• No results found

Een vergelijking tussen allochtone Nederlanders en autochtone Nederlanders met betrekking tot voorspellende factoren van overgewicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een vergelijking tussen allochtone Nederlanders en autochtone Nederlanders met betrekking tot voorspellende factoren van overgewicht"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een vergelijking tussen allochtone Nederlanders en autochtone

Nederlanders met betrekking tot voorspellende factoren van overgewicht

Student: S.C.M. Sisouw de Zilwa Studentnummer: 10357564

Betreft: Eindversie bachelorproject Sociale Psychologie Begeleider: Alvin Westmaas

Datum: 22/05/2015 Aantal woorden: 4990 Aantal woorden abstract: 150

(2)

Abstract

Eerdere studies hebben grote verschillen aangetoond in de prevalentie van overgewicht tussen allochtone en autochtone Nederlandse kinderen. In deze studie werd onderzocht welke voorspellers bijdragen aan overgewicht bij Turkse/Marokkaanse kinderen in Nederland in vergelijking tot autochtone Nederlandse kinderen. Ouders van 35

Turkse/Marokkaanse en 62 Nederlandse kinderen van 6 tot 12 jaar werden gevraagd een vragenlijst in te vullen over de BMI, de mate van fysieke activiteit, het eetgedrag van het kind en de Sociaal Economische Status (SES) van de ouders. Tegen de verwachtingen in, bleek dat fysieke activiteit, eetgedrag en SES geen significante voorspellers waren van BMI. De

Turkse/Marokkaanse kinderen verschilden ook niet van de Nederlandse kinderen in BMI, fysieke activiteit, eetgedrag en SES. Voorlopig kan er geconcludeerd worden dat het grote verschil in prevalentie van overgewicht tussen Turkse/Marokkaanse en Nederlandse kinderen in deze studie niet is aangetoond en er meer onderzoek nodig is naar de voorspellende

(3)

Voorspellers van Overgewicht bij Allochtone en Autochtone Nederlandse Kinderen

Overgewicht is tegenwoordig een veel besproken probleem in Nederland. Tussen 1980 en 1997 is het aantal kinderen met overgewicht in Nederland twee- tot viervoudig

toegenomen (Wilde et al., 2009). In 1997 was in Nederland ongeveer dertien procent van de kinderen te zwaar. Studies tonen aan dat het aantal kinderen met overgewicht in Nederland sindsdien alleen maar sneller is toegenomen (van den Hurk et al., 2007). Er wordt veel onderzoek gedaan naar de oorzaken van dit actuele probleem en het is nog altijd een veel besproken thema binnen de politiek.

Volgens Schippers, minister van Volksgezondheid, is overgewicht de eigen

verantwoordelijkheid van de burger (Borrel, 2015). Vooral slechte gewoontes zorgen volgens haar voor overgewicht. Te weinig beweging, veel ongezonde voeding en sedentair gedrag werken overgewicht in de hand. Overgewicht ontstaat wanneer men meer energie uit voeding haalt dan dat men kwijt raakt aan fysieke beweging (Giammattei et al., 2003). Kinderen met overgewicht hebben een verhoogde kans op diabetes, hart- en vaatziekten en psychische problemen (Beukers et al., 2011). Om een gezond gewicht te behouden, moeten kinderen minimaal zestig minuten per dag lichamelijk actief zijn en twee keer per week actief bezig zijn met hun fysieke conditie (Kemper et al., 2000). Slechts 55 procent van de kinderen van vier tot elf jaar oud haalt deze norm (Hoeymans et al., 2010). Daarnaast eet slechts één procent van de kinderen in Nederland voldoende groente en 26 procent voldoende fruit. Ongeveer 10 procent van de kinderen in Nederland ontbijt niet dagelijks en een kwart van de achtjarigen heeft meer dan zeven eetmomenten per dag (Beukers et al., 2011).

Bij al deze gedragingen spelen ouders een grote rol. Ouders spelen een belangrijke rol bij het vormen van de gedragingen, gewoontes en attitudes van het kind en bij het opleggen van de fysieke en sociale omgeving (Tovar et al., 2012). Er zijn veel sociale en

(4)

gedragsfactoren van de ouders, zoals de opvoedingsvaardigheden en het eetgedrag van de ouders zelf, die overgewicht bij het kind beïnvloeden (Birch & Davison, 2001). Dit onderzoek richt zich dan ook op de vraag wat de rol is van de opvoeding van de ouders bij overgewicht van kinderen.

Een voorbeeld van de rol die opvoeding speelt bij overgewicht van kinderen is het feit dat wanneer ouders hun kind teveel begrenzen in het eten, zij de zelfregulatie van het kind hiermee negatief beïnvloeden (Birch & Davison, 2011). Wanneer een kind zijn drang tot eten niet goed zelf onder controle kan houden, eet een kind vaak te veel. Op deze manier

bevorderen de ouders juist overgewicht bij hun kind (Constanzo & Woody, 1985). Bovendien komt het vaak voor dat wanneer de ouders overgewicht hebben, het kind vaak ook te zwaar is (Hof et al., 2011). Naast de rol van de opvoeding bij het eetgedrag van het kind, zijn er ook sociaal economische factoren die meespelen. Het opleidingsniveau, de werkstatus en het inkomen van de ouders hangen samen met het gewicht van het kind (Fredriks et al., 2005). Een lage sociaal economische status (SES) van de ouders is een voorspeller van overgewicht bij het kind.

Deze sociaal economische factoren zorgen volgens Seidell voorál voor de grote verschillen in gezondheid tussen mensen en niet zozeer de slechte eetgewoontes (Borrel, 2015). Het grote verschil tussen mensen in prevalentie van overgewicht is vooral een probleem van sociale ongelijkheid. In Nederland komt overgewicht dan ook voornamelijk veel voor bij de niet- westerse allochtone bevolkingsgroepen (Fredriks et al., 2005), welke vaak behoren tot de groepen met het laagste opleidingsniveau (Wilde et al., 2013). Vooral in Turkse en Marokkaanse gezinnen is de sociaal- economische situatie vaak minder gunstig. Bij hen komen werkloosheid en slechte woonomstandigheden vaker voor dan bij de Antilliaanse en Surinaamse bevolkingsgroepen in Nederland (van Egten et al., 2008). Sinds het begin van de crisis in 2008 is 37 procent van de Marokkaanse, 26 procent van de Turkse, 15 procent van

(5)

de Surinaamse en 17 procent van de Antilliaanse jongeren in Nederland werkloos tegenover 10 procent van de Nederlandse jongeren (Huijnk et al., 2014).

Dat vooral kinderen van ouders met een lagere SES een minder goede gezondheid hebben, kan men ook zien aan de bezoekers van jeugdgezondheidscentra in Nederland. Meer dan twee derde van de kinderen die jeugdgezondheidscentra bezoeken, heeft buitenlandse ouders en een kwart hiervan is van Marokkaanse of Turkse afkomst (Fredriks et al., 2004). De Marokkaanse en Turkse kinderen in Nederland hebben een twee tot vier keer hogere

prevalentie van overgewicht dan de Nederlandse kinderen. In Nederland komt overgewicht voor bij 23 procent van de Marokkaanse, 28 procent van de Turkse en 13 procent van de Nederlandse kinderen (de Wilde et al., 2009). Vooral bij Turkse jongens is de prevalentie van overgewicht enorm gestegen in de periode tussen 1999 en 2007.

De bovengenoemde cijfers geven grote verschillen aan tussen bevolkingsgroepen als het gaat om overgewicht. Het lijkt er op dat culturele factoren ook een rol spelen bij de prevalentie van overgewicht. De Wilde et al. (2013) zeggen dat de gevonden verschillen in overgewicht tussen mensen resulteren uit een combinatie van biologische, culturele, sociaal- economische en omgevingsfactoren. Tot nu toe is er vooral veel onderzoek gedaan naar de invloed van genen op overgewicht en onvoldoende naar de invloed van de omgeving (Birch & Davison, 2001).Volgens de Wilde et al. (2013) is er nog weinig bekend over welke culturele- en omgevingsfactoren voor zulke grote verschillen in overgewicht zorgen tussen Turkse, Marokkaanse en Nederlandse kinderen, maar zou het kunnen doordat preventieprogramma's en gezondheidsvoorlichtingen beter overkomen op autochtone Nederlandse ouders dan op Turkse en Marokkaanse ouders. Gegeven het feit dat niet- westerse allochtone ouders en hun kinderen een groter risico lopen om overgewicht te krijgen, is de identificatie van

(6)

In deze bachelorscriptie zal worden onderzocht welke voorspellers bijdragen aan overgewicht bij Turkse/Marokkaanse kinderen in Nederland in vergelijking tot de autochtone Nederlandse kinderen. Hierbij zal worden gekeken naar voorspellers met betrekking tot de opvoeding van het kind. Sociaal Economische Status (SES), fysieke activiteit en het eetgedrag van het kind zullen worden meegenomen als voorspellers van overgewicht. SES zal worden meegenomen als voorspeller in het onderzoek, omdat er grote verschillen zijn in SES tussen de Turkse, Marokkaanse en Nederlandse bevolkingsgroep (van Egten et al., 2008) en SES een belangrijke voorspeller is van overgewicht (Fredriks et al., 2005). Aangetoond is dat de SES van Turkse en Marokkaanse mensen vaak lager is dan van Nederlandse mensen (van Egten et al., 2008) en de verwachting is dat dit ook wordt gevonden in de resultaten van dit onderzoek. Omdat SES samenhangt met de mate van fysieke activiteit (Drenowatz et al., 2010), zal fysieke activiteit ook worden meegenomen als voorspeller in dit onderzoek. Kinderen van ouders met een lage SES vertonen minder fysieke activiteit dan kinderen van ouders met een hoge SES. Omdat Turkse en Marokkaanse ouders vaak een lagere SES hebben dan

Nederlandse ouders (van Egten et al., 2008), wordt er verwacht dat de Turkse en

Marokkaanse kinderen in Nederland minder fysieke activiteit vertonen dan de autochtone Nederlandse kinderen. Naast SES en fysieke activiteit, zal ook het eetgedrag van het kind worden meegenomen als voorspeller van overgewicht, omdat dit een van de belangrijkste voorspellers is (Giammattei et al., 2003). Aangezien er grote verschillen zijn in de prevalentie van overgewicht tussen de Turkse, Marokkaanse en autochtone Nederlandse kinderen (de Wilde et al., 2009), wordt er verwacht dat er verschillen in eetgedrag zullen zijn tussen deze bevolkingsgroepen.

