Een technologicbeleid dat de mens centraal stelt client
probleem-gestuurd te zijn. Eerst moeten tt.:chnologische en
niet-technologi-sche oplossingen voor problemen tegen elkaar afgewogen worden.
Maatschappelijke dfecten van de technologie moeten zo snel
mo-gelijk opgespoord worden. Daarbij dienen ook burgers betrokken
te worden naast bedrijven, R&O-instellingen en verschillende
over-heidsdepartementen. Dit schrijft drs N.H. Maisch in een reactie op
het artikel "Nieuwe wegen in technologiebeleid" van prof. dr.
J.].J.
van Dijck. (in CDV 6/93)
I
11 drt ,1rtrkcl prohnr 1k L kmLrltLll JJn tt dr.1gcn V<HJJ" ttll ttt hrl<llogrc hclcJd cL1t dlth.111' Ill llllclltrc ,1,111,lurt hrr rn.l,ll'l h,1ppc·-lqkc hc·hm·ltc·ll lk "hrrrl drt dn·J, .11, c-ell ITdl til' op hc·t ,1rtrkci 'Nrc·rll\l' wcgc11 Ill tt'l hrl<llogrchL·krd \'Jil pro! dr I I I \Jil I lrrc k Ill hct Jlt1l11Hlll11llcJ \'Jtl ( hrrqc·ll I kllHlliJtl'l lw Vc·rkc·lllllllgc·ll I'J'!l l11 d,1t Jrtrkcl pmlwnt \'Jil [ )J)l k \'JO..,Il'" L'!1 \\'Cgt..'ll \'<J<Jr o..,tunng l()iirdJJLlliL' en h(_'J!1vlocdlng \',111 tcLilll<JiogJc ;:1;111 LL' gl'\Til IL'Il i<ilklrrk 'trn-c-r1 !11 rlldn-cb,ld ,t,1Jil n rrllnc"Jiltc rckeL'Il Ill hc·t ,lrtrkel rnct rlJillc ,11, het g;1,1t <llll hct pr()u:o.., ,.,111 tcchnol()gJc!x·k~<.l 1,,...,...,oLI,l-trc·\T mdc Tm h " l ' l !log wei het cc1 1l L'!l ,lJtdcr op ,1,111 tc mcrkcn lllL'l llJlllt' \·oor \\Jt hctrclt de r11houd \'Jil hu
( [l\' ,_. " '
tn hrl<llogrchckrd
I let c·n,te prohlc-c111 " cbt VJ11 I )ql k de m-crhcrd irnplruet
\'l'l-cngt tot hct mtrl!-..tcnc ,.,111 !"""""'"he /Jkc11 ' I / ' I let 11.1dccl \'Jil LTil dngc·lrrke llllplrcwte ge-lrrk,tcllrllg VJil mcrherd l'll llll!ll<..,lCrll' \'J!l lullHlllli,che /Jke11 " dJt VJil I )qck cr 11iet l<le kolllt de vi11gcr op de wond VJ!l clkJJr tcgcn-wcrkelldc ell IJil!-:' clbJr lwcllwcrkelldc
departc-Jllcntcn tc lcggcn I )Jt prohlcTrll Jo, rc llll't op door IZ lllClT hL·vm·gdhcdell tl· ge\Til ollldJt dc,kull-drglwrd op \TI'l hrlk11dc dceltcrrcrllcll <llll goL·ck rc·derlell hi1 \'lT'Lhrlk11de de-pJrtellll'lllt'll zrt I kt rllllll'tcric VJil VoJk,hurwc,trllg Ruillltclrrke ( lrdc-lllllg en ~\tJlrcuh\·gJl·nc 1
mllrcutcchno-logw' Vcrkecr Cll \VJtcr,lJJl
w
u
0
0
z
Iv
1-(hijvoorheeld telematica), Landhouw, Natuurbeheer en Vi,scrij (bijvoorbeeld n1estverwcrking), Ontwikkeling"amcn-werking (aangcpaste technologic voor ontwikkelingslandcn) en Onderwijs en
Wctenschappen \ wetenschapshcleidl
hebben allcmaal hun cigen redenen om zich bczig te houden met technologie-ontwikkcling.
