• No results found

Archeologisch vooronderzoek Hermans-Lybaertstrat 38-42 (Heist)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologisch vooronderzoek Hermans-Lybaertstrat 38-42 (Heist)"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ruben Willaert bvba Ten Briele 14 bus 15

B-8200 Sint-Michiels, Brugge T 0032 50 36 28 20 F 0032 50 50 00 19 info@rubenwillaert.be www.rubenwillaert.be

99

Archeologisch vooronderzoek

Hermans-Lybaertstraat 38-42

(Heist)

Rapport 99

Archeologisch vooronderz

(2)
(3)

Colofon

Ruben Willaert bvba

Auteur: Tom Boncquet, Dieter Demey Foto’s en tekeningen: Ruben Willaert bvba In opdracht van: Dubomit nv

D/2016/12,814/5

© Ruben Willaert bvba, Sijsele, 2016

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of welke wijze dan ook zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van Ruben Willaert bvba.

Ruben Willaert bvba aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

(4)

I

NHOUD

Inhoud ... 3 1. Inleiding ... 6 1.1. Kader ... 6 1.2. Onderzoeksopzet en uitgangspunten ... 6 1.3. Ruimtelijke situering ... 7 1.3.1. Algemeen ... 7 1.3.2. Fysische geografie ... 7 1.4. Archeologische verwachting ... 9 1.4.1. Cartografische bronnen ... 9 1.4.2. Archeologische bronnen ... 11 2. Methode ... 12 3. Resultaten ... 14 3.1. Bodemopbouw ... 14 3.2. Archeologische sporen ... 15 4. Conclusies en aanbevelingen ... 19 4.1. Conclusies ... 19 4.2. Aanbevelingen ... 20 5. Bibliografie ... 21

(5)

Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied

Provincie: West-Vlaanderen

Gemeente: Heist

Kadastrale gegevens: Sectie I, Percelen 412, 413, 414 Projectcode: Vindplaatsnaam: HEHL-16 Knokke-Heist, Hermans-Lybaertstraat 38-42 Coördinaten projectgebied: NW: 71030.4-225965.7 NO: 71077.9-225961.3 ZO: 71080.2-225929.2 ZW: 71035.4-225911.1 Opp. Projectgebied:

Opp. Onderzocht gebied:

1830m² 228,5m²

Opdrachtgever: Dubomit nv

Projectverantwoordelijke: Tom Boncquet Ruben Willaert bvba T: 050/36 28 20 E: info@rubenwillaert.be (vergunninghouder):

Bevoegde overheid: Agentschap Onroerend Erfgoed Jacob van Maerlantgebouw Koning Albert I-laan ½ bus 92 8200 Brugge

T: 050/248 181

E: jessica.vandevelde@rwo.vlaanderen.be Nr. opgravingsvergunning: 2015/552

Nr. vergunning metaaldetectie: 2015/552(2) Uitvoering van het veldwerk: 22/02/2016

Beheer en plaats documentatie: Dubomit nv, Herdersbruggestraat 19, Dudzele Beheer en plaats van stalen en vondsten: Dubomit nv, Herdersbruggestraat 19, Dudzele Omschrijving van de onderzoeksopdracht

Bijzondere voorwaarden:

Archeologische verwachting: Wetenschappelijke vraagstelling: Aanleiding tot het onderzoek: Eventuele randvoorwaarden:

Bijzondere voorwaarden bij de vergunning voor een archeologische prospectie met ingreep in de bodem: Knokke-Heist, Hermans-Lybaertstraat 38-42

Cfr. 1.4. Archeologische verwachting Cfr. 1.2. Onderzoeksopzet en uitgangspunten Cfr. 1.1. Kader

nvt Eventuele raadpleging van specialisten

Omschrijving van de inbreng van specialisten als hun advies werd ingewonnen bij substantiële staalname voor specialistisch onderzoek:

nvt

Omschrijving van de inbreng van specialisten als zij betrokken worden bij de conservatie:

nvt Omschrijving van de algemene wetenschappelijke advisering door personen die buiten het project stonden:

(6)

Figuur 1. Het onderzoeksgebied aangeduid op de topografische kaart

(7)

1. I

NLEIDING

1.1. K

ADER

Dubomit nv plant de bouw van een appartementsgebouw te Heist (provincie West-Vlaanderen). Omdat deze werken eventueel archeologisch erfgoed op de planlocatie kunnen aantasten, is door het agentschap Onroerend Erfgoed (OE) van de Vlaamse Overheid aanbevolen om het terrein archeologisch te evalueren door middel van proefsleuven.

