• No results found

Recht voor de Raad. Over de eiser en zijn civiele geschil aan de Raad van Justitie te Galle, 1700-1793.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Recht voor de Raad. Over de eiser en zijn civiele geschil aan de Raad van Justitie te Galle, 1700-1793."

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit der Letteren

Geschiedenis

Studiejaar 2019-2020 Juni 2020

Recht voor de Raad

Over de eiser en zijn civiele geschil aan de

Raad van Justitie te Galle, 1700-1793

Student: Wouter Raaijmakers Studentnummer: 4725875

Docent: Dr. Dries Lyna

Cursus: Bachelorwerkstuk (LET-GESB3100)

(2)

2

Verantwoording titelblad: Jan Brandes, Gezicht op Galle (Galle 31 december 1785 – 14 februari 1786). Waterverf over schets in potlood, penseel in kleuren, afm. 195 x 155 mm. Rijksmuseum, Amsterdam [hierna afgekort als: RMA], Album van Jan Brandes, deel 2 (NG-1985-7-2-114).

(3)

3

Inhoudsopgave

1. “Op ’t uijtterste gekrenkt” blz. 7

Inleiding

1.1. Twee zijden van dezelfde historiografische medaille blz. 7

1.2. Bronnen en bronnengebruik blz. 10

2. Dynamieken op Nederlands-Sri Lanka blz. 13

Historische context

2.1. Van sociaal-culturele registratie en categorisatie… blz. 13

2.2. …tot politiek-juridische administratie blz. 16

3. Aan de rand van het rechtsgeding blz. 20

Aantallen zaken en de fasering van de rechtsgang

3.1. Rechtszaken en het hoger beroep blz. 20

3.2. Een drieluik van gestrande fasen blz. 21

4. Het “wil en weeten van de requirant” blz. 25

Categorieën zaken en de sociale herkomst van eisers

4.1. Schuldenlast, Erfstelling en Eigendom blz. 25

4.2. De sociale samenstellingen blz. 28

5. Recht voor de Raad blz. 33

Conclusie

Bibliografie blz. 35

Primaire bronnen blz. 35

Secundaire literatuur blz. 36

Appendix blz. 39

A. Toelichting categorisering rechtszaken blz. 39

B. Diachroon overzicht categorieën zaken per gestrande fase blz. 40 C. Toelichting categorisering sociale groepen eisers blz. 41 D. Diachroon overzicht sociale groepen eisers per gestrande fase blz. 43

(4)
(5)

5 De scriptant is zeer erkentelijk voor alle toegekomen hulp tijdens het schrijven van dit bachelorwerkstuk. Daarbij gaat een bijzondere waardering uit naar dr. Dries Lyna voor zijn begeleiding, en naar Luc Bulten MA voor zijn kritische blik die dit onderzoek naar een hoger niveau tilde. Tot slot een woord van dank aan dr. Alicia Schrikker en Bente de Leede MA voor hun reflectie op dit onderzoek na het ESDG-seminarium van 10 maart 2020.

(6)
(7)

7

1. “Op ’t uijtterste gekrenkt”

Inleiding

“Door ’t tezamen leeven in concubingie, buijten en behalven dat den bruijdegom selfs niet ontsien heefd, wanneer zijn presente bruijd, haar door de eerstemaal bij een ander swanger bevond, […] des niet temin hij bruijdegom dezelve onaangemerkt egter heeft kunnen goedvinden, [… heeft] dit schande en ergerlik huwelik, […] den goeden stam van de supplianten tot haar laatste gelid toe, op ’t uijtterste gekrenkt, en teneder geholpen.”1

Met de bovenstaande redevoering meldden de broers Dionisius en Salomon Alvis zich in 1743 voor de Raad van Justitie te Galle, gelegen aan de zuidkust van toenmalig Nederlands-Sri Lanka. Hoewel hun broer Thomas meermaals overspelig zou zijn geweest, eisten Dionisius en Salomon niet zozeer een echtscheiding vanwege de overspelige bruidegom, als wel voor de buitenechtelijke zwangerschap van zijn vrouw. Deze zwangerschap beledigde de familie van onder andere Dionisius, Salomon en Thomas namelijk tot op het bot.

Naast Dionisius en Salomon zochten vele anderen in de achttiende eeuw recht voor de Raad van Justitie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) te Galle, in plaats van dat zij vertrouwden op lokale gewoonterechten. Deze rechtzoekenden waren afkomstig uit verschillende sociale groepen, en verzamelden zich om uiteenlopende redenen bij de Raad: van een Moor voor een openstaande schuld, tot een burger voor haar dochter die ontvoerd zou zijn.2

Met hun inzet, bestaande uit een emotie als schande voor de familie, gaven zij een eigen betekenis aan de rechtbank. Deze betekenissen waren op zichzelf eveneens diffuus, waardoor de een uit kon zijn op een sluitend vonnis, en de ander op een eervertoon voor de hoogste rechterlijke macht in Galle. Zodoende ontstond rondom een koloniaal-juridische institutie als de Raad van Justitie een sociale arena waarin ieders bedoeling aanvechtbaar of verdedigbaar was.3 Maar hoezeer brachten

rechtzoekenden geschillen dan eigenlijk voor, voor een structurele oplossing? Waarom stapten zij juist op een koloniale rechtbank af? Welke betekenis gaven zij daarmee aan de Raad van Justitie? En hoe gingen de verschillende sociale groepen hier eigenlijk mee om?

1.1.

Twee zijden van dezelfde historiografische medaille

In navolging van de bovenstaande vragen ligt dit onderzoek op het snijvlak van de theorie van

legal pluralism enerzijds, en die van the consumption of justice anderzijds. Voor een overzichtelijk

verloop van de historiografie worden beide opvattingen van het recht in een koloniale setting afzonderlijk behandeld, waarna historische werken tegen elkaar worden afgewogen.4

1 Sri Lanka National Archives, Partij 1. Nederlandse archivalia [hierna afgekort als: SLNA 1/], inv.nr. 6431,

fol. 18-20.

2 Zie respectievelijk SLNA 1/6413, fol. 117-139 en 1/6410, fol. 154.

3 D.L. Smail, The Consumption of Justice. Emotions, Publicity, and Legal Culture in Marseille, 1264-1423.

Conjunctions of Religion and Power in the Medieval Past (New York 2013) 18-22.

4 Voor algemenere werken over het koloniale verleden van de VOC, zie U. Bosma en R. Raben, Being “Dutch”

in the Indies. A History of Creolisation and Empire, 1500-1920, vert. W. Schaffer (Singapore; Athens 2008); F.S. Gaastra, Geschiedenis van de VOC. Opkomst, bloei en ondergang (Zutphen 2009); G. Oostindie, Colonialism, Migration and Cultural Heritage (Leiden 2008).; J. van Goor, Jan Pieterszoon Coen 1587-1629. Koopman-koning in Azië (Amsterdam 2014).

(8)

8

De studie naar naast elkaar bestaande rechtssystemen is zo oud als het voorval zelf. Hugo de Groot (1583-1654) bestudeerde bijvoorbeeld de situatie in Nederlands-Sri Lanka al in zijn eigen tijd, zij het zonder de term legal pluralism te hanteren.5 Het concept zelf genoot vooral sinds

de laatste kwart van de negentiende eeuw een toenemende populariteit, nadat de rechtssocioloog John Griffiths en de rechtsantropoloog Sally Engle Merry de term conceptueel uitbouwden.6

Griffiths definieerde legal pluralism als een juridische analyse van de omgang van een koloniale rechtsgang met lokale gewoonterechten.7 Hierbij onderscheidde Griffiths bad van good legal

pluralism en omschreef het laatstgenoemde als een sociaal veld, waarin zowel geschreven als

ongeschreven regels, gewoonten en gewoonterechten botsten met de normatieve, koloniale rechtsorde. Bad legal pluralism zou zich daarentegen beperken tot geratificeerde voorschriften en conventies.8 Deze tweedeling sloot naadloos aan op Merry haar omschreven classical en new legal

pluralism. Met het new legal pluralism onderschreef zij hoe vloeiend verschillende rechtssystemen

in elkaar overliepen. Dit contrasteerde met de klassieke variant, die veronderstelde dat kleinere rechtsorden rondom een centrale macht circuleerden.9

De good-variant van legal pluralism verwierf in de daaropvolgende jaren felle kritiek, onder andere door sociaal jurist Brian Tamanah zijn artikel, toepasselijk getiteld ‘The Folly of the ‘Social Scientific’ Concept of Legal Pluralism’. Tamanaha voerde in 1993 de conceptuele gebreken aan met de stelling dat het recht geenszins gelijk kon staan aan ongeschreven regels en gewoonten. Het samensmelten van deze termen zou namelijk leiden tot een onwerkbaar vaag begrip van het recht.10 Ondanks deze felle kritiek, bleef het concept overigens in zwang en relevant

voor wetenschappelijk onderzoek naar meerdere, wederkerige rechtssystemen.11 De historicus

Nadeera Seneviratne-Rupesinghe duidde in 2016 een andere lacune in het denken van legal

pluralism, namelijk het veelal ontbreken van een bottom-up-perspectief.12 Hiertoe bracht zij

synchroon in beeld welke sociale groepen gebruikmaakten van de Landraad te Galle, en waarom. Hoewel Seneviratne-Rupesinghe een gedenkwaardige poging deed om de rechtzoekenden en getuigen voor enkele jaren scherp in beeld te krijgen, ontbrak een soortgelijk diachroon overzicht. In aanvulling op het overzicht van rechtzoekenden uit Seneviratne-Rupesinghe’s werk, in de trant van legal pluralism, voorzag de historicus Daniel Lord Smail in een inhoudelijke beschouwing van de soorten rechtszaken. In zijn boek uit 2003 sneed hij dan ook een ander conceptueel kader aan. Smail benaderde het recht in middeleeuws Marseille namelijk als een emotionele investering en consumeerbaar goed. De opvatting van het recht als consumeerbaar goed benadrukte het geld, de emotie en de energie die rechtzoekenden investeerden in de

5 E. Keene, Beyond the Anarchical Society. Grotius, Colonialism, and Order in World Politics. LSE Monographs

in International Studies (Cambridge 2002) 60-62.

