• No results found

Handen in de lucht of ik schiet! : een onderzoek naar sekseverschillen met betrekking tot de shooter bias en stress als mogelijke verklaring

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Handen in de lucht of ik schiet! : een onderzoek naar sekseverschillen met betrekking tot de shooter bias en stress als mogelijke verklaring"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

S

OCIALE

P

SYCHOLOGIE

MASTERTHESE

H

ANDEN IN DE LUCHT OF IK SCHIET

!

EEN ONDERZOEK NAAR SEKSEVERSCHILLEN MET BETREKKING TOT DE SHOOTER BIAS EN STRESS ALS MOGELIJKE VERKLARING

Datum: 08-10-2014

Een onderzoek van Derk Douma- 0484830 Onder begeleiding van Bertjan Doosje Universiteit van Amsterdam

Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam

(2)

Samenvatting

Mensen maken beslissingen en handelen soms op basis van bepaalde stereotypen die ze er op nahouden over bepaalde groepen mensen. Voor beroepsgroepen als politieagenten en burgerwachters is het erg van belang om hier rekening mee te houden.

Er bestaan uiteraard ook vrouwelijke politieagenten en voor hen is het ook van belang om te weten waar hun sterktes, maar toch ook zeker hun beperkingen kunnen liggen. In dit onderzoek is gekeken of mannen en vrouwen een potentiele ‘Shooter’ anders beoordelen en behandelen. Tegelijkertijd werd gekeken of stress hiervoor als mogelijke verklaring zou kunnen dienen. Dit onderzoek laat zien dat vrouwen zelf aangeven meer stress te ervaren dan mannen tijdens een stressvolle taak. Dit heeft in dit onderzoek niet geleid tot een sterkere shooter bias.

(3)

Inhoudsopgave

Samenvatting 2

Inhoudsopgave 3

1. Inleiding 5

1.1. De Shooter bias in de maatschappij 5

1.2. Het Shooter bias- spel? 6

1.3. Shooter bias en stress 11

1.4 Stress en sekseverschillen 13

1.5 Shooter bias en sekseverschillen 14

1.6 Huidig onderzoek: shooter bias, sekseverschillen en stress 15

1.7 Hypothesen 15

2. Methode 16 2.1. Proefpersonen 16 2.2. Design 16 2.3. Materialen 16 2.3.1. Shooter bias taak; het spel 16 2.3.2. Inquisit 18 2.3.3. Geonaute hartslagmeter 18

2.3.4. 'Ervaren Stress' schaal 18

2.3.5. Vragenlijst 18 2.3.6. Exploratieve analyse 19 2.3.7. Manipulatiecheck 19 2.4. Procedure 20 3. Resultatensectie 21 3.1. Manipulatiecheck 21

3.2. Gegevens deelnemer verwijderd 21

3.3. Afhankelijke variabelen 22

3.3.1. Hartslag 22

3.3.2. Stressscore 22

3.3.4. Sekse en shooter bias 27

3.3.5. Sekse, stress en shooter bias 27

3.4. Exploratieve ananlyse 28

(4)

4. Discussie 30

4.1. Samenvatting 30

4.2. Mogelijke verklaringen 31

4.3. Mogelijke tekortkomingen eigen onderzoek en mogelijkheden voor vervolgonderzoek 32

4.4. Maatschappelijke relevantie en Take home message 33

5. Literatuurlijst 35

6. Bijlagen 6.1. Bijlage 1. Informartie voor deelnemers 38

(5)

1. Inleiding

1.1. De Shooter bias in de maatschappij

Op 9 augustus van dit jaar, 2014, werd in Missouri, Amerika, de 18-jarige Michael Brown doodgeschoten door een blanke politieagent, de 28-jarige Darren Wilson. Tot nog toe is het onduidelijk wat er precies voorafging aan het schietincident. Getuigen zeggen dat de agent meerdere schoten op Brown afvuurde, terwijl die zijn handen in de lucht hield om aan te tonen dat hij ongewapend was. Volgens het verhaal van de politie was Darren Wilson samen met een collega uitgerukt na een melding van een

winkeloverval. Zij kwamen op straat de 18-jarige Brown en een andere jongen tegen, die het verkeer blokkeerden. Er ontstond een worsteling in de politiewagen, waar een eerste schot werd gelost. Op straat kwam Brown vervolgens door zes kogels om het leven. Er dient nog uitgebreidt onderzoek verricht te worden om aan te achterhalen wat zich nu precies heeft voorgedaan op die 9 augustus. Wat niet te betwisten valt bij dit treurige incident is dat de 18-jarige jongen om het leven is gekomen. Michael Brown bleek geen wapen bij zich te hebben, hij was van Afro-Amerikaanse afkomst en had een donker getinte huidskleur.

Op 24 november 2012 werd op het treinstation van Den Haag de 17-jarige Rishi

Chandrikasing doodgeschoten door een politie-agent. De politie had een melding binnen gekregen dat er een jongen op station Den Haag Centraal iemand met een mes had bedreigd. De politie trof de jongen aan en verzocht hem zijn handen in de lucht te steken. Toen hij dit weigerde en zijn handen in zijn broek stak, schoot een van de agenten en werd Rishi Chandrikasing dodelijk getroffen. De 17-jarige Rishi bleek geen wapen bij zich te dragen, hij was van Hindoestaans- Surinaamse afkomst en had ook een donker getinte huidskleur.

Op 26 februari van dat zelfde jaar deed zich in Florida een soortgelijk incident voor. De 17-jarige Trayvon Martin werd op de avond van 26 februari doodgeschoten door George Zimmerman, een 28-jarige burgerwacht. De 17-jarige jongen zag er volgens de burgerwacht verdacht uit en was in de veronderstelling dat Trayvon een wapen in zijn hand had. De burgerwacht schoot Trayvon Martin dood. De 17-jarige Trayvon bleek

(6)

geen wapen bij zich te dragen, hij was van Afro-Amerikaanse afkomst en had ook een donker getinte huidskleur.

Zijn deze drie gebeurtenissen op zichzelf staande incidenten, met zeer betreurlijk de dood van dire jonge jongens tot gevolg? Of is er misschien een samenhang tussen deze drie zaken?

Er lijkt toch een opmerkelijke overeenkomst te zijn tussen deze drie zaken. Alledrie de jongens hadden een donker getinte huidskleur en van alledrie werd verondersteld dat zij gewapend waren, terwijl dit niet het geval was. Een vergissing die zij helaas met de dood hebben moeten bekopen. Wat ligt hieraan ten grondslag dat drie autoriteitsfiguren zo’n grote vergissing hebben gemaakt?

Het lijkt dat er in alledrie de gevallen sprake is van (bevoordeelde) stereotypering van de kant van de Amerikaanse politieagent die Michael Brown doodschoot, van de Amerikaanse burgerwacht die Trayvon Martin doodschoot en de Nederlandse politie-agent die Rishi Chandrikasing dodelijk trof. Er bestaat al enig onderzoek naar een mogelijke verklaring waarom dit zich voor kan doen. Het lijkt dat het antwoord gezocht moet worden in de richting van onderzoek dat gedaan is naar de zogenaamde Shooter Bias. In dit onderzoek staat de Shooter Bias ook centraal. Wat is de Shooter Bias precies?

1.2. Het Shooter bias- spel?

De Shooter bias is een fenomeen dat zich voordoet in situaties waarin een snelle beslissing genomen dient te worden om te schieten of niet te schieten op een verdacht uitziende persoon. Het blijkt dat sommige mensen raciale vooroordelen laten meewegen in hun beslissingen dit wel of niet te doen. Wanneer mensen dit doen, dan wordt er gesproken van de Shooter bias; bij een verdacht uitziende persoon wordt er eerder geschoten als deze persoon donker getint is in plaats van blank.

(7)

De Shooter bias is uit onderzoeken gebleken met behulp van een speciaal hiervoor bedacht spel, het shooter spel.

Het shooter spel Sinds 2002 hebben Correll, Park, Judd en Wittenbrink gewerkt aan het ontwikkelen en verfijnen van dit shooter spel. Het spel toont een reeks beelden van jonge mannen, sommige gewapend, sommige ongewapend, afgezet tegen realistische achtergronden, zoals parken of straten. De speler heeft als doel om te schieten wanneer de persoon op de afbeelding gewapend is, maar juist niet te schieten wanneer de shooter ongewapend is. De helft van de personen op de afbeeldingen zijn donker getint, en de andere helft is blank (zie fig. 1). Correll et al. hebben gebruik gemaakt van dit spel om te onderzoeken of de besluiten om te "schieten" bij een potentieel vijandig persoon wordt beïnvloed door de etnische achtergrond van de persoon op de afbeelding.

1.a Blanke man met wapen 1. b Blanke man zonder wapen

1.c Donkere man met wapen 1. d Donkere man zonder wapen

Fig.1 Voorbeeld afbeeldingen van Shooter spel.

