• No results found

Tekstbegrip

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tekstbegrip"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DEZE TAAK BESTAAT UIT 2 TEKSTEN EN 40 VRAGEN. I II III IV V VI 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47

Tekst I

De ontdekking van immuniteit

Immunologie is de wetenschap die zich bezighoudt met de afweer van mens en dier tegen vreemde organismen en moleculen (bacteriën, virussen etc.). Thucydides beschreef al in de Griekse oudheid; dat, als de stad Athene geplaagd werd door de pest, de zieken en stervenden geen enkele vorm van verpleging gehad zouden hebben als er geen mensen waren geweest, die al eerder zelf door de pest waren getroffen en ervan waren genezen. Het was toen reeds een bekend feit, dat niemand de ziekte een tweede keer kreeg.

Dit beschermende effect was niet alleen bekend van de pest. Gedurende de

middeleeuwen waren de woongemeenschappen in Europa herhaaldelijk geteisterd door pokkenepidemieën. Zeer veel mensen stierven aan de gevolgen van deze dodelijke ziekte in die tijd en degenen die het overleefden, droegen gedurende de rest van hun leven de littekens daarvan. De door de pokken met littekens gemerkte overlevenden van de eerste aanval werden bij een nieuwe epidemie gespaard. Deze zeer opvallende immuniteit kon duidelijk in verband worden gebracht met het herstel van de vroegere infectie.

Deze zogenaamd actief verworven immuniteit was dus in de 16e eeuw een duidelijk herkend fenomeen en heeft geleid tot bewuste pogingen tot immunisatie op een moment dat noch de aard van de ziekte, noch de aard van het immuniseringproces begrepen werd. Verschillende individuen lieten zich in die periode dan ook besmetten met het etterende materiaal van milde pokkengevallen, in de hoop dat dit contact hen zou beschermen tegen latere, fatale aanvallen van de ziekte. Al gauw bleek echter, dat deze vorm van inenting bijna even gevaarlijk was als het oplopen van de ziekte in een epidemie en daarom werd deze methode snel verlaten.

Het duurde tot 1798 voordat een wetenschappelijke basis voor deze vorm van immuniteit werd gelegd. Jenner, een Engelse plattelandsarts, ontdekte in zijn praktijk tijdens een pokkenepidemie, dat patiënten die koepokken hadden doorstaan, niet meer werden getroffen door de pokken. Na veel onderzoek slaagde hij erin om mensen immuun te maken tegen pokken, door ze te besmetten met materiaal afkomstig van koepokken. Dit was het begin van de vaccinatie (vacca = koe). Die berust op het feit dat het koepokkenvirus minder agressief is in zijn ziekteverwekkend vermogen dan het virus dat menselijke pokken veroorzaakt. Toch hebben beide virussen zoveel met elkaar gemeen, dat de afweer die ontstaat na besmetting met het koepokkenvirus, ook tegen het menselijke pokkenvirus wordt ontwikkeld. Naast de actieve immuniteit (door ziekte ) kennen we ook de passief verworven immuniteit bij pasgeboren baby’s die ze van de moeder hebben meegekregen. Ten slotte bestaat nog de kunstmatig verworven immuniteit na het toedienen van vaccins.

Na deze bevindingen duurde het toch nog bijna een eeuw, voordat het vaccinatieprincipe wat meer gestalte kreeg. Dit was vooral te danken aan het werk van Louis Pasteur. Deze Franse chemicus en bacterioloog, een der grootste onderzoekers van de 19e eeuw en grondlegger van de biochemie en de moderne bacteriologie, bestudeerde in 1879 kippencholera. Hij had juist de ziekteverwekkende bacil in zuivere kweek gebracht, toen zijn werk werd onderbroken door de zomervakantie. Tot zijn ergernis vond Pasteur bij zijn terugkeer dat de kweken die gedurende de zomer bewaard waren, hun ziekteverwekkend vermogen hadden verloren, want kippen die ermee geïnfecteerd werden, bleven volledig gezond. Aangezien Pasteur een zuinig man was, bewaarde hij deze kippen voor latere experimenten.