Om te kijken of deze drie factoren de mate van overgewicht kunnen voorspellen, zal een kwantitatief onderzoek gedaan worden door middel van een vragenlijst. De vragenlijst zal

(7)

worden afgenomen bij Turkse en/of Marokkaanse en Nederlandse ouders van kinderen tussen de zes en twaalf jaar oud.

Methode Deelnemers

De deelnemers van dit onderzoek werden geworven op basisscholen via de oudercontactpersoon, op bijlesinstituten voor basisschoolkinderen en binnen het eigen

netwerk van de onderzoeker. Deelnemers konden alleen meedoen aan het onderzoek als zij (a) van Turkse, Marokkaanse of Nederlandse afkomst waren, (b) een kind hadden tussen de zes en twaalf jaar oud. Deelnemers werden uitgesloten van het onderzoek als zij vragen over BMI, afkomst van de ouders of andere relevante vragen niet volledig hadden ingevuld.

Materialen

Aan de hand van een samengestelde vragenlijst werd de Body Mass Index (BMI) van het kind, de SES van de ouders, de fysieke beweging en het eetgedrag van het kind gemeten.

Body -Mass -Index (BMI)

BMI van het kind werd gemeten door naar het gewicht en de lengte van het kind te vragen. BMI van het kind kon berekend worden door de lengte in meters en het gewicht in

kilogrammen in te vullen in de volgende berekening: BMI = gewicht (kg) / (lengte (m) x lengte (m)) (Talma et al., 2010).

(8)

Sociaal Economische Status (SES)

De SES werd geoperationaliseerd door te vragen naar het opleidingsniveau van de moeder van het kind. SES werd geoperationaliseerd door opleidingsniveau, omdat opleidingsniveau gerelateerd is aan de mate van gezondheidsgerelateerde kennis die iemand heeft (Tur et al., 2005). Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe meer gezondheidsgerelateerde kennis en hoe hoger de kans dat deze in de praktijk wordt gebracht (Tur et al., 2005 ). Het opleidingsniveau werd gemeten door alleen te vragen naar de laatst afgeronde opleiding van de moeder, omdat de moeder nog steeds meer betrokken is bij de zorg en opvoeding van het kind dan de vader (Dikkers et al., 2011). Vaders werken vaker fulltime dan moeders en zijn hierdoor minder bezig met de opvoeding. Volgens het Nationaal Kompas van Volksgezondheid (2014) kan opleidingsniveau verdeeld worden in drie categorieën: laagopgeleid (geen opleiding, basisonderwijs, Lager Beroepsonderwijs (LBO), MAVO en VMBO), middelhoog opgeleid (MBO, HAVO en VWO) en hoogopgeleid (Beroepsonderwijs (HBO) en Universiteit).

Fysieke activiteit

De fysieke activiteit werd gemeten aan de hand van vragen gebaseerd op de Activity

Questionnaire for Adults and Adolescents (AquAA). Het doel van de AquAA is om de duur en frequentie van lichamelijke activiteiten te meten (Slootmaker et al., 2009). De AquAA meet de mate van fysieke activiteit door onder andere vragen te stellen over vervoer naar school, buitenspelen en sporten. De deelnemer vulde per activiteit in hoeveel dagen per week hij de activiteit verrichtte en hoe lang hij daar gemiddeld mee bezig was per dag.

Eetgedrag

Het eetgedrag van het kind kan worden beschreven als de gewoontes die ouders en kinderen hebben met betrekking tot het eten van het kind. Het eetgedrag werd geoperationaliseerd door

(9)

vragen te stellen over de zelfregulatie van het kind en over de opvoeding van de ouders met betrekking tot het eten van het kind.

Zelfregulatie werd gemeten door een vragenlijst, gebaseerd op een vragenlijst uit het artikel van Tan en Holub (2011) en op vragen uit de Child's Eating Behavior Questionnaire (CEBQ). De vragenlijst uit het artikel van Tan en Holub (2011) bestond uit acht items en de antwoorden werden gemeten door een 5- punts Likertschaal, waarbij de antwoordmogelijkheden varieerden van 1 (Oneens) tot 5 (Eens). Om de mate van zelf- regulatie te bepalen, werd het gemiddelde van alle antwoorden genomen. Hoge scores reflecteerden een goede zelf-

regulatie van voedingsinname. Een voorbeelditem zou kunnen zijn; "Mijn kind weet hoeveel voedsel hij of zij zou moeten eten" . De CEBQ was een rapportage door de ouders over de zelfregulatie van het kind (Wardle et al., 2001). Er werden vragen gesteld over respons op voeding, respons op verzadiging en weigering van voedsel. De vragenlijst bestond uit 35 items die werden gemeten aan de hand van een 5- punts Likertschaal (nooit, nauwelijks, soms, vaak, altijd). Om zelfregulatie te meten, werd er een vragenlijst samengesteld op basis van de CEBQ en de vragenlijst uit het artikel van Tan en Holub (2011). De samengestelde vragenlijst bestond uit 11 items en had een Cronbach's alpha van .82.

De opvoeding van de ouders met betrekking tot het eten van het kind werd gemeten aan de hand van de Child Feeding Questionnaire (CFQ). De CFQ mat opvattingen, attitudes en gedrag van de ouders wat betreft de voeding van hun kind en de had als doel om de mate van ouderlijke controle vast te stellen (Nederlands Jeugd Instituut, z.j.). De CFQ had in totaal 31 items en bestond uit vijf schalen; waargenomen verantwoordelijkheid voor het voeden van het kind, ouderlijke zorgen over het gewicht van het kind, begrenzing, ouderlijke druk om te eten en ouderlijke controle. Een voorbeelditem van waargenomen verantwoordelijkheid is: "Als uw kind thuis is, hoe vaak bent u dan verantwoordelijk voor wat hij of zij eet?" , met als antwoordopties 'nooit' , 'zelden', 'soms', 'meestal' en 'altijd'. Een voorbeelditem van ouderlijke

(10)

bezorgdheid is: "Hoe bezorgd bent u dat uw kind teveel eet wanneer u niet in de buurt bent?", met als antwoordopties 'onbezorgd', 'enigszins onbezorgd' , 'neutraal', 'enigszins bezorgd' en 'bezorgd'. Een voorbeelditem van begrenzing is: "Ik verzeker me ervan dat mijn kind niet teveel vetrijk voedsel eet", met als antwoordopties 'oneens' , 'enigszins oneens', 'neutraal', 'enigszins eens' en 'eens'. Een voorbeelditem van ouderlijke druk is: "Mijn kind moet altijd zijn/haar bord leegeten", met als antwoordopties 'oneens' , 'enigszins oneens', 'neutraal', 'enigszins eens' en 'eens'. Een voorbeelditem van ouderlijke controle is: "In welke mate houdt u bij hoeveel snacks (chips, zoutjes) uw kind eet?", met als antwoordopties 'nooit' , 'zelden', 'soms', 'meestal' en 'altijd'. De betrouwbaarheid van de CFQ was goed, want alle schalen hadden een Cronbach's Alpha hoger dan .70 (Birch & Davison, 2001).

Procedure

Van begin februari tot midden maart 2015 is er een literatuurstudie gedaan naar

voorspellers van overgewicht bij allochtone en autochtone Nederlanders. Zie bijlage 1 voor de beschrijving van het zoekproces naar geschikte literatuur.

Van midden maart tot midden april 2015 werd het onderzoek uitgevoerd. De

Turkse/Marokkaanse en Nederlandse deelnemers kregen dezelfde samengestelde vragenlijst. De vragenlijst kon op papier worden ingevuld, wanneer de onderzoeker zelf langs scholen of bijlesinstituten ging. De deelnemers konden de vragenlijst weer inleveren bij de onderzoeker zelf of op de plek die daarvoor was aangewezen, zoals bijvoorbeeld de administratie van de school. Daarnaast kon de vragenlijst digitaal worden ingevuld. Dit gebeurde bijvoorbeeld wanneer basisscholen de link van de vragenlijst doorgaven aan de ouders van de kinderen.

(11)

Data- analyseplan

Er werd onderzocht welke voorspellers bijdragen aan overgewicht bij

Turkse/Marokkaanse en Nederlandse kinderen. De afhankelijke variabele was BMI, welke werd geoperationaliseerd door het gewicht van het kind te delen door het kwadraat van zijn lengte. De eerste onafhankelijke variabele was SES, welke werd geoperationaliseerd door te kijken naar het opleidingsniveau van de moeder. De tweede onafhankelijke variabele was fysieke beweging van het kind, welke werd geoperationaliseerd door te meten hoe vaak en hoe lang een kind beweegt door middel van de AQuAA vragenlijst.