6 J. Griffiths, ‘What is Legal Pluralism?’, Journal of Legal Pluralism and Neo-Colonial Laws 24:1 (1986) 1-55;

S.E. Merry, ‘Legal Pluralism’, Law and Society Review 22:5 (1988) 869-896. Zie ook S.F. Moore, Social Facts and Fabrications: Customary Law on Kilimanjaro, 1880-1980 (Cambridge 1986); L. Pospisil, The Anthropology of Law: A Comparative Theory of Law (New York 1971).

7 Griffiths, ‘What is Legal Pluralism?’, 1-2. 8 Ibidem, 9-14, 38-39.

9 Merry, ‘Legal Pluralism’, 872-874.

10 B.Z. Tamanaha, ‘The Folly of the “Social Scientific” Concept of Legal Pluralism’, Journal of Law and Society

20:2 (1993) 192-217, aldaar 193, 199-202.

11 L. Benton en R.J. Ross, ‘Empires and Legal Pluralism. Jurisdiction, Sovereignty, and Political Imagination

in the Early Modern World’ in: Idem en Idem (red.), Legal pluralism and empires, 1500-1850 (New York 2013) 1-17; P.D. Halliday, ‘Law’s Histories. Pluralisms, Pluralities, Diversity’ in: L. Benton en R.J. Ross (red.), Legal Pluralism and Empires, 1500-1850 (New York 2013) 261-277.

12 N. Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom. Colonial Lawmaking in the Galle Landraad (Proefschrift

Universiteit Leiden, Leiden 2016) 75-96. Vergelijk L. Benton, Law and Colonial Cultures. Legal Regimes in World History, 1400-1900 (Cambridge; New York 2002).

(9)

9 rechtsgang. Dit suggereerde dat de investering niet werd opgelegd. In plaats daarvan kozen rechtsconsumenten bewust voor het procederen, aangezien het, evenals een modeartikel, een statement maakte. Anders gezegd zou in de rechtbank een ruimte ontstaan waarin sociale status in mindere of meerdere mate bedongen kon worden.13

Hierbij merkte Smail terecht op dat een rechtssysteem niet geheel bestond bij de gratie van rechtzoekenden, noch dat rechtzoekenden een juridisch bestel uitsluitend als een sociale arena betraden.14 Toch toonde hij overtuigenderwijs aan hoe verschillende sociale groepen

structureel met uiteenlopende motivaties in contact kwamen met justitie.15 Toegegeven:

middeleeuws Marseille en vroegmodern Sri Lanka liggen mijlenver uiteen. Een recent onderzoek naar Frans-India en een onderzoek naar een Nederlandse koloniale nederzetting in Zuid-India, namelijk Fort Kochi, toonden echter een corresponderende bereidwilligheid onder de plaatselijke bevolking in de achttiende eeuw.16 Zo ook een onlangs verschenen artikel dat de filosofie van

Smail zelfs afslankte tot Nederlands-Sri Lanka.17 Daaruit bleek namelijk hoe een Singalese vrouw

bewust op de Raad van Justitie te Colombo afstapte om haar kansen op voogdijschap over haar kind te vergroten. Al deze onderzoeken waren telkens van kleinere schaal dan Smail’s studie, en bestonden dan ook uit enkele casussen. Vandaar behoeft de idee van the consumers of justice in een koloniale setting uitvoeriger onderzoek.18

Dit onderzoek ligt kortom op het snijvlak van twee zijden van dezelfde historiografische medaille: de meer institutionele benadering van legal pluralism enerzijds, en de meer emotionele opvatting the consumption of justice anderzijds. Hierbij gaat het uit van eisers in het civiel recht, die in een koloniale samenleving bewust op de Raad van Justitie te Galle afstapten. Daarbij worden zowel de eisers zelf, als de rechtszaken die zij aangingen systematisch in kaart gebracht. Deze opzet wordt steekproefsgewijs voor de gehele achttiende eeuw doorgevoerd, opdat een langetermijnperspectief ontstaat, en van waaruit diachrone verklaringen opgeworpen kunnen worden. Deze aanpak mondt uit in een antwoord op de vraag waarom eisers hun geschillen voorbrachten bij de Raad van Justitie te Galle tussen 1700 en 1793, en wat de functie van deze rechtbank in de koloniale maatschappij precies was.

In deze vraagstelling zitten enkele keuzes of beperkingen omsloten die nadere toelichting behoeven. Het burgerlijk recht is verkozen boven het strafrecht, omdat in civiele rechtszaken onderlinge geschillen van de bevolking naar voren kwamen. In het strafrecht werd de bevolking vervolgd, zonder dat daarbij sociale dynamieken blootlagen.19 Eisers bekleedden hierbij een

bijzondere positie: zij waren actief in de rechtsgang door een gerechtshof op te zoeken, en beoefenden daarmee een zekere agency of zelfzeggenschap. Gedaagden en getuigen waren in tegenstelling tot eisers passief doordat zij werden opgeroepen, en gaven daar bovendien niet steevast gehoor aan.20 De Raad van Justitie te Galle is hiervoor een uitgelezen casus, gezien de

13 Smail, The Consumption of Justice, 19. 14 Ibidem, 18-22.

15 Ibidem, 40, 44, 63, 66, 86.

16 D. Agmon, An Uneasy Alliance: Traders, Missionaries and Tamil. Intermediaries in Eighteenth-Century

French India (Ann Arbor 2011) 207-210; S. Singh, Fort Cochin in Kerala, 1750-1830. The Social Condition of a Dutch Community in an Indian Milieu. TANAP monographs on the history of Asian-European interaction. Deel 13 (Leiden; Boston 2013) 132-136.

17 L. Bulten, J. Kok, D. Lyna en N. Rupesinghe, ‘Contested Conjugalities? Sinhalese Marriage Practices in

Eighteenth Century Dutch Colonial Sri Lanka’, Annales de démographie historique 53:1 (2018) 51-80, aldaar 54-59.

18 Het nog lopende NWO-project ‘Consuming the Law’ van de Radboud Universiteit en de Universiteit Leiden

springt in op deze lacune, en slankt de filosofie van Smail af tot het civiel recht in Nederlands-Sri Lanka.

19 Smail, The Consumption of Justice, 26-28.

(10)

10

schaarste aan bestaand onderzoek, maar ook het belang van Galle in Sri Lanka. De havenplaats verwerd door de koloniale uitbouw een van de meest duidelijke erfenissen uit de Nederlandse tijd. Deze uitbouw was niet zonder reden: Galle bleek indertijd de belangrijkste plaats voor de in- en uitvoer van kaneel te zijn. Daarnaast was het een cruciale doorvoerplaats naar Nederlands-Indië.21 Verder lijkt de achttiende eeuw geschikt voor historisch onderzoek. Nederlands-Sri Lanka

stond in deze eeuw namelijk bol van sociaal-culturele en politiek-juridische veranderingen, mede door toedoen van de VOC.22

1.2.

Bronnen en bronnengebruik

Het bronnenmateriaal dat aan de basis ligt van dit onderzoek bestaat uit civiele procesrollen en procesboeken. Waar de rollen verslagleggingen zijn per tweewekelijkse zitting van de Raad van Justitie te Galle, zijn de boeken verslagleggingen per proces, die met terugwerkende kracht zijn samengesteld door een klerk.23 Beide bronsoorten bevatten onder andere gestelde eisen,

verklaringen en inventarissen, al moest een zaak uit de rollen bij het ontbreken van een boek dus worden gereconstrueerd, alvorens deze kon worden geanalyseerd. Toch bleken vooral de boeken in gebreke: per beschikbaar boek werd slechts een enkele rechtszaak behandeld. Hierom zijn de rollen als uitgangspunt genomen voor de analyse, waarbij de boeken hier en daar in aanvullende informatie voorzagen. Afbeelding 1 geeft een degelijke indruk van een procesrol, dus de best benutte bronsoort, met daarop de zitting van 20 april 1700.

De procesrol op afbeelding 1 bevat een aantal elementen die uit de bronnen zijn gefilterd: bovenaan staat de datum waarop de rechtsdag werd gehouden, rechts van het midden staan enkele gegevens van zowel eiser als gedaagde (lees: naam, kaste, dienst en woonplaats), en links staat het verloop van de zitting. Uit dit verloop zijn enkele aanvullende variabelen gedestilleerd, namelijk de categorie waartoe de zaak behoorde, het voorwerp van de vordering, het onderscheid tussen originele zaken en beroepszaken, en de fase in de rechtsgang.24 Alle elementen zijn voor de

zittingen in de jaren 1700/01, 1759 en 1792/93 verzameld. De jaren waarmee de achttiende eeuw wordt bestudeerd, reflecteerden de achterliggende geschiedenis met een representatieve steekproef, met het oog op het beschikbare bronnenmateriaal.25

De hierbij gehanteerde methode kan het beste omschreven worden als beschrijvende statistiek, wat zoveel betekent dat tabellen niet zozeer tot significante resultaten leiden, als wel tot een fragmentarisch begrip van hetgeen onderzocht wordt. Het product heeft het meeste weg van een collectieve biografie van eisers, die zich op de eerste plaats baseert op informatie die structureel is onttrokken aan het bronnenmateriaal. In aanvulling op de kwantitatieve gegevens

21 L. Wagenaar, Galle, VOC-vestiging in Ceylon: Beschrijving van een koloniale samenleving aan de vooravond

van de Singalese opstand tegen het Nederlandse gezag, 1760 (Leiden 1994) 45.