Hij slaagde er daarna in een nieuwe zuivere stam van kippencholerabacillen te kweken en besmette onder andere zijn gespaarde kippen met deze nieuwe stam. Tot zijn grote verbazing kregen deze kippen geen cholera meer, terwijl de kippen die niet tevoren ingeënt waren zeer ernstig ziek werden. Pasteur had lang geloofd dat koepokken een milde vorm van

(2)

Vragen bij tekst I

1

De pest is een voorbeeld van … A een molecuul.

B een wetenschap. C een ziekte. D immuniteit.

2

Hier volgen twee beweringen.

I In de oudheid kende Athene pestplagen; de slachtoffers waren mensen die nooit eerder de ziekte hadden gekregen.

II Thucydides beschreef dat de verplegers niet aan de pest zouden sterven.

Voor deze beweringen geldt? A Alleen I is juist.

B Alleen II is juist. C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist.

3

Door welke woordgroep wordt de kern van alinea I weergegeven?

A „ … bezighoudt met de afweer …” (r.1) B „ … afweer van … moleculen” (r.1‒2) C „ … de zieken en … hebben” (r.3‒4) D … „dat niemand … keer kreeg.” (r.6)

4

Uit alinea I kun je opmaken wie Thucydides was. Hij was …

A een Griekse godheid.

B de ontdekker van immuniteit. C een slachtoffer van de ziekte. D een wetenschapper.

5

Zijn de beweringen juist?

I Immunologie is de wetenschap die zich bezighoudt met de afweer van ziekten als pokken en de pest.

II In de middeleeuwen behoorden de pokken en de pest tot de dodelijkste ziekten, maar je kon immuun worden door medicijnen.

A Alleen I is juist. B Alleen II is juist. C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist.

6

Dit beschermende effect (r.7) verwijst naar … A de hulp van verplegers.

B de pestpatiënten.

C het immuniteitsverschijnsel. D het zich herhalen van de ziekte. VII 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60

pokken was; nu begreep hij dat hij een perfecte parallel gevonden had in zijn verzwakte stammen van kippencholerabacteriën. De verzwakte cholerastam had immuniteit voor cholera bewerkstelligd.

Zo werd de wetenschappelijke basis van vaccinatie ontdekt. In wetenschappelijke termen uitgedrukt: men moest het ziekteverwekkende organisme in zuivere kweek brengen en het laten groeien onder omstandigheden die verlies van kracht zouden bewerkstelligen. Vervolgens kon men gezonde individuen ermee inenten, die daarna beschermd waren tegen de sterke vorm. Al heel snel bleek dat het verzwakken van bacteriestammen op verschillende manieren kon geschieden. Binnen enkele jaren kende men verzwakte stammen van verschillende verwekkers, waaronder rabiës (hondsdolheid). Ter ere van Jenners ontdekking stelde Pasteur voor de term vaccinatie te gebruiken voor alle handelingen waarbij mensen of dieren werden ingeënt met gedode of verzwakte oplossingen van micro-organismen, met als doel weerstand op te wekken tegen de specifieke ziekten, die zij veroorzaken.

(3)

7

Welk verband bestaat er tussen alinea I en II? A opsommend

B tegenstellend C toelichtend D voorwaarde

8

In regel 14 ‒ 15 staat duidelijk herkend fenomeen.

Met het cursief gedrukte deel wordt bedoeld: A men kon zich beschermen tegen de dodelijke afloop.

B men was op de hoogte van de beschermende eigenschappen van de infectie.

C mensen wisten genoeg af van immunisatie.

D mensen wisten toen reeds voldoende af van de ziekte.

9

Wat is de kern van alinea III? A actief verworven immuniteit B besmetting

C fatale afloop van pokken D pogingen tot immunisatie

10

Zie regel 17‒19: „Verschillende … ziekte.” en regel 19‒21: „ Al gauw … verlaten.”

Het verband tussen de beide zinnen wordt aangegeven door het signaalwoord … A dan ook (r.17).

B al gauw (r.19). C echter (r.19). D daarom (r.20).

11

Lees regel 22: „Het duurde tot 1798 …” Wat gebeurde dan vóór 1798?

