• No results found

Het verbod op het speciaal kweken van embryo’s in de Nederlandse Embryowet. : Terechte bescherming of onnodige belemmering?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verbod op het speciaal kweken van embryo’s in de Nederlandse Embryowet. : Terechte bescherming of onnodige belemmering?"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Het verbod op het speciaal kweken van embryo’s in de

Nederlandse Embryowet.

Terechte bescherming of onnodige belemmering?

Naam: Céline Peersman Studentnummer: 10995056 Begeleider: Johan Legemaate

Master: Publiekrecht (gezondheidsrecht) Universiteit van Amsterdam, 2016 Datum: 21-07-2016

(2)

2

Abstract

In Nederland is het speciaal kweken van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek verboden. Embryo’s die overblijven van een IVF behandeling, zogenaamde ‘rest-embryo’s, worden echter al bijna 15 jaar gebruikt voor wetenschappelijke studies. Het verbod kreeg in 2002 een tijdelijk karakter nu de medisch-wetenschappelijke ontwikkelingen een opheffing van het verbod noodzakelijk zouden kunnen maken.

In deze thesis wordt onderzocht of het speciaal kweken anno 2016 ethisch en juridisch toelaatbaar zou moeten zijn. Daarvoor wordt eerst gekeken naar de juridische status van het ongeboren leven in zowel Nederland als binnen de Raad van Europa. Die blijkt niet

eenduidig te zijn. De conclusie is dat het embryo wel enige bescherming toekomt, omdat het tot het menselijk leven behoort. De bescherming is enerzijds progressief te noemen (de rechtsbescherming van het embryo groeit naarmate het zich ontwikkeld) en anderzijds gedifferentieerd (de rechtsbescherming hangt af van meerdere belangen, zoals de belangen van de zwangere vrouw of de belangen voor de wetenschap.) Om de hoofdvraag te

beantwoorden wordt eveneens gekeken naar de achtergrond van het verbod. De redenering van de wetgever was dat het een te vergaande inbreuk is op het menselijk leven nu de intentie van het tot stand brengen slechts het instrumenteel gebruik is, en niet de geboorte zoals bij het ‘rest-embryo’ het geval is. Wanneer men dit argument analyseert houdt het echter geen stand; immers de intentie van het tot stand brengen veranderd echter niets aan de status van het embryo als het er eenmaal is. Wanneer men embryonaal leven wil beschermen zou de intentie van het kweken niet uit moeten maken. Het onderscheid tussen rest-embryo en speciaal gekweekt embryo is derhalve niet goed te verdedigen.

Middels verschillende evaluaties en adviezen is naar voren gekomen dat er steeds

belangrijkere medisch-wetenschappelijke inzichten te verkrijgen zijn met speciaal gekweekte embryo’s. De minister schuift de adviezen echter steeds aan de kant, het zou niet opwegen tegen de inbreuk op de menselijke waardigheid.

Een rechtsvergelijking met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk laat zien dat er grote verschillen zijn op het gebied van embryo-wetgeving binnen Europa. In Duitsland is enig instrumenteel gebruik van het embryo uitgesloten terwijl het VK onderzoek met embryo’s voor een breed scala aan doeleinden toelaat, evenals het speciaal kweken. Nederland leent zich echter het beste voor een vergelijking met Engeland, nu het uitgangspunt in beide landen is dat instrumenteel gebruik van een embryo toegestaan zou moeten zijn wanneer de belangen groot genoeg zijn.

Recentelijk heeft de minister het verbod gedeeltelijk opgeheven. Dit aan de hand van het laatste rapport dat verschillende mogelijkheden met speciaal-gekweekte embryo’s belicht. Het verbod had echter al veel eerder en daarnaast volledig opgeheven kunnen worden. De juridische status van het embryo binnen Europa of Nederland belemmerd dit niet. Daarnaast past het verbod niet binnen de context van de Embryowet, die het instrumenteel gebruik van het embryo al jaren toelaat. Ook maakt Nederland gebruik van resultaten die in andere landen met speciaal-gekweekt embryo’s worden verkregen. Het besluit het verbod (deels) te

(3)

3

Inhoud

Inleiding ... 4

H1 De bescherming van het embryo in het Nederlands recht ... 7

1.1 De juridische positie van het ongeboren leven in het Nederlands recht ... 7

1.1.1 Toenemende beschermwaardigheid? ... 7

1.1.2 De Embryowet ... 8

1.2 Slotbeschouwing ... 10

H2 Bescherming van het embryo binnen de Raad van Europa ... 12

2.1 Het EVRM ... 12

2.2 Verdrag voor de rechten van de mens en de Biogeneeskunde (VRMB) ... 14

2.3 Slotbeschouwing ... 16

H3 Het verbod op het speciaal kweken van embryo’s in Nederland ... 17

3.1. De redenering van de wetgever ... 17

3.2 De redenering van de wetgever ontleedt ... 18

3.2.1 Een Kantiaans tintje? ... 18

3.2.2 De waardes in de weegschaal ... 19

3.3 Het medisch wetenschappelijk belang bij het speciaal kweken ... 20

3.3.1 Twee wetsevaluaties ... 21

3.4 Het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het Pallas rapport ... 25

3.5 Slotbeschouwing ... 25

H4 Rechtsvergelijking Duitsland ... 27

4.1 Embryo’s en research in Duitsland ... 27

4.2 Vergelijking met Nederland ... 29

4.3 Duitse wetgeving in de context ... 30

H5 Rechtsvergelijking Verenigd Koninkrijk ... 32

5.1 Embryo’s en research in het Verenigd Koninkrijk ... 32

5.2 Vergelijking met Nederlandse wetgeving ... 34

H6 Conclusie ... 36

(4)

4

Inleiding

Op 25 juli 1978 wordt in de Britse stad Oldham de allereerste ‘test-tube’ baby geboren. Louise Brown ziet het levenslicht dankzij de gloednieuwe techniek van

laboratoriumbevruchting, ofwel: IVF. De bevalling wordt van begin tot eind gefilmd en is wereldwijd groot nieuws; ‘the world celebrated the start of a new era of assisted human

reproductive technology.`1

Een neveneffect van de IVF behandeling is echter dat er meer embryo’s tot stand worden gebracht dan worden geïmplanteerd in de baarmoeder. Niet elke embryo gecreëerd in het kader van IVF heeft dus hetzelfde lot als Louise Brown, er zijn embryo’s die ‘overblijven’ en vervolgens verloren gaan. Vrijwel direct wordt onder andere in Nederland gesignaleerd dat deze ‘rest-embryo’s’ eventueel geschikt zijn als subject voor wetenschappelijk onderzoek.2 De toelaatbaarheid van wetenschappelijk onderzoek op embryo’s in het algemeen is niet onbetwist. Het roept tal van ethische, juridische, medisch-wetenschappelijke en politieke vragen op. De eerste juridische doch ook ethische vraag die moet worden beantwoord is wat de wettelijke van het ongeboren leven precies is. Hoe zien wij het embryo, als een subject of als een persoon? En wat betekent dit voor de wettelijke bescherming van het embryo?

Daarnaast rijst de vraag welke doeleinden het gebruik van het embryo voor wetenschappelijk onderzoek rechtvaardigden. Begin jaren 80 gaat de discussie in Nederland vooral om de toelaatbaarheid van onderzoek met doeleinden binnen de voortplantingsgeneeskunde, zoals het verhelpen van ongewenste kinderloosheid. Maar door voortschrijdende mogelijkheden met embryo’s verplaatst de discussie zich snel naar de toelaatbaarheid van het gebruik van embryo’s voor een veel ruimer spectrum van doeleinden.3

Ook wordt de aanvaardbaarheid van het speciaal creëren van embryo’s met louter het doel wetenschappelijk onderzoek bediscussieerd. Eind jaren 80 neemt de Nederlandse regering het standpunt in dat wetenschappelijk onderzoek op embryo's slechts in uitzonderlijke gevallen zou mogen plaatsvinden en bovendien aan wettelijke voorwaarden gebonden zou moeten worden.4 Na een lang wetgevingstraject, welk steeds rekening hield met nieuwe ontwikkelingen en adviezen, wordt in 2000 het voorstel van wet inzake handelingen met geslachtscellen en

1 Kamel, Journal of reproduction & infertility, 2013, Vol.14(3), p.96 2

Zie ook: Kamerstukken II, 1987/88, 20 706, 2, p. 19 3 Kamerstukken II, 2000/01, 27 423, 3, p. 2

(5)

5

embryo's ingediend.5 De Embryowet treedt in 2002 in werking.6

Bepaalde handelingen met ‘rest-embryo’s’ zijn ingevolge de Embryowet toegestaan. De wet bevat echter in artikel 26a expliciet een verbod op het speciaal kweken van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek. Een IVF-behandeling die ‘rest-embryo’s’ veroorzaakt is dus geoorloofd, evenals het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek hierop. Het speciaal kweken van embryo’s voor onderzoek is wel uitgesloten. Dit verbod heeft volgens de wet een tijdelijk karakter, nu artikel 33 lid 2 stelt dat het artikel vervalt op ‘een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.’ Dit omdat het wetenschappelijk belang bij het speciaal kweken van embryo’s in de toekomst nog wel eens zo groot zou kunnen zijn, dat het verbod een te grote belemmering zou vormen voor de medisch-wetenschappelijke vooruitgang.7

De hoofdvraag van deze thesis luidt: Zou het speciaal kweken van embryo’s anno 2016

ethisch en juridisch verantwoord zijn met inachtneming van de juridische status van het embryo in Nederland en Europa en het medisch-wetenschappelijk belang?

Het eerste wat in dit kader van belang is, is de wettelijke positie van het embryo. Hoe wordt het embryo precies juridisch gedefinieerd? En welke beschermwaardigheid komt het embryo toe? Ik zal trachten een antwoord te geven op deze vraag door te kijken naar de Nederlandse wetgeving evenals naar de rechtspraak en wetgeving van de Raad van Europa.