22 Hovy, Ceylonees plakkaatboek, 65-67; N.R. Dewasiri, The Adaptable Peasant. Agrarian Society in Western

Sri Lanka under Dutch Rule, 1740-1800. TANAP Monographs on the History of Asian-European Interaction. Deel 9 (Leiden; Boston 2008) 6-8; N. Wickramasinghe, Sri Lanka in the modern age: A history (Londen 2006) 16-19.

23 S.A.W. Mottau, Inventory of the Archives of the Dutch Government in the Divisions of Galle (Matara) and

Jaffnapatnam 1640-1796 (Den Haag 1975) 74-75.

24 Voor een toelichting op de categorisering van de rechtszaken, zie appendix A. Voor een toelichting op de

categorisering van de sociale groepen van eisers, zie appendix C.

25 Mottau, Inventory. Uit de tussenliggende jaargang van 1729 was slechts een procesboek beschikbaar,

waaruit niet meer dan één rechtszaak volgde, namelijk SLNA 1/6430, fol. 2. Dit ene proces is in de analyse buiten beschouwing gelaten, daar de alleenstaande casus voor een vertekend of zelfs misleidend beeld zou zorgen, in vergelijking met de veelvuldige rechtszaken uit de overige jaargangen.

(11)

11 is kwalitatief materiaal ingezet om constateringen te ondersteunen. Afbeeldingen zijn daarbij

illustratief benut.

In de hierop volgende hoofdstukken wordt allereerst een overzicht geschetst van de historische context. Hoe was het sociaal-cultureel en politiek-juridisch immers gesteld in Nederlands-Sri Lanka? Vervolgens worden enkele technische aspecten van de verzamelde rechtszaken verkend. Het gebruik van de rechtsgang bleek namelijk te normaliseren, wat mogelijk leidde tot een toenemend aantal zaken in de achttiende eeuw. 26 Aansluitend worden de zaken en

eisers inhoudelijk uitgekiend. Onderwerpen als schuldenlast, eigendom en erfstelling spraken mogelijk eisers uit verschillende sociale groepen aan, die op hun beurt een eigen betekenis toekenden aan de Raad van Justitie te Galle.27

26 L. Hovy, Ceylonees plakkaatboek. Plakkaten en andere wetten uitgevaardigd door het Nederlandse bestuur

op Ceylon, 1638-1796 (Hilversum 1991) 98-109; D. Lyna, Crowing as a Weathercock. Dutch Civil Courts and Witness Interrogations in 18th-Century Sri Lanka (Artikel in ontwikkeling, Nijmegen 2020); Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 25-30, 75.

27 A. Schrikker, ‘‘Op de dijk gezet’. Schuld, onrust en bestuurlijke onzekerheid in Jaffna in de achttiende eeuw’

in: L. Wagenaar (red.), Aan de overkant. Ontmoetingen in Dienst van de VOC en WIC (1600-1800) (2015b Leiden) 145-164, aldaar 153-157; Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 30-35.

(12)

12

Afbeelding 1

(13)

13

2. Dynamieken op Nederlands-Sri Lanka

Historische context

De achttiende-eeuwse Sri Lankaanse samenleving was mateloos complex, onder andere door bemoeienis van de VOC. De dynamieken, veranderingen en continuïteiten van deze samenleving worden in dit hoofdstuk ontleed in twee componenten. Allereerst komt de sociaal-culturele context aan bod, waarna de politiek-juridische indeling wordt behandeld.

2.1.

Van sociaal-culturele registratie en categorisatie…

De zuidwestelijke kust van Sri Lanka ontving al in de pre-koloniale tijd buitenlandse handelaren en immigranten.28 Na de overname op de Portugezen in 1650 deelde de Compagnie de verworven

kustgebieden in drieën, in de commandementen of dissavonieën Jaffna, Colombo en Galle. Deze werden bestuurd door Compagniesdienaren als dessaven aan het hoofd.29 Midden in het eiland

lag het koninkrijk Kandy, dat de Compagnie nooit heeft kunnen inlijven, al verwierf de Compagnie wel de gehele kuststrook van het Sri Lanka na een conflict met het koninkrijk in 1766, als afgebeeld in afbeelding 2. “Daarmee verkreeg de Compagnie soevereine rechten over de gebieden die zij eerder als ‘stadhouder’ van de koning van Kandy had bestuurd.”30 De omschreven structuur

hield tot in de jaren 1790 stand, toen de Compagnie het eiland verloor aan het Britse Rijk.

Afbeelding 2

Kaart van Sri Lanka met de bestuurlijke en juridische hoofdindeling na 1766. Bron: Een bewerking van T. Nadaraja, The Legal Systems of Ceylon in Its Historical Setting (Leiden 1972) 2.

28 Wickramasinghe, Sri Lanka, 7-8.

29 A.R.B. Amerasinghe, ‘The Dutch Influence on the Legal System of Sri Lanka’ in: S. Kelegama en R. Madawela

(red.), 400 Years of Dutch-Sri Lanka Relations 1602-2002 (Colombo 2002) 287-340, aldaar 287-288; Dewasiri, The Adaptable Peasant, 6-8; Wickramasinghe, Sri Lanka, 16-19.

(14)

14

De havenstad Galle, gelegen in de gelijknamige dissavonie, was weliswaar geen uitzondering op het ontvangen van handelaren en immigranten in de pre-koloniale tijd, al veranderde de havenplaats in de achttiende eeuw aanzienlijk.31 “Galle – en hetzelfde kan van

Colombo en Jaffna worden gezegd – was een samenleving die vóór de komst van de Europeanen niet bestond: […].” Het geürbaniseerde Galle zou in 1760 dan ook contrasteren met “de agrarische structuur van het omringende platteland.”32 De Nederlandse reiziger Jan Brandes legde eind

achttiende eeuw een stadsgezicht van Galle vast, waardoor een indruk van de urbane omgeving tastbaar lijkt te worden, als zichtbaar in afbeelding 3. In lijn met het stad-achterlandcontrast had de meer stedelijke context van de Raad van Justitie mogelijk consequenties voor niet zozeer het bereik, als wel de toegankelijkheid van het instituut. Ter vergelijking was de Landraad als rurale rechtbank buiten de stad gevestigd.33

Afbeelding 3

Kleurtekening van de stad Galle op Sri Lanka met het commandeurshuis, de gereformeerde kerk, het Compagniespakhuis en in het verschiet de Adamsberg. Bron:Jan Brandes, Gezicht op Galle (Galle 31 december 1785 – 14 februari 1786). Waterverf over schets in potlood, penseel in kleuren, afm. 195 x 155 mm. RMA, Album van Jan Brandes, deel 2 (NG-1985-7-2-104).

Het inwonertal van Galle omving in de achttiende eeuw circa 95.000 personen.34 Dit

gegeven is grotendeels gebaseerd op verschillende censussen, namelijk thombo’s. In deze

31 Wagenaar, Galle, 45-46. Vergelijk R. Raben, ‘Ethnic Disorder in VOC Asia. A Plea for Eccentric Reading’,

BMGN – Low Countries Historical Review 134:2 (2019) 115-128, aldaar 117-118; Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 89-93. Tegelijkertijd werd in relevante literatuur gewezen op grote parallellen in de levenspatronen van personen aan de kust en in het achterland, de urbane omgeving daargelaten. De mogelijke consequenties van het geschetste contrast werden oftewel betwist. In de realiteit was de situatie veel complexer.

32 Wagenaar, Galle, 45-46.

33 R. Raben, Batavia and Colombo. The ethnic and spatial order of two colonial cities, 1600-1800

(Proefschrift Universiteit Leiden, Leiden 1996) 33-36; Wagenaar, Galle, 140-141.

34 Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 76; P. de Zwart, ‘Population, Labour and Living Standards

in Early Modern Ceylon: An Empirical Contribution to the Divergence Debate’, The Indian Economic and Social History Review 49:3 (2012) 365-398, aldaar 376-379.

(15)

15 zogenoemde thombo’s, die overigens voortborduurden op pre-koloniale en later Portugese

registers, werden land en bevolking door de VOC geregistreerd en gecategoriseerd.35 De

landregistratie was van groot belang voor zowel eigendomsbepalingen van kavels, als voor landbouwproductie: met de registratie en categorisatie dwong de Compagnie namelijk arbeidskrachten af uit het lokale kastenstelsel.36 Dit kastenstelsel kan getypeerd worden als een

continuïteit. Hoewel de Compagnie een eigen invulling gaf aan het stelsel, bestond deze al in het pre-koloniale tijdperk.37

Het Sri Lankaanse kastenstelsel kan vervolgens benaderd worden als een zeer ingewikkelde, gepolitiseerde verdeling. Evenals in soortgelijke, op kasten gefundeerde samenlevingen in Zuid-Azië, baseerde deze Sri Lankaanse verdeling zich op de etnische afkomst, sociaaleconomische klasse en culturele orde van personen en groepen.38 Om deze wirwar van

kasten, etniciteiten, religieuze groeperingen en volkeren het hoofd te bieden, en vanwege de pejoratieve connotaties van deze termen, zijn termen als ‘sociale groep’ of ‘gemeenschap’ het uitgangspunt. Hiermee laat dit onderzoek ruimte voor meerdere interpretaties van het kastenstelsel.

