• No results found

Betekenis van onderstammen bij de teelt van (kas-)rozen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Betekenis van onderstammen bij de teelt van (kas-)rozen"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Proefstation voor de Bloemisterij ISSN 0921-710X Linnaeuslaan 2a

1431 JV Aalsmeer tel. 02977-52525

BETEKENIS VAN ONDERSTAMMEN BIJ DE TEELT VAN (KAS-)ROZEN.

Rapport 183 Prijs f 10,

C~ "' v»' \ tl * K

n

J. de Hoog jr. mei 1994 Dit rapport is een uitgave van het Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland. Niets uit deze uitgave mag worden vermeerderd of verspreid, op welke wijze dan ook, zonder bronvermelding danwei toestemming van de auteur. Het rapport is verkrijgbaar door het storten van f 10,- op gironummer 174855 ten name van het Proefstation Aalsmeer onder vermelding van: 'Rapport 183, onderstammen roos'.

LANDBOUW/CATALOGUS

(2)

INHOUD

Samenvatting / Summary 1. Inleiding

2. Betekenis van onderstammen

2.1 Doel van het gebruik van onderstammen 2.2 Indeling van onderstammen

bladzijde

4

5

5

5

3. Vergelijking van onderzoek op het gebied van onderstammen 3.1 Produktie en kwaliteit

3.2 Praktische betekenis van onderzoek voor telers wereldwijd

8

8

9

4. Factoren die van invloed zijn op de produktie van een cultivar-onderstamcombinatie

4.1 Compatibiliteit 4.2 Temperatuur 4.3 Licht

4.4 Andere factoren

4.5 Eisen voor uitgangsmateriaal 5. Discussie

10

10

10

11

11

11

13

Literatuurlij st Bij lage :

Namen en adressen van - veredelaars en vermeerderaars - onderzoek

- diverse (particuliere) voorlichters

(3)

SAMENVATTING

In de teelt van snij rozen worden onderstammen met name gebruikt om de

bloemproduktie (groeikracht) en de bloemkwaliteit van de op de onderstam geënte cultivars te beïnvloeden. Daarnaast is bekend dat onderstammen kunnen zorgen voor een aanpassing aan diverse omgevingsfactoren zoals klimaat en voedingstoestand.

De rozen-onderstammen die op grotere of kleinere schaal gebruikt worden in de rozenteelt zijn afkomstig uit vier van de in totaal negen taxonomische klassen. Hiernaast bestaat er een indeling die gebaseerd is op een indeling van de onderstammen in twee groepen: vegetatieve of klonale onderstammen en zaailingen. Vele proeven met vergelijking van onderstammen met verschillende cultivars hebben al plaats gevonden. Dubois, De Vries en Jansen (17) hebben in een analyse van resultaten uit verschillende proeven aangetoond dat een

bepaalde reeks onderstammen eenzelfde volgorde van bloemproduktie induceerde. Steellengte en steeldiameter lijken een goede parameter voor de kwaliteit. Daarnaast zijn de vermeerderbaarheid en de stabiliteit van de bloemkleur belangrijke criteria voor de keuze van een onderstam.

Produktie en kwaliteit lijken niet samen te gaan. Veralgemeniseren van het onderzoek met als doel de resultaten op een andere plaats te reproduceren is niet mogelijk. Veelal zijn onderstam-proeven opgezet met zeer kleine partijen planten en is een goede betrouwbare uitkomst niet te geven (14, 17, 34).

Naast het gebruik van de onderstam zijn andere milieufactoren van invloed op het aantal en de kwaliteit van de te oogsten takken. Hierbij kan men denken

aan teelttemperatuur, lichtomstandigheden, de omstandigheden in het wortel-milieu en hormoonbalans.

Bij het vermeerderen van zowel onderstam als cultivar moet men hoge eisen stellen aan het te gebruiken materiaal voor goede vermeerderingsresultaten.

SUMMARY

Rootstocks are mainly used to increase the flowerproduction (vigour) and flower quality of cut-roses. It is also known that rootstocks are able to adapt to environmental circumstances such as climatic and nutritional conditions.

According to the plant-taxonomy there are four classes of Roses which provide rootstocks which are used by growers on a larger or smaller scale. There is also a classification based on two groups; the vegetative or clonal rootstocks and the seedlings. Many experiments were done in which the scion-rootstock relationships were studied. Dubois, De Vries and Jansen (17) have shown that using the results of various experiments, a certain classification of rootstocks induced the same order of flower production.

Stem length and diameter seem to be good parameters to measure quality. Also the propagation potential and the flower colour are important criteria for choosing a rootstock.

Production and quality do not always go together. Generalisation of research results with the intention to reproduce the results elsewhere is not possible. The scion-rootstock experiments are often carried out on a very small number of plants and do not produce reliable results (14, 17, 34).

Besides the use of a rootstock, other environmental factors can influence the amount and quality of stems. These include growingtemperature, the amount of light, the root-circumstances and the balance of the plant-hormones. With the propagation of both rootstock and variety, high demands should be made on the material used.

(4)

1. INLEIDING

De teelt van snij rozen is wereldwijd een belangrijke tak van de snijbloemen-sector. De teeltwijze is afhankelijk van de plaatselijk geldende

klimaatomstandigheden. In Nederland wordt op een oppervlakte van 900 ha rozen onder glas geteeld. In tropische en subtropische gebieden is de teelt echter vaak onbedekt of is er sprake van een plastic tunnel en/of schaduwhal.