Vervolgens behandel ik het verbod op het speciaal tot stand brengen van embryo’s in de Nederlandse Embryowet. Wat is de redenering van de wetgever geweest voor het opnemen van dit verbod? Zit er een bepaalde filosofie achter het wél toestaan van onderzoek op rest-embryo’s maar het niet toestaan van het speciaal kweken van rest-embryo’s? Zit er een wezenlijk verschil tussen deze twee dingen? Hierna onderzoek ik het medisch-wetenschappelijk belang van het speciaal kweken van embryo’s evenals de medisch-wetenschappelijke mogelijkheden die zijn gesignaleerd sinds het inwerking treden van de Embryowet in 2002. Zijn deze

mogelijkheden inmiddels gegroeid en veel concreter? En hoe heeft de wetgever hierop gereageerd?

Tot slot maak ik een vergelijking met onze buurlanden Engeland en Duitsland. Hoe hebben deze landen handelingen met embryo’s geregeld en bevatten deze wetten eenzelfde

uitzondering voor speciaal kweken van embryo’s? En met welk land kunnen wij ons het beste

5 Zie: Kamerstukken II 1992/93, 23 016, 1-2, Kamerstukken II 1994.95, 23 016, 7, Kamerstukken II 1994/95, 23 016, 8 en Kamerstukken II 2000/01, 27 423, 1-2

6

Stb. 2002/35 7

(6)

6

vergelijken?

Vervolgens zal de vraag kunnen beantwoorden of het huidige verbod op het speciaal kweken van embryo’s houdbaar is met het oog op de Europese en Nederlandse wetgeving, de

(7)

7

H1 De bescherming van het embryo in het Nederlands recht

1.1 De juridische positie van het ongeboren leven in het Nederlands recht

Bij de geboorte begint het juridisch bestaan; zodra een kind levend ter wereld komt, is zij drager van subjectieve rechten.8 Het leven van de mens in biologische zin begint echter al veel eerder, namelijk bij de samensmelting van de geslachtscellen. De rechtspositie van het prenatale leven is een stuk minder evident. Welke bescherming wordt er toegekend aan het leven voor de geboorte? Wordt het embryo door het recht gezien als zaak, of als persoon, of hangt het ergens tussen in?

1.1.1 Toenemende beschermwaardigheid?

In het gezondheidsrecht is de leer van de progressieve rechtsbescherming heersend. Deze houdt in dat de juridische status van het embryo veranderd tijdens zijn ontwikkeling.9 De beschermwaardigheid neemt toe; hoe meer ontwikkeld tot mens, hoe groter de

bescherming.10 Het eerste markeerpunt is die van de samensmelting van de geslachtscellen. Het embryo wordt in deze fase ook wel als 'pre-embryo' aangeduid.11 Het pre-embryo is juridisch meer dan twee afzonderlijke geslachtscellen. Het is geen eigendomsvoorwerp, maar een zaak die uniek is in zijn soort.12 De samengesmolten cellen hebben de potentie om uit te groeien tot een individu. Dit hoeft echter niet; de cellen zijn op dat moment nog deelbaar waardoor zij zich op allerlei manieren kunnen ontwikkelen. In de progressieve

beschermingsleer wordt gesteld dat door het primitieve en onzekere karakter van het pre-embryo hem in deze fase een beperkte beschermwaardigheid toekomt.13 De Embryowet biedt enige bescherming door grenzen te stellen ten aanzien van verrichtingen met geslachtscellen en embryo’s, waarover later in deze thesis meer.14

Het tweede tijdstip waaraan een juridische betekenis toekomt is de innesteling in de

8 Leenen e.a., 2014, p. 349 9 Leenen e.a., 2014, p. 349 10

Zie ook te Braake TvGR 2002, p.5-11 11 Zie bijv. Leenen, TvGR 1994

12 Leenen e.a. 2014 p. 348, alleen de donoren van de gameten kunnen over de pre-embryo beslissen

13 Leenen e.a. 2014 p. 346, Zo wordt het voorkomen van innesteling niet als abortus wordt beschouwd.(art. 1 lid 2 Wet Afbreking Zwangerschap).

14

(8)

8

baarmoederwand. Leenen duidt deze status aan als de 'status nascendi'; een vrucht op weg naar de geboorte.15 Vanaf dat moment is er wettelijk gezien sprake van een zwangerschap.16 De toegenomen beschermwaardigheid van het embryo in de 'status nascendi' is bijvoorbeeld af te leiden uit het wettelijke kader voor abortus provocatus. Enerzijds is mogelijk het embryo te laten aborteren, dit illustreert dat het embryo nog geen volledige rechtspersoonlijkheid toekomt.17 Maar dit wettelijk kader geeft direct ook een grens aan; art. 82a SR bepaald dat abortus niet meer mogelijk is nadat de vrucht levensvatbaar kan worden geacht.18 Hierna is er sprake van late zwangerschapsafbreking, welk slechts in uitzonderlijke situaties is

toegestaan.19 Abortus buiten deze grenzen wordt gezien als moord.20

Een andere wettelijke bescherming die het ingenestelde embryo toekomt is de mogelijkheid tot toepassing van artikel 1:2 BW, waarin wordt bepaald dat het kind als reeds geboren kan worden aangemerkt, indien zijn belang dit vordert.21 Dit artikel behelst geen toekenning van juridische persoonlijkheid aan de ongeboren vrucht, maar slechts een fictie met betrekking tot het tijdstip van de geboorte.22

De laatste te onderscheiden fase is uiteraard die van de geboorte; hierbij wordt het embryo een rechtspersoon.

1.1.2 De Embryowet

Specifieke wetgeving die strekt tot de bescherming van het embryo is te vinden in de Embryowet, welk regels bevat inzake handelingen met geslachtscellen en embryo's. Als uitgangspunt neemt de regering 'de menselijke waardigheid en het beginsel van respect voor menselijk leven in het algemeen.'23 Dit belang is niet absoluut, maar wordt afgewogen tegen andere belangen, zoals het welzijn van onvruchtbare paren of de genezing van zieken. 24

Dit betekent dat wetenschappelijk onderzoek met embryo’s niet per definitie is uitgesloten.

15 Leenen e.a. 2014, p. 349

16 Artikel 1 lid 2 van de Wet Afbreking Zwangerschap 17

Zie Wet Afbreking Zwangerschap

18 Deze grens ligt op 24 weken, zie: Kamerstukken II 1978/79, 15475, 3, p. 33.

19 Zie hiervoor: Aanwijzing vervolgingsbeslissing levensbeëindiging niet op verzoek en late zwangerschapsafbreking (2006A011)

20

Kamerstukken II 1978/79, 15475, 3, p. 32

21 In eerste instantie gaat het om vermogensrechtelijke belangen, maar een ruimere interpretatie is ook mogelijk, zie: RB Haarlem 14 oktober 1966, NJ 1967, 266 en HR 18 maart 2005, NJ 2006, 606

22 Van Beers, 2009, p. 232 en Asser/De Boer, 2010, p.32 23

Kamerstukken II 2000/01, 27 423, 3, p. 5 24

(9)

9

De wet bevat een aantal concrete verboden op handelingen met embryo’s. De wet regelt verder onder welke voorwaarden andere handelingen met geslachtscellen en embryo’s mogen plaatsvinden. Zo stelt de wet eisen aan de instellingen waar embryo's buiten het lichaam tot stand worden gebracht of waar op een andere manier handelingen met embryo's worden verricht.25

Paragraaf 2 van de wet regelt de zeggenschap over geslachtscellen en embryo's die ter

beschikking zijn gesteld voor andere doelen dan zwangerschap. Daarnaast bevat de wet eisen voor wetenschappelijk onderzoek met embryo's die na het onderzoek verloren zullen gaan, evenals wetenschappelijk onderzoek met embryo's die vervolgens geïmplanteerd worden in de baarmoeder.26 Ook worden er voorwaarden gesteld omtrent onderzoek op embryo's die zich in de baarmoeder bevinden (foetussen). Ten slotte noemt paragraaf 6 een aantal concrete verboden handelingen. Dit zijn handelingen die door de wetgever vanuit ethisch en juridisch oogpunt 'ontzeggelijk ontoelaatbaar' worden geacht.27 Voorbeelden zijn het verbod op reproductief klonen of het speciaal kweken van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek. Dit laatste verbod is echter van tijdelijke aard, waarover later in deze thesis meer.

De leer van de progressieve rechtsbescherming is volgens de memorie van toelichting het normatieve kader voor de Embryowet.28 Onderscheid in rechtspositie lijkt echter ook te worden gebaseerd op de intentie waarmee het embryo tot stand is gebracht.29 Zoals hierboven beschreven maakt de Embryowet onderscheid tussen verschillende ‘groepen’ embryo’s. Wanneer een embryo een zwangerschap bewerkstelligt geniet het bijvoorbeeld meer

bescherming dan een embryo dat is overgebleven van een IVF behandeling.30 Ook binnen de groep embryo's die het doel hebben geboren te worden wordt een onderscheid gemaakt; onderzoek voor embryo's in vivo moet aan strengere eisen voldoen dan onderzoek aan embryo's in vitro.31 De wet staat toe dat er onderzoek wordt uitgevoerd op rest-embryo's, maar staat niet toe dat er speciaal embryo's worden gekweekt voor onderzoek. En zelfs wanneer er speciaal embryo's gekweekt mogen worden in de toekomst, zullen de

25 Artikel 1 t/m 4 Embryowet

26 Zie respectievelijk paragraaf 3 en paragraaf 4 van de Embryowet. 27

Kamerstukken II 2000/01, 27 423, 3

28 Kamerstukken II, 2000/01, 27 423,3, p. 49: "De beschermwaardigheid van een embryo

wordt echter niet ingegeven door de wijze van ontstaan, maar door het vermogen uit te groeien tot een mens.” 29 Zie v/d Burg, NJB 1995/70, p. 1241.

