• No results found

De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en de wording van de nationale literatuurgeschiedenis - Thesis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en de wording van de nationale literatuurgeschiedenis - Thesis"

Copied!
261
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en

de wording van de nationale literatuurgeschiedenis

Sosef, W.C.J.

Publication date

2002

Document Version

Final published version

Link to publication

Citation for published version (APA):

Sosef, W. C. J. (2002). De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo

Gioberti en de wording van de nationale literatuurgeschiedenis. Eigen Beheer.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)

Dee afdruk van het Italische stempel

DeDe literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en de wording van

dede nationale literatuurgeschiedenis

CC * i « w

r^tePXo r^tePXo

/uil*./uil*. nDr^ionl r n « c t t « . o ancl**) £U did w y U a ^ f l u aLKo-tt*

(3)

E R R A X AA O O R R I G E

"IV.. ü-iU* «rangen door: "p. its* geciteerd "Ariosto 164" wordt "165*. Ide» "168* wrdt inn ibid., p. 107". "170". Tfcrpii 162" wrdt "162 n.".

pag,, ft, ffttt 77: BfcJPI: "ïfiik"" wrdt "UStetiÜüiK". "X"1*1 1 4 3 « »*" « * "143

"-Mg.. 78. noot 49: pjfcJfiT.: "p.. 73" wrdt "p. 74"; mot 50: "p. 21" wrdt Tosnioi 166" wrralt.

"pp.. 27-28". me.. 83. Mat 78: "p.. 78" wrdt "p. 79*. PK.. ltti Mflt 9=

Wfiórr "Hl fino enz." kut "Mariner 1, Mntroduzione'' tot Pylfl» jn.«iin««

gti

TM«g-- pp.lrii-lad.ii." » Tinfltaso diretto"" kort "(JUrtjL, pp. li-liiï". mg.. 108. noot 19:

I.p.v.. "rita spensierata enz." bwt "questa variétéé prodlgiosa di infinite azioni".

BW,, 127. Mot Mfr %% 97" wrdt "p. 95n. PK,, 1», BMt Iff:

"noott 147" wrdt "noot ISO". PM.. Ifft Mfl ttf? "p.. 98" wrdt "p. 96". PM,, l » i MPt 16ft .. 96" wrdt > 95". Mg.. 146. noot 195: "pp.. 108-109" wrdt "pp. 106-107". BW,, ÏBt Mrt 270: "p.. 153" wrdt "p. 146 en noot". Mg.. 167. noot 275:

(4)
(5)
(6)
(7)

DEE AFDRUK VAN HET ITALISCHE STEMPEL

DeDe literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en de wording van

(8)

Dee afbeelding op de voorzijde van het omslag is genomen uit de Manoscritti di Vincenzo Gioberti. De afbeelding op dee achterzijde is genomen uit deel I van de Edizione nazionale nazionale van Gioberti's werken.

(9)

DEE AFDRUK VAN HET ITALISCHE STEMPEL

DeDe literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en de wording van

dede nationale literatuurgeschiedenis

ACADEMISCHH PROEFSCHRIFT

terr verkrijging van de graad van doctor aann de Universiteit van Amsterdam opp gezag van de Rector Magnificus

prof.mr.. P.F. van der Heijden

tenn overstaan van een door het college voor promoties ingestelde commissiee in het openbaar te verdedigen in de Aula der Universiteit

opp dinsdag 12 november 2002, te 14.00 uur

door r

Wilhelmuss Cornelis Joseph Sosef

(10)

PROMOTIECOMMISSIE E

Promotor:: prof. dr. P.W.M, de Meijer Overigee leden:

prof.. dr. F. Musarra prof.. dr. J.T. Leerssen prof.. dr. P. den Boer dr.. B. Aristodemo dr.. L. Pennings

FACULTEITT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

©© Wim Sosef, Amsterdam 2002

Alll rights reserved. No part of this publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any otherr means without prior permission of the author.

(11)

EE questo awien, perché quantunque doma, Serva,, lacera segga in isventura,

Ancorr per foiza italïan si noma Quantoo ha piü grande la mortal natura; Ancorr la gloria dell'etema Roma Risplendee si, che tutte 1'altre oscura; EE la stampa d'Italia, invan superba Conn noi 1'Europa, in ogni parte serba.