Dit rapport heeft tot doel om aan te geven wat het belang is van de

ver-schillende typen onderstammen voor de teelt van snij rozen. Daarnaast geeft het rapport enige informatie over andere produktiefactoren die van invloed zijn op de produktie en kwaliteit van rozen.

Hoofdstuk 2 bevat algemene informatie over onderstammen. Wat is het doel van de onderstam en welke onderstammen zijn er.

In hoofdstuk 3 wordt een overzicht gegeven van diverse vergelijkings-onderzoeken met onderstammen. Is de ene onderstam nu daadwerkelijk altijd beter dan de ander? Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven wat de praktische betekenis kan zijn van deze informatie voor rozentelers wereldwijd. In hoeverre kan informatie veralgemeniseerd worden?

Hoofdstuk 4 geeft informatie over de factoren die van invloed zijn op de

produktie van cultivar/onderstam-combinaties. Onderwerpen zijn compatibili-teit, temperatuur, licht en andere factoren. Tot slot wordt kort ingegaan op de eisen waar materiaal aan moet voldoen wil men het gebruiken voor de

vermeerdering en waar men op moet letten bij de levering van materiaal. Hoofdstuk 5 bevat de discussie. De laatste pagina's van het verslag zijn voor de literatuurlijst en de namen en adressen van veredelaars en vermeerderaars, onderzoek en diverse (particuliere) voorlichters, omdat Nederland een belangrijke kennisbron is voor de teelt van rozen.

(5)

2. BETEKENIS VAN ONDERSTAMMEN

2.1 Doel van het gebruik van onderstammen

In de huidige snijrozenteelt worden onderstammen gebruikt om de bloemproduktie (groeikracht) en bloemkwaliteit van de op de onderstam geënte cultivars te beïnvloeden. Er zijn verschillende onderstammen die verschillen in invloed op groeikracht en kwaliteit. Het aantal geoogste takken is een betrouwbaar

criterium voor de groeikracht. Uit proeven met onderstammen met verschillende groeikracht en Sonia 'Sweet Promise' als ent bleek, dat onderstammen vooral het uitlopen van axillaire knoppen beïnvloeden, zowel in aantal als in tijd. Tengevolge van het induceren van meer grondscheuten en een hogere vertak-kingsgraad leveren groeikrachtige onderstammen vroeger en meer takken per plant, dus een hogere produktie. Doordat planten met meer takken een groter

bladoppervlak hebben, groeien cultivars op sterke onderstammen bovendien beter dan die op zwakke onderstammen (16).

Snij rozen-cultivars kunnen ook op eigen wortel geteeld worden. Deze techniek wordt in de vollegrond in Nederland niet of nauwelijks toegepast. In Nieuw-Zeeland is de teelt op een onderstam echter een bijzonderheid. Het aantal geoogste takken is niet altijd minder dan wanneer een onderstam gebruikt wordt. Produktie en kwaliteit gaan echter bij het gebruik van onderstammen niet altijd samen (27). Echter, met name onder lichtarme omstandigheden zoals

in de Nederlandse winter kan stek een lagere kwaliteit bloemen leveren (15). Of er sprake is van een interactie ent-onderstam voor groeikracht is niet duidelijk. Volgens Raviv (36) is deze er wel maar volgens De Vries (16) is deze er niet. Volgens De Vries is de groeikracht van ent en onderstam voornamelijk additief.

Er zijn zowel klonale als niet klonale onderstammen (zie ook 2.2). Klonale onderstammen tonen in het algemeen een grotere groeikracht dan zaailing-onderstammen.

Naast de invloed die de onderstam kan uitoefenen op de groei en ontwikkeling van de ent is ook bekend dat de onderstammen kunnen verschillen in gevoe-ligheid voor en/of invloed kunnen uitoefenen op (20):

- de pH, voedingstoestand (opname van mineralen en zouttolerantie) en vochtomstandigheden waarbij geteeld wordt;

- klimaatfactoren; - ziekteresistentie; - levensduur;

- compatibiliteit; - winterhardheid.

2.2 Indeling van onderstammen

Het huidige sortiment onderstammen is met behulp van de plantensystematiek op basis van uiterlijke kenmerken zoals groeiwijze, bladvorm en stekelvorm inge-deeld in klassen. Van de in totaal negen klassen, leveren vier klassen onder-stammen die in de praktijk op grotere of kleinere schaal worden gebruikt (5): A - Pimpinellifoliiae: Moneyway;

B - Caninae: Inermis-typen (incl. STUR-klonen), Spektaculair en Verschuren C - Svnstvlae: Multiflora typen; Jeanine, Ludiek, Multic, Marleen en

Helenae

(6)

De op dit moment in Nederland populaire onderstam 'Natal Briar' ontbreekt in dit schema omdat onduidelijk is waar deze onderstam precies van afstamt en in welke klasse hij thuishoort.

Ad A. Moneyway is een onderstam welke bekend staat om de grote groeikracht in vorm van een groot aantal grondscheuten. De takken zijn echter wel dun van kwaliteit.