Voorafgaande aan de analyses werden de constructvaliditeit en de betrouwbaarheid van de AQuAA getoetst. De constructvaliditeit werd getoetst door een Principale Componenten Analyse (PCA) uit te voeren met zeven items van de AQuAA. Een item werd niet meegenomen, omdat het een dichotome variabele was. Omdat de Kaiser- Meyer- Olkin assumptie geschonden werd (KMO = .40), kon de PCA niet verder worden uitgevoerd en kon de constructvaliditeit niet worden bepaald. Om de betrouwbaarheid van de AQuAA te meten, werd er apart voor de vier items over frequentie van de activiteit een Cronbach's Alpha berekend en voor de drie items over de duur. Voor de vier items over frequentie werd een Cronbach's Alpha gevonden van .30 en voor de drie items over duur een Cronbach's Alpha van -.06. De Cronbach's Alpha van de items over duur kon worden verhoogd naar .31 wanneer er een item werd verwijderd. Aangezien de betrouwbaarheidsgrens ligt bij een Cronbach's Alpha van .60, werd er voor gekozen geen items te verwijderen en alle items mee te nemen in de analyses. De laatste onafhankelijke variabele was eetgedrag van het kind, welke werd geoperationaliseerd door zelfregulatie van het kind en opvoeding van de ouders met betrekking tot het eetgedrag van het kind.

De afhankelijke variabele BMI en de onafhankelijke variabelen SES, fysieke beweging en eetgedrag van het kind waren continu. Om te meten in welke mate deze

(12)

onafhankelijke variabelen de afhankelijke variabele konden voorspellen, werd er een multipele regressieanalyse uitgevoerd. BMI was afhankelijk van leeftijd en geslacht en daarom werden deze twee variabelen ingevuld in het eerste block. Op deze manier kon er gecontroleerd worden voor de effecten van leeftijd en geslacht op BMI en konden de pure effecten van de andere onafhankelijke variabelen worden bekeken. In het tweede block werden fysieke activiteit, SES en de variabelen van eetgedrag ingevuld.

In deze studie werd de Turkse/Marokkaanse groep vergeleken met de Nederlandse groep en daarom werden de gemiddelden en standaarddeviaties van alle variabelen berekend voor de twee groepen door middel van een onafhankelijke t- toets. Daarnaast werden voor beide groepen de correlaties van alle onafhankelijke variabelen met BMI berekend. In alle analyses werden resultaten als statistisch significant beschouwd bij p < .05.

(13)

Resultaten

Van de 178 participanten werden de gegevens van 97 participanten meegenomen in de data- analyses, zie figuur 1. Zoals in tabel 1 weergegeven, zaten er meer participanten in de Nederlandse groep dan in de Turkse/Marokkaanse groep en bestond de Turkse/Marokkaanse groep voor het grootste deel uit Marokkaanse participanten. In zowel de Turkse/Marokkaanse als de Nederlandse groep, hadden meer moeders dan vaders de vragenlijst ingevuld. De leeftijd van de kinderen varieerde tussen de 6 en 12 jaar en de kinderen in de

(14)

Er werd een correlatie- analyse uitgevoerd om voor alle onafhankelijke variabelen de correlatie met BMI te berekenen, zie tabel 2. Zelfregulatie was negatief gecorreleerd met BMI voor zowel de Turkse/Marokkaanse als de Nederlandse groep. Hoe hoger de zelfregulatie van het kind, hoe lager zijn of haar BMI. Ouderlijke bezorgdheid en de leeftijd van het kind waren positief gecorreleerd met BMI voor zowel de Turkse/Marokkaanse als de Nederlandse groep. Hoe bezorgder ouders waren over een gezond gewicht bij hun kind en hoe ouder het kind was, hoe hoger de BMI van het kind. Voor de Turkse/Marokkaanse groep was waargenomen verantwoordelijkheid van de ouders en ouderlijke druk om te eten negatief gecorreleerd met de BMI van het kind. Hoe hoger de waargenomen

verantwoordelijkheid en ouderlijke druk, hoe lager de BMI van het kind. Geslacht van het kind was positief gecorreleerd met BMI voor de Turkse/Marokkaanse groep, wat aangeeft dat meisjes een hogere BMI hadden dan jongens.

(15)

Er werd een hiërarchische multipele regressie gebruikt om te toetsen of de onafhankelijke variabelen eetgedrag van het kind, fysieke activiteit van het kind en sociaal economische status (SES) van de ouders de BMI van het kind konden voorspellen bij

Turkse/Marokkaanse en Nederlandse participanten, na gecontroleerd te hebben voor leeftijd en geslacht. Uit voorafgaande analyses bleek dat er aan de assumpties van normaliteit,

lineariteit, homoscedasticiteit, multicollineariteit en independent errors werd voldaan. Leeftijd en geslacht waren ingevuld in model 1 en verklaarden 20% van de variantie in BMI voor zowel de Nederlandse als de Turkse/Marokkaanse participanten (Tabel 3). Na het invullen van de onafhankelijke variabelen eetgedrag, fysieke activiteit en SES in model 2, verklaarden deze variabelen voor de Nederlandse participanten een extra 33% van de variantie in BMI, nadat er gecontroleerd was voor leeftijd en geslacht, R squared change = .33, F Change (8,49) = 4.28, p = .001. Voor de Nederlandse participanten gold dat hoe hoger de leeftijd van het kind, hoe hoger de BMI van het kind (β = .31 , p = .007) en hoe hoger ouders scoorden op

(16)

ouderlijke bezorgdheid, hoe hoger de BMI van het kind (β = .54, p <.001 ) (Tabel 3). Na het invullen van de onafhankelijke variabelen eetgedrag, fysieke activiteit en SES in model 2, was het model in zijn geheel niet significant voor de Turks/Marokkaanse participanten, R2 = .49,

F(10,21) = 2.00, p = .088. De bijdrage van eetgedrag, fysieke activiteit en SES aan de

verklaarde variantie in BMI was niet significant voor de Turkse/Marokkaanse participanten, R squared change = .29, F Change(8,21) = 1.47, p = .228.

Een onafhankelijke t- toets was uitgevoerd om de gemiddelden op alle bestudeerde variabelen te vergelijken tussen de Turkse/Marokkaanse en de Nederlandse groep (Tabel 2). Zowel de participanten uit de Turkse/Marokkaanse groep als uit de Nederlandse groep scoorden gemiddeld op BMI, zelfregulatie, ouderlijke controle, begrenzing en ouderlijke

(17)

druk. De participanten uit de Turkse/Marokkaanse en Nederlandse groep scoorden allemaal hoog op waargenomen verantwoordelijkheid en laag op ouderlijke bezorgdheid. Er werd geen significant verschil gevonden in de gemiddelden van bovengenoemde variabelen voor de Turkse/Marokkaanse en Nederlandse groep. Zoals aangegeven in tabel 2, was het

opleidingsniveau van de moeders uit de Nederlandse groep gemiddeld hoger dan van de moeders uit de Turkse/Marokkaanse groep, maar dit verschil bleek niet statistisch significant,

t(52) = 1.84, p = .071. De participanten uit de Nederlandse groep scoorden gemiddeld hoger

op fysieke activiteit dan de participanten uit de Turkse/Marokkaanse groep, maar dit verschil bleek niet statistisch significant, t(94) = 1.78, p = .079.

Exploratieve analyses

Er werd een correlatie- analyse uitgevoerd om alle onderlinge correlaties tussen de variabelen te berekenen (Tabel 4). In tabel 4 wordt weergegeven dat zelfregulatie bij de Nederlandse groep negatief correleerde met ouderlijke controle, bezorgdheid en begrenzing en positief met ouderlijke druk. Wanneer er gekeken wordt naar de Turkse/Marokkaanse groep, bleek zelfregulatie negatief gecorreleerd te zijn met leeftijd en positief met ouderlijke druk .Waargenomen verantwoordelijkheid bleek positief te correleren met ouderlijke controle en begrenzing. Fysieke activiteit bleek negatief te correleren met het opleidingsniveau van de moeder, geslacht van het kind en waargenomen verantwoordelijkheid.

In tabel 3 wordt aangegeven dat zelfregulatie bij de Nederlandse groep en geslacht, leeftijd, ouderlijke bezorgdheid, zelfregulatie, waargenomen verantwoordelijkheid en ouderlijke druk bij de Turkse/Marokkaanse groep een significante correlatie hadden met BMI. Wanneer al deze variabelen in de regressie- analyse werden gestopt, waren deze variabelen geen significante voorspeller meer van BMI (Tabel 3).

(18)
(19)

Discussie

In deze studie werd onderzocht welke voorspellers bijdragen aan overgewicht bij Turkse en Marokkaanse kinderen in Nederland in vergelijking met autochtone Nederlandse kinderen. De fysieke activiteit van het kind, eetgedrag van het kind en de SES van de ouders werden meegenomen als voorspellers in het onderzoek. Uit de correlatie- analyse van het onderzoek kwam dat voor zowel de Turkse/Marokkaanse als de Nederlandse groep gold dat hoe hoger de zelfregulatie van het kind, hoe lager de BMI en hoe bezorgder ouders waren over een gezond gewicht bij hun kind en hoe ouder het kind was, hoe hoger de BMI van het kind. Voor de Turkse/Marokkaanse groep kwam naar voren dat geslacht positief gecorreleerd was met BMI, wat aangaf dat de meisjes gemiddeld een hogere BMI hadden dan de jongens. Voor de Turkse/Marokkaanse groep kwam ook naar voren dat hoe hoger de waargenomen verantwoordelijkheid en ouderlijke druk, hoe lager de BMI van het kind. Uit de resultaten van de multipele regressie- analyse bleek dat alleen ouderlijke bezorgdheid, een subcategorie van eetgedrag, een positieve voorspeller van BMI was voor de Nederlandse kinderen. Daarnaast bleek dat er geen significante verschillen waren in BMI, fysieke activiteit, eetgedrag en SES tussen de Turkse/Marokkaanse en de Nederlandse participanten. De verwachtingen werden niet bevestigd door de resultaten.