(12)
(13)

Voorwoord Voorwoord

DirectDirect na de goedkeuring van mijn doctoraalscriptie over de literatuurgeschiedenis vanvan De Sanctis, nu 13 jaar geleden, stelde prof. de Meijer mij voor een promotieonderzoek tete starten, en als vanzelf zocht ik het onderwerp in de stof van mijn scriptie. Ik wilde een

"biografie""biografie" schrijven over Vincenzo Gioberti, die immers een van de "bronnen" was geweestgeweest van De Sanctis. De promotor raadde mij dit onderwerp af, omdat hij een biografiebiografie niet zo geschikt achtte als promotieonderzoek. Ik hield vast aan de figuur van Gioberti,Gioberti, die mij boeide door zijn brede belangstelling en zijn productief schrijversschap, doordoor zijn rol in de nationale eenwording van Italië, en doordat hij een belangrijk deel van zijnzijn leven in ballingschap doorbracht. Professor de Meijer en ik kwamen toen overeen dat ikik een "aspect" of "probleem " van Gioberti's leven zou onderzoeken, en dat aan de hand vanvan een aantal thema's die ook mijn belangstelling hadden. Die thema's waren: het "neo-welfisme"welfisme" en de "katholiek-liberale" stroming uit de eerste helft van de negentiende eeuw, hethet nationalisme en de ontwikkeling van "het idee natie", de romantiek. Al deze thema's blekenbleken een rol te spelen in Gioberti's leven en werk. De verbinding tussen deze thema's vondvond ik in het eigenlijke onderwerp: de literair-historische visie van Gioberti. Een volgendevolgende fase was de toespitsing op de "nationale literatuurgeschiedenis", die juist in de negentiendenegentiende eeuw zo'n hoge vlucht nam. Hiermee raakte de "biografie" van Gioberti steedssteeds meer op de achtergrond, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan ... Telkens alsals ik weer neigde naar een "biografische" aanpak werd ik door mijn promotor in de richtingrichting geleid van een meer "problematiserende" en abstracte benadering. Die regelmatigeregelmatige koerscorrectie kostte me de nodige moeite, maar het uiteindelijke resultaat zouzou ik vanuit mijn eigen interesses en beperkingen nooit bereikt hebben.

HetHet toeval wil dat de datum van de promotie toch nog een biografisch tintje heeft: hijhij ligt namelijk dicht in de buurt van de 150ste sterfdag van Gioberti, die te Parijs overleedoverleed in de nacht van 25 op 26 oktober 1852.

BehalveBehalve aan mijn promotor ben ik veel dank verschuldigd aan degenen die hebben bijgedragenbijgedragen aan de realisering van dit proefschrift: aan Harald Hendrix voor zijn kostbarekostbare suggesties, aan Rob de Boer voor de belangstelling waarmee hij het hele proces heeftheeft gevolgd en voor zijn onmisbare hulp bij de correctie van het manuscript, en aan MachielMachiel Limburg en Bob Verstappen voor hun technische ondersteuning.

(14)
(15)

INHOUDSOPGAVE E

InleidingInleiding 13

I.. De Italiaanse literatuurgeschiedenis van het primo Ottocento 21

1.11 Eruditie en "filosofie" 23

1.22 Wat is "Italiaanse literatuur"? 30 1.33 De structuur van de literatuurgeschiedenis 37

II.. De bronnen van de nationale ideologie van Gioberti 45

2.11 De originaliteit van Gioberti 47

2.22 De vormingsjaren 48 2.33 Van kosmopolitisch naar nationaal bewustzijn 50

2.3.11 Het idee natie 53 2.3.22 Het idee primaat 58 2.3.33 Geschiedenis en vooruitgang 62

2.3.44 De schrijvers en het nationaal bewustzijn 65

III.. Het "nationale stempel" in de literaire kritiek van Gioberti 69

3.11 Nationaal karakter 70 3.22 Taal en schrijver 86 3.33 Een geschiedenis van de Italiaanse literatuur 93

IV.. Receptie van het literair-historische model van Gioberti 105

4.11 De nieuwe handboeken 109 4.22 De literatuurgeschiedenis van De Sanctis 120

(16)