Het archeologisch onderzoek werd uitgevoerd door het archeologisch projectbureau Ruben Willaert bvba. Het terreinwerk is uitgevoerd op 22 februari 2016. Uitwerking en rapportage zijn van start gegaan op 29 februari 2016.

De terreininventarisatie en de uitwerking van de onderzoeksresultaten zijn uitgevoerd door T. Boncquet (archeoloog en projectverantwoordelijke), D. Demey (archeoloog) en A. De Roek (archeoloog en RTS-medewerker). Het kraanwerk is uitgevoerd door de firma Lecomte uit Brugge. Het archeologisch onderzoek vond plaats onder toezicht van J. Vandevelde (Vlaamse Overheid, Agentschap Onroerend Erfgoed, OE).

1.2. O

NDERZOEKSOPZET EN UITGANGSPUNTEN

Doel van een archeologische terreininventarisatie is het maken van een archeologische evaluatie van de projectlocatie, m.a.w. inzicht krijgen in de verspreiding, de densiteit, de aard en de chronologische waarde van de eventuele archeologische sporen op het terrein.

Uitgangspunten voor het onderzoek vormden de bijzondere voorwaarden opgenomen in de vergunning voor uitvoering van een archeologische prospectie met ingreep in de bodem (2015/552).

Voor de archeologische evaluatie van het terrein moeten minimaal volgende onderzoeksvragen beantwoord worden:

1. Op welke diepte bevindt zich de natuurlijke bodem?

2. Zijn er sporen aanwezig? Zo ja, geef een beknopte omschrijving. 3. Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

4. Bevinden de sporen zich in stratigrafisch verband?

5. Hoeveel verschillende lagen/stratigrafie zijn er te onderscheiden in de verschillende proefputten? En hoe zijn die over de verschillende proefputten heen gelinkt?

6. Bevatten deze lagen archeologische vondsten en uit welke periode dateren deze vondsten?

7. Kunnen de sporen gelinkt worden aan de gekende vissersnederzetting?

8. Wat was de invloed van de bestaande bebouwing/verhardingen op het archeologisch erfgoed?

9. Kunnen er afbakeningen gemaakt worden naar chronologie, ruimte (omvang, verspreiding, indeling site, ruimtelijke relaties) en functie (incl. de argumentatie)? 10. Wat is de verwachte en vastgestelde bewaringstoestand van de sporen/ van de

verschillende afbakeningen/ van de vindplaats in zijn geheel? 11. Wat is de waarde van elke vastgestelde archeologische vindplaats?

(8)

12. Wat is de potentiële impact van de geplande ruimtelijke ontwikkeling op de waardevolle archeologische vindplaatsen?

13. Voor waardevolle archeologische vindplaatsen die bedreigd worden door de geplande ruimtelijke ontwikkeling: hoe kan deze bedreiging weggenomen of verminderd worden (maatregelen behoud in situ)?

14. Voor waardevolle archeologische vindplaatsen die bedreigd worden door de geplande ruimtelijke ontwikkeling en die niet in situ bewaard kunnen blijven:

 Wat is de ruimtelijke afbakening (in drie dimensies) van de zones voor vervolgonderzoek?

 Welke aspecten verdienen een bijzondere aandacht, zowel vanuit methodologie als aanpak voor het vervolgonderzoek?

15. Welke vraagstellingen zijn voor vervolgonderzoek relevant?

16. Zijn er voor de beantwoording van deze vraagstellingen natuurwetenschappelijke onderzoeken nodig? Zo ja, welk type staalnames zijn hiervoor noodzakelijk en in welke hoeveelheid?

1.3. R

UIMTELIJKE SITUERING 1.3.1. ALGEMEEN

De planlocatie situeert zich in het centrum van Heist (prov. West-Vlaanderen), meer bepaald tussen de Hermans-Lybaertstraat en de Sint-Jozefstraat (fig. 1 en 2). De planlocatie heeft als kadastrale omschrijving Knokke-Heist, deelgemeente Heist, Sectie I, Percelen 412, 413, 414. Het projectgebied is ca. 1830m² groot en was tot voor de prospectie volledig volgebouwd (fig. 6).

