• No results found

De effectiviteit van de Rots en Water training in een jeugdzorgplus instelling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De effectiviteit van de Rots en Water training in een jeugdzorgplus instelling"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De effectiviteit van de Rots en Water training

in een jeugdzorgplus instelling.

Een pilot- onderzoek

Vera Boesberg

(2)

De effectiviteit van de Rots en Water training in een jeugdzorgplus instelling. Een pilot- onderzoek

The efficaciousness of the psychophysical training program “Rock and Water” for justice-involved boys in a closed (secure) youth care institution.

Pilot study

Naam: Vera Boesberg Studentnummer: 10288074

Eerste beoordelaar: mvr. E. Kornelis Tweede beoordelaar: dhr. G.J. Stams Datum: juli 2014

(3)

Inhoudsopgave Abstract pag 3 1. Inleiding pag 4

1.1 Rots en Water pag 4

1.2 Zelfbeeld in relatie met agressie pag 6

1.3 Denkfouten in relatie met zelfbeeld pag 7

1.4 Effectstudies Rots en Water pag 7

2. Methode pag 11 2.1 Participanten pag 11 2.2 Procedure pag 13 2.3 Meetinstrumenten pag 13 2.3.1 Agressie pag 13 2.3.2 Zelfbeeld pag 14

2.3.3 Sociale informatieverwerking pag 15

2.3.4 Interviews pag 15

2.3.5 Data-analyse pag 16

3. Resultaten pag 17

3.1 Denkfouten, zelfbeeld & agressie pag 20

4. Discussie pag 21

5. Literatuurlijst pag 26

6. Bijlagen pag 32

(4)

Abstract

A multiple case study examined the efficaciousness of the psychophysical training program “Rock and Water” for justice-involved boys in a closed (secure) youth care institution. This target group consisted of five young adults with complex behavioral problems, such as aggression, and rebellious and challenging behavior. Before and after the training four boys filled in questionnaires. Additional information has been collected through an interview with the trainer as well as the young adults themselves. The research showed that aggression did not decline with any of the young adults after following the program. The self-image

decreased in most of its aspects for all young adults, except for two, for whom it increased in one aspect. Finally, the thinking errors decreased mainly among the young adults, and for one young adult all thinking errors decreased. Regarding the relation between the variables self esteem and thinking errors/aggression, it seemed that a positive self-image can result in more aggression and thinking errors. These results were unexpected. Future research should be experimental, with a sample size that is sufficient for detecting factors that could moderate the effects of the intervention.

KEYWORDS: Rock & Water intervention, self- image, aggression, thinking errors, closed secure youth, haptonomy

(5)

1. Inleiding

De effectiviteit van de Rots en Water training in een jeugdzorgplus instelling. Een pilot- onderzoek

1.1 Rots en Water

Rots en Water is een psychofysieke training, waarbinnen de training van weerbaarheid samen gaat met de ontwikkeling van positieve sociale vaardigheden. De training is onder andere ontwikkeld voor jongeren in de jeugdhulpverlening om grensoverschrijdend gedrag te verminderen en zelfbeheersing, zelfreflectie en zelfvertrouwen te doen verbeteren (Ykema, 2009). Binnen de gesloten Jeugdzorg instelling JJC wordt de Rots en Water training gegeven om deze drie aspecten te doen verbeteren. Van den Braak en Konijn (2006) hebben een aantal werkzame ingrediënten beschreven voor de aanpak van jeugdigen met opstandig en agressief gedrag, één daarvan is het gericht veranderen van cognities (cognitieve herstructurering). Bij de werkzame ingrediënten voor jongeren met opstandig en agressief gedrag, zoals

kenmerkend is voor de groep jongens in dit onderzoek, wordt niet het psychofysieke onderdeel genoemd, waar Rots en Water op is gebaseerd. Mogelijk kan een psychofysieke training van aanvullende waarde zijn omdat een fysieke invalshoek wordt afgewisseld door momenten van zelfreflectie. Volgens Kolb (1984), begint een leerproces pas met concrete ervaringen, waarop vervolgens gereflecteerd kan worden.

Er is nog geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van Rots en Water als het gaat om agressie. In deze studie wordt een eerste stap gezet om hier inzicht in te krijgen. Er zijn veel verschillende meta-analyses gedaan naar het effect van cognitieve therapieën op het zelfbeeld en de afname van agressie (Landenberger & Lipsey, 2005; Lipsey, Landenberger, & Wilson, 2007; Sukhodolsky, Kassinove, & Gormon, 2004). In huidig onderzoek wordt onderzocht of de aanpak door middel van een psychofysieke benaderingswijze in de Rots en Water training effectief is in het verminderen van agressie, denkfouten en zelfbeeld.

De ontwikkeling van een kind wordt beïnvloed door aanleg en omgeving. De aanleg

-omgevingscontroverse wordt aangeduid als de discussie van nature- nurture (Scarr, 1993). De psychofysieke weerbaarheidstraining Rots en Water die binnen de gesloten jeugdzorg

instelling JJC wordt gegeven, gaat uit van de ‘nature’ factoren van jongens, oftewel de 4

(6)

aangeboren eigenschappen. Rots en water is gebaseerd op de gedachte dat de omgeving geen goede uitwerking heeft op het aangeboren gedrag van jongens in hun ontwikkeling. Het gaat bij de aangeboren eigenschappen voornamelijk om de fysiologische ontwikkelingen bij jongens die het gedrag beïnvloeden, zoals de aanwezigheid van het hormoon testosteron en de hoeveelheid spierweefsel (Ykema, 2009). Om jongeren te leren op een meer positieve manier met de aangeboren eigenschappen om te gaan, beoogt Rots en Water de volgende factoren te veranderen: zelfbeheersing, zelfreflectie en zelfvertrouwen (Ykema, 2009). Met zelfbeheersing of zelfregulatie wordt het leren hanteren van energie en agressie bedoeld. Het gaat om het zich bewust worden van de eigen kracht en verantwoordelijkheid als positieve eigenschappen, in tegenstelling tot het onderdrukken of beheersen van agressie. Zelfreflectie is het onderzoeken van het eigen gedrag en de achterliggende motieven. Het onder woorden kunnen brengen van gedachten en gevoelens is van groot belang bij zelfreflectie (Ykema, 2009).

Bij Rots en Water wordt door middel van fysieke oefeningen zelfreflectie, zelfregulatie en zelfvertrouwen gestimuleerd. In de beschrijving van de training wordt niet aangegeven op welke theorie de training is gebaseerd; deze lijkt echter gebaseerd te zijn op de haptonomie. Haptonomie is psychosociale hulpverlening die tot doel heeft de cliënt meer in contact met zijn lichamelijk en innerlijk gevoel te brengen (Plooij & Zandvliet, 2010). Haptonomie is de leer van de ‘hapsis’, wat Grieks is voor gevoel, tastzin en aanraking. Het richt zich op de bewustwording en ontwikkeling van het gevoelsleven en de wisselwerking tussen mensen (Plooij & Zandvliet, 2010). Er worden aanraakoefeningen gebruikt die erop gericht zijn de beheersing over zichzelf te vergroten en zo kracht op een positieve manier te gebruiken. Vanuit de haptonomie kunnen jongeren leren naar hun lichaam en gevoel te luisteren, zodat zij ontdekken waar hun grenzen worden overtreden en wat hun dwars zit (Haaijman, 1995). Deze zelfreflectie zorgt voor het maken van andere keuzes en het toenemen van het

zelfvertrouwen (Plooij & Zandvliet, 2010). De haptotheorie wordt zichtbaar in het eerste deel van Rots en Water, waarin het accent ligt op het vergroten van de kracht en beheersing. Door middel van fysieke oefeningen wordt geleerd stevig te staan en bewustwording van het lichaam te creëren (Ykema, 2009). In het tweede deel van Rots en Water lijkt deze theorie zichtbaar in de focus op het maken van andere keuzes door de bewustwording van

(7)

De volgende ontwikkelingsopgaven voor jongens, geformuleerd door de makers van Rots en Water, lijken aan te sluiten bij de haptotheorie: het leren beheersen van energie, de

ontwikkeling van alle fysiekmotorische basisvaardigheden, de ontwikkeling van

communicatie en empathisch vermogen door fysieke communicatie, het vermogen gevoelens en gedachten te leren verwoorden en het zich bewust worden van het innerlijk (Ykema, 2009). De toename van zelfreflectie, zelfvertrouwen en zelfbeheersing zouden vervolgens moeten leiden tot onder andere de afname van agressie (Ykema, 2009). Verwacht wordt dat een jongere door middel van de haptonomische oefeningen beter in staat zal zijn zichzelf te beheersen, na te denken over de keuzes die hij maakt en leert om in betere verbinding te staan met zijn/haar innerlijk. Haptonomie is echter meer een benaderingswijze dan een therapie. Er is bovendien weinig wetenschappelijk onderzoek beschikbaar over de effectiviteit van

haptonomie. Effectiviteit is aangetoond in copingstijl bij werknemers met nek - en schouderklachten (Akkerman, 2005) en in het cognitieve en sociale functioneren bij kankerpatiënten (Van den Berg, Visser, Schoolmeesters, Edelman, & Borne 2006).

Om inzicht te krijgen in de effectiviteit van Rots en Water, wordt allereerst ingegaan op de factoren die agressie kunnen beïnvloeden. In deze studie wordt onderzocht welke invloed deze factoren hebben op agressie, voor en na het volgen van de Rots en Water training.

