• No results found

Vast voer in zoogperiode belangrijker dan gedacht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vast voer in zoogperiode belangrijker dan gedacht"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

O N D E R Z O E K & B E L E I D

a

c

h

te

rg

ro

n

d

V-focus augustus 2012

36

O N D E R Z O E K & B E L E I D

a

c

h

te

rg

ro

n

d

V-focus augustus 2012

37

700 Voeropname dag 0-8

Eters Non-eters Niet bijgevoerd Groei

dag 0-8 Voeropnamedag 9-34 dag 9-34Groei 600 500 400 300 200 100 0 Voer opn ame of gr oei, g/d ag

Tabel 1

Tabel 2

baar speengewicht. Het is dus niet zo dat eters een hoger geboortegewicht hebben of zwaarder zijn bij spenen dan niet-eters. Op dag 35 na spe-nen zijn de eters echter bijna 2 kg zwaarder dan de niet-eters.

In de eerste week na spenen groeien eters gemid-deld 65 g/dag sneller dan niet-eters. Ook in de tweede week na spenen en over het hele opfok-traject groeien de eters circa 50 g/dag sneller dan de niet-eters. De hogere groei komt waarschijnlijk doordat ze meer voer opnemen. Uit onderzoek van Bruininx et al. (2002) bleek namelijk dat eters meer voer opnemen en sneller groeien na spenen dan niet-eters en niet bijgevoerde biggen (zie figuur 1). Het bijvoeren van biggen tijdens de zoogperiode is dus heel belangrijk om de voer-opname en groei van biggen na spenen te stimu-leren. Maar de biggen moeten het voer tijdens de zoogperiode wel opnemen, anders hebben ze ver-gelijkbare resultaten als niet bijgevoerde biggen.

Groei lichte en zware biggen bij spenen

In het onderzoek is ook gekeken naar de groei van de lichtere en zwaardere biggen bij spenen (zie tabel 2). Uit de tabel blijkt dat de lichtere biggen bij spenen gemiddeld 7,0 kg wogen en de zwaardere biggen 8,7 kg. De lichtere biggen waren bij geboorte al ruim 200 g lichter dan de zwaardere biggen. Op dag 35 na spenen zijn de biggen met een lager speengewicht gemiddeld circa 3,5 kg lichter dan de biggen met een hoger speengewicht. In de eerste week na spenen is de groei van de lichtere en zwaardere biggen bij spenen vergelijkbaar. Soortgelijke resultaten zijn gevonden door Bruininx et al. (2002). Zij vonden dat zwaardere biggen de eerste dagen na spenen minder voer opnemen dan lichtere biggen. Dat komt waarschijnlijk doordat ze meer tijd besteden aan rangordegevechten en/of een verzadigder gevoel hebben bij spenen. Echter, in de tweede week na spenen, in week 3-5 en over het hele opfoktraject groeien de zwaardere biggen duidelijk sneller dan de lichtere biggen. Biggen met een lager geboortegewicht zijn gemiddeld lichter bij spenen en op dag 35 na spenen dan biggen met een hoger geboortegewicht. Lichtere biggen groeien langzamer tijdens zowel de zoog- als opfokperiode.

Figuur 1

Carola van der Peet-Schwering en

Gisabeth Binnendijk

Wageningen UR Livestock Research

Linda Troquet

Varkens Innovatie Centrum Sterksel

Vast voer

in zoogperiode

belangrijker dan gedacht

Biggen die voor spenen vast voer opnemen (eters) groeien na spenen circa 50 gram per dag sneller dan

biggen die tijdens de zoogperiode geen vast voer opnemen (niet-eters). Daarnaast groeien zwaardere

biggen bij spenen circa 50 gram per dag sneller dan lichtere biggen bij spenen. Dit blijkt uit onderzoek dat

door Wageningen UR Livestock Research is uitgevoerd op VIC Sterksel.

GuNsTIG EFFEcT Na spENEN

Het bijvoeren van biggen tijdens de zoog- periode is heel belangrijk om de voeropname en groei van biggen na spenen te stimuleren.

Foto: Marcel Bekken

Voeropname en groei na spenen van biggen die tijdens de zoogperiode geen voer (niet-eters) of wel voer (eters) opgenomen hebben of niet bijgevoerd zijn. (Bron: Bruininx et al., 2002)

Groei van biggen die tijdens de zoogperiode wel (eter) of geen speenvoer (niet-eter) opgenomen hebben.