1.3.2. FYSISCHE GEOGRAFIE

De Bodemkaart van Vlaanderen (schaal 1:20.000) situeert ter hoogte van de projectlocatie OB-bodems (bebouwd terrein). In de directe omgeving worden duinzandgronden gekarteerd, die rusten op polderafzettingen (code d.Db). Dit geeft een indicatie naar de te verwachten ondergrond op de projectlocatie (fig. 3).

De quartairgeologische kaart van Vlaanderen (schaal 1:20.000) situeert ter hoogte van de planlocatie Holocene en/of Tardiglaciale eolische afzettingen op getijdenafzettingen, bovenop de Pleistocene sequentie (type 13d, fig. 4).

(9)

Figuur 3. Het onderzoeksgebied aangeduid op de bodemkaart van Vlaanderen (© KBR-AGIV)

Figuur 4. Het onderzoeksgebied aangeduid op de quartairgeologische kaart van Vlaanderen (© KBR-AGIV)

(10)

1.4. A

RCHEOLOGISCHE VERWACHTING 1.4.1. CARTOGRAFISCHE BRONNEN

Wanneer enkele cartografische bronnen worden geraadpleegd, kunnen reeds enkele belangrijke vaststellingen gemaakt worden.

Op de Fricx kaart (1712) lijkt het plangebied zich op de zuidelijke grens van de duinengordel te situeren (fig. 5). Een verschil met bv. Raversijde valt hier al op. middeleeuws Raversijde wordt op de Fricx kaart immers midden in de duinen weergegeven.

De kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, beter bekend als de Ferrariskaart (1771-1778), toont aan dat het plangebied toch enkele honderden meter achter de duinengordel te situeren is1. Op deze kaart wordt tevens een landweg weergegeven, die de oostelijke zijde van het plangebied doorsnijdt (fig. 6).

Op de atlas van de buurtwegen (1841) is duidelijk te zien dat een perceelgrens het projectgebied van noord naar zuid doorkruist (fig. 7). Mogelijk kan dit als een relict beschouwd worden van de landweg, die op de Ferrariskaart wordt afgebeeld. Omwille van de foutenmarge bij het georefereren, waarmee zeker bij de Ferrariskaart rekening moet gehouden worden, is dit echter niet met zekerheid vast te stellen.

Figuur 5. Projectlocatie aangeduid op de Fricx-kaart (bron: www. geopunt.be)

1

Dit is verder af dan bv. Raversijde (Raversijde-Heyoka ligt slechts 50m achter de duinen zoals afgebeeld op de Ferrariskaart.

(11)

Figuur 6. Projectlocatie weergegeven op de Ferrariskaart (bron: www. geopunt.be)

(12)

1.4.2. ARCHEOLOGISCHE BRONNEN

In de onmiddellijke omgeving, ten noorden van de projectlocatie, werden bij eerdere onderzoeken verschillende sporen en structuren herkend, die kunnen gelinkt worden aan het middeleeuwse Heys, de voorloper van het huidige Heist. De situatie vertoont opvallend veel gelijkenissen met het veel bekendere middeleeuwse vissersdorp Raversijde2.

De site op de hoek van de Kerkstraat en de Kursaalstraat leverde op een oppervlakte van amper 250m² maar liefst 11 tonwaterputten, 1 bakstenen waterput en een beerput op3. Ook op de site langs de Vuurtorenstraat kwamen, naast een aantal andere sporen, 14 tonputten aan het licht4. Opvallend is de grote concentratie waterputten op een kleine oppervlakte. Tevens blijken de tonwaterputten in groepjes voor te komen; elk groepje bestaat uit enkele waterputten met een onderling verschillende datering. De oudste zijn te dateren op het eind van de 14de eeuw, de recentste werden opgegeven tijdens het eerste kwart van de 18de eeuw5.

De vondsten, die op de sites werden aangetroffen, wijzen er op dat de bewoners op de sites niet rijk waren. Vermoedelijk betreft het afval van een aantal vissersgezinnen of eventueel dagloners. Een aantal van de vondsten wijzen specifiek naar de visserij, zoals vishaakjes, visnetten en netverzwaringen6.