1.2 Zelfbeeld in relatie met agressie

Uit de literatuur blijkt dat er een relatie is tussen zowel een laag als hoog zelfbeeld en de mate van agressiviteit. In de relatie tussen zelfbeeld en agressie staan twee tegengestelde

hypotheses centraal.

De ‘low self-esteem hypothesis’ gaat ervan uit dat agressie een uiting is van een laag zelfbeeld (Donnellan, Trzesniewski, Robins, Moffit, & Caspi, 2005). Mensen met een laag zelfbeeld zijn vaak onzeker over wie zij zijn en kunnen zichzelf beschermen door de schuld van hun problemen te externaliseren, wat leidt tot agressie en geweld (Baumeister, Bushman, & Campbell, 2000; Tracy & Robins, 2003). Personen met een lage zelfwaardering zijn volgens deze theorie agressief in de richting van anderen om hun zelfwaardering te doen toenemen (Ostrowsky, 2010).

(8)

De ‘disputed self- esteem hypothesis’ stelt dat agressie een gevolg is van een hoog zelfbeeld dat door anderen wordt bedreigd. Baumeister, Smart en Boden (1996) en Bushman et al. (2009) vonden dat mensen met een hoog zelfbeeld, van wie het zelfbeeld door negatieve evaluaties van buitenaf bedreigd wordt, sneller agressief en met geweld reageerden. Dit in tegenstelling tot mensen met een laag zelfbeeld, die juist geneigd waren zich sneller terug te trekken. Beide onderzoeken verwerpen de hypothese dat een lage zelfwaardering agressie veroorzaakt. Resultaten uit empirisch onderzoek leveren geen eenduidig beeld op (Bushman & Baumeister, 1998; Donnelan et al., 2005; Stucke & Sporer, 2002). Wel laten alle

beschreven onderzoeken zien dat aantasting van het gevoel van eigenwaarde een aanleiding voor het vertonen van agressief gedrag is. De samenhang tussen zelfbeeld en agressie kan echter op verschillende manieren verklaard worden. Rots en Water gaat ervan uit dat door het volgen van de weerbaarheidstraining het zelfbeeld wordt vergroot en dat de agressie hierdoor afneemt.

1.3 Denkfouten in relatie met zelfbeeld

Om te begrijpen waarom een kind agressief gedrag vertoont, is het belangrijk om te weten hoe hij/ zij omgaat met sociale informatie. Bij het oplossen van problemen in sociale situaties speelt de verwerking van sociale informatie een grote rol.

Met sociale informatieverwerking wordt bedoeld hoe een sociale situatie begrepen wordt en hoe hierop wordt gereageerd (Dodge, 1991). Als sociale informatie verwerkt wordt als ‘dit is niet mijn schuld’, ‘hij heeft het over zichzelf afgeroepen’, ‘dus sla ik hem in elkaar’ is dit een voorbeeld van een zogenoemde denkfout die agressie tot gevolg kan hebben (Barriga, Gibbs, Potter & Liau, 2001; Nas, Brugman, & Koops, 2008). Een veelgemaakte denkfout van jongens binnen de gesloten jeugdzorg die agressief zijn, is dat de slachtoffers het verdienen om zo behandeld te worden, omdat ze het over zichzelf hebben afgeroepen (Gini, 2006). Hier is sprake van de denkfout ‘anderen de schuld geven’. Hoe een sociale situatie begrepen wordt, hangt ook samen met het beeld dat iemand van zichzelf heeft. Denkfouten zijn mechanismen waarmee iemand na het vertonen van antisociaal gedrag zichzelf kan beschermen tegen een schuldgevoel en een aantasting van het zelfbeeld (Bushman &

Baumeister, 1998; Donnelan, Trzesniewski, Robins, Moffit, & Caspi, 2005; Stucke & Sporer, 2002). De denkfouten wordt het zelfbeeld van de jongere niet aangetast wanneer de

(9)

Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de samenhang van een toename van het zelfbeeld en afname van het aantal denkfouten (Gini, 2006; Gjerde, Block, & Block, 1986; Menesini et al., 2003). Zo bleek dat sociale interactie een belangrijke rol speelt in de

ontwikkeling van denkfouten. Hoe competenter een jongere zich voelde in sociale interacties en hoe vaker hier sprake van was, hoe minder er sprake was van een egocentrische denkwijze (Gjerde, Block, & Block, 1986). In dit geval zorgt een toename van het zelfbeeld voor een afname van denkfouten. De makers van Rots en Water hebben het niet over de afname van denkfouten die ten grondslag liggen aan de afname van agressie, maar benoemen zelfreflectie als uitgangspunt dat zorgt voor het maken van juiste, andere keuzes dan agressief reageren op sociale situaties (Ykema, 2009). Verwacht wordt dan ook dat door het volgen van de training meer zal worden gereflecteerd op gevoelens en van daaruit andere reacties en een

vermindering van denkfouten zullen voortkomen.

1.4 Effectstudies Rots en Water

Er blijken enige positieve uitkomsten te zijn van Rots en Water voor jongeren. In verschillende studies onder jongeren zijn verbeteringen gevonden in het zelfvertrouwen (Clemens, 2007; Langhorn, 2003) en in de zelfcontrole (Langhorn, 2003).

Aan de hand van bovenstaande effectiviteitstudies naar Rots en Water kan echter niet geconcludeerd worden dat er positieve effecten zijn gevonden voor zelfbeheersing en zelfvertrouwen. Mogelijk zijn andere factoren de oorzaak van de gevonden positieve

effecten. Ook is er vrijwel niets bekend over een eventuele afname van agressie na het volgen van Rots en Water. Bovenstaande studies hebben alleen een effect gevonden op de afname van pestgedrag onder schoolgaande kinderen. Het enige onderzoek naar Rots en Water dat tot nu toe is verschenen en dat agressie onderzocht onder kinderen met ernstige

gedragsproblemen, is het onderzoek van Lee (2006). De kwantitatieve resultaten in deze studie bleken niet de hypothese te ondersteunen dat agressie afneemt na het volgen van de Rots en Water training. Echter, uit kwalitatieve resultaten bleek dat de meerderheid van de studenten verbeteringen in gedrag en afname van agressie aangaf.

(10)

Er is niet eerder een effectiviteitstudie gedaan naar Rots en Water in de gesloten jeugdzorg. Bovenstaande onderzoeken hebben alleen kinderen met basisschoolleeftijd en middelbare school studenten met gedragsproblemen als onderzoeksgroep gebruikt. Dit is opvallend, gezien Rots en Water onder andere bedoeld is voor jongeren die hun grenzen niet kunnen aangeven of grenzen van anderen niet herkennen, wat kenmerkend is voor jongeren die in een gesloten jeugdzorg instelling verblijven (Van der Helm & Hanrath, 2012). Uit de studie van Sukhodolsky, Kassinove en Gorman (2004) blijkt dat cognitieve gedragstherapieën het meest effectief zijn bij jeugdigen met een milde of gematigde gedragsstoornis zonder geschiedenis van gewelddadig gedrag. Interessant is te onderzoeken wat dit betekent voor de effectiviteit van een psychofysiek trainingsprogramma voor jongeren uit de gesloten jeugdzorg, waar de jongeren veelal een ernstige gedragsstoornis hebben en/of een geschiedenis van gewelddadig gedrag (Van der Helm & Hanrath, 2006). Mogelijk hebben jongeren in de gesloten

jeugdzorg, die vaak een beneden gemiddeld intelligentieprofiel hebben, baat bij het ervaringsleren, wat bij Rots en Water het geval is. Omdat er positieve resultaten zijn

gevonden voor de effectiviteit van Rots en Water, maar er nog te weinig zicht is op wat Rots en Water doet met agressieproblematiek binnen de gesloten jeugdzorg, wordt er met dit onderzoek een pilot gedaan voor een effectstudie in de vorm van een multiple case design. Daarbij wordt onderzocht of de agressie afneemt in samenhang met afname van denkfouten en verbetering van het zelfbeeld.

In deze multiple case studie staan de volgende deelvragen centraal:

1.Is bij jongeren die in JJC worden behandeld na het volgen van het psychofysieke trainingsprogramma Rots en Water de agressie afgenomen?

Op basis van de literatuur wordt ervan uitgegaan dat Rots en Water voor een afname van agressie zorgt. Dit wordt bereikt door middel van de psychofysieke oefeningen, waardoor de jongeren beter in staat zullen zijn zichzelf te beheersen, na te denken over de keuzes die ze maken en leren om in betere verbinding te staan met hun innerlijk (Ykema, 2009).

2. Is bij jongeren die in JJC worden behandeld na het volgen van het psychofysieke trainingsprogramma Rots en Water een afname van denkfouten te zien?

Rots en Water benoemt zelfreflectie als uitgangspunt waardoor andere keuzes worden gemaakt dan agressief reageren op sociale situaties (Ykema, 2009). Verwacht wordt dan ook dat door het volgen van de training Rots en Water de zelfreflectie toeneemt en hierdoor de mate van denkfouten vervolgens zal afnemen.

(11)

3. Is bij jongeren die in JJC worden behandeld na het volgen van het psychofysieke trainingsprogramma Rots en Water een verhoging van het zelfbeeld te zien?

