in ons lichaam afspelen. Dat betekent beperking en verdieping. Zo zal de hart-specialist zijn aandacht en ervaring toespitsen op die processen in het menselijk lichaam, die te maken hebben met de circulatie van ons bloed. De orthopaedist daarentegen houdt zich in de eerste plaats bezig met onze bewegingsmogelijkheden en zijn detailkennis van het mechanisme van de bloedsomloop is minder dan die van de cardioloog. Dit is een onontkoombare verdeling van kennis en inzicht over verscheidene personen, die verband houdt met de hoeveelheid vet gaarde voorkennis en de eindigheid van ons menselijk bevattings vermogen en ons geheugen. Wel tracht men een beeld te scheppen, dat, zo blijkt uit mijn voorgaand betoog een vereenvoudigde af spiegeling is van de werkelijkheid, sterk gedetaileerd in die aspecten, die van belang zijn voor de bepaling van de situatie, waarin de patient zich bevindt, minder uitgewerkt op die punten, die voor het onder kennen van de toestand van de patient niet belarigrijk zijn.

Deze beeldvorming uit aan de patient verzamelde gegevens in combinatie met de voorkennis, die de arts reeds bezit, bepaalt in sterke mate de keuze van de analysevorm, die op de patientengegevens toegepast zal worden.

Meer en meer wordt getracht de patientengegevens te kwantificeren en naarmate dit meer lukt des te sterker gaat het beeld, dat men zich van een patient gevormd heeft over in een model van dat deelproces in het lichaam, waarop de arts in het onderhavige geval zijn aandacht heeft gericht.

De hele actie van het verzamelen van gegevens aan de patient, het analyseren van deze gegevens, het berekenen van interessante groot heden uit de gemeten waarden, vaak aan de hand van een model voorstelling, dit alles is erop gericht de arts een conclusie te laten trekken over zijn patient. Voor het zover is moet echter een herkenning kunnen plaats vinden. Hiertoe moeten de analyseresultaten in een zodanige vorm aangeboden worden, dat zij de arts aanspreken en dat hij aan de hand van zijn voorkennis en modelvoorstelling tot een decisie kan komen en zodoende een diagnose kan stellen. Hoe 8

belangrij k de diagnose ook is, de patient is er nog niet mee geholpen. Daartoe dient nog een behandeling plaats te vinden. De door de arts in te stellen therapie kan van zeer verschillende aard zijn en kan varieren van het toedienen van chemicalien tot het mechanisch ingrijpen in het lichaam. Heeft de therapie succes dan komt er een moment, dat de genezen patient ontslagen wordt. Er vindt dan nog een registratie plaats van de patientengegevens, zijn afwijking en de correctie daarop.

Helaas heeft deze geschetste gang van zaken niet altijd onmiddellijk succes; in dat geval herhaalt de geschiedenis zich en begint een nieuwe reeks van waarnemen, meten, gegevens verzamelen, berekenen, concluderen en corrigeren en het kan zijn dat deze cyclus vele malen doorlopen moet worden om tot verbetering in de toestand van de patient te komen. De tijd, waarin één zo’n bovengeschetste cyclus doorlopen wordt, kan zeer verschillend zijn en varieert van enkele minuten tot vele jaren.

Dames en Heren,

De elektrotechniek krijgt veel, zelfs steeds meer te maken met het voorgaande. Er is schier geen onderdeel van deze cyclus of de elektrotechniek heeft mede een aandeel in de verbetering ervan; een verbetering, die de laatste decennia zo’n verheugende vlucht heeft genomen. De toepassing van de elektrotechniek kan inhouden het toepassen van de elektrotechnische denkwijze, van een theorie of het gebruik van een apparaat of instrument, dat volgens elektrotechnische principes is geconstrueerd. Zoals ik reeds zei, wordt de waarneming van de patient meet en meet gekoppeld aan metingen aan de patient. Hiertoe zijn en worden opnemers ontworpen en geconstrueerd in vrijwel ontelbare soorten en vormen, en op velerlei principes be rustend. Bijna steeds wordt daarbij tegenwoordig een of andere fysische grootheid omgezet in een elektrische grootheid, de opnemer wordt daarmee een omzetter. Dat Whet eindprodukt een elektrische grootheid is, valt niet te verwonderen. Elektrische grootheden zijn immers relatief eenvoudig te behandelen. Daarin schuilt de kracht van de elektrische communicatietechniek. Niet alleen kunnen gegevens, die in elektrische vorm gegoten zijn naar elders getransporteerd worden, maar ze kunnen ook opgeslagen worden en weer te voorschijn geroepen worden als dat nodig is. Ook herhalen en dupliceren van de signalen behoort tot de mogelijkheden, mits die signalen, die in en aan bet lichaam gemeten zijn, omgezet zijn in elektrische grootheden. 9