Het onderzoek toont overtuigend bewijs van raciale vooroordelen in de beslissingen om te schieten (Correll, Park, Judd & Wittenbrink, 2002; Correll, Park, Judd, Wittenbrink, Sadler & Keesee, 2007; Correll, Urland & Ito, 2006).

Congruent en incongruent De personen op de afbeelding worden op een congruente of incongruente manier getoond. Wanneer de persoon op de afbeelding congruent is, dat

(8)

wil zeggen dat de persoon op de afbeelding heeft of een donker getinte huidskleur met een wapen in zijn hand, of de persoon op de afbeelding is blank en heeft geen wapen in zijn hand, dan worden er minder fouten gemaakt door deelnemers aan het shooter spel. Wanneer de persoon op de afbeelding incongruent is, dat wil zeggen dat de persoon op de afbeelding of een donker getinte huidskleur en geen wapen in zijn hand heeft, of de persoon op de afbeelding is blank en heeft wel een wapen in zijn hand, dan worden er meer fouten gemaakt.

Reactietijd De deelnemers schieten sneller en vaker op een gewapende persoon wanneer deze donker getint is, dan wanneer het een blank persoon betreft. De deelnemers

beslissen echter sneller en vaker om niet te schieten wanneer de persoon op de afbeelding ongewapend is en en het een blank persoon betreft, dan wanneer dit een donker getint persoon betreft (zie fig. 2) . De deelnemers lijken stereotype stimuli (gewapende personen met donker getinte huidskleur en ongewapende blanken)

gemakkelijker te verwerken dan contra-stereotype stimuli (ongewapende personen met donker getinte huidskleur en gewapende blanken) en ook reageren zij er ook anders op.

Fig.2 Reactietijden deelnemers onderzoek Correll et al. (2002)

Stereotypering Het woord “stereotype” is hiervoor al kort genoemd. Het is goed om hier

even een uitleg van dit begrip te geven, aangezien het bij de shooter bias (en ook in dit onderzoek) een centrale rol speelt.

Sluit je ogen voor een moment en stel je het uiterlijk en de kenmerken van de volgende personen voor: een cheerleader, een corpslid, een donkere getinte muzikant.

Waarschijnlijk niet een erg moeilijke taak? We lopen allemaal rond met beelden van verschillende "soorten" mensen in onze hoofden. De journalist Walter Lippmann

(9)

de wereld om ons heen en stereotypes als; "De kleine foto's die we meedragen in ons hoofd". Deze “foto’s” lijken erg overeen te komen binnen een bepaalde cultuur. Bijvoorbeeld, het zou verrassend zijn als het beeld dat je gevormd hebt over de

cheerleader niet springerig, mooi, niet al te intelligent, en (natuurlijk!) een vrouw is. Het corpslid is waarschijnlijk een kakkerige bierdrinkende bal en praat met een gooische R en de donker getinte muzikant speelde waarschijnlijk geen klassieke muziek?

Natuurlijk zijn er mannelijke cheerleaders, corpsleden die niet kakkerig zijn en donker getinte klassieke muziekspelers. We hebben de neiging om te categoriseren op basis van wat wij beschouwen als normaal en wat als normaal beschouwd wordt binnen een bepaalde cultuur is zeer vergelijkbaar, omdat deze beelden vastliggen en breed uitgezonden worden door de media binnen een bepaalde cultuur. Stereotypering gaat echter een stap verder dan eenvoudige categorisering. Een stereotype is een

generalisatie over een groep mensen waaraan dezelfde eigenschappen zijn toegewezen aan vrijwel alle leden van de groep, ongeacht de werkelijke variatie tussen de leden. Eenmaal gevormd, zijn stereotypen moeilijk te veranderen op basis van nieuwe informatie. Vaak is het slechts een techniek die gebruikt wordt om de wereld om ons heen te vereenvoudigen en we doen het allemaal tot op zekere hoogte. Gordon Allport (1954) beschreef stereotypering als "de wet van de minste inspanning". Volgens Allport is de wereld gewoon te ingewikkeld voor ons om een zeer gedifferentieerde houding over alles hebben. In plaats daarvan maximaliseren we onze cognitieve tijd en energie door het ontwikkelen van elegante, accurate attituden over bepaalde onderwerpen, terwijl we voor andere onderwerpen terugvallen op eenvoudige, schetsmatige attituden (stereotypes). Gezien onze beperkte capaciteit om informatie verwerken, is het niet gek dat mensen terugvallen op dit soort systemen om “snelkoppelingen” te maken en bepaalde vuistregels hanteren om andere mensen te begrijpen (Fiske, 1989b; Fiske & Depret, 1996 , Jones, 1990; Taylor, 1981). Stereotypevorming is gebaseerd op ervaring en het is een manier om om te gaan met complexe gebeurtenissen (Is een persoon bedreigend? Heeft deze persoon een wapen?). Stereotypering kan echter ook doorslaan en dan kan deze ons verblinden om individuele verschillen op te merken van een bepaalde groep personen en resulteert dit in een verstoord, onrealistisch en potentieel gevaarlijk beeld wat kan leiden tot verkeerde beslissingen (Aronson, Wilson, en Akert, 2005, p.426). In het geval van de shooter bias gaat dit dan: Mijn stereotype beeld van donker getinte personen is dat zij, eerder dan blanken, een wapen bij zich dragen. Je

(10)

Bij de shooter bias stereotyperen mensen dus op het ras/ etniciteit van de personen die zij moeten beoordelen. Dit gebeurt doordat zij snel een beslissing moeten nemen over een situatie die nieuw voor hen is en mogelijk zelfs bedreigend. In zo’n situatie wordt snel teruggevallen op stereotype denken, wat soms ook verkeerde, dramatische situaties als resultaat heeft.

Eerder onderzoek naar Shooter Bias Er is al meer onderzoek gedaan naar de shooter

bias en in deze onderzoeken zijn een aantal opmerkelijke zaken ontdekt.

Zo blijkt uit het onderzoek van Plant en Peruche (2005) dat politieagenten, in een computer simulatie, eerder geneigd waren om de fout te maken om eerder op een

ongewapend donkergetint persoon te schieten dan op ongewapende blanke personen. Zij vertoonden dus de shooter bias.

Er bestaat ook een verschijnsel dat onderzocht is door Payne (2006) wat redelijk wat raakvlakken heeft met de shooter bias, namelijk de Weapon Bias. In dit onderzoek claimen deelnemers een wapen te zien wanneer dit niet het geval is. Deelnemers krijgen, net als bij de shooter bias, visuele stimuli aangeboden op een computerscherm. Zij krijgen voorwerpen te zien (een pistool of gereedschap) en moeten snel beoordelen of het een wapen betreft of niet. De manipulatie van het onderzoek zit hem in het aanbieden van foto’s van gezichten van ofwel donker getinte personen of blanke personen. Vervolgens dienen de deelnemers een voorwerp, afgbeeld op het computerscherm, een pistool is of een stuk gereedschap. Wanneer de weapon bias optreedt, bestempelen mensen een voorwerp eerder als een wapen wanneer zij een donker getint persoon hebben gezien dan wanneer zij een blank persoon hebben gezien. Stereotypen gebaseerd op ras kunnen er dus toe leiden dat mensen beweren dat ze een wapen zien waar er geen is. Split-second beslissingen vergroten de vertekening doordat deze het vermogen van mensen om een juiste, wel overwogen beslissing te nemen beperken. Dit heeft uiteraard belangrijke gevolgen voor de besluitvorming van

politieagenten en andere autoriteiten wanneer zij geconfronteerd worden met personen van een raciale minderheidsgroep. De fatale schietincidenten van Michael Brown, Rishi Chandrikasing en Trayvon Martin zijn hier treurige voorbeelden van. Het onderzoek van Payne (2006) roept dus moeilijke vragen op over de opzet en de

verantwoordelijkheid van politieagenten of andere autoriteitsfiguren en de raciaal bevooroordeelde fouten die zij maken.

(11)

De omstandigheden waaronder de fatale schietincidenten van Michael Brown, Rishi Chandrikasing en Trayvon Martin, en dus ook de shooter bias, zich afspelen gaan hoogstwaarschijnlijk gepaard met een bepaalde hoeveelheid stress. Er zal in de

volgende paragraaf en in het huidige onderzoek daarom aandacht besteed worden aan de relatie tussen stress en de shooter bias.

1.3. Shooter bias en stress

Is er een relatie tussen shooter bias en stress? Intuïtief lijkt het waarschijnlijk van wel. Er is nog geen onderzoek gedaan of bewijs gevonden dat dit het geval is. Wel is de relatie tussen stress en stereotypering onderzocht.

Uit onderzoek van Wigboldus, Sherman, Franzese en van Knippenberg (2004) blijkt namelijk dat wanneer mensen onder hoge cognitieve belasting staan zij meer gaan stereotyperen dan wanneer zij onder lage cognitieve belasting staan. Wanneer mensen onder hoge cognitieve druk staan, hebben zij minder cognitieve ruimte over om alle informatie grondig te verwerken en gaan zij automatisch over op de gemakkelijkere weg van verwerking, in dit geval stereotyperen. We gaan er in dit onderzoek van uit dat stress een vorm van hoge cognitieve belasting is en dat mensen, wanneer zij stress ervaren, dus eerder geneigd zijn om stereotypisch te handelen.