30

Zie artikel 10 Embryowet in vergelijking met artikel 16 Embryowet 31

(10)

10

voorwaarden waaronder dit mag gebeuren anders zijn dan voor rest-embryo's.32 Dit

onderscheid heeft niets te maken met de ontwikkeling van het embryo, maar slechts met de intentie waarmee het tot stand is gebracht, de bestemming na het tot stand brengen of de positie van het embryo (in/buiten de baarmoeder).

1.2 Slotbeschouwing

In het Nederlands recht wordt het ongeboren leven middels verschillende wetten beschermd. Die rechtsbescherming kan enerzijds worden gezien als progressief; een ingenesteld embryo heeft zowel in het strafrecht, het burgerlijk recht als in de Embryowet een grotere

beschermwaardigheid dan het niet-ingenestelde embryo. Zo kan de bescherming van art. 1:2 BW niet eerder dan na innesteling worden toegepast. De toenemende beschermwaardigheid is ook af te leiden uit de regelgeving omtrent abortus; wat na 24 weken ontwikkeling van de vrucht niet meer toelaatbaar wordt geacht. Daarnaast zijn blijkens de Embryowet strengere regels verbonden aan onderzoek op een ingenesteld embryo.

Echter, de bescherming van het embryo lijkt ook af te hangen van de intentie en het belang bij het handelen. Het onderscheid wat de Embryowet maakt tussen verschillende

beschermwaardigheid en voorwaarden voor onderzoek met embryo’s is niet alleen gebaseerd op ontwikkeling, maar ook op intentie van het tot stand brengen (zwangerschap of

onderzoek), de bestemming na de totstandbrenging (rest-embryo of geboorte) en de positie van het embryo (in vitro of in de baarmoeder). Volgens de Embryowet kunnen embryo’s die even ver zijn in ontwikkeling dus toch verschillend worden beschermd.

De context is daarnaast ook van invloed op de beschermwaardigheid; het strafrecht biedt bescherming vanaf de levensvatbaarheidsgrens, maar in het burgerlijk recht kan de vrucht als persoon worden aangemerkt zodra zijn belang dit vordert. Uit het voorgaande is af te leiden dat niet alle wetgeving geheel strookt met de leer van de progressieve rechtsbescherming. Wellicht kan er derhalve beter gesproken worden van een gedifferentieerde bescherming van het embryo.33 Van Beers beschrijft het embryo dan ook als een "kameleontische figuur

binnen het recht."34. Het kan gezien worden als behorende tot de categorie: ‘het menselijk

32

Zie art. 10 embryowet in vergelijking met art. 11 Embryowet. 33

v/d Burg, TvGR 1994, par. 4. 34

(11)

11

leven.’35

Een conclusie kan zijn dat het embryo noch persoon, noch zaak is, maar toch bescherming toekomt op grond van de menselijke waardigheid.

35

(12)

12

H2 Bescherming van het embryo binnen de Raad van Europa

2.1 Het EVRM

De Raad van Europa heeft onder andere als doel de mensenrechten in Europa te waarborgen. Het belangrijkste verdrag wat is getekend in deze context is het EVRM.

Dit verdrag bevat geen artikel wat expliciet gaat over het embryo of het ongeboren leven.36 Artikel 2 beschermd het recht op leven van ‘een ieder’. De vraag die hier rijst is of dit artikel ook het prenatale leven beschermd.

De Europese Commissie voor de rechten van de mens (hierna ECieRM) heeft het recht op leven van de ongeboren vrucht onder artikel 2 een aantal keer getoetst in abortuszaken. In Paton v. UK concludeerde de commissie dat het leven van een foetus niet onafhankelijk van het leven van de vrouw kan worden gezien, en dat de foetus derhalve niet direct vanaf het moment van conceptie een zelfstandig en absoluut recht op artikel 2 toekomt.37 Er wordt echter ook niet uitgesloten dat de foetus onder de bescherming van artikel 2 zou kunnen vallen, maar hoe ver die bescherming zou moeten gaan was in deze specifieke

omstandigheden volgens de ECieRM niet nodig om vast te stellen.38 In de zaak Hercz v. Norway volgde de ECieRM de redenering uit Paton v. UK en benadrukte zij bovendien dat lidstaten een grote beleidsvrijheid hebben als het aankomt op abortuswetgeving.39 Een absoluut recht op leven voor de foetus zou deze beleidsvrijheid ondermijnen.

Ook het EHRM heeft zich gebogen over de vraag of het embryo een right to life toekomt in de context van abortus. In Boso v Italy stelt het Hof dat er een “legitimate need to protect the

foetus” bestaat, maar maakt wederom duidelijk dat deze moet worden gerelativeerd en noemt

wederom de margin of appreciation van lidstaten.40 In hoeverre de foetus dan wel beschermd is wordt niet duidelijk gemaakt.

In Vo v France ging het niet om abortus maar om een medische fout waardoor een foetus kwam te overlijden. De vraag was of het recht op leven van de foetus was geschonden. Het Hof redeneerde dat de status van het embryo een moreel gevoelige kwestie is, waar op

36

Uit de Travaux Preparatoires blijkt ook niet dat dit ter sprake is gekomen, zie : Vande Lanotte & Haeck 2004, p. 102

37 ECHR 05-11-1981, 7215/75 (X. v Verenigd koninkrijk) r.o. 9, r.o. 11, r.o. 17 38 ECHR 05-11-1981, 7215/75 (X. v Verenigd koninkrijk) par. 23

39

ECRM 19 mei 1992, NJCM bulletin 1993, p. 65 (Hercz tegen Noorwegen). 40

(13)

13

internationaal of nationaal niveau geen consensus over is bereikt. 41 Volgens het Hof bestaat er op zijn meest Europese overeenstemming over het feit dat het embryo deel uit maakt van ‘the human race’ waardoor het beschermwaardig wordt geacht.42

Maar het is volgens het Hof niet wenselijk of zelfs maar mogelijk in abstracto te beantwoorden of het ongeboren kind een persoon is in de zin van artikel 2 EVRM. 43 Lidstaten zijn dienvolgens vrij om zelf te bepalen wanneer het recht op leven begint.

Naar deze redenering werd ook verwezen in de zaak Evans v. Uk, waarin het de vraag was of het recht op leven was geschonden van embryo’s in vitro.44 De embryo’s mochten door het ontbreken van toestemming van één van de donoren, niet meer geïmplanteerd worden in de baarmoeder.

Het Hof was hier unaniem van oordeel dat het recht op leven van het embryo niet was geschonden. Het Engelse recht kent het embryo namelijk geen onafhankelijke, individuele rechten toe.45 Gezien de margin of appreciaton van lidstaten is het niet aan het Hof de embryo’s deze bescherming in de specifieke omstandigheden wel toe te kennen.

Uit Costa en Pavan v. Italië blijkt dat het EVRM het concept embryo en het concept kind als twee te onderscheiden categorieën ziet.46 In deze zaak stelt het Hof dat het Italiaans wettelijk verbod op Pre-Implantatie Diagnostiek in strijd is met artikel 8 (right to private life). Het zou niet gaan om een gerechtvaardigde inbreuk. Italië stelde dat het verbod zijn grondslag vond in de bescherming van vrouw en kind. Het Hof verwerpt dit argument en stelt allereerst dat een embryo en een kind niet in dezelfde categorie vallen. In welke categorie de embryo wel zou vallen is in de zaak niet terug te vinden.

Italiaanse wetgeving kwam eveneens ten sprake in de meer recente zaak Parillo v. Italy. Hier ging het om de vraag of het wettelijk verbod op het doneren van restembryo’s ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek strijd opleverde met art. 8 EVRM en Art.1 van Protocol nr.1 (protection of property).47

Het hof verklaarde art. 8 van toepassing;. Omdat embryo’s genetisch materiaal bevatten van klaagster wordt haar identiteit geraakt.48 Het verbod op het doneren van de embryo’s vormt volgens het hof een inbreuk op haar zelfbeschikkingsrecht.

41 EHRM 8 juli 2004, nr. 53924/00 (Vo t. Frankrijk) r.o. 81 42 EHRM 8 juli 2004, nr. 53924/00 (Vo t. Frankrijk) r.o. 84 43

EHRM 8 juli 2004, nr. 53924/00 (Vo t. Frankrijk) r.o. 85. 44 EHRM 10 april 2007 (Evans t. Verenigd Koninkrijk)

45 EHRM 10 april 2007 (Evans t. Verenigd Koninkrijk), r.o. 53-56. 46 EHRM 28 augustus 2012 (Costa & Pavan t. Italy), r.o. 64 47

EHRM 27 augustus 2015, nr. 46470/11 (Parrillo t. Italië) 48

(14)

14

Gezien het hier gaat om “delicate moral and ethical questions” waar op Europees niveau geen consensus over is, komt lidstaten echter een grote beleidsvrijheid toe.49 De gemaakte inbreuk is volgens het Hof derhalve wel gerechtvaardigd, nu het verbod na grondige deliberatie van de Italiaanse wetgever tot stand is gebracht en dat daarbij belangenafwegingen zijn gemaakt. Klaagster stelde verder dat het verbod in strijd zou zijn met Article 1 van Protocol No. 1 van het EVRM (protection of property). Het Hof verwerpt echter dat dit protocol van toepassing zou zijn, nu het embryo niet kan worden gedefinieerd als ‘eigendom’ in de zin van dat protocol.

2.2 Verdrag voor de rechten van de mens en de Biogeneeskunde (VRMB)

Een ander verdrag van de Raad van Europa welk ook een aantal relevant bepalingen bevat is het verdrag inzake de rechten van de mens en de Biogeneeskunde (1997).50

Het uitgangspunt van het verdrag is het respect voor de menselijke waardigheid in de context van medisch wetenschappelijk onderzoek.51

Artikel 1 luidt:

“Parties (…) shall protect the dignity and identity of all human beings and guarantee everyone, (…) respect for their integrity and other rights and fundamental freedoms with regard to the application of biology and medicine.”