(10)

Door het toepassen van de zend- en ontvangtechniek, gecombineerd met de microminiaturisatie, die het heden ten dage mogelij k maakt om zeer kleine versterkers en zenders te vervaardigen, is een nieuwe situatie bij het waarnemen van de patient geschapen. Terwiji ni. in het verleden de patient bijna steeds stil op bed moest liggen om door de arts onderzocht te worden, is het flu mogelij k waarnemingen aan patienten te verrichten, terwiji zij in beweging zijn en b.v. hun bezig heden, die tot lichamelijke klachten aanleiding geven, kunnen uit voeren, zodat de arts meer en relevantere informatie tot zijn beschik king krijgt dan de informatie uitsluitend aan een stilliggende patient vergaard. Dit verzamelen van gegevens aan in beweging zijnde personen is geen sinecure. Het vervaardigen van technische structuren, die zo licht zijn, dat zij door de patient meegedragen kunnen worden en die de patient niet hinderen, is pas sedert kort mogelijk. Het blijft een groot probleem, dat een compromis gezocht moet worden tussen de eenvoud van het apparaat, wat aan zijn gewicht ten goede komt en het verlagen van de storingsgevoeligheid van het apparaat, wat meestal het toevoegen van extra componenten, dus een verhoging van het gewicht als prij s heeft.

Het toegankelijk maken voor kwantitatieve metingen van steeds rneer grootheden, die aan al dan niet in beweging zijnde patienten bepaald worden, schept steeds gunstiger voorwaarden om over te kunnen gaan van meetbare grootheden op die grootheden, waarvan de kennis gewenst is en die te berekenen zijn uit de meetbare groot heden, mits de verbanden tussen de meetbare grootheden en niet direct toegankelijke grootheden bekend zijn. Helaas is dit voor het menselijk lichaam nog lang niet altijd het geval. De relaties tussen meetbare en voor de toestand van de patient direct relevante groot heden zijn soms nog slechts vaag bekend, zodat bij de overgang van meetbare grootheden naar te berekenen grootheden een onzekerheid wordt geIntroduceerd. Doch door het toenemen van de aantallen aan een patient kwantitatief te bepalen grootheden en door het toepassen van recente ontwikkelingen uit de waarschijnlijkheidsleer, zal de zekerheid, waarmede over de toestand van een patient beslist kan worden, steeds toenemen.

Zoals ik reeds zei, zal door het toenemen van meetbare grootheden, ook de kwantificering van de voorkennis, waar de arts over beschikt, verbeterd worden en zal het beeld, dat hij zich van een patient vormt overgaan in een model van het gebeuren in de patient.

De toename en kwantificering van de metingen en het verwerken van de gegevens in een zodanige onderlinge samenhang, dat van een model kan worden gesproken, brengt veel rekenwerk met zich mee,

I0

dat snel en accuraat uitgevoerd moet kunnen worden. De geschetste gang van zaken is dan ook alleen mogelijk door het inschakelen van computers ten behoeve van het patientenonderzoek. En aan de horizon van onze verbeelding doemt toch wel reeds zichtbaar de zwaar zieke patient op, in communicatie met een computer, waar binnen een model van het patient-gebeuren als het ware met de patient ‘meeloopt’ door middel waarvan de arts van ogenblik tot ogenblik op de hoogte wordt gehouden van de toestand, waarin de patient zich bevindt, of deze al dan niet verslechtert, terwiji alternatieve maatregelen opgesomd worden gelijk met — binnen zekere waar

schijnlijkheid — een aanduiding van hun gevolgen voor de toestand

van de patient. Voordat dit beeld gemeengoed zal zijn, zal er nog veel verbeterd moeten worden in de communicatie tussen patient en rekentuig, wat ook een elektrotechnisch probleem is.