In Galle bevonden zich in de achttiende eeuw meerdere sociale groepen. Daarvan vormden Singalezen een meerderheid en Tamils (Mallabaren), Moren (islamieten), Chitties (Zuid-Indiase handelaren) en Europese of Euraziatische burgers een minderheid.39 Binnen de genoemde

gemeenschappen bestonden weer verschillende kasten. De goygama (doorgaans als bellale geregistreerd in de documenten van de VOC, een verbastering van het Tamilse vellālar), de kaste bestaande uit landeigenaren en landbouwers, vertegenwoordigden meer dan de helft van alle inwoners in Galle. Verder waren de drie ondergeschikte groepen, de karāva (traditioneel een visserskaste, derhalve ook als vissers geregistreerd door de Compagnie), de salāgama (de kaste der kaneelschillers, ook wel chalias of sjalias genoemd in de bronnen) en de durāva (ook wel

chiando’s genoemd, tappers van het sap van de palm) goed voor een kwart van de bevolking van

Galle. De overige bevolking was enorm versplinterd. Naast groepen erkende de Compagnie ook diensten als āchāri (een overkoepelende kaste voor ambachtslieden als bijvoorbeeld smeden en timmerlui), schrijver, mudaliyār en mohandiram (ofwel inheemse hoofden), en laskarin (een inheemse soldaat in dienst van de Compagnie).40 Deze sociale groepen en diensten liepen in de

achttiende eeuw deels in elkaar over, onder andere door een inconsistente categorisering van de Compagnie en de mogelijkheid die deze bood om sociale invloed te bedingen.41 De mogelijkheid

die alhier ter discussie staat, is die van het zoeken van recht bij de Raad van Justitie te Galle.

35 A. van den Belt, J. Kok en K. Mandemakers, ‘Digital thombos: A new source for 18th century Sri Lankan

family history’, The History of the Family 16:4 (2011) 481-489, aldaar 282-284; Bulten e.a., ‘Contested Conjugalities?’, 59-64; F.F. Drixler en J. Kok, ‘A lost family-planning regime in eighteenth-century Ceylon’, Population Studies 70:1 (2016) 93-114, aldaar 94-96; J. Kok en A. van den Belt, ‘Malaria, mijworm of mannen? Op zoek naar de oorzaken van de oversterfte van vrouwen op Ceylon in de achttiende en twintigste eeuw’ in: K. Matthijs, P. Puschmann, A. Janssens en H. Bras (red.), Gender in/en historische demografie (Leuven; Den Haag 2013) 47-70, aldaar 55-58.

36 S. Arasaratnam, ‘Elements of social and economic change in Dutch maritime Ceylon (Sri Lanka)

1658-1796’, The Indian Economic Social History Review 22:1 (1985) 35-54, aldaar 49-54; D.A., Kotalawele, ‘Agrarian Policies of the Dutch in South-West Ceylon, 1743-1767’, A.A.G. Bijdragen 14:1 (1967) 3-33, aldaar 4-9.

37 Dewasiri, The Adaptable Peasant, 185-187; Wickramasinghe, Sri Lanka, 48-54.

38 S. Guha, Beyond Caste. Identity and Power in South Asia, Past and Present. Brill’s Indological Library. Deel

44 (Leiden; Boston 2013) 2-7.

39 Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 76-80.

40 Dewasiri, The Adaptable Peasant, 192-199; Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 76-80.

41 Dewasiri, The Adaptable Peasant, 187-191; J.D. Rogers, Crime, Justice and Society in Colonial Sri Lanka.

(16)

16

2.2.

…tot politiek-juridische administratie

In het voetspoor van de Portugezen liet de VOC in Sri Lanka in de jaren 1650 de bestaande decentrale administratie grotendeels intact. Hoewel de drie dissavonieën Jaffna, Colombo en Galle werden bestuurd door Compagniesdienaren als dessaven aan het hoofd, bleven lokale kōrālas en

mudaliyārs aanvoerders van respectievelijk kōralēs en pattus. Kōralēs en pattus waren in die

volgorde steeds vertakte bestuurlijke eenheden binnen een dissavonie, als afgebeeld op

afbeelding 4. De bekering van lokale principalen van het rooms-katholieke geloof tot het

calvinisme gold hierbij als een belangrijke voorwaarde voor het behouden van hun positie.42

Afbeelding 4

Kaart van het commandement Galle met de bestuurlijke hoofdindeling in 1753. Bron: Nationaal Archief, Den Haag, Verzameling Buitenlandse Kaarten Leupe: Eerste Supplement, nummer toegang 4.VELH, inv.nr. 215, band 2 blad 6, Kaart van het commandement Galle met de bestuurlijke hoofdindeling. NB Gefacsimileerd in R. van Diessen en B. Nelemans, Grote Atlas van de Oost-Indische Compagnie. Deel IV (Voorburg 2008) 169.

In Sri Lanka als VOC-gebied waren de politieke en juridische machten met elkaar verweven. De Compagnie functioneerde juridisch weliswaar in naam van de Staten-Generaal van de Nederlanden, maar deed dat geïsoleerd. De in 1642 uitgegeven, en in 1766 herziene Statuten van Batavia vormden namelijk de basis van wetten en regels voor de rechtspraak in Nederlands-Azië, en waren afgeleid van het Rooms-Hollands recht uit de Nederlanden. Het Sri Lankaanse plakkaatboek vulde de Statuten vervolgens met lokale wetgeving aan. De Compagnie hield kortweg zowel politiek als juridisch huis in haar koloniën, en deed dat met een getrapt bestel. De Raad van Justitie te Batavia was daarbij de hoogste rechterlijke macht.43 In navolging van de

bestuurlijke driedeling van Sri Lanka, wierp de Compagnie in iedere dissavonie een stedelijke

42 Amerasinghe, ‘The Dutch Influence’, 287-288; Dewasiri, The Adaptable peasant, 6-8; Wickramasinghe, Sri

Lanka, 16-19.

43 Amerasinghe, ‘The Dutch Influence’, 288-292; K. Ekema, Courting conflict. Managing Dutch East and West

India Company disputes in the Dutch Republic (Leiden 2018) 27-39; Hovy, Ceylonees plakkaatboek, 51-57, 114-116; A. Schrikker, ‘Conflict Resolution, Social Control and Law-Making in Eighteenth Century Dutch Sri Lanka’ in: C. Antunes en J. Gommans (red.), Exploring the Dutch Empire. Agents Networks and Institutions, 1600-2000 (2015a Londen; New York) 227-244, aldaar 232-234.

(17)

17 Raad van Justitie op: een te Jaffna, te Colombo en een te Galle. De Raad van Justitie te Colombo was

hierbij het summum van de rechterlijke macht op Sri Lanka. De Gaalse Raad legde met andere woorden verantwoording af aan die in Colombo. Bijkomend was de Gaalse rechtbank competent in zowel civiele als strafrechtelijke zaken.44

Rechtszaken met een inzet vanaf honderdtwintig rijksdaalders of meer verschenen voor de Raad van Justitie. Zaken met een lagere inzet verschenen voor de lagere Civiele Raad, eveneens aanwezig in Galle. In 1741 werd tot slot de rurale Landraad opgericht om zaken over voornamelijk grondbezit te beslechten.45 Jan Brandes legde verschillende Sri Lankaanse taferelen vast in zijn

schetsboek, zo ook de dessave die op de gaanderij van zijn woning een zitting hield van de Colombese Landraad te Hulftsdorp, als weergegeven op afbeelding 5. Hoewel Brandes’ tekening de Landraad te Colombo afbeeldde, geeft zijn schets toch een indruk van de ruimtelijke indeling van juridische instituten op Sri Lanka. Hoe dan ook was het juridisch bestel met de instelling van de Landraad, wat betreft de instituten, compleet. De hoogste en in die zin belangrijkste rechterlijke macht in Galle, als volgt uit figuur 1, is bewust gekozen als uitgangspunt.

Figuur 1

Een schematisch overzicht van het juridisch bestel van de VOC op Sri Lanka vanaf 1741

De praktijk aan de Raad van Justitie bleef in de achttiende eeuw redelijk constant. De Raad van Justitie te Galle nam doorgaans zitting op dinsdagen en vrijdagen, vanaf half negen ’s ochtends, en behandelde dan verschillende rechtszaken. Bij wijze van uitzondering werden woensdagsessies ingelast.46 Sessies werden voorgezeten door een Compagniesdienaar van

Europese afkomst, namelijk de commandeur van Galle, die overigens geen rechtsgeleerde hoefde te zijn. Dit illustreert de genoemde verwevenheid van de politieke en juridische machten te meer.47 De Raad behandelde op zo een rechtsdag verschillende zaken, waarvan de documentatie

steevast was getekend door de secretaris, eveneens steevast van Europese afkomst.48 De rest van

de Raad was overigens evenzeer uitsluitend Europees. Hiermee contrasteerde de Raad van Justitie met bijvoorbeeld de Landraad, in afbeelding 5. Daarin is zichtbaar dat de lokale bevolking juist wel een positie kon bekleden in de Landraad. De getekende documentatie op gefrankeerde vellen papier droeg tot slot bij aan de groeiende VOC-administratie in brede zin.49

Rechtzoekenden verschenen met vellen papier, een verbale eis of met beschreven palmbladeren (zogenaamde ola’s) voor de rechtbank. Jan Brandes bracht deze rechtzoekenden in beeld, zij het wederom aan de Colombese Landraad, als op afbeelding 6. Met deze tekening in kleur

44 Lyna, Crowing as a Weathercock; Nadaraja, The Legal Systems, 5-9; Schrikker, ‘Conflict Resolution’,

228-232.

45 Schrikker, ‘‘Op de dijk gezet’’, 153-157; Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 30-35. 46 Mottau, Inventory of the Archives, 73.