Nodig is ecn hetere coi:irdinatie van de activitciten van verschillcnde dcpartc-menten. Het idee van netwerken, dar Van Oijck wei propageert voor hedrij-ven en Research en Development-insti-tutcn (R&D!, zou ook binnen de overheid de coiirdinatic kunnen verbe-teren. Waarom zouden amhtenaren van. zcg, VROI\1, O&W en EZ nict kunnen 'amenwerken aan bijvoorbeeld cen subsidieregeling voor milicutech-nologic-ontwikkeling voor het midden-en kleinbedrijt' VROM heeft de
mi-lieu-cxperti,e, 0& W heeft
weten-schapsbeleidservaring en contacten met de univcrsiteiten, en EZ kent het midden- en klcinbedrijf Her zal allicht efficienter en ovcrzichtelijker zijn dan wannecr aile drie ministe-ries ecn regcling ontwikkelen die
ongeveer dczcl f de doe lste IIi ng
heeft
Aanbod en vraag
[en tweede probleem met Van IJijck's vi,ie is hct volgende Hij verhreedt wcliswaar de di.,cussie over tcchnologie van puur cconomisch, waarin over technologie gesproken wordt alsof het ccn zwarte doos i'>. naar techno-ccono-misch. Hct voordeel daarvan is dar de technologie zclf ook gcstuurd kan en moct worden, waarhij ovcrhcdcn, be-drijven en maatschappelijke organisa-ties betrokkcn zijn in een 'associatieve orde' Maar vervolgcns laat hij her
daar-bij. Aldus hlijft hij hangen in de aan-bodkant van technologie in het
econo-mische '>ysteem. Dit hangt samen met
het feit dat in zijn 'a.,.,ociatieve orde' gccn plaats ingeruimd is voor burgers. Een technologichclcid, dat mijm in-zicns beter aansluit bij chri<,tcn-dcmo-cratische uitgangspunten richt zich niet aileen op de aanhodkant. Zo'n techno-logiebeleid haalt juist ook de vraagkant hoven tafcl, via gerichte vraagarticula-tie, dus systematisch onderzoek naar maatschappelijke behocften. Hovcndicn stimuleert dit beleid af,temmcn van in-vesteringcn op deze vraag. De aanhod-kant omspant de innovaticketen van wetemchappclijk onderzoek tot ver-koop van eindprodukt. De vraagkant is gedifferentieerd, vragcrs kunnen consu-menten, ovcrheden of bedrijven zijn. Vraagarticulatic is bijvoorbeeld wat in het EC-programma TIDE gcbeurt, waar technologie-ontwikkeling voor gehan-dicaptcn en ouderen gesuhsidiecrd wordt.
[en bcleid gericht op vraagarticulatic hecft de volgcnde kenmerken
I. identificeer een maatschappelijke
doelgroep (bijvoorbeeld gehandi-capten. vrouwen, onge,chooldcn); 2. inventari'>eer hehocftcn. Het CDA
propageert een participaticvc sa-mcnlcving.1 Daarin past voor deze taak het he,tc ccn platform, waarin naast mensen uit ovcrheden. bedrij-vcn en R&D-instellingen ook men sen uit de doelgroep en uit andere betrokken grocpcri ngen participe-ren;
3. formuleer criteria gcricht op behoef-tenbcvrcdiging voor financicring
van technologie-ontwikkeling;
4. betrek ook mensen uit de doelgroep
bij testen en evaluatic van de tech-nologische oplossing
0 L.U L.U L.U û
0
0
z
Iu
L.Uf-(bijvoorbeeld telematica), Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (bijvoorbeeld
mestverwerking), Ontwikkelin
gssamen-werking (aangepaste technologie voor
ontwikkelingslanden) en Onderwijs en
Wetenschappen (wetenschapsbeleid)
hebben allemaal hun eigen redenen om
zich bezig te houden met technologi
e-ontwikkeling.