In het onderzoek van Nieuwenhuys, Savelsbergh en Oudejans (2012) is gekeken naar de invloed van “anxiety” op de schietbeslissing van politieagenten. Anxiety wordt vertaald als angst, benauwdheid of bezorgdheid (translate.google.nl), maar hier kan het ook gezien worden als stress. Aan dit onderzoek deden zesendertig politieagenten mee en zij voerden een video-gebaseerde test uit waarin het niveau van stress werd gemanipuleerd in ofwel een hoge stress situatie ofwel een lage stress situatie. In deze test moesten zij wel of niet schieten op plotseling verschijnende verdachten (zie fig. 3). Deze verdachten hadden in sommige gevallen wel een pistool en zij “schoten” dan ook, of zij hadden geen pistool en “gaven zich over”. En werd in dit onderzoek geen onderscheid gemaakt tussen donker getinte verdachten en blanke verdachten, zoals het geval is bij de shooter bias. Stress werd gemanipuleerd door een zogenaamd “shootback” kanon. In de hoge stress situatie werden er door dit kanon kleine plastic kogeltjes gevuurd op de

(12)

deelnemers. In de lage stress situatie werd dit kanon uitgeschakeld en werden er dus geen plastic kogeltjes op de deelnemers afgevuurd. Politieagenten toonden een response bias in de richting van schieten in de hoge stress situatie, wat betekent dat ze per

ongeluk vaker verdachten neerschoten die zich over gaven. Bovendien was de nauwkeurigheid van het schieten lager in de hoge stressvolle situatie en reageerden agenten sneller wanneer verdachten een pistool hadden.

Fig. 3 Voorbeeld afeelding onderzoek Nieuwenhuys et al. (2012)

Uit het onderzoek van Nieuwenhuys et al. (2012) blijkt dus dat stress invloed heeft op het gedrag van agenten wanneer zij zich in situaties bevinden waarin zij een beslissing moeten nemen om een verdachte te schieten of niet. De eerder omschreven incidenten waarbij “verdachten”, in de persoon van Michael Brown, Rishi Chandrikasing en Trayvon Martin, gedood werden, waren hoogstwaarschijnlijk ook stressvolle situaties voor de wethandhavers die besloten om te schieten. In dit onderzoek zullen we stress gaan meten om te kijken of dit ook bij het spelen van de shooter game een mogelijke verklaring zou kunnen zijn voor het optreden van de shooter bias. We verwachten een positieve relatie te vinden tussen stress en de shooter bias. Dus hoe meer gestresst iemand is, hoe meer diegene de shooter bias zal vertonen.

Waar we in ons onderzoek echter ook in geïnteresseerd zijn, is de vraag of er een sekseverschil bestaat omtrent de shooter bias. Dit sekseverschil zou dan mogelijk veroorzaakt kunnen worden door de verschillende manier waarop mannen en vrouwen op stress reageren. In de volgende paragraaf zal daarom gekeken worden naar

(13)

1.4. Stress en sekseverschillen

Het blijkt dat vrouwen meer stress ondervinden dan mannen (Matud, 2004). Uit dit onderzoek bleek dat vrouwen meer chronische stress en meer (kleinere) dagelijkse stress ervaren dan mannen. Ook bleek dat mannen en vrouwen anders omgaan met stress, dit worden ookwel coping-styles genoemd. Vrouwen gaan emotioneler en meer vermijdend om met stress dan mannen. Ook blijken vrouwen op een minder rationele manier om te gaan met stress dan mannen.

In een onderzoek van Kelly, Tyrka, Anderson, Price en Carpenter (2008) blijkt eveneens dat vrouwen anders reageren op stress dan mannen. Deelnemers aan dit

onderzoek ondergingen de Trier Social Stress Test, een psychosociale test waarbij stress wordt opgewekt bij personen doordat zij voor een ‘jury’ een aantal handelingen/taakjes moeten uitvoeren welke stress opwekken (men moet bijvoorbeeld een presentatie van 5 minuten voorbereiden en kort voor de presentatie wordt het spiekbriefje van de

deelnemer ‘kwijtgemaakt’). Bij onderzoek met behulp van de Trier Social Stress Test is men veelal geinteresseerd in zowel fysieke (cortisolgehalte en hartslag) als psychische uitkomsten (bijvoorbeeld angst of boosheid). Kelly et al. (2008) vonden geen verschil in de fysieke uitkomsten van mannen en vrouwen. Vrouwen vertoonden echter wel vaker gevoelens van angst, boosheid en geirriteerdheid dan mannen na de Trier Social Stress Test.

Er is echter redelijk weinig wetenschappelijke literatuur te vinden over de relatie tussen stress en sekseverschillen binnen het onderzoeksveld van de psychologie. Waar echter wel (veel) onderzoek naar gedaan wordt binnen de psychologie is de relatie tussen sekseverschillen en sensation seeking (sensatie zoeken) of risk taking (risico nemen). Ookal zijn deze constructen niet geheel hetzelfde als stress, gaan wij er hier vanuit dat het zoeken naar sensatie en het nemen van risico’s wel verwant is aan stress.

Het zoeken naar sensatie is gebaseerd op het idee dat er consistente individuele verschillen zijn in optimale stimulatie en opwinding van mensen. Zuckerman (1994) beschreef sensatie zoeken als een eigenschap dat gedefinieerd wordt door het zoeken van gevarieerde, nieuwe, complexe en intense sensaties en ervaringen en de bereidheid om fysieke, sociale, juridische en financiële risico's te nemen in het belang van een dergelijke ervaring.

(14)

Mannen lijken meer sensatie te zoeken dan vrouwen dat doen (Butkovic en Bratko, 2003). Aan de hand van de SSS (Sensation Seeking Scale) ontwikkeld door Zuckerman, Eysenck en Eysenck (1978), bleek dat mannen meer naar sensatie en avontuur op zoek gaan, ongeremder zijn en sneller verveeld zijn dan vrouwen. Er was geen verschil tussen mannen en vrouwen in het op zoek gaan naar nieuwe ervaringen.

Uit een onderzoek van Killgore, Grugle, Killgore en Balkin (2010) blijkt tevens dat mannen meer risico’s nemen dan vrouwen (risk taking). Uit een analyse van de uitkomsten van de Evaluation of Risks Scale, bleek dat mannen meer aan ‘Gevaar zoeken’, meer ‘Energie’ hadden, meer een gevoel van ‘Onoverwinnelijkheid’ hadden en meer de neiging hadden om risico’s te nemen dan vrouwen.

We veronderstellen hier dat mannen beter om kunnen gaan met stress, aangezien zij dus meer geneigd zijn om sensatie te zoeken en risico’s te nemen dan vrouwen. Zijn

mannen dan ook beter in het spelen van de shooter game dan vrouwen?

In de volgende paragraaf zullen we kijken naar de relatie tussen de shooter bias en sekseverschillen.

1.5. Shooter bias en sekseverschillen

Er is weinig onderzoek verricht naar de Shooter Bias en sekseverschillen en het onderzoek dat er is gedaan betreft onderzoek naar de invloed van sekse door het geslacht van de “verdachte” te manipuleren. Zo blijkt uit een onderzoek van Plant, Goplen en Kunstman (2011) dat deelnemers een sekse bias vertoonden ten opzichte van blanke vrouwelijke verdachten in vergelijking tot blanke mannelijke verdachten. Dit betekent dat zij minder schoten bij het zien van een blanke vrouwelijke verdachte dan wanneer zij een blanke mannelijke verdachte zagen. Ook vonden Plant et al. (2011) dat blanke deelnemers donkere mannelijke verdachten vaker schoten dan donkere

vrouwelijke verdachten of leden van hun (eigen) blanke ingroup.

In het onderzoek van Plant is dus wel een sekseverschil gevonden m.b.t. de persoon afgebeeld op het computerscherm, de verdachte, in de shooter bias, maar in dit huidige onderzoek zijn wij geïnteresseerd in de vraag of het uitmaakt of je man of vrouw bent in de rol van de beoordelaar, dus degene die het spel speelt.

(15)

1.6. Huidig onderzoek: Shooter bias, sekseverschillen en stress

Aangezien er nog geen onderzoek gedaan is naar het verband tussen shooter bias, sekseverschillen en de rol van stress hierbij zal met dit onderzoek een eerste stap gezet worden in deze richting.