Niet alleen de communicatie tussen patient en rekenmacbine moet nog verbeterd worden maar ook de communicatie tussen arts en computer laat nog veel te wensen over. Dit is niet uitsluitend te wij ten aan de tegenwoordige opleiding van de arts, maar ook aan de on beholpenheid van een computer. Immers bet is verbazingwekkend te zien hoe een computer, waarvan de prij s in milj oenen guldens wordt uitgedrukt en die een elementaire rekenstap in een milj oenste seconde kan uitvoeren, minuten nodig heeft om zijn resultaten in vellen vol cijfers en letters aan de openbaarheid prijs te geven, zij bet dat dit soms onder groot misbaar met regels tegelijk kan gescbieden. Neen, wil de computer werkelijk de arts ecu hulp zijn dan zal de weergave techniek van de rekenmacbine aanzienlijk verbeterd moeten worden en dat onder invloed van de patroonherkenning, zoals die zich op het ogenblik informatietheoretisch ontwikkelt. Eerst dan zal de arts snel tot een herkenning kunnen komen van bet gebeuren in de patient en tot een erkenning van bet nut van rekentuig voor diagnose en behandeling.

Wat de diagnose betreft, bier begint bet toepassen van de decisie theorie de mogelijkheid te scheppen om delen van het diagnose-proces systematisch met behulp van een rekenmacbine nit te voeren, de arts zodoende vrijmakend voor denkwerk, dat voorlopig nog uitsluitend door bet menselijk brein verricht kan worden.

Wat de therapie betreft, ook bier zullen technische strukturen, de computer incluis een voortdurend groter wordende rol gaan spelen. Duidelijk is dit reeds daar waar vervanging van delen uit en van bet lichaam door on-organische surrogaten mogelijk is. Klemmender bier nog dan elders in bet beeld, dat ik voor U oproep, is de vraag hoever men met dit alles moet en mag gaan. Die vraag is niet alleen van

II 4

(11)

Door bet toepassen van de 2end- en ontvangtechniek, gecombineerd met de microminiaturisatie, die het heden ten dage mogelijk maakt om zeer kleine versterkers en zenders te vervaardigen, is een nieuwe situatie bij het waarnemen van de patient geschapen. Terwiji ni. in het verleden de patient bijna steeds stil op bed moest liggen om door de arts onderzocht te worden, is bet nu mogelijk waarnemingen aan patienten te verrichten, terwiji zij in beweging zijn en b.v. bun bezig heden, die tot lichamelijke klachten aanleiding geven, kunnen uit voeren, zodat de arts meer en relevantere informatie tot zijn bescbik king krijgt dan de informatie uitsluitend aan een stilhiggende patient vergaard. Dit verzamelen van gegevens aan in beweging zijnde personen is geen sinecure. Het vervaardigen van tecbnische structuren, die zo licbt zijn, dat zij door de patient meegedragen kunnen worden en die de patient niet binderen, is pas sedert kort mogelijk. Het blijft een groot probleem, dat een compromis gezocht moet worden tussen de eenvoud van bet apparaat, wat aan zijn gewicbt ten goede komt en bet verlagen van de storingsgevoeligheid van bet apparaat, wat meestal bet toevoegen van extra componenten, dus een verhoging van bet gewicht als prij s heeft.

Het toegankelijk maken voor kwantitatieve metingen van steeds meer grootheden, die aan al dan niet in beweging zijnde patienten bepaald worden, schept steeds gunstiger voorwaarden om over te kunnen gaan van meetbare grootheden op die grootheden, waarvan de kennis gewenst is en die te berekenen zijn uit de meetbare groot heden, mits de verbanden tussen de meetbare grootheden en niet direct toegankelijke grootheden bekend zijn. Helaas is dit voor het menselijk lichaam nog lang niet altijd bet geval. De relaties tussen meetbare en voor de toestand van de patient direct relevante groot heden zijn soms nog slechts vaag bekend, zodat bij de overgang van meetbare grootheden naar te berekenen grootheden een onzekerheid wordt geIntroduceerd. Doch door bet toenemen van de aantahlen aan een patient kwantitatief te bepalen grootheden en door bet toepassen van recente ontwikkelingen uit de waarschijnlijkheidsleer, zal de zekerheid, waarmede over de toestand van een patient beslist kan worden, steeds toenemen.

Zoals ik reeds zei, zal door bet toenemen van meetbare grootheden, ook de kwantificering van de voorkennis, waar de arts over beschikt, verbeterd worden en zal het beeld, dat hij zich van een patient vormt overgaan in een model van het gebeuren in de patient.