Nodig is een betere coördinatie van de activiteiten van verschillende depart
e-menten. Het idee van netwerken, dat
Van Dijck wel propageert voor
bedrij-ven en Research en Development-inst
i-tuten (R&D), zou ook binnen de
overheid de coördinatie kunnen ve
rbe-teren. Waarom zouden ambtenaren
van, zeg, VROM, O&W en EZ niet
kunnen samenwerken aan bijvoorbeeld
een subsidieregeling voor milie
utech-nologie-ontwikkeling voor het
midden-en kleinbedrijf? VROM heeft de
mi-lieu-expertise, 0& W heeft
weten-schapsbeleidservaring en contacten
met de universiteiten, en EZ kent
het midden- en kleinbedrijf. Het zal allicht efficiënter en overzichtelijker
zijn dan wanneer alle drie minist
e-ries een regeling ontwikkelen die
ongeveer dezelfde doelstelling
heeft.
Aanbod en vraag
Een tweede probleem met Van Dijck's
visie is het volgende. Hij verbreedt
weliswaar de discussie over technologie
van puur economisch, waarin over
technologie gesproken wordt alsof het
een zwarte doos is, naar techno-ec ono-misch. Het voordeel daarvan is dat de
technologie zelf ook gestuurd kan en
moet worden, waarbij overheden, b
e-drijven en maatschappelijke
organisa-ties betrokken zijn in een 'associatieve
orde'. Maar vervolgens laat hij het
daar-bij. Aldus blijft hij hangen in de aa
n-bodkant van technologie in het
econo-mische systeem. Dit hangt samen met
het feit dat in zijn 'associatieve orde'
geen plaats ingeruimd is voor burgers.
Een technologiebeleid, dat mijns
in-ziens beter aansluit bij christe
n-demo-cratische uitgangspunten richt zich niet
alleen op de aanbodkant. Zo'n
techno-logiebeleid haalt juist ook de vraagkant boven tafel, via gerichte vraagartic
ula-tie, dus systematisch onderzoek naar
maatschappelijke behoeften. Bovendien
stimuleert dit beleid afstemmen van
in-vesteringen op deze vraag. De aanbo
d-kant omspant de innovatieketen van
wetenschappelijk onderzoek tot ve
r-koop van eindprodukt. De vraagkant is
gedifferentieerd, vragers kunnen consu
-menten, overheden of bedrijven zijn.
Vraagarticulatie is bijvoorbeeld wat in
het EG-programma TIDE gebeurt, waar
technologie-ontwikkeling voor
gehan-dicapten en ouderen gesubsidieerd
wordt.
Een beleid gericht op vraagarticulatie
heeft de volgende kenmerken:
identificeer een maatschappelijke
doelgroep (bijvoorbeeld gehandi
-capten, vrouwen, ongeschoolden);
2. inventariseer behoeften. Het CDA
propageert een participatieve
sa-menleving.1 Daarin past voor deze
taak het beste een platform, waarin
naast mensen uit overheden,
bedrij-ven en R&D-instellingen ook men
sen uit de doelgroep en uit andere
betrokken groeperingen participe
-ren;
3. formuleer criteria gericht op behoe
f-tenbevrediging voor financiering
van technologie-ontwikkeling;
4. betrek ook mensen uit de doelgroep
bij testen en evaluatie van de
tech-nologische oplossing
CDV 12/93
•
Een dergelijk beleid zou het mogelijk
maken dat bijvoorbeeld technologie die
niet zo spannend is als hoge definitie
televisie (HDTV), maar die wel aan een
maatschappelijke behoefte voldoet,
meer kans krijgt op verwerkelijking. Te
denken valt aan de gesproken krant,
waarmee Trouw als eerste kwam, en die
nu ook navolging gaat vinden bij and
e-re kranten. Of aan telewerkfaciliteiten
waarmee gehandicapten meer kans
zouden kunnen krijgen op de
arbeids-markt. Voor bedrijven misschien niet
zo aantrekkelijk, omdat er geen
koop-krachtige vraag lijkt te zijn, maar voor
·de overheid en voor
christen-democra-ten wel, omdat het een deeloplossing
kan zijn voor sociale problemen.
In dit verband is het pleidooi inter
es-trialiseerde landen. In het CDA worden
evenwel medisch-ethische discussies niet voor niets al jaren gevoerd.