Eter Niet-eter Aantal biggen 194 124 Gewicht: Geboorte (g) 1.346 1.343 Spenen (kg) 7,9 7,9 Dag 35 na spenen (kg) 23,8 22,0 Groei na spenen (g/dag):

Week 1 198 133 Week 2 287 232 Week 3-5 571 519 Week 1-5 456 404

Groei van biggen met een laag of hoog gewicht bij spenen

Licht bij spenen Zwaar bij spenen

Aantal biggen 159 159 Gewicht:

Geboorte (g) 1.240 1.453 Spenen (kg) 7,0 8,7 Dag 35 na spenen (kg) 21,3 24,9 Groei na spenen (g/dag):

Week 1 169 175 Week 2 250 281 Week 3-5 512 590 Week 1-5 407 464

E

en goede voeropname rond spenen is belangrijk voor een goede darmgezondheid. In het onderzoek ‘Invloed van drie dagen kunstmelk na spenen en van voersamenstelling op energieopname en

Strepto-coccus suis-verschijnselen bij biggen’ bleek dat de

voeropname na spenen verhoogd kan worden door de biggen kunstmelk te verstrekken in de eerste dagen na spenen. In dit onderzoek kregen alle biggen vanaf 10 dagen leeftijd tot 9 dagen voor spenen een prestarter. Vervolgens werden ze in twee dagen geleidelijk overgeschakeld op een speenvoer. Aan het speenvoer was een kleurstof (0,5% ijzeroxide) toegevoegd zodat nagegaan kon worden welke biggen wel (eters) en welke geen speenvoer (niet-eters) opgenomen hadden voor spenen. Bij voeropname kleurt de mest namelijk rood door de kleurstof. Het voer werd tweemaal

daags verstrekt in een rond trogje met zes vreet-plaatsen. De groei na spenen van de eters en niet-eters tijdens de zoogperiode wordt beschreven in dit artikel.

Groei van eters en niet eters

De groei van de eters en niet-eters is gevolgd vanaf spenen tot 35 dagen na spenen. De voer-opname na spenen van de eters en niet-eters is niet bekend, omdat deze biggen samen in een hok lagen na spenen. De gewichtsontwikkeling van de eters en niet-eters is weergegeven in tabel 1. Uit de tabel blijkt dat van de 318 biggen in het onderzoek er 194 (is 61 procent van de biggen) speenvoer opgenomen hebben voor spenen. De overige 124 biggen (is 39 procent van de big-gen) hebben geen voer opgenomen tijdens de zoogperiode. De eters en niet-eters hadden een vergelijkbaar geboortegewicht en een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The source localization process using signals from various array rows as well as averaging signals over the same rows (simultaneously with FDM) are shown in Figure 9.. The

Voortbouwend op de bevindingen van Armsby, Forbes en Kleiber, dat de effi- ciëntie waarmede de beschikbare energie benut wordt voor onderhoud, voor melkproduktie of voor

- Warmte instraling is tot 84% te beperken afhankelijk van glas en folietype - Lichtdoorlaat blijft gegarandeerd van 35 tot 16% afhankelijk van glas en folietype - Raam

Doordat jij deze mensen – jongeren, ouderen, mensen met een beperking of mensen die niet meer mee kunnen komen op school of op het werk – een plek aanbiedt waar ze zichzelf kun-

gezien de toekomstplan- nen der geënquêteerden en soortgelijke tendenties in buitenland (Duitsland, Oostenrijk) en binnenland (in 1970 heeft de Streek V.V.V. voor de Achter- hoek

Voor de beide tuigklassen is voor de doelsoorten tong en schol, voor de twee meest aangelande bijvangst soorten schar en bot en voor de rest-aanlandingen, de gemiddelde

De analysecijfers van het laatste effluent van alle kolommen zijn extreem hoog (85-110 mg P0./1) in vergelijking met de concentratie in het afvalwater (eerste hoe- veelheid: 48

Zo is veel informatie beschikbaar voor het vaststellen van de relatie tussen K-toestand en het effect van bemesting met N en K op de (K)-opbrengst bij uiteenlopende bodemtoestanden