Ad B. Inermis-typen hebben van nature een winterrust. De van oudsher

in Nederland gebruikte zaailing-onderstam is de laatste jaren steeds meer in klonale vorm beschikbaar. Dit is voornamelijk het werk van de Stichting Ter verbetering Uitgangsmateriaal Roos (STUP.) (9). Dit type onderstam wordt met name gewaardeerd om de goede kwaliteit.

Ad C. Onderstammen uit de groep van de Multiflora-typen staan bekend om hun grote groeikracht. Zij vertonen geen winterrust. Wanneer een gewas in een kouder seizoen niet voldoende is afgehard kan dit wel ziekte-problemen met zich meebrengen. Een ander nadeel van deze onderstam kan zijn dat de bloemkleur minder intens is (4, 17) en dat er meer bloem-misvormingen (de zogenaamde platknoppen) kunnen optreden (17). Ook lijkt het erop dat niet elke cultivar op deze onderstam geënt kan

worden; er is soms sprake van onverenigbaarheid (4). 'Multic' heeft een hoge temperatuurbehoefte. Wanneer de temperatuur te laag is kunnen kwaliteitsproblemen optreden (8).

Ad D. 'Manetti' uit de sectie Chinensis staat bekend om zijn fijn vertakte

compacte wortelstelsel. Deze onderstam wordt veel gebruikt in Californie (U.S.A.).

Indica 'Major' kent in principe geen winterrust. Bij omstandigheden dat de temperatuur daalt gaat de produktie echter fors omlaag (4). Diverse klonen van de Indica 'Major' bestaan al meer dan 150 jaar. Enkele klonen zijn echter besmet met het appelmozaïekvirus en/of Prunus necrotic Ringspotvirus (17). De onderstam staat bekend om de hoge produktie. Deze gaat echter niet samen met het kwaliteitsaspect omdat de steel-stevigheid soms onvoldoende is (25).

Een andere methode van indeling van de onderstammen is de onderverdeling naar vermeerderingsmethode in twee hoofdgroepen: 1. zaailingen;

2. vegetatieve of klonale onderstammen. Ad 1. Onder de zaailing-onderstammen vallen de zogenaamde Edelcanina's.

Canina 'Inermis', Canina 'Pollmer' en Canina 'Brög's Stachellose' zijn het meest bekend. Van oorsprong worden deze onderstammen voor tuinrozen gebruikt vanwege hun winterhardheid. In de kasrozenteelt zijn zij ge-waardeerd om hun positieve invloed op de kwaliteit van de geoogste rozen.

Rosa multiflora is een oude zaailing-onderstam. Deze werd in Nederland niet gebruikt voor de kasteelt omdat er problemen waren met de vermeer-dering. De onderstam staat wel bekend om zijn hoge produktie (17, 38).

(7)

Ad 2. Onder vegetatief vermeerderde onderstammen worden de onderstammen verstaan die al jaren vegetatief vermeerderd worden zoals Indica

'Manetti' en Indica 'Major'. Omdat beide niet winterhard zijn worden ze, terecht of niet, niet toegepast in Nederland. Van Indica

'Major' zijn meerdere klonen in de handel. Deze zijn ontstaan door mutaties en/of onbedoelde kruisingen (38) . Meer recent zijn klonale

stammen ontwikkeld uit Canina 'Inermis'. Dit werk is verricht door de STUR (10).

(8)

3. VERGELIJKING VAN ONDERZOEK OP HET GEBIED VAN ONDERSTAMMEN

3.1 Produktie en kwaliteit

Onderzoeken waarin verschillende onderstammen met elkaar vergeleken worden vinden al vele jaren plaats. In de vergelijkingen wordt meestal naar twee parameters gekeken, namelijk produktie en de kwaliteit van het geoogste produkt (1, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14 , 15, 17, 23, 25, 30, 32, 34, 36, 37, 38, 41).

Dubois, De Vries en Jansen (17) hebben veertig onderstamproeven, uitgevoerd in de periode 1925-1988, met elkaar vergeleken. Bij de vergelijking van de

bloemproduktie in al deze proeven valt op dat er altijd verschillen zijn

tussen de gemiddelden van de onderstammen, maar dat deze vaak niet betrouwbaar van elkaar verschillen. De proeven blijken overigens zelden te zijn opgezet voor statistische analyse (17, 34). Dit wordt meestal veroorzaakt door het

lage aantal planten dat is gebruikt in het onderzoek (14, 36). Verder valt het grote aantal duplicaties op, alsmede de soms tegenstrijdige uitspraken over dezelfde onderstam.

In proeven na 1988 worden wel betrouwbare verschillen gevonden. Met name Kromwijk vindt verschillen tussen de verschillende onderstammen. Het betreffende onderzoek is gedaan met de cultivar Escimo. De kwaliteit van de geoogste rozen was het beste op de Inermis-onderstamklonen 'Sturcinq' en

'Sturtri'. Escimo op eigen wortel en Escimo op 'Helenae'(Multiflora-type) en Indica 'Major' gaven een hogere produktie maar bleven iets achter in kwaliteit (25).

In het algemeen blijkt een bepaalde reeks onderstammen, bij verschillende cultivars dezelfde volgorde van bloemproduktie te induceren. Dubois, De Vries en Jansen selecteerden uit 23 kasproeven de 'top-twaalf'-onderstammen. Vervolgens werd in elk van deze proeven de bloemproduktie van cultivars op die onderstammen (zo mogelijk in het tweede jaar) uitgedrukt in procenten. De resultaten zijn overgenomen in figuur 1.