Medische technologieën hebben niet te
onderschatten voordelen, en kunnen
veel leed voorkomen of verhelpen,
maar brengen tegelijkertijd moeilijke
ethische kwesties mee, inzake de
be-schermwaardigheid van menselijk
le-ven. Het is dan ook goed dat politici,
medische en ethische deskundigen en
gewone mensen zich erover buigen.
Beschouwen we de 'harde' technologie,
waar Van Dijck het over heeft; dan zien
we dat het nadenken over potentiële
maatschappelijke effecten (negatief of
positief) veel minder vanzelfsprekend
is. Zo is een discussie
.,.
over ISDN(I11tegrated Services Oigital Network), waarin
sant dat prof. dr. ir. H.H.
Christen-dernocra-van den Kroonenberg o
n-via glasvezels televisie-,
radio-, telefoon- en
data-communicatie allemaal t
e-gel ijk over hetzelfde
netwerk verstuurd kunnen
worden, nog nauwelijks
publiekelijk gevoerd3 En
dat terwijl er wel degelijk risico's aan kleven,
bij-voorbeeld van
monopoli-sering van
informatieverspreiding om maar een mogelijk effect
langs hield om als
ingeni-eurs te streven naar
maatschappelijk aanvaarde
technologie2 Hij gaf aan
tegen bovengrondse
aan-leg van de Betuwelijn te
zijn, nu de bevolking
vraagt om ondergrondse
aanleg. Verder pleitte hij ervoor dat ingenieurs er bij
het kabinet op zouden
tisch technologiebe
-leid haalt de
vraagkrant boven
tafel, via
systematisch
onderzoek naar
maatschappelijke
aandringen te gaan experi-
behoeften
.
te noemen. Ook is nogniet echt duidelijk wie er voordeel van
menteren met niet-bovengrondse
aan-leg, als een grotere technologische
uitdaging, die bovendien wèl maat
-schappelijk aanvaard zou zijn.
Ethiek: zo
gek nog niet
Een derde probleem is dat Van Dijck
uit het oog verliest dat technologie niet
automatisch heilzaam is voor de samen -leving. Hij geeft daarbij een sneer naar
'voorbarig-ethische reacties' op
techno-logie, waar men in Nederland meer aan
zou lijden dan in andere hooggeïndu
s-heeft, en wie nadeel (zoals mogelijk de dagbladen). Van 'voorbarig-ethische r e-acties' is in dit voorbeeld dus niet veel te merken.
In dit verband is de adviesaanvraag van
de minister van Onderwijs en
Wetenschappen inzake het opzetten van
platforms voor ethische vragen rond on
-derzoek en onderzoekstoepassingen een
interessante ontwikkeling. Blijkbaar is er
ook binnen de overheid behoefte aan
meer ethische reflectie op technologie4
r 0 Cl m m r m 0 CDV 12/93
- - - s o t 1
z
I
1-Een ander tcchnologiebelcid client daarom ook gericht te zqn op het in cen zo vroeg mogelijk stadium zicht-haar maken van kamcn en ri-.ico's
vcr-hondcn met een technologic 111
ontwikkeling, via instrumcnten als
Tcchnologisch Aspcctenonderzoek
rTAI. Dit instrument entamecrt structu-rcel hrede discussic over maatschappe-lijke elfecten van technologic, in ecn tasc waarin dcze nog in ontwikkeling en beinvlocdbaar is. Het concept van TA zoals onder andere gebruikt door
de Ncderland-.e Organisatie voor
Tcchnologisch Aspcctcnonderzoek
(NOTA) maakt gcbruik van
foresr<)ht-cxrrCitie5, waarn1ee 1nschattingcn
gc-maakt worden over potenticlc
maatschappclirkc ellccten van een technologic die nog in ontwikkeling is, zoals ISDN. Hierbij wordt gcpul uit de kcnni-, van dcskundigen. Vcrder zijn ook workshops, waarin mcnscn uil ver-schillende relevantc maatschappclijkc
groepcringcn ovcr·heid, maatschappelirkc organisatiesl met cl-kaar discus-,iercn over de vnwachte ontwikkclingen, belangrirkc bijdr·agcn aan de agenda van tcchnologiebclcid
Een ander
technologiebeleid
Ecn variant op TA is i\1L-WC l-onderzock
client gericht te zijn
r ,\1aatschi.1ppclijkc: EHccten
van Wetenschappclijk
Clndcrzoek 1. Dit concept is
ontwikkeld aan de
llniversiteit Twcnte5, en
!weft twce doel-.tellingen. Ten ccrstc in een zen vrocg
<,tadium van
tcchnologie-ontwikkeling (aan ccn uni-versiteit) inzicht krijgen in potcnticlc maatschappclijke
op het in een zo
vroeg mogelijk
stadium zichtbaar
maken van kansen
. .