De toename en kwantificering van de metingen en het verwerken van de gegevens in een zodanige onderhinge samenhang, dat van een model kan worden gesproken, brengt veel rekenwerk met zich mee,

dat snel en accuraat uitgevoerd moet kunnen worden. De geschetste gang van zaken is dan ook ahleen mogehijk door bet inschakelen van computers ten behoeve van bet patientenonderzoek. En aan de horizon van onze verbeelding doemt tocb wel reeds zichtbaar de zwaar zieke patient op, in communicatie met een computer, waar binnen een model van bet patient-gebeuren als bet ware met de patient ‘meeloopt’ door middel waarvan de arts van ogenbhik tot ogenbilk op de hoogte wordt gehouden van de toestand, waarin de patient zich bevindt, of deze al dan niet verslechtert, terwijl alternatieve maatregelen opgesomd worden gehij k met — binnen zekere waar

schijnlijkheid — een aanduiding van hun gevolgen voor de toestand

van de patient. Voordat dit beeld gemeengoed zal zijn, zal er nog veel verbeterd moeten worden in de communicatie tussen patient en rekentuig, wat ook een elektrotechnisch probleem is.

Niet ahleen de communicatie tussen patient en rekenmacbine moet nog verbeterd worden maar ook de communicatie tussen arts en computer laat nog veel te wensen over. Dit is niet uitsluitend te wij ten aan de tegenwoordige opleiding van de arts, maar ook aan de on beholpenheid van een computer. Immers bet is verbazingwekkend te zien hoe een computer, waarvan de prijs in miljoenen guldens wordt uitgedrukt en die een elementaire rekenstap in een miljoenste seconde kan uitvoeren, minuten nodig heeft om zijn resultaten in vehlen vol cijfers en letters aan de openbaarheid prijs te geven, zij bet dat dit sorns onder groot misbaar met regels tegelijk kan gescbieden. Neen, wil de computer werkehijk de arts een huip zijn dan zal de weergave techniek van de rekenmachine aanzienhijk verbeterd moeten worden en dat onder invloed van de patroonherkenning, zoals die zich op bet ogenbhik informatietheoretisch ontwikkelt. Eerst dan zal de arts snel tot een herkenning kunnen komen van het gebeuren in de patient en tot een erkenning van bet nut van rekentuig voor diagnose en behandehing.

Wat de diagnose betreft, bier begint bet toepassen van de decisie theorie de mogelij kheid te scheppen om delen van bet diagnose-proces systematisch met behulp van een rekenmachine nit te voeren, de arts zodoende vrijmakend voor denkwerk, dat voorlopig nog uitsluitend door bet mensehijk brein verricht kan worden.

Wat de therapie betreft, ook bier zullen technische strukturen, de computer incluis een voortdurend groter wordende rol gaan spelen. Duidelijk is cUt reeds daar waar vervanging van delen ujt en van bet hichaam door on-organische surrogaten mogelijk is. Kiemmender bier nog dan elders in bet beeld, dat ik voor U oproep, is de vraag hoever men met cUt alles moet en mag gaan. Die vraag is niet alleen van

II t

(12)

Medisch-Fysisch Instituut nevenwerk~aamheden te vervullen. medisch-ethische aard maar ligt ook op maatschappelijk-ethisch

gebied. De huidige maatschappij-structuur is van zodanige aard, dat op deze vraag geen antwoord is te geven, hetgeen geen reden mag zijn om haar niet te stellen en niet tôch naar bet antwoord te bhjven zoeken.

Geachte toehoorders,

Vergun mij nog enkele ogenblikken om het beeld van de ernstig zieke patient met een computer aan zijn zijde, nog wat verder uit te werken. Als het mogelijk is een wiskundig model van een aantal vitale proces sen, die zich in een patient afspelen te creëren en als het mogelijk is de numerieke waarden van parameters, die die processen beheersen aan de hand van metingen aan de patient met een voldoende nauwkeurig heid te bepalen, dan moet het mogelijk zijn—door de rekenmachine

versneld in de tijd te laten werken— een redelijk nauwkeurige voor

spelling te doen omtrent de toestand van de patient in zijn directe toekomst. Mocht die voorspelling slecht uitvallen, dan is er tijd gewonnen om tegenmaatregelen te nemen, waarbij de computer behulpzaam kan zijn bij het bepalen van de onder de uitgangscondities het best te verricbten correctieve handeling; een fascinerende gedachte, die uitvoerbaar moet zijn. Immers indien U het woord ‘patient’ indit

beeld vervangt door bet woord ‘raket’ zijn wij beland in de ruimte vaart, waar dit soort berekeningen en opvolgende correcties reeds wordt toegepast. Waarom wel in de ruimtevaart en niet in de genees kunde?

Van deze gelegenheid wil ik gaarne gebruik maken een aantal personen en groepen van personen te bedanken voor bet aandeel, dat zij hebben gehad in mijn benoeming.

In de eerste plaats wil ik diegenen bedanken, die het initiatief namen om mij voor te dragen deze leerstoel als eerste te bezetten.