Figuur 1. De gemiddelde bloemproduktie van snijrooscultivars, geïnduceerd door 12 onderstammen gebruikt in 23 verschil-lende experimenten uitgedrukt als percen-tage van het experiment-gemiddelde. Staven geven de standaardafwijking aan Bron: Dubois et al.(1990), Prophyta, 5, 117-119. (ref.17). Relarww Momproductw (V.l 110

-T I

1 0 5 - ^

: T

""

mi

m

: " kvw/svM

g ï ï | = ! l !

• ï I t =- = • ï f f S

3 « 5. 3.

Geconstateerd moet worden dat alleen R. Canina bi-jna significant verschilt van R. Multiflora maar dat de verschillen zeer klein zijn (17).

(9)

in de produktie, afhankelijk van het seizoen, tekenen zich af. Indica blijkt een onderstam met een bepaalde warmtebehoefte. Een gedwongen winterrust vertaalt zich bij R. Indica in een lagere produktie dan bereikt met een R. Canina ( 6 , 7 ) .

Omdat zaailingonderstammen niet genetisch uniform zijn is men zowel in Nederland als in Israël begonnen met de klonale vermeerdering van deze onderstammen en het vergelijken van produktie en kwaliteit (1, 8, 9, 10, 15, 35, 36). Klonale onderstammen hebben de eigenschap dat ze in het algemeen een grotere groeikracht induceren dan zaailingonderstammen (16). Naast de produktie verkregen van de cultivars geënt op de onderstam werd gekeken naar de andere eigenschappen van de onderstam. Met name de vermeerderbaarheid

(beworteling en verenigbaarheid) speelt hier een grote rol. Ook kan de bedoorning en de gevoeligheid voor meeldauw en spint een rol spelen (35, 36).Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er een verschil in

produktie en kwaliteit is tussen de verschillende klonen (1, 8, 12, 15, 36). Een definitie van wat verstaan moet worden onder een goede kwaliteit van een tak is moeilijk te geven. Steellengte en steeldiameter van de tak kunnen een goede parameter genoemd worden (15).

Bij de vermeerderbaarheid is het slagingspercentage van belang. De betrekke-lijk nieuwe onderstam 'Natal Briar' geeft bij het vermeerderen door middel van stenten een hoger slagingspercentage dan de Inermis-klonen uit het STUR-onderzoek (30).

Daarnaast speelt de bloemkleur een belangrijke rol. De bloemkleur van rozen is veelal intenser wanneer zij geteeld worden op een onderstam in plaats van op eigen wortel. Toch kunnen ook sommige onderstammen zoals R. Multiflora (4, 17) en 'Natal Briar' (30) een lichtere bloemkleur geven.

3.2 Praktische betekenis van onderzoek voor telers wereldwijd

Welke onderstam moet een teler gebruiken voor zijn cultivar? Een belangrijke vraag voor veel telers, waar dan ook op de wereld. Duidelijk moet zijn dat er vaak sprake is van gegeven teeltomstandigheden, die optimaal worden genoemd. Onderzoek moet dan uitwijzen welke plantcombinatie hierbij het beste past

(23). Het gebruik van de onderstam kan namelijk de consequentie met zich

meebrengen dat er voor een andere plantbehandeling dan wel voor een aanpassing van het kasklimaat gekozen moet worden (24). De produktie van rozen wordt niet alleen beïnvloed door de groeikracht van de ent-onderstamcombinatie. De snelheid van uitlopen van ogen en het percentage loos kunnen ook beïnvloed worden door andere externe omstandigheden. Indirect spelen de hoeveelheid

gevormde grondscheuten en de groei van de (laterale) wortels een rol bij de produktie (36).

Het doel van de teler moet duidelijk zijn. Produktie en kwaliteit gaan niet altijd samen. Binnen het Nederlandse STUR-onderzoek is wel getracht om deze eigenschappen te combineren (39). In de praktijk zijn er vaak verschillende meningen over de eventuele geschiktheid van een bepaalde onderstam voor een bepaalde cultivar (37).

Veralgemeniseren van bekende resultaten is gevaarlijk. Wanneer men een

vergelijkbaar resultaat wil verkrijgen zal men ook de omstandigheden na moeten bootsen. Bij het meeste onderzoek is geen rekening gehouden met de

verslag-legging van met name de gehanteerde of gerealiseerde klimaatregeling, voedingsomstandigheden, hoeveelheid gegeven water enzovoorts.

(10)

4. FACTOREN DIE VAN INVLOED ZIJN OP DE PRODUKTIE VAN EEN CULTIVAR-ONDERSTAMCOMBINATIE

4.1 Compatibiliteit

Het is bekend dat er problemen kunnen optreden bij de vergroeiing van ent en onderstam. Deze 'slechte' vergroeiing kan zich direct bij de vermeerdering manifesteren in de vorm van een slechte verenigbaarheid zoals meerdere malen geconstateerd bij R. multiflora cathayensis (4) of aangemerkt worden als

zijnde een entplaatsbarriére (24). De compatibiliteit of incompatibiliteit is volgens Moore afhankelijk van het aan- of afwezig zijn van direct celcontact. Moore heeft geprobeerd om met behulp van 'toxische' stoffen de eventuele

incompatibiliteit te verklaren (31).