1.7. Hypothesen

Op basis van het bovenstaande is een aantal hypothesen opgesteld over de manier waarop stress verantwoordelijk is voor het te verwachten sekseverschil in de beoordeling van een ‘shooter’ bij de shooter bias:

1. Vrouwen zullen meer stress vertonen dan mannen bij het spelen van de shooter game.

2. We verwachten een positieve relatie te vinden tussen stress en de shooter bias. Dus hoe meer gestresst iemand is, hoe meer diegene de shooter bias zal vertonen 3. We verwachten dat vrouwen meer de shooter bias zullen vertonen dan mannen

4. We verwachten een mediatie-effect te vinden. Stress medieert het effect van sekse op de shooter bias, d.w.z. het verband tussen sekse een de shooter bias kan

(16)

2. Methode

2.1. Deelnemers

In totaal deden er 38 deelnemers mee aan het onderzoek. Na verwijdering van een deelnemer, die zelf aangaf dat zij het onderzoek niet goed had uitgevoerd, bleven er 37 deelnemers over. Deze overgebleven groep deelnemers bestond uit 18 vrouwen en 19 mannen met een gemiddelde leeftijd van 33 jaar. Zeven deelnemers werden geworven via de Universiteit van Amsterdam. Zij waren allen 1e jaars Psychologiestudenten. Zij kregen voor hun deelname een beloning in de vorm van een proefpersoonpunt. De andere deelnemers werden geworven in de omgeving van de onderzoeker en ontvingen geen vergoeding voor hun deelname.

2.2. Design

Er werd gebruik gemaakt van een design bestaande uit 1 between subjects variable, namelijk; sekse (man/vrouw) x 2 within subjects variabelen, namelijk etnische afkomst (donker/blank) en wapen (wel/geen).

2.3. Materialen

2.3.1. Shooter bias taak; het spel

Deelnemers moesten op een laptop het shooter bias spel spelen, de shooter game. We volgden excact dezelfde methode, zoals ontwikkeld door Correll et al. (2002). Wij verkregen dit spel van een studiegenoot, genaamd Frank Brasser, die ook een onderzoek deed naar de Shooter bias.

Het spel maakt gebruik van PsyScope software (Cohen, MacWhinney, Flatt, & Provost, 1993). Het spel is een simpel videospel dat een serie van achtergrond- en

targetafbeeldingen toont. Er werden in totaal 20 verschillende achtergronden en 80 target afbeeldingen gebruikt in het videospel. Twintig jonge mannen, 10 donker getinte Afro-Amerikaanse mannen en 10 blanke (Amerikaanse) mannen fungeerden als model voor het videospel. Ieder ‘model’ verscheen vier keer in het spel, twee keer als target met een wapen en twee keer als target zonder wapen, telkens met een ander object en

(17)

wapen objecten (een zilverkleurig aluminium blikje, een zilverkleurige camera, een zwarte mobiele telefoon en een zwarte portomonnee) en twee wapens (een

zilverkleurige revolver en een zwart 9-mm pistool). Elk object werd even vaak gebruikt in de vijf verschillende poses. De vier target afbeeldingen werden afgezet tegen een willekeurig bepaalde achtergrond. Deze verschillende achtergronden bestonden uit foto’s van; perrons op een treinstation, parken, hotelingangen, voor de ingang van restaurants en op stoepen. Elke achtergrond werd één keer gebruikt in elk van de vier condities (donker x wapen, donker x geen wapen, blank x wapen en blank x geen wapen) en de targets werden één keer op dezelfde achtergrond afgebeeld.

Om te oefenen werden er eerst 20 oefentrails doorlopen waarvan de resultaten niet geregistreerd en gebruikt werden. Vervolgens werd het videospel gespeeld, deze bestond uit 80 trails met 20 trails in iedere conditie. Elk van de 80 trails begon met een fixatiepunt, gevolgd door een serie van lege zwarte achtergronden gepresenteerd op een slide-showachtige wijze. Hoeveel achtergronden er in een bepaalde trail voorkwamen was willekeurig bepaald, variërend van één tot vier keer. De tijdspan van hoelang een afbeelding werd getoond was ook willekeurig, variërend van 500 tot 1000ms. De laatste achtergrondfoto werd vervangen door een afbeelding met een target erop. Vanuit het perspectief van de deelnemer leek het zo net alsof de target opeens op de achtergrond verscheen. Het spel is op een dusdanige manier ontwikkeld, zodat een deelnemer nooit zal weten waar de target zal verschijnen op de achtergrond of wanneer er een reactie vereist wordt. Een deelnemer dient zo snel mogelijk te beoordelen of het object, wat de target vastheeft, een wapen is of niet. Er werden punten geven of afgenomen op basis van de prestatie. Een ‘hit’ (correct schieten van een target dat een wapen vastheeft) leverde tien punten op en een correcte ‘rejectie’ (niet schieten van een target dat niet een wapen vastheeft) leverde vijf punten op. Een ‘vals alarm’ (schieten van een target die geen wapen vastheeft) werd bestraft met het afnemen van 20 punten. Een ‘misser’ (niet schieten wanneer target een wapen vastheeft) werd bestraft met de hoogst mogelijke straf, namelijk het afnemen van 40 punten. Om te voorkomen dat deelnemers niet zouden reageren werden er tien punten afgenomen als de deelnemer niet binnen 850ms reageerde. Deze tijdspan is geselecteerd om deelnemers te dwingen relatief snel te reageren.

Deelnemers moesten op de “A”-knop drukken wanneer zij niet wilden schieten en op de “L”-knop wanneer zij wel wilden schieten.

(18)

De beslissingen van deelnemers (schieten of niet schieten) en hun reactietijden werden voor elke trail bijgehouden. Aan het eind van een trail kregen de deelnemers feedback via het computerscherm of zij de juiste beslissing hadden genomen op die trail en kregen zij hun totaal aan behaalde punten te zien.

2.3.2. Inquisit

De reactietijden en de beslissingen van deelnemers werden verwerkt in het programma Inquisit. Dit programma wordt veel gebruikt bij onderzoek naar gedragingen van mensen. Hiermee kunnen verschillende cognitieve, sociale en neuropsychologische metingen gecreërd en geregistreerd worden.

2.3.3. Geonaute hartslagmeter

Deelnemers werden gekoppeld aan een hartslagritmemeter van het merk Geonaute. Door middel van een hartslagband, die om de borst van de deelnemer bevestigd werd, kon de hartslag gemeten worden. De band stuurde deze gegevens naar een apparaat dat de gegevens opsloeg. Deze gegevens konden vervolgens via de website van Geonaute geüpload worden en daarna opgeslagen worden voor verdere verwerking.

2.3.4. ‘Ervaren Stress’ schaal

Deelnemers kregen een aangepaste versie van de ‘Intergroup Anxiety’ schaal ontwikkeld door W.G. Stephan and Stephan (1985) om de ervaren stress van de

deelnemers te meten. Deelnemers gaven over 10 gemoedstoestanden (Nerveus, Op mijn gemak, Onzeker, Bedreigd, Zelfverzekerd, Veilig, Ongemakkelijk, Rustig, Gestresst, Angstig) aan op een schaal van 1 tot 7 in welke mate dit op hen van toepassing was, waarbij 1 voor ‘Helemaal niet’ staat en 7 voor ‘Heel erg’ (zie bijlage 1).

2.3.5. Vragenlijst

Deelnemers kregen een vragenlijst waarin gevraagd werd naar demografische gegevens, leeftijd, sekse, etnische afkomst (in welk land hun ouders geboren zijn) en nationaliteit (in welk land zij zelf geboren zijn).

(19)

2.3.6. Exploratieve analyse

Om na te gaan of de leeftijd van een deelnemer van invloed is op de Shooter bias zal hier exploratief naar gekeken worden.

2.3.7. Manipulatiecheck

Om na te gaan of deelnemers op de hoogte waren van het daadwerkelijke doel van het onderzoek werd hen aan het eind van het onderzoek gevraagd of zij een idee hadden waar het onderzoek over ging.

(20)

2.4. Procedure

Alle deelnemers kregen dezelfde taak toegewezen. Deelnemers namen plaats achter een computer of een laptop. Naast hen op tafel lagen omgekeerd de vragenlijst naar

demografische gegevens en een aangepaste versie van de ‘intergroup anxiety’ schaal. De taak die de deelnemers op de computer uitdienden te voeren duurde ongeveer 20 minuten. Allereerst ondertekenden de deelnemers een ‘informed consent’. Vervolgens werd de hartslagritmemeter bevestigd bij de deelnemers. Deze werd eenmaal getest om te kijken of er een goede verbinding was tussen de hartslagmeter en de ontvanger. Vervolgens werd de deelnemers verzocht om de papieren (vragenlijst en de aangepaste versie van de ‘intergroup anxiety’schaal) omgekeerd op tafel te laten liggen, totdat zij klaar waren met de computertaak. Vervolgens werd hen gevraagd aandachtig de instructies (zie bijlage 2) te volgen en indien zij vragen hadden, na het lezen van de instructies, de proefleider te roepen. Er volgde een korte oefening met het spel. Hierna werd de taak uitgevoerd. Wanneer de deelnemers klaar waren met de taak riepen zij de proefleider en werden zij ontkoppeld van de hartslagritmemeter. Vervolgens vulden zij de vragenlijst en de aangepaste versie van de ‘intergroup anxiety’ schaal in. Hierna was het onderzoek afgelopen en konden de deelnemers vragen stellen indien zij deze

hadden. De deelnemers kregen een korte uitleg over het doel van het onderzoek en werden tot slot bedankt voor hun deelname.