Verwacht wordt dat door het volgen van Rots en Water het zelfbeeld toeneemt (Haaijman, 1995). Bij Rots en Water wordt er geleerd om naar lichaam en gevoel te luisteren. Hierdoor ontdekken jongeren waar ze over hun grenzen heen gaan en wat ze dwars zitten. Deze

zelfreflectie zorgt voor het maken van andere keuzes en het toenemen van het zelfvertrouwen (Plooij & Zandvliet, 2010).

4. Is er een samenhang bij deze jongeren tussen agressie en zelfbeeld?

De ‘low self- esteem hypothesis’ gaat ervan uit dat agressie een uiting is van een laag

zelfbeeld (Baumeister, Bushman & Campbell, 2000; Donnellan et al., 2005; Tracy & Robins, 2003). De ‘disputed self- esteem hypothesis’ stelt dat agressie een gevolg is van een hoog zelfbeeld dat door anderen wordt bedreigd (Baumeister, Smart en Boden, 1996; Bushman et al. 2009). Rots en Water gaat ervan uit dat door het volgen van de weerbaarheidstraining het zelfbeeld wordt vergroot en dat de agressie hierdoor afneemt. De agressie zal toenemen, naarmate het zelfbeeld lager is.

5. Is er een relatie bij deze jongeren tussen denkfouten en zelfbeeld?

Verwacht wordt dat door Rots en Water een toename van het zelfbeeld ontstaat en hierdoor een afname in denkfouten (Gini, 2006; Gjerde, Block & Block, 1986; Menesini et al., 2003). Tot slot wordt verwacht dat denkfouten toenemen naarmate een jongere een lager zelfbeeld heeft. Een jongere met een laag zelfbeeld zal eerder een denkfout maken als ‘iemand anders de schuld geven’ van antisociaal gedrag, om hun eigen zelfwaardering toe te laten nemen

(Ostrowsky, 2010).

(12)

2. Methode 2.1 Participanten

Het huidige onderzoek vond plaats in de gesloten jeugdzorg instelling JJC (Jeugdformaat Jutters Combinatie) te Den-Haag. JJC is een Jeugdzorg plus instelling voor gesloten

jeugdzorg voor jongeren tussen de twaalf en de achttien jaar die om allerlei redenen tijdelijk niet thuis kunnen wonen. Er spelen psychiatrische en gedragsproblemen en vaak zijn er problemen thuis, op school, met drugs of politie. Onderstaande tabel beschrijft per jongere de gedragsproblematiek en overige psychologische - en omgevingsfactoren.

Elke jongere die binnen de gesloten jeugdzorg instelling JJC verblijft, doorloopt de training Rots en Water. Jongens en meisjes ontvangen de training gescheiden van elkaar in tien lessen gedurende zes weken. De training wordt gegeven door twee gecertificeerde trainers. Elke groep die de training ontvangt bestaat uit gemiddeld zeven jongeren. In huidig onderzoek is één groep geselecteerd. Bij deze groep zijn voorafgaand aan de training en na afloop

vragenlijsten afgenomen. De groep bestond uit zeven jongens. Door het uitoefenen van gerichte agressie gericht op leeftijdsgenoten zijn twee jongens gedurende het onderzoek naar een andere gesloten jeugdzorginstelling overgeplaatst. De uiteindelijke steekproef bestond daarom uit vijf jongeren in de leeftijd van veertien tot en met zeventien jaar. De kenmerken van deze jongeren staan in tabel 1. De participanten verbleven ten tijde van het onderzoek bij de gesloten jeugdzorg instelling JJC te Den-Haag.

Om inzicht te krijgen in de opzet en werking van de training is één van de twee trainers, de hoofdtrainer, geïnterviewd. Hij ontwikkelt en geeft gedragstrainingen in de gesloten jeugdzorg. Een aantal voorbeelden van trainingen die hij geeft zijn; Assertiviteit, Agressie-Regulatie, Rots en Water, financiële begeleiding, sollicitatietraining, coaching en seksuele ontwikkeling. Hij geeft sinds 2007 tot heden de training Rots en Water en heeft een ‘advanced trainer’ certificaat behaald bij het Rots en Water instituut.

(13)

Tabel 1

Achtergrondkenmerken van de deelnemende jongeren

J1 J2 J3 J4 J5 Geslacht Leeftijd aanvang behandeling Culturele achtergrond Intelligentieniveau

Man Man Man Man Man

14 jaar 17 jaar 14 jaar 16 jaar 17 jaar

Pools/ Marokkaans Nederlands Nederlands/ Surinaams Nederlands/ Amerikaans Marokkaans

Verbaal IQ: 80, Verbaal IQ: Verbaal IQ: 89, Verbaal IQ: 115, Verbaal IQ: 72, benedengemiddeld. 90, gemiddeld. benedengemiddeld. bovengemiddeld beneden gemiddeld Performaal IQ: 88, Performaal IQ:81, Performaal IQ: 85, Performaal IQ:101, Performaal IQ: 80, benedengemiddeld. benedengemiddeld. benedengemiddeld gemiddeld. beneden gemiddeld.

Psychische problematiek

Gedragsproblematiek

Totaal IQ: 83 Totaal IQ: 84, benedengemiddeld Totaal IQ: 84, benedengemiddeld Totaal IQ: 98, gemiddeld Totaal IQ: 76, laag begaafd/moeilijk lerend.

ADHD ADHD en gedrags-stoornis met begin in de kinderleeftijd, NLD

Gedragsstoornis NAO, ouder - kind relatie probleem ADHD/ODD, NLD angst en depressieve klacht-en klacht-en dklacht-enk- klacht-en aandacht-problemen. Onbekend. Weigerde mee te werken aan een persoonlijkheids-onderzoek. Enkel IQ gegevens bekend. Gewelddadig, Heeft onvoldoende Overschat zichzelf, Hij kan explosief- Liegt, is zeer brutaal, antisociale inzicht in zijn eigen manipulatief, legt agressief reageren eisend, respectloos, vriendengroep en gedrag. Vindt het schuld buiten als hij een situatie agressief en dreigend, heeft moeite met terecht als hij iemand zichzelf, moeite met niet meer onder ook naar

leeftijds-Veroordeeld voor

Aantal gevolgde trainingen Rots en Water

zelfbeheersing in elkaar slaat. Raakt snel in conflict en toont geen emoties.

gezag risicovolle, oudere vrienden-groep

controle heeft. genoten.

Vaak betrokken bij vechtpartijen en ruzies, sociaal wenselijk

Mishandeling Betrokkenheid bij een woningoverval met geweld

niet veroordeeld Poging tot winkel-diefstal Huiselijk geweld 6 sessies van 75 minuten 6 sessies van 75 munuten 6 sessies van 75 minuten 6 sessies van 75 minuten 4 sessies van 75 minuten in verband met weglopen 12

(14)

2.2 Procedure

De jongeren werden tijdens de intake van Rots en Water individueel benaderd of ze deel wilden nemen aan het onderzoek. Door middel van het tekenen van een

toestemmingsverklaring verklaarden zij mee te willen doen. Er werd gevraagd een aantal vragenlijsten in te vullen voor de training Rots en Water begon en na de training, wanneer alle tien de sessies waren afgerond. De testafname was individueel, de onderzoeker zat altijd bij de jongere zodat vragen beantwoord konden worden. De totale afnameduur van de verschillende vragenlijsten was gemiddeld dertig minuten, waarbij de jongere de vragenlijsten zelf invulde.

Na het invullen van de vragenlijsten werden de jongeren door de onderzoeker kort

geïnterviewd. Om ervoor te zorgen dat de antwoorden van de jongeren op een juiste manier geïnterpreteerd zouden worden, is de hoofdtrainer van Rots en Water erbij gaan zitten toen het interview werd afgenomen. De hoofdtrainer legde uit wat de jongere bedoelde bij het benoemen van bepaalde oefeningen en/ of vaardigheden. Dit is letterlijk uitgeschreven en door zowel de hoofdtrainer als de jongeren gecontroleerd. Tot slot is het interview met de hoofdtrainer van Rots en Water letterlijk uitgeschreven en gecontroleerd door de hoofdtrainer ter eventuele correctie.

2.3 Meetinstrumenten 2.3.1 Agressie

Agressie is door middel van de vragenlijst BDHI (Buss-Durkee Hostility Inventory) zowel als geheel, als op de subcategorieën directe en indirecte agressie gemeten. De BDHI bestaat uit 40 stellingen waarbij een jongere met de keuzemogelijkheden ‘Waar’ en ‘Niet waar’ kan aangeven of de stellingen op hem van toepassing zijn. Elke stelling behoort tot een van de drie schalen die de BDHI-D kent, namelijk directe agressie, indirecte agressie en sociale wenselijkheid. De schaal directe agressie meet de mate waarin er bij een jongere sprake is van zichtbare agressie en fysieke of verbale uitingen van agressie. Een voorbeeldstelling: ‘Als ik word aangevallen, verdedig ik mij met geweld.’

De schaal indirecte agressie meet de mate waarin er bij een jongere sprake is van naar binnen gerichte agressie, onderdrukte vijandigheid en ingehouden agressie. Een voorbeeldstelling is: ‘Het leven is klote voor mij geweest.’ De schaal sociale wenselijkheid meet de mate waarin

(15)

een jongere geneigd is om sociaal wenselijke antwoorden te geven. Een voorbeeldstelling is: ‘Ik heb nog nooit een hekel aan een ander gehad.’