Onderzoek in Israël heeft aangetoond dat er grote verschillen zijn tussen de verschillende geteste klonen van R. Indica 'Major' wat betreft de verenig-baarheid met de ent en de beworteling. In dit onderzoek wordt opgemerkt dat de klonale selectie van de onderstammen voor elke individuele cultivar zou moeten worden voortgezet (35, 36).

De Vries en Dubois concluderen in hun onderzoek dat de groeikracht van onderstamklonen mede bepaald wordt door de hierop geënte cultivar en dat er een correlatie bestaat tussen de dikte van de entplaats cultivar-onderstam en het wortelgewicht en de hoeveelheid grondscheuten (40, 41).

Praktisch is het voor telers heel gemakkelijk om achteraf te controleren of er een goede verbinding is tussen ent en onderstam. Gerooide planten worden ontdaan van bovengewas en wortels. De entplaats wordt ongeveer een uur gekookt in water. De bast kan dan verwijderd worden en de entplaats is duidelijk te beoordelen. De vatverbinding van onderstam en ent moet vloeiend zijn en geen grote onregelmatigheden vertonen.

4.2 Temperatuur

In principe zou elk oog dat zich in de bladoksel van een roos bevindt kunnen uitgroeien tot een bloeiwijze. De snelheid en volgorde van het uitlopen van de ogen is echter afhankelijk van de positie van het oog aan de steel. De roos kent geen daglengte-interactie bij de bloemaanleg en is dus dagneutraal. De temperatuur heeft op zich weinig invloed bij de bloemaanleg van rozen. De temperatuur beïnvloedt wel het aantal ogen dat uitloopt en de uitloopsnelheid en de snelheid waarmee takken (en bloemen) uitgroeien. Daarnaast heeft de temperatuur invloed op de verschijningsvorm van tak en bloem. Een hogere etmaaltemperatuur geeft kortere en dunnere bloemtakken. Daarnaast neemt het aantal en de grootte van het aantal kroonbladeren af bij een hogere tempe-ratuur. Wat dus verschilt bij rozen geteeld bij verschillende temperaturen is de lengte van de internodiën en het takgewicht. Lagere temperaturen kunnen de oorzaak zijn van een hoger percentage platknoppen. De relatie onderstam-platknoppen is niet echt duidelijk en vergt meer onderzoek (21, 22). Het moet duidelijk zijn dat er een relatie is tussen de hoeveelheid licht, de teelttemperatuur en de kwaliteit van het geoogste produkt. De activiteit van de verschillende onderstammen is afhankelijk van de heersende temperaturen. Hierbij speelt de eventuele winterrust een rol bij een langere periode van lage temperaturen.

Een momentane verlaging van de teelttemperatuur beïnvloedt echter ook de produktie en kwaliteit van rassen die geen winterrust kennen (7).

(11)

4.3 Licht

Een verhoging van het lichtniveau resulteert in minder loosvorming.

Loosvorming zien we ook meestal in, en direct na, lichtarme perioden optreden. Een groter percentage goede bloeiende takken kan dan ook verkregen worden door een hoger lichtniveau in combinatie met C0„-dosering. De produktie van de hoeveelheid assimilaten is dan hoger en dié komt ten goede aan het produkt

(21).

4.4 Andere factoren

Het is bekend dat de hoeveelheid wortels invloed uitoefenen op de bovengrondse groei. Er is een correlatie tussen het wortelgewicht en de hoeveelheid

grondscheuten en een correlatie tussen het aantal grondscheuten en het aantal geoogste takken (40). Wanneer een roos in één keer afgeoogst wordt, heeft dit massale sterfte van de wortels tot gevolg. Naast de bovengrondse snoei zijn ook de genetische factoren van ent en onderstam van belang bij deze

afsterving. Daarnaast kan de samenstelling van de voedingsoplosssing een rol spelen bij de wortelsterfte (18, 19, 20). Voor een goede continue produktie moet de teler er voor zorgen dat hij niet teveel op snee teelt en problemen met de beschikbaarheid van vocht en voedingsstoffen voorkomt.

Op dit moment wordt in Nederland op praktijkschaal geëxperimenteerd met het toepassen van hormonen om de (grond)scheutvorming te bevorderen. Duidelijk is dat de gevolgen niet altijd te overzien zijn.

4.5 Eisen voor uitgangsmateriaal

Het materiaal van zowel ent, als onderstam moet aan diverse eisen voldoen voordat het gebruikt wordt voor de vermeerdering.

Wanneer vermeerderd wordt door middel van oculeren of zetten van een cultivar op een onderstam, dan moet aan de onderstam de volgende eisen gesteld worden

(2, 3, 4, 29, 35): 1. soortechtheid;

2. lange rechte wortelhals met voldoende diameter (8-12 mm); 3. goed gezond wortelgestel.vrij van wortelziekten en aaltjes; 4. winterhard, of voldoende afgehard;

5. geen- of weinig wildopslag;

6. (mogelijke) resistenties of minder gevoelig voor dierlijke parasieten; 7. goede verenigbaarheid met diverse rassen;

8. over langere periode te vermeerderen; 9. vrij van virussen.