4.44 De twintigste-eeuwse receptie en de literatuurkritiek 144 4.4.11 Van 1900 tot 1945. Croce en Gentile 146 4.4.22 Gramsci en de letteratura nazionale-popolare 162

4.4.33 Van 1945 tot 2000 163 4.4.3.11 Kritiek en literatuurgeschiedenis 164

4.4.3.22 Asor Rosa 170

Samenvattingg en conclusies 175

Bibliografischh aanhangsel 181

1.. Werken van Gioberti 181

2.. Studies over Gioberti 184

3.. Literatuurhistorische teksten en studies 189

Personenregisterr 203

VertalingVertaling van de Italiaanse citaten 209

RiassuntoRiassunto 243 SummarySummary 249

(17)

INLEIDING INLEIDING

Inn de Italiaanse geschiedenis geldt Vincenzo Gioberti, die leefde van 1801 tot 1852, alss een van de "profeten" van de nationale eenheidsbeweging, het Risorgimento italiano. Giobertii is vooral bekend als auteur van het cultuurhistorische en politieke traktaat Del

primatoprimato morale e civile degli Italiani ("Het morele en politieke primaat van de

Italianen"'),, uit 1843, waarin hij de rechtvaardiging aanvoert voor en de wegen wijst naar eenn hernieuwd Italiaans primaat. Het boek heeft tijdens het Risorgimento een belangrijke roll gespeeld in de publieke opinie, met name in het Koninkrijk der beide Siciliën.2

Behalvee als politiek ideoloog staat Gioberti ook bekend als filosoof en literair-historicus.. De auteur van het Primato en de ontdekker van de formula ideale* genieten echterr een grotere faam dan de schrijver van het esthetische traktaat Del bello en de geïnspireerdee exegeet van Dante.

Hett onderwerp van mijn onderzoek is de literair-historische kritiek van Gioberti, hett tot nog toe minst bestudeerde aspect van zijn werk. De hypothese waardoor de dissertatiee gedragen wordt is dat Gioberti met zijn kritische beschouwingen een belangrijke bijdragee heeft geleverd aan de ontwikkeling van het typisch negentiende-eeuwse verschijnsell van de nationale literatuurgeschiedenis4, die beschouwd kan worden als de opvolgsterr van de achttiende-eeuwse, meer kosmopolitisch ingestelde,

'' Aldus de vertaling van J. van Osta, Geschiedenis van het moderne Italië, Nijgh & Van Ditmar Universitair, 'ss Gravenhage 1989, p. 67. Vgl. de letterlijke vertaling in Repertorium sociale wetenschappen. Moderne geschiedenis, Elsevier,, Amsterdam-Brussel 1960, p. 70: "Zedelijke en burgerlijke superioriteit der Italianen". Een meer equivalente vertalingg zou kunnen zijn: "Het morele primaat van de Italiaanse beschaving".

22

" [...] the formulation of a satisfactory explanation for Gioberti's influence over his contemporaries is one of the mostt fascinating of the many interesting problems of Risorgimento history" (M.A. Tyler, 'Vincenzo Gioberti's Primato andd the Unification of Italy', in Italian Studies XLIII (1988), pp. 95-103, aldaar p. 95). Vgl. A. Anzilotti, Gioberti, Vallecchi,, Firenze 1922, pp. 109-110; Gioberti-Massari. Carteggio (1838-1852), a.c.d. G. Balsamo-Crivelli, Bocca, Torinoo 1920, p. 338.

33 De "formula ideale", waarin Gioberti's filosofische systeem wordt samengevat, luidt als volgt: "L'Ente crea

1'esistente"" (vgl. Introduzione allo studio della filosofia, cap. IV, aldaar i.h.b. pp. 177-178; 183-184).

44 Terwijl de achttiende eeuw beschouwd kan worden als de eeuw van experimenten met de nationale

literatuurgeschiedenis,, kan men wat betreft de negentiende eeuw spreken van "de romantische codificatie van het binomiumm literatuur-nationaal leven" (G. Pizzamiglio-M.G. Pensa, 'L'idea di nazione nella storiografia letteraria del Settecento',, in: V. Branca-S. Graciotti (red.), Cultura e nazione in Italia e Polonia dal Rinascimento all'Illuminismo, Olschki,, Firenze 1986, pp. 31-46, aldaar p. 31).