De kwaliteit en betrouwbaarheid van de BDHI-D is in 1997 door de COTAN als goed beoordeeld. De interne consistentie van de schalen Directe agressie en Indirecte agressie bleek hoog te zijn, namelijk respectievelijk .79 en .83 (Lange, Hoogendoorn, Wiederpahn & de Beurs, 2005).Voor de schaal sociale wenselijkheid geldt dat er sprake is van lage interne consistentie van .50. De test- hertest betrouwbaarheid is goed voor de schalen Directe agressie (r= 0.80) en Indirecte agressie (r= 0.90). Voor de schaal sociale wenselijkheid is de test- hertest betrouwbaarheid minder, namelijk 0.64. De criteriumvaliditeit is in 1997 als voldoende beoordeeld door de COTAN. De constructvaliditeit is op meerdere manieren onderzocht en in 1997 als goed beoordeeld door de COTAN.

2.3.2 Zelfbeeld

Zelfbeeld wordt gemeten met behulp van de gestandaardiseerde zelfrapportage vragenlijst Competentie Belevingsschaal voor Adolescenten (CBSA). Deze vragenlijst voor 12-18 jarige adolescenten is bedoeld om een indruk te krijgen van de competenties op een aantal specifieke gebieden en van het globaal gevoel van eigenwaarde. Dit is een competentie belevingsschaal die bestaat uit 36 items die weer onderverdeeld zijn in zes subschalen. Deze subschalen zijn: schoolvaardigheden, sociale acceptatie, sportieve vaardigheden, fysieke verschijning, gedragshouding en gevoel van eigenwaarde. De schaal gevoel van eigenwaarde richt zich op de volgende vragen: Hoe beoordeelt de jongere zichzelf in het algemeen als persoon? Een voorbeelditem is: 'Ik ben vaak teleurgesteld in mezelf’. De subschaal schoolvaardigheden gaat erom hoe goed de adolescent zichzelf vindt op school. Sociale acceptatie heeft de inhoud die zich richt op het makkelijk maken van vrienden en of de adolescent zich geliefd voelt bij leeftijdsgenoten. Hechte vriendschap gaat om de mening van de adolescent over of hij in staat is om makkelijk vriendschappen te onderhouden en of hij vrienden heeft waar hij een geheim mee kan delen. Gevoel van eigenwaarde gaat om de algehele beoordeling van de adolescent, hoe hij zichzelf als persoon ziet in het algemeen. De schaal fysieke verschijning richt zich op de volgende vragen: Hoe beoordeelt de jongere zijn uiterlijk? Een voorbeelditem is: 'Ik ben tevreden over hoe ik eruit zie. De schaal gedragshouding richt zich op de volgende vragen: Vindt de jongere dat hij zich behoorlijk gedraagt, geen dingen doet die (moreel) niet mogen? Een voorbeelditem is: 'Ik doe vaak 14

(16)

dingen waarbij ik weet dat ik me niet aan de regels houd’.

De adolescenten krijgen per item twee antwoordmogelijkheden gepresenteerd in de volgende vorm: ‘Sommige doen/ zijn/ voelen zich X’ en ‘Anderen doen/ zijn/ voelen zich niet X. De adolescent wordt gevraagd om te beoordelen tot welke groep hij zich rekent en om vervolgens aan te geven of hij zich daar een beetje toe rekent of zich daar helemaal toe rekent. Scoring vindt plaats op een vierpuntsschaal van ‘minst’’ tot ‘meest competent’. De COTAN – beoordeling voor wat betreft de betrouwbaarheid van de CBSA is voldoende . Voor de test- hertest betrouwbaarheid liggen de correlaties tussen de 0.72 en 0.76. Verder is de COTAN- beoordeling voor de begripsvaliditeit goed (Evers, 2007).

2.3.3 Sociale informatieverwerking

Om de sociale informatieverwerking als bivariate relatie tussen agressie en zelfbeeld te onderzoeken is de Nederlandse versie van de ‘How do I Think Questionnaire’ (HIT) afgenomen (Barriga, Gibbs, Liau & Potter, 2001). Dit is een vragenlijst die de jongens zelf hebben ingevuld en is gericht op de vier denkfouten; uitgaan van het ergste, anderen de schuld geven, goedpraten/ verkeerd benoemen en enkel op zichzelf gericht zijn (Barriga & Gibbs, 1996). De HIT spoort deze denkfouten op die samenhangen met externaliserend gedrag. De HIT heeft een hoge test – hertest betrouwbaarheid en ook de interne consistentie scoort hoog op betrouwbaarheid. Daarnaast is de constructvaliditeit voldoende. Tenslotte is er een significante correlatie tussen HIT en externaliserend probleemgedrag (Barriga & Gibbs, 1996). Een voorbeeldstelling is ‘als iemand geen respect voor je toont, moet je hem/haar dat betaald zetten’. De vragen zijn beantwoord met behulp van een 6-punts likert schaal, lopend van ‘erg mee eens’ tot ‘erg oneens’. In de HIT is een ‘Anamalous Response schaal’ (AR) opgenomen om te kunnen meten of de jongens sociaalwenselijke antwoorden geven.

(17)

2.3.4 Interviews

Om inzicht te krijgen hoe de trainers van Rots en Water bij de JJC de doelen ‘zelfreflectie’, ‘zelfbeheersing’ en ‘zelfvertrouwen’ trachten te bereiken in de training waarop dit onderzoek is gebaseerd en hoe de training is vormgegeven, is een interview gehouden met de

hoofdtrainer van Rots en Water op JJC (zie bijlage 1). De onderwerpen die in dit interview naar voren kwamen waren: de inhoud van de onderzochte training, de zichtbare

veranderingen die eventueel plaats hebben gevonden bij de jongeren (beschrijving per jongere). De jongeren zelf zijn geïnterviewd over wat de training hen heeft opgeleverd. 2.3.5 Data-analyse

Voor elke participant uit de steekproef is de Reliable Change Index (RCI) van de afhankelijke variabelen (agressie, zelfbeeld en denkfouten) berekend. De RCI geeft de verandering weer van de afhankelijke variabelen van iedere participant uit de steekproef, waarbij er

gecontroleerd is voor de standaardmeetfout van het verschil tussen de scores op de meetinstrumenten (HIT, CBSA en de BDHI-D) bij de voormeting en nameting. Op deze manier kan er bepaald worden in hoeverre het gemeten verschil tussen de voormeting en de nameting al dan niet berust op toeval en betekenisvol is (Hafkenscheid, Kuipers, &

Marinkelle, 1998; Jacobson & Truax, 1991). Een RCI van 0 betekent dat er geen verschil is tussen de scores op de voor- en nameting en een RCI van 1 betekent dat het verschil tussen de score op de voor- en nameting gelijk zijn aan de standaardmeetfout van het verschil. De RCI wordt verondersteld normaal verdeeld te zijn met M=0 en SD=1. Omdat huidige studie een exploratief onderzoek is, is er tweezijdig getoetst. Bij een tweezijdige toets met een significantie niveau van α =.05 (RCI ≥ +1,96 of ≤ –1,96) wordt er gesproken van een significant verschil tussen de voormeting en de nameting.

Een bivariate verdeling geeft weer hoe de twee variabelen denkfouten en zelfbeeld en agressie en zelfbeeld gezamenlijk verdeeld zijn. Om deze samenhang te toetsen wordt gebruik gemaakt van de Kendall’s tau. De perfecte waarde van de correlatiecoëfficiënt is gelijk aan ofwel +1 of -1. Een positieve waarde betekent een positieve samenhang tussen de variabelen, wat betekent dat als de waarde op één variabele toeneemt, die op de andere ook zal toenemen. Bij een minteken zal, wanneer op één variabele toeneemt, die op de andere afnemen. Een correlatiecoëfficiënt van 0.5 wordt geïnterpreteerd als een matige correlatie (Rossem, 2008). Er wordt gebruik gemaakt van de Kendall’s tau rangcorrelatiecoëfficiënt, 16

(18)

omdat het om een kleine steekproefgrootte gaat (Field, 2000). 3. Resultaten

In het huidige pilot-onderzoek werden de scores van de vragenlijsten op de voor- en nameting van de steekproef met elkaar vergeleken. Onderstaande tabel toont een overzicht van de uitkomsten per jongere, wat betreft denkfouten, zelfbeeld en agressie met de uitspraken van de hoofdtrainer en jongere zelf, waarbij ‘T’ staat voor Trainer en ‘J’ voor jongere. De volledige weergave van het interview met de trainer is opgenomen als bijlage.

(19)

Tabel 2

Resultaten van RCI en interviews per jongere samengevat

Jongere Zelfbeeld Denkfouten Agressie Opmerkingen over zelfreflectie, zelfbeheersing en zelfvertrouwen 1 Afname fysieke verschijning, sociale acceptatie en gedragshouding Afname verkeerd benoemen/ goedpraten & uitgaan van het ergste Geen significante toename of afname Toename sociale wenselijkheid

T ‘Hij had veel last van concentratieproblemen, waardoor hij een stuk minder leermomenten heeft ervaren’

T ‘ Ik denk dat hij wat heeft opgestoken van de oefeningen waarbij je controle moest krijgen over je ademhaling’

T ‘Ik vermoed dat de agressie enigszins is afgenomen’ J ‘Ik heb meer zelfcontrole gekregen door de ademhalingsoefeningen’

J ‘Ik negeer vaker mensen in plaats van meteen boos te worden’

J ‘Ik heb geleerd om juiste keuzes te maken en mijzelf op een positieve manier te verdedigen’

2 Afname sportieve vaardigheden, sociale acceptatie en gedragshouding

Afname uitgaan van het ergste

Geen significante toename of afname

T ‘Verhard door de straatcultuur’

T ‘Ik hoop dat hij wat heeft opgestoken, je zag hem tijdens de training wel veel nadenken’.