De punten 1, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 gelden ook wanneer men wil vermeerderen door middel van stenten.

Bij het oculeren, zetten, stenten en stekken van hout moet bij het cultivar-hout gelet worden op de volgende punten (11, 26, 28):

- gebruik geen zacht materiaal;

- materiaal mag niet zijn voorbehandeld;

- vrij van ziekten (Verticillium, loodglans e.d) en plagen (insekten); - gebruik materiaal van bloeiende takken. De soortechtheid is dan te

contro-leren;

- gebruik met name de ogen van de middelste posities aan de tak.

(12)

Bij het vermeerderen zelf moet rekening gehouden worden met de de kwaliteit van het stekmedium (lucht/water-verhouding, EC en pH), het gebruik van

bewortelingshormonen en de klimaatomstandigheden (temperatuur, RV, licht). Droogtestress zorgt voor een lagere slaging bij de oculatie (28, 35).

(13)

DISCUSSIE

Het gebruik van onderstammen is bij de teelt van rozen een geaccepteerd fenomeen. Vergelijkingen die met name gericht zijn op de vergelijking van diverse onderstammen met daarop één cultivar geënt, lopen veelal mank op het feit dat het onderzoek gedaan werd met een minimaal aantal planten. Hierdoor is er nauwelijks tot geen sprake van enige statistische betrouwbaarheid van dit onderzoek (14, 17, 34). Proeven worden gedaan bij plaatselijk geldende omstandigheden. Verschillende onderstammen eisen echter soms andere teeltomstandigheden om tot het optimale resultaat te komen. Dit kan zowel het geldende klimaat als een totaal andere plantbehandeling (manier van snoeien en knippen) zijn (24). Resultaten van verschillende onderzoeken zijn niet te veralgemeniseren en te vertalen naar andere plaatsen. Bij te starten onderzoek is het noodzakelijk dat er een nauwkeurige dataverzameling plaats vindt zodat de factoren duidelijk zijn waarbij de resultaten behaald zijn. Duidelijk moet zijn dat niet alleen de onderstam verantwoordelijk is voor een bepaald

resultaat. Ook factoren als temperatuur, licht, water en bemesting spelen een rol bij de uitloop van 'ogen', de uitgroei van takken en de uiteindelijke

produktie en kwaliteit van de geoogste rozen.

(14)

LITERATUURLIJST

1. Anomyus, 1989, Produktieverschillen bij onderstammen stabiel. Vakblad voor de Bloemisterij, 8:15

2. Akkerman, A.J.J., 1979, Rozenonderstammen. Groen p. 145-147

3. Akkerman, A.J.J., 1987, Dunner zaaien levert dikkere maten op; aanbod dikke rozenonderstammen gering. Vakblad voor de Bloemisterij, 28: 30-31

4. Bakker, A.G.M., 1987, Onderzoek naar verbetering onderstam roos. Vakblad voor de Bloemisterij, 45:62-65

5 Berentzen, Ir,W.,1993, Effecten en neveneffecten van nieuwe onderstammen voor kasrozen. Vakblad voor de Bloemisterij, 43:30-31

6. Bulthuis, J., 1975, Rozenonderstammenproeven. Jaarverslag Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland, p. 178

7. Bulthuis, J., 1975, Rozenonderstammenproeven. Jaarverslag Proeftuin Eelde, p. 4-30

8. Dood, de J., Rademaker, J., 1991, Hoge produktie en goede kwaliteit kunnen samengaan bij STUR-klonen. Vakblad voor de Bloemisterij, 2:52-55

9. Dood, de J., Rademaker, J., 1990, Vergelijking herkcmsten 'Inermis' niet zinvol; veel verschillen in produktie. Vakblad voor de Bloemisterij, 46:52-53

10. Dood, de J., Rademaker, J., 1990, Uiterlijke kenmerken onderstammen nog niet bruikbaar voor selectie. Vakblad voor de Bloemisterij, 40:31 11. Dood, de J., 1989, Positieve ervaringen met stenten Rosa canina

'Inermis'. Vakblad voor de Bloemisterij, 26:31-32

12. Dood, de J., Rademaker,J., 1989, Onderstam ook belangrijk voor kwaliteit. Vakblad voor de Bloemisterij, 26:30-31

13. Dood, de J., Kuiper, D., Boer, C., 1988, Tien rozencultivars op eigen

wortel en op onderstam geteeld in steenwol. Rapport 53, Proefstation voor de Bloemisterij

14. Dood, de J., 1988, Invloed van de dikte van de onderstam op de produktie

van een rozengewas. Intern rapport Proefstation voor de Bloemisterij 15. Dood, de J., Rademaker,J., 1988, Hoge produktie bij rozenonderstam

combi-neren met goede kwaliteit. Vakblad voor de Bloemisterij, 43:158-159 16. Dubois, L.A.M., Toussaint, A.A.J.M., 1992, CPRO-DLO mini-symposium on

rose-rootstocks 1992, Summaries

17. Dubois, L.A.M., Vries, de D.P., Jansen, J., 1990, Rozenonderstammen in beweging. Prophyta 5:117-119

18. Dubois, L.A.M., Pol, v.d. P.A., Vries, D.P., 1989, Rozenonderstammen symposium "variatie aan de basis". Samenvattingen

19. Fuchs, H.W., 1986, Auxine-toediening bevordert wortelvorming. Vakblad voor de Bloemisterij, 51/52:58-59

20. Fuchs, H.W., 1994, Scion-rootstock relationships and root behaviour in glasshouse roses. Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de landbouw- en milieuwetenschappen, 128 p.