Het onderzoek werd op verschillende manieren afgenomen.

De deelnemers afkomstig van de Universiteit van Amsterdam kregen ieder een apart hokje toegewezen waarin zij het onderzoek ondergingen. Voor de overige deelnemers was geen apart hokje beschikbaar. Zij voerden het onderzoek uit achter een laptop. De proefleider zorgde voor een lege, rustige ruimte waar de deelnemers alleen werd gelaten en in alle rust en zonder afleiding de taak kon uitvoeren.

(21)

3. Resultatensectie

Voor het toetsen van de hypothesen in dit onderzoek is er verschillende malen gebruik gemaakt van een Paired Sample T-test en ook is er tweemaal een Independent Samples T-test uitgevoerd. Hieronder volgt een overzicht van de resultaten en relevante trends. Eerst zal worden gekeken naar de manipulatiecheck. Vervolgens zal worden gekeken naar de verschillende afhankelijke variabelen. Hierna wordt nog kort een exploratieve analyse uiteengezet. Tenslotte zal uiteengezet worden in hoeverre de gevonden resultaten de hypothesen ondersteunen.

3.1. Manipulatiecheck

Om na te gaan of deelnemers op de hoogte waren van het daadwerkelijke doel van het onderzoek werd hen aan het eind van het onderzoek gevraagd of zij een idee hadden waar het onderzoek over ging.

Geen van de deelnemers wist aan te geven wat het daadwerkelijke doel van het onderzoek was, namelijk onderzoeken of er sekseverschillen omtrent de shooter bias zijn en of deze veroorzaakt worden door verschil in stress bij mannen en vrouwen. Het is in dit geval goed geweest dat het onderzoek met name is uitgevoerd onder niet psychologiestudenten, waarvan verwacht kan worden dat zij sneller op de hoogte zullen zijn van een begrip als de shooter bias dan mensen die niet psychologie studeren of hebben gestudeerd. Zeven van de 38 deelnemers waren wel eerstejaars

psychologiestudent, maar geen van hen heeft aangegeven het daadwerkelijke doel van het onderzoek te weten.

3.2. Gegevens deelnemer verwijderd

De gegevens en resultaten van één van de deelnemers is niet opgenomen in het

onderzoek, aangezien deze persoon na het uitvoeren van het onderzoek zelf aangaf dat zij het niet goed had begrepen. Deze deelnemer zei dat het waarschijnlijk helemaal verkeerd was gegaan, omdat zij iedere keer al op de knop had gedrukt, voordat ze überhaupt een target/ persoon met een voorwerp in zijn hand gezien had op het beeldscherm.

Alle analyses zijn dus uitgevoerd met N=37. Deze groep bestaat uit 19 mannen en 18 vrouwen.

(22)

3.3. Afhankelijke variabelen

Om na te gaan of de manipulaties van invloed waren op de afhankelijke variabelen (hartslag, stressscore, stressscore en shooter bias, sekse en shooter bias, sekse, stress en shooter bias) is er gebruik gemaakt van verschillende Paired Sample T-testen en twee Independent Samples T-testen. Hieronder volgt een overzicht van de significante resultaten en trends bij de afhankelijke variabelen.

3.3.1. Hartslag

Hartslag voor en tijdens het spelen van de shooter game

Om dit te onderzoeken is de hartslag van de deelnemers gemeten voorafgaand aan het spelen van de shooter game. Dit werd gemeten tijdens het lezen van de instructies van het onderzoek. Dit diende als een meting van de hartslag van de deelnemers in een (nog) neutrale staat. Ook werd de hartslag van de deelnemers gemeten tijdens het spelen van de shooter game.

Allereerst is er een variabele aangemaakt (Hartslag 1) van de gemiddelde hartslag van alle deelnemers samen voordat zij de shooter game gingen spelen.

Vervolgens is er een variabele aangemaakt (Hartslag 2) van de gemiddelde hartslag van alle deelnemers samen tijdens het spelen van de shooter game .

Het gemiddelde van Hartslag 1 was 87.49 slagen per minuut. Het gemiddelde van Hartslag 2 was 92.24 slagen per minuut.

Om na te gaan of Hartslag 1 significant van Hartslag 2 verschilde is een Paired Sample T-test uitgevoerd.

Uit analyse blijkt dat ze niet significant van elkaar verschillen: p=.361.

Dit betekent dat de hartslag van deelnemers niet (significant) toenam door het uitvoeren van de Shooter bias taak.

Hartslag mannen en vrouwen voor en tijdens het spelen van de shooter game Om na te gaan of de hartslagen van mannen en vrouwen van elkaar verschillen voorafgaand aan het spelen van de shooter game en tijdens het spelen van de shooter game is een Independent Samples T- test uitgevoerd.

Eerst is er een analyse gedaan over Hartslag 1 en sekse, dus de gemiddelde hartslag voorafgaand aan het spelen van de shooter game voor mannen en vrouwen los van elkaar.

(23)

Het gemiddelde van Hartslag 1 voor mannen was 85.89 slagen per minuut (SD= 24.59). Het gemiddelde van Hartslag 1 voor vrouwen was 89.17 slagen per minuut (SD= 23.69).

Vervolgens is er een analyse gedaan over Hartslag 2 en sekse, dus de gemiddelde hartslag tijdens het spelen van de shooter game voor mannen en vrouwen los van elkaar. Het gemiddelde van Hartslag 2 voor mannen was 86.89 slagen per minuut (SD= 32.02). Het gemiddelde van Hartslag 2 voor vrouwen was 97.89 slagen per minuut (SD=36.02). Vervolgens is gekeken of dit verschil in hartslagen voor mannen en vrouwen significant van elkaar verschilden (Hartslagverschil= Hartslag 2- Hartslag 1).

Aangezien de gemiddelde hartslagen van vrouwen op Hartslag 2 hoger was dan op Hartslag 1, wat ook verwacht werd, is er een Paired Sample T-test uitgevoerd om te kijken of dit verschil ook daadwerkelijk significant is. Uit deze analyse blijkt dat dit niet het geval is (M=-8.72, SD=34.29; t(17)=-1.08, p=.27).

Er was geen significant verschil in de toename van de hartslagen van mannen voor het spelen van de shooter game en tijdens het spelen van de shooter game (M=1.00, SD=28.50) en in de toename van de gemiddelde hartslagen van de vrouwen voor het spelen van de shooter game en tijdens het spelen van de shooter game (M=8.72, SD=33.48); t(36)= -.75, p=.46.

Dit betekent dat er door het spelen van de shooter game geen (significant) verschil is in de hartslagen van mannen en vrouwen door het uitvoeren van de taak.

Wanneer verondersteld wordt dat een hogere hartslag meer stress betekent, dan blijkt uit de resultaten dat er door het spelen van de shooter game hierin geen verschil tussen mannen en vrouwen bestaat, hoewel de gemiddelden van de vrouwen wel in de verwachte richting wijzen.

3.3.2. Stressscore

Vervolgens is gekeken naar de relatie tussen sekse en de stressscore. Deze score is de uitkomst van de aangepaste ‘intergroup anxiety’ schaal die deelnemers, na het uitvoeren van de shooter bias taak, zelf hebben ingevuld.

Omscoren

Om uiteindelijk een gemiddelde stressscore (somscore van de zelf aangegeven

(24)

Nerveus, Op mijn gemak, Onzeker, Bedreigd, Zelfverzekerd, Veilig, Ongemakkelijk, Rustig, Gestresst en Angstig. Om deze gemoedstoestanden met elkaar te kunnen vergelijken en uiteindelijk een duidelijke score voor ervaren stress te hebben, moesten de “positieve” gemoedstoestanden (Op mijn gemak, Zelfverzekerd, Veilig en Rustig) omgescoord worden.

Totaal score voor stress

Om een totaal score voor stress te krijgen moesten alle (omgescoorde)

gemoedstoestanden bij elkaar worden opgeteld en gedeeld worden door 10 (=aantal gemoedstoestanden).

Betrouwbaarheidsanalyse

Om na te gaan of de aangepaste versie van de ‘intergroup anxiety’ betrouwbaar is, is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. Hiervoor is Cronbach's alpha gebruikt wat een coëfficiënt van interne consistentie weergeeft. Dit wordt vaak uitgevoerd om de betrouwbaarheid van een psychometrische test weer te geven. Er werd een Cronbach’s Alpha van .836. gevonden, dit geeft al een goede betrouwbaarheid weer, want het is boven .8. Wanneer het item Veilig verwijderd wordt, deze is namelijk lager dan .3 (wat betekent dat dit item niet goed correleert met de overall schaal), wordt een Cronbach’s Alpha van .88 verkregen. Het item Veilig is daarom verwijderd en niet opgenomen in verdere analyses.