47 Lyna, Crowing as a Weathercock. 48 Zie bijvoorbeeld SLNA 1/6405, fol. 5-6.

49 Hovy, Ceylonees plakkaatboek, 555-556; Mottau, Inventory of the Archives, 73.

↗ ↖

↑ ↑ ↑ ↑

Civiele Raad Landraad Civiele Raad Landraad Civiele Raad Landraad Raad van Justitie te Jaffna

Raad van Justitie te Batavia Raad van Justitie te Colombo

Raad van Justitie te Galle

(18)

18

gaf Brandes een impressie hoe verschillende lokale rechtzoekenden zich met hun eis in de hand, in afwachting van de rechtspraak verzamelden. De eis vormde een eerste stap in de rechtsgang bij de Raad van Justitie te Galle, namelijk een schriftueren van eysch of rekest dat gehoord werd door de rechtbank. Rechtzoekenden werden daarbij verwacht gebruik te maken van een vertegenwoordiger of procureur, vaak een fiskaal of mudaliyār. Let wel: niet alle verzoekschriften werden gehonoreerd, noch waren alle procureurs beoefend in het rechtsambt.50 Indien een rekest

doorgang vond, volgde een reactie van de gedaagde. Vervolgens reageerden eiser en gedaagden schriftelijk, ook wel repliek en dupliek, waarna aangedragen documenten werden vastgelegd. Deze documentatie werd gevolgd door wederom reacties van beide partijen, genaamd reproches en

salvatien. Hierna kon de Raad tot een kort geding komen, of overgaan op de post-interlocutoire

fase, waarin beide partijen getuigen konden aandragen. Deze werden dan onder de

interrogatorien en contra-interrogatorien gehoord door de Raad. Tot slot volgde een laatste serie

mogelijkheden voor beide partijen om argumenten in te brengen, oftewel probatie en reprobatie. Daarop kwam de Raad met een vonnis.51

Afbeelding 5 Afbeelding 6

Links: De Dessave (Europese rechter in dienst van de VOC) houdt zitting op de gaanderij van zijn dienstwoning. Voor hem staan de kapiteins (de vertegenwoordigers of voormannen) van de bevolking van Sri Lanka. Rechtzoekenden wachten voor de gaanderij. Op de voorgrond ligt een hond te slapen. Bron: Jan Brandes, De Landraad te Colombo (Hulftsdorp 29 november 1785). Waterverf over schets in potlood, penseel in kleuren, afm. 195 x 155 mm. RMA, Album van Jan Brandes, deel 1 (NG-1985-7-1-9).

Rechts: Een papajaboom en een rij inwoners in afwachting van rechtspraak door de Dessave. De 'vrije bediende' is in het wit gekleed en draagt zijn haar in een knot links op het hoofd. Bron: Jan Brandes, Papajaboom, rechtzoekenden bij de Dessave en een 'hennikap' of vrije bediende te Colombo (Hulftsdorp 29 november 1785 - 30 december 1785). Waterverf over schets in potlood, penseel in kleuren, afm. 195 x 155 mm. RMA, Album van Jan Brandes, deel 1 (NG-1985-7-1-10).

50 Lyna, Crowing as a Weathercock; Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 36-40. 51 Lyna, Crowing as a Weathercock.

(19)

19 Ter conclusie blijkt dat de VOC zowel sociaal-cultureel als politiek-juridisch huishield in

achttiende-eeuws Sri Lanka. Hoewel het eiland verschillende veranderingen doorstond, bleven sommige componenten van continu belang voor de Sri Lankaanse samenleving. De Compagnie bewerkte bestaande sociaal-culturele verhoudingen als het kastenstelsel, door deze naar eigen goeddunken te registreren en categoriseren. Tegelijkertijd bracht de Compagnie een drieledige politiek-juridische macht aan, en legde zij de bestaande decentrale administratie aan banden. De politieke en juridische machten waren hierbij met elkaar verweven. De verstedelijkte havenplaats Galle diende hierin een belangrijke functie met een eigen Raad van Justitie, waaraan verschillende rechtszaken afspeelden. Deze rechtszaken worden alsnu behandeld.

(20)

20

3. Aan de rand van het rechtsgeding

Aantallen zaken en de fasering van de rechtsgang

Christoffel Alees en Saviel de Zilva waren in een van de 98 verzamelde rechtszaken in conflict met Matthijs Thomis.52 Het tweetal daagde Matthijs in het najaar van 1793, nadat de beschuldigde

Matthijs in de bres was gesprongen voor zijn broer, die achterstallig pachtgeld weigerde te betalen. Op dinsdag 24 september verschenen beide partijen voor de rechtbank, waarbij de Raad Matthijs ten slotte dwong de verschuldigde som desnoods op zijn eigen boedel dan wel erfenis te verhalen.53 De zaak was hiermee echter niet geheel afgedaan, zoals later zal blijken. Deze beknopte

omschrijving van het geschil van Christoffel en Saviel roept enkele vragen op. Werden geschillen als deze direct voorgebracht bij de Raad van Justitie? En hoe verliepen rechtszaken precies?

3.1.

Rechtszaken en het hoger beroep

Volgens tabel 1 zochten rechtzoekenden als Christoffel en Saviel in de loop van de achttiende eeuw steeds frequenter hun gelijk bij de Raad van Justitie te Galle. Vanaf de jaren 1750 normaliseerde het gebruik van het VOC-recht op Sri Lanka dan ook onder de bevolking, voornamelijk vanwege de uitbouw van het rechtsbestel en de uitgebreidere wet- en regelgeving middels de plakkaten.54

Het hoge aantal zaken in 1792/93 ten opzichte van 1759 is daarbij alsnog opmerkelijk. Het rechtssysteem zou toen immers in 1759 al genormaliseerd zijn. Hoewel dit jaar gewoonweg een toevalstreffer kan zijn, is het aannemelijker dat het lage aantal zaken ten opzichte van 1792/93 te wijten is aan het conflict met Kandy tussen 1760-1766. Iets ten oosten van Galle, in Matara, werd namelijk hevig gevochten tussen de Compagnie en het koninkrijk. Ter vergelijking werd de Colombese Landraad te Hulftsdorp tussen 1760-1767 zelfs geheel gesloten, als af te lezen aan het hoge aantal zaken uit 1760, dat vanaf 1767 weer werd opgepakt.55

Het geschil tussen Christoffel en Saviel, en Matthijs was een zogenoemde beroepszaak, en wel een doorverwijzing naar de Raad van Justitie te Colombo. Medio december 1793 verscheen het tweetal dan ook voor een laatste keer voor de Gaalse Raad van Justitie, die hen nota bene gelijk had gegeven. Matthijs was in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak, aangezien de schuld eerder van zijn broer zou zijn dan van hem. De Gaalse Raad keurde het verzochte appel goed, met als gevolg dat de zaak verderging bij de Raad van Justitie te Colombo.56 Van alle rechtszaken was

ongeveer een vijfde deel een appel of hoger beroep. Een reden voor het stijgende aantal doorverwijzingen vanuit specifiek de Landraad was op de eerste plaats toe te dichten aan de instelling daarvan in 1741. De mogelijkheid om in beroep te gaan vanuit de lagere civiele Landraad bestond voordien simpelweg nog niet.

52 SLNA 1/6413, fol. 117-139. 53 Ibidem, fol. 118.

54 Hovy, Ceylonees plakkaatboek, 98-109; Lyna, Crowing as a weathercock; Seneviratne-Rupesinghe,

Negotiating Custom, 25-30, 75.

55 Bulten, L., Colonial Affordance, The Dynamic Registration of People, Property and Services in

Eighteenth-Century Dutch Colonial Sri Lanka (Proefschrift in ontwikkeling, Nijmegen 2020).

(21)

21 In een geschil als die van Christoffel en Saviel ondernam de gedaagde Matthijs verticaal

actie in het rechtssysteem, door vanuit Galle aan Colombo te appelleren. De mogelijkheid om in beroep te gaan werd meer algemeen dan ook aangegrepen. Rechtzoekenden zochten anders gezegd steeds standvastiger naar hun gelijk in het koloniale recht, met steeds meer technisch vernuft. Hierbij maakten zij op het eerste gezicht almaar vaker verticaal gebruik van een geïntegreerd rechtssysteem, in plaats van een verdeeld systeem van losse, plaatselijke rechtbanken.57 In de hierop volgende paragraaf wordt de nadruk gelegd op het gebruik van de

Raad van Justitie te Galle door rechtzoekenden.

Tabel 1

Bron: SLNA 1/6405, 1/6410, 1/6413 en 1/6429, 1/6438, 1/6446.

3.2.

Een drieluik van gestrande fasen

In navolging van het oplopende aantal civiele rechtszaken en beroepszaken bij de Raad van Justitie te Galle, is de fasering van deze zaken inzichtelijk gemaakt.58 Daarbij is van sommige typen

rechtszaken ook de duur in overweging genomen. Hoewel de informatie hierbij niet altijd volledig bleek te zijn, kon telkens worden uitgegaan van een meerderheid van de gegevens.59 In tabel 2

springt een drieluik van gestrande fasen in het oog: het hoge aantal zaken dat strandde in fase 1 nam relatief af; het aantal zaken dat eindigde in fase 2 nam relatief fors toe; het aantal zaken met een vonnis nam relatief fors af. De besproken rechtszaak van Christoffel en Saviel, die met een vonnis en doorverwijzing werd afgerond, contrasteerde daardoor met het leeuwendeel van de andere verzamelde zaken.

Het procederen in rechtszaken tot aan fase 1 van het rechtsproces duidde mogelijk op het beoogde gebruik van de Gaalse Raad van Justitie door vele partijen: rechtspleging als onderhandelingsmiddel. Eerder historisch onderzoek suggereerde namelijk dat rechtzoekenden voor koloniale gerechtshoven verschenen om een tegenpartij af te schrikken en zodoende onderhands hun gelijk te krijgen. Hieruit volgde dat de Raad van Justitie te Galle op het eerste oog belangrijk scheen te zijn voor zowel een sluitend vonnis, als een mogelijk voordeel in onderlinge geschillen, zij het mettertijd in steeds mindere mate.