T ‘Ik heb wel mijn twijfels of hij iets heeft geleerd. Hij heeft zijn hele leven lang al technieken aangeleerd om er zelf beter van te worden’

J ‘ Ik heb niets geleerd’

J ‘Het was wel beter dan op de groep zitten’ 3 Toename fysieke verschijning Toename verkeerd benoemen/ goedpraten Geen significante toename of afname

T ‘Ik betwijfel ten zeerste of hij iets gaat toepassen in de praktijk’

T ‘Hij is erg jong en was teveel bezig met het bepalen van zijn positie in de groep’

T ‘Hij is zeer beïnvloedbaar en ik denk niet dat er zicht-baar iets veranderd is bij hem’.

J ‘Ik vond het wel een leuke training, gezellige groep’ J‘Ik heb alleen niet zoveel geleerd ervan’

J ‘Enige wat wel handig is waren die ademhaling-oefeningen voor als je boos bent ofzo’

4 Afname sportieve vaardigheden en sociale acceptatie

Afname van alle denk-fouten.

Afname van directe agressie.

Toename sociale wenselijkheid

T ‘Deze jongen is zichtbaar aan het leren geweest. Hij was erg leergierig’.

T ‘Ik denk dat hij meer zelfvertrouwen heeft gekregen en ook beter in staat is om zijn spanningsopbouw te herkennen’

J ‘Ik denk dat ik wel iets geleerd heb’

J ‘Ik vond het heel fijn dat ik de oefeningen herkende’ J ‘Ik vond het interessant en leuk om te doen’

(20)

Relatie tussen denkfouten en zelfbeeld met significantieniveau p =0.05

De denkfout ‘uitgaan van het ergste’ heeft een zeer sterk positief verband met het gevoel van eigenwaarde ( τ = 0.82). Hoe meer de denkfout ‘uitgaan van het ergste’, hoe hoger het gevoel van eigenwaarde is. Daarnaast is er een sterk positief verband (τ .= 0.71) tussen de

denkfouten ‘anderen de schuld geven’, ‘egocentrisme’ en ‘uitgaan van het ergste met sociale acceptatie. Hoe meer deze denkfouten, hoe meer een jongere zich erbij voelt horen en zich geliefd voelt bij zijn vrienden. De ruwe scores zijn opgenomen als tabel 1 en 2 in de bijlage. Relatie tussen agressie en zelfbeeld met significantieniveau p =0.05

Er bestaat een sterk positief verband (τ .=0.71) met significantieniveau p=0.05, tussen zowel indirecte als directe agressie en sociale acceptatie. Hoe meer agressie, hoe meer een jongere zich erbij voelt horen en zich geliefd voelt bij zijn vrienden. Daarnaast is er een zeer sterk positief verband (τ . 0.91) tussen gedragshouding en indirecte en directe agressie. Hoe meer agressie, hoe positiever het zelfbeeld over het gedrag. Ook bestaat er een zeer sterk positief verband (τ . 0.82) tussen hechte vriendschap en indirecte en directe agressie. Hoe meer agressie, hoe beter men in staat is om een hechte vriendschap aan te gaan volgens zichzelf. Tot slot is er een zeer sterk positief verband (τ . 0.82) tussen indirecte agressie en fysieke eigenschappen. Hoe meer indirecte agressie, hoe positiever men zichzelf beoordeelt over het uiterlijk. De ruwe scores zijn opgenomen als tabel 3 en 4 in de bijlage

(21)

3.1 Denkfouten, zelfbeeld & agressie

Uit onderstaande resultaten, per jongere verwerkt in een staafdiagram, blijkt dat er bij alle jongeren sprake is van een significante afname van denkfouten. Bij een jongere zijn alle soorten denkfouten significant afgenomen. Bij drie jongeren is de denkfout ‘uitgaan van het ergste’ significant afgenomen. Tot slot is er bij een jongere sprake van een significante toename van een denkfout, namelijk ‘verkeerd benoemen/ goedpraten’.

Wat betreft het zelfbeeld is er bij alle jongeren sprake van een significante afname van het

zelfbeeld op het gebied van sociale acceptatie. Bij drie jongeren is er een significante afname van het zelfbeeld op het gebied van sportieve vaardigheden. Bij twee jongeren is er sprake van een afname van het zelfbeeld op het gebied van gedragshouding. Tot slot is er bij twee jongeren sprake van een significante toename van het zelfbeeld op het gebied van fysieke verschijning. Wat betreft agressie is bij drie jongeren geen significantie. Bij een jongere is er een significante afname van directe agressie, zijn sociale wenselijkheid is echter tegelijkertijd significant

toegenomen. De ruwe scores zijn opgenomen als tabel 5, 6 en 7 in de bijlage.

Tabel 3 RCI scores per jongere voor agressie, denkfouten en zelfbeeld

(22)

4. Discussie

In dit pilotonderzoek is de effectiviteit van Rots en Water bij stichting JJC in Den- Haag onderzocht en werd een multiple case study met voor- en nameting uitgevoerd om een eerste indruk te krijgen van de effectiviteit.

In deze multiple case studie stond de vraag centraal of de psychofysieke Rots en Water training bij de jongeren die worden behandeld in JJC voor een afname van agressie zorgt. Op basis van huidig onderzoek kan de conclusie worden getrokken dat voor deze vier jongeren de agressie niet significant is afgenomen na het volgen van de training Rots en Water. Mogelijk kan een

verklaring worden gezocht in de veelal negatieve ervaringen als verwaarlozing, mishandeling en misbruik die jongeren in gesloten jeugdzorg instellingen hebben opgedaan (Van der Helm, Van Nieuwenhuizen, & Wegter, 2011). Door deze negatieve ervaringen reageren zij vaker agressief op sociale (probleem) situaties. Matthys (2001) deed onderzoek naar sociale probleemsituaties die voor jongeren met gedragsproblemen erg moeilijk te hanteren zijn, waardoor er vaak

agressief wordt gereageerd. Deze sociale probleemsituaties bleken onder andere te bestaan uit het niet om kunnen gaan met competitie en geen sociaal nadeel kunnen verdragen als uitgelachen of gepest worden. Mogelijk hebben de jongeren deze sociale probleemsituaties tijdens de

groepstraining ook ervaren en kwamen hierdoor moeilijk tot leren. Zo geeft de trainer aan dat een jongere niet tot leren kwam doordat hij alleen bezig was met competitie om zo zijn positie in de groep te kunnen bepalen. Over een andere jongere beweert de trainer dat hij niet tot leren is gekomen vanwege concentratieproblemen, voortkomend uit zijn gediagnosticeerde ADHD. Twee jongeren geven zelf aan weinig tot niets geleerd te hebben van de training Rots en Water.

Daarnaast is het mogelijk dat Rots en Water niet aan het ‘responsivity beginsel’ voldoet. Dit houdt in dat de aanpak van criminogene factoren afgestemd moet zijn op de persoon (Andrews & Bonta, 2010). Mogelijk hadden deze jongeren intensiever begeleid moeten worden om de

agressie significant te doen verminderen. Zo geeft de trainer aan dat een jongere moeilijk tot andere opvattingen komt doordat hij erg beïnvloed is door de straatcultuur en hierdoor

vastgeroest is in zijn denkpatronen. Ook spelen pedagogische medewerkers op de leefgroep een cruciale rol. Als de pedagogische medewerker adequaat reageert op de speciale behoeften, consistent gedag laten zien en de jongeren accepteren, steunen en er echt zijn voor de jongeren, leidt dit tot een hoger niveau van moreel redeneren en minder agressie (Joliffe & Farrington, 2005). Omdat er geen onderzoek gedaan is naar het leefklimaat van de groep waar deze jongeren verblijven, is het mogelijk dat het leefklimaat niet positief genoeg was om tot leren te komen. Tot

(23)

slot hebben drie van de vier jongeren een benedengemiddelde intelligentieniveau. Mogelijk zijn zij overvraagd en hebben opgedane leerervaringen niet of moeilijk over kunnen zetten naar nieuwe situaties (Van der Helm et al., 2010).

In deze multiple case studie was de tweede vraag of de psychofysieke Rots en Water training bij de jongeren die worden behandeld in JJC voor een afname van denkfouten zorgt. Op basis van huidig onderzoek kan de conclusie worden getrokken dat het erop lijkt dat denkfouten afnemen na het volgen van Rots en Water.

Bij drie jongeren van de vier, is de denkfout ‘uitgaan van het ergste’ significant afgenomen. Mogelijk hebben de oefeningen die worden gedaan bij Rots en Water geleid tot een afname van de denkfout ‘uitgaan van het ergste’. Tijdens Rots en Water worden er realistische situaties uit de praktijk nagespeeld en geoefend en gereflecteerd op verschillende sociale probleemsituaties. Omdat er volgens de hoofdtrainer sprake was van structuur, veiligheid en vertrouwen, zijn sociale probleemsituaties in de groep mogelijk niet meer als vijandig geïnterpreteerd en zijn de jongeren elkaar mogelijk meer gaan vertrouwen; afname van uitgaan van het ergste (van der Helm & Stams, 2012). Deze situaties worden echter ook geoefend en gereflecteerd op de leefgroep. Door een gebrek aan een controlegroep is het niet mogelijk om dit effect enkel en alleen toe te kunnen schrijven aan Rots en Water.