A Het inentingsproces mislukte hoewel men reeds genoeg wist over de pokken.

B Men liet zich besmetten en dat hielp.

C Men probeerde een vorm van inenting, maar stopte ermee.

D Wie de pokken had, stierf vast en zeker.

12

Wat is de overeenkomst tussen de groep mensen uit alinea III en dokter Jenner?

A Beiden hadden de bedoeling te immuniseren. B Beiden hadden een wetenschappelijke basis. C Beiden kenden de aard van de ziekte.

D Beiden werkten met hetzelfde materiaal.

13

Waardoor was Jenner succesvol?

A Hij deed eerst onderzoek bij koeien. B Hij gebruikte het koepokkenvirus. C Hij was op de hoogte van immunologie. D Hij was zowel arts als dierenarts.

14

Welke bewering is waar?

A Het koepokkenvirus is hetzelfde als het pokkenvirus.

B Het koepokkenvirus komt alleen voor bij koeien.

C Het pokkenvirus komt alleen voor bij mensen. D Jenner gebruikte beide virussen.

15

Waar is de basis gelegd voor immunologie? A Athene

B Griekenland C Engeland D Frankrijk

16

Zijn de volgende beweringen juist?

I Als je zou genezen van de pest, dan had je actieve immuniteit verworven.

II Wie ingeënt werd, kon passieve immuniteit ontwikkelen.

A Alleen I is juist. B Alleen II is juist. C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist.

(4)

17

Wat is niet juist?

Van Louis Pasteur weten we, dat hij … A een Franse chemicus was.

B grondlegger was van de bacteriologie. C ontdekker was van de wetenschappelijke vaccinatie.

D ontdekker was van het vaccin tegen kippen- cholera.

18

Wat is de overeenkomst tussen Jenner en Pasteur?

A Beiden onderzochten cholera. B Beiden onderzochten koepokken. C Beiden ontdekten passieve immuniteit. D Beiden ontwikkelden een vaccin.

19

Wat heeft een rol gespeeld bij de verzwakking van de stammen? A de geïnfecteerde kippen B de gekweekte bacteriën C de opslagruimte D de tijd en de temperatuur 20

„ … kregen deze kippen geen cholera meer …” (r. 46.)

Hoe kwam dat?

A De eerste infectie deugde eigenlijk niet. B De nieuw gekweekte stam was beter.

C Gezonde kippen worden niet gemakkelijk ziek.

D Ze hadden kunstmatig immuniteit verworven.

21

Wat is juist?

A Thucydides is de eerste die immuniteit ontdekte.

B Jenner gebruikte de term vaccinatie. C Jenner ontdekte ook het vaccin tegen hondsdolheid.

D Pasteur heeft de wetenschappelijke basis voor immuniteit gelegd.

22

Zie regel 48 „ … een perfecte parallel gevonden had …”

Dat was een overeenkomst tussen … A koepokken en pokken.

B koepokken en verzwakte kippencholera- bacteriën.

C pokken en verzwakte cholerabacteriën. D pokken en verzwakte koepokkenbacillen.

23

Het woordje zij in regel 60 verwijst naar A mensen of dieren.

B gedode of verzwakte oplossingen. C micro-organismen.

D specifieke ziekten.

24

De slotalinea begint met „Zo”. Daarna volgt een …

A oproep tot actie. B waarschuwing.

C wetenschappelijk advies.

D wetenschappelijke samenvatting.

(5)

I II III IV V VI VII VIII 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49

Tekst II

Smartphone is in!

Smartphones kennen een snelle opmars. De touchscreen is gebruiksvriendelijk en via applicaties (apps) heb je direct toegang tot internetsites. Handig als je wilt kijken op Starnieuws, Mamio, of You Tube. Maar ook handig dat je niet de computer hoeft op te starten om je e-mail te bekijken of op Facebook te gaan. En er zijn allerlei onschuldige, leerrijke, leuke spelletjes zoals scrabble.