57 Nadaraja, The Legal Systems, 5-9; Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 25-29.

58 Documentatie van eventuele zittingen in latere fasen is in de loop der tijd mogelijk verloren gegaan.

Daarnaast vallen meerjarige zaken buiten schot: doordat de bestudeerde jaargangen losstaand zijn opgenomen, bestaat er een reële kans dat een proces niet in zijn geheel is verwerkt. Zie Mottau, Inventories, 73-74.

59 Bij benadering is het ontbreken van latere zittingen met 22,2%, 7,1% en 19,2% mogelijk van toepassing

op achtereenvolgens 1700/01, 1759 en 1792/1793. Hierbij is uitgegaan van de gemiddelde duur van een zaak bij iedere jaargang en de meest recente zitting als teruggevonden in het betreffende bronnenmateriaal.

n % n % n % n %

Zaken 18 18,4% 28 28,6% 52 53,1% 98 100,0%

Waarvan appel/HB 0 0,0% 5 22,7% 17 77,3% 22 100,0%

Naar RvJ te Colombo 0 0,0% 1 14,3% 6 85,7% 7 100,0% Van Civiele Raad 0 0,0% 1 100,0% 0 0,0% 1 100,0% Van Landraad 0 0,0% 3 21,4% 11 78,6% 14 100,0%

Aantallen civiele rechtszaken aan de Raad van Justitie (RvJ) te Galle per jaar, met als verbijzondering appel/hoger beroep (HB)

1759

(22)

22

In tegenstelling tot de rechtszaken die mogelijk dienden als onderhandelingsmiddel, leken almaar meer rechtzoekenden tot aan fase 2 te procederen, met een repliek of dupliek. In zulke zaken voelde de gedaagde partij zich blijkbaar genoodzaakt in een antwoord op de eis te voorzien. Dergelijke zaken duidden mogelijk op een soort eervertoon, waarbij de gedaagde voor de Raad van Justitie te Galle verscheen zodra zijn (familie)naam of reputatie op het spel leek te staan. De dertig rechtszaken die strandden in fase 2, waarbij dit motief mogelijk speelde, kwamen volgens het bronnenmateriaal immers niet tot een vonnis. Hoewel deze suggestie veel ruimte voor interpretatie laat van de inhoud van deze zaken, zijn soortgelijke observaties bij rechtbanken in vroegmodern India en middeleeuws Marseille beschreven.60 Bij deze gerechtshoven zou een

ruimte ontstaan waarin een bereidwillige bevolking haar sociale status bedong.

Daarbij komt de vraag op hoe de Raad van Justitie zich verhield tot andere manieren van conflictbemiddeling. Buiten de rechtsgang van de VOC bestonden alternatieve gewoonterechten voor rechtzoekenden op Sri Lanka om onderlinge conflicten te beslechten.61 Deze

gewoonterechten stamden uit de pre-koloniale tijd en werden indertijd vermoedelijk gehandhaafd door zogenoemde Gamsabhāva, Ratasabhāva en Sākki Balanda, en Mahanaduva, respectievelijk een dorpstribunaal, een lokaal en regionaal tribunaal, en een tribunaal onder het Koninkrijk Kandy als hoogste raad.62 De gewoonterechten omsloten onder andere bepalingen

omtrent eigendom, erfstelling, huwelijk en voogdijschap.63 Deze diverse bepalingen impliceerden

een eventuele affiniteit met, en daardoor gedrevenheid in zulke onderwerpen van de bevolking in de rechtsgang. Anders gezegd voelden gedaagden zich wellicht geroepen te verdedigen, terwijl het belang van lokale gewoonterechten onder de VOC bijvoorbeeld afnam. Toch blijven zulke conclusies onzeker door een gebrek aan onderzoek.64

Ten slotte werden rechtzoekenden wellicht gestimuleerd van zichzelf te laten horen, naarmate de VOC de invloed van lokale hoofden als intermediairs tussen Compagnie en bevolking in de achttiende eeuw stelselmatig afbouwde.65 Hun sociale positie als arbiter of bemiddelaar

werd daardoor beperkt, waardoor zij wellicht hun toevlucht zochten in de rechtspraak. Ook deze suggestie blijft voorbarig door het ontbreken van directe aanwijzingen in het bronnenmateriaal.

60 Agmon, An Uneasy Alliance, 190-230; Singh, Fort Cochin, 132-136; Smail, The Consumption of Justice,

18-22.

61 Amersasinghe, ‘The Dutch Influence’, 292-296; Rupesinghe, ‘Do you know’, 37-40;

Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 18-25.

62 Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 18-25.

63 Amerasinghe, ‘The Dutch Influence’, 292-296; Bulten e.a., ‘Contested Conjugalities?’, 54-57;

Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 18-25, 152-154.

64 Rupesinghe, ‘Do you know’, 40. Zie ook Hovy, Ceylonees plakkaatboek, 63-64. In Nederlands-Sri Lanka zijn

verschillende pogingen gedaan om dergelijke gewoonterechten op schrift vast te stellen, waarvan het burgerlijk recht van de Tamils in de dessavonie Jaffna uit 1707 de bekendste is, genaamd Thesawalamai. Hoewel onder gouverneur Falck (1765-1785) het ingebruikgenomen islamitische gewoonterecht eveneens is opgetekend, is dit recht ontleend aan de Bataafse Statuten en niet van Sri Lankaanse makelij.

(23)

23 Tabel 2

Bron: SLNA 1/6405, 1/6410, 1/6413 en 1/6429, 1/6438, 1/6446.

Het vermelde vermoeden dat rechtzoekenden tot aan fase 1 procedeerden als onderhandelingsmiddel, lijkt onderschreven te worden door figuur 2. Daaruit blijkt namelijk dat zaken tot aan fase 1, dus tot aan een schriftueren van eysch, voor het merendeel en in toenemende maten zaken waren die met één zitting werden afgedaan. De opmerkelijke uitschieter in 1759 in

figuur 2 was vervolgens mogelijk doordat rechtzoekenden de stap na de schriftueren van eysch

langer uitstelden. Het formuleren van een repliek kon immers tot in de treure gerekt worden door rechtzoekenden, zonder dat de kosten al te hoog opliepen.66 Ter vergelijking namen zaken met

een vonnis, dus zaken die weliswaar in een andere fase strandden, in 1759 gemiddeld drie keer meer zittingen in beslag dan in de overige jaargangen. Dit ging eveneens op voor de zaak van Christoffel en Saviel, die met slechts twee zittingen haast vijftig dagen besloeg.67 Naast het bewust

rekken van de rechtsgang, hield de uitschieter in 1759 mogelijk verband met het eerdergenoemde conflict met Kandy, of het lage gegevensaantal: de gegevens in figuur 2 zijn mogelijk toevalstreffers.68

Een andere potentiële verklaring van de uitschieter in 1759 hield verband met een verzadiging van het rechtssysteem. Rond 1700 maakte men nog maar beperkt strategisch gebruik van de Raad van Justitie te Galle, waarna deze in 1759 mogelijk overspoeld werd door geschillen. Hieruit volgde waarschijnlijk het afnemend aantal vonnissen, gezien een stroperige rechtsgang het afwikkelen van zaken tegenwerkte. De daarna afnemende duur van zaken tot aan fase 1, suggereerde vervolgens dat de rechtsgang naargelang ook gestroomlijnder werd met betrekking tot de afwikkeling van rechtszaken. Deze constateringen zijn in lijn met de besproken

66 Lyna, Crowing as a Weathercock; Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 34-35. Hoewel

rechtzoekenden beboet werden bij afwezigheid in het begin van de rechtsgang, konden minder bedeelden aanspraak doen op pro deo vertegenwoordiging.

67 SLNA 1/6431, fol. 117-139.

68 Bulten, Colonial Affordance. Gegevens uit het jaar 1776, waarvoor dezelfde bronnen beschikbaar zijn als

voor 1700/01, 1759 en 1792/93, namelijk SLNA 1/6412, kunnen wellicht tot nieuwe inzichten leiden over de omschreven uitspatting in 1759. Toch liggen deze procesrollen buiten het bereik van dit onderzoek.

Rechtsproces Fase

n n n

n n n

Schriftueren van eysch 8 9 17

Repliek 2 6 11 Dupliek 0 3 9 Reproches 0 0 0 Salvatien 0 0 0 Interrogatorien 0 1 3 Contra-interrogatorien 0 2 0 Probatie 2 0 1 Reprobatie 0 0 1 Vonnis 6 7 10 Totaal 18 100,0% 28 100,0% 52 100,0% 6 33,3% 25,0% 19,2% 4 5 0,0% 0,0% 11,1% 0,0% 10,7% 0,0% 0,0% 1792/93

Fasering civiele rechtszaken aan de Raad van Justitie te Galle per jaar

1759 % % % 1700/01 1 3 2 5,8% 3,8% 11,1% 32,1% 38,5% 44,4% 32,1% 32,7%

(24)

24

ontwikkeling in de omgang van de VOC met de lokale bevolking van Sri Lanka in de achttiende eeuw.69 Toch behoeft de hypothese nog verder onderzoek, bijvoorbeeld met oog voor de

personeelsbezetting, of voor het gemiddeld aantal behandelde zaken per zitting door de tijd. Tot slot is het zeer aannemelijk dat rechtzoekenden, maar vooral ook hun vertegenwoordigers kundiger werden in het aanwenden van de Raad.70

Figuur 2

Bron: SLNA 1/6405, 1/6410, 1/6413 en 1/6429, 1/6438, 1/6446.