In dit verdrag wordt niet expliciet duidelijk gemaakt of het ongeboren leven valt onder 'all human beings' of onder 'everyone'. In het explanatory report wordt dit nader toegelicht; gezien het ontbreekt aan een consensus over het begrip 'everyone', is besloten dat de definitie hiervan aan de lidstaten wordt overgelaten.52 Het begrip 'human being' wordt toegelicht doch opengelaten: "(…) human dignity and the identity of the human being had to be respected as

soon as life began."53 Op welk punt het menselijk leven begint is echter open voor

interpretatie, is dit bij de conceptie, de nidatie, de geboorte?54 Het verdrag biedt in artikel 18 wel enige bescherming aan het embryo. Dit artikel verplicht verdragspartijen die de

mogelijkheid hebben tot wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro, maatregelen te

49 Het Hof stelt wel eisen aan die wetgeving, zo blijkt uit EHRM 28 augustus 2012 (Costa & Pavan t. Italy) 50 29 van de 47 lidstaten van de Raad van Europa hebben het verdrag inmiddels geratificeerd.

51

Den Exter, Zorg en Financiering 2008, Vol.7(9), p. 10-11

52 ‘Explanatory report on the Convention for the protection of human rights and dignity of the human being with regard to the application of biology and medicine.’

[http://conventions.coe.int./Treaty/en/Reports/Html/164.htm.] 53

idem 54

(15)

15

nemen om adequate bescherming te bieden. Vervolgens verbied lid 2 het speciaal kweken van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek. Het verdrag kent ook een algeheel verbod op het veranderen van de genetische samenstelling van het embryo.55

Nederland heeft het verdrag ondertekend, maar besloot recentelijk af te zien van ratificatie.56 Dit omdat de bepalingen in het verdrag op sommige onderdelen inmiddels strikter zijn dan de nationale wetgeving.57 Op het gebied van embryo onderzoek is dit ook het geval; artikel 18 lid 2 VRMB bevat immers een algeheel verbod op speciaal kweken, terwijl dit verbod in onze Embryowet slechts een tijdelijke karakter heeft. Wanneer het verdrag wordt geratificeerd zou het opheffen van dit verbod niet meer mogelijk zijn. Op het moment dat de minister met het standpunt over de ratificatie naar buiten komt loopt er bovendien nog een onderzoek naar het medisch-wetenschappelijk belang bij het speciaal kweken, wat illustreert dat de keuze in Nederland nog niet definitief is gemaakt.

Een voorbehoud maken voor alle knelpunten die gesignaleerd zijn58 acht de minister ongewenst; ratificatie zou immers een ‘hol gebaar’ zijn wanneer een groot aantal

normstellende bepalingen feitelijk geen werking meer hebben. Geconcludeerd wordt dat de ratificatie van het verdrag een risico met brengt toekomstige ontwikkelingen te belemmeren, (waaronder die van embryo onderzoek) en dat daarnaast de centrale doelstelling van het verdrag, namelijk de bescherming van de menselijke waardigheid, al reeds door nationale wetgeving wordt gewaarborgd.59

55

Artikel 13 VRMB

56 Zie respectievelijk: Kamerstukken II 1997/98, 25 835, 2 en Kamerstukken II, 2014/15, 34000-XVI, 106 57 Kamerstukken II, 2014/15, 34000-XVI, 106, p. 4-6

58 Dit zijn er meer dan alleen de belemmering in verband met embryo onderzoek; zie Kamerstukken II, 2014/15, 34000-XVI, 106, p. 4-6

59

(16)

16

2.3 Slotbeschouwing

Uit bovenstaande kan worden afgeleid dat noch uit het Biogeneeskundeverdrag als het EVRM direct kan worden afgeleid in hoeverre het ongeboren leven beschermd wordt. Het EHRM sluit de toepassing van een foetus op right to life niet expliciet uit, maar weigert een eenduidig antwoord te geven op de vraag in hoeverre het artikel van toepassing zou kunnen zijn. Het Hof stelt wel dat het embryo geen absoluut recht op leven toekomt. Dit zou het belang van de zwangere vrouw ondermijnen. In de uitspraken erna hameren de ECieRM en het EVRM steeds op de grote ‘margin of appreciation’ die lidstaten hebben rondom de bescherming van ongeboren leven. Dit is te wijten aan de uiteenlopende abortuswetgeving en de Europese bepalingen omtrent wetenschappelijk onderzoek op embryo's.60 Het Hof ziet het als ongepast een eenduidige regel op te leggen wanneer het gaat om dermate ethisch en maatschappelijk gevoelige onderwerpen.61

We blijven toch niet geheel met lege handen. Er is volgens het EHRM wel consensus over het feit dat het embryo tot het menselijk ras behoord, en derhalve beschermwaardig is.62 Eenzelfde conclusie kan afgeleid worden uit het biogeneeskunde verdrag, waar de

embryobescherming ook gelegen lijkt te zijn in het respect voor de menselijke waardigheid. In de zaak Parillo komt het EHRM tot de conclusie dat het embryo een zaak ‘sui generis’ is; het verwerpt dat het een eigendom zou zijn in de zin van het protocol tot de bescherming van eigendommen, maar stelt wel dat de donoren beschikkingsrecht hebben over het embryo.63 Dat beschikkingsrecht is ook af te leiden uit Costa en Patan waarin het Hof erkent dat handelingen met geslachtscellen het privéleven raken van de donoren.

De mate van bescherming die het ongeboren leven toekomt hangt vooralsnog grotendeels af van de lidstaten zelf.

60

Forder, NJB 2005, p. 687 en ESHRE Task Force on Ethics and Law, Human Reproduction, 2001, Vol.16(5),

p.1047

61 EHRM 8 juli 2004, nr. 53924/00 (Vo t. Frankrijk) r.o. 82. 62

EHRM 8 juli 2004, nr. 53924/00 (Vo t. Frankrijk) r.o. 84 63 EHRM 27 augustus 2015, nr. 46470/11 (Parrillo t. Italië) r.o. 215

(17)

17

H3 Het verbod op het speciaal kweken van embryo’s in Nederland

3.1. De redenering van de wetgever

Zoals reeds aangegeven bevat de Embryowet een tijdelijk verbod op het speciaal kweken van embryo's voor andere doelen dan zwangerschap.64

De wetgever was tijdens het opstellen van de wet van mening dat het speciaal tot stand brengen van embryo's een grotere inbreuk inhoudt op het respect voor menselijk leven dan het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek op rest-embryo's. Dit zou vooral komen door het oogmerk van de handeling; wanneer er een embryo tot stand wordt gebracht voor wetenschappelijk onderzoek is het honderd procent zeker dat het daarna verloren zal gaan. Het teloor gaan van embryo's bij IVF is volgens de wetgever ethisch gerechtvaardigd door de waarde van het leven wat wél een kans krijgt door deze behandeling. 65

De vraag was of bepaalde doelen van zulke aanmerkelijke waarde zijn dat zij deze

verdergaande inbreuk kunnen justificeren.66 De wetgever baseert zich hier op adviezen van de Gezondheidsraad. Daaruit blijkt dat er voor de vooruitgang van de

voortplantingsgeneeskunde en medische wetenschap ook speciaal gekweekte embryo's nodig kunnen zijn.67 De redenering van de wetgever is echter dat de medisch-wetenschappelijk necessiteit van het speciaal kweken niet de enige bepalende factor mag zijn. Er dient ook maatschappelijk draagvlak zijn. Blijkens de Memorie van Toelichting zijn er verschillende groeperingen geraadpleegd en komt hieruit naar voren dat er buiten de

medisch-wetenschappelijke kringen te weinig draagvlak is voor het speciaal kweken van embryo's ten behoeve van de wetenschap.68 Ook vanuit internationaalrechtelijk perspectief bleek er reden tot terughoudendheid, in de meeste Europese landen is het speciaal kweken nog niet

toegestaan.69 Daarnaast bevat het VRMB een expliciet verbod op het speciaal kweken van embryo's.70 Dit alles in consideratie genomen trekt de wetgever de conclusie dat behalve het respect voor de menselijke waardigheid ook de maatschappelijke en internationale

opvattingen om een gereserveerde houding vragen ten opzichte van het speciaal kweken. De

64 Artikel 24 sub a jo. Art. 33 lid 2 Embryowet 65 Kamerstukken II 2000/01, 27 423, 3, p. 24. 66

Kamerstukken II 2000/01, 27 423, 3, p. 25

67 Gezondheidsraad, IVF-afrondende advisering. Den Haag, 1998 68 Kamerstukken II 2000/01, 27 423, 3, p. 27

69 Kamerstukken II 2000/01, 27 423, 3, p. 27 70

Zie artikel 18 lid 2 VRMB. Ten tijde van het opstellen van de Embryowet was het voornemen van de wetgever nog om het verdrag te ratificeren.

(18)

18

wetgever erkent echter ook de snelle ontwikkelingen op het terrein van het

medisch-wetenschappelijk onderzoek, en het daarmee gepaarde groeiende maatschappelijke draagvlak hiervoor. Er is daarom gekozen voor een tijdelijk verbod, welk opgeheven wordt zodra 'de tijd rijp is.' Dit zou naar verwachting binnen 3 of 5 jaar na het in werking treden van de wet zijn. 71 Het verbod is echter 14 jaar na het inwerking treden van de wet nog steeds van kracht. Op grond van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de redenering van de wetgever grotendeels steunt op twee elementen; dat de intentie van het handelen bij het speciaal kweken moreel moeilijker te justificeren is en dat het medisch-wetenschappelijk belang nog niet concreet en groot genoeg is om deze intentie te rechtvaardigen. Hieronder zal ik deze twee argumenten bespreken. Allereerst zal ik het ethisch argument met betrekking tot de intentie van het handelen bespreken en ontleden. Vervolgens zal ik het

medisch-wetenschappelijk belang van het speciaal kweken uiteenzetten, is er een belang bij het speciaal kweken van embryo’s en zijn de wetenschappelijke mogelijkheden toegenomen sinds 2000?