Bovengenoemde bevindingen spreken veel resultaten tegen die door anderen gevonden zijn. Er zijn veel onderzoeken die aantonen dat fysieke activiteit (Giammattei et al., 2003), eetgedrag (Birch & Davison, 2011) en SES (Fredriks et al., 2005) wel voorspellers zijn van (over)gewicht. Het gegeven dat er geen verschil in BMI gevonden is tussen de

Turkse/Marokkaanse en de Nederlandse kinderen, zou veroorzaakt kunnen zijn doordat er wellicht nog andere belangrijke factoren zijn die overgewicht voorspellen en in deze studie niet zijn meegenomen. Er is in dit onderzoek bijvoorbeeld niet gekeken naar

(20)

verschillen tussen culturen is de mate waarin maaltijden met suiker en vet worden bereid en hoe vaak, waar en met wie er wordt gegeten. Turkse en Marokkaanse kinderen eten

bijvoorbeeld minder verzadigde vetten en meer groenten dan autochtone Nederlandse

kinderen, maar ze krijgen wel minder mineralen en vitaminen binnen (Breetvelt, 2003). Deze factoren zouden in een vervolgonderzoek meegenomen kunnen worden om een breder beeld te krijgen van mogelijke voorspellers van overgewicht.

Dat er in deze studie geen verschil gevonden is in BMI tussen de Turkse/Marokkaanse en de Nederlandse kinderen, zou kunnen betekenen dat het verschil in prevalentie van

overgewicht minder erg is dan men beweert. Hoewel de resultaten uit dit onderzoek in deze richting lijken te wijzen, moeten de resultaten voorzichtig worden geïnterpreteerd vanwege een kleine Turkse/Marokkaanse steekproef. De steekproef van dit onderzoek bestaat namelijk uit 62 Nederlandse participanten en 35 Turkse/Marokkaanse participanten. Volgens de

Centrale Limiet Theorie heeft een steekproef van N > 30 een normale verdeling met een gemiddelde dat gelijk is aan het populatiegemiddelde (Field, 2013). De steekproef van Turkse/Marokkaanse participanten is groot genoeg, maar een steekproef met meer participanten was representatiever geweest voor de Turkse/Marokkaanse populatie in Nederland. Het zou ook kunnen dat de steekproef niet helemaal representatief is voor de Turkse/Marokkaanse populatie, omdat de vragenlijst 15 keer is ingevuld door ouders van Turkse/Marokkaanse kinderen die op een school zitten met een Jump In beleid. Scholen met een Jump In beleid proberen samen met de ouders te voorkomen dat kinderen te zwaar worden, door meer sport aan te bieden op school, afspraken te maken over traktaties bij verjaardagen en ouders te verplichten de pauzehap te beperken tot water, fruit en brood. Het kan dus zijn dat deze Turkse/Marokkaanse kinderen minder overgewicht hebben dan het gemiddelde Turkse/Marokkaanse kind in Nederland en dat deze kinderen minder

(21)

Turkse/Marokkaanse populatie in Nederland, zou men in vervolgonderzoek de vragenlijst kunnen laten invullen door een grotere steekproef van ouders die een lage SES hebben en wier kinderen niet op een school zitten met een Jump In of soortgelijk beleid.

Dat de Turkse/Marokkaanse steekproef klein is, is waarschijnlijk de verklaring voor het feit dat model 2 bij de regressie- analyse voor deze groep niet significant was (R2 = .49, p = .088). De onafhankelijke variabelen in model 2 hadden een hoge toegevoegde verklarende variantie in BMI en deze toegevoegde verklarende variantie verschilde niet veel met die van de Nederlandse groep, welke wel significant was (Tabel 3). Dat veel variabelen, terwijl ze wel een individuele correlatie hadden met BMI, niet als significante voorspeller van BMI naar voren kwamen bij de regressie- analyse (Tabel 3), kan komen door samenhang tussen de variabelen. In een regressie- analyse kunnen correlaties tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele hun significantie verliezen door multicollineariteit. Bij de Nederlandse groep hing zelfregulatie bijvoorbeeld samen met ouderlijke controle, bezorgdheid, begrenzing en druk (Tabel 4). Bij de Turkse/Marokkaanse groep hingen de variabelen zelfregulatie, leeftijd en ouderlijke druk met elkaar samen en waargenomen verantwoordelijkheid met ouderlijke controle en begrenzing.

Een opmerkelijke gevonden samenhang was die tussen fysieke activiteit en SES. Op basis van Drenowatz et al. (2010) werd er verwacht dat er een positieve correlatie gevonden zou worden tussen fysieke activiteit en SES, maar er werd een negatieve relatie gevonden bij de Turkse/Marokkaanse groep (Tabel 4). Hoe hoger de SES, hoe lager de fysieke activiteit. De Nederlandse groep liet ook een negatieve correlatie zien tussen fysieke activiteit en SES, maar deze was niet significant. Volgens Stalsberg en Pedersen (2010) kan deze negatieve samenhang verklaard worden door het feit dat ouders met een lage SES minder dure spelapparaten kunnen aanschaffen. Kinderen vertonen hierdoor minder sedentair gedrag en spelen meer buiten.

(22)

Daarnaast zijn er nog wat dingen aan te merken op de vragenlijst. Ten eerste was het opvallend dat veel Turkse en Marokkaanse ouders, voornamelijk moeders, onzeker waren over hun begrip van de Nederlandse taal en om die reden de vragenlijst niet wilden invullen. Een suggestie voor vervolgonderzoek zou kunnen zijn om de vragenlijst voor deze doelgroep te laten vertalen en terug te laten vertalen in het Turks of Marokkaans door een 'native

speaker'. Op deze manier wordt de vragenlijst toegankelijk gemaakt voor iedereen.

Ten tweede waren de vragen voor de meting van fysieke activiteit niet erg geschikt. De vragen maten verschillende soorten fysieke activiteit, die niet met elkaar samenhingen. Het feit dat er verschillende soorten fysieke activiteit werden gemeten, kan een verklaring zijn voor de lage correlaties tussen de items. De lage Cronbach's Alpha van zowel de items over de frequentie als de duur van de activiteit kan komen door de lage correlaties tussen de items. Dat de Cronbach's Alpha van de vragen over duur van de activiteit negatief is, zou kunnen komen door een negatieve gemiddelde covariantie tussen de items. De items over duur van buitenspelen en duur van sporten hadden een negatieve correlatie en covariantie. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat kinderen die veel sporten minder tijd hebben om buiten te spelen. De meting van fysieke activiteit door middel van een vragenlijst is daarnaast puur subjectief en ouders zijn vaak niet goed in staat om de fysieke activiteit van hun kind juist te rapporteren. Een betere manier om fysieke activiteit te meten bij kinderen is met de ActiGraph versnellingsmeter. De ActiGraph wordt bevestigd aan de rechterheup en meet de frequentie, duur en intensiteit van de lichamelijke activiteit nauwkeurig op basis van

versnellingen in het verticale vlak (Schokker et al., 2012). In vervolgonderzoek zou er gebruik gemaakt kunnen worden van de ActiGraph voor een objectieve en betrouwbaardere meting van fysieke activiteit.

In deze studie werd een vergelijking gemaakt tussen Turkse/Marokkaanse kinderen en Nederlandse kinderen met betrekking tot voorspellende factoren van overgewicht. Voorlopig

(23)

kan er geconcludeerd worden dat er in dit onderzoek geen verschillen gevonden zijn tussen de Turkse/Marokkaanse en Nederlandse kinderen wat betreft BMI, fysieke activiteit, eetgedrag en SES van de ouders en dat er niet aangetoond is dat de laatste drie factoren significante voorspellers zijn van overgewicht. Veel ander onderzoek heeft aangetoond dat er wel degelijk een verschil is in de prevalentie van overgewicht tussen de Turkse/Marokkaanse en de

Nederlandse kinderen (Fredriks et al., 2004). Er is nog veel onduidelijkheid over welke factoren allemaal een rol spelen bij overgewicht en welke factoren de grootste impact hebben (de Wilde et al., 2013). Om hier meer duidelijkheid over te krijgen, is het nodig dat de

wetenschap zich, naast onderzoek naar genetische factoren, zich ook meer gaat richten op onderzoek naar de rol van culturele en omgevingsfactoren bij overgewicht.

(24)

Literatuur

Beukers, M.H., Boer, de E.J., Brants, H.A., Dekker, L. H., Snijder, M. B. & Vries, de J. H. (2011). A prospective cohort study of dietary patterns of non-western migrants in the Netherlands in relation to risk factors for cardiovascular diseases: Helius-Dietary Patterns. BMC public health,11(1), 441.

Birch, L. L., & Davison, K. K. (2001). Family environmental factors influencing the developing behavioral controls of food intake and childhood overweight. Pediatric

Clinics of North America, 48(4), 893-907.

Bornstein, M. H., & Bohr, Y. (2011). Immigration, acculturation and parenting. Encyclopedia

of Early Childhood Development, 1-8.

Borrel, D. (2015, 6 maart). Obesitas is de cholera van deze tijd. NRC Handelsblad, p. A3.

Breetvelt, A. M. (2003). Overgewicht bij kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Epidemiologisch Bull, 38, 24-27.

Child Feeding Questionnaire (CFQ) (z.j.). In Nederlands Jeugd Instituut. Opgehaald 30 maart, 2015, van http://www.nji.nl/nl/Databanken/Databank-Instrumenten-en-Richtlijnen/Child-Feeding-Questionnaire (CFQ).

Constanzo, P. R., & Woody, E. Z. (1985). Domain-specific parenting styles and their impact on the child's development of particular deviance: the example of obesity

proneness. Journal of Social and Clinical Psychology, 3(4), 425-445.

Dikkers, J., van Engen, M., Vinkenburg, C., & Miggiels, M. (2011). Flexibel werken en het werk-thuis conflict. Tijdschrift voor de arbeidsvraagstukken, 27(1), 25-42.