Verloren tijd hoeft er niet meer te zijn, want je hebt altijd wat te doen. Als je ergens moet wachten, kijk je naar wat grappige filmpjes op You Tube. Of je leert woordjes via een overhoorprogramma. De mogelijkheden zijn legio. Jongeren maken er gretig gebruik van. Veel ouders ergeren zich eraan dat jongeren bijna continu bezig zijn met hun telefoon. Is het verstandig om een kind te laten meedoen aan de trend?

Vooralsnog zien we dat de leeftijd waarop kinderen een mobiel krijgen, omlaag gaat. En de toestellen worden luxueuzer. Steeds meer basisschoolkinderen hebben een smartphone. Het is terecht om een alarmbelletje te laten rinkelen. Want hoe zit het met de vrijetijdsbesteding, het ingezogen worden in de digitale wereld en de beїnvloeding vanuit een steeds harder wordende wereld?

Ouders kunnen zich terecht zorgen maken. Als jongeren een smartphone hebben, gebruiken ze hem ook. Het is een echte opslorper van tijd . Zoals reeds is aangegeven, is het een erg handig apparaat waar je echter zomaar veel tijd mee kwijt bent. Er is zoveel plezierigs erop te doen , dat het al snel concurreert met andere dingen. Zeker met dingen die minder leuk zijn of die in de ogen van jongeren saai zijn. Zoals huiswerk maken, op tijd eten of slapen. Dat kan altijd later nog wel. Nu eerst het leuks dat niet gemist mag worden, want je moet continu in contact blijven met vrienden. Vandaar dat die telefoon niet uitgaat. Ook niet als het allang bedtijd is.

Voor jongeren is wat goed voelt doorslaggevend, niet wat eventueel verstandig is. Hersenonderzoek heeft uitgewezen dat dit mede te maken heeft met het nog niet volgroeid zijn van de hersenen. Jongeren voelen heel veel, maar verstandig nadenken en plannen staan op een lager niveau. Vandaar dat ouders hierin een taak hebben. Ouders mogen gerust regels vaststellen voor het gebruik van de telefoon van hun kinderen. Of aan het soort telefoon. Want hoe luxueuzer, hoe meer mogelijkheden, die niet te controleren zijn.

Het is belangrijk dat jongeren hun tijd niet onbegrensd besteden aan een telefoon. Ouders hoeven zich niet te schamen voor regels, bijvoorbeeld wanneer het gebruik niet is toegestaan. Ongetwijfeld zeggen kinderen dan dat hun ouders hierin de enigen zijn en dat ze hopeloos ouderwets zijn. Natuurlijk klopt dit niet. Maar al zou het zo zijn, dan is dat de eigen verantwoordelijkheid van ouders. Begrenzing is belangrijk, want zo komt er tijd en aandacht vrij voor andere dingen zoals samen iets doen, gezellig praten en belangstelling hebben voor de ander, huiswerk maken, iets creatiefs doen of lezen; kortom voor sociale en educatieve bezigheden.

Wat tijdsbesteding betreft zijn grenzen belangrijk, maar ook qua toegang tot internet. Want zoals aangehaald, zijn de mogelijkheden onbegrensd bij ongefilterd internet. Alles is binnen handbereik. Ook Uitzending gemist en You Tube. Deze staan zelfs al standaard geїnstalleerd en standaardapps kunnen niet verwijderd worden. Dus elke keer als jongeren op het scherm kijken, worden ze ermee geconfronteerd en omdat jongeren graag

met leeftijdgenoten meepraten over programma’s, nieuwsgierig zijn en veel tijd doorbrengen achter hun schermpje, zullen ze vroeg of laat zeker gaan kijken. Dat geldt ook voor jongeren met ouders die hen altijd zorgvuldig begeleid hebben in het mediagebruik en hen voorhielden dat waarden en normen altijd voorop dienen te staan, zeker ook in het digitale verkeer.