3.2 De redenering van de wetgever ontleedt

3.2.1 Een Kantiaans tintje?

In de memorie van toelichting verklaart de wetgever dat het speciaal-kweken van embryo’s een zwaardere inbreuk oplevert van de menselijke waardigheid, nu de intentie van het tot stand brengen van embryo’s ‘slechts’ een wetenschappelijk belang zou dienen. De wetgever lijkt het niet acceptabel te vinden dat men leven creëert en 'wegwerpt', met als enige doel kennisvermeerdering. Dit lijkt in beginsel een moreel begrijpelijk standpunt. De vraag is of de redenering van de wetgever wel hout snijdt wanneer deze wordt bekeken in de context van de wet.

Het verbod doet in eerste instantie denken aan de Kantiaanse regel die stelt dat de mens niet als middel mag worden gebruikt.72 Kant maakt namelijk een strikt onderscheid: alles wat geen prijs heeft, heeft een waardigheid. Alles wat waardigheid heeft, is te zien als een doel-in-zichzelf. Die waardigheid is daarom absoluut en niet te relativeren.73 Dit geldt

dientengevolge ook voor de menselijke waardigheid. De stellingname dat het moreel verwerpelijk is de intentie te hebben een embryo louter als middel te gebruiken zou dan

71 Kamerstukken II 2000/01, 27 423, 3, p..29 72

Rothhaar, Health Care and Philosophy, 2010, Vol.13(3), p.252 73 Cliteur & v. Wissen 2001 p. 29

(19)

19

voortkomen uit het absolute respect voor de menselijke waardigheid.74 Dit strookt echter niet met de rest van de Embryowet, die bijvoorbeeld al accepteert zoiets kan bestaan als een ‘rest-embryo’, en daarmee al accepteert dat er embryo’s opgeofferd kunnen worden om andere embryo’s te laten uitgroeien tot kind. Ook laat de wet toe dat deze restembryo’s als middel worden gebruikt in het belang van wetenschappelijk onderzoek.75 Weliswaar wordt de rest-embryo gecreëerd met het oog op het bewerkstelligen van een zwangerschap, maar op het moment dat het onderzoek wordt uitgevoerd is de intentie wel degelijk het instrumenteel gebruik. De Kantiaanse stellingname dat het moreel verwerpelijk is het embryo instrumenteel te gebruiken is derhalve niet in overeenstemming met de strekking van de Embryowet.76

3.2.2 De waardes in de weegschaal

Het is blijkens de Embryowet dus toegestaan embryo’s onder voorbehoud te gebruiken en ‘verbruiken’. De menselijke waardigheid die het embryo toekomt is derhalve meer in overeenstemming met de uitleg van het begrip ‘waarde’ dat Schopenhauer hanteert. De betekenis van waarde is niets meer dan de beoordeling van het één in vergelijking tot het ander; 'waarde' is derhalve altijd een vergelijkende grootheid. Dit geldt volgens hem eveneens voor de menselijke waardigheid.77 Hoeveel waarde het embryo toekomt is dus afhankelijk van andere waarden. De 'waarde' van het embryo komt voort uit het feit dat het behoort tot het menselijk leven.78 Dat geldt voor alle embryo’s, of zij nu gecreëerd zijn voor onderzoek, voor zwangerschap of voor welk ander doel dan ook. De intentie waarmee het embryo tot stand is gekomen veranderd niets aan de status van het embryo. De waardes die in de weegschaal zouden moeten liggen zijn aan de ene kant de waarde van het embryo (als deel van het menselijk leven), en anderzijds de waarde van wetenschappelijk onderzoek. Een weegschaal met aan de ene kant een speciaal-gekweekt embryo en aan de andere kant een rest-embryo erop zou dan in balans moeten zijn. Derhalve is het niet te verklaren dat de ene

74 Er is discussie over of Kant het prenatale leven wel menselijke waardigheid toekent, zie hiervoor: Rothhaar, Health Care and Philosophy, 2010, Vol.13(3), p.254

75 Zie art. 10 van de Embryowet.

76 Zie ook: Dondorp & de Wert, & Repping, Volkskrant, 9 juni 2016. 77 Schopenhauer, 1976 (1840) p.696.

78

“Since dignity is a fundamental value or principle that applies to every human entity regardless of its ‘personhood.” Tsarapatsanis, Laws, 2015, Vol.4(4), p.757

(20)

20

groep embryo’s wordt ‘behoed’ voor iets wat de andere groep embryo’s wel ondergaat, zonder dat er enig verschil tussen de groepen embryo’s bestaat.79

Echter, buiten de intentie waarmee het embryo tot stand wordt gebracht zijn er nog twee andere relevante morele verschillen. Restembryo’s ontstaan nu eenmaal door IVF. Het verschil met het laten ontstaan van embryo’ voor onderzoek is dat deze er anders nooit waren geweest. Er moet dus wel een meerwaarde zijn ten opzichte van het rest-embyro. Daarnaast is het de vraag of het aanvaardbaar is om een vrouw een behandeling te laten ondergaan ter verkrijging van de eicellen, met alle mogelijke risico’s van dien, slechts in het belang van het wetenschappelijk onderzoek en niet in belang van haarzelf (zoals bij IVF).80

Deze argumenten hebben niets te maken met het feit dat de intentie van het speciaal kweken moreel onjuist zou zijn. Het gaat dan meer om het eventueel beperken van de ‘schade.’ Het is niet ethisch te verantwoorden embryo’s speciaal te creëren terwijl er via IVF al genoeg embryo’s zijn om het onderzoeksbelang te dienen.

De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat er inderdaad een voorkeur zou moeten zijn voor het gebruiken van rest-embryo’s. Dit is echter meer uit utilistische overwegingen. In het utilisme worden morele beslissingen als nutscalculaties behandeld.81 Het tot stand

brengen van een embryo voor wetenschappelijk onderzoek zou dan moreel verwerpelijk zijn wanneer het een inbreuk maakt op het begin van leven, maar vervolgens geen additioneel nut heeft. Het is derhalve nuttig te kijken naar het belang wat het speciaal kweken dient.

3.3 Het medisch wetenschappelijk belang bij het speciaal kweken

De wetgever stelt in 2000 vast dat het medisch wetenschappelijk belang bij het speciaal gekweekte embryo de handeling van het speciaal kweken nog niet rechtvaardigt. Er werd echter in 1998 door de Gezondheidsraad al gesignaleerd dat het speciaal creëren van embryo’s een additionele waarde kan hebben voor de medische wetenschap.82

Een voorbeeld was onderzoek tot het verbeteren van de IVF behandeling. Ook werd de mogelijkheid

geconstateerd van bepaalde toepassingen in de transplantatiegeneeskunde. Daar was toen echter nog veel wetenschappelijk onderzoek voor nodig, waardoor de wetgever het niet

79

“The idea that one of them be owed respect and the other not, or that a simple decision as to which was going to be implanted would accord one of them respect that the other would by that decision lack, is bizarre if not incoherent.” Stanton & Harris, Journal of Medical Ethics, 2005, vol 31(4), p. 222

80 Zie: Gezondheidsraad, IVF-afrondende advisering. Den Haag, 1998 p. 63 81

Musschenga, Tijdschrift voor Filosofie, 1994, Vol.56(4), p.648 82

(21)

21

‘genoeg’ vond. Sinds het ontstaan van de wet hebben de ontwikkelingen echter niet stil gestaan.

3.3.1 Twee wetsevaluaties

In de eerste wetsevaluatie van 2006 werd gesignaleerd dat het wettelijk verbod een

belemmering vormde voor de voortgang op bepaalde terreinen van de medische wetenschap. Het bleek moeilijk te zijn nieuwe methoden en technieken te ontwikkelen op het gebied van de voortplantingsgeneeskunde zonder voorafgaand onderzoek op een speciaal tot stand gebracht embryo.83 De onmogelijkheid de IVF behandeling veiliger en beter te maken werd derhalve 8 jaar na het rapport van de Gezondheidsraad wederom gesignaleerd.

Ook fundamenteel onderzoek naar de vroegste fase van ontwikkeling van het embryo werd verhinderd door het verbod.84 Praktische problemen bleken zich ook voor te doen; men liep er tegenaan dat het niet mogelijk was medewerkers te leren een ISCI behandeling uit te voeren zonder daarbij een embryo tot stand te brengen.85

Op basis van de medisch wetenschappelijke ontwikkelingen werden ook mogelijke belemmeringen op de lange termijn in de evaluatie opgenomen. Het ging hier om

belemmeringen die het verbod mogelijk met zich mee zou kunnen brengen in de toekomst, maar die in 2006 nog niet speelde. Hier worden genoemd de eventuele mogelijkheid van het therapeutisch klonen 86, of het uitvoeren van een ‘drug screening’ op basis van cellen verkregen uit embryonale stamcellen ten behoeve van het ontwikkelen van nieuwe

geneesmiddelen. Ook niet mogelijk is onderzoek te voeren naar de mogelijkheid van directe reprogrammering.87 Hiermee wordt bedoeld het ontwikkelen van pluripotente cellen uit somatische cellen, zonder dat er als tussenstap een embryo wordt gecreëerd. Dit was een ethisch minder problematisch alternatief voor het speciaal-kweken.88

De evaluatie concludeert dat het verbod ‘veelbelovende ontwikkelingen’ op het gebied van belangrijke gezondheidsproblemen in de weg zit. Daarom wordt er in de eerste evaluatie geadviseerd af te zien van het verbod.