(18)

literatuurgeschiedschrijving.55 In dit verband is wel de term "nationalisering van de cultuur"" gebruikt, met name om aan te geven dat de diverse gebieden van de cultuur, van muziekk tot filosofie, geacht worden uitdrukking te geven aan de "geest", het "karakter" off de "identiteit" van de natie.6 Zo wordt de nationale literatuurgeschiedenis geschreven vanuitt de gedachte dat zich in de literatuur van de natie de "geest" of, volgens de these vann Francesco De Sanctis, het "bewustzijn" van die natie uitdrukt.7

Inderdaadd worden dit soort termen en begrippen, waaronder "nationaal karakter" eenn centrale plaats inneemt, veelvuldig door Gioberti gehanteerd. Zijn voornaamste zorg iss te verhinderen dat door de grote invloed van de Franse cultuur op de Italiaanse het eigenee van deze cultuur in de verdrukking zou komen. Vandaar zijn verheerlijking van met namee Dante, Ariosto, Leopardi, drie auteurs die, ondanks hun onderlinge verschillen, hierinn met elkaar overeenstemmen dat zij bij uitstek "de afdruk van het Italische stempel" dragen:: l'impronta della stampa italica*.

Dezee studie zal daarom, voorafgaand aan de vraag naar Gioberti's bijdrage tot de nationaliseringg van het genre literatuurgeschiedenis, ook na moeten gaan wat naar het idee vann Gioberti de kwaliteiten en eigenschappen zijn, waarin de Italiaanse literatuur zich van dee niet-Italiaanse literaturen onderscheidt.

* *

55

Vgl. N. Laan, Het belang van smaak. Twee eeuwen academische literatuurgeschiedenis, Historisch seminarium UVA,, Amsterdam 1999, hfdst. 2, 'Het begin van de literatuurgeschiedenis'.

66

Zie bijv. P. de Meijer, 'Perspective Nationale et Perspective Européenne dans I'Histoire de la Culture', in Actes

dudu Colloque 'Culture et cultures européenne s", 28-30 mai 1986, edité par D. Roche, Institut Universitaire Europeen,

Badiaa Fiesolana 1987, pp. 212-225. De term "nationalisering" is ook wel toegepast op begrippen als "cultuur" en "beschaving".. Zie P. den Boer, 'Vergelijkende begripsgeschiedenis', in: Idem (red.), Beschaving. Een geschiedenis

vanvan de begrippen hoofsheid, heusheid, beschaving en cultuur, Amsterdam University Press, Amsterdam 2001, pp.

15-78,, aldaar p. 22, waar de auteur spreekt over "begripsnationalisatie".

77 Aan de problematiek van de Italiaanse nationale literatuurgeschiedenis zijn onder meer de volgende studies van

C.. Dionisotti gewijd, 'Geografia e storia della letteratura italiana', in Geografia e storia della letteratura italiana, Einaudi,, Torino 1967, pp. 23-45; 'Culture regionali e letteratura nazionale in Italia', in Lettere italiane XXII (1970), 2,, pp. 133-143. Verder verwijs ik naar A. Asor Rosa, 'Letteratura, testo, societa', in AA.VV., Letteratura italiana, ax.d.. A. Asor Rosa, Einaudi, Torino 1982, I, pp. 5-29; A. Asor Rosa, 'Il canone delle opere', in ibid., 'Le opere' II (1992), pp. xxiii-lv. Voor een historisch overzicht van de Italiaanse literatuurgeschiedschrijving is onmisbaar: G. Getto,, Storia delle storie letterarie, nuova ed. rived., Sansoni, Firenze 19814 [1942].

88 "Italico" is zowel de benaming van de volkeren van het oude Italië, als een poëtisch substituut voor "italiano".

