• No results found

Archeologische prospectie met ingreep in de bodem Maasmechelen Eisdenweg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologische prospectie met ingreep in de bodem Maasmechelen Eisdenweg"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

A

RCHEOLOGISCHE PROSPECTIE MET INGREEP IN DE BODEM

M

AASMECHELEN

E

ISDENWEG

J.

C

LAESEN

,

B.

V

AN

G

ENECHTEN

,

G.

V

ERBEELEN

,

R.

V

ANDEKONIJNENBURG

S.

D

ONDEYNE

SEPTEMBER

2016

ARCHEBO-RAPPORT 2016/028

(2)

C

OLOFON

Opgraving Prospectie

Vergunningsnummer: 2016/329

Datum aanvraag: 16/08/2016

Naam aanvrager: Jan Claesen

Naam site: Maasmechelen Eisdenweg

Project

Archeologische prospectie met ingreep in de bodem – Maasmechelen Eisdenweg.

Opdrachtgever

Janssen Johan, Groenstraat 11, 3360 Opglabeek

Janssen Helga, Borreshoefstraat 33 bus 2, 3650 Dilsen-Stokkem Janssen Herlinde, Oude Baan 46, 3650 Dilsen-Stokkem

Janssen Dirk, Groenstraat 11, 3360 Opglabeek Opdrachtnemer ARCHEBO bvba +32 (0)499/24.65.89 Merelnest 5 info@archebo.be B-3470 Kortenaken, België BE 0834.280.172 Projectuitvoering

Jan Claesen, ARCHEBO bvba Ben Van Genechten, ARCHEBO bvba Giel Verbeelen, ARCHEBO bvba Rik Vandekonijnenburg, HAAST bvba Stefaan Dondeyne, DondeyneConsulting

ARCHEBO-rapport 2016/028 ISSN 2034-5615

© 2016 ARCHEBO bvba

ARCHEBO aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd of aangepast worden, opgeslagen worden in een geautomatiseerd gegevensbestand, en/of openbaar gemaakt worden in enige vorm of wijze ook, elektronisch, mechanisch, door fotokopie of enige andere wijze, zonder voorafgaandelijke toestemming van de opdrachtgever.

(3)

Inhoud

ADMINISTRATIEVE FICHE ... i

1. INLEIDING ... 1

2. PROJECTBESCHRIJVING ... 1

3. SITUERING VAN HET ONDERZOEKSGEBIED ... 2

4. BODEMKUNDIGE SITUERING EN EVALUATIE ... 3

5. GEPLANDE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING ... 9

6. ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING ... 10

7. METHODE ... 12

8. RESULTATEN PROEFSLEUVEN ... 12

8.1. ARCHEOLOGISCHE NIVEAUS ... 12

8.2. ARCHEOLOGISCHE SPOREN EN STRUCTUREN ... 12

9. EVALUATIE, WAARDERING EN AANBEVELINGEN ... 15

9.1. Evaluatie en beantwoording onderzoeksvragen ... 15

9.2. Waardering ... 16

9.3. Aanbevelingen ... 17

10. BIBLIOGRAFIE ... 17

(4)

A

DMINISTRATIEVE FICHE

Opdrachtgever Janssen Johan, Groenstraat 11, 3360 Opglabeek

Uitvoerder ARCHEBO bvba

Vergunninghouder Jan Claesen

Bewaarplaats archief Janssen Johan, Groenstraat 11, 3360 Opglabeek Bewaarplaats vondsten Janssen Johan, Groenstraat 11, 3360 Opglabeek

Vergunningsnummer 2016/329

Projectcode MAEI

Vindplaatsnaam Maasmechelen, Eisdenweg

Locatie Provincie Limburg

Gemeente Maasmechelen Deelgemeente Eisden Plaats Eisdenweg Lambertcoördinaten A x 244595 Y 187043 B x 244642 Y 187079 C x 244734 Y 187058 D x 244663 Y 186964

Kadaster (CadGIS 2015) Afd. 4, Sectie B, nummer(s) : 1363a3, 1363h2, 1363y2, 1363z2, 1367m, 1367n, 1367p, 1367r(partim). A A B A C A D A

(5)

Kaart onderzoeksgebied

Begin- en einddatum terreinwerk 16/09/2016 Grootte projectgebied 6791 m² Grootte onderzochte oppervlakte 1011 m²

(6)

1. I

NLEIDING

Binnen de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw van een verkaveling werd een archeologische prospectie met ingreep in de bodem opgelegd door het Agentschap Onroerend Erfgoed aan de bouwheer.