Voorts gaat mijn erkentelijkheid uit naar degenen, die mij voor droegen en naar degenen, die deze voordracht steunden.

Mijn dank gaat verder uit naar de Minister van Onderw#s en Weten schappen, die mij benoemde en mijn eerbiedige dank gaat uit naar H. M. de Koningin, die deze benoeming bekrachtigde.

Het Bestuur van de Ge~ondheidsorganisatie TNO ben ik dank vet schuldigd, dat het mij toestond naast mijn functie als Directeur van het

Zeer geivaardeerde medewerlsers van bet Medisch-f5isisch Instituut TNO, opnieuw is één van ons tot hoogleraar benoemd, verheugt U daarover, want dit houdt een erkenning in van bet niveau van de werkzaam heden, die wij allen tezamen in ons Instituut verrichten. Alhoewel 1k ze niet expliciet genoemd heb, hebt U in hetgeen ik in de afgelopen

40 minuten betoogd heb, vele onderwerpen kunnen herkennen, die

wij in ons Instituut in bewerking hebben of die op onze verlanglij st staan en waarvan de uitvoering nuttig en noodzakelijk is. Hierbij ben ik niet in details getreden, niet omdat de tijd dat niet zou toelaten, maar omdat ik dat niet kan. Mijn positie in Uw midden heeft van mij steeds bet uitzetten en volgen van de grote lijnen gevraagd, terwijl bet precisiewerk Uw domein is. Als de voortekenen niet bedriegen zullen in de nabije toekomst in ons land op meet dan één plaats activiteiten ontplooid worden gelijksoortig en gelijkwaardig aan die welke de afgelopen tien jaar en langer de inspanning in ons Instituut hebben uitgemaakt. Enkele Uwer kunnen bierover verontrust raken, maar de ondertoon moet toch een vreugdevolle zijn, want deze ontwikkeling betekent meet activiteit op het gebied van het toepassen van technische verworvenheden in de geneeskunde. En meer actie houdt een verrij king in, in die zin, dat er meet gelijkgestemden komen, die met elkaar in discussie kunnen treden om zodoende de kwaliteit van elkanders werk op te voeren. Dat houdt ook het gevaar van onnodig dupliceren in, doch goede verstandhoudingen en openheid wat betreft de—ongetwijfeld goede— bedoelingen van iedere groepering, die zich

op medisch-technisch terrein gaat begeven, kunnen veel moeilijkheden voorkomen en problemen—zo die al ontstaan—oplossen. Weest U

ervan verzekerd, dat deze materie mijn voortdurende aandacht heeft.

Leden van de Senaat en leden van de Wetenschappelf/Iee S1aJ

bet zal wel onmogelijk zijn met U alien kennis te maken. Diegenen van U met wie dit wel het geval was, hebben mij verrast door de vanzelfsprekendheid en hartelijkheid, waarmede zij mij tegemoet traden. 1k acbt bet een voorrecht in Uw midden te zijn opgenomen. Het voorgaande geldt ook voor die leden van de administratieve en ≠echnische staven, die ik tot nu toe op mijn ontdekkingstochten door de TH-wereld mocht ontmoeten.

Da#zes en Heren medewerkers van de afdeling Elektrotechniek,

(13)

Medisch-Fysisch Instituut nevenwerkzaamheden te vervullen. medisch-ethische aard maar ligt ook op maatschappehj k-ethisch

gebied. De huidige maatschappij-structuur is van zodanige aard, dat op deze vraag geen antwoord is te geven, hetgeen geen reden mag zijn om haar niet te stellen en niet tôch naar het antwoord te blijven zoeken.

Gcachte toehoorders,

Vergun mij flog enkele ogenblikken om het beeld van de ernstig zieke patient met een computer aan zijn zijde, nog wat verder uit te werken. Als het mogelijk is een wiskundig model van een aantal vitale proces sen, die zich in een patient afspelen te creëren en als het mogelijk is de numerieke waarden van parameters, die die processen beheersen aan de hand van metingen aan de patient met een voldoende nauwkeurig heid te bepalen, dan moet het mogelijk zijn—door de rekenmachine

versneld in de tijd te laten werken— een redelijk nauwkeurige voor

spelling te doen omtrent de toestand van de patient in zijn directe toekomst. Mocht die voorspelling slecht uitvallen, dan is er tijd

gewonnen om tegenmaatregelen te nemen, waarbij de computer behulpzaam kan zijn bij het bepalen van de onder de uitgangscondities het best te verrichten correctieve handeling; een fascinerende gedachte, die uitvoerbaar moet zijn. Immers indien U het woord ‘patient’ in dit

beeld vervangt door het woord ‘raket’ zijn wij beland in de ruimte vaart, waar dit soort berekeningen en opvolgende correcties reeds wordt toegepast. Waarom wel in de ruimtevaart en niet in de genees kunde?