83 ZonMW, Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, Den Haag, 2006 p. 87 84 ZonMW, Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, Den Haag, 2006 p. 84 85 Bij ICSI behandeling wordt een zaadcel door een embryoloog in een eicel geïnjecteerd. Er ontstaat dan automatisch een embryo.

86 Therapeutisch klonen dient niet verward te worden met reproductief klonen (het tot stand brengen van een genetisch identiek individu) waarvoor de embyrowet een apart verbod kent.

87 ZonMW, Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, Den Haag, 2006 p. 87 88

Zie voor meer informatie over directe reprogammering ook: Gezondheidsraad, Embryonale stamcellen zonder morele pijn? Den Haag 2005, p. 23

(22)

22

De minister is in haar standpunt op de evaluatie echter een stuk sceptischer over de

mogelijkheden met speciaal gekweekte embryo’s. Zij trekt uit dezelfde informatie een andere conclusie en meent dat de evaluatie een gemengd beeld oplevert. Teveel onderzoek zou zich nog in een te precaire, beginnende fase bevinden, waardoor er over de daadwerkelijke perspectieven in de praktijk te weinig met zekerheid is te zeggen.89 Het feit dat er

verdergaand wetenschappelijk onderzoek nodig is in samenhang met het feit dat de evaluatie vlak voor de verkiezingen plaatsvond resulteerde erin dat de minister het niet aan de orde achtte een bepaalde conclusie te verbinden aan de aanbevelingen van de onderzoekers. Het verbod bleef derhalve in stand. Het volgende kabinet werd aangewezen om over dit gevoelige onderwerp te beslissen. In het coalitieakkoord van dit opvolgende kabinet werd besloten het verbod in principe te handhaven voor die kabinetsperiode, om dezelfde redenen.90 De fatale termijn van het opheffen van het verbod van 3-5 jaar werd middels een wetswijziging geschrapt.91

Vijf jaar later vindt er weer een wetsevaluatie plaats.92 Het rapport houdt de in 2006

gesignaleerde problematiek weer tegen het licht. De mogelijkheid tot therapeutisch kloneren lijkt in 2012 zo goed als van de baan. Ook de in 2006 besproken belemmering van de

mogelijkheid tot een ‘drug screening’ op basis van cellen verkregen uit embryonale stamcellen ten behoeve van het ontwikkelen van nieuwe geneesmiddelen lijkt niet meer relevant; voor deze toepassing is door middel van de directe programmering een ethisch minder problematisch alternatief ontwikkeld.93 Daarnaast is het praktische probleem van het trainen van medewerkers in het uitvoeren van een ISCI inmiddels verholpen.94

De evaluatie noemt echter ook nieuwe ontwikkelingen; celkerntransplantatie ter voorkoming van mitochondriale aandoeningen (stofwisselingsziektes), zogenaamde In Vitro Maturatie (IVM)95, en de eventueel toekomstige reproductieve toepassing van uit stamcellen gekweekte

89 Kamerstukken II, 2006/07, 30 486, 1, p.2

90 Kamerstukken II, 2006/07, 30 891, 4 en Kamerstukken II, 2006/07, 31 046, 3. 91 Stb, 2008, nr. 511

92 ZonMw, Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, Den Haag, 2012. 93

Namelijk de directe reprogrammering van somatische cellen, zie voor een uitleg; Hanley & Rastegarlari & Nathwani, British Journal of Haematology, 2010, 151 p. 16-24

94 ZonMw, Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, Den Haag, 2012, p. 119 95 IVM is een nieuwe voortplantingstechniek met als voordeel dat de patiënt de hormoonstimulatie van de eierstokken niet hoeft te ondergaan, zie: Vitek & Robins The Obstetrician & Gynaecologist, 2013, Vol.15(4), p.215-219

(23)

23

geslachtscellen.96

In de reactie op de evaluatie behandeld de minister de mogelijkheden één voor één. Zij merkt in eerste instantie op dat hoewel preklinisch onderzoek in het kader van de IVF behandeling niet mogelijk is door het verbod, de technieken ter verbetering van de IVF behandelingen wel in de praktijk zijn gerealiseerd en getest.97 Het testen van deze speciale technieken middels speciaal gekweekte embryo’s acht zij derhalve niet ethisch verantwoord.98

Deze verantwoording stuitte in de kamer overigens wel op kritiek.99

Daarnaast bespreekt de minister de mogelijkheid dat er ontwikkelingen komen die het noodzakelijk zouden maken het verbod op te heffen; bijvoorbeeld mogelijkheid van celkerntransplantatie om mitochondriale aandoeningen te verhelpen. Het gaat echter over ontwikkelingen in de “niet al te verre toekomst”. Dit acht de minister als te weinig concrete basis om het opheffen van het verbod opnieuw in consideratie te nemen. Zij acht het slechts zinvol het debat te heropenen.

De reactie van de minister is hier vergelijkbaar met de conclusie na de evaluatie van 2006, de mogelijkheden worden ‘gescand’, maar het belang hiervan blijkt steeds niet zwaarwegend genoeg.

3.3.2 Onderzoek Pallas Health Research and Consultancy

In 2014 wordt Pallas Health Research and Consultancy geraadpleegd door het Ministerie van VWS. De vraag is of de medisch-wetenschappelijke vooruitgang inmiddels al in een zover stadium is dat het onderzoek met het speciaal-gekweekte embryo eventueel zouden kunnen leiden tot daadwerkelijke relevante klinische toepassing. Het onderzoek richt zowel de ontwikkeling therapie en techniek in de transplantatiegeneeskunde als in de

voortplantingsgeneeskunde.100

Het bureau constateert dat het speciaal kweken van het embryo op een aantal gebieden ‘essentieel’ wordt geacht. Wederom wordt het belang van het fundamentele onderzoek naar

96 Bij reproductieve toepassing zouden genetisch eigen geslachtscellen kunnen worden verkregen, die

vervolgens samen met de geslachtscellen van de partner in een IVF of ISCI procedure kunnen worden gebruikt. Zo kan iemand alsnog een genetisch eigen kind krijgen.

97 InVitro Maturatie werd bijvoorbeeld goedgekeurd door middel van een onderzoeksprotocol onder de WMO. 98 Zie: Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS), Standpunt op evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, Juli 2013.

99

Kamerstukken II 2013/14, 30 486, B, p. 4 100

(24)

24

de vroege embryonale ontwikkeling beschreven.101 Dit ook voor het onderzoeken van de veiligheid van de nieuwere, experimenteel toegepaste technieken op het gebied van de voorplantingsgeneeskunde.102

Een techniek waarvoor het speciaal kweken eveneens nodig is, is voor de toepassing van behandeling van onvruchtbaarheid die is ontstaan bij jonge kinderen door het behandeltraject van een bepaalde ziekte. Deze kinderen kunnen weefsel laten invriezen, waardoor er een kans ontstaat dat zij middels dit weefsel op latere leeftijd genetisch eigen kinderen kunnen krijgen. Met deze techniek wordt echter nog te weinig succes geboekt. Onderzoek naar rijping van ingevroren weefsel is nodig, en hiervoor is het tot stand brengen van embryo’s essentieel. De veiligheid en het succes van de methode moet immers worden afgeleid uit tot stand gebrachte embryo’s. Zodra dit onderzoek kan worden uitgevoerd en de techniek verbeterd wordt, volgt klinische toepassing op niet al te lange termijn.103

Op het terrein van de transplantatiegeneeskunde is fundamenteel onderzoek naar het embryo eveneens noodzakelijk. Dit omdat er wezenlijke kennis over stamcellen ontbreekt; er zou te weinig bekend zijn over hoe cellen in het vroegste stadium met elkaar communiceren. Deze kennis is belangrijk nu het onderzoekers in staat stelt beter te doorgronden welke

mogelijkheden er zijn met pluripotente stamcellen.104 Een van die mogelijkheden is bijvoorbeeld mannelijke en/of vrouwelijke geslachtscellen creëren, die gebruikt kunnen worden voor een zwangerschap. Uit het rapport is echter ook af te leiden dat daadwerkelijke klinische toepassing van een behandeling waarbij kunstmatige geslachtscellen worden verkregen nog niet binnen 10-20 jaar te verwachten is.

Onderzoek op het terrein van het voorkomen van mitochondriale aandoeningen heeft eveneens specifiek speciaal gecreëerde embryo’s nodig.Dit onderzoek zou volgens het rapport binnen 5-10 jaar tot klinische toepassing kunnen leiden, namelijk tot Mitochondriale vervanging of donatie. 105 Dit is een concretere termijn dan de evaluatie in 2013.

Er zou volgens het rapport niet snel een kennisachterstand ontstaan onder de Nederlandse onderzoekers, nu kennis internationaal gedeeld wordt. Qua vaardigheden kan er onder Nederlandse onderzoekers echter wel een achterstand ontstaan. Wanneer mitochondriale

101 Pallas Health Consultancy, Onderzoek naar speciaal kweken, 2015, p. 42 102

Pallas Health Consultancy, Onderzoek naar speciaal kweken, 2015, p. 40 103 Kamerstukken II, 2015/16 29 323, 101, p. 3

104 Pallas Health Consultancy, Onderzoek naar speciaal kweken, 2015, p. 42

105 Bij mitochondriale donatie wordt een eicel samengesteld uit een eicel met afwijkende mitochondriën van de vrouw met de kinderwens en die van een donor-eicel met gezonde mitochondriën. De eicel die tot stand wordt gebracht heeft geen afwijkende mitochondriën.

(25)

25

donatie of vervanging daadwerkelijk klinisch zou worden toegepast in Nederland, zou speciaal kweken nodig zijn om de vaardigheid onder de knie te krijgen. Pallas Health Consultancy signaleert dus dat het speciaal kweken wel degelijk belemmeringen oplevert voor de medische wetenschap.