Al met al ontlokte verschillende technische aspecten van de 98 verzamelde rechtszaken van de Raad van Justitie te Galle in de achttiende eeuw interessante inzichten. De normalisering van het gebruik van het koloniale recht op Sri Lanka speelde de oplopende aantallen zaken in de hand. Daarbij bleken rechtzoekenden ook met steeds meer technisch vernuft verticaal gebruik te maken van het aangroeiende rechtsbestel. Tegelijkertijd bleek uit de fasering dat zaken tot aan fase 1 vermoedelijk werden ingezet als onderhandelingsmiddel bij onderlinge geschillen tussen rechtzoekenden. Tot slot ontlokte een aanvechtbaar aanzien bij zaken tot aan fase 2 mogelijk reacties van rechtzoekenden, waardoor de Raad van Justitie wellicht een ruimte verwerd waarin reputatie en naam bediscussieerbaar waren. De Raad was kortweg van belang voor een mogelijk voordeel in geschillen, voor wellicht het bediscussiëren van een sociale status en voor een sluitend vonnis. Als gezegd laten deze hypothesen vooralsnog veel ruimte voor interpretatie van de inhoud van de zaken. Deze inhoud wordt hierna dan ook aangesneden.

69 Arasaratnam, ‘Elements of social’, 49-54; Raben, Batavia and Colombo, 42-50.

70 Hovy, Ceylonees plakkaatboek, 65-67; Lyna, Crowing as a Weathercock; Wickramasinghe, Sri Lanka,

(25)

25

4. Het “wil en weeten van de requirant”

Categorieën zaken en de sociale herkomst van eisers

De burger en weduwemoeder Donna Susanna verscheen op 11 september 1759 voor de Raad van Justitie te Galle. Aldaar beschuldigde zij een Singalese man, in de wandeling genaamd Babeappoe, van enkele behoorlijke wandaden tegenover haar dochter:

“Den gerequireerde haare dogter Anna Elisabeth tegen wil en weeten van de requirant heeft verleid, vervoert, gedefloreert, en niet tegenstaande de hoog g’eerde ordre van den edel agtbare gebiedende heer commandeur gedaane publicque oproeping […] nog een tijd lang onder zijn magt schuijl heeft gehouden, tot tijd en wijlde sijn vader hem met de verleijde dogter op de ernstige drijgement en vermaning van welgestelde edel agtbare commandeur zo wel als den edele officier eijndelijk tevoorscheijn bragt.”71

De bovenstaande verklaring van Donna bleek vooral een eigen interpretatie van de gang van zaken, aangezien de achterliggende werkelijkheid genuanceerder was. Maar hoeveel voorkomend waren zaken met een dergelijk onderwerp eigenlijk? En hoe verschilde de betekenis van de Raad van Justitie voor een burger, van de betekenis voor een Singalees?

4.1.

Schuldenlast, Erfstelling en Eigendom

Uit tabel 3 volgt dat een zaak als die van Donna, uit de categorie Schadeclaim, vooral in de marge voorkwam.72 Daarentegen was de voornaamste categorie Schuldenlast goed voor ten minste de

helft van alle verzamelde zaken. Hoewel wees- of vendumeesteren (vermogensbeheerders met VOC-signatuur) hier toenemend aan bijdroegen, doelden rechtszaken schijnbaar steeds vaker op geld. Rechtzoekenden hadden zelf dus ook steeds meer belang bij geldzaken. Dit is in lijn met de aangroeiende administratie van, en geheven belastingen door de VOC in de achttiende eeuw.73

Evenals Schuldenlast nam het aandeel van Eigendom op het eerste gezicht toe. Een verklaring voor deze constatering ligt verscholen in de instelling van de Landraad. Bijna de helft van alle verzamelde beroepszaken viel namelijk onder de categorie Eigendom. Dit waren voornamelijk doorverwijzingen vanuit de Landraad. De sproken suggestie uit relevante literatuur over het doel van de Landraad als rurale civiele raad, die hoofdzakelijk zaken over (ruraal) landbezit en de erfstelling daarvan moest opvangen, lijkt hier te worden gesterkt.74 Een rubriek

rechtszaken waarvan het aandeel in de achttiende eeuw juist terugliep, was de zogenoemde categorie Erfstelling. Een voor de hand liggende verklaring was evenzeer de instelling van de Landraad. De functie van de Landraad bleef immers voornamelijk bij (ruraal) landbezit en de erfstelling daarvan. Toch werd nauwelijks in hoger beroep gegaan bij zaken over erfstellingen, in tegenstelling tot eigendomszaken.

71 SLNA 1/6410, fol. 154-155.

72 Voor een toelichting op de categorisering van rechtszaken, zie appendix A. Een onderverdeling van zaken

was nodig om alle resultaten behapbaar en doeltreffende te kunnen presenteren.

73 Arasaratnam, ‘Elements of social’, 49-54; Raben, Batavia and Colombo, 42-50.

(26)

26

Tabel 3

* Onbepaalde categorieën van zaken zijn door gebrekkige informatie niet onder te verdelen. Bij een onbepaalde categorie, ontbreekt automatisch het voorwerp van de vordering.

Bron: SLNA 1/6405, 1/6410, 1/6413 en 1/6429, 1/6438, 1/6446. Categorie n % n % n % Voorwerp n % n % n % Schuldenlast 7 38,9% 11 39,3% 28 53,8% Geldsom 5 71,4% 11 100,0% 14 50,0% Vendu-/weesmeester 1 14,3% 0 0,0% 13 46,4% Onbepaald* 1 14,3% 0 0,0% 1 3,6% Erfstelling 8 44,4% 4 14,3% 6 11,5% Roerend 4 50,0% 1 25,0% 3 50,0% Onroerend 3 37,5% 3 75,0% 1 16,7% Onbepaald* 1 12,5% 0 0,0% 2 33,3% Eigendom 2 11,1% 6 21,4% 9 17,3% Onroerend 2 100,0% 5 83,3% 6 66,7% Roerend 0 0,0% 1 16,7% 3 33,3% Schadeclaim 0 0,0% 3 10,7% 4 7,7% Geldsom 0 0,0% 3 100,0% 2 50,0% Positieherstel 0 0,0% 0 0,0% 1 25,0% Onbepaald* 0 0,0% 0 0,0% 1 25,0% Voogdijschap 1 5,6% 0 0,0% 0 0,0% Voogdij 1 100,0% 0 0,0% 0 0,0% Huwelijksrecht 0 0,0% 1 3,6% 0 0,0% Echtscheiding 0 0,0% 1 100,0% 0 0,0% Onbepaald* 0 0,0% 3 10,7% 5 9,6% Onbepaald* 0 0,0% 3 37,5% 5 62,5% Totaal 18 100,0% 28 100,0% 52 100,0% Totaal 18 100,0% 28 100,0% 52 100,0% 1790 1760 1700

Aantallen civiele rechtszaken aan de Raad van Justitie te Galle per categorie per jaar, met als verbijzondering de aantallen voorwerpen van de vorderingen

(27)

27 Zodra alle categorieën in figuur 3 worden ondergebracht in het drieluik van gestrande

fasen, namelijk fase 1, met een schriftueren van eysch, fase 2, met een repliek of dupliek, en fase 6, met een vonnis, ontwaart zich een interessant beeld. Op basis van de drie steekproefjaren wordt duidelijk hoe rechtzoekenden de Raad van Justitie percipieerden.75 Door de procesgang heen

bleken zaken over Schuldenlast van steeds kleiner belang. Bij het beoogde gebruik van de Raad als onderhandelingsmiddel vonden rechtzoekenden vooral geldzaken belangrijk aan te kaarten. Naarmate de rechtsgang vorderde, nam het aandeel, en dus het belang van Schuldenlast schijnbaar verder af. Daaruit blijkt dat rechtzoekenden dergelijke zaken vermoedelijk aangingen voor een incidentele, meer kortetermijnoplossing. Hierbij werd de Raad vooral ingezet als machtsmiddel.76

Zaken die strandden in fase 2 lijken qua belang tussen Schuldenlast enerzijds en Erfstelling en Eigendom anderzijds in te zitten. Bij het bedingen van een sociale gesteldheid waren geldzaken schijnbaar van een kleiner belang dan bij zaken als onderhandelingsmiddel. Tegelijkertijd waren zaken onder Erfstelling en Eigendom weer minder van toepassing op een sociale status dan bij zaken die uitmondden in een vonnis. Het gedeelde belang tussen geld en het (vererven van) bezitstukken duidde daarmee niet zozeer op het afhandelen van een geschil met een incidentele, tijdelijke schikking, noch op het streven naar een structurele, langdurige oplossing. Kortom bleek de sociale arena die ontstond rondom een koloniaal-juridische institutie als de Raad van Justitie uiteenlopende belangen te dienen. Bij zowel een verschuldigde geldsom, betwiste erfstelling, als vervreemde bezittingen leek aanzien bediscussieerbaar te zijn.77

De zaak van Donna Susanna stond in zekere zin symbool voor het groeiende aandeel zaken uit voornamelijk Erfstelling en Eigendom, waarvan de eisers waarschijnlijk naar een structurele, meer langetermijnoplossing zochten voor hun langslepende conflicten, naargelang de rechtsgang dichter bij een vonnis kwam. In deze zaken waren eisers wellicht stelliger overtuigd van hun gelijk dan in zaken die vluchtig als machtsmiddel werden ingezet.78 Donna persisteerde in een later

bericht dan ook bij haar eerdere verklaring, waarbij zij nogmaals Babeappoe de schuld in de schoenen schoof. Bovendien benadrukte Donna dat Babeappoe de mening van Anna over haar gesteldheid in zijn voordeel zou hebben beïnvloed:

“De requirant verzekert voor replicq nooit door den gerequireerde versogt te zijn om met haar dogter te trouwen, dog dat dese haar dogter door denselve vervoert, en nu twee maanden lang bij hem aangehouden zijnde, ook zekerlijk g’induceert en aangeraden zal zijn, om ’t contrarie van dien na dewille en begeerte van den gerequireerde verzoekende demoedigst billijke afdoening.”79

Achter dit kort geding, waarin een burger en een Singalees lijnrecht tegenover elkaar stonden, ging mogelijk een sociaal krachtenspel schuil. Verschillende gemeenschappen sprongen wellicht verschillend om met de Raad van Justitie. De volgende paragraaf zoomt dan ook verder in op de sociale herkomst van deze rechtzoekenden.