(19)

Dee literatuurkritiek van Gioberti is verspreid over zijn verschillende geschriften, enn vaak ingebed in een filosofisch of politiek betoog. De meest uitvoerige passages vinden wijj in het hoofdstuk van het Primato dat handelt over beeldende kunst en literatuur, en dezee passages betreffen, niet toevallig, de beide door Gioberti meest bewonderde auteurs, Dantee en Ariosto. De eerste literair-historische teksten van Gioberti vinden wij in de genummerdee "gedachten", die verzameld zijn in de Pensieri. Miscellanee (1859-1860) en inn de Studi filologici (1867), beide postuum gepubliceerd. Het betreft hier korte teksten overr literatuur in het algemeen of over bepaalde auteurs in het bijzonder. In de grote gepubliceerdee werken gaat het om fragmenten van een langer betoog. Zo wordt in de

TeoricaTeorica del sovranaturale (1838) gesproken over Manzoni en Leopardi. In de Introduzione alloallo studio della filosqfia (1840) spreekt Gioberti vooral over Alfieri. In het Primato

(1843)) lezen wij niet alleen over Dante en Ariosto, maar ook over Leopardi, die wij in de

GesuitaGesuita moderno (1846-1847) nog verschillende malen tegenkomen. Tenslotte worden

dezee grote auteurs ook genoemd in het Rinnovamento civile (1851), Gioberti's laatste boek. Behalvee deze literair-kritische fragmenten heeft Gioberti nog een, weliswaar onvolledig, commentaarr {Chiose) op de Divina Commedia nagelaten, dat in 1866 is gepubliceerd.

* *

Dee invloed van Gioberti's literatuurkritiek op de nationale literatuur-geschiedschrijvingg is nog weinig onderzocht. Sommige literair-historici wijzen op het "historischee schema" en de "literair-historische excursie" in Gioberti's kritiek, zonder aandachtt te besteden aan het al of niet nationale karakter van die historische elementen.9 Eenn enkeling noemt Gioberti wél als een van degenen die een bijdrage hebben geleverd aann het nieuwe genre:

Giuseppee Maffei, Paolo Emiliani-Giudici, Giuseppe Mazzini, Vincenzo Gioberti, Luigi Settembrini, Francesco Dee Sanctis [...] furono uomini diversissimi per ingegno, cultura, ideologia, proponimenti; ma Ie storie letterariee che scrissero, pure nella loro patente diversita, hanno tutte alcuni presupposti comuni, sono tutte risposterisposte a esigenze e fini comuni.10

99 R. Wellek, A History of Modem Criticism. 1750-1950, UI, Yale University Press, New Haven 1965, pp. 75-77;

F.. Foti, 'Vincenzo Gioberti', in Critica letteraria, ed. Fermenti, Roma 1983, II, pp. 390-393.

100 G. Petronio, 'Introduzione', in Teorie e realta della storiografia letteraria. Guida storica e critica, Laterza,

Roma-Barii 1981, pp. v-lxxxiv, aldaar pp. xxxii-xxxiii. Alle genoemden zijn auteurs van een Italiaanse literatuur-geschiedenis,, behalve Mazzini en Gioberti. Evenals deze schreef Mazzini een aantal saggi van literair-historische aard, o.m.. een bespreking van de Italiaanse vertaling van de Geschichte der alten und neuen Literatur van Friedrich

(20)

Dee belangrijkste vertegenwoordiger van de negentiende-eeuwse Italiaanse nationale literatuurgeschiedschrijving,, Francesco De Sanctis, verdiepte zich reeds in de jaren 1840 inn de literaire kritiek van Gioberti. Later werd de belangstelling nog gestimuleerd door de bloemlezing,, uit 1856, van Filippo Ugolini.11 In zijn voorwoord tot deze in 1856, vier jaarr na Gioberti's dood, gepubliceerde verzameling van literaire "gedachten en oordelen" vann Gioberti gaat Ugolini in op de functie van de literatuur, die hij omschrijft als "het meestt getrouwe en levensechte beeld van een volk".12 Niemand wist beter dan Gioberti hoee noodzakelijk het is om, als men "de publieke wonden" wil genezen, te beginnen met dee letteren, "die zo'n groot gezag en macht uitoefenen over de lotgevallen van de naties".133 Ugolini stelt in hetzelfde voorwoord, dat in feite een eerste voorbeeld is van receptiee van Gioberti's werk als geheel, dat "Gioberti zich over de literatuur dit idee gevormdd had, en zich daar met alle kracht op richtte: dat die nationaal moet zijn zowel naarr aard als naar doelstelling; dat onze schrijvers moeten profiteren van de Griekse en Romeinsee wijsheid, en zich ook laven aan de buitenlandse bronnen, maar op zo'n manier datt het vaderlands genie noch wordt aangetast noch vervalst".14