Van deze gelegenheid wil ik gaarne gebruik maken een aantal personen en groepen van personen te bedanken voor het aandeel, dat zij hebben gehad in mijn benoeming.

In de eerste plaats wil ik diegenen bedanken, die het initiatief namen om mij voor te dragen deze leerstoel als eerste te bezetten.

Voorts gaat mijn erkentelijkheid uit naar degenen, die mij voor droegen en naar degenen, die deze voordracht steunden.

Mijn dank gaat verder ujt naar de Minister van Ondern4/s en Weten schappen, die mij benoemde en mijn eerbiedige dank gaat uit naar H. M. dv Koningin, die deze benoeming bekrachtigde.

Het Bestuur van de Ge~ondheidsorganisatie TNO ben ik dank ver schuldigd, dat het mij toestond naast mijn functie als Directeur van het

12

Zeer ~gewaardeerde medewerkers van bet Medisch-F5isisch Instituat TNO, opnieuw is één van ons tot hoogleraar benoemd, verheugt U daarover, want dit houdt een erkenning in van het niveau van de werkzaam heden, die wij alien tezamen in ons Instituut verrichten. Alhoewel ik ze niet expliciet genoemd heb, hebt U in hetgeen ik in de afgelopen

40 minuten betoogd heb, vele onderwerpen kunnen herkennen, die

wij in ons Instituut in bewerking hebben of die op onze verlanglijst staan en waarvan de uitvoering nuttig en noodzakelijk is. Hierbij ben ik niet in details getreden, niet omdat de tij d dat niet zou toelaten, maar omdat ik dat niet kan. Mijn positie in Uw midden heeft van mij steeds het uitzetten en volgen van de grote lijnen gevraagd, terwiji het precisiewerk Uw domein is. Als de voortekenen niet bedriegen zuilen in de nabije toekomst in ons land op meer dan één plaats activiteiten ontplooid worden gelijksoortig en gelijkwaardig aan die welke de afgelopen tien jaar en langer de inspanning in ons Instituut hebben uitgemaakt. Enkele Uwer kunnen hierover verontrust raken, maar de ondertoon moet toch een vreugdevolle zijn, want deze ontwikkeiing betekent meer activiteit op het gebied van het toepassen van technische verworvenheden in de geneeskunde. En meer actie houdt een verrij king in, in die zin, dat er meer gelijkgestemden komen, die met eikaar in discussie kunnen treden om zodoende de kwaliteit van elkanders werk op te voeren. Dat houdt ook het gevaar van onnodig dupliceren in, doch goede verstandhoudingen en openheid wat betreft de—ongetwijfeld goede— bedoelingen van iedere groepering, die zich

op medisch-technisch terrein gaat begeven, kunnen veel moeilijkheden voorkomen en problemen—zo die al ontstaan—oplossen. Weest U

ervan verzekerd, dat deze materie mijn voortdurende aandacht heeft.

Leden van de Senaat en leden van de Wetenschappel~/ke StaJ

het zal wel onmogeiijk zijn met U allen kennis te maken. Diegenen van U met wie dit wel het geval was, hebben mij verrast door de vanzelfsprekendheid en hartelijkheid, waarmede zij mij tegemoet traden. 1k acht het een voorrecht in Uw midden te zijn opgenomen. Het voorgaande geldt ook voor die leden van de administratieve en technische staven, die ik tot nu toe op mijn ontdekkingstochten door de TH-wereld mocht ontmoeten.

Dauies en Heren medewerkers van de afdeling Elektrotechniek,

mijn leeropdracht, die ik interpreteer als het toepassen van elektro ‘3

(14)

technische verworvenheden in de geneeskunde, betekent dat ik vaak een beroep zal doen op Uw kennis en ervaring. 1k twijfel er niet aan, dat U bereid zult zijn—zoals dat reeds het geval is geweest—mij met

raad en daad terzijde te staan. Deze overtuiging speelde een door slaggevende rol bij mijn overwegingen, die tot het aanvaarden van deze nieuwe leerstoel hebben geleid.