Bij een jongere waren alle denkfouten significant afgenomen. De trainer geeft aan dat hij erg gemotiveerd was om te leren tijdens Rots en Water. Jongeren in de jeugdzorg meer baat bij psychosociale hulp naarmate zij sterker gemotiveerd zijn voor deze hulp (Van der Helm, Wissink, Stams & De Jong (in press). Ook heeft deze jongere al eerder kennis gemaakt met de technieken van Rots en Water door een andere training die hij heeft gevolgd.

In deze multiple case studie was de derde vraag of de psychofysieke Rots en Water training bij de jongeren die worden behandeld in JJC voor een toename van het zelfbeeld zorgt. Op basis van huidig onderzoek kan de conclusie worden getrokken dat het erop lijkt dat het zelfbeeld niet of nauwelijks is toegenomen na het volgen van Rots en Water. Bij alle vier de jongeren is het construct ‘sociale acceptatie’ afgenomen na het volgen van de Rots en Water training. Mogelijk hebben de jongeren tijdens de groepstraining allen sociale afwijzing ervaren, waardoor het zelfbeeld is bedreigd (Williams, 2001). Het zelfbeeld is enkel voor twee jongeren bij twee constructen significant toegenomen, namelijk ‘fysieke verschijning’ en ‘gevoel van eigenwaarde’. Mogelijk is het zelfvertrouwen gestimuleerd door middel van de fysieke

oefeningen die beoefend worden tijdens Rots en Water. Mogelijk hebben deze jongeren door de

(24)

fysieke oefeningen van Rots en Water meer zelfreflectie gekregen. De trainer geeft aan dat de jongeren opener en eerlijker zijn geworden. Ze hebben meer laten zien hoe ze over bepaalde situaties denken en zijn meer gaan nadenken over hun eigen gedrag. Deze zelfreflectie heeft mogelijk gezorgd voor het maken van andere keuzes en het toenemen van het zelfvertrouwen (Plooij & Zandvliet, 2010).

In het onderzoek is vervolgens de vraag beantwoord of er een samenhang is bij deze jongeren tussen agressie en zelfbeeld. Er bestaat een sterke positieve samenhang tussen agressie en sociale acceptatie en hechte vriendschap. Jongens vertonen een sterke drang om een eigen positie, macht en respect te verwerven binnen een groep. Dit doen zij vaak door stoer of riskant gedrag te laten zien, desnoods met geweld, onder 'peer pressure': druk uitgeoefend door leeftijdgenoten (Lyman & Campbell, 1996). Er bestaat tevens een zeer sterk positief verband tussen indirecte agressie en fysieke eigenschappen. Mogelijk speelt de denkfout 'anderen de schuld geven' hierin een rol, waarbij het eigen zelfbeeld niet wordt aangetast door anderen uit te schelden en buiten te sluiten. Tot slot is er een zeer sterke positieve samenhang tussen agressie en gedragshouding. Dit is mogelijk te verklaren door de denkfout 'verkeerd benoemen/ goedpraten'. De jongeren

beschermen mogelijk hun zelfbeeld door het eigen gedrag goed te keuren met gedachten als 'hij verdiende het om in elkaar geslagen te worden'. Op basis van huidig onderzoek kan

geconcludeerd worden dat het erop lijkt dat een hoog zelfbeeld de agressie doet toenemen. De low- self esteem hypothese zou dan verworpen kunnen worden en de disputed self- esteem hypothese kan aangenomen worden; agressie lijkt een middel om een hoog zelfbeeld te beschermen tegen anderen (Baumeister, Smart, & Boden, 1996; Bushman et al., 2009).

Tenslotte is de vraag beantwoord of er een samenhang is bij deze jongeren tussen denkfouten en zelfbeeld. Er is een sterke positieve samenhang tussen denkfouten en sociale acceptatie. Mogelijk praten de jongeren hun gedrag goed, benoemen het verkeerd en geven anderen de schuld, zodat zij op deze manier respect afdwingen binnen hun vriendengroep en enkel zich op deze manier erbij voelen horen (Lyman & Campbell, 1996). Verder is er een zeer sterke positieve samenhang tussen de denkfout 'uitgaan van het ergste' en gevoel van eigenwaarde. Hoe beter een jongere zichzelf beoordeelt, hoe meer sprake er is van de denkfout 'uitgaan van het ergste'. Mogelijk is dit een bescherming van het (in dit geval hoge) zelfbeeld, door te denken dat anderen egoïstisch zijn en erop uit zijn jou te benadelen. Denkfouten lijken aan de hand van deze resultaten juist toe te nemen naarmate het zelfbeeld hoger wordt. Dit in tegenstelling tot het uitgangspunt van Rots en Water, die door hun training een toename van het zelfbeeld willen creëren en hierdoor een

(25)

afname van denkfouten willen creëren.

Concluderend lijkt het erop dat Rots en Water aan de hand van deze multiple case study niet voor een afname van agressie zorgt, maar wel voor een afname van denkfouten. Tot slot neemt het zelfbeeld veelal af bij de jongeren. Voor slechts twee personen is het zelfbeeld op het construct fysieke eigenschappen en gevoel van eigenwaarde toegenomen. Mogelijk is er wel sprake van effectiviteit op het gebied van agressie en zelfbeeld, als naast zelfrapportage ook vragenlijsten worden ingevuld door de trainer of een sociotherapeut. De jongeren hebben mogelijk geen waarheidsgetrouw beeld van zichzelf gegeven door zowel op de voormeting als de nameting vragenlijsten sociaal wenselijk te hebben ingevuld. Op deze manier is er geen verandering opgetreden. Ook is het mogelijk dat de effectiviteit pas later zichtbaar is, nu zijn de vragenlijsten direct na de training afgenomen. Mogelijk hebben de jongeren tijd en herhaling nodig om in te zien dat zij hebben geleerd van Rots en Water.

Er zijn enkele beperkingen op methodologisch gebied van dit pilot-onderzoek. Ten eerste was er sprake van een relatief kleine onderzoeksgroep (N=4) waarbij verandering is gemeten op

individueel niveau. Hierdoor was generalisatie van de uitkomsten niet mogelijk. Verder bestaat het onderzoek alleen uit een experimentele groep, waardoor er alleen uitspraken kunnen worden gedaan over de doeltreffendheid van Rots en Water en niet over de effectiviteit. Ondanks de beperkingen is huidig onderzoek van belang, omdat de resultaten een eerste indruk geven over de mate van doeltreffendheid van de Rots en Water training. Daarnaast is in huidig onderzoek gebruik gemaakt van verscheidene gestandaardiseerde meetinstrumenten. Hoewel huidig onderzoek vanwege zijn multiple case opzet met een kleine steekproef niet generaliseerbaar is, heeft een multiple case design verschillende voordelen in vergelijking met andere

onderzoeksdesigns voor het meten van verandering. Ten eerste wordt met een multiple case design duidelijk welke personen verandering laten zien na het volgen van Rots en Water en welke niet. Daarnaast biedt een multiple case design de optie om na te gaan of Rots en Water goed wordt afgestemd op de behoeften en mogelijkheden van de jongeren, doordat er per individu zichtbaar is in hoeverre zij de doelen van Rots en Water hebben behaald.

Verder is een follow- up meting wenselijk, zodat er ook inzicht in de lange termijn effecten van Rots en Water wordt verkregen. Een aanbeveling voor toekomstig onderzoek is om te werken met een voldoende grote experimentele onderzoeksgroep met controlegroep zodat de effectiviteit kan worden vastgesteld (Veerman &Van Yperen, 2006). Een controlegroep is gewenst om uit te

(26)

sluiten dat de veranderingen toe te schrijven zijn aan factoren die geen betrekking hebben op de interventie (Baarda & De Goede, 2001).

(27)

5. Literatuurlijst

Akkerman, H. (2005). De invloed van haptotherapie op de copingstijl van werknemers met nek-en schouderklachtnek-en. Opnek-en Universiteit: Nederland, Heerlnek-en.

Andrews, D.A., Bonta, J. (2010). The Risk- Need- Responsivity (RNR) Model. Does Adding the good lives model contribute to effective crime prevention? Carleton University.

Baarda, D.B., & Goede, M.P.M. de (2001). Basisboek methoden en technieken. Groningen: Stenfert Kroese.

Barriga, A,Q., Gibbs, J.C., Potter, G.B. & Liau, A.K. (2001). How I Think (HIT) Questionnaire Manual. Illinois: Research Press. (Nederlandse vertaling: C.N. Nas (2000). Hoe Ik Denk (HID) Vragenlijst. Universiteit Utrecht: Capaciteitsgroep ontwikkelingspsychologie.

Barriga, A. Q. & Gibbs, J.C. (1996). Measuring cognitive distortions in antisocial youth: Development and preliminary validation of the ‘How I Think’ Questionnaire. Aggressive Behavior, 22, 333-343.

Bushman, B.J. & Baumeister, R.F. (1998). Threatened Egotism, Narcissism, Self-Esteem, and direct and displace aggression: Does self-love or self-hate lead to violence? Journal of

Personality and social Psychology, 75, 219-229.

Baumeister, R. F., Bushman, B.J., & Campbell, W.K. (2000). Self-Esteem, narcissism and agressor: Does violence result from low self-esteem or from threatened egotism? Current Directions in Psychological Science, 9, 26-29.