(25)

Drenowatz, C., Eisenmann, J.C., Pfeiffer, K.A., Welk, G., Heelan, K., Gentile, D. & Walsh, D. (2010). Influence of socio-economic status on habitual physical activity and sedentary behavior in 8- to 11-year old children, BMC Public Health, 10, 214-224.

Egten, van C., Zeijl,E., Hoog, de S., Nankoe, C. & Petronia, E. (2008). Gezinnen van de

toekomst. Opvoeding en opvoedingsondersteuning. Den Haag, E-Quality.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS (4th Ed.). Thousand Oaks: Sage Publications. ISBN:9781446249185

Frediks, A.M., Buren, van S., Jeurissen, S., Dekker, F.W., Verloove- Vanhorick, S.P. & Wit, J.M. (2004). Height, weight, body mass index, and pubertal development references for children Moroccan origin in the Netherlands. Acta Paediatrica, 93, 817–824. Fredriks, A.M., Buuren, van S., Hira Sing, R.A., Wit, J.M., Verloove- Vanhorick, S.P. (2005).

Alarming prevalences of overweight and obesity for children of Turkish, Moroccan and Dutch origin in The Netherlands according to international standards. Acta

Paediatrica, 94, 496– 498.

Giammattei, J., Blix, G., Marshak, H. H., Wollitzer, A. O., & Pettitt, D. J. (2003). Television watching and soft drink consumption: associations with obesity in 11-to 13-year-old schoolchildren. Archives of pediatrics & adolescent medicine, 157(9), 882-886.

Hoeymans, N., Melse, J. M., & Schoemaker, C. G. (2010). Gezondheid en determinanten. Deelrapport van de VTV 210, Van gezond naar beter. Rijksinstituut voor

Volksgezondheid en Milieu RIVM.

Hof, M. H. P., van Dijk, A. E., van Eijsden, M., Vrijkotte, T. G. M., & Zwinderman, A. H. (2011). Comparison of growth between native and immigrant infants between 0-3 years from the Dutch ABCD cohort. Annals of human biology, 38(5), 544-555.

(26)

Huijnk, W., Gijsberts, M., & Dagevos, J. (2014), 'Jaarrapport Integratie 2013. Participatie van migranten op de arbeidsmarkt'. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau.

Hurk, van den K., Dommelen, van P., Buuren, van S., Verkerk, P. H., & HiraSing, R. A. (2007). Prevalence of overweight and obesity in the Netherlands in 2003 compared to 1980 and 1997. Archives of disease in childhood, 92(11), 992-995.

Inkomensklassen; personen in particuliere huishoudens naar kenmerken (2014). In Statline,

Centraal Bureau voor de Statistiek. Opgehaald, 25 maart, 2015, van

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71510ned&LA= NL.

Kemper, H.C., Mechelen, van W., Twisk, J. W., Post, G. B., Snel, J. A. (2000). Physical activity of young people: the Amsterdam Longitudinal Growth and Health Study. Medicine and science in sports and exercise, 32(9), 1610-1616.

Kwaliteit van leven: Zijn er verschillen naar economische status? (2014). In Nationaal

Kompas Volksgezondheid. Opgehaald 29 maart, 2015, van

http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/functioneren-en-kwaliteit-van-leven/kwaliteit-van-leven/verschillen-sociaaleconomisch/.

Schokker, D. F., Hekkert, K. D., Kocken, P. L., Van de Brink, C. L., & Vries, de S. I. (2012). Meten van lichamelijke activiteit van kinderen: vragenlijsten vergeleken met

versnellingsmeter. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen, 90(7), 434-441.

Slootmaker, S. M., Chinapaw, M. J., Schuit, A. J., van Zuidam, M., & van Mechelen, W. (2009). Reliability and validity of the Activity Questionnaire for Adults and Adolescents (AQuAA). BMC medical research methodology, 9(1), 58.

(27)

Stalsberg, R. & Pedersen, A. V. (2010) Effects of socioeconomic status on the physical activity in adolescents. Scandinavian Journal of Medicine and Science in Sports, 20, 368–383.

Talma, H., Schönbeck, Y., & Bakker, B. (2010). Groeidiagrammen 2010: handleiding bij het meten en wegen van kinderen en het invullen van groeidiagrammen Leiden: TNO

Kwaliteit van Leven.

Tan, C. C., & Holub, S. C. (2011). Children’s self-regulation in eating: Associations with inhibitory control and parents’ feeding behavior. Journal of pediatric

psychology, 36(3), 340-345.

Tovar, A., Hennessy, E., Pirie, A., Must, A., Gute, D. M., Hyatt, R. R. & Sliwa, S. (2012). Feeding styles and child weight status among recent immigrant mother-child yads.

International Journal of Behaviorial Nutrition and Physical Activity, 9(1), 62.

Tur, J. A., Serra‐Majem, L., Romaguera, D., & Pons, A. (2005). Profile of overweight and obese people in a Mediterranean region. Obesity research, 13(3), 527-536.

Vale, S., Ricardo, N., Soares‐Miranda, L., Santos, R., Moreira, C., & Mota, J. (2014). Parental education and physical activity in pre‐school children. Child: care, health and

development, 40(3), 446-452.

Wardle, J., Guthrie, C. A., Sanderson, S., & Rapoport, L. (2001). Development of the children's eating behaviour questionnaire. Journal of Child Psychology and

Psychiatry, 42(07), 963-970.

Wilde de, J.A., van Dommelen P, Middelkoop BJC, Verkerk PH. (2009).Trends in overweight and obesity prevalence in Dutch, Turkish, Moroccan, and Surinamese

(28)

South Asian children in the Netherlands. Archives of disease in childhood, 94, 795– 800.

Wilde de, J.A., Verkerk, P. H., & Middelkoop, B. J. C. (2013). Declining and stabilising trends in prevalence of overweight and obesity in Dutch, Turkish, Moroccan and South Asian children 3–16 years of age between 1999 and 2011 in the

(29)

Bijlage 1

Zoekproces van literatuur

Van begin februari tot midden maart 2015 is er een literatuurstudie gedaan. Daarbij is er gezocht naar literatuur met behulp van Web of Science en Google Scholar en is er via het zogenaamde sneeuwbaleffect ook veel literatuur gevonden. Het sneeuwbaleffect houdt in dat er in de referentielijst van gevonden artikelen verder wordt gezocht naar geschikte literatuur.

 Web of Science

• Zoektermen: Suriname AND obesity

1. Titel kwam overeen met wat ik zocht:

Hof, M. H. P., van Dijk, A. E., van Eijsden, M., Vrijkotte, T. G. M., & Zwinderman, A. H. (2011). Comparison of growth between native and immigrant infants between 0-3 years from the Dutch ABCD cohort. Annals of human biology, 38(5), 544-555.

Uit referentielijst van dit artikel:

Frediks, A.M., Buren, van S., Jeurissen, S., Dekker, F.W., Verloove- Vanhorick, S.P. & Wit, J.M. (2004). Height, weight, body mass index, and pubertal development references for children Moroccan origin in the Netherlands. Acta Paediatrica, 93, 817–824. Fredriks, A.M., Buuren, van S., Hira Sing, R.A., Wit, J.M., Verloove- Vanhorick, S.P. (2005).

Alarming prevalences of overweight and obesity for children of Turkish, Moroccan and Dutch origin in The Netherlands according to international standards. Acta

Paediatrica, 94, 496– 498.

2. Titel kwam overeen met wat ik zocht:

Wilde de, J.A., van Dommelen P, Middelkoop BJC, Verkerk PH. (2009).Trends in overweight and obesity prevalence in Dutch, Turkish, Moroccan, and Surinamese South Asian children in the Netherlands. Archives of disease in childhood, 94, 795– 800.

(30)

Hurk, van den K., Dommelen, van P., Buuren, van S., Verkerk, P. H., & HiraSing, R. A. (2007). Prevalence of overweight and obesity in the Netherlands in 2003 compared to 1980 and 1997. Archives of disease in childhood, 92(11), 992-995.

Birch, L. L., & Davison, K. K. (2001). Family environmental factors influencing the developing behavioral controls of food intake and childhood overweight. Pediatric

Clinics of North America, 48(4), 893-907. Uit de referentielijst van dit artikel:

Constanzo, P. R., & Woody, E. Z. (1985). Domain-specific parenting styles and their impact on the child's development of particular deviance: the example of obesity

proneness. Journal of Social and Clinical Psychology, 3(4), 425-445.

3. Titel kwam overeen met wat ik zocht:

Wilde de, J.A., Verkerk, P. H., & Middelkoop, B. J. C. (2013). Declining and stabilising trends in prevalence of overweight and obesity in Dutch, Turkish, Moroccan and South Asian children 3–16 years of age between 1999 and 2011 in the

Netherlands. Archives of disease in childhood, 99, 46- 51.

4. Titel kwam overeen met wat ik zocht:

Tovar, A., Hennessy, E., Pirie, A., Must, A., Gute, D. M., Hyatt, R. R. & Sliwa, S. (2012). Feeding styles and child weight status among recent immigrant mother-child

yads. International Journal of Behaviorial Nutrition and Physical Activity, 9(1), 62.

• Zoektermen: Socioeconomic status AND physical activity •

1. De titel van dit artikel kwam overeen met wat ik zocht:

Drenowatz, C., Eisenmann, J.C., Pfeiffer, K.A., Welk, G., Heelan, K., Gentile, D. & Walsh, D. (2010). Influence of socio-economic status on habitual physical activity and sedentary behavior in 8- to 11-year old children, BMC Public Health, 10, 214-224.

(31)

Vale, S., Ricardo, N., Soares‐Miranda, L., Santos, R., Moreira, C., & Mota, J. (2014).