Figuur 8. Situering van archeologische sites in de onmiddellijke nabijheid van de projectlocatie. Alle 5 de sites ten noorden van het plangebied leverden tonputten op (bron: CAI)

Ten zuidoosten van het projectgebied werd het Maes- en Perenboomplein onderzocht door middel van proefsleuven. Hierbij werden geen sporen aangetroffen. De grens van het middeleeuwse Heys moet m.a.w. ten noorden hiervan gezocht worden.

2 VANDEVELDE 2003, 60. 3 H ILLEWAERT ET AL 2008, 62. 4 VANDEVELDE 2003, 60. 5 HILLEWAERT ET AL 2008, 63. 6 V ANDEVELDE 2003, 62.

(13)

2. M

ETHODE

Conform de bijzondere voorwaarden bij de vergunning voor een archeologische prospectie met ingreep in de bodem te Knokke-Heist, Hermans-Lybaertstraat 38-42 en de startvergadering van 10 november 2015, werd het terrein archeologisch geïnventariseerd d.m.v. proefsleuven. In totaal werden 4 proefsleuven aangelegd: 1 noord-zuid georiënteerde en 3 oost-west georiënteerde proefsleuven7. Sleuf 3 is het verlengde van sleuf 2, die in zuidelijke richting werd opgeschoven omwille van de verstoring door de aanwezigheid van een kelder in het rechtstreekse verlengde van sleuf 2. Het oostelijke deel van sleuf 2 werd licht in noordelijke richting opgeschoven omwille van de aanwezigheid van een mazouttank in de ondergrond. De totale oppervlakte die werd onderzocht bedraagt 228,5m², dit is 12,48% van de beschikbare oppervlakte.

Tijdens de inventarisatie werd het sporenvlak onder begeleiding van de vergunningshouder machinaal aangelegd. De aanleg van het archeologisch vlak gebeurde laagsgewijs, zodat sporen die op een hoger niveau zichtbaar zijn, herkend konden worden. Het archeologisch vlak werd gezocht in de onderzijde van de duinzandrest en de top van de polderafzetting (tussen 50 en 80cm –Mv). Bij wijze van controle is bij afwezigheid van archeologische bodemresten gezocht tot op de diepte net boven de grondwatertafel (tussen 130 en 150cm –Mv).

Na de aanleg van de proefsleuf zijn alle sporen ingekrast, genummerd en gefotografeerd. Vervolgens zijn de sporen ingemeten met behulp van een rTS-toestel. Tijdens het inmeten werden tevens de hoogtematen genomen van het archeologisch vlak en het maaiveld. Het aangetroffen vondstmateriaal is verzameld per spoor. Er werd gekozen voor een minimale spoorbewerking. De waarnemingen in vlak volstonden voor een globale vindplaatstypering en de formulering van een gedegen antwoord op de onderzoeksvragen.

De bodemopbouw van het onderzoeksterrein is bestudeerd door middel van 3 profielkolommen, zo goed mogelijk verspreid over het terrein (fig. 12). Telkens is minstens 1m profiel schoongemaakt, gefotografeerd en beschreven.

Tijdens de basisuitwerking zijn de opgravingsdata geadministreerd en gedigitaliseerd. Het vondstmateriaal werd gewassen en geteld.

De vondsten werden tijdens de basisverwerking bewaard in het depot van Ruben Willaert bvba. Alle ingezamelde archeologische vondsten en data zijn, conform de overeenkomst tussen Ruben Willaert bvba en de opdrachtgever, eigendom van Dubomit nv.

(14)

Figuur 9. Sleuvenplan

Figuur 10. Projectgebied weergegeven op een recente orthofoto, waarbij de bebouwing op het terrein nog wordt weergegeven

(15)

3. R

ESULTATEN

3.1. B

ODEMOPBOUW

Afgezien van de kelderruimtes en de funderingspalen, kon worden vastgesteld dat het terrein slechts minimaal werd verstoord door de (sub)recente bebouwing op de planlocatie.

In de 3 aangelegde profielen waren voornamelijk slikwadafzettingen zichtbaar, die gekoppeld kunnen worden aan getijdenwisseling. Zeker in profiel 2 en 3 (fig. 12) viel een 30cm dikke band zand met horizontale mm-gelaagdheid van klei intercalaties op onder de hoofdzakelijk zandige bovenrest van het verstoord bodemprofiel (fig. 11).