Baumeister, R.F., Smart, L., & Boden, J.M. (1996). Relation of threatened egotism to violence and agression: The dark side of high self-esteem. Psychological Review, 103, 5-33.

Bushman, B.J., Baumeister, R.F., Thomaes, S., Ryu, E., Begeer, S., & West, S. (2009). Looking again, and harder for a link between low self-esteem and agression. Journal of Personality. Clemens, J. (2004). Wat zijn de effecten van de Rots en Watertraining bij jongens en zijn er 26

(28)

verschillen in effecten tussen jongens met een allochtone achtergrond en jongens met een Nederlandse achtergrond. Amsterdam.

Dodge, K. (1991). The structure and function of reactive and proactive aggression. In D. Pepler & K. Rubin (Eds.), The development and treatment of childhood aggression (pp. 201-217). Hillsdale: Erlbaum.

Donnellan, M.B., Trzesniewski, K.H., Robins, R.W., Moffitt, T.E. & Caspi, A. (2005). Low self-esteem is related to aggression, antisocial behavior, and delinquency. Psychology Science 16: 328-335.

Evers, A., Vliet- Mulder, J.C. van, & Groot, C.J. (2007). Documentatie van tests en testresearch in Nederland, deel I en II (COTAN). Assen: Van Gorcum

Field, A. (2000). Discovering Statistics Using SPSS for Windows. London: Sage Publications. Gibbs, J. C. (1991). Sociomoral development delay and cognitive distortion: Implications for the treatment of antisocial youth. In W. M. Kurtines, & J. L. Gewirts (Eds.), Handbook of moral behavior and development: Application, 3, 95-110). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.

Gibbs, J.C., Barriga, A.Q. & Potter, G.B. (2001). How I think questionnaire, manual.

Gini, G. (2006). Social cognition and moral cognition in bullying: what’s wrong? Aggressive Behavior, 22, 528-539.

Gjerde, P.F., Block, J., Block, J.H. (1986). Egocentrism and ego resiliency: personality

characteristics associated with perspective- taking from early childhood to adolescence. Journal of Personality and Social Psychology, 51, 423-434.

Haaijman, W.P. (1995). Rekkelijke en precieze gedachten over psychotherapie. Tijdschrift voor Psychotherapie: Bohn Stafleu van Loghum.

Hafkenscheid, A., Kuipers, A. & Marinkelle, A. (1998). De vragenlijst als effectmaat bij ‘N=1’: hoe bruikbaar zijn statistische definities van ‘klinische significantie’ en betrouwbare

(29)

verandering? Gedragstherapie, 31, 221-240.

Jacobson, N.S., & Truax, P. (1991). Clinical significance: A statistical approach to defining meaningful change in psychotherapy research. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 59, 12-19.

Joliffe, D., Farrington, D.P. (2006). Examining the relationship between low empathy and bullying. Aggressive Behaviour, 32, 540-550.

Kochanska, G. (1997). Multiple pathways to conscience for children with different temperaments: from toddler hood to age five. Developmental Psychology, 33, 228-240.

Kolb, D.A. (1984). Experiential learning: Experience as the source of learning and development. Englewood Cliffs, New Yersey: Prentice Hall.

Lange, A., Hoogendoorn, M., Wiederspahn, A. & Beurs, E. de (2005). Buss-Durkee Hostility Inventory– Dutch, BDHI-D. Handleiding, verantwoording en normering van de Nederlandse Buss-Durkee-agressievragenlijst. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Langhorn, K. (2007). Measuring psycho-social skills development after implementing the Rock and Waterprogram. Australie: Sydney.

Landenberger, N.A. & M.W. Lipsey (2005). The positive effects of cognitive-behavioural

programs for offenders: a meta-analysis of factors associated with effective treatment. Journal of Experimental Criminology, 1 (4), 451-476.

Lee, L. (2006). A preliminary study evaluating a school-based group intervention for aggression. In: Ykema, F., Hartman, D. & Imms, W. Bringing It Together. 22 case studies of Rock and Water in various setting. (pp.103-108) Gadaku Institute.

Lipsey, M.W., Landenberger, N.A. & S.J. Wilson (2007). Effects of Cognitive Behavioural Programs for Criminal Offenders. Campbell Systematic Reviews, 6.

Leary, M.R., Twenge, J.M. & Quinlivan, E. (2006). Interpersonal rejection as a determinant of 28

(30)

anger and aggression. Personality and social psychology review, 10, 111-132.

Lyman, R. & Campbell, (1996). Treating children and adolescents in residential and inpatient settings. Developmental clinical psychology and psychiatry, 36. London: SAGE.

Matthys W., (2001), De betekenis van biologische factoren voor de behandeling van gedragsstoornissen, Kind en Adolescent, 22, 268-280.

Menesini, E., Sanchez, V., Fonzi, A., Ortega, R., Costabile, A., & Lo Feudo, G. (2003). Moral emotions and bully: a cross-national comparison of differences between victims, bullies and outsiders. Aggressive Behaviour, 29, 515-530.

Nas, C.N., Brugman, D. & Koops, W. (2008). Measuring self-serving cognitive distortions with the How I Think Questionnaire. European Journal of Psychological Assessment 24: 181-189. Ostrowsky, M.K. (2010). Are violent people more likely to have low esteem or high self-esteem? Aggression and Violent Behaviour, 15 (1), 69-75.

Plooij, E.C. & Zandvliet, J.J. (2010). ‘Voel je wel?’: Haptotherapie in de eerstelijnsgezondheidszorg. Bijblijven, 26, 8-14.

Rossem, R. (2008). Multivariate analyse voor de Sociale Wetenschappen: variantieanalyse. Academica Press.

Scarr, S. (1993). Biological and cultural diversity: The legacy of Darwin for development. Child Development, 63, 1-19.

Stucke, T., & Sporer, S. (2002). When grandiose image is threatened: narcissism and self-concept clarity as predictors of negative emotions and aggression following ego-threat. Journal of Personality, 70, 509-532.

Sukhodolsky, D.G., Kassinove, H. & B.S. Gorman (2004). Cognitive-behavioral therapy for anger in children and adolescents: a meta-analysis. Agression and Violent Behavior, 9, 247-269.

(31)

Tracy, J.L., & Robins, R.W. (2003). ‘Death of a (narcissistic) salesman’: An integrative model of fragile self-esteem. Psychological Inquiry, 15, 103-125.

Twenge, J.M. & Campbell, W.K. (2003). Isn’t it fun to get the respect that we’re going to

deserve? Narcissism, social rejection and aggression. Personality and social psychology bulletin, 29, 261-272.

Van de Berg, M., & Visser, A., Schoolmeesters, A., Edelman, P., & Borne, B. Van de (2006). Evaluation of haptotherapy for patients with cancer treated with chemotherapy at a day clinic. Helen Dowling Institute, Center for Psycho- oncology, Utrecht.

Van de Braak, J., & Konijn, C. (2006). Werken aan effectiviteit. Doorlichting van drie werksoorten van SPIRIT: Beter met Thuis, Regionaal Ambulante Teams en Nieuwe Perspectieven. Amsterdam: Spirit.

Van der Helm, G.H.P., Nieuwenhuizen, van, M., Wegter (2010). Behandeling van jongeren met een licht verstandelijke handicap in een JJI (Adolescents suffering from a mild intellectual disability in youth prison). Amsterdam: Sozio 95, 6-11.

Van der Helm, G.H.P. & Hanrath, J. (2012). Wat werkt in de gesloten Jeugdzorg. Amsterdam: SWP.

Van der Helm, G.H.P. & Stams, G.J.J.M. (2012). Conflict and coping by clients and group workers in secure residential facilities. In K.T.I. Oei & M.S. Groenhuijsen (Eds.), Progression in forensic psychiatry: about boundaries, 553-564. Deventer: Kluwer.

Van der Helm, G.H.P., Wissink, I.B., Stams, G.J.J.M, & De Jong, T. (in press). Measuring treatment motivation in a forensisch setting. The International Journal of offender therapy and comparitive criminology, 56, 1149-1160.

Veerman, J.W. & Yperen van, T. (2006). Wat is praktijkgestuurd effectonderzoek. In Yperen van, T. & Veerman, J.W. Zicht op effectiviteit. Bronnenboek voor praktijkgestuurd

effectonderzoek in de jeugdzorg, 1, 7-19. Utrecht: NIZW.

(32)

Williams, K.D. (2001). Ostracism: The Power of Silence. New York: The Guilford Press. Ykema, F. (2009). Het Rots en Waterperspectief, Basisboek, een psychofysieke training voor jongens. SWP, Amsterdam.

(33)

6. Bijlagen

Interview met de hoofdtrainer van Rots en Water: J. Caenen 1. Kunt u in het kort uitleggen waar Rots en Water voor staat?

Algemene doelstelling van Rots en Water is jongeren te begeleiden en te sturen in hun sociaal-emotionele en mentale ontwikkeling. Een meer specifiek doel is jongens te leren omgaan met andermans en eigen macht, kracht en onmacht. In die zin leren de jongens zich te verdedigen tegen verschillende vormen van geweld en tegelijkertijd oog en gevoel te krijgen voor eigen grensoverschrijdend gedrag.

De training wordt aangeboden aan alle jongens die verblijven op JJC, tenzij er contra-indicaties zijn (PTSS, zeer korte verblijfsduur).