Parental education and physical activity in pre‐school children. Child: care, health and

development, 40(3), 446-452.

Uit de referentielijst van dit artikel:

Stalsberg, R. & Pedersen, A. V. (2010) Effects of socioeconomic status on the physical activity in adolescents. Scandinavian Journal of Medicine and Science in Sports, 20, 368–383.

 Google

• Zoektermen: Arbeidsmarkt en migranten

Ik kwam zo op de site van Nederlands Jeugd Instituut bij het Migrantendossier en daar werd verwezen naar deze artikelen:

Bornstein, M. H., & Bohr, Y. (2011). Immigration, acculturation and parenting. Encyclopedia

of Early Childhood Development, 1-8.

Egten, C. van, E. Zeijl, S. de Hoog, C. Nankoe en E. Petronia (2008), 'Gezinnen van de toekomst. Opvoeding en opvoedingsondersteuning'. Den Haag, E-Quality.

Huijnk, W., Gijsberts, M., & Dagevos, J. (2014), 'Jaarrapport Integratie 2013. Participatie van migranten op de arbeidsmarkt'. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau. • Zoektermen: Eetopvoeding ouders

Ik kwam zo op de site van het Voedingscentrum (http://www.voedingscentrum.nl) en daar werd verwezen naar deze artikelen:

Giammattei, J., Blix, G., Marshak, H. H., Wollitzer, A. O., & Pettitt, D. J. (2003). Television watching and soft drink consumption: associations with obesity in 11-to 13-year-old schoolchildren. Archives of pediatrics & adolescent medicine, 157(9), 882-886.

(32)

Kemper, H.C., Mechelen, van W., Twisk, J. W., Post, G. B., Snel, J. A. (2000). Physical activity of young people: the Amsterdam Longitudinal Growth and Health Study. Medicine and science in sports and exercise, 32(9), 1610-1616.

Hoeymans, N., Melse, J. M., & Schoemaker, C. G. (2010). Gezondheid en determinanten. Deelrapport van de VTV 210, Van gezond naar beter. Rijksinstituut voor

Volksgezondheid en Milieu RIVM.

Beukers, M.H., Boer, de E.J., Brants, H.A., Dekker, L. H., Snijder, M. B. & Vries, de J. H. (2011). A prospective cohort study of dietary patterns of non-western migrants in the Netherlands in relation to risk factors for cardiovascular diseases: Helius-Dietary Patterns. BMC public health,11(1), 441.

• Zoektermen: Inkomensklassen Nederland

Ik kwam vrijwel meteen bij een link van het Centraal Bureau voor de Statistiek:

Inkomensklassen; personen in particuliere huishoudens naar kenmerken (2014). In Statline,

Centraal Bureau voor de Statistiek. Opgehaald, 25 maart, 2015, van

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71510ned&LA= NL.

• Zoektermen: vragenlijst fysieke activiteit

Ik kwam vrijwel meteen weer bij Nederlands Jeugd Instituut (NJI) en we vonden met zijn allen een artikel over deze vragenlijst:

http://www.nji.nl/nl/Databanken/Activity-Questionnaire-for-Adults-and-Adolescents-%28AQuAA%29

Slootmaker, S. M., Chinapaw, M. J., Schuit, A. J., van Zuidam, M., & van Mechelen, W. (2009). Reliability and validity of the Activity Questionnaire for Adults and Adolescents (AQuAA). BMC medical research methodology, 9(1), 58.

(33)

1. Ik kwam al snel weer op de site van Nederlands Jeugd Instituut en vond daar een geschikte vragenlijst:

Child Feeding Questionnaire (CFQ) (z.j.). In Nederlands Jeugd Instituut. Opgehaald 30 maart, 2015, van http://www.nji.nl/nl/Databanken/Databank-Instrumenten-en-Richtlijnen/Child-Feeding-Questionnaire (CFQ).

• Zoektermen: opleidingsniveau

Ik kwam vrijwel meteen bij de site van Nationaal Kompas voor de Volksgezondheid: Kwaliteit van leven: Zijn er verschillen naar economische status? (2014). In Nationaal

Kompas Volksgezondheid. Opgehaald 29 maart, 2015, van

http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/functioneren-en-kwaliteit-van-leven/kwaliteit-van-leven/verschillen-sociaaleconomisch/.

 Google Scholar

• Zoektermen: Self- regulation eating

Ik vond ook een artikel die een goede vragenlijst gebruikte. De titel kwam overeen met wat ik zocht:

Tan, C. C., & Holub, S. C. (2011). Children’s self-regulation in eating: Associations with inhibitory control and parents’ feeding behavior. Journal of pediatric

psychology, 36(3), 340-345.

• Zoektermen: vragenlijst eetgedrag

De titel van dit artikel kwam overeen met wat ik zocht:

Wardle, J., Guthrie, C. A., Sanderson, S., & Rapoport, L. (2001). Development of the children's eating behaviour questionnaire. Journal of Child Psychology and

Psychiatry, 42(07), 963-970.

• Zoektermen: meting BMI

(34)

Talma, H., Schönbeck, Y., & Bakker, B. (2010). Groeidiagrammen 2010: handleiding bij het meten en wegen van kinderen en het invullen van groeidiagrammen Leiden: TNO

Kwaliteit van Leven.

• Zoektermen: culturele eetgewoonten

De titel van dit artikel kwam overeen met wat ik zocht:

Breetvelt, A. M. (2003). Overgewicht bij kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Epidemiologisch Bull, 38, 24-27.

• Zoektermen: meting fysieke beweging met monitor De titel van dit artikel kwam overeen met wat ik zocht:

Schokker, D. F., Hekkert, K. D., Kocken, P. L., Van de Brink, C. L., & De Vries, S. I. (2012). Meten van lichamelijke activiteit van kinderen: vragenlijsten vergeleken met

versnellingsmeter. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen,90(7), 434-441.

• Zoektermen: overweight, health

Deze titel kwam gedeeltelijk overeen met wat ik zocht en na het lezen van de abstract en inleiding kon ik dit artikel goed gebruiken:

Tur, J. A., Serra‐Majem, L., Romaguera, D., & Pons, A. (2005). Profile of overweight and obese people in a Mediterranean region. Obesity research,13(3), 527-536.

• Zoektermen: werkende moeders

De titel van dit artikel kwam overeen met wat ik zocht:

Dikkers, J., van Engen, M., Vinkenburg, C., & Miggiels, M. (2011). Flexibel werken en het werk-thuis conflict. Tijdschrift voor de arbeidsvraagstukken, 27(1), 25-42.

 Eigen boeken

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics. Sage.

 Krant (NRC Handelsblad)

Dit artikel kwam ik toevallig tegen in de krant op 6 maart 2015:

(35)

De Relatie tussen Sociaal Economische Status

en Fysieke Activiteit

Naam: Sophie Sisouw de Zilwa

Studentnummer: 10357564

Betreft: Onderzoeksvoorstel Honoursvariant Begeleider: Alvin Westmaas

Datum: 22 mei 2015

(36)

De Relatie tussen Sociaal Economische Status en Fysieke Activiteit

Korte samenvatting

Er heerst veel onduidelijkheid over de richting van de relatie tussen Sociaal

Economische Status (SES) en fysieke activiteit en bij veel studies komt de relatie tussen SES en fysieke activiteit anders naar voren. De relatie tussen SES en fysieke activiteit wordt vaak niet goed bepaald, omdat fysieke activiteit subjectief gemeten wordt door zelfrapportage. Het is nodig om meer onderzoek te doen naar deze relatie, waarbij fysieke activiteit objectief gemeten wordt. Meer informatie over de impact van SES op fysieke activiteit is nodig om dichterbij een eenduidige conclusie te komen over deze relatie en hierdoor succesvol een betere levensstijl te kunnen promoten onder ouders en kinderen.

Achtergrond

Sociaal Economische Status (SES) is een belangrijke determinant van gezondheid en welzijn, omdat het iemands attitudes, ervaringen en blootstelling aan

gezondheidsrisicofactoren beïnvloedt (Huurre et al., 2003). Veel studies hebben aangetoond dat een lage SES geassocieerd is met een slechtere gezondheidstoestand en een hogere kans op overgewicht dan een hoge SES (Fredriks et al., 2005). Huurre et al. (2003) hebben deze relatie ook gevonden voor kinderen die opgroeien in een gezin met een lage SES. Daarnaast toonden Drenowatz et al. (2010) aan dat hoe lager de SES, hoe lager de mate van fysieke activiteit. In een door mij uitgevoerde kleine studie in het kader van mijn bachelorthese, werden de voorspellers van overgewicht onderzocht voor de Turkse/Marokkaanse kinderen in Nederland en de autochtone Nederlandse kinderen en gerapporteerd in een onderzoeksverslag.

(37)

Op basis van de studie van Drenowatz et al. (2010) werd er verwacht dat de

Turkse/Marokkaanse kinderen minder fysieke activiteit zouden vertonen dan de Nederlandse kinderen, omdat de Turkse/Marokkaanse mensen in Nederland gemiddeld een lagere SES hebben dan de autochtone Nederlanders (van Egten et al., 2008). Zoals beschreven in de discussie van het onderzoeksverslag, toonden de resultaten aan dat er een significante correlatie bestond tussen SES en fysieke activiteit voor de Turkse/Marokkaanse groep, maar was de richting van de correlatie tegenstrijdig met de resultaten van Drenowatz et al. (2010) en de daarop gebaseerde verwachting. In plaats van de verwachte positieve correlatie tussen SES en fysieke activiteit, werd er een negatieve correlatie gevonden tussen SES en fysieke activiteit. Hoe hoger de SES van de Turkse/Marokkaanse groep, hoe lager de mate van fysieke activiteit (β = -.35, p = .038). Ook bij de Nederlandse groep was de correlatie tussen SES en fysieke activiteit negatief, maar deze was niet significant (β = -.23, p = .079).