21. Hoog, de J., 1991, Platknoppen bij roos; literatuurstudie. Rapport 112 Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland

22. Hoog, de J., 1993, Teelttemperatuur heeft tweeledige werking. Vakblad voor de Bloemisterij 3:40-41

23. Kool, M.T.N., Pol, van de P.A., 1991, Onderstam heeft grote invloed op bloemproduktie. Vakblad voor de Bloemisterij, 13:62-64 24. Kool, M.T.N., Pol, van de P.A., 1989, Selectiecriteria voor

rozen-onderstammen. Vakblad voor de Bloemisterij, 26:33

(15)

25. Kromwijk, A., Rademaker,J., 1994, Tweede selectieproef STUR: produktie en kwaliteit van Escimo op 498 onderstammen. Rapport 182 Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland

26. Kromwijk, A., et al, 1992, Stenten van Rosa canina. Rapport 146 Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland

27. Kruijf, de K., 1993, Nog veel te verbeteren aan rozenonderstammen. De Boomkwekerij, 4:10-11

28. Lekkerkerk, H., 1992, Duidelijke afspraken uitgangsmateriaal. Vakblad voor de Bloemisterij, 43:133

29. Louvenberg, J., 1989, Zekerheid over kwaliteit halfjaarstruiken. Vakblad voor de Bloemisterij, 26:71

30. Meer, van der M., 1993, Waarom kiezen zij die rozenonderstammen?; telers over 'Inermis' en Natal Briar. Vakblad voor de Bloemisterij, 42:94-95

31. Moore, Randy, 1984, A model for graft compatibility-incompatibility in higher plants. American Journal for Botany, 71(5): 752-758

32. Miller, D.A., 1986, Rose investigational work in Guernsey; rootstock and variety trials growing in rockwool. Acta Horticulturae, 189:67-79 33. Palacios, M.A., Pemberton, H.B., Roberson, W.E., Scion bud survival on

water stressed rootstock plants. Proceedings XXIII Int. Hort. Congres p. 192

34. Pol, van de P.A., Fuchs, H.W.M., Peppel, van de H.F., 1988, 'Multic' kan

spectaculaire produktieverhoging geven. Vakblad voor de Bloemisterij, 24:42-45

35. Raviv, M., Propagation properties of Rosa indica 'major' rootstocks and their effect on various cultivars bearing capacity. Proceedings XXIII Int. Hort. Congres, p. 194

36. Raviv, M., 1993, Clonal variability among Rosa indica rootstocks: morphology, horticultural traits and productivity of scions. Scientia Horticulturae, 53:141-148

37. Vliet, van C., 1989, 'Multic' alleen interessant voor 'Garnette'-typen. Vakblad voor de Bloemisterij, 26:26-29

38. Vollebregt, M., 1991, Onderzoek onderstammen kasrozen. Uitgave van Informatie en Kenniscentrum Akker en tuinbouw (I.K.C.), afdeling Bloemisterij te Aalsmeer

39. Vonk Noordegraaf, C , Influence of rootstocks on rose production in Glasshouses. Proceedings XXIII Int. Hort. Congres, p. 599

40. Vries, de D.P., Dubois,A.M., 1984, Scion-rootstock relationship in Hybrid Tea cut roses on Rosa canina 'Inermis'. Netherlands Journal of

Agricultural Science, 32:3-7

41. Vries, de D.P., 1993, The vigour of glasshouse roses; Scion-rootstock relationships, effects of phenotypic and genotypic variaton. Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de landbouw-en milieuwetlandbouw-enschapplandbouw-en, 169 p.

(16)

BIJLAGE

OVERZICHT ADRESSEN NEDERLANDSE ROZENSECTOR VEREDELAARS EN VERMEERDERAARS

De onderstaande bedrijven zijn aangesloten bij de Vereniging Rozen Vermeerderaars (V.R.V.). Veel bedrijven hebben een kas waarin zij een

sortiment rozen tonen. Daarnaast hebben zijn vertegenwoordigers in dienst die adviseren bij de teelt van rozen.

- TH. C. van Kleef BV, Postbus 62, 1430 AB, Aalsmeer

Bezoekadres kassen: Kudelstaartseweg 183, Aalsmeer Tel. 02977-25178 of 40020, fax 02977-42412

- Selection Meilland Nederland BV, Dorpsstraat 11a, 1191 BG, Ouderkerk a/d Amstel.