'
en
fiSICOS.ellectcn van technologic Dit verschilt in zoverre van TA, dat ,\1EWO zich r·icht op technologic 111 een eerder
ont-wikkelings<;tadium, die daarmee lastiger tc voorspellen is, maar naar vnwach-ting makkelijker be'invloedbaar, en dat MFWO zich aileen richt op de univer-siteit.
De twcede doelstc:lling van ,\1FWO is het vergrotcn van de maatschappelijke vcrantwoordelijkhcid van onderzoc-kers, door informaticvcrstrekking en hct aandragen van in<,trumcnten om in-vlocd op ondcrzock en op
nctwcrkvor-ming uit te odcnen, zoals het
organi~cJTn van \Vork'ihop-; vvaarin
ge-sproken wordt over potenticle cl kcten en wat eraan tc docn zou kunnen ziin. Natuurlirk begint hct vergroten van de maatscbappcl ijkc vcrantwoordcl ijkheid van ondcrzoekcrs in hct onderwijs. H<:t is dan ook van cruciaal belang dat tcch-nische <,tudcnten niet aileen tcchtcch-nische vakken aangcboden krijgen, maar ook maa tschappij -wctcnschappelijk onder-legd raken.
Van DiJck maakt zich zorgcn over de instroom van tcchnische studcnten, en
plcit daarom voor stinruli 'Studicduur
-.tudidinanciering en prcmies zijn in dit vcrband manipuleerbare instrumcnten'_ Ten ccrste verwacht ik nict dat menscn die ecn studie moeten gaan kiezen en van plan zijn iets met talcn ol vnzor-ging tc clocn zich daardoor echt Iaten vcrlcidcn tot een tcchni-.chc studic. i\laar hovcndien dcnk ik dat maat-schappelijk vcrantwoordeliJkc ingeni-CLir<, ecn heterc reclame vormcn voor techni-.chc studies.
Aan de llniversitcit Twente wordt mo-menteel een experiment uitgcvocrd, in de vorm van ecn omvangrijk onder-zoekprogramma 'op weg naar micro-optica' Hierin wcrken vier technische vakgroepen interdisciplinair aan ondcr-dclcn van optischc chips, waarmce wel-licht cen doorbraak in de optischc
0 L.LI L.LI L.LI
u
0 0z
Iu
L.LI Een ander technologiebeleid dient daarom ook gericht te zijn op het in een zo vroeg mogelijk stadium zic ht-baar maken van kansen en risico's ver-bonden met een technologie in ontwikkeling, via instrumenten als Technologisch Aspectenonderzoek (TA). Dit instrument entameert structu -reel brede discussie over maatschappe-lijke effecten van technologie, in een fase waarin deze nog in ontwikkeling en beïnvloedbaar is. Het concept van TA, zoals onder andere gebruikt door de Nederlandse Organisatie voor Technologisch Aspectenonderzoek(NOTA) maakt gebruik van
foresigilt-exercities, waannee inschattingen ge-maakt worden over potentiële maatschappelijke effecten van een technologie die nog in ontwikkeling is, zoals ISDN. Hierbij wordt geput uit de kennis van deskundigen. Verder zijn ook workshops, waarin mensen uit ver -schillende relevante maatschappelijke groeperingen (industrie, overheid, maatschappelijke organisaties) met
el-kaar discussiëren over de verwachte
ontwikkelingen, belangrijke bijdragen aan de agenda van technologiebeleid.