Als het toezicht van ouders wegvalt, staat de weg open om in alle vrijheid het net te verkennen en ermee te experimenteren, met alle gevolgen van dien. Moeten ouders dat

(6)

IX X 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75

willen? Nee. Kunnen ze dit verhinderen? Ja! Ben je dan ouderwets? Nee! Ook in Nederland wordt er regelmatig aandacht gevraagd voor het feit dat kinderen blootgesteld worden aan het vrije internet. Ze kunnen sociaal en emotioneel beschadigd raken door beelden die niet geschikt zijn voor hen. Vandaar dat bijvoorbeeld mijnkindonline.nl een veilige internetomgeving propageert. Het instellen van ouderlijk toezicht is geen schande, maar getuigt juist van bewust invullen van de opvoedende taak.

Nederland kent gefilterd mobiel internet via E-mobiel. In Amerika hebben bezorgde ouders de handen ineengeslagen en een programma gemaakt dat ouderlijk toezicht mogelijk maakt op smartphones. Mobiflock is hiervan een voorbeeld. Het werkt als volgt. Op de telefoon wordt de gratis app gedownload van Mobiflock. Via een gebruikersnaam en wachtwoord kunnen ouders op de website van Mobiflock precies aangeven welke apps geblokkeerd moeten worden en welke websites toegestaan zijn. Indien gewenst kunnen ouders het surfgedrag van hun kind volgen via het programma History. Ook is het mogeljik om tijdslimieten in te stellen. Het blijft overigens opletten wat er via bluetooth wordt doorgestuurd.

Het is goed te weten dat dit soort ondersteunende programma’s bestaan. Het zou verstandig zijn om deze ook te gebruiken, want de smartphone vormt een bron van verleidingen en is een grote tijdverslinder. Niet dat het instellen van ouderlijk toezicht het gesprek met kinderen kan vervangen. Want het belangrijkste blijft dat we met onze kinderen in gesprek blijven en meedenken over hoe ze verantwoord kunnen omgaan met hun telefoon. Samen nadenken welke toegang dicht moet. Samen nadenken over de keuzes die ze maken, over hun leefwereld, over hun ideeën, over wat er normaal gevonden wordt in de groep. Samen nadenken over het doel in ons leven en signaleren welke zaken ons hinderen om allereerst volwaardig mens te zijn. Uiteindelijk behoren ouders zelf verantwoordelijkheid te nemen om waar mogelijk vrijheid te geven, maar waar nodig ook grenzen te stellen.

Vragen bij tekst II

25

Zie regel 1: „Smartphones … opmars.” Dit betekent: Smartphones …

A doen mee aan een reclamemars. B ondergaan een explosieve groei. C worden steeds beter.

D worden steeds duurder.

26

Waarmee opent de schrijfster deze tekst?

A Zegebruiktvaktermendievrijingewikkeldzijn. B Ze gebruikt voorbeelden die niet passen.

C Ze kiest voor uitleg met voorbeelden. D Ze kiest voor oninteressante vaktermen.

27

Zie de titel: Smartphone is in!

De titel kan als volgt worden opgevat: Smartphone is … A in de mode! B in werking! C internet! D internationaal! 28

Zie regel 8: „Jongeren maken er … van.” Er verwijst naar …

A grappige filmpjes. B You Tube.

C overhoorprogramma’s. D mogelijkheden.

(7)

29

Welke zin uit alinea III geeft duidelijk de mening van de schrijver weer?

A „Vooralsnog…gaat.” (r. 11) B „En…luxueuzer.” (r.11-12) C „Steeds…smartphone.”(r.12) D „Het is…rinkelen.”(r.13)

30

Zie regel 13: Waarom is het nodig dat er aan de bel getrokken wordt?

A Jongeren gebruiken de smartphone verstandig. B Jongeren schakelen de telefoon nooit uit. C Jongeren vinden het een tijdrovend apparaat. D Jongeren overschrijden grenzen ermee.

31

Lees alinea IV en geef aan of de beweringen juist zijn.

I Alinea IV somt zaken op waartegen ouders waarschuwen.

II Alinea IV gaat over twee groepen jongeren: een groep die serieus is en een groep die zich amuseert met de smartphone.

A I is juist. B II is juist.

C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist.

32

In het eerste deel van de tekst wordt de smartphone van verschillende kanten belicht. In welke alinea is dat positief?