Rots en Water was aanvankelijk bedoeld voor uitsluitend jongens die problemen ondervinden bij hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Deze problemen uiten zich in onbeheerst en grensoverschrijdend gedrag en in het onvermogen zich tegen geweld te verdedigen. In de huidige vorm is R&W geschikt voor jongens vanaf negen jaar. De eerste serie van acht lessen is geschikt voor jongens in de hoogste klassen van de basisschool. De overige lessen zijn bestemd voor jongens van 13 jaar en ouder. Het programma wordt zeer geschikt geacht voor allochtone jongens. Met enige aanpassingen is het programma ook geschikt gebleken voor meisjes.

2. Rots en Water heeft fysieke oefeningen en mentale oefeningen. Kunt u voorbeelden geven van de fysieke onderdelen die in de afgelopen training van Rots en Water werden gegeven? En voorbeelden van mentale oefeningen?

Een volledige les neemt gemiddeld 90 minuten in beslag. Afhankelijk van de situatie kan het verstandig zijn op basis van de handleiding zelf kortere lessen samen te stellen. Een "Rots en Waterles" bestaat altijd voor een groot deel uit fysieke oefening. Voorbeelden hiervan zijn: verschil tussen rots en water toepassen in een rollenspel, houten plankje doorslaan, stoten op kussen met opbouw en trappen op kussen met opbouw en rollenspellen met hedendaagse situaties.

De niet fysieke onderdelen bestaan uit kringgesprekken. Er wordt van tijd tot tijd een stuk van een videoband bekeken waarin thema's rondom contact maken, groepsdruk, geweld en seksueel geweld een rol spelen. Ten slotte kan de trainer ervoor kiezen de lessen af te sluiten met een werkstuk, waarin de ervaringen en de tussentijds gestelde vragen worden verwerkt.

3. De drie uitgangspunten van de training Rots en Water zijn: zelfreflectie, zelfvertrouwen en zelfbeheersing. Door welke oefeningen van Rots en Water beoogt u deze uitgangspunten te 32

(34)

bereiken tijdens de afgelopen training?

Zelfreflectie: geen vaste oefeningen. Bij elke oefening vragen we na te gaan bij zichzelf wat dit met hen deed. Voorbeeld: zat je ademhaling hoog of laag? Was je gefocust op je doel of werd je meegesleept door de ander?

Zelfvertrouwen: wordt bereikt door succeservaringen op te doen in het goed uitvoeren van

fysieke opdrachten. Met name de zelfverdedigingsoefeningen dragen hier aan bij. Voorbeeld: een jongere die een ander toch onder controle kan krijgen door een bepaalde worp, zonder het

gebruiken van geweld.

Zelfbeheersing: met name de trapoefeningen en de stoofoefeningen waarin we de jongeren spanningsopbouw laten ervaren en vervolgens leren deze spanning te beheersen. Na elke trap op een stootkussen moeten ze hun ademhaling terug laag brengen. Ook laten we de jongeren ervaren wat het verschil is tussen hard en zacht door een opbouw in kracht. Zo wordt hen gevraagd eerst tien procent van hun kracht te geven, daarna twintig procent en dan dertig procent, een

progressieve opbouw van kracht. Op deze manier kweken we bewustzijn bij de jongens, je leert ze verschillen kennen. Je leert ze wat buitensporig gedrag is, geleerd moet worden welk gedrag bij welke situatie past. Zo zetten jongeren die een rookmoment moeten overslaan van de

sociotherapeut meteen dreigend taalgebruik in. Deze jongeren weten niet welk gedrag hierbij past, het is alles of niets.

4. Zien alle trainingen er hetzelfde uit? Of heeft u afgelopen training aangepast aan de groep jongens die deelnamen aan deze training? Indien aangepast, waarom?

In de database van Rots en Water zitten veel oefeningen met een logische opbouw. Bij veel oefeningen staat het aanvoelen van sterke en zwakke punten bij een ander centraal. Dit is echter te hoog gegrepen. Daarom kiezen we voor deze doelgroep veel oefeningen die rollenspellen inhouden. ‘Hoe doe ik het in een moeilijke situatie?’ Dit sluit veel beter aan bij hun leefwereld. Dit was een redelijk doorsnee groep, we hebben geen veranderingen doorgevoerd in het

programma.

5. Hoe was de sfeer tijdens de training? Waren de jongens gemotiveerd? Wat was opvallend aan het gedrag van de jongens tijdens de afgelopen training?

De trainingsgroep is heel positief gestart. De jongens waren allen heel enthousiast over de vorm van de training; speels en sportief. Er was een goede sfeer en weinig weerstand. Het is wel een groep jongens die allen moeite hebben met het beschouwende deel: ‘wat is het waard om voor te vechten’, standpunten betreffende normen en waarden waren moeilijk om bij te stellen.

6. Wat ziet u als meerwaarde voor de jongens die deze Rots en Water training hebben gevolgd? Rots en Water leert jongeren bewust te zijn van de informatie die het lichaam geeft, maar leert

(35)

34

ook hoe bijvoorbeeld spanning terug naar beneden gebracht kan worden. Dit is een meerwaarde. Ook is Rots en Water een meerwaarde voor de jongeren in de gesloten jeugdzorg, omdat deze doelgroep vaak moeite heeft zich verbaal te uiten, Rots en Water gaat vooral om oefeningen in de praktijk.

7. Heeft u de jongens tijdens de afgelopen training Rots en Water zien veranderen? Zo ja, wat heeft u gezien en hoe komt het dat ze veranderd zijn? Zo nee, hoe komt het dat ze niet veranderd zijn? (per kind)

In het algemeen zijn de jongens minder sociaal wenselijk gedrag gaan vertonen. Ze zijn opener en eerlijker geworden. Waarschijnlijk omdat in de loop van de trainingen zij meer uitgedaagd werden en de omgeving veiliger voelden voor hen. Ze hebben meer laten zien hoe ze over

bepaalde situaties denken. Ze zijn zelf intensiever bezig geweest met hun positie te bepalen en na te denken over hun eigen gedrag. Ze werden ook constant geconfronteerd met de vraag: ‘wat betekent dit voor jou als je straks terug bent in de samenleving?’.

Jongere 1 (J1): Deze jongen probeerde de oefeningen goed mee te doen. Hij had echter vaak last van zijn gediagnosticeerde adhd. Hij had weinig concentratie en heeft daarom de oefeningen minder goed ervaren. Nam niet erg actief deel aan de discussies, was meer bezig met

kattenkwaad uithalen. Hij was vaak druk in de weer met twee groepsgenoten en was erg speels, daardoor lette hij niet altijd goed op.

Hij is zelf positief over de Rots en Water training die hij gevolgd heeft. Hij vond het vooral een gezellige groep. Hij heeft geleerd om keuzes te maken en zichzelf te verdedigen. Daarnaast zegt hij vooral meer zelfcontrole te hebben gekregen, hij noemt uit zichzelf de ademhalingstechniek. Hij vertelde ook dat hij gebruik maakt van de techniek van het negeren.

Jongere 2 (J2): Deze jongen laat sociaal wenselijk gedrag op de groep zien, maar bij Rots en Water een andere kant van hem naar boven. Hij heeft open en eerlijk over zijn opvattingen gepraat en gaf een eerlijk beeld over hoe hij denkt. Hij is gedurende de training betrokken bij de thema's en heeft regelmatig goede observaties. Hij kan reeds tijdens oefeningen aangeven wat hij voelt in zijn lichaam. Hij is door een moeilijk leerproces gegaan; als de oefeningen begonnen te lijken op realistische situaties in zijn leefomgeving, kreeg hij het moeilijk. Deze jongen komt moeilijk tot andere opvattingen; hij is echt heel sterk beïnvloed door de straatcultuur. Hij is gedurende de oefeningen waarbij er confrontatie was tussen de gangbare normen en zijn straatnormen, hard gaan nadenken. Echter, hij is vastgeroest in een denkpatroon dat bestaat uit zorgen dat hij niet gepakt wordt en altijd de ander tot fouten proberen te dwingen. Hij ziet alles als een strijd en komt niet tot oplossingen. Dit maakt dat hij een moeilijk leerproces had, toch is hij er in aanraking mee geweest en is het naar boven gehaald.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het beantwoorden van de tweede vraag (ziet de controller ERP in de eerste plaats als een instrument voor het verbeteren van het functioneren van de fi nanciële functie of

[r]

Ik voel me veilig als een kind, bij elke storm en tegenwind want Jezus, Jezus overwint, Hij is de Rots voor mij. Hij houdt mij vast en geeft mij kracht, Licht in het donker van

a) Materiaal uit de keuken dient gereinigd te zijn en teruggeplaatst zoals gevonden. Breuken of schade worden gemeld. De restanten blijven ter plaatse achter. b) Alle schade

Burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen maken bekend dat zij de volgende aanvragen voor een om- gevingsvergunning hebben ontvangen op grond van de

Er geldt een uitzondering op de mondkapjes - plicht voor mensen die vanwege een beperking of ziekte geen mondkapje kunnen dragen?. Waar is een

Evenementenlocatie-beleid Velsen 2022 De gemeente Velsen wil evenementenlocatie- beleid vaststellen om ruimtelijke kaders vast te stellen voor evenementen die in Velsen

Heel lang geleden lag ons dorp niet aan de rivier maar bij een grote rots.. Onze voorouders hoorden water stromen, maar ze zagen het niet en ze konden het dus ook