Een ander
technologiebeleid
dient gericht te
zijn
op het in een
zo
vroeg mogelijk
stadium zichtbaar
Een variant op TA is
ME-WO-onderzoek
(Maatschappelijke Effecten
van Wetenschappelijk
Onderzoek). Dit concept is
ontwikkeld aan de
Universiteit Twente5, en heeft twee doelstellingen Ten eerste in een zeer vroeg stadium van technologi e-ontwikkeling (aan een uni-versiteit) inzicht krijgen in potentiële maatschappelijke
maken van kansen
en risico's
.
effecten van technologie. Dit verschilt
in zoverre van TA, dat MEWO zich
richt op technologie in een eerder ont
-wikkelingsstadium, die daarmee lastiger te voorspellen is, maar naar verwach -ting makkelijker beïnvloedbaar, en dat
MEWO zich alleen richt op de uni
ver-siteit.
De tweede doelstelling van MEWO is
het vergroten van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van onderz oe-kers, door informatieverstrekking en het aandragen van instrumenten om in-vloed op onderzoek en op netwerkvo r-ming uit te oefenen, zoals het organiseren van workshops waarin ge-sproken wordt over potentiële effecten en wat eraan te doen zou kunnen zijn. Natuurlijk begint het vergroten van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van onderzoekers in het onderwijs. Het is dan ook van cruciaal belang dat tech-nische studenten niet alleen technische
vakken aangeboden krijgen, maar ook
maatschappij -wetenschappelijk onder-legd raken.
Van Dijck maakt zich zorgen over de instroom van technische studenten, en pleit daarom voor sti111rili, 'Studieduur, studiefinanciering en premies zijn in dit verband manipuleerbare instrumenten'. Ten eerste verwacht ik niet dat mensen die een studie moeten gaan kiezen en van plan zijn iets met talen of verzor -ging te doen zich daardoor echt laten
verleiden tot een technische studie.
Maar bovendien denk ik dat ma
at-schappelijk verantwoordelijke ingen i-eurs een betere reclame vormen voor technische studies.
Aan de Universiteit Twente wordt m o-menteel een experiment uitgevoerd, in
de vorm van een omvangrijk
onder-zoekprogramma 'op weg naar mi cro-optica'. Hierin werken vier technische vakgroepen interdisciplinair aan onder -delen van optische chips, waarmee we l-licht een doorbraak in de optische
CDV 12/93
•
telecommunicatie dichterbij gebracht kan worden. Bovendien neemt ook een maatschappijwetenschappelijke fac ul-teit deel in het programma. De vak-groep Filosofie van Wetenschap en Techniek onderzoekt het al dan niet ontstaan van interdisciplinaire samen -werking binnen het programma, en voert een begeleidend MEWO-onder-zoek uit. In dit laatste wordt getracht in een vroeg stadium uitspraken te doen over maatschappelijke ef
-gende oplossing. Bijvoorbeeld inzake het afvalprobleem is het mogelijk veel geld, tijd en menskracht te steken in het ontwikkelen van betere verbran-dingsovens, scheidingsinstallaties, co m-posterings- en hergebruikssystemen, maar het is ook mogelijk te proberen de produktie van afval te verminderen door via voorlichting en fiscale of juri-dische maatregelen bedrijfsleven en consumenten aan te zetten tot zuiniger omgaan met hulpbronnen, feeten van micro-optica.
De resultaten worden te-ruggegeven aan de tec hni-sche onderzoekers. Vervolgens zal worden na -gegaan in hoeverre zij be-reid en in staat zijn actie te ondernemen op basis van deze informatie.
Voor
en minder gebruik vanverpakkingsmaterialen. Of, om op gehandicapten terug te komen: misschien hebben die er meer aan dat de overheid de taxi -kostenvergoeding op peil houdt, of dat potentiële werkgevers deeltijdarbeid toestaan, dan aan te
le-werkfaciliteiten. In dit
maatschappelijke
problemen
is
technologie
lang
niet altijd de meest
voor de hand
Dergelijk onderzoek naarmaatschappelijke effecten
liggende oplossing.
in een vroeg stadium van technologie-ontwikkeling is gericht op het vermin -deren van onzekerheden en zou daarom interessant moeten zijn voor verantwoordelijke politici. Met zulke informatie in hun achterzak kunnen ze betere beslissingen nemen over het subsidiëren van technologie-ontwikke-ling. Na de invoering van technologie blijft echter wel 111011itori119 nodig, omdat het voorzien van alle (positieve en n e-gatieve) effecten van tevoren zeer on-waarschijnlijk is.