Er heerst veel onduidelijkheid over de relatie tussen SES en fysieke activiteit en dan voornamelijk over de richting van deze relatie (Vale et al., 2014). Studies waarin een positieve relatie aangetoond wordt tussen SES en fysieke activiteit (Drenowatz et al., 2010; Walters et al., 2009; Kaluski et al., 2009), verklaren de positieve relatie onder andere door het feit dat kinderen van ouders met een hoge SES vaker sporten op sportverenigingen.

Bovendien wonen ze vaker in een veilige buurt, waardoor buitenspelen toegankelijker wordt en er minder sedentair gedrag plaatsvindt (Gorely et al., 2004). Studies die een negatieve relatie aantonen tussen SES en fysieke activiteit (Vale et al., 2014; McMurray et al., 2000; Kristensen et al., 2008), verklaren dit door het feit dat ouders met een lage SES minder dure spelapparatuur voor hun kind kunnen aanschaffen, waardoor de kinderen minder tijd besteden aan sedentaire activiteiten en meer aan activiteiten in de buitenlucht (Stalsberg & Pedersen, 2010). Bovendien is het aangetoond dat meisjes uit gezinnen met een lage SES thuis meer informele, spontane en levendige activiteiten vertonen dan meisjes uit gezinnen met een hoge

(38)

SES (Voorhees et al., 2009). Er zijn ook studies die helemaal geen relatie vinden tussen SES en fysieke activiteit (Whitt- Glover et al., 2009).

Dat de relatie tussen SES en fysieke activiteit zo verschillend naar voren komt bij meerdere studies, laat zien dat het niet goed mogelijk is om een eenduidige conclusie te trekken over deze relatie. Volgens Raudsepp en Viira (2008) kan dat komen doordat de relatie tussen SES en fysieke activiteit vaak niet goed wordt bepaald, omdat de meting van fysieke activiteit vaak gedaan wordt door zelfrapportage en dit een subjectieve manier van meten is.

Er is meer onderzoek nodig naar de relatie tussen SES en fysieke activiteit, waarbij fysieke activiteit op een objectieve manier gemeten wordt. Dit is nodig om dichterbij een eenduidige conclusie te kunnen komen. Bovendien is het ook belangrijk om meer informatie te hebben over de impact van SES op fysieke activiteit en sedentair gedrag om succesvol een betere levensstijl te kunnen promoten onder kinderen en ouders (Drenowatz et al., 2010). Deze studie zal zich om deze redenen richten op de samenhang van SES met fysieke activiteit en sedentair gedrag.

Methode

Deelnemers

De deelnemers van het onderzoek zijn kinderen tussen de 6 en 12 jaar oud en hun ouders. Er zullen 400 deelnemers geworven worden op 15 openbare basisscholen in

Nederland. Afgaande op de gebruikte valide steekproefgroottes in soortgelijke studies, zoals de studie van Drenowatz et al. (2010) en Vale et al. (2014), wordt verwacht dat een

steekproefgrootte van 400 deelnemers ook voor deze studie een representatieve steekproef zal zijn. De deelnemers zullen geworven worden met behulp van de schoolleiding. Deelnemers

(39)

zullen alleen worden meegenomen in de data- analyse als de informed consent getekend is door hun ouders, ze de ActiGraph versnellingsmeter zeven opeenvolgende dagen hebben gedragen en de ouders informatie hebben gegeven over hun jaarlijks gezinsinkomen en het sedentaire gedrag van het kind.

Materialen

Er zal een korte vragenlijst afgenomen worden bij de ouders, waarbij enkele items worden uitgevraagd. Er zal gevraagd worden naar de SES van de ouders en de sedentaire activiteiten, de leeftijd en het geslacht van het kind.

Sociaal Economische Status

Sociaal Economische Status zal worden gemeten door middel van het jaarlijkse

gezinsinkomen. Het gezinsinkomen hangt namelijk consistent samen met fysieke activiteit bij kinderen (Ferreira et al., 2007). Er zullen drie categorieën worden onderscheiden. Minder dan 50.000 euro per jaar is een laag inkomen, van 50.000- 75.000 euro per jaar is een gemiddeld inkomen en meer dan 75.000 euro per jaar is een hoog inkomen (Drenowatz et al., 2010). Er zal aan de ouders gevraagd worden om hun jaarlijks gezinsinkomen aan te geven op basis van de drie categorieën.

Sedentair gedrag

Sedentair gedrag zal worden gemeten door vragen aan de ouders over hoe lang het kind televisie kijkt en op de computer zit per week. De totale schermtijd kan berekend worden door de duur van televisiekijken en computeren bij elkaar op te tellen.

(40)

Fysieke activiteit

Fysieke activiteit zal worden gemeten door de ActiGraph versnellingsmeter. De ActiGraph wordt bevestigd aan de rechterheup van het kind door een elastische riem onder de kleding (Drenowatz et al., 2010). De ActiGraph zorgt voor een objectieve meting van de duur, frequentie en intensiteit van de fysieke activiteit op basis van versnellingen in het verticale vlak (Schokker et al., 2012). Per minuut zal er een periode van vijf seconden zijn waarin de activiteit van het kind gemeten wordt. Dit zorgt voor een goede en precieze meting van spontane en onderbroken bewegingen.

Procedure

De kinderen moeten de ActiGraph versnellingsmeter zeven opeenvolgende dagen dragen en minimaal voor 8 uur per dag. De ouders zullen de opdracht krijgen om de versnellingsmeter bij het kind aan te brengen als het kind wakker wordt en de versnellingsmeter te verwijderen als het kind gaat slapen. De versnellingsmeter moet ook worden verwijderd als het kind gaat douchen, zwemmen of in bad gaat. De activiteiten van de kinderen zullen niet worden

voorgeschreven of gestuurd door de leraren of onderzoekers. De ouders zal worden gevraagd om middels een korte vragenlijst informatie te geven over hun jaarlijkse gezinsinkomen en sedentaire activiteiten, geslacht en leeftijd van het kind.

Data analyse

Er zullen beschrijvende statistieken worden berekend voor de eigenschappen van fysieke activiteit, sedentair gedrag en Sociaal Economische Status. De verschillen in fysieke activiteit en sedentair gedrag per SES categorie worden berekend door middel van een One- Way ANOVA. Sekseverschillen in fysieke activiteit en sedentair gedrag zullen worden berekend door middel van een independent t- test.

(41)

Interpretatie van mogelijke onderzoeksresultaten

Op basis van de verschillende theorieën over de relatie tussen SES en fysieke activiteit zijn er meerdere resultaten mogelijk. Ten eerste zou het kunnen dat er een negatieve correlatie gevonden wordt tussen SES en fysieke activiteit en een positieve correlatie tussen SES en sedentair gedrag. Dit zou betekenen dat kinderen van ouders met een lage SES meer fysiek actief zijn en minder sedentair gedrag vertonen dan kinderen van ouders met een hoge SES. Deze resultaten zouden in lijn zijn met de resultaten uit mijn onderzoek en zouden de theorie over de negatieve correlatie bevestigen. In dit geval is het belangrijk dat met name de ouders met een hoge SES worden voorgelicht over de gevolgen van teveel sedentair gedrag en dat hiermee hun gezondheidsgerelateerde kennis kan worden uitgebreid. Ouders met een hoge SES zijn vaak goed in staat om hun gezondheidsgerelateerde kennis in praktijk te brengen (Tur et al., 2005).

Ten tweede zou het kunnen dat er een positieve correlatie gevonden wordt tussen SES en fysieke activiteit en een negatieve correlatie tussen SES en sedentair gedrag. Hoe hoger de SES, hoe hoger de fysieke activiteit en hoe lager het sedentaire gedrag. Deze resultaten zouden tegenstrijdig zijn met de gevonden correlatie in mijn studie en zouden de resultaten van Drenowatz et al. (2010) bevestigen. In dit geval zou dit verschil kunnen liggen aan het feit dat ouders met een lage SES minder gezondheidsgerelateerde kennis hebben dan ouders met een hoge SES, en hun kinderen daardoor minder bewegen (Tur et al., 2005). Het is belangrijk om gezondheidsvoorlichtingen te houden die goed aanslaan bij zowel mensen met een hoge als een lage SES. Uit de praktijk blijkt namelijk dat gezondheidsvoorlichtingen vaak minder goed aanslaan bij ouders met een lage SES (de Wilde et al., 2013).

Ten derde zou het kunnen dat er zowel voor fysieke activiteit als voor sedentair gedrag een negatieve of een positieve relatie gevonden wordt met SES. Hoe hoger de SES, hoe hoger

(42)

de fysieke activiteit en het sedentaire gedrag. Als dit zo zou zijn, zou het gezonde gedrag het ongezonde gedrag weer compenseren en zou er minder reden zijn zich zorgen te maken over de gezondheid van het kind. Dit zou namelijk betekenen dat hoewel een kind van ouders met een hoge SES bijvoorbeeld veel tv kijkt, het kind ook veel fysiek actief is.

Tot slot zou het ook kunnen dat er geen significante correlaties gevonden worden tussen SES en fysieke activiteit of SES en sedentair gedrag. Dit zou betekenen dat niet specifiek de ouders van kinderen met een hoge of een lage SES voorgelicht moeten worden over de gevolgen van weinig beweging, maar dat alle ouders meer voorlichting moeten krijgen over een gezonde leefstijl, ongeacht hun SES.

(43)

Literatuur

Drenowatz, C., Eisenmann, J.C., Pfeiffer, K.A., Welk, G., Heelan, K., Gentile, D. & Walsh, D. (2010). Influence of socio-economic status on habitual physical activity and sedentary behavior in 8- to 11-year old children, BMC Public Health, 10, 214-224

Egten, van C., Zeijl,E., Hoog, de S., Nankoe, C. & Petronia, E. (2008). Gezinnen van de

toekomst. Opvoeding en opvoedingsondersteuning. Den Haag, E-Quality.