3.4 Het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het Pallas rapport

In een zeer recente reactie op het rapport stelt de minister allereerst dat wanneer er embryo’s tot stand worden gebracht voor onderzoek, de intentie waarmee dit gebeurt van belang is.106 Er moeten aanzienlijke belangen mee gediend zijn. Hoewel de minister ‘grote waarde hecht aan de beloofde ontwikkelingen’, is ze ondanks het rapport van Pallas Health Consultancy niet van mening van het volledig loslaten van het verbod een passende oplossing is. Tegelijkertijd signaleert de minister dat de instandhouding van het algeheel verbod zou betekenen dat er te weinig rekening wordt gehouden met de eventuele winst voor bepaalde patiëntgroepen.107 Daarom besluit zij tot een wetswijziging dat het speciaal kweken onder bepaalde omstandigheden toelaat. De ruimte om embryo’s speciaal te keken dient echter smal te blijven; alleen onder strikte voorwaarden en voor de toepassing van de in het rapport gesignaleerde doeleinden. Het gaat dan om studies naar kunstmatige

voortplantingstechnieken, onvruchtbaarheid en erfelijke of aangeboren aandoeningen. Derhalve blijft het speciaal kweken voor fundamenteel onderzoek naar de vroege ontwikkeling van het embryo evenals onderzoek naar toepassingen binnen de

transplantatiegeneeskunde uitgesloten. Het speciaal kweken zal tevens alleen toegestaan zijn voor studies die niet gedaan kunnen worden met rest-embryo’s. De minister benadrukt het belang van een goede begeleiding van mannelijke en vrouwelijke donoren die hun

geslachtscellen hiervoor beschikbaar stellen en geeft eveneens opdracht tot een onderzoek naar de psychosociale aspecten van eiceldonatie voor deze doeleinden.108

3.5 Slotbeschouwing

Op basis van het uitgangspunt en context van de Embryowet evenals het leerstuk van de progressieve rechtsbescherming is het mijns inziens passend de mogelijkheid tot speciaal kweken te laten afhangen van het belang wat alleen het speciaal gekweekte embryo kan

106 Kamerstukken II, 2015/16, 29 323, 101, p. 4 107 Kamerstukken II, 2015/16, 29 323, 101, p. 4 108 Kamerstukken II, 2015/16, 29 323, 101, p. 5

(26)

26

dienen, in plaats van teveel te focussen op de intentie van het tot stand brengen. Immers;

instrumenteel gebruik van het embryo is al bijna 15 jaar aan de orde in Nederland.

Zoals uiteengezet in de bovenstaande paragraven zijn de belangen van het speciaal kweken voor de medische wereld al sinds eind jaren negentig geconstateerd en tevens groeiende. Er kan dus zeker geconcludeerd worden dat het verbod op het speciaal kweken een belemmering vormt voor bepaalde (belangrijke) vormen van onderzoek. Dit wordt door de minister in haar reacties op de bevindingen ook niet ontkend. Het is tot zeer recent echter nooit ‘genoeg’ bevonden om het verbod op te heffen. Welke ontwikkelingen er gesignaleerd zouden moeten worden of in welke fase de ontwikkelingen zich zouden moeten bevinden om het speciaal kweken te rechtvaardigen worden ook niet duidelijk gemaakt. Het leek er tot op heden op dat het verbod wellicht voor nóg 14 jaar in stand zou blijven.

Zeer recent heeft de minister het standpunt ingenomen dat de gezondheidswinst inmiddels van een dusdanige waarde is dat het verbod gedeeltelijk kan worden opgeheven. De wetswijziging zal het verbod opheffen voor een smal, specifiek scala aan doeleinden. Het verbod wordt derhalve nog steeds niet geheel opgeheven, waardoor fundamenteel onderzoek naar de beginfase van het embryo bijvoorbeeld nog steeds niet in Nederland kan plaatsvinden.

(27)

27

H4 Rechtsvergelijking Duitsland

Om de houdbaarheid van het verbod te onderzoeken is het goed deze in Europese context te bekijken. Hoe hebben onze buurlanden handelingen met embryo’s afgebakend, en ligt hier ook een grens bij het speciaal kweken voor onderzoek?

4.1 Embryo’s en research in Duitsland

Ook in Duitsland kwam men door de introductie van technieken voor “Künstliche

Befruchtung” in de noodzaak het embryoleven te beschermen tegen ethisch onverantwoord gebruik van dokters en wetenschappers. Derhalve kwam de Embryonenschutzgesetz in 1990 tot stand. De wet is zeer restrictief op het gebied van handelingen die niet het embryo zelf ten goede kunnen komen. Embryonenschutzgesetz is een stuk Duits strafrecht, dat in feite een lijst met verboden handelingen met embryo’s en geslachtscellen opnoemt en sanctioneert.109 In het eerste artikel verbiedt “Mißbräuchliche Anwendung” van voorplantingstechnieken. Wat onder misbruik wordt verstaan is echter breed, het artikel verbiedt onder andere het bevruchten van een eicel voor een ander doel dan het tot stand brengen van een

zwangerschap bij degene van wie de eicel afkomstig is of het pogen een embryo transfer toe te passen op een draagmoeder. Eicel- of embryonatie is derhalve niet toegestaan. Artikel 4 lid 3 verbied tevens het bevruchten van een eicel met het sperma va een overleden man. Het lijkt erop dat de wet het kunstmatig creëren van zwangerschap alleen in de traditionele familie context toelaat. 110

Ook het tweede artikel is streng, door middel van dit artikel wordt ieder die een embryo verstrekt, verkrijgt of gebruikt voor een ander doel dan de instandhouding van het embryo, gestraft met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar of een boete. Er mogen per cyclus dan ook niet meer dan drie eicellen worden bevrucht en ingebracht bij de vrouw, hiermee wordt voorkomen dat er rest-embryo’s ontstaan.111

Het artikel stelt dus ook het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek op het embryo met bijvoorbeeld als doel de genezing van ziektes of het onderzoek doen naar IVF in het algemeen, strafbaar. Dit mag volgens het artikel net zo min op geïmporteerde embryo’s.

109 Er zijn twee artikelen zonder strafrechtelijke sanctie, art.8 (definitie embryo) en art. 9 (voorbehouden handelingen)

110

Karnein 2012, p. 55 111

(28)

28

Preïmplantatie Genetische Diagnostiek is in beginsel ook verboden, maar sinds 2011 toegestaan binnen nauwgezette grenzen.112

In de artikelen 3 tot en met 7 worden er meer verboden opgesomd; het verbod op geslachtsselectie (met als uitzondering het voorkomen van een risico van een erfelijke aandoening dat geslachtsgebonden is), de voorwaarde van toestemming van betrokkene, het verbod op kloneren, het tot stand brengen van mens/dier combinaties en het inbrengen van een menselijk embryo in een dier of andersom, en het veranderen van genetische informatie van kiembaancellen.

Naast de Embryonenschutzgesetz is in Duitsland de Stammzellgesetz van toepassing. Deze wet kwam tot stand nadat in de jaren 90 ten gevolge van ontwikkelingen in de medische wetenschap behoefte ontstond aan embryonale stamcellen. Het oogsten van die stamcellen bleek gehinderd te worden door de Embryonenschutzgesetz, nu embryo’s volgens deze wet slechts tot stand mochten worden gebracht voor een zwangerschap, en niet om stamcellen uit te verkrijgen. De wet verbood echter niet de import van stamcellen uit andere landen, het verbood alleen de import van embryo’s. Eem stamcel valt echter niet onder de definitie van ‘embryo’ als beschreven in artikel 8 van de Embryonenschutzgesetz. Derhalve barste de discussie los in Duitsland over de ethische toelaatbaarheid van het eventueel importeren van stamcellen voor onderzoek.113 Deze discussie werd voorgelegd aan het Nationaler Ehtikrat. Een meerderheid van de 25 leden oordeelde dat de import van stamcellen aanvaardbaar was, onder de voorwaarde dat zij uit rest-embryo’s verkregen zouden zijn. De import zou voor een periode van 3 jaar, onder strikte voorwaarden toegestaan kunnen zijn.114

Hierop voortbouwend ontstond in 2002 de Stammzellgesetz. Er zijn drie belangrijke

voorwaarden te onderscheiden. De eerste is dat het wetenschappelijk doel dat te behalen valt van grote waarde is. Daarnaast moet de research eerst op dieren zijn getest met een

bevredigend resultaat. Ten derde dient er een specifieke reden zijn waarom het onderzoek alleen op menselijke embryonale stamcellen kan worden uitgevoerd. Om te voorkomen dat de Stammzellgesetz ervoor zorgt dat er in het buiteland embryo’s stamcellen worden geoogst (met als bijkomstige gevolg dat er embryo’s worden vernietigd) puur voor de ‘export’ naar Duitsland, dienen de stamcellen te zijn gewonnen voor 1 januari 2002.115 Inmiddels ligt die

112 Zie het toegevoegde art. 3a van de wet voor de voorwaarden. De discussie kwam op gang n.a.v. een rechtszaak, zie daarvoor: Benöhr-Laqueur, Poiesis & Praxis, 2011, Vol.8(1), p.3-8

113 Oduncu, Medicine, Health Care and Philosophy, 2003, Vol.6(1), p.6 114

Zie Nationaler Ethikrat, Stellungnahme zum Import menschlicher embryonaler Stammzelle, Berlijn, 2001 115

(29)

29

grens echter op 1 januari 2007. Ingevolge artikel 8 van de wet dient de Zentrale-Ethik-Kommission fur Stammzellforschung een vergunning te verlenen. Artikel 4 eist dat er een vergunning wordt verstrekt alvorens de stamcellen kunnen worden geïmporteerd. Het oordeel van de ethische commissie dient in beginsel te worden gevolg door de vergunningverlener116, er geldt een ‘comply or explain’ principe.

Er is veel kritiek op de stammzellforschung; het wordt gezien als een moreel niet te verdedigen dubbele standaard dat Duitsland enerzijds verbiedt stamcellen te verkrijgen uit embryo’s maar deze stamcellen wél importeert uit andere landen, en derhalve ook profiteert van het onderzoek wat hiermee mogelijk is.117

4.2 Vergelijking met Nederland

Het eerste prominente verschil tussen de Embryowet en de Embryonenschutzgesetz is dat de Duitse wetgeving elk instrumenteel gebruik van het embryo verbiedt. Dit verbod is ruim geformuleerd en zeer absoluut; ook het importeren van embryo’s voor instrumenteel gebruik is niet toegestaan. In de Nederlandse Embryowet is wetenschappelijk onderzoek dat ten koste gaat van het embryo ingevolge paragraaf 3 van de wet onder bepaalde voorwaarden wel legaal op rest-embryo’s.118

Ook zijn de mogelijkheden met geslachtscellen en embryo’s waarmee wel een zwangerschap wordt beoogt veel geringer in Duitsland. Eiceldonatie en eiceltransfer is expliciet uitgesloten. Volgens de Nederlandse wet is ter beschikkingstelling van geslachtscellen voor de

zwangerschap van een ander wel toegestaan.119

Daarnaast is de mogelijke maximumstraf op verboden handelingen een stukje hoger in de Duitse wetgeving; het schenden van één van de verbodsbepalingen kan worden met een gevangenisstraf van maximaal 3 jaar. In de Embryowet ligt het maximum op 6 maanden dan wel 1 jaar, afhankelijk van welk wetsartikel niet is nageleefd.120 De strafmaat heeft natuurlijk alles te maken met de consensus over de onwenselijkheid van de gedraging; het is duidelijk dat de Duitse wetgever de handelingen moreel verwerpelijker vindt dan de Nederlandse.

116 ‘Verordnung uber die Zentrale Ethikkommission fur Stammzellforschung und uber die zustandige Behorde nach dem Stammzellgesetz’, Robert Koch Instituut, 2002, Berlijn.

117 Karnein, 2012, p.59, F. Oduncu, Medicine, Health Care and Philosophy, 2003, Vol.6(1), p.9, en Halliday. Med. Law Review 2004, p.64-65

118 Zie art. 10 embryowet 119

Zie paragraaf 3 embryowet 120

(30)

30

Er zijn echter ook overeenkomsten tussen het Duitse en Nederlandse embryobeleid; een aantal specifieke handelingen zijn in beide wetten verboden:

- Een embryo tot stand te brengen voor wetenschappelijk onderzoek.121

- Geslachtscellen gebruiken voor toegelaten doeleinden zonder ter beschikkingstelling van de betrokkenen.122

- Het kloneren van embryo’s.123

- Het genetisch materiaal van de kiembaancellen opzettelijk wijzigen.124

- Een meercellige hybride dan wel chimére te kweken uit een en mens en dier. Een menselijk embryo inbrengen in een dier of andersom.125

- Handelingen verrichten met het oogmerk de geslachtskeuze, met als uitzondering het voorkomen van een risico van een erfelijke aandoening dat geslachtsgebonden is.126 Er bestaat dus ook enige consensus tussen Nederland en Duitsland met betrekking over wat als ethisch onverantwoord wordt gezien.

4.3 Duitse wetgeving in de context

De restrictieve Duitse wetgeving dient in de context van de geschiedenis en de grondwet van Duitsland worden bekeken. Het fundamentele Duitse debat over de morele status van het embryo wordt door een aantal factoren beïnvloedt. De eerste prominente factor is de herinnering aan de gruwelen van het Nazi regime, wat leidt tot publieke voorzichtigheid omtrent een onderwerp als eugenetica.127 Het beleid van het Weimar regime heeft ook invloed gehad op de eerste twee abortuszaken van het Bundesverfassungsgericht. Het Hof accepteerde een morele waarde van het embryo niet op basis van het feit dat het zich tot mens zou ontwikkelen, maar als mens zou ontwikkelen.128 Het uitgangspunt was dat het embryo als ‘human being’ kan worden gezien, dat de staat dient te beschermen: “As human beings,

embryos should be treated as independent legal values that the state needs to protect, including against the women carrying them.”129

121 Art. 24 sub a embryowet, artikel 2 Embryonenschutzgesetz

122 Art. 24 sub d embryowet, sectie 4 lid 1 + 2 Embryonenschutzgesetz 123 Art. 24 sub f embryowet, sectie 6 Embryonenschutzgesetz

124

Art. 24 sub g embryowet, sectie 5 lid 1 en 2

125 Art. 25 embryowet, sectie 7 Embryonenschutzgesetz. 126 Art. 26 lid 1 embryowet, sectie 3 Embryonenschutzgesetz 127 Krones, e.a. Social Science & Medicine, 2006, Vol.63(1), p.3 128

Karnein, 2012, p. 46 129

(31)

31

De tweede wereldoorlog is daarnaast van onmiskenbare invloed geweest op de Duitse grondwet; onder het mom ‘never again’ zijn in de huidige Grundgesetz de menselijke waardigheid en het recht op leven de twee hoogste principes.130

Deze grondwet is eveneens sterk beïnvloed door de in Duitssprekende landen dominante filosofische deontologische stroming.131 Een van de grootste deontologische denkers was Immanuel Kant. Zoals eerder besproken is in zijn visie de menselijke waardigheid een

absolute waarde.132 Deze opvatting is van invloed geweest de formulering en interpretatie van het eerste artikel; “Die Würde des Menschen ist unantastbar.”

Het is in dit licht van dit alles niet vreemd dat de Duitse embryowet als één van de meest strikte ter wereld kan worden gezien.133

130

Brown, New Atlantis (Washington, D.C.), 2004, Vol.5, p. 39-40 131 Reich, Science, 2002, Vol.296(5566), p.265

132 Zie par 3.2.1. van deze thesis

133 Augst, Social & Legal Studies, 2000, Vol.9(2), p.205. Echter, ook de wetgeving in Italië, Oostenrijk en ierland is zeer conservatief, zie ook: ZonMw, Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, Den Haag, 2012, p. p. 77

(32)

32

H5 Rechtsvergelijking Verenigd Koninkrijk

5.1 Embryo’s en research in het Verenigd Koninkrijk

In het VK is in 1990 de Human Fertilisation and Embryology Act134 tot stand gekomen om handelingen met geslachtscellen en embryo's te reguleren. Deze wetgeving is grotendeels gebaseerd op het Warnock report uit 1984.135 De Warnock Commissie werd ingesteld om de sociale, ethische en juridische implicaties van (toen net geïntroduceerde) kunstmatige

voorplantingstechnieken te onderzoeken.136 De onderzoekers bogen zich gevolglijk ook over de fundamentele vraag of research op embryo's toegestaan zou moeten zijn. De commissie stelt dat het embryo beschermwaardig is, maar dat de bescherming niet van absolute aard is en kan worden afgewogen tegen belangen van wetenschappelijk onderzoek.137 Het advies van het rapport was dat research toegelaten zou moeten worden op embryo's, maar niet voor langer dan 14 dagen na de bevruchting.138

Dit is ook het uitgangspunt geworden van de HFEA 1990, die wetenschappelijk onderzoek op embryo’s niet uitsluit. De wet verbiedt een aantal handelingen met embryo’s en

geslachtscellen, maar het doel van de wet is met name het aan toezicht onderwerpen van een aantal vormen van onderzoek en dienstverlening door middel van een

vergunningensysteem.139

Middels de HFEA werd dan ook de ‘Human Fertilisation and Embryology Authority’ opgericht, die de mogelijkheid heeft tot het verstrekken van vergunningen voor o.a. research op menselijke embryo’s.140

Artikel 3 stelt dat het bewaren, creëren of gebruiken van een embryo zonder vergunning verboden is. Een vergunning kan worden verstrekt wanneer het plaatsvindt voor één van de in dat artikel genoemde onderzoeksdoelen. Doeleinden zijn bijvoorbeeld het vergroten van kennis over de oorzaken van miskramen, het ontwikkelen van nieuwe en meer effectieve technieken voor kunstmatige voortplanting of het ontwikkelen van methoden om genetische abnormaliteiten in het embryo te kunnen opsporen voor de

134 Hierna: HFEA

135 Report of the Committee of Inquiry into Human Fertilization and Embryology (Warnock Report), London 1984.

136 Priest, The Modern Law Review, Vol. 48 (1), 1985, p. 73 137 Warnock Report 1984, par. 11.15.

138 Warnock, British Medical Journal (Clinical Research Edition), 1984, Vol. 291 (6489 1985), p. 188 139

ZonMw, Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, Den Haag, 2012, p. 82 140

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor mijn vakantie hebben we elkaar gesproken op 11 juni over het verplaatsen van jullie woonboot van "buiten de palen" naar "binnen de palen" om de veiligheid

De verwerkte gegevens zijn de persoonsgegevens die nodig zijn voor de toepassing van dit decreet en voor de toepassing van de artikelen 2/2, 5°, 4/1, § 1, lid 2, 4°, 5/4 en 21/1

Indien de terugplaatsing gebeurde in een kunstmatige cyclus is het erg belangrijk dat u de behandeling met Progynova ® en Utrogestan ® verder zet tot aan de

“Zolang als 1) er geen kwaadwillige intentie is, en 2) de waarschijnlijke voordelen voor het toekomstige kind zwaarder wegen dan de waarschijnlijke nadelen (zodat er geen

9) Heeft u problemen met andere regelgeving op het gebied van verkeer en vervoer?. O

(69) Genoemd argument is echter geen doorslaggevend bewijs dat het vroege embryo voor de vorming van de primitiefstreep geen individu en dus niet bezield zou kunnen zijn.. Met

overgebleven varianten zijn de variant langs de oostelijke kade van het Noord Willemskanaal en de variant langs de Onlandweg – westzijde A28. Beide overgebleven varianten hebben

"Maar hoe kwam u in deze ongelegenheid?" vroeg CHRISTEN verder en de man gaf ten antwoord: "Ik liet na te waken en nuchter te zijn; ik legde de teugels op de nek van mijn