Melk moet
.
.
maar
te
chno
logie
ook?
Een vierde en laatste probleem aan Van Dijck's artikel is dat door de enge focus op de aanbodkant van technologie de technologie een te hoge status wordt gegeven. Voor maatschappelijke pr o-blemen is technologie lang niet altijd automatisch de meest voor de hand li
g-CDV 12/93
licht is overigens bovengenoemd
plei-dooi van Van den Kroonenberg minder overtuigend. Misschien is een goede-renspoorlijn van Rotterdam naar Duitsland helemaal niet nodig, en is
vervoer per binnenschip een betere o
p-lossing.
Overigens wil ik niet beweren dat de aanbodkant van technologie-on twikke-ling helemaal niet belangrijk is. Bij maatschappelijke problemen hoort na -tuurlijk ook het behoud of de creatie van hoogwaardige werkgelegenheid. De afweging in een dergelijk problee m-gestuurd technologiebeleid kan dus best dezelfde uitkomst hebben als in Van Dijck's techno-economische be-leid. De keuze is alleen beter onder· bouwd, en daarmee overtuigender.
Van achteren naar
voren
Dus, een technologiebeleid dat de
r 0 Cl m m r m 0
UJ
v
c
c
z
Iu
mens centraal stelt client problecmge-stuurd te zijn, en bcgint met een open afwcging van technologische en niet-technologi>chc oplossingen. Als die technologic de beste oplossing lijkt, wordt vanaf een zo vroeg mogelijk sta-dium getracht maatschappelijke
effec-ten op te sporen en de
technologie-ontwikkeling op ba<,is van de bcvindingen hiervan bij te buigcn. Om dat opsporcn gocd tc kunnen doen is de hulp van technischc ondcrzockers onontbeerlijk, ondcrzoekers die in hun opleiding gclccrd hebben om te gaan met maatschappelijke effecten Bij her opsporcn dienen ook burger'> betrok-ken te worden, naast bedrijven.
R&D-instellingcn. en ver<,chillcndc
overhcidsdepartemen ten.
Drs. in eke Maisch ( 1966) is assistente in
oplei-dmq l"j de vakgroep Filosofie van Wetenschap en Teclmiek aan de Universiteit Ttumte
llij het schrijven van dit artikel is
com-mcntaar van
Prof
Dr. Aric Rip en Dr.Wim Smit zeer waardcvol geweest. Daarvoor mijn dank.
No ten
Zrc partrjpoliueke dr~cu~<,Ie 'partiupatiC en intc-grJtrc'
Harry vun den Krooncnhcrg: "[rop ol eronder dut r<, de kv,'c<;trc" fn!Jfl11t'llr~krdi11 nr. l l /3 jum
jl)IJi.
3 Paul ShJ.· "/S/)r\1
dS /)c)lr)ll l>!ohlcm. !l'e c<l~l' (l} the Nethnlu11ds", NOTA. Den ! lo<~g, maJrt 19HH l'<OTA· "P/un{om11lclf nr smundli111~). Poor~td tot htt 1111id1/C11 V<~n n·n {liilt_{01111 r'oor fllddt)dltrflflelnk t!el~£ll
OI'CI ri/Ji~lhe d'/lt\lfll Pdli iPc/C/1~(/Jrl{l fll tnJmo/o!}li
llH.'l I t)()i
R1p Smrt en vun dn t'dccr "r\1E\VO-rc~ppori, (HII-!}IIdll 111cl IIJddtsdJ<~fJficliJkc t}}ccicn 11.111 U'ctcn:,ckrr!Jclnk O!dcrzock ildJJ ,/t liT", Centrum voor Stud1e<., nztJl \Xleten<:.chap, TcchnologJe en Samcnlcving, Fn<..chcdc. maart 1~)()]