Ferreira, I., Van Der Horst, K., Wendel‐Vos, W., Kremers, S., Van Lenthe, F. J., & Brug, J. (2007). Environmental correlates of physical activity in youth–a review and

update. Obesity reviews, 8(2), 129-154.

Fredriks, A.M., Buuren, van S., Hira Sing, R.A., Wit, J.M., Verloove- Vanhorick, S.P. (2005). Alarming prevalences of overweight and obesity for children of Turkish, Moroccan and Dutch origin in The Netherlands according to international standards. Acta

Paediatr 94:496– 498.

Gorely, T., Marshall, S. J., & Biddle, S. J. (2004). Couch kids: correlates of television viewing among youth. International journal of behavioral medicine,11(3), 152-163.

Huurre, T., Aro, H., & Rahkonen, O. (2003). Well-being and health behaviour by parental socioeconomic status. Social psychiatry and psychiatric epidemiology, 38(5), 249-255.

Kaluski, D., Mazengia, G., Shimony, T., Goldsmith, R., & Berry, E. M. (2009). Prevalence and determinants of physical activity and lifestyle in relation to obesity among schoolchildren in Israel. Public health nutrition, 12(06), 774-782.

Kristensen, P. L., Korsholm, L., Møller, N. C., Wedderkopp, N., Andersen, L. B., & Froberg, K. (2008). Sources of variation in habitual physical activity of children and

adolescents: the European youth heart study. Scandinavian journal of medicine &

(44)

McMurray, R. G., Harrell, J. S., Deng, S., Bradley, C. B., Cox, L. M., & Bangdiwala, S. I. (2000). The influence of physical activity, socioeconomic status, and ethnicity on the weight status of adolescents. Obesity research,8(2), 130-139.

Raudsepp, L., & Viira, R. (2008). Changes in physical activity in adolescent girls: a latent growth modelling approach. Acta Paediatrica, 97(5), 647-652.

Schokker, D. F., Hekkert, K. D., Kocken, P. L., Van de Brink, C. L., & De Vries, S. I. (2012). Meten van lichamelijke activiteit van kinderen: vragenlijsten vergeleken met

versnellingsmeter. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen, 90(7), 434-441.

Stalsberg, R. & Pedersen, A. V. (2010) Effects of socioeconomic status on the physical activity in adolescents: a systematic review of the evidence. Scandinavian Journal of

Medicine and Science in Sports, 20, 368–383.

Tur, J. A., Serra‐Majem, L., Romaguera, D., & Pons, A. (2005). Profile of overweight and obese people in a Mediterranean region. Obesity research,13(3), 527-536.

Vale, S., Ricardo, N., Soares‐Miranda, L., Santos, R., Moreira, C., & Mota, J. (2014). Parental education and physical activity in pre‐school children. Child: care, health and

development, 40(3), 446-452.

Voorhees, C. C., Catellier, D. J., Ashwood, J. S., Cohen, D. A., Rung, A., Lytle, L., Conway, T. L. & Dowda, M. (2009) Neighbourhood socioeconomic status and non school physical activity and body mass index in adolescent girls. Journal of Physical Activity

& Health, 6, 731–740.

Walters, S., Barr-Anderson, D. J., Wall, M., & Neumark-Sztainer, D. (2009). Does

participation in organized sports predict future physical activity for adolescents from diverse economic backgrounds? Journal of Adolescent Health, 44(3), 268-274.

(45)

Whitt-Glover, M. C., Taylor, W. C., Floyd, M. F., Yore, M. M., Yancey, A. K., & Matthews, C. E. (2009). Disparities in physical activity and sedentary behaviors among US children and adolescents: prevalence, correlates, and intervention

implications. Journal of Public Health Policy, 309- 334.

Wilde de, J.A., Verkerk, P. H., & Middelkoop, B. J. C. (2013). Declining and stabilising trends in prevalence of overweight and obesity in Dutch, Turkish, Moroccan and South Asian children 3–16 years of age between 1999 and 2011 in the

(46)

Bijlage 1

Zoekproces van de literatuur

Voorafgaande aan het schrijven van het onderzoeksvoorstel is er een literatuurstudie gedaan. Daarbij is er op de volgende manier naar literatuur gezocht:

 Web of Science

• Zoektermen: Socioeconomic status AND physical activity

1. De titel van dit artikel kwam overeen met wat ik zocht:

Drenowatz, C., Eisenmann, J.C., Pfeiffer, K.A., Welk, G., Heelan, K., Gentile, D. & Walsh, D. (2010). Influence of socio-economic status on habitual physical activity and sedentary behavior in 8- to 11-year old children, BMC Public Health, 10, 214-224.

Via het artikel van Drenowatz et al. (2010) vond ik de volgende artikelen in de referentielijst:

Ferreira, I., Van Der Horst, K., Wendel‐Vos, W., Kremers, S., Van Lenthe, F. J., & Brug, J. (2007). Environmental correlates of physical activity in youth–a review and

update. Obesity reviews, 8(2), 129-154.

Gorely, T., Marshall, S. J., & Biddle, S. J. (2004). Couch kids: correlates of television viewing among youth. International journal of behavioral medicine,11(3), 152-163. Raudsepp, L., & Viira, R. (2008). Changes in physical activity in adolescent girls: a latent

growth modelling approach. Acta Paediatrica, 97(5), 647-652.

2. De titel van dit artikel kwam overeen met wat ik zocht:

Vale, S., Ricardo, N., Soares‐Miranda, L., Santos, R., Moreira, C., & Mota, J. (2014). Parental education and physical activity in pre‐school children. Child: care, health and

development, 40(3), 446-452.

Via het artikel van Vale et al. (2014) vond ik de volgende artikelen in de referentielijst:

Huurre, T., Aro, H., & Rahkonen, O. (2003). Well-being and health behaviour by parental socioeconomic status. Social psychiatry and psychiatric epidemiology, 38(5), 249-255.

(47)

Kaluski, D., Mazengia, G., Shimony, T., Goldsmith, R., & Berry, E. M. (2009). Prevalence and determinants of physical activity and lifestyle in relation to obesity among schoolchildren in Israel. Public health nutrition, 12(06), 774-782.

Kristensen, P. L., Korsholm, L., Moller, N. C., Wedderkopp, N., Andersen, L. B., & Froberg, K. (2008). Sources of variation in habitual physical activity of children and

adolescents: the European youth heart study. Scandinavian journal of medicine &

science in sports, 18(3), 298-308.

McMurray, R. G., Harrell, J. S., Deng, S., Bradley, C. B., Cox, L. M., & Bangdiwala, S. I. (2000). The influence of physical activity, socioeconomic status, and ethnicity on the weight status of adolescents. Obesity research,8(2), 130-139.

Stalsberg, R. & Pedersen, A. V. (2010) Effects of socioeconomic status on the physical activity in adolescents: a systematic review of the evidence. Scandinavian Journal of

Medicine and Science in Sports, 20, 368–383.

Voorhees, C. C., Catellier, D. J., Ashwood, J. S., Cohen, D. A., Rung, A., Lytle, L., Conway, T. L. & Dowda, M. (2009) Neighbourhood socioeconomic status and non school physical activity and body mass index in adolescent girls. Journal of Physical Activity

& Health, 6, 731–740.

Walters, S., Barr-Anderson, D. J., Wall, M., & Neumark-Sztainer, D. (2009). Does

participation in organized sports predict future physical activity for adolescents from diverse economic backgrounds?. Journal of Adolescent Health, 44(3), 268-274. Whitt-Glover, M. C., Taylor, W. C., Floyd, M. F., Yore, M. M., Yancey, A. K., & Matthews,

C. E. (2009). Disparities in physical activity and sedentary behaviors among US children and adolescents: prevalence, correlates, and intervention

implications. Journal of Public Health Policy, S309-S334.

• Zoektermen: Suriname AND obesity

De titel van deze artikel kwamen overeen met wat ik zocht:

Fredriks AM, van Buren S, Hira Sing RA, Wit JM, Verloove-Vanhorick SP. 2005. Alarming prevalences of overweight and obesity for children of Turkish, Moroccan and Dutch origin in The Netherlands according to international standards. Acta Paediatr 94:496– 498.

Wilde de, J.A., Verkerk, P. H., & Middelkoop, B. J. C. (2013). Declining and stabilising trends in prevalence of overweight and obesity in Dutch, Turkish, Moroccan and

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The  first  phase  of  the  PhD  project  is  a  base‐line  exploration  of  the  learners’,  educators’  and  parents’  experiences  of  relating 

multivorum w15 (blue) were grown in monoculture (-) and biculture (- -), on different carbon sources with different levels of “recalcitrance”: (A) glucose, (B) synthetic

Three fundamental problems have been studied in this thesis for handwritten document understanding based on handwriting style analysis: Writer identification, historical document

In Chapter 2 a versatile one-pot auto-combustion route for the synthesis of SrTi1-xFexO3-δ STF powders, using ethylene-diamine-tetra-acetic acid EDTA and citric acid CA as

Chapter 3: in this chapter we describe the formulation of a ColoPulse infliximab tablet with the potential application to study the effect of local treatment with ColoPulse

In this paper experiments with a water pump, controlled by speed regulators, resulted in huge errors in energy readings of static meters with respect to a reference meter.. The

Naar aanleiding hiervan kan worden gedacht dat het effect van weinig zelfcontrole voor de vatbaarheid van product placements afneemt indien de kijker hiervoor

The focus of the research contains the interaction between the company and its outsourcing supplier, and how executives can manage the innovation through outsourcing paradox..