Stressscore voor mannen en vrouwen

Op de aldus verkregen stressscore is het effect van sekse getoetst. Hiervoor is een Independent Samples T-test uitgevoerd. Hier is wel een significant verschil in de stressscore voor mannen en vrouwen gevonden. De stressscore van mannen (M=1.88, SD=.61) en de stressscore van vrouwen (M=2.94, SD=.76) verschilden significant van elkaar; t(36)=-4.71, p<.01. Dit betekent dat, zoals verwacht, vrouwen aangeven meer stress te ervaren dan mannen tijdens het spelen van de shooter game.

3.3.3. Stress en shooter bias

Om na te gaan of de shooter bias daadwerkelijk is opgetreden per deelnemer is eerst een variabele aangemaakt die dit aantoont. Hiervoor is gekeken naar de reactietijden van de

(25)

deelnemers en naar het aantal fouten die deelnemers maakten tijdens het spelen van de shooter game.

Stress en Shooter bias op basis van reactietijden

Hiervoor zijn de reactietijden van de deelnemers gebruikt op; 1. Object Black = Donker persoon met object (=geen wapen) 2. Object White = Blank persoon met object (=geen wapen) 3. Gun Black = Donker persoon met wapen

4. Gun White = Blank persoon met wapen

Om een shooter bias score op basis van reactietijden per deelnemer te krijgen is de volgende formule gebruikt; SB_RT= (1+4) – (2+3). Hoe hoger de gemiddelde reactietijd van de deelnemer, hoe meer bias deze deelnemer vertoonde. Er is geen correlatie gevonden tussen stress, op basis van de stressscore, en shooter bias op basis van de reactietijden van deelnemers, SB_RT, r=.25, N=37, p= .13. Dit is dus niet significant en het betreft een zwakke correlatie. Ook al is er geen significant verband gevonden en betreft het een zwakke correlatie, lijken de resultaten wel in de voorspelde richting te wijzen (hoe gestresster iemand is, hoe meer diegene de shooter bias

vertoond).

Om na te gaan of er een verschil tussen mannen en vrouwen bestaat omtrent stress, op basis van de stressscore, en de shooter bias op basis van de reatietijden is een Paired Samples T-test uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er voor zowel mannen als vrouwen geen significant effect gevonden is. Voor mannen is dit: r=.18, N= 19, p=.47, wat een zeer zwakke correlatie is. Voor vrouwen is dit: r=.36, N= 18, p=.14, hoewel er dus wel een iets sterkere correlatie gevonden wordt voor vrouwen is dit nog steeds een matig verband.

Stress en Shooter bias op basis van aantal fouten

Om de Shooter bias te vertonen dient een deelnemer meer fouten te maken. Hoe meer fouten een deelnemer maakt, hoe meer bias deze deelnemer vertoont. Er is een

percentage correct per stimulus berekend. Vervolgens is het percentage fouten per deelnemer berekend (100 – percentage correct GB/ OB/WG/OW, zo wordt het percentage fouten per deelnemer verkregen. Met de formule SB_fout= (1+4) – (2-3)) wordt een shooter bias score per deelnemer verkregen op basis van het percentage

(26)

fouten dat iemand heeft gemaakt. De relatie tussen stress, op basis van de stressscore, en percentage fout van de deelnemers is wel significant en het betreft een matige correlatie, SB_fout, r=.34, N =37, p= .04. Dit betekent dat deelnemers gestresster worden

naarmate er meer fouten worden gemaakt.

Om na te gaan of er een verschil tussen mannen en vrouwen gevonden wordt omtrent stress, op basis van de stressscore, en de shooter bias op basis van het percentage fouten is eveneens een Paired Samples T-test uitgevoerd. Hieruit blijkt dat voor mannen geen significant effect gevonden wordt, r=.18, N= 19, p=.45. Mannen rapporteren dus niet meer stress te ondervinden wanneer zij meer fouten maken. Voor vrouwen vinden we echter wel een redelijke correlatie tussen stress, op basis van de stressscore, en de shooter bias op basis van het percentage fouten en is dit verband wel (net) significant, r=.47, N= 18, p=.05. Dit betekent dat vrouwen zelf aangeven meer stress te ervaren wanneer zij meer fouten maken tijdens het shooter spel.

Hartslagverschil, zelf aangegeven stress en Shooter bias

Om na te gaan of er een verband is tussen het verschil in hartslag van deelnemers en de shooter bias op basis van de reactietijden en het percentage fouten is er wederom een Paired Samples T-test uitgevoerd (zie tabel 1). Om te kijken of er een verband bestaat tussen het verschil in hartslag (Hartslag 2- Hartslag 1) van deelnemers en de (zelf aangegeven) stresscore is er wederom een Paired Samples T-test uitgevoerd (zie tabel 1). Voor mannen en vrouwen hadden we al gezien dat er dat er door het spelen van de shooter game geen (significant) verschil gevonden is in de hartslagen van mannen en vrouwen, dus dit hoeft niet verder geanalyseerd te worden.

Tabel 1. Onderlinge correlaties en bijbehorende significantie hartslagverschil, stressscore en Shooter bias op basis van reactietijden en percentage fouten

Stressscore Hartslagverschil SB_RT SB_fout Stressscore 1 r=-.04, p=.83 r=.25, p=.13 r=.34, p=.03*

Hartslagverschil r=-.04, p=.83 1 r=.04, p=.83 r=.24, p=.15

SB_RT r=.25, p=.13 r=.04, p=.83 1 r=.32, p=.05*

SB_fout r=.34, p=.03* r=.24, p=.15 r=.32, p=.05* 1 *Correlatie is significant bij p≤.05

(27)

de stressscore, die mensen zelf aangeven, komen dus niet overeen. Ook tussen hartslagverschil en shooter bias op basis van de reactietijden wordt geen verband gevonden (r=.04, p=.83). Tussen hartslagverschil en shooter bias op basis van het percentage fouten wordt een zwak verband gevonden, maar dit is niet significant (r=.24, p=.15). Tussen de (zelf aangegeven) stressscore en shooter bias op basis van de

reactietijden vinden we een zwak verband, maar ook dit verband is niet significant (r=.25, p=.13).

3.3.4. Sekse en shooter bias

Om te onderzoeken of er een relatie bestaat tussen sekse en shooter bias is er gekeken of er een verband is tussen sekse en shooter bias op basis van de reactietijden van de deelnemers en tussen sekse en shooter bias op basis van percentage fouten die een deelnemer maakt tijdens het spelen van de shooter game. Om dit te onderzoeken is een Independent samples T- test uitgevoerd.

Sekse en shooter bias op basis van reactietijden

Er is geen significant verschil gevonden op basis van de reactietijden tijdens de shooter game voor mannen en vrouwen. Hoewel de gemiddelde reactietijden van de vrouwen (M=9.59, SD=51.18) wel iets hoger waren dan de gemiddelde reactietijden van de mannen (M=5.34, SD=42.68), is dit niet een significant verschil t(36)= -.028, p=.79.

Sekse en shooter bias op basis van percentage fouten

Ook in het percentage fouten die mannen en vrouwen maakten tijdens het spelen van de shooter game is geen significant verschil gevonden, t(36)= -.74, p=.47. Vrouwen

maakten gemiddeld wel iets meer fouten (M=6.94, SD=13.95) dan mannen (M=3.68, SD=12.89), maar dit was dus niet significant meer.

(28)

3.3.5. Sekse, stress en shooter bias

Aangezien er, helaas, geen effect gevonden is tussen stress en de shooter bias, ongeacht of deze nu gebaseerd was op de reactietijden van de deelnemers of het aantal fouten wat zij maakten, hoeft en kan er ook geen verdere analyse uitgevoerd worden.

3.4. Exploratieve analyse

Bovenstaande resultaten sluiten niet volledig aan bij de aanvankelijke voorspellingen. Om te onderzoeken welke andere processen er plaatsvonden en welke andere factoren van invloed waren op de afhankelijke variabele, is er een exploratieve analyse

uitgevoerd. Er is hierbij alleen gekeken naar de invloed van leeftijd op de shooter bias. Hiervoor is gekeken of er een correlatie bestaat tussen leeftijd en de gemiddelde

reactietijd van de deelnemers tijdens het spelen van de shooter game en het gemiddelde percentage aantal fouten dat gemaakt is door de deelnemers tijdens het spelen van de shooter game. Verondersteld kan worden dat jongere mensen meer ervaring hebben in het gebruiken van de computer en ook meer in contact zijn geweest met het spelen van computerspelletjes. ‘Oudere’ mensen zouden hierdoor mogelijk langzamer reageren op het spel en meer fouten maken. Er is geen correlatie gevonden tussen leeftijd en en de gemiddelde reactietijd van de deelnemers tijdens het spelen van de shooter game, r=.18, N=37, p=.29. Ook is er geen correlatie gevonden tussen leeftijd en het gemiddelde percentage aantal fouten dat gemaakt is door de deelnemers tijdens het spelen van de shooter game, r=.05, N=37, p=.78. Dit betekent dat leeftijd niet van invloed is op het spelen van de shooter game en dus de shooter bias.