W”aarde BjkbofJ~ waarde Mulders,

dat mijn pied

a

terre hier in Eindhoven is gelegen in de Groep ER, wat meten en regelen betekent, is voorwaar geen toeval. De toe-passing van informatie-, meet-, en regeltheorieen en technieken ten behoeve van de patient boeien mij, zoals U bekend is, in hoge mate. 1k prijs mij gelukkig, dat ook U en Uw medewerkers grote belang stelling hebben voor dit toepassingsgebied van de kennis, die U zo zorgvuldig aan het vergaren bent. 1k ben mij wel bewust, dat wanneer ik het nut van onze contacten als een vector mag voorstellen, de pijl van U naar mij zal wijzen, doch ik vlei mij met de hoop, dat het ook wel eens omgekeerd zal kunnen zijn. Hiermee bedoel ik niet— dit om misverstand te voorkomen, -dat ik hoop, dat U nog eens als patient

de vruchten van mijn activiteiten zult plukken, maar wel bedoel ik, dat toegepast werk op zijn beurt stimulerend kan werken op werk zaamheden, die als meer fundamenteel gekenschetst worden hoewel de benaming ‘ondersteunend’ voor dit soort onderzoek, dat niet direct op een toepassing gericht is, zeker ook mogelijk zou zijn.

Dames en Heren Studenten,

‘last but not least’, de voornaamste reden, dat ik hier sta, bent U. Volgaarne zal ik trachten U wegwijs te maken in een toepassings gebied van de elektrotechniek, dat Uw belangstelling heeft en mijn levensvervulling reeds is geworden. 1k zal dit doen door kennis overdracht, waarbij ik niet kan nalaten op te merken, dat U om les te geven aan de middelbare school een aantekening op Uw diploma moet verwerven. Voor een hoogleraar geldt dat niet, van hem wordt geen didactische voorkennis geëist. 1k hoop echter, mede aan de hand van de reacties Uwerzijds het proces van kennisoverdracht steeds beter te doen verlopen. Alleen dat al maakt mijn contacten met U tot een genoegen. Doch er is meer, ik beschouw het ook als een voorrecht met U in wisseiwerking te staan, want ik benijd hen niet, die het contact met de jeugd verloren hebben. Wij allen zijn voorbestemd te ver ouderen en ik hoop, dat het contact met U dit onafwendbaar proces

in mij wat zal retarderen.

Maakt U hieruit niet op, dat ik ál Uw probeersels en suggesties met gejuich begroet; een verandering houdt in mijn ogen nog geen verbetering in. Onder geen beding mogen kennisvermeerdering, kennisoverdracht en kennistoepassing lijden onder de behoefte tot herstructurering, want dit zou betekenen, dat wij de tak afzagen, waar wij met zijn allen op zitten.

De kennisvermeerdering groeit zo snel, dat zij, die zich verplichten tot kennisoverdracht, gedwongen zijn te kiezen tussen reductionisme, waarbij het aankomt op specifieke kennis resulterend in een diepgaand inzicht in een relatief kleine sector van onze totale kennisruimte en generalisme, waarbij getracht wordt een overzicht te krijgen van het verband tussen verschillende sectoren van die ruimte en waarbij getracht wordt het gemeenschappelijke te vinden, dat aan bepaalde kennissectoren ten grondslag ligt.

Alhoewel mijn horizon beperkt is, is het goed voor U te weten, dat 1k mij generalist voel met groot respect voor hetgeen met reductionis me wordt bereikt.

1k dank U voor Uw aandacht.

(15)

technische verworvenheden in de geneeskunde, betekent dat 1k vaak een beroep zal doen op Uw kennis en ervaring. 1k twijfel er niet aan, dat U bereid zult zijn—zoals dat reeds het geval is geweest—mij met

raad en daad terzijde te staan. Deze overtuiging speelde een door slaggevende rol bij mijn overwegingen, die tot het aanvaarden van deze nieuwe leerstoel hebben geleid.

Waarde Bykhoff; waarde Mulders,

dat mijn pied

a

terre hier in Eindhoven is gelegen in de Groep ER, wat meten en regelen betekent, is voorwaar geen toeval. De toe-passing van informatie-, meet-, en regeltheorieen en technieken ten behoeve van de patient boeien mij, zoals U bekend is, in hoge mate. 1k prij s mij gelukkig, dat ook U en Uw medewerkers grote belang stelling hebben voor

dit

toepassingsgebied van de kennis, die U zo zorgvuldig aan het vergaren bent. 1k ben mij wel bewust, dat wanneer 1k het nut van onze contacten als een vector mag voorstellen, de piji van U naar mij zal wijzen, doch ik vlei mij met de hoop, dat het ook wel eens omgekeerd zal kunnen zijn. Hiermee bedoel 1k niet—. dit om misverstand te voorkomen, - dat ik hoop, dat U nog eens als patient

de vruchten van mijn activiteiten zult plukken, maar wel bedoel ik, dat toegepast werk op zijn beurt stimulerend kan werken op werk zaamheden, die als meer fundamenteel gekenschetst worden hoewel de benaming ‘ondersteunend’ voor dit soort onderzoek, dat niet direct op een toepassing gericht is, zeker ook mogelijk zou zijn.