Tussen 50 en 80cm –Mv lijkt de interface van weinig slibhoudende duinzandgronden bewaard op poldergronden. Deze betreffen op deze locatie slibhoudend zand met kleilagen, waarin veel mm tot cm grote schelpfragmenten voorkomen.

De horizontale klei gelaagdheid en de schelpfragmenten lijken indicatief voor een niet ontkalkt marien afzettingsmilieu, volgens de bodemkaart hier doorgaans te associëren met de afgedekte polderafzetting.

(16)

3.2. A

RCHEOLOGISCHE SPOREN

Figuur 12. Algemeen sporenplan

Op 3 plaatsen werden greppelsegmenten aangesneden. Spoor 1, 2 en 3 bevonden zich respectievelijk in sleuf 1, 2 en 4.

Spoor 1 betrof een oost-west georiënteerde greppel, aangetroffen vanaf +2,75m TAW, met een donkerbruine zandige vulling, waaruit een aardewerkfragment kon gerecupereerd worden met slibversiering, dat vermoedelijk in de laatmiddeleeuwse/vroeg- postmiddeleeuwse periode te situeren is.

Spoor 2 en 3 behoorden vermoedelijk tot dezelfde noord-zuid georiënteerde greppel. Spoor 2 in sleuf 2 werd aangetroffen vanaf +2,94m TAW, spoor 3 in sleuf 4 werd herkend vanaf +2,61m TAW (fig. 13). De eerder donkerblauwgrijze vulling van spoor 2, in tegenstelling tot de donkerbruine vulling van spoor 3, is waarschijnlijk te linken aan de mazouttank, die zich net naast het spoor in de ondergrond bevond. Ook in spoor 3 werd een fragment aardewerk aangetroffen, vermoedelijk quasi uit dezelfde periode; metaaldetectie leverde bij dit spoor een mogelijke loden visnetverzwaarder op (fig. 18).

De greppel gevormd door spoor 2 en spoor 3 komt overeen met een perceelgrens, die zichtbaar is op de Atlas der buurtwegen (fig. 7 en 14). Dit wijst wellicht op een percellering, die lange tijd in gebruik is geweest. Mogelijk kan de greppel ook als een begrenzing beschouwd worden van het landwegtracé, dat op de Ferrariskaart te zien is (fig. 6).

Naast de greppelsegmenten werden geen uitbraaksporen of muurwerk aangetroffen, die zouden duiden op vroegere bewoning op de site.

Er werden ook geen waterputten aangetroffen. Hierbij dient echter wel rekening gehouden te worden met het feit dat waterputten puntlocaties betreffen en deze zich bijgevolg gemakkelijk tussen de proefsleuven in kunnen bevinden.

(17)

Figuur 13. Spoor 3 in Sleuf 4

(18)

Figuur 15. Overzichtsbeeld Sleuf 1

(19)

Figuur 17. Overzichtsbeeld Sleuf 4

(20)

4. C

ONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

4.1. C

ONCLUSIES

In opdracht van Dubomit nv heeft het archeologisch projectbureau Ruben Willaert bvba in februari 2016 een archeologische prospectie met ingreep in de bodem uitgevoerd langs de Hermans-Lybaertstraat 38-42 te Heist (prov. W-Vl). Aanleiding voor het onderzoek is de bouw van een appartementsgebouw. Het te onderzoeken gebied besloeg 1830m². Het projectgebied werd geïnventariseerd d.m.v. 4 proefsleuven. Doelstelling van het onderzoek was om na te gaan of er op de planlocatie archeologische resten aanwezig zijn, die aangetast of vernield kunnen worden door de geplande herinrichting.

Wat de bodemopbouw betreft, werd vastgesteld dat het plangebied bestond uit duinzandgronden bovenop vermoedelijke slikwadafzettingen. Deze getijdenafzettingen profileren zich door horizontale mm gelaagdheid van klei intercalaties in slibhoudend zand. Archeologisch onderzoek in de nabije omgeving toonde reeds aan dat het middeleeuwse Heys, de voorloper van het huidige Heist, heel sterke gelijkenissen vertoont met het beter bekende Raversijde. De begrenzing van het middeleeuwse dorp is echter nog onduidelijk.