3.5. Toetsing van de hypothesen

Er zal nu per hypothese gekeken worden in hoeverre deze ondersteund zijn door de hierboven beschreven resultaten.

De eerste hypothese (vrouwen zullen meer stress vertonen dan mannen bij het spelen van de shooter game) wordt deels wel ondersteund en deels niet ondersteund. Wanneer er naar de hartslagmeting gekeken wordt en verondersteld wordt dat een hogere hartslag meer stress betekent, dan vinden wij geen ondersteuning voor de

(29)

het spelen van de shooter game. Maar als gekeken wordt naar de resultaten van de zelf aangegeven stressscore van de deelnemers, dan vinden we dat de hypothese wel ondersteund wordt. Vrouwen geven namelijk zelf, meer dan mannen, aan dat zij stress ervaren tijdens het spelen van de shooter game.

De tweede hypothese (We verwachten een positieve relatie te vinden tussen stress en de shooter bias. Dus hoe meer gestresst iemand is, hoe meer diegene de shooter bias zal vertonen) komt ook deels, ook al is het een zwak en matig verband, wel uit en deels niet uit. Wanneer gekeken wordt naar de resultaten van de relatie tussen stress en de

reactietijden van de deelnemers tijdens het spelen van de shooter game wordt geen verband gevonden. Wanneer echter gekeken wordt naar de resultaten van de relatie tussen stress en het percentage gemaakte aantal fouten tijdens het spelen van de shooter game dan wordt er wel een verband gevonden.

Ook tussen het verschil in hartslag en shooter bias op basis van de reactietijden wordt geen verband gevonden, tussen hartslagverschil en shooter bias op basis van het percentage fouten wordt een zwak verband gevonden, maar dit was geen significant verband. Tussen de (zelf aangegeven) stressscore en shooter bias op basis van de reactietijden vinden we een zwak verband, maar ook dit verband is niet significant.

De derde hypothese (We verwachten dat vrouwen meer de shooter bias zullen vertonen dan mannen) wordt niet bevestigd. Hoewel vrouwen een gemiddeld minder snelle reactietijd vertonen dan mannen tijdens het spelen van de shooter game en zij ook een hoger percentage aantal gemaakte fouten vertonen dan mannen, blijkt na analyse van deze resultaten dat dit geen significante verschillen zijn.

Dit betekent dus dat vrouwen niet meer shooter bias vertonen dan mannen.

De vierde hypothese (We verwachten een mediatie-effect te vinden. Stress medieert het effect van sekse op de shooter bias, d.w.z. het verband tussen sekse een de shooter bias kan verklaard worden door stress) kan, helaas, niet getoetst worden, omdat er geen effect is van sekse op de shooter bias.

(30)

4. Discussie

In de discussie zal allereerst een samenvatting worden gegeven van de belangrijkste gevonden resultaten. Vervolgens zal zal ingaan worden op mogelijke verklaringen waarom de hypothesen niet zijn uitgekomen en wat dit betekent voor de theorie. Hierna komen tekortkomingen van het huidige onderzoek aan de orde en zullen er enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan worden. Tot slot zal de maatschappelijke relevantie van dit onderzoek worden beschreven.

4.1. Samenvatting

De gevonden resultaten stroken helaas niet goed met de opgestelde hypothesen. Van de vier hypothesen zijn slechts twee maar gedeeltelijk bevestigd.

De belangrijkste bevindingen van dit onderzoek zijn dan ook dat wanneer vrouwen zelf aangeven dat zij stress ervaren tijdens het spelen van de shooter game (door middel van de aangepaste versie van de ‘intergroup anxiety’ schaal), zij, meer dan mannen, stress ervaren tijdens het spelen van de shooter game. Als er echter gekeken wordt naar de hartslagmeting, waarbij verondersteld wordt dat een hogere hartslag meer stress

weergeeft, dan wordt er geen significant verschil waargenomen in de hoeveelheid stress tussen mannen en vrouwen.

De andere belangrijke bevinding van dit onderzoek is dat wanneer er gekeken wordt naar de resultaten van de relatie tussen stress en het percentage gemaakte aantal fouten tijdens het spelen van de shooter game dan wordt er wel een verband gevonden. Als er echter gekeken wordt naar de relatie tussen stress en de reactietijden van de deelnemers tijdens het spelen van de shooter game dan wordt er geen verband gevonden.

Ook werd in dit onderzoek geen ondersteuning gevonden dat vrouwen meer de shooter bias vertonen dan mannen. Uit dit onderzoek blijkt ook niet dat stress het effect van sekse op de shooter bias medieert, dat wil zeggen dat er geen ondersteuning gevonden wordt dat stress het verband tussen sekse en de shooter bias kan verklaren.

(31)

4.2. Mogelijke verklaringen

Een mogelijke verklaring voor de bevinding dat vrouwen van zichzelf aangeven meer stress te ervaren tijdens het spelen van de shooter game dan mannen, is dat vrouwen minder goed met tijdsdruk om kunnen gaan dan mannen. Tijdsdruk kan omschreven worden als; “een gevoel van niet genoeg tijd hebben om dingen af te maken en een gevoel van constant gehaast zijn” (Zuzanek, 2004).

Uit meerdere studies naar tijdsdruk blijkt dat vrouwen tijdsdruk in grotere mate ervaren dan mannen. Uit een onderzoek van Hilbrecht, Zuzanek en Mannell (2008) blijkt namelijk dat vrouwen meer tijdsdruk ervaren dan mannen en hier ook slechter mee om kunnen gaan. Ook uit onderzoek van Mattingly en Sayer (2006) blijkt dat er verschil in tijdsdruk voor mannen en vrouwen bestaat. Zij onderzochten sekseverschillen in tijdsdrukervaring onder volwassenen in de Verenigde Staten. Zij ontdekten dat vrouwen vaker aangaven tijdsdruk te ervaren dan mannen. Ook in het huidige

onderzoek geven vrouwen zelf aan meer stress te ervaren dan mannen, maar wanneer gekeken wordt naar de resultaten uit de hartslagmeting van mannen en vrouwen, dan lijkt het dat vrouwen niet fysiek meer stress ervaren.

Als naar de resultaten gekeken wordt van de uitkomsten van de shooter game, dan wordt er in het huidige onderzoek geen ondersteuning gevonden voor de shooter bias. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat Nederlanders niet een sterke stereotypering ten opzichte van (zeer) donker getinte mannen erop nahouden. De ‘modellen’ die als target gebruikt zijn in de shooter game zijn van Afro- Amerikaanse afkomst. Onderzoek dat gedaan is naar de shooter bias is, is veelal uitgevoerd in Amerika. In Amerika heerst er een sterke stereotypering ten opzichte van Afro-Amerikaanse mannen. In Nederland vindt men veel berichtgeving over mensen van Noord-Afrikaanse afkomst in de media terug, voornamelijk mensen van Marokkaanse afkomst, wat betreft misdrijven en geweldplegingen. Het zou dus mogelijk kunnen zijn dat Nederlanders meer stereotyperingen erop nahouden ten opzichte van deze groep mensen waardoor er in het huidige onderzoek dus geen ondersteuning gevonden wordt voor de shooter bias.

(32)

4.3. Mogelijke tekortkomingen eigen onderzoek en mogelijkheden voor vervolgonderzoek

Een groot deel van de resultaten komt niet overeen met de hypothesen. Een verklaring hiervoor is de nog niet eerder onderzochte opzet die in dit onderzoek gebruikt is. Dit onderzoek kan dus gezien worden als een pilot. Er zal nu een aantal beperkingen van het huidige onderzoek worden besproken. Tevens zal er in deze paragraaf aanbevelingen voor vervolgonderzoek uiteengezet worden.

Een mogelijke tekortkoming van dit onderzoek is dat de versie van de shooter game, zoals ontwikkeld door Correll et al. (2002) gebruikt is. In deze versie wordt gebruik gemaakt van Afro-Amerikaanse ‘modellen’ als target. In Nederland heerst het stereotype beeld omtrent deze groep mensen misschien minder dan in Amerika.

In Nederland vindt men veel berichtgeving over mensen van Noord-Afrikaanse afkomst in de media terug, voornamelijk mensen van Marokkaanse afkomst, wat betreft

misdrijven en geweldplegingen.

In vervolgonderzoek zouden mensen van Marokkaanse afkomst opgenomen moeten worden als target. Mogelijk zouden er andere resultaten gevonden zijn wanneer er afbeeldingen van mensen van Marokkaanse afkomst gebruikt zouden worden.