75 Voor een diachrone ontwikkeling van de aandelen categorieën van rechtszaken, zie appendix B.

Informatie uit deze appendix wordt gestaafd door een te kleine gegevensomvang om constateringen aan af te leiden.

76 Dewasiri, The Adaptable Peasant, 187-191; Rogers, Crime, Justice and Society, 212-215. 77 Smail, The Consumption of Justice, 18-22.

78 Nadaraja, The Legal Systems, 5-9; Schrikker, ‘Conflict Resolution’, 228-232. 79 SLNA 1/6410, fol. 154-155.

(28)

28

Figuur 3

* Onbepaalde categorieën zaken zijn door gebrekkige informatie niet onder te verdelen. Bron: SLNA 1/6405, 1/6410, 1/6413 en 1/6429, 1/6438, 1/6446.

4.2.

De sociale samenstellingen

Nu de inhoud van de zaken inzichtelijk is gemaakt, wordt overgegaan op de eisers zelf in tabel 5. Met deze stap wordt duidelijk welke historische actoren bewust op de Raad van Justitie te Galle afstapten. 84 unieke individuen verschenen voor de rechtbank als eiser in de 98 zaken.80

Verschillende personen verschenen meermaals in diverse zaken aan de Raad.81 Onderzoek naar

het koloniaal strafrecht in Brits-Sri Lanka wees uit dat jaarlijks ongeveer de helft van de mannelijke lokale bevolking als getuige of aangeklaagde in aanraking kwam met justitie.82 Dit

hoge aantal vertoont een interessante parallel met de drie steekproefjaren uit de Nederlandse periode en biedt derhalve een mogelijke verklaring voor de veelvuldige verschijningen van rechtzoekenden aan de Raad van Justitie te Galle.83 In het voetspoor van Donna Susanna waren

deze rechtzoekenden schijnbaar in toenemende mate vrouwen en weduwen, mogelijk door vrijere sociale normen.84 Hoe dan ook bleef de rol van de vrouw in de rechtsgang beperkt.85

80 Met de 98 zaken zijn 16 maal wees- of vendumeesteren gemoeid als eiser. Hierdoor blijven 82 zaken over

met particuliere eisers. Viermaal traden meerdere eisers gezamenlijk op: een keer gedrieën in 1760 en drie keer als een tweetal in 1790. Aan deze 82 zaken met particuliere eisers zijn dus 87 individuele verschijningen verbonden. Één persoon kwam tweemaal voor als eiser in 1760 en één persoon zelfs driemaal in 1790. Daarmee blijven 84 unieke individuen over.

81 Zie bijvoorbeeld SLNA 1/6410, fol. 13-148 en 94-112 of 1/6413, fol. 37-55 en 88-144. 82 Rogers, Crime, Justice and Society, 60-68.

83 Hovy, Ceylonees plakkaatboek, 104-109; Nadaraja, The Legal Systems, 7-9; Seneviratne-Rupesinghe,

Negotiating Custom, 27-30.

84 B.W. Andaya, The Flaming Womb. Repositioning Women in Early Modern Southeast Asia (Honolulu 2006)

32-33. De positie van de vrouw in Nederlands-Sri Lanka is een nogal omstreden punt in relevante literatuur. Vergelijk D. Lyna, Wicked Stepmothers and Greedy Sons. Blended Families and Inheritance Practices in Mid-Eighteenth-Century Ceylon (Conferentiebijdrage, Colombo 2018) 2-6; Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 82-85.

85 G. Vermeesch, ‘Acces to Justice: Legal Aid to the Poor at Civil Courts in the Eighteenth-Century Low

(29)

29 In de rechtszaak van Donna Susanna en Babeappoe, waarbij een burger een Singalees

daagde, passeerden slechts twee van de vele sociale groepen de revue aan de Raad van Justitie.86

Voor een vollediger overzicht in tabel 5 zijn eisers met terugwerkende kracht ondergebracht in sociale groepen, waarbij de Compagniesnotaties zijn overstegen.87 Mettertijd kwamen vooral

meer Singalese en Moorse eisers aan de Raad met hun geschillen, terwijl het aandeel Europese eisers fors afnam. Deze schijnbaar gelijkere vertegenwoordiging van sociale groepen aan de Raad van Justitie, hing vermoedelijk samen met de meermaals besproken normalisering van het gebruik van het koloniaal recht.88 Daarbij borduurt dit gegeven voort op eerdere constateringen,

namelijk een toenemende hoeveelheid zaken en een grotere variatie in categorieën zaken. Een toenemend aantal eisers, dat alsmaar verschillendere zaken aanging, was klaarblijkelijk afkomstig uit meer uiteenlopende sociale groepen.

Hoewel de Chittiese groep eisers te klein was om voorzichtige conclusies aan te verbinden, was het weinige voorkomen op zichzelf een interessant gegeven. Volgens relevante literatuur waren Chittiese rechtzoekenden tussen 1732-1796 namelijk goed voor exact een derde van de eisers aan de Raad van Justitie te Colombo.89 Dit was volgens tabel 5 aanzienlijk meer dan bij de

Gaalse Raad. De term Chittie werd door de VOC overigens gebruikt om verschillende Tamil-sprekende groepen te duiden. Het hoge aandeel Chittiese rechtzoekenden aan de Colombese Raad kon dus deels verklaard worden door de generaliserende werking van de term.90 Daarnaast

bestond de kans dat de Gaalse Raad van Justitie rechtzoekenden anders categoriseerde. Deze categorisering verschilde doorgaans per toepassing, dus wellicht zelfs tussen de twee Raden.91

Verder is het misschien mogelijk dat de Gaalse Raad door een andere demografische samenstelling van het omliggende gebied minder Chitties ontving dan die in Colombo.92

Een verleden onderzoek naar de sociale groepen rechtzoekenden van de Gaalse Landraad in 1778/79 gaf daarentegen de volgende sociale verdeling prijs, van groot naar klein: Singalees, Moors, Europees en Chitties.93 Volgens tabel 5 kwam deze volgorde daarmee niet overeen met die

van eisers van de Gaalse Raad van Justitie in 1792/93. Aan de Gaalse Landraad kwamen tegen het einde van de achttiende eeuw namelijk relatief meer Moorse dan Europese rechtzoekenden voor. Daarnaast vormden Singalese rechtzoekenden een absolute meerderheid aan de Landraad, terwijl dit niet het geval was aan de Raad van Justitie. In het onderzoek naar de Landraad werden eisers en gedaagden weliswaar samengepakt, al kwamen eisers, gedaagden en getuigen veelal uit dezelfde gemeenschap, evenals aan de Raad van Justitie het geval was.94 Met andere woorden had

de Landraad schijnbaar een meer lokaal publiek, wat wellicht logisch volgde uit haar meermaals omschreven functie. 95 Toch stapte een grote, en later zelfs grootste groep Singalese eisers op de

Raad van Justitie af. Het beoogde gebruik van de Raad door eisers uit verschillende sociale groepen biedt hier wellicht een verklaring.

86 Achter de papieren werkelijkheid van de VOC ging een veel genuanceerdere werkelijkheid schuil. Zie L.

Bulten en D. Lyna, Fluid Classifications? Social Categories and Dutch Bureaucracy in Colonial Sri Lanka, 1700-1796 (Artikel in ontwikkeling, Nijmegen 2020); Raben, Batavia and Colombo, 247-262.

87 Voor een toelichting op de categorisering van sociale groepen van eisers, zie appendix C. Een

onderverdeling van sociale groepen was nodig om alle eisers overzichtelijk van elkaar te kunnen onderscheiden, ook al brand je snel je vingers aan de sociale samenstelling van vroegmodern Sri Lanka.

88 Hovy, Ceylonees plakkaatboek, 98-109; Lyna, Crowing as a Weathercock. 89 Bulten en Lyna, Fluid Classifications?, 17-19. Exact een derde, dus 33,3%. 90 Raben, Batavia and Colombo, 248-251.

91 Bulten en Lyna, Fluid Classifications?, 21-22.

92 Raben, Batavia and Colombo, 182-193; Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 76-80. 93 Seneviratne-Rupesinghe, Negotiating Custom, 85-89. Respectievelijk 79,0%, 7,8%, 5,8% en 0,4%. 94 Ibidem, 86.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien het college of leden van het college informatie wensen over een verzoek om ambtelijke bijstand of de inhoud van het gegeven advies, zoals bedoeld in het eerste lid, wenden

De commissie bespreekt met de accountant zijn rapport van bevindingen over de controle van de jaarrekening zoals bepaald in artikel 7, vierde lid, van de Controleverordening, en

De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.. Ongeldig is het

Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet of van een bijzondere commissie zoals bedoeld in artikel 3.1.4,

De in de raad vertegenwoordigde raadsfracties ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie3. Deze bijdrage

Aan de onder beslispunt 1 genoemde commissie de bevoegdheden te delegeren die rechtstreeks voortvloeien uit de Ambtenarenwet, de op deze wet gebaseerde en door de raad

Als de vragen ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend, vindt mondelinge beantwoording plaats in de eerstvolgende raadsvergadering, tenzij het college

“Van overeenkomstige toepassing” betekent bijvoorbeeld dat waar in de lokale arbeidsvoorwaardenregelingen staat “het college van B en W” of “burgemeester en wethouders” dan