De opdracht werd door de initiatiefnemer, Geomatic, toegekend aan ARCHEBO bvba op 16 maart 2016.

De prospectievergunning werd afgeleverd op 16 september 2016. Dit document vormt het eindrapport van deze opdracht.

2. P

ROJECTBESCHRIJVING

Het doel van deze prospectie met ingreep in de bodem is een archeologische evaluatie van het terrein. Hierbij moeten minimaal volgende onderzoeksvragen beantwoord worden:

Tijdens de proefputtenfase dienen minimaal volgende vragen beantwoord te worden:

- Welke zijn de waargenomen afzettingen en horizonten in de bodem, beschrijving + duiding? - Is er sprake van verstoring van het bodemprofiel/ of de verschillende gelaagdheden? Zo ja,

waar en tot welke diepte is hier sprake van? Om welke ingrepen gaat het hier? Is er een natuurlijke of antropogene verklaring voor?

- Wat is de relatie tussen de bodem en de landschappelijke context (landschap algemeen, geomorfologie, …) ?

- Wat zijn de verwachte conservering en gaafheid van eventuele archeologische resten, gelet op het voormalig grondgebruik, natuurlijke processen van erosie en verspoeling en de aard van de ondergrond?

- Wat is de landschappelijke gaafheid en wat betekent deze in termen van archeologische verwachting?

- Beschrijf de sedimentatiefases voor zover deze kunnen worden gereconstrueerd op basis van beschikbare archeologische en andere gegevens.

- Zijn er één of meer archeologisch relevante niveaus die door middel van proefsleuven dienen te worden onderzocht? Op welke diepte bevinden deze zich?

- Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een vervolgonderzoek? - Welke vraagstellingen dringen zich op voor een eventueel vervolgonderzoek? Tijdens het proefsleuvenonderzoek moeten minimaal volgende onderzoeksvragen beantwoord worden:

- Zijn er sporen aanwezig?

- Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen? - Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

- Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren? - Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

- Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een eventueel vervolgonderzoek?

- Wat is de relatie tussen de bodem, de landschappelijke context (landschap algemeen, geomorfologie, …) en de archeologische sporen?

De opgeleverde eindproducten omvatten (in overeenstemming met de BVS):  Het eindrapport

 Het werkputinplantingsplan  Sporenplannen

(7)

 Het onderzoeksarchief, met onder meer:

 Inventarislijsten vondsten, sporenbeschrijving, plannen/tekeningen, foto’s  Dagboek

 Rapport

 Foto’s, plannen/tekeningen, profieltekeningen en beschrijvingen  Vondsten

3. S

ITUERING VAN HET ONDERZOEKSGEBIED

Het projectgebied bevindt zich aan de oostrand van Eisden, deelgemeente van Maasmechelen. In het noordwesten wordt het terrein begrensd door de Eisdenweg, ten zuidoosten loopt de Schietskuilstraat. In het zuiden ligt de Poelsweg en in het oosten is het gebied begrensd door de sociale verkaveling van de Beatrijsstraat.

Kadastraal valt het terrein onder afdeling 4, sectie B, nummers : 1363a3, 1363h2, 1363y2, 1363z2, 1367m, 1367n, 1367p, 1367r(partim).

(8)

4. B

ODEMKUNDIGE SITUERING EN EVALUATIE

Ter voorbereiding aan het proefsleuvenonderzoek werd de bodemgesteldheid van de site “Eisdenweg in Maasmechelen (Eisden)” onderzocht. De site bevindt zich aan de rand van Eisdendorp (Fig. 2). De site vertoonde veel verstoring en slechts twee niet verstoorde bodemprofielputten konden beschreven worden (EIS-01, EIS-02).

Anderen profielwanden werden onderzocht en gefotografeerd. Het profiel EIS-01 werd genomen als referentie profiel en hiervan werden dan ook standard bodemstalen genomen van elk van de horizonten. Deze stalen werden aan de lucht gedroogd en worden in bewaring gehouden voor eventuele verder analyses.

Figuur 2 : De situering van de site “Eisdenweg, (Eisden)” in Maasmechelen en locatie van de bodemprofielen. De site bevindt zich deels op de kaarteenheid “OB” (bebouwde zone), en deels op bodemtype Lcpy (Bron: luchtfoto BingMaps; bodemkaart, DOV).

Geomorfologie en geologie

De diepere ondergrond van de omgeving van Eisden bestaat uit verschillende tertiaire lagen gevormd door de formatie van Bolderberg. en de formatie van Eigenbilzen (Beerten, 20051). Het tertiair

materiaal werd overdekt door grintrijk materiaal van het Laagterras (Boven Pleistoceen) in de huidige alluviale vallei en met grint van het Middenterras ten westen van de alluviale vallei (Beerten, 2005; Bayens2, 1978). Het maasgrind werd afgedekt met een dunne laag, (minder dan 125 cm) dekzand

rond Maasmechelen en Eisden (Bayen, 1978). Het eigenlijk Maasdal, waar de onderzochte site zich ook bevindt (Fig. 2), is gekenmerkt holoceen lemig alluviale afzettingen (Beerten, 2005; Bayens 1978).

Bodems van het Maasdal, zoals aangegeven door Bayens (1978), vormen vruchtbare akkerbouwland dat overeenkomsten vertoont met dit van Haspengouw. De lemige en zandlemige bodems van de Maasvallei zijn gekarteerd als bodems met profielontwikkeling ..p omdat het alluviale afzettingen zijn

1 Beerten, K. 2005. Toelichting bij Quartaire geologische kaart: kaartblad 26 Rekem. KU Leuven & Vlaamse

overheid, dienst natuurlijke hulpbronnen.

(9)

uit het holoceen. Bij de kartering is echter opgemerkt dat het profiel kleirijker werd met de diepte en dit werd aangeduid als een aparte faze, bv. Lbpy of soms als een kleisubstraat bv uLcp. Bij de omzetting van de legende van de Belgische bodemkaart naar het internationaalsysteem WRB (Dondeyne et al. 2014)3 is echter vast gelegd dat deze bodems een duidelijke kleiaanrijkingshorizont

hebben en dus behoren tot bodemgroep van de Luvisols.

Figuur 3 : Geomorfologische van de site “Eisdenweg” in Maasmechelen. In het westen is de het Kempische plateau te zien dat door een stijlwand gescheiden is van middenterrassen. Het eigenlijk Maasdal bevindt zich ten oosten van het kanaal (de Willemsvaart) waar het studiegebied gelegen is (aangeduid met zwart-witte stippenlijn)

Figuur 4 : De site in Maasmechelen (Eisdenweg) bevindt zich volgens de Quartaire geologische kaart op “kaarteenheid 56” – hier in het licht blauw gekleurd. Deze kaarteenheid stelt “de Formatie van Wildert” voor afgezet boven “Herwerkte Maasafzettingen” (bron data DOV; Beerten4, 2005)

3 Dondeyne, S., Vanierschot, L., Langohr, R., Van Ranst, E., & Deckers, J. (2014). The Soil Map of the Flemish

Region converted to the 3rd Edition of the World Reference Base for Soil Resources. KU Leuven, Universiteit Gent & Departement Leefmilieu, Natuur & Energie van de Vlaamse Overheid, Brussels.

4 Beerten K. 2005. Toelichting bij de quartaire geologische kaart: kaartblad 26 Rekem. Vlaamse overheid, Dienst

(10)

Observaties en conclusies

De bodems op de site waren grotendeels verstoord door moderne diepe bewerking en inbreng van grind en of bouwpuin. Enkel in het oostelijk deel van het perceel konden twee minder verstoorde bodemprofielen nl. profiel “EIS-01” (WP8-PR1) en “EIS-02” (WP2-PR1).

De bodems bestaan uit zandleem die in de diepte overgaat in leem en zware leem. Waar geen grind afzettingen voorkomen, kwam een begraven (paleo) kleiaanrijkingshorizont voor. Deze vertoont het patroon van gebleekte tongen, die relicten zijn van vorstwiggen. Samen met de grindlagen, behoort deze dus aan oudere periglaciale fluviatiele afzettingen.

Profielbeschrijvingen Profile: EIS-01 (WP8-PR-1)

Location: Eisdenweg, Maasmechelen (Eisden)

Coordinates: E 5.71751°, N 50.98563°; LB72 2447010, 1870150 (gps ± 5 m) Land-use: compound of destroyed farm building

Altitude: 39 m (TAW); Groundwater: -

dry and relatively warm (22-25°C), partly cloudy; there had been some rain on the day before so colours are described as being moist

Classification5: BSM: OB; BSC: Lbpy; WRB-2014: Haplic Luvisol (Siltic)

Figuur 5 : Profiel 1 met aanduiding van het archeologisch niveau (ARCHEBO bvba 2016).

5 BSM = Belgian Soil Mapping unit; BSC = soil type according to Belgian Soil Classification; WRB-2014 = Soil Unit

(11)

Detailed description profile EIS-1 (WP8-PR-1)

Horizon Depth (cm)

Description Diagnostic

features Ap 0-25 Silt Loam in FAO classes, L in Belgian classes; brownish

black 10YR 3/2 (moist); strong, medium, granular structure; slightly sticky, plastic, very friable; many, fine to coarse channels and interstitial pores, common fine to medium roots; many earthworm galleries; mineral coal, specks of brick; clear (2-5 cm) smooth boundary

Ochric horizon

BA 25-45 Silt Loam in FAO classes, A in Belgian classes; dark brown 10YR 3/4 (moist); strong, medium, sub-angular blocky structure; slightly sticky, plastic, friable; many, fine to coarse channels and interstitial pores, few to common fine to medium roots; common earthworm galleries; specks of charcoal; clear (2-5 cm) irregular boundary

Cambic horizon

Bt1 45-60 Silt loam in FAO classes, A in Belgian classes; dull yellowish brown 10YR 4/3 (moist); strong, medium to coarse, sub-angular blocky structure; slightly sticky, plastic, friable; common fine to coarse channels and interstitial pores, few to common fine to medium roots; common earthworm galleries; gradual (5-15 cm) smooth boundary

Argic horizon

Bt2 45-60 Silt loam in FAO classes, A in Belgian classes; dull yellow brown 10YR 4/3 (moist); strong, medium to coarse, sub-angular blocky structure; slightly sticky to sticky, plastic, friable; common fine to coarse channels and interstitial pores, few fine roots; common earthworm galleries; abrupt (0-2 cm) irregular boundary

Argic horizon

2Bt 95-160 Sandy clay loam in FAO classes, E in Belgian classes; dark brown 10YR 3/3 (moist); strong, medium to coarse, angular blocky structure; sticky, very plastic, very firm; common fine to coarse channels and interstitial pores, very few fine roots; few earthworm galleries

(12)

Profile: EIS-02 (WP2-PR1)

Location: Eisdenweg, Maasmechelen (Eisden)

Coordinates: E 5.71780°, N 50.98593°; LB72 x 244721, y 187049 (gps ± 5 m) Land-use: compound of destroyed farm building

Altitude: 39 m (TAW); Groundwater: -

dry and relatively warm (22-25°C), partly cloudy; there had been some rain on the day before so colours are described as being moist

Classification6: BSM: OB; BSC: t-Lcp; WRB-2014: Haplic Luvisol (Endoruptic, Siltic, Endoskeletic,

Transportic)

Figuur 6 : Profiel 2 met aanduiding van het archeologisch niveau (ARCHEBO bvba 2016).

6 BSM = Belgian Soil Mapping unit; BSC = soil type according to Belgian Soil Classification; WRB-2014 = Soil Unit

(13)

Detailed description profile EIS-02 (WP2-PR1)

Horizon Depth (cm)

Description Diagnostic

features ^Ap 0-25 Loam in FAO classes, L in Belgian classes; brownish gray

5YR 6/1 (moist); weak, medium, lumpy structure; slightly sticky, slightly plastic, none, few fine roots; no signs of bioturbation; pieces of plastic; abrupt (0-2 cm) smooth boundary

Transportic material

Ap 25-40 Silt loam in FAO classes, L in Belgian classes; dark brown 10YR 3/4 (moist); weak, medium to coarse, lumpy structure; slightly sticky, slightly plastic, very firm; very few channels and interstitial pores, very few fine roots; no sign of bioturbation; pieces of brick, (mineral) coal; abrupt (0-2 cm) smooth boundary

*Ochric horizon

BA 40-65 Silt loam in FAO classes, A in Belgian classes; brown 10YR 4/4 (moist); weak, medium, sub-angular blocky structure; slightly sticky, plastic, friable; few channels and interstitial pores, no roots; few earthworm galleries; gradual (5-15 cm) smooth boundary

Cambic horizon

Bt 65-95 Silt loam in FAO classes, A in Belgian classes; dark brown 7.5YR 3/4 (moist); moderate, medium to coarse, angular to sub-angular block structure; slightly sticky to sticky, plastic to very plastic, firm; few channels and interstitial pores, no roots; few earthworm galleries; few rounded pebbles; abrupt (0-2 cm) smooth boundary

Argic horizon

2C 95-180+ Silt clay loam in FAO classes, G in Belgian classes; brown 7.5YR 4/4 (moist); none to very weak, single grain to massive structure; sticky, plastic, friable; no pores, no roots; no sign of bioturbation

Regolithic material

(14)

5. G

EPLANDE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING

Geomatic nv zal op het terrein een verkaveling realiseren.

(15)

6. A

RCHEOLOGISCHE VERWACHTING

Cartografisch materiaal:

Figuur 8: Uittreksel van de Ferrariskaart met aanduiding van het projectgebied in rood (Geopunt, 2016).

Figuur 9: Uittreksel van de Atlas der Buurtwegen met aanduiding van het projectgebied in rood (Geopunt, 2016).

(16)

Figuur 10 : Uittreksel van de Vandermaelenkaart met aanduiding van het projectgebied in rood (Geopunt, 2016).

Voor de 3 beschikbare historische kaarten geldt een zelfde invulling. Het onderzoeksgebied kent geen bebouwing noch wegenis. Ook in de onmiddellijke omgeving of aangrenzende percelen is geen bebouwing waar te nemen. Op de kaart van Ferraris kan men afleiden dat het gebied zich onder landbouw bevindt.

CAI:

(17)

In de onmiddellijke nabijheid zijn verschillende archeologische vindplaatsen gekend. Het gaat voornamelijk om Romeinse relicten. De belangrijkste zijn :

-

CAI 55170: Romeinse graven - CAI 50841: Romeins bouwmateriaal - CAI 700229: Romeinse graven - CAI 700230: Romeins

- CAI 161021: Laatmiddeleeuwse metaalvondst - CAI 161016: Lithisch materiaal

- CAI 161017: Late Ijzertijd

- CAI 700227: Romeins aardewerk - CAI 55172: Romeins aardewerk

- CAI 55171: aardewerk uit Late Ijzertijd of Romeinse periode

7. M

ETHODE

Voorafgaandelijk aan de proefsleuven werden 3 profielputten aangelegd om de bodemopbouw te kennen.

Vervolgens werden 4m brede proefsleuven aangelegd in een verspringend grid. Tussen de sleuven bevond zich maximaal nog 20m. Omwille van de specifieke vorm en grootte werden enkele sleuven dwars aangelegd op de anderen. Tevens werd er rekening gehouden met de meldingen in de CAI. Hierdoor werden sleuf 1 en 21 parallel naast elkaar aangelegd in de uiterste noordelijk hoek.

De sleuven werden gegraven met een graafmachine op rupsen van 18 ton en een platte graafbak van 2m.

8. R

ESULTATEN PROEFSLEUVEN

8.1.

A

RCHEOLOGISCHE NIVEAUS

Er werd één archeologisch interessant niveau aangetroffen. Dit niveau bevond zich 50cm onder het maaiveld of 38,2m TAW.

8.2.

A

RCHEOLOGISCHE SPOREN EN STRUCTUREN

Er werden alleen recente sporen aangetroffen. Dit is in grote mate te verklaren doordat het terrein een zeer dense bebouwing kende in de 20ste eeuw. In het gebied bevond zich een boerderij, thans

afgebroken. Voor het uitvoeren van deze activiteiten werden stallingen, mestkuilen, silo’s, … in de grond ingegraven. Als voorbeeld kan hier sleuf 7 worden aangehaald. In het profiel is het duidelijk dat de grond meer dan 1 werd uitgegraven.

(18)

Figuur 12 : Zicht op het profiel in werkput 7 (ARCHEBO bvba 2016).

Figuur 13 : Zicht op sleuf 7 met een totale verstoring in het vlak.

Doordat op het terrein tevens veelvuldig gebruik werd gemaakt van zware landbouwmachines werd de grond op vele plaatsen sterk verdicht. Zodoende reduceert het aanwezige ijzer en krijgt de leem een typische blauwe kleur ipv een bruine kleur. Als voorbeeld kan werkput 10 worden aangehaald. Hier is de typische blauwe kleur zichtbaar van de gereduceerde en gecompacteerde leem. Er werd een profielput aangelegd zodoende het duidelijk werd dat deze leem in oorspronkelijke toestand aanwezig is.

(19)

Figuur 14 : Zicht op het noordprofiel in werkput 10 (ARCHEBO bvba 2016).

Figuur 15 : Zicht op werkput 4 met de typische blauwe kleur van de gereduceerde en gecompacteerde leem (ARCHEBO bvba 2016).

Er werden slechts 4 sleuven aangetroffen waarbij de verstoringen eerder gering waren. Het ging om sleuven 1,2, 3 en 8. Hierbij werd het duidelijk dat sporen geheel afwezig zijn.

(20)

Figuur 16 : Zicht op sleuf 8 (ARCHEBO bvba 2016).

9. E

VALUATIE

,

WAARDERING EN AANBEVELINGEN

9.1.

E

VALUATIE EN BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN

Tijdens de proefputtenfase:

- Welke zijn de waargenomen afzettingen en horizonten in de bodem, met hun beschrijving en duiding?

o Getransporteerde oppervlakte horizonten (^Ap) met daaronder plaatselijk min of meer verstoorde ploeglagen (Ap). Wanneer de verstoring niet te diep was, bevond zich hiereonder een overgangshorizont (BA) nog boven kleiaanrijkingshorizonten (Bt). Lokaal kwamen ook alluviale grindafzettingen voor (2C).

- Is er sprake van verstoring van het bodemprofiel/ of de verschillende gelaagdheden? Zo ja, waar en tot welke diepte is hier sprake van? Om welke ingrepen gaat het hier? Is er een natuurlijke of antropogene verklaring voor?

o Heel wat verstoring vooral in de ploeglaag, en de horizonten daaronder; plaatselijk heel diep.

- Wat is de relatie tussen de bodem en de landschappelijke context (landschap algemeen, geomorfologie, …) ?

o Deze zandleembodems in de Maasvallei, zijn uitstekend landbouwland (zoals ook aangegeven tijdens de bodemkartering). Ondanks dat ze gevormd zijn in het Maasdal, en dus vermoedelijk in holoceen alluvium, vertonen ze toch een uitgesproken profielontwikkeling. Dit is in lijn met de beschrijving van Bayens (1978) en Dondeyne et al. (2014)

- Wat zijn de verwachte conservering en gaafheid van eventuele archeologische resten, gelet op het voormalig grondgebruik, natuurlijke processen van erosie en verspoeling en de aard van de ondergrond?

(21)

o De moderne diepe verstoringen zou potentiele sporen vernietigd hebben. Verder zijn deze bodems goed gedraineerd, en hebben een goede biologische activiteit wat niet bijzonder bevorderlijk is voor het bewaren van sporen

- Wat is de landschappelijke gaafheid en wat betekent deze in termen van archeologische verwachting?

o Buiten de moderne verstoringen, en eventueel bioturbatie en oxidatie gezien de gunstige drainage, (cf. supra.) had had men gezien de ligging in het Maasdal zich aan gunstige omstandigheden kunnen verwachten om sporen te bewaren.

- Beschrijf de sedimentatiefases voor zover deze kunnen worden gereconstrueerd op basis van beschikbare archeologische en andere gegevens.

o De waarnemingen wijzen op bodemvorming in holoceen alluvium dat afgezet is boven Pleistoceen alluvium.

- Zijn er één of meer archeologisch relevante niveaus die door middel van proefsleuven dienen te worden onderzocht? Op welke diepte bevinden deze zich?

o Er zijn geen aanwijzingen gevonden om iets in die zin aan te bevelen. - Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een vervolgonderzoek?

o Niet van toepassing. -

- Welke vraagstellingen dringen zich op voor een eventueel vervolgonderzoek? o Niet van toepassing.

Tijdens het proefsleuvenonderzoek : - Zijn er sporen aanwezig?

o Er zijn quasi overal sporen aanwezig. - Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

o De sporen zijn alle antropogeen. - Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

o De sporen zijn zeer goed bewaard.

- Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren?

o De sporen maken alle deel uit van een 20ste eeuwse boerderij met typische

activiteiten.

- Behoren de sporen tot één of meerdere periodes? o De sporen zijn alle 20ste eeuws.

- Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een eventueel vervolgonderzoek?

o Aangezien de sporen archeologisch niet waardevol zijn, is een vervolgonderzoek niet nodig.

- Wat is de relatie tussen de bodem, de landschappelijke context (landschap algemeen, geomorfologie, …) en de archeologische sporen?

o De zandleembodems vormen een uitstekende basis voor landbouw. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hier veel landbouwactiviteiten voorkomen.

9.2.

W

AARDERING

Het terrein kent een vrij grote algemene verstoring door de activiteiten rond een boerderij. De boerderij, stallingen, mestkuilen, silo’s, ed werden recentelijk afgebroken. De sporen hiervan waren op het terrein quasi overal aanwezig. Ook het gebruik van zware landbouwmachines heeft zijn sporen nagelaten. Slechts 4 sleuven lieten toe een beeld te krijgen op eventuele archeologische sporen doordat deze minder verstoring kenden. Er werd echter geen enkel spoor aangetroffen.

(22)

9.3.

A

ANBEVELINGEN

Ons advies naar het agentschap Onroerend Erfgoed toe, luidt dat het terrein best kan vrijgegeven worden.

10. B

IBLIOGRAFIE

AGIV (Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen) (2011), http://www.agiv.be/gis/. CAI (Centrale Archeologische Inventaris) (2014), https://cai.onroerenderfgoed.be/.

Koninklijke Bibliotheek van België (2010), Ferrariskaart,

http://belgica.kbr.be/nl/coll/cp/cpFerrarisCarte_nl.html.

11. B

IJLAGEN

- Fotolijst - Sporenlijst - Plannenlijst

(23)

Fotonummer Werkput Vlak Overzichtsfoto Spoor Profiel Opmerkingen 1 4 zuid 2 4 1 1 recent 3 4 1 x 4 4 1 x 5 4 noord 6 4 x 7 5 1 x 8 6 1 x 9 6 zuid 10 6 noord 11 7 noord 12 7 1 x 13 8 x 14 8 x 15 8 zuid 16 8 1 x 17 10 x 18 10 x 19 asbestvervuiling

FOTOLIJST

Spoornummer Werkput Vlak Vorm Beschrijving Interpretatie Datering

wp4sp1 4 1 rond donkergrijs, homogeen Recente paalkuil Zeer recent

SPORENLIJST

P

LANNENLIJST

(24)

3 8 . 2 8 P : 3 7 . 3 7 3 8 . 5 9 3 8 . 6 2 3 8 . 1 8 3 8 . 2 1 3 8 . 2 3 3 8 . 2 1 3 8 . 1 8 3 8 . 6 2 3 8 . 7 1 3 8 . 8 2 3 8 . 5 9 3 8 . 7 0 3 8 . 6 5 P : 3 8 . 1 3 P : 3 7 . 4 7 P : 3 7 . 5 8 P : 3 7 . 7 4 P : 3 7 . 8 0 P : 3 7 . 8 0 P : 3 7 . 1 4 P : 3 7 . 8 0 P : 3 8 . 1 8 P : 3 7 . 2 0 3 8 . 5 9 3 8 . 6 0 3 8 . 6 9 3 8 . 7 9 3 8 . 6 5 3 8 . 7 5 3 8 . 7 5 3 8 . 7 7 3 8 . 8 2 3 8 . 7 7 3 8 . 7 6 3 8 . 7 6 3 8 . 6 9 3 8 . 6 9 3 8 . 7 2 3 8 . 8 3 3 8 . 8 0 3 8 . 8 3 3 8 . 8 0 3 8 . 7 2 3 8 . 7 2 3 8 . 8 3 3 9 . 0 7 3 9 . 0 7 3 9 . 0 2 3 8 . 9 3 3 8 . 9 1 3 8 . 8 4 3 8 . 8 5 3 8 . 8 2 3 8 . 7 3 3 8 . 6 3 3 8 . 7 6 3 8 . 6 4 3 8 . 6 7 3 8 . 8 2 3 8 . 7 8 3 8 . 8 0 3 8 . 6 5 3 8 . 6 1 3 8 . 6 0 3 8 . 5 5 3 8 . 5 7 3 8 . 3 3 3 8 . 2 9 3 8 . 2 9 3 8 . 2 1 3 8 . 1 6 3 8 . 1 3 3 8 . 1 6 3 8 . 1 9 3 8 . 7 0 3 8 . 6 4 3 8 . 5 3 3 8 . 4 0 3 8 . 4 7 3 8 . 4 6 3 8 . 4 0 3 8 . 2 0 3 8 . 1 4 3 8 . 0 1 3 8 . 1 6 3 8 . 2 0 3 8 . 2 7 3 8 . 2 5 3 8 . 1 8 3 8 . 0 4 3 8 . 0 8 3 7 . 9 7 3 8 . 3 2 3 8 . 2 9 3 8 . 3 1 3 8 . 4 1 3 8 . 3 6 3 8 . 1 5 3 8 . 1 6 3 8 . 0 9 3 8 . 3 9 3 8 . 0 9 3 8 . 1 0 3 8 . 1 1 3 8 . 1 7 N o o r d M A A S M E C H E L E N - E i s d e n w e g A r c h e o l o g i s c h e p r o s p e c t i e m e t i n g r e e p i n d e b o d e m O E v e r g u n n i n g 2 0 1 6 -u i t g e v o e r d : 1 6 / 0 9 / 2 0 1 6 A R C H E B O b v b a L e g e n d e : n i v e a u m a a i v e l d i n m - T A W n i v e a u a a n g e l e g d v l a k P D : p r o f i e l k o l o m n i v e a u d i e p s t e p u n t p r o f i e l p u t t e n , d e b l a u w e s t r e e p d u i d t h e t g e r e g i s t r e e r d e p r o f i e l a a n a a n g e l e g d e w e r k p u t t e n w e r k p u t n r 3 8 . 8 1 3 7 . 4 3 P D : 3 6 . 8 9 W P 4 (g r e p p e l s p o r e nz e e r) r e c e n t e v e r s t o r i n g e n r e c e n t a f g e b r o k e n g e b o u w e n k a d a s t r a a l p e r c e e l n u m m e r k a d a s t r a l e p e r c e e l s c h e i d i n g

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Samenvattend kan gesteld worden dat het beleid ten aanzien van ganzen in Nederland als zeer succesvol kan worden aangemerkt, al geldt ook hier, naar analogie met de situatie rond

classificatie: (a) succesvol ouder worden wordt gezien bij ouderen die nauwelijks verlies hebben van functie en nog een actief sportief of sociaal leven hebben; (b) het

Betrouwbare stikstof (N) balansen voor agroecosystemen zijn van groot belang voor het in kaart brengen van N emissies naar het milieu in de vorm van lachgas, stikstofgas, ammoniak

In het onderzoek zal worden nagegaan hoe bruikbaar deze technieken voor de boomkwekerij kunnen zijn.. In de eerste fase van het onderzoek worden verschillende

Dit kwam tot uiting in de relatief lage aantallen wortelknobbelaaltjes in zowel de wortels als het drainwater van ‘Trixx!’ in vergelijking met de aantallen die bij ‘Natal Briar’

Het is dan ook van belang dat de relevantie van indicatoren op het moment dat deze gebruikt worden nagegaan wordt en dat niet zonder meer indicatoren die in het verleden

Deze verspreiding kan plaats vinden over het perceel waar de sclerotiën aanwezig zijn, maar deze kan ook verspreid worden naar percelen die nog niet besmet zijn met de

De omstandigheden in de stal zijn ideaal voor een snelle vermeerdering van kamer- vliegen door de aanwezigheid van mest, voerresten, hooi of stro en vocht (niet vloeibaar).. De