Een aantal resultaten, welke nu net niet significant zijn en een zwakke relatie

weergeven, zouden mogelijk sterker kunnen zijn wanneer er meerdere deelnemers mee zouden hebben gedaan aan het huidige onderzoek. Het huidige onderzoek zou nog een keer herhaald moeten worden, alleen dan met meer deelnemers.

In het huidige onderzoek is (verhoogde) hartslag gelijk gesteld aan stress. Er is nog geen onderzoek gedaan of bewijs gevonden dat dit ook daadwerkelijk het geval is. Ook in het huidige onderzoek is geen verband gevonden tussen hartslag en de zelf gerapporteerde stressscore. De fysiologische meting van stress en stress waarover mensen zelf

rapporteren, komen dus niet overeen.Vervolgonderzoek zou moeten nagaan of er een verband is tussen hartslag en stress.

Wat ook een tekortkoming van het huidige onderzoek is, is dat een deel van de theorie onderbouwd is op de veronderstelling dat het zoeken naar sensatie en het nemen van risico’s verwant is aan stress om de link met stress en sekseverschillen aan te kunnen

(33)

duiden. Er is namelijk zeer weing bekend en te vinden in de wetenschappelijke literatuur over de relatie tussen stress en sekseverschillen. Er is wel veel onderzoek te vinden binnen de medische literatuur, waarin veel over fysiologische gevolgen van stress worden behandeld, zoals verschil in hormoonontwikkeling van mannen en

vrouwen en over het verschil in ontwikkelde hersengebieden van mannen en vrouwen in relatie tot stress (Ordaz en Luna, 2012). Er is echter weinig literatuur te vinden in het werkveld van de (sociale) psychologie en dus weinig in verschil tusssen mannen en vrouwen en hun gedragsmatige reacties in relatie tot stress. Vervolgonderzoek zou een verband hiertussen moeten zoeken, zodat duidelijker wordt op welke manier stress invloed heeft op het gedrag van mannen en vrouwen.

4.4. Maatschappelijke relevantie en Take home message

Mensen maken beslissingen en handelen soms op basis van bepaalde stereotypen die ze er op nahouden over bepaalde groepen mensen. Zoals gebleken is kan dit leiden tot rampzalige gevolgen, namelijk in de gevallen van Michael Brown, Rishi Chandrikasing en Trayvon Martin. Wanneer mensen een te hoge cognitieve belasting krijgen te

verwerken dan wordt er snel teruggevallen op systemen als stereotyperen om snel te kunnen handelen en reageren. Voor personen, die vaak in stressvolle situaties terecht komen, waarin zij snel en adequaat moeten handelen, zoals politieagenten, is het van groot belang dat zij weten om te gaan met deze stress. Het is uiterst gevaarlijk als er in dit soort omstandigheden teruggevallen wordt op een primitieve manier van

informatieverking zoals stereotyperen.

Er bestaan uiteraard ook vrouwelijke politieagenten en voor hen is het ook van belang om te weten waar hun sterktes, maar toch ook zeker hun beperkingen kunnen liggen. Dit onderzoek laat namelijk zien dat vrouwen zelf aangeven meer stress te ervaren dan mannen tijdens een stressvolle taak. Dit heeft in dit onderzoek niet geleid tot een sterkere shooter bias.

Het is belangrijk om meer inzichten in de relatie tussen de shooter bias, stress en sekseverschilen te verkrijgen.

Ook al zijn de hypothesen van dit onderzoek niet of slechts gedeeltelijk uitgekomen draagt het hopelijk wel bij aan meer begrip over de shooter bias. Hopelijk dat er in de toekomst, door gedegen onderzoek naar stereotypering, de shooter bias en mogelijke

(34)

variabelen die daar op invloed van kunnen zijn, dit soort dramatische gebeurtenissen gereduceerd kan worden.

Voor de drie jonge jongens Michael Brown, Rishi Chandrikasing en Trayvon Martin is het helaas te laat.

(35)

5. Literatuurlijst

Aronson, E., Wilson, T. D., & Akert, R.M. ( 2005). Social Psychology, Upper Saddle River, NJ: Prentice Hall.

Butkovic, A., & Bratko, D. (2003). Generation and Sex Differences in Sensation Seeking: Results of the Family Study. Perceptual and Motor Skills, 97, 965-970.

Correll, J., Park, B., Judd, C. M., & Wittenbrink, B. (2002). The police officer’s

dilemma: Using ethnicity to disambiguate potentially threatening individuals. Journal of Personality and Social Psychology, 83, 1314-1329.

Correll, J., Park, B., Judd, C. M., & Wittenbrink, B. (2007). The influence of

stereotypes on decisions to shoot. European Journal of Social Psychology, 37, 1102-1117.

Correll, J., Wittenbrink, B., Park, B., Judd, C. M., & Goyle, A. (2011).

Dangerous enough: Moderating racial bias with contextual threat cues. Journal of Experimental Social Psychology 47, 184–189.

Correll, J., Park, B., Judd, C. M., & Wittenbrink, B., Sadler, M. S., & Keesee, T. (2007). Across the thin blue line: Police officers and racial bias in the decision to shoot. Journal of Personality and Social Psychology, 92, 1006-1023.

Hilbrecht, M., Zuzanek, J., & Mannell, R.C. (2008). Time Use, Time Pressure and Gendered Behavior in Early and Late Adolescence. Sex Roles, 58, 342–357.

Kelly, M. M., Tyrka, A. R., Anderson, G. M., Price, L. H., & Carpenter, L. L. (2008). Sex differences in emotional and physiological responses to the Trier Social Stress Test. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 39(1), 87-98.

Killgore, W. D., Grugle, N. L., Killgore, D. B., & Balkin, T. J. (2010). Sex differences in self-reported risk-taking propensity on the Evaluation of Risks scale. Psychological Reports, 106 (3), 693-700.

(36)

Mattingly, M. J., & Sayer, L. C. (2006). Under pressure: Gender differences in the relationship between free time and feeling rushed. Journal of Marriage and Family, 68, 205–221.

Matud, M. P. (2004). Gender differences in stress and coping styles. Personality and Individual Differences, 37(7), 1401-141.

Nieuwenhuys, A., Savelsbergh, G. J. P., & Oudejans, R. R. D. (2012). Shoot or don't shoot? Why police officers are more inclined to shoot when they are anxious. Emotion, 12, 827-833.

Ordaz, S., & Luna, B. (2012). Sex differences in physiological reactivity to acute psychosocial stress in adolescence. Psychoneuroendocrinology, 37, 1135-1157.

Payne, B. K. (2001). Prejudice and perception: The role of automatic and controlled processes in misperceiving a weapon. Journal of Personality and Social Psychology, 81, 181-192.

Payne, B. K. (2006). Weapon Bias Split-Second Decisions and Unintended Stereotyping. Current Directions in Psychological Science, 15, 287-291.

Plant, E. A., & Peruche, B. M. (2005). The consequences of race for police officers’ responses to criminal suspects. Psychological Science, 16,

180–183.

Plant, A. E., Goplen, J., & Kunstman, J. W. (2011).

Selective responses to threat: The roles of race and gender in decisions to shoot. Personality and Social Psychology Bulletin, 37, 1274–1281.

Tajfel, H. (1982). Social psychology of intergroup relations. Annual Review of Psychology, 33, 1-39.

(37)

Wigboldus, D. H. J., Sherman, J. W., Franzese, H. L., & van Knippenberg, A. (2004). Capacity and comprehension: Spontaneous stereotyping under cognitive load. Social Cognition, 22, 292-309.

Zuckerman, M., Eysenck, S. B. J., & Eysenck, H. J. (1978). Sensation seeking in England and America: Cross-cultural, age, and sex comparisons. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 46 (1), 139-149.

(38)

6. Bijlagen

(39)
(40)

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De vakman gww leest, begrijpt en interpreteert de tekening en opdracht bij het precies en accuraat stellen van banden en kolken, het plaatsen van straatpotten en putranden en

In de eerste plaats moet het vaccin ervoor zorgen dat de dieren niet meer ziek worden, legt Bianchi uit, maar ook moet duidelijk worden of het virus zich via de ge

In vervolg op het Bestuursakkoord natuur werken Rijk en provincies momenteel samen met maatschappelijke organisaties aan een hoofdlij- nennotitie met kaders en ambities voor

1 tracht door een analyse van de centrale categorie van de sociologie, namelijk het positionele handelen, vast te stellen wat de oorzaken ' van het conflict zijn en in welke

A microgrid is an electric power system consisting of distributed energy resources (DER), which may include control systems, distributed generation (DG) and/or distributed

Het valt echter niet te betwij- felen, dat ook daar velen, na te hebben geprobeerd zich er een bestaan te scheppen, het land weer hebben moeten verlaten, terwijl anderen, die

Met het voorgaande hebben wij niet willen bestrijden, dat de belo- ning van de drie productiefactoren (arbeid, kapitaal en grond) in de land- bouw in het algemeen geringer is dan in

Recently, the integration of hybrid membranes in microdevices was demonstrated for charge-based separations.[1] These microdevices contained one microchannel sandwiched between