Bij het onderzoek op de planlocatie werden geen waterputten aangetroffen, zoals deze wel werden aangetroffen bij verschillende opgravingen net ten noorden van het projectgebied. Aangezien waterputten puntlocaties zijn, dient echter wel de vraag gesteld te worden of de staalname voldoende representatief is om een betrouwbare uitspraak te maken over de aan- of afwezigheid van deze waterputten. Deze kunnen immers doorgaans slecht opgespoord worden met proefsleuven. De afwezigheid van elke andere vorm van bewoningssporen, doen echter vermoeden dat het plangebied zich buiten het middeleeuwse dorp bevindt. In geen van de sleuven werden immers uitbraaksporen of muurwerk aangetroffen.

Op 3 plaatsen werden greppelsegmenten aangesneden. De segmenten in sleuven 2 en 4 lijken eenzelfde greppel toe te behoren, waardoor sprake lijkt van 2 gekarteerde greppels. In beide greppels is laatmiddeleeuws/vroeg- postmiddeleeuws aardewerk gevonden. Metaaldetectie leverde een mogelijke loden visnetverzwaarder op. Potentieel indiceren deze geïnventariseerde

mobilia de (nabijheid van de) laatmiddeleeuwse/postmiddeleeuwse dorpsperferie.

Dit is op zich ook een interessant gegeven, aangezien de resultaten uit dit onderzoek aantonen dat de zuidelijke grens van het middeleeuwse Heys zich vermoedelijk net ten noorden van het projectgebied moet bevinden, aangezien er wel bewoningssporen werden aangetroffen bij archeologisch onderzoek op slechts ca. 60m ten noorden van de site. Hierdoor is de lokalisering van deze grens al veel nauwer bepaald.

(21)

4.2. A

ANBEVELINGEN

Aangezien het onderzoek binnen het plangebied heeft aangetoond dat de site zich ten zuiden van het middeleeuwse Heys bevindt en het ontbreken van relevante archeologische sporen op het terrein, wordt voor het terrein langs de Hermans-Lybaertstraat 38-42 geen verder vervolgonderzoek geadviseerd. De site heeft immers een te kleine kans om nog verder wetenschappelijk potentieel te kunnen verkrijgen.

(22)

5. B

IBLIOGRAFIE

AUGUSTIJN B. 2008, De evolutie van de Vlaamse kustduinen in de middeleeuwen, in: Rond de Poldertorens, jg. 2008 nr. 1, pp 3-15.

HILLEWAERT B.,HUYGHE J.&VAN BESIEN E.2008, Archeologisch onderzoek in Brugge en het ommeland

(W-Vl.), in: Archaeologia Mediaevalis 31, pp 60-62, Namen.

VANDEVELDE J. 2003, Heistse tonputten. Studie van het laatmiddeleeuws vondstmateriaal

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tabel 10 De kokkelbiomassa in miljoen kilo versgewicht in de Waddenzee in het voorjaar en het berekende bestand op 1 september 2003, onderverdeeld naar niet permanent gesloten

Het belangrijkste doel van deze studie is het positioneren van de resultaten van gangbare melkveebedrijven met betrekking tot bemesting en opbrengst van grasland

Belangrijke motieven voor buiten wonen zijn rust, ruimte (vrije ligging, grote kavel en ruimte voor hobby's) en privacy. Natuur en het landschap in de directe woonomgeving komen op

Ruim 6.000 boeren in Nederland maken gebruik van de bergboerenregeling. Hun bedrijven liggen in probleemgebieden. Natuurlijke handicaps zoals een hoog waterpeil,

Bij de stijging van de gemiddelde prijs van woningen tussen 2001 en 2002 moet bedacht worden dat deze prijs tussen het 1e en 2e kwartaal van 2002 nog wel steeg, maar daarna niet

De getallen geven aan hoeveel procent van de tijd de kastemperatuur binnen een bepaalde klasse viel.. In de laatste kolom staat het gemiddelde over de hele

Hierbij wordt gebruik gemaakt van de criteria van duurzame productie van biomassa (Cramer-criteria) en de criteria die gericht zijn op diervoeding en dierlijke productie,

Figure 6.5 shows that, in this data set, in some cases misclassification may occur: when the true value for maximum cell number (as calculated from daily values, on the