Dames en 1—Jeren Studenten,

‘last but not least’, de voornaamste reden, dat 1k bier sta, bent U. Volgaarne zal 1k trachten U wegwijs te maken in een toepassings gebied van de elektrotechniek, dat Uw belangstelling heeft en mijn levensvervulling reeds is geworden. 1k zal dit doen door kennis overdracht, waarbij ik niet kan nalaten op te merken, dat U om les te geven aan de middelbare school een aantekening op Uw diploma moet verwerven. Voor een hoogleraar geldt dat niet, van hem wordt geen didactische voorkennis geëist. 1k hoop echter, mede aan de hand van de reacties Uwerzijds bet proces van kennisoverdracht steeds beter te doen verlopen. Alleen dat al maakt mijn contacten met U tot een genoegen. Doch er is meer, ik beschouw bet ook als een voorrecht met U in wisseiwerking te staan, want ik benijd hen niet, die bet contact met de jeugd verloren hebben. Wij allen zijn voorbestemd te ver ouderen en ik hoop, dat bet contact met U dit onafwendbaar proces

in mij wat zal retarderen.

Maakt U bieruit niet op, dat ik ál Uw probeersels en suggesties met gejuich begroet; een verandering houdt in mijn ogen nog geen verbetering in. Onder geen beding mogen kennisvermeerdering, kennisoverdracht en kennistoepassing lijden onder de behoefte tot herstructurering, want dit zou betekenen, dat wij de tak afzagen, waar wij met zijn alien op zitten.

De kennisvermeerdering groeit zo snel, dat zij, die zich verplichten tot kennisoverdracht, gedwongen zijn te kiezen tussen reductionisme, waarbij het aankomt op specifieke kennis resulterend in een diepgaand inzicht in een relatief kleine sector van onze totale kennisruimte en generalisme, waarbij getracht wordt een overzicht te krijgen van bet verband tussen verschillende sectoren van die ruimte en waarbij getracht wordt bet gemeenschappelijke te vinden, dat aan bepaalde kennissectoren ten grondsiag ligt.

Alhoewel mijn horizon beperkt is, is bet goed voor U te weten, dat ik mu generalist voel met groot respect voor hetgeen met reductionis me wordt bereikt.

1k dank U voor Uw aandacht.

Bunnik/ Parijs 1970

(16)

9’

-0

≤dd ‘gii6 i ‘9~ ~si~U~J~ U~P~WV ix~jdmo~pu~ ~u~i~g -zgLdd Li~‘81’61 ‘n~tpsptm~J~q3sJpdo~n~ ~o~o~cj~p pTTq~P~.s~n~ g$’z -891 dd ~z6i •j ‘u~j~i~oio~q

.~‘q~sp~

~

u~~2(~ss~u~A) UUJJ~~W1{3~ TJOA U UflJj~lS~T~tI~J ~p ~Ufl 1~U~1~(3 ~G UOJ~Si(g S1~ U 1~t1~A q~s~j~ AJ1~~~T •z •1 ~s1ijrnn~wj

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Richt de meter verticaal omhoog op de lampen en houdt de meter waterpas (zoveel mogelijk) • Eventueel kan de lichtmeter op een plukkar gemonteerd zijn (let op waterpas

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

en Jo Bosch gingen naar zijn collectie kijken, maar mij nam hij mee naar het spoorwegmuseum waar ik een grote rijdende stoomloc zag.Toen ik weer terug-.. kwam werden we uitgenodigd

Against this background, the primary objectives of this study were to investigate whether different fear appeal approaches (i.e. question- and statement-based warnings), different

Er zijn tijdens de survey 2 mosselstrata (M1 & M2) en 3 kokkelstrata (K1 t/m K3) onderscheiden met ieder een andere verwachting voor het aantreffen van de mosselen en

Ik kom dan nu toe aan de vraag wat de implicaties zijn van deze analyse voor de positie van de gedupeerde partij in het strafproces en herstelrecht.. Mijn voorstellen zouden

Although it is possible to estimate the number of true positives and negatives and the number of false positives and negatives for every rejection level using microarray data

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden