• No results found

Mens van de toekomst? : reacties op technologische onzekerheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mens van de toekomst? : reacties op technologische onzekerheid"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorscriptie Sociale Psychologie

Mens van de Toekomst? Reacties op Technologische

Onzekerheid

Naam:

Daniël Dulmers

Studentnummer:

10350012

Woorden:

4697

(2)

Abstract

In dit onderzoek is de reactie op technologische onzekerheid onderzocht. Hiervoor hebben 63 deelnemers op een hometrainer geblinddoekt naar een podcast over mogelijkheden en risico's van synthetische biologie en biohacking geluisterd. De chronische regulatory focus (RFQ) werd voor het fietsen gemeten. Angst, enthousiasme en ter exploratie controle (Emotie vragenlijst) werden na het fietsen gemeten. Tevens werd approach/avoidance gedrag gemeten (fietssnelheid). Regulatory focus bleek geen voorspeller voor emotie of approach/avoidance gedrag. Er was een negatieve trend van promotiefocus op angst. Op basis van dit onderzoek kan geen conclusie getrokken worden. Implicaties van dit onderzoek en suggesties voor vervolgonderzoek worden besproken in de discussie.

(3)

Mens van de Toekomst? Reacties op Technologische Onzekerheid

Een wereld zonder mobiele telefoon is even ondenkbaar nu, als dat de wereld met mobiele telefoon 50 jaar geleden was. In deze tijd is er een nieuwe generatie van makers, hackers en early adopters die technologische ontwikkelingen en mogelijkheden aangrijpen waar vroegere generaties deze zonder overweging zouden afwijzen. Mensen documenteren hun leven op het internet en geven veel geld uit aan populaire elektronica zoals

smartphones, smartwatches, apps en gadgets (Catherwood, Finlay & Mclaughin, 2016). Wat betreft technologische ontwikkelingen is de toekomst niet te voorspellen, er is wel over te speculeren. In het laatste decennium is een trend ontstaan rondom geïmplanteerde technologie en biohacking. Deze geïmplanteerde technologie brengt nieuwe politieke en ethische uitdagingen met zich mee. Naast het herstellen van verloren mogelijkheden zullen ook nieuwe mogelijkheden zich voordoen, zoals het verbeteren van menselijke capaciteiten (Warwick, 2003). De vragen die zich hierbij voordoen moeten op een constructieve manier met culturele en intellectuele middelen worden aangegaan (Khushf, 2005).

Dat technologie een steeds grotere rol speelt, wordt ondermeer geïllustreerd door de groeiende interesse van consumenten voor draagbare elektronica. Deze elektronica bevat onder andere technologie voor de gezondheidszorg, datacommunicatie, draagbare

interfaces, people tracking, en artificiële intelligentie (Catherwood, Finlay & Mclaughin, 2016). Op medisch gebied zijn implantaten al in gebruik en grotendeels geaccepteerd. Voorbeelden hiervan zijn pacemakers, insulinepompen, cochleaire en netvlies implantaten of zelfs brein implantaten om symptomen van Parkinson te verminderen (Catherwood et al., 2016). Tot nu toe is pas een kleine groep mensen aan het experimenteren met implantaten bedoeld voor non-medische doeleinden. Op dit moment zijn de meest voorkomende

ingrepen het implanteren van magneten of near-field communicators (NFC). NFC's zijn chips die communiceren met technologie buiten het lichaam. Zo kan een NFC een motor starten of een deur van het slot halen. Magneten zijn grotendeels voor recreationele doeleinden. De meest voorkomende magneet implantaten zitten in de handen en vingers van koppels, de zogeheten 'lovers magnets'. Hierdoor sluiten de vingers zonder moeite om de hand van de partner waardoor hand in hand lopen zonder enige inspanning verloopt. Een bijkomstigheid van deze magneten is dat de personen met magneten kunnen voelen of ergens stroom doorheen loopt. Een enkeling rapporteerde zelfs door de magneten met gesloten ogen zich door een kamer te kunnen bewegen (Heffernan, Vetere & Chang, 2016). Ook is er

geëxperimenteerd met een bespoke device ter grootte van een kaartspel dat temperaturen in het lichaam meet (Heffernan et al., 2016). Dit toont aan dat ook grotere implantaten door het lichaam geaccepteerd worden. Het bespoke device is later weer uit het lichaam gehaald omdat het onderdeel van een onderzoek was, maar het werkte wel. Dit zijn een aantal

(4)

voorbeelden van ingrepen die op dit moment al voorkomen, in theorie is er nog veel meer mogelijk.

In theorie kan technologie interacteren met elk signaal dat de mens afgeeft. Elektrische signalen via de zenuwen en spieren, maar ook de geluiden in het lichaam kunnen met microfoons worden opgevangen. Hiermee kan de hartslag, longventilatie, beweging en digestie gemeten worden (Schmidt, 2015). Het meten hiervan kan in de toekomst omslaan naar het beïnvloeden ervan. Stel dat de lichaamstemperatuur beïnvloed kan worden dan kan dit resulteren in de mogelijkheid om te overleven bij extreme kou of warmte. Er zijn veel mogelijkheden zoals: computers gebruiken om sneller en efficiënter na te denken; altijd verbonden zijn met het internet; herinneringen op te slaan; de wereld op nieuwe manieren ervaren of zelfs telepathisch communiceren met elkaar (Warwick, 2003).

De visies rondom het koppelen van mens en technologie zijn verdeeld. Zo kan men beargumenteren dat deze koppeling komt door de essentie van de mens en dat de science-fiction rondom superhuman cyborgs een onrechtvaardige speculatie is (Coolen, 2001). Aan de andere kant kan worden geloofd dat de essentie van de mens in gevaar is en dat de mensheid goed is zoals die nu is (Cerqui, 2001). Niet iedereen staat aan de uitersten,

sommigen geloven dat het acceptabel is dat de mens zich met technologie koppelt, maar dat dit niet de essentie van de mens is (Warwick, 2003). Omtrent wat er in de toekomst gaat gebeuren is geen antwoord te geven en hangt de acceptatie van nieuwe technologieën af van de attitudes die men heeft.

De attitudes die men over technologie heeft worden gevormd op basis van

technologische risico's en mogelijke voordelen (Frewer, Howard & Shepherd, 1998). Deze attitudes bepalen of een product het goed doet op de markt. Volgens het technology adoption life cycle model (Beal, Rogers & Bohlen, 1957) is er een groep innovators (ongeveer 2,5% van de bevolking) die nieuwe technologieën test waarna early adopters (13,5% van de bevolking) op basis van de ervaringen van de innovators ervoor kunnen kiezen om de technologie ook te gebruiken. Hierna gaat het door naar de early majority, de late majority en als laatste de laggards. Geoffrey A. Moore (1991) stelt dat er een kloof is in het Technology Adoption Life Cycle model wat bepaalt of een nieuwe technologie door het grote publiek zal worden gebruikt of niet. Deze kloof bestaat uit de onzekerheid van het product. Door aan te tonen dat een product veilig en functioneel is kan de kloof overbrugd worden. Om acceptatie van implanteerbare technologie te bewerkstelligen is het belangrijk om te weten hoe mensen op onzekerheid reageren. Door ontwikkelingen op een positieve manier uit te leggen kunnen sociale studies ervoor zorgen dat het publiek vertrouwen in de nieuwe technologie krijgt (Calvert & Martin, 2009). Wat in dit onderzoek aan bod komt is de vraag of acceptatie van inbody technologie afhankelijk is van de manier waarop met

(5)

Het Entropy Model of Uncertainty (EMU) stelt dat onzekerheid een kritieke adaptieve uitdaging vormt voor ieder organisme. Hierdoor is men gemotiveerd om onzekerheid op een beheersbaar niveau te behouden. Onzekerheid komt onder andere voort uit een gebrek aan controle (Bordia, Hunt, Paulsen, Tourish & Difonso, 2004). Door duidelijke doelen en

geloofssystemen vast te stellen kan men meer controle ervaren en onzekerheid verminderen. Onzekerheid wordt subjectief ervaren als angst (Hirsch, Mar & Peterson, 2012). Wanneer men onzeker is over technologie wordt angst ervaren (Technology Anxiety), en dan zal men deze technologie niet snel gebruiken (Meutera, Ostromb, Bitnerb &

Roundtreec, 2003). Wanneer deze angst afwezig is kan onzekerheid ook anders ervaren worden. Uit onderzoek naar politieke tolerantie blijkt dat wanneer men zich door onzekerheid bedreigd voelt er minder tolerantie is. Echter wanneer men zich veilig voelt is er meer

tolerantie (Haas & Cunningham, 2013). Wanneer men zich veilig voelt dan is men minder gemotiveerd om iets in detail uit te zoeken. Dit resulteert in het gebruik van heuristieken (Wang & Lee, 2006). Heuristieken zijn intuïtieve oplossingsstrategieën en deze hoeven dus niet altijd voor angst te zorgen. In het onderzoek van Shen, Fishbach en Hsee (2015) wordt aangetoond dat door onzekerheid over de beloning van een taak de motivatie voor de taak toeneemt. Dit wordt het motivating uncertainty effect genoemd. Onzekerheid zal dus niet altijd tot angst te leiden maar kan ook enthousiasme opwekken.

Het overkomen van onzekerheden komt voort uit de evolutie waar ieder organisme geleerd heeft om onplezierige stimuli te vermijden en plezierige stimuli te benaderen. Deze motivaties worden ook wel omschreven als approach en avoidance motivatie (Elliot & Covington, 2001). Bij approach gedrag wordt de afstand tussen de persoon en de positieve stimuli verkleint en bij avoidance gedrag wordt de afstand tot de negatieve stimuli vergroot. Dit gedrag is grotendeels onbewust. Zo blijkt bijvoorbeeld dat sociale angst in een virtuele wereld resulteert in het onbewust vermijden van sociale situaties (Rinck, Rörtgen, Lange, Dotsch, Wigboldus & Becker, 2009). Approach en avoidance gedrag kan onderzocht worden door middel van Embodied cognition. Dit is een theorie die stelt dat veel aspecten van cognitie afhankelijk zijn van het fysieke lichaam van de persoon (Wilson & Foglia, 2011). Het idee is dat bewegingen van de persoon invloed hebben op de cognitie en andersom. Het bewegen van een joystick in de richting gaat sneller naar een gewenste uitkomst sneller dan naar een ongewenste uitkomst (Boyd, Robinson & Fetterman, 2011). Ook blijkt dat mensen sneller een hendel naar zich toe bewegen bij positieve woorden in tegenstelling tot negatieve woorden en sneller van zich af bewegen bij negatieve woorden in tegenstelling tot positieve woorden (Chen & Bargh, 1999). Approach of avoidance gedrag zou informatie kunnen geven over de reactie op onzekerheid.

(6)

De regulatory focus theory (RFT; Higgins, 1997) stelt dat naast een approach of avoidance motivatie men een preventief of promotie gerichte focus heeft. Met een

preventieve focus wordt bedoeld dat, wanneer er iets te verliezen valt, personen gemotiveerd worden om negatieve emoties in verband met verlies te voorkomen (non-losses). Bij

promotie gerichte focus wordt bedoeld dat, wanneer iets te behalen valt, personen

gemotiveerd worden om emoties in verband met het behalen van een gewenste uitkomst te verkrijgen (gains). De focus ligt bij de vergelijking die men met zichzelf maakt. Higgins (1997) beargumenteert dat mensen een situationele focus en een onderliggende chronische

regulatory focus (RF) hebben. De vergelijking wordt gemaakt tussen de actual self en de ideal/ought self. Preventie gerichte mensen worden gemotiveerd door de behoefte aan veiligheid waarbij zij proberen hun actual self (hun gedrag en zelfperceptie) overeen te laten komen met hun ought self (perceptie van hoe zij moeten zijn gebaseerd op taken en

verantwoordelijkheden). Promotie gerichte mensen zijn gemotiveerd door een behoefte aan groei en ontwikkeling waarmee zij proberen hun actual self overeen te laten komen met hun ideal self (hoe zij graag zouden willen zijn; Higgins, 1997).

De focus van een persoon bepaalt wat gezien wordt als succes en wat als falen. Dit resulteert in de aard en magnitude van de emoties die ervaren worden bij successen en falen. Mensen met een preventieve focus ervaren een non-loss als een succes wat een kalm en relaxed gevoel geeft. Het falen van een non-loss resulteert in negatieve emoties zoals een schuldgevoel of schaamte. Bij een promotie focus is dit een gain wat zorgt voor positieve emoties zoals geluk en blijheid. Het niet behalen van een gain resulteert in emoties zoals teleurgesteldheid (Brockner & Higgins, 2001; Higgins, Friedman, Harlow, Idson, Ayduk & Taylor, 2001). Wanneer het onzeker is of een succes behaald wordt is het aannemelijk dat emoties tussen preventieve en promotie gerichte mensen op een verschillende wijze ervaren worden. Onzekerheid kan ervaren worden als angst maar kan ook enthousiasme opwekken. Met betrekking tot de ervaren emoties bij gains en non-losses lijken mensen met een

preventieve focus eerder angst te voelen bij onzekerheid, omdat ze focussen op de kans om iets te verliezen in vergelijking met het status quo. Mensen met een promotie focus lijken eerder enthousiast te kunnen worden bij onzekerheid, omdat ze focussen op de kans om iets te winnen in vergelijking met het status quo.

Zoals eerder beschreven zijn synthetische biologie en biohacking technologieën die voor herstellende en verbeterende doeleinden gebruikt kunnen worden. Herstellende functies kunnen gezien worden als middelen om de ought self te bereiken. Verbeterde functies kunnen worden gezien als mogelijkheden om de ideal self te bereiken. Op dit moment zijn de innovators aan het experimenteren met implanteerbare technologie. Innovators kunnen worden gezien als mensen met een sterke promotie focus die de ideal

(7)

self proberen te bereiken. Om implanteerbare technologie acceptabel te maken moeten de innovators de early adaptors inspireren en deze groep moet aan de meerderheid aantonen dat een product veilig en functioneel is. De framing van technologische informatie is van groot belang voor de acceptatie en het succes ervan (Frewer et al., 1998). Als er een verschil in reactie is tussen mensen met een promotie en een preventie focus op basis van dezelfde informatie dan kan dit mogelijkheden bieden om informatie op een effectievere manier over te brengen. Wanneer de framing van een bericht overeenkomt met iemands motivatie dan resulteert dit in meer acceptatie en commitment (Clary, Snyder, Ridge, Copeland, Stukas, Haugen & Miene, 1998).

Op basis van de eerdere onderzoeken zullen mensen met een sterke promotie focus waarschijnlijk geneigd zijn toenadering te zoeken en enthousiasme te voelen bij de

mogelijkheden die zich voordoen bij nieuwe technologische vooruitgang. Mensen met een sterke preventiefocus zullen vermijdend gedrag vertonen en angst voelen bij de

onzekerheden die zich voordoen bij nieuwe technologische vooruitgang. Om deze hypothesen te toetsen zal het volgende experiment uitgevoerd worden. Eerst wordt door middel van de Regulatory Focus Questionnaire (Higgins et al., 2001) de chronische RF berekend. Hierna nemen de deelnemers plaats op een hometrainer. Er wordt een podcast afgespeeld waarbij de participanten positieve en negatieve mogelijkheden voor toekomstige implementeerbare technologieën te horen krijgen. Hierna worden de emoties angst en enthousiasme gemeten.

Men neemt plaats op de hometrainer om door middel van embodied-cognition benaderend en vermijdend gedrag te bekijken. Een versnelling met betrekking tot de baseline zal worden beschouwd als benaderend gedrag en een vertraging als vermijdend. Dit is anders dan de operationalisatie van eerder onderzoek. In eerder onderzoek maakten de onderzoekers gebruik van kleine bewegingen (Rinck et al., 2009; Chen & Bargh, 1999; Boyd et al., 2011). Door het hele lichaam te bewegen zal er meer fysieke arousal ontstaan. Uit onderzoek van Russel en Mehrabian (1978) blijkt dat approach gedrag beter te zien is onder lichte arousal en volgens onderzoek van Schachter (1964) zijn emotionele staten de functie van interactie tussen cognitieve factoren en fysieke arousal. Door arousal op te wekken wordt verwacht dat men meer emotie ervaart. Om ervoor te zorgen dat de arousal toegeschreven wordt aan de podcast krijgen de participanten een blinddoek om en een koptelefoon op. Hiermee worden externe stimuli verminderd.

Er zal worden gekeken naar de invloed van chronische RF op emoties en approach/avoidance gedrag in de context van onzekerheid over technologische ontwikkelingen in de toekomst. Naar verwachting zullen mensen met een sterkere

(8)

Mensen met een sterkere preventiefocus worden verwacht meer avoidance gedrag (langzamer fietsen) te tonen en meer angst te voelen.

Methode Deelnemers en design

De deelnemers werden geworven bij het USC science park. De deelnemers werden benaderd bij binnenkomst of bij het verlaten van de sporthal met de vraag of ze

geïnteresseerd zouden zijn om mee te doen met dit onderzoek. Aan dit onderzoek deden 63 deelnemers mee (M= 45 , V= 18). De gemiddelde leeftijd was 25.27 jaar (SD= 8.4). Er was 1 deelnemer uitgevallen (ppn= 62) vanwege een storing bij de Keiser M Series. Deelname aan dit onderzoek was vrijwillig, er was de mogelijkheid een proefpersoonpunt te ontvangen en de eerste deelnemers kregen een mueslireep. Er was maar één conditie met één

meetmoment. Materialen

Podcast.

De podcast die de deelnemers te horen kregen tijdens het fietsen is ingesproken door een van de onderzoekers. Er werd een verhaal verteld waarbij de deelnemers informatie krijgen van de huidige ontwikkelingen in de technologie met zowel de mogelijkheden als de

bedreigingen die de toekomst bieden. De podcast was zo ingesproken dat de voordelen en nadelen elkaar in evenwicht hielden. Er werden zes thema's besproken met een totaal van acht voordelen en tien nadelen. De totale duur van de podcast was 4:31. Een voorbeeld passage is: “Misschien gaat het in de toekomst ook mogelijk zijn om door middel van technologie op nieuwe manieren waar te nemen. Hierdoor zouden we nieuwe lichtpatronen of stralingen kunnen zien. Wellicht ligt nachtvisie of infrarood visie binnen de mogelijkheden. Ook zouden we eventueel kunnen horen op een kilometer afstand. Echter, zouden zulke toevoegingen ook nadelen met zich mee kunnen brengen. De menselijke capaciteit zou hiervoor te klein kunnen zijn waardoor een versterkt gehoor kan resulteren in een verminderde visuele waarneming.”

Fiets.

De Keiser M Series hometrainer is een geavanceerde hometrainer die via wifi data verstuurt naar een gelijknamige app. Deze app slaat onder andere de tijdsduur, de energie in watt en omwentelingen per minuut op. De energie in watt werd gemeten om approach/avoidance gedrag te bekijken. De weerstand is verstelbaar en heeft negen oplopende standen. Iedere deelnemer zocht eerst de weerstand die voor hem of haar geschikt was.

Emotie vragenlijst.

De emotie vragenlijst bestond uit 3 delen met in totaal 28 items met antwoorden op een 9-punts Likert-schaal (1 = helemaal niet, 9 = helemaal wel). Bovenaan de vragenlijst stond:

(9)

“Denk even terug aan de podcast die je net beluisterde. Hoe voel je je als je je de

beschreven toekomst voorstelt?” Er waren vijf enthousiasme vragen, vijf angst vragen en 17 vragen ter afleiding. De enthousiasme vragen waren: “Ik voel me enthousiast.”; “Ik voel me opgetogen.”; “Ik ben nieuwsgierig.”; “Ik ben geïnteresseerd.” en “Ik kijk uit naar de geweldige dingen die kunnen gebeuren.” De angst vragen waren: “Ik voel me nerveus.”; “Ik ben

zenuwachtig.”; “Ik ben bang.”; “Ik voel me angstig.” en “Ik maak me zorgen over de nare dingen die kunnen gebeuren.” Er was ook nog een controle vraag exploratief toegevoegd. De controle vraag was: “Geef aan in welke mate je op dit moment controle ervaart”. Er is voor ervaren controle gekozen omdat onzekerheid en gebrek aan controle met elkaar in verband staan (Bordia et al., 2004).

Regulatory Focus Questionnaire (RFQ)

De RFQ (Higgins et al., 2001) meet de chronische regulatieve focus van mensen. Hierbij is een onderscheid tussen promotie en preventie focus. De RFQ bestaat uit 11 items met 5 antwoordmogelijkheden (1 = nooit of zelden; 5 = erg vaak). Een voorbeeld van een promotie gerichte vraag is: “Ik vind dat ik vooruitgang heb geboekt om in mijn leven succesvol te zijn.” een voorbeeld van een preventie gerichte vraag is: “Ik heb weinig hobby’s of activiteiten die mij interesseren of motiveren om me in te zetten.”

Procedure

Het onderzoek werd afgenomen bij de ingang van de fitnessruimte van de sporthal van een grote sportschool in Amsterdam. Eerst werden de deelnemers aangesproken bij binnenkomst of bij het verlaten van de sporthal. Vervolgens kregen de deelnemers te horen dat het onderzoek over multitasking ging en werd een informed consent ondertekend. Hierna werd de RFQ afgenomen. De deelnemers mochten op de hometrainer plaatsnemen en kregen de instructie om een comfortabel tempo vinden met een goede weerstand.

Vervolgens kregen de deelnemers een blinddoek om en een koptelefoon op. De eerste twee minuten fietsen werden gemeten als baseline. Hierna kregen de deelnemers fietsend de podcast te horen. Aan het einde van de podcast mochten de deelnemers hun blinddoek en koptelefoon afdoen en werd de emotie vragenlijst afgenomen. Hierna volgde nog een life/death salience woordzoekpuzzel, een identificatie met technologie vragenlijst, algemene informatie vragenlijst en ten slotte een check voor voorspellingen. De totale fietstijd was gemiddeld 7 minuten en gemiddeld duurde het onderzoek 23 minuten per deelnemer. Aan het eind van het onderzoek vond een debriefing plaats en werden de deelnemers bedankt voor hun participatie.

Resultaten

De data van de 63 deelnemers is geanalyseerd. Er was één persoon (ppn= 62) uitgevallen omdat die persoon het onderzoek niet heeft afgemaakt en nog twee deelnemers

(10)

(ppn= 63 & 27) die niet mee werden gerekend bij de approach/avoidance gedrag analyse omdat de app niet werkte.

Allereerst is een reliability analyse uitgevoerd over de emotie vragenlijst. Het bleek dat de enthousiasme vragen een Cronbach’s Alpha van .856 hadden en de angst vragen hadden een Cronbach’s Alpha van .832. Vervolgens is per proefpersoon het gemiddelde uitgerekend voor de enthousiasme vragen en de angst vragen. Vervolgens is de gemiddelde ervaren controle berekend om te zien of de deelnemers over het algemeen wel of niet in controle waren. Voor approach/avoidance gedrag is per proefpersoon het energieverschil in watt uitgerekend door het aantal watt voor de podcast af te trekken van het aantal watt tijdens de podcast. Om de relatieve RF te berekenen zijn de gemiddelden genomen van de promotie score die uit zes vragen bestond en de preventie score die uit 5 vragen bestond. De relatieve score is berekend door de gemiddelde preventie focus score van de gemiddelde promotie focus score af te trekken. De relatieve score is een variabele die de chronische RF van de deelnemers weergeeft. Een positieve relatieve RF score betekent dat die persoon een promotie gerichte chronische RF heeft. In Tabel 1 staan de gemiddelden en

standaarddeviaties weergeven van de gebruikte data.

Tabel 1

Gemiddelden en standaarddeviaties

Variabelen gemiddelden standaarddeviaties

Controle 6.92 1.36 Energieverschil 3.48 12.11 enthousiasme 6.71 1.31 angst 3.36 1.57 Promotie focus 3.72 0.60 Preventie focus 3.41 0.71

Relatieve regulatory focus 0.31 0.85

Om te kijken of promotiefocus en preventie focus invloed hebben op

approach/avoidance gedrag is een regressieanalyse met afhankelijke variabele het energieverschil en onafhankelijke variabelen promotie en preventie focus uitgevoerd. Om een regressieanalyse te mogen uitvoeren is eerst gekeken naar de assumptie van

homoscedasticiteit. Deze bleek niet geschonden te zijn. Vervolgens is er een Durbin-Watson test uitgevoerd om na te gaan of de residuen ongecorreleerd zijn. Deze assumptie bleek eveneens niet geschonden, D= 2.17. Verder was op basis van het histogram te zien dat de residuen normaal verdeeld waren. Het model bleek niet significant het energieverschil te

(11)

voorspellen, F(2,57)= 0.16, p= .849. Zowel promotiefocus, B= 1.57, t(59)= 0.53, p= .595 als preventiefocus, B= -.59, t(59)= -0.25, p= .801 bleken geen significante voorspeller te zijn voor energieverschil. Of iemand preventie of promotie gerichte focus heeft is niet van invloed op approach/avoidance gedrag. Dit was niet in lijn met onze hypothesen.

Voor enthousiasme is ook een regressieanalyse met afhankelijke variabele enthousiasme en onafhankelijke variabelen promotie en preventie focus uitgevoerd. Wederom is eerst gekeken naar de assumptie van homoscedasticiteit, normaliteit en de Durbin-Watson, D= 1.96. De assumpties waren niet geschonden. Het model bleek niet significant enthousiasme te voorspellen, F(2,57)= 1.13, p= .330. Een sterkere preventiefocus bleek geen significante voorspeller te zijn voor enthousiasme, B= -.31, t(59)= -1.09, p= .281. Een promotiefocus bleek tegen verwachting in geen significante voorspeller te zijn voor enthousiasme, B= -0.28, t(59)= -1.19, p= .237.

Voor angst is ook regressieanalyse met afhankelijke variabele angst en

onafhankelijke variabelen promotie en preventie focus uitgevoerd. Aan alle assumpties is voldaan, D= 1.77. Het model was geen significante voorspeller voor angst, F(2,57)= 2.22, p= .118. Een preventiefocus bleek tegen de verwachting in geen significante voorspeller te zijn voor angst, B= 0.27, t(59)= 0.97, p= .286. Een promotiefocus bleek ook geen significante voorspeller te zijn voor angst, B= -0.66, t(59)= -2.00, p= .050. Hoewel er geen significantie gevonden is lijkt er wel een duidelijke trend te zijn van promotiefocus op angst.

Om te kijken of de relatieve RF van invloed is op approach/avoidance gedrag, enthousiasme of angst zijn drie correlatieanalyses uitgevoerd. Allereerst is gekeken naar de assumptie van normaliteit, homoscedasticiteit en lineariteit. Geen van de assumpties was geschonden. De correlaties staan in Tabel 2.

Tabel 2

Correlaties tussen afhankelijke variabelen en relatieve regulatory focus

Variabelen correlatie in r(60) significantie in p

Energieverschil .066 .615

enthousiasme .192 .135

angst –.234 .067

Geen van de analyses is significant gebleken, er was wel een marginaal significante negatieve correlatie tussen relatieve RF en angst. Een hogere relatieve RF score gaat samen met een lagere angst score. Ter exploratie is ten slotte gekeken of een gevoel van controle correleert met enthousiasme, angst, de chronische en relatieve RF van mensen. Hiervoor zijn vijf correlatieanalyses uitgevoerd tussen controle en de in het onderzoek

(12)

gebruikte variabelen. Ook hier is eerst gekeken naar de assumpties van normaliteit,

homoscedasticiteit en lineariteit. De assumpties zijn niet geschonden. De correlaties staan in Tabel 3.

Tabel 3

Exploratie correlaties tussen controle en gebruikte variabelen

variabelen Correlatie in r(60) Significantie in p

enthousiasme .551 <.001

angst –.196 .127

Promotie focus .399 .001

Preventie focus –.157 .222

Relatieve regulatory focus .410 .001

Er was een significante positieve correlatie gevonden tussen enthousiasme en controle, tussen promotie focus en controle en tussen relatieve RF en controle. Een hogere score van controle gaat samen met een hogere score van enthousiasme, promotiefocus en relatieve RF.

Discussie

In deze studie werd de invloed van onzekerheid over toekomstige technologieën op emotie en approach-avoidance gedrag onderzocht. Er zijn geen effecten gevonden voor het hebben van een preventie of promotie focus op emotie en approach-avoidance gedrag. De resultaten wijzen echter wel de verwachte richting op, waardoor het mogelijk is dat met een betere onderzoeksopzet er wel een effect gevonden kan worden.

Opvallend in het huidige onderzoek is dat deelnemers meer in controle waren dan onzeker. Dit zou kunnen komen doordat de informatie uit de podcast in plaats van

onzekerheid juist een mate van controle bood. Door mogelijke scenario's voor de toekomst te schetsen kan een toekomstbeeld gevormd zijn op basis van iemands geloofssysteem.

Hierdoor kan men een duidelijke mening over het onderwerp hebben gekregen in plaats van een onzekere gedachte. Tevens zorgt het activeren van een geloofssysteem voor het verminderen van onzekerheid(Hirsch et al., 2012). Doordat er veel controle werd ervaren is er waarschijnlijk weinig angstontstaan (Hirsch et al., 2012). De podcast was mogelijk geen goede operationalisering om onzekerheid te manipuleren. De deelnemers reageerden echter vaker enthousiast dan angstig wat kan betekenen dat de podcast wel onzekerheid creëerde maar dat dit ondersteuning biedt aan het onderzoek van Shen en collega's (2015). Hier werd aangetoond dat onzekerheid ook enthousiasme kan opwekken.

(13)

Een doel van dit onderzoek was om te kijken hoe sociale studies kunnen helpen bij het overbruggen van de kloof in het technology adoption life cycle model (Moore, 1991). Hierbij is de framing van informatie rondom technologische ontwikkelingen erg belangrijk (Calvert & Martin, 2009). Zo worden de attitudes over een product gevormd op basis van informatie over de risico's en mogelijke voordelen (Frewer et al., 1998). Er lijkt een positieve attitude gevormd te zijn. De podcast gaf risico's en voordelen van nieuwe technologieën waarop de deelnemers meer enthousiasme dan angst rapporteerden. Het opgewekte enthousiasme zou verklaart kunnen worden vanuit de embodied-cognition theorie (Wilson & Foglia, 2011). Er is weinig tot geen onderzoek gedaan naar embodied-cognition waarbij het hele lichaam gebruikt is. In dit onderzoek is voor het eerst gekeken naar approach en avoidance gedrag van het hele lichaam in tegenstelling tot kleine bewegingen (Rinck et al., 2009; Chen & Bargh, 1999; Boyd et al., 2011). Omdat een fiets als vervoersmiddel gebruikt wordt kan het zijn dat de beweging van fietsen sterk geassocieerd is met toenadering. Dit kan op cognitief niveau approach gedrag hebben gesimuleerd waardoor de informatie uit de podcast op een positieve manier is verwerkt. Vervolgens kan de fysieke inspanning daardoor mogelijk zijn toegeschreven aan positieve emoties en voor meer enthousiasme onder de deelnemers hebben gezorgd (Schachter, 1964). De positieve ervaring met de informatie uit de podcast kan als frame hebben gefunctioneerd bij het vormen van de attitudes. In dit onderzoek lijkt alleen embodied-cognition voor approach gedrag te zijn voorgekomen. Onderzoek naar embodied-cognition waarbij het hele lichaam wordt gebruikt kan

attitudeverandering tussen approach en avoidance gedrag onderzoeken. Onderzoek naar het verschil tussen promotie en preventie focus wordt aangeraden in het vervolg met gematigde/zonder fysieke arousal uitgevoerd te worden.

Hoewel de resultaten niet significant waren zijn de effecten wel de richting van de hypothese op. Door een storing met de applicatie die approach-avoidance gedrag meette en tijdnood is besloten om na 63 deelnemers te stoppen in plaats van de vooraf bepaalde 100 deelnemers. Aangezien power bestaat uit het effect in de populatie, het gekozen

significantieniveau en de steekproefgrootte kan het zijn dat door de kleinere

steekproefgrootte niet de juiste power is behaald. Dit kan een verklaring zijn voor de niet significante resultaten. Een vervolgonderzoek zou uitgevoerd moeten worden met meer deelnemers voor een hogere power.

Een andere beperking aan het onderzoek was dat er maar één conditie was, en maar één meting ter controle. Dit betekend dat wanneer er effecten gevonden zouden worden, dat er dan niet met zekerheid gezegd kan worden dat de manipulatie daar de oorzaak van is. Echter is er in dit onderzoek een setting gecreëerd waarin het onderscheid gemaakt werd tussen de chronische RF. De manipulatie was bedoeld om onzekerheid significant te maken. De controle conditie en controle vragen zijn dus niet essentieel om het verschil tussen

(14)

promotie focus en preventie focus aan te tonen. In een vervolgonderzoek kan een

controleconditie met zekerheid en een betere manipulatiecheck wel interessant zijn om mee te nemen.

Voorlopig kan de conclusie zijn dat in dit onderzoek geen enkel onderscheid gemaakt kan worden tussen promotie focus en preventie focus op acceptatie van technologie. Zolang er niet meer bekend is kunnen sociale studies gebruik maken van positieve framing en fysieke arousal om controle en enthousiasme te bewerkstelligen. De toekomst is niet te voorspellen maar een acceptabel wereldbeeld is wel te creëren. Dan is het aan de innovators en early adaptors om de meerderheid te introduceren wanneer de tijd daar is.

(15)

Literatuurlijst:

Bordia, P., Hunt, E., Paulsen, N., Tourish, D., & Difonzo, N. (2004). Uncertainty during organizational change: is it all about control? European Journal of Work and Organizational Psychology, 13(3), 345-365.

Boyd, R.L., Robinson, M.D., & Fetterman, A.K. (2011). Miller (1944) revisited: movement times in relation to approach and avoidance conflicts. Journal of Experimental Social Psychology, 47(6), 1192-1197.

Brockner, J., & Higgins, E.T. (2001). Regulatory focus theory: implications for the study of emotions at work. Organizational Behavior and Human Decision Processes. 86(1), 35-66.

Beal, G.M., Rogers, E.M. & Bohlen, J.M. (1957). Validity of the concept of stages in the adoption process. Rural Sociology, 22(2), 166–168.

Calvert, J., & Martin, P. (2009). The role of social scientists in synthetic biology. EMBO reports, 10, 201-204.

Catherwood, P.A., Finlay, D.D. & McLaughin, J.A.D. (2016). Intelligent Subcutaneous Body Area Networks: Anticipating Implantable Devices. IEEE Technology and Society Magazine, 35(3).

Cerqui, D. (2001). The Future of Humankind in the Era of Human and Computer

Hybridisation. An Anthropological Analysis. Conference on Computer Ethics and Philosophical Enquiry (CEPE), 39–48.

Chen, S., & Bargh, J. A. (1999). Consequences of automatic evaluation: Immediate behavior predispositions to approach or avoid the stimulus. Personality and Social Psychology Bulletin, 25, 215– 224.

Clarke, R. (2011). Cybrog rights. Technology and Society, 30(3), 49-57.

Clary, E. G., Snyder, M., Ridge, R. D., Copeland, J. T., Stukas, A. A., Haugen, J. A., & Miene, P. K. (1998). Understanding and assessing the motivations of volunteers: A functional approach. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 1516 - 1530. Coolen, M. (2001) Becoming a Cyborg as One of the Ends of Disembodied Man.

Conference on Computer Ethics and Philosophical Enquiry (CEPE), 49–60.

Dalege, J., Borsboom, D., & Van Harreveld, F. (2015). Toward a formalized account of attitudes: the causal attitude network (CAN) model. Psychological Review, 123(1), 1-75.

Elliot, A., & Covington, M. (2001). Approach and avoidance motivation. Educational Psychology Review, 17, 73-92.

Frewer, L.J., Howard, C., & Shepherd, R. (1998). Understanding public attitudes to technology. Journal of Risk Research, 1(3), 221-235.

(16)

Galmordechai (19 juli, 2015). How new technologies are being adopted in the market? What is the Chasm? Retrieved from http://www.galsinsights.com/how-new-technologies-are-being- adopted-in-the-market-what-is-the-chasm/

Haas, I.J., & Cunningham, W.A. (2013). The uncertainty paradox: perceived threat

moderates the effect of uncertainty on political tolerance. Political Psychology, 35(2), 291-302.

Heffernan, K., Vetere, F., & Chang, S. (2016). You put what, where? hobbyist use of insertable devices. Citizenry and the Sciences: Design as Inquiry and Participation , 1798-1809.

Higgins, E. T. (1997). Beyond pleasure and pain. American Psychologist, 52(12), 1280-1300. Higgins, E. T., Friedman, R. S., Harlow, R. E., Idson, L. C., Ayduk, O. N., & Taylor, A.

(2001). Achievement orientations from subjective histories of success: Promotion pride versus prevention pride. European Journal of Social Psychology, 31(1), 3-23. Hirsh, J.B., Mar, R.A., & Peterson, J.B. (2012). Psychological entropy: a framework for

understanding uncertainty-related anxiety. Psychological Review, 119(2), 304-320. Khushf, G. (2005). The use of emergent technologies for enhancing human

performance: Are we prepared to address the ethical and policy issues. Public policy and Practice

Meutera, M.L., Ostromb, A.L., Bitnerb, M.J., & Roundtreec, R. (2003). The influence of technology anxiety on consumer use and experiences with self-service technologies. Journal of Busines, 56(11), 899-906.

Mizrach, S. (z.j.). Should there be a limit placed on the integration of human and computers and electronic technology? Geraadpleegd van:

http://www2.fiu.edu/~mizrachs/cyborg-ethics.html

Moore, G. (1999). Crossing the Chasm (Herz. ed.). United States of America: HarperCollins.

Rinck, M., Rörtgen, T., Lange, W.G., Dotsch, R., Wigboldus, D.H.J., & Becker, E.S. (2010). Social anxiety predicts avoidance behaviour in virtual encounters. Cognition and Emotion, 24(7), 1269-1276

Rogers, E.M., Medina, U.E., Rivera, M.A., & Wiley, C.J. (2005). Complex adaptive systems and the diffusion of innovations. The Innovation Journal: The Public Sector Innovation Journal, 10(3).

Russel, J.A., & Mehrabian, A. (1978). Approach-avoidance and affiliation as functions of the emotion-eliciting quality of an environment. Environment and Behavior, 10(3), 355-387.

Schachter, S. (1964). The interaction of cognitive and physiological determinants of emotional state. Advances in Experimental Social Psychology, 1, 49-80.

(17)

Schmidt, A. (2015). Biosignals in human-computer interaction. Interactions, 76-79.

Shen, L. Fishbach, A., & Hsee, C.K. (2015). The motivating-uncertainty effect: uncertainty increases resource investment in the process of reward pursuit. Journal of Consumer Research

Wang, J., & Lee, A.Y. (2006). The role of regulatory focus in preference construction. Journal of Marketing Research, 43(1), 28-38.

Warwick, K. (2003). Cyborg morals, cyborg values, cyborg ethics. Ethics and Information Technology, 5, 131–137.

Wilson, R.A., & Foglia, L. (2011, 25 juli). Embodied cognition [The Stanford Encyclopedia of Philosophy]. Geraadpleegd van

(18)

Reflectie verslag

(a) hoe je met de verkregen feedback bent omgegaan

Ik heb geluisterd naar wat er gezegd werd na mijn presentatie. Veel van de vragen kon ik mondeling beantwoorden en hierdoor ook goed verwerken in mijn verslag. Er was echter nog wel een groot ontbrekend onderdeel waarvoor ik nog naar literatuur heb moeten zoeken om dit kloppend te maken. Ik was me hier bewust van en heb op basis van de feedback van mijn begeleider de puzzel stukjes kunnen vinden om dit te doen. De feedback heeft voor een betere rode draad door mijn verslag gezorgd.

(b) waar het project goed is verlopen

We zijn in korte tijd zeer effectief geweest. Doordat alles in korte tijd moest gebeuren zat de theorie goed in mijn geheugen en ging het schrijven als vanzelf. We kregen in korte tijd veel proefpersonen. Telefonisch contact met de begeleider werkte beter dan email. (b) waar het project minder

goed verliep

De eerste twee maanden was er weinig vooruitgang. De communicatie liep stroef en er was weinig motivatie vanuit ons om inzet te tonen. Verder was het erg moeilijk passende literatuur te vinden. Vooral het kiezen van een onderzoeksopzet was moeilijk omdat wij als 4 studenten een andere visie hadden dan onze begeleider. Uiteindelijk zijn we eruit gekomen en werd de communicatie beter. Bij het meten was de applicatie gecrashed waardoor we eerder moesten stoppen, hierdoor hadden we wel meer tijd om te schrijven.

(c) wat volgens jou de sterke punten van je

onderzoeksverslag zijn

Ik ben erg tevreden over de inleiding waarbij de alinea's over

technologie misschien overbodig zijn voor het onderzoek maar wel een mooi beeld aan informatie geven waarom het onderzoek relevant is. Verder vind ik dat ik best een goede rode draad heb door mijn verslag heen en dat in de discussie goede punten zijn aangekaart.

(c) wat volgens jou de zwakkere punten van je onderzoeksverslag zijn

Inleiding: RFT, ik denk dat dit beknopter had gekund.

De resultaten, Ik wilde erg graag resultaten opschrijven maar kon evengoed F<1 opschrijven bij de eerste regressieanalyse. Verder vraag ik me af hoeveel informatie/assumpties die ik bekeken heb ook daadwerkelijk benoemd moesten worden of dat dit overbodig was. (d) hoe je met de ethische

aspecten van het onderzoek bent omgegaan.

Er is respectvol met alle deelnemers omgegaan, geen plagiaat gepleegd / elke bron is benoemd, ook degene die ik niet direct geciteerd heb. Ik weet niet hoe ethisch het is om de inleiding aan te passen op basis van feedback nadat het onderzoek uitgevoerd is? De hypothesen zijn in ieder geval nooit aangepast.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hurst (2006 : 117) vreest dat de genetica zal leiden tot een ‘medisch handicapmodel, waarbij gehan- dicapten worden beschouwd als de som van hun handicaps, en niet als mens.’ Maar

1974 (bIDie verband tussen enkele nie-intellek- tuele f aktore en die akademiese prestasie van eerstejaar- studente aan universiteite en ondewyskolleges.. Die

De conclusie voor het bestemmingsplan als omschreven in het onderzoeksrapport uit 2010 is hiermee niet gewijzigd, omdat het voorgestelde plan “redelijk” is, de

194 Idem, p.. waren zeker ook schommelingen in de wettelijke bescherming van soorten en de motieven daarvoor. Ook leken sommige wijzigingen op papier groter dan ze in de

-Beiden zijn pathogenen (ziekteverwekkers) waartegen ons lichaam

Due to the fact that we did find a significant relationship for mastery, and that we didn't find one for achievement goals means that we could say that mastery goals are a better

Accordingly, with the backcasting approach, the designers first design for long-term experience in the post-mastery phase and define the qualities of experi- ence; then trace back

This study examined the label reading behaviour of South African adults based on four statements - I believe food can have an effect on my health; I always look