A alinea II B alinea III C alinea IV D alinea V 33 Lees alinea V. Wat is niet juist?

Ouders moeten een telefoonbeleid hebben voor hun kinderen, omdat …

A jongeren voornamelijk gevoelsmatig handelen.

B jongeren onvolgroeide hersenen hebben. C jongeren dan beter zullen plannen. D jongeren een telefoon hebben met veel handige mogelijkheden.

34

Lees alinea V en zeg of de beweringen juist zijn. I Ouders moeten voorzichtig zijn met het stellen van regels, omdat jongeren erdoor belemmerd worden.

II Ouders moeten positiever staan tegenover moderne telefoons, want die hebben veel mogelijkheden. A I is juist. B II is juist. C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist. 35

Aan het eind van alinea II staat een vraag. Met welke omschrijving is die in de tekst beantwoord?

A Kinderen van de basisschool horen geen smartphone te hebben.

B Jongeren kunnen een smartphone bezitten, want ze leren hun identiteit bepalen.

C Jongeren kunnen onder bepaalde voorwaarden een smartphone bezitten.

D Het is onverstandig regels vast te stellen voor een telefoon met zoveel mogelijkheden.

(8)

36

Lees alinea VII en zeg of de beweringen juist zijn. I Jongeren die door hun ouders begeleid worden, kiezen hun programma’s verstandig. II Jongeren hebben elk moment toegang tot sommige programma’s, omdat ze standaard apps zijn. A I is juist. B II is juist. C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist. 37

Lees alinea VIII en IX. Zijn de beweringen juist? I In Nederland en Amerika heeft men ouderlijk toezicht ingesteld op smartphones.

II E-mobiel en Mobiflock zijn voorbeelden van filterapps. A I is juist. B II is juist. C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist. 38

In alinea VIII worden vragen gesteld en beantwoord.

Waarom zou de schrijfster dat doen? Om de ouders …

A gelijk te geven. B moed in te spreken. C een verwijt te maken. D te waarschuwen.

39

Zie regel 51: „ …dat kinderen blootgesteld worden …”

Welke woorden geven aan wat het eerste gevolg hiervan is?

A beschadigd raken (r.52)

B mijnkindonline. nl., een veilige internet- omgeving (r.53-54)

C ouderlijk toezicht (r. 54)

D invullen van de opvoedende taak (r. 55)

40

Wat is de bedoeling van de tekst?

A Jongeren inzicht te geven in de mogelijkheden van smartphones.

B Jongeren te wijzen op de nadelen van de smartphones.

C Ouders aan te sporen beleid te maken bij het geven van een smartphone.

D Ouders te informeren over de voor- en nadelen van smartphones.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

router#test voice translation-rule 7 493456567 type national Matched with rule 1. Original number: 493456567 Translated number: 90493456567 Original number type: national

Bron: gemeente Zwolle In vergelijking tot 2016 hebben in 2017 relatief meer jongeren een positieve ervaring met het krijgen van hulp van de door hen aangevinkte organisaties... 11

De koopprijs en de voor de executoriale verkoop en verkrijging van het registergoed verschuldigde kosten en heffingen die voor rekening van de koper komen dienen uiterlijk vier

Wees je ervan bewust dat prettige bejegening en persoonlijk contact uitermate belangrijk zijn voor het al dan niet 'slagen' van de hulp | Niets is belangrijker dan dat

De Huizen van het Kind kunnen met alle betrokkenen – ouders, sleutelfigu- ren, andere organisaties voor opvoe- dings- en gezinsondersteuning – op zoek gaan naar manieren om met

Ouders die voor hun kind gebruik maken van zorg (alle soorten zorg, niet enkel naar aanleiding van vragen of problemen met betrekking tot de opvoeding) rapporteren

 Er in onze en omliggende gemeenten goede initiatieven zijn voor en door jongeren, waaronder Kwartier Zorg en Welzijn en de organisatie Jimmy’s.  de gemeente minder

Met het nieuwe nationaal nummer voor de wachtdienst van huisartsen, dat woensdag voorgesteld werd, en het vorige week voorgestelde nieuwe gratis nummer voor alle crisisvragen