Tel. 02963-3850, fax 02963-1020

Bezoekadres kassen: Noorddammerweg 76a, 1187 ZT, Amstelveen Tel. 020-6458419

- E. Noordam Roses BV, Hornweg 130, 1432 GP, Aalsmeer Tel. 02977-24664

- Olij Rozen BV, Achterweg 73, 1424 PP, De Kwakel Tel. 02977-24098 of 20384

- R.J. Offerman & Zn, Achterweg 22, 1424 PR, De Kwakel Tel. 02977-22888 of 23919

- De Ruiter's New Roses International BV, Postbus 50, 2390 AB, (Voorweg 62) Hazerswoude

Tel. 01728-9282, fax 1728-7436

Bezoekadres kassen: Pouw Rozen BV, Hoofdweg 55-59, 1424 PD, De Kwakel, Tel. 02977-21759, fax 02977-43539

- Jan Spek Rozen BV, Zijde 155, 2771 EV, Boskoop Tel. 01727-12120, fax 01727-14455

- Stokman Rozen BV, Hornweg 80, 1432 GN, Aalsmeer Tel. 02977-26967, fax 02977-28034

- Terra Nigra BV. Iepenlaan 48, 1424 PA, De Kwakel Tel. 02975-64116, fax 02975-40161

Bezoekadres kassen: Mijnsherenweg 23, 1433 AP, Kudelstaart Tel. 02977-44027

- Plantenkwekerij Tielen, Bakkersweg 16, 5981 PS, Panningen Tel. 04760-71907 of 76666

- Anton Verbeek Rozen, Meerlandenweg 55, 1187 ZR, Amstelveen Tel. 020-6436516

- Rozenberg Rozenvermeerdering BV, Grote Poellaan 41, 1435 GB, Rijsenhout Tel. 02977-21790, fax 02977-44653

(17)

VOORLICHTINGSBUREAUS

Bij de onderstaande bedrijven zijn één of meerdere mensen in dienst die gespecialiseerd zijn in het geven van teeltvoorlichting op het gebied van rozen:

- D.L.V. (Dienst Landbouwvoorlichting); divarse kantoren in Nederland: * Naaldwijk; Zuidweg 38, 2670 AA Naaldwijk

Tel. 01740-22400, fax 01740-23850

* Aalsmeer; Linnaeuslaan 2a, 1431 JV Aalsmeer Tel. 02977-20858, fax 02977-23301

* Eist; Schubertstraat 20, 6661 AW Eist Tel. 08819-77101, fax 08819-75433 * Emmen; Huizingsbrinkweg 8, 7812 BK Emmen

Tel. 05910-43444, fax 05910-17768

- Tuinbouwadviesbureau W. van der Ende, Berkelseweg 5a, 2718 PR Zoetermeer Tel. 079-611788, fax 079-611034

- Bureau ETKO, Rijksstraatweg 2, 4191 SE Geldermalsen Tel. 03455-73414, fax 03455-74721

- Bureau de Haan, Lookwatering 62, 2625 EA Den Hoorn Tel. 015-124143, fax 015-147594

- Bureau Meeuws, Agro Businesspark 76, 6708 PW Wageningen Tel. 08370-79676

- Stichting Teeltbegeleiding, Postbus 9235, 6800 KT, Arnhem Tel. 085-542831, fax 085-542734

ONDERZOEK

- Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland (P.B.N.) Linnaeuslaan 2a, 1431 JV, Aalsmeer

Tel. 02977-52525, fax 02977-52270

Onderzoeksterrein: praktisch toepasbaar onderzoek; van uitgangsmateriaal tot naoogst.

- Instituut voor Agrobiologisch en Bodemvruchtbaarheids onderzoek (AB-DLO) Postbus 14, 6700 AA, Wageningen

Tel. 08370-75700, fax 08370-23110

- Instituut voor Agrotechnologisch onderzoek (ATO-DLO) Haagsteeg 6, 6708 PM, Wageningen

Tel. 08370-75000

- Centrum voor Plantenveredelings- en reproduktieonderzoek (CPRO-DLO) Droevendaalsesteeg 1, Postbus 16, 6700 AA, Wageningen

Tel: 08370-77000, fax 08370-18094

- Landbouw Universiteit Wageningen vakgroep Tuinbouwplantenteelt Haagsteeg 3, 6708 PM, Wageningen

Tel. 08370-84096, Fax 84709

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En als een belangrijk doel van een inrichtingsproject niet in geld wordt uitgedrukt, of zelfs helemaal niet in de analyse wordt meegenomen, dan heeft het uitvoeren van een MKBA

Je sais qu’en cas d’admission en chambre individuelle, les médecins traitants peuvent facturer un supplément d’honoraires de maximum 125% du tarif légal des prestations

Hoewel bij toepassing van een 34° C-behandeling enige dagen vroeger bloei kan worden verkregen, zijn ook zonder deze behandeling uitstekende resultaten mogelijk.. De bollen moeten

Natuurlijk gaat er ook gekookt worden in De Kiekendief met eigen gekweekte groenten.” Functies Voedselproductie √ Energie Kringloop Recreatie √ Educatie Sociale cohesie

4. in alle richtingen komen beide materialen steeds alternerend voor. Dit betekent dat het model, op doorsnede, een dambord-stuctuur ver- toont, zoals weergegeven in fig. De

opbrengsten in de proef en die op de bedrijven, wat waarschijnlijk in het zelfde licht moet worden gezien als het feit dat de invloed van het plantgoed op de opbrengsten in

De twee proeven werden tweemaal beoordeeld door vertegenwoordigers van alle be- trokken partijen (NAKG, tuinders, voorlichting, de gewasspecialist van het proef- station te

Op verzoek van de RZI zijn een 14-tal blikken smeltkaas (WFP) van 3 reeds eerder op reinheid gecontroleerde dagproduktles van de firma Vonk te Roermond