Eenjaarr na de publicatie van Ugolini verschijnt een biografisch essay over Gioberti vann de hand van Cirillo Monzani, als voorwoord bij de tweede editie van de gecombineerdee uitgave van Del Buono en Del Bello.15 In dit lange essay, dat al dateert vann 1853, wordt Gioberti niet alleen voorgesteld als groot filosoof en politicus maar ook alss een groot schrijver.16 In zijn werk openbaarde Gioberti zich, zowel wat zijn stijl als zijnn opvattingen betreft, als "oprecht en uitmuntend Italiaans". En, zo voegt Monzani

Schlegel. .

1

'' Pensieri e giudizi di Vincenzo Gioberti sulla letteratura italiana e stmniera raccolti da tutte Ie sue opere ed ordinatii da Filippo Ugolini, Barbèra, Firenze 18S6.

122

De literatuur "è 1'immagine la piü fedele e la piü viva di un popoio" (F. Ugolini, 'Prefazione' van Pensieri e

giudizigiudizi di Vincenzo Gioberti, pp. vii-xvi, aldaar p. ix; ik citeer uit de vijfde editie, die dateert uit 1872).

133

"Niuno meglio di lui sapeva quanto sia necessario a guarire Ie piaghe pubbliche, medicare prima quelle delle lettere,, delle quali si grande è 1'autorita e la potenza sulle sorti delle nazioni" (ibid.).

144 "E delle lettere egli si era fatto questo concetto, e vi puntö di tutta forza; dovere Ie medesime essere nazionali

sii nell'indole, si nello scopo: dovere gli scrittori nostri far tesoro della sapienza greca e romana, ed anche abbeverarsi allee fonti straniere, ma in modo da non guastar mai, e né manco alterare il genio patrio [...] " (ibid., p. xü).

155

C. Monzani, 'Sopra Vincenzo Gioberti', in V. Gioberti, Del Buono. Del Bello, edizione condotta sopra un esemplaree corretto dali'autore, Le Monnier, Firenze 1857, pp. iii-xlvii.

166

(21)

daaraann toe, Gioberti wist in zijn geschriften "het nationale aanzicht en karakter" steeds tee bewaren.17

Eenn andere belangrijke receptiehistorische tekst zijn de Ricordi biografici van Giuseppee Massari, uit de jaren 1860-186218, waarin een orthodoxe, "Cavouriaanse" interpretatiee wordt gegeven van de filosofische maar vooral politieke ideeën van Gioberti. Massarii lijkt weinig oog te hebben voor de literair-kritische of esthetische teksten van Gioberti,, waarover hij slechts spreekt in het kader van de nauwgezette behandeling van dee gepubliceerde werken.

Inn de laatste decennia van de negentiende eeuw kwam de Gioberti-kritiek tot stilstand,, enerzijds omdat met het bereiken van de Italiaanse eenheid de politieke actualiteitt van Gioberti's opvattingen verleden tijd was geworden, anderzijds omdat het heersendee positivistische klimaat aan de "idealistische" visie van Gioberti voorbijzag. Met dee opkomst van het neoidealismo (Gentile, Croce) enerzijds, als reactie op het positivisme vann de voorgaande decennia, en van een nationalistische politieke beweging anderzijds, diee middels koloniale veroveringen de vernederingen van het "kleine Italië" (Italietta) te bovenn wilde komen, gaat men aan het begin van de twintigste eeuw, behalve aan de filosofischee en politieke beschouwingen, ook meer aandacht besteden aan de literaire beschouwingenn van Gioberti.19 De discussie ging, naar aanleiding van de opvattingen van Giuseppee Antonio Borgese's Storia della critica romantica in Italia, uit 1905, met name overr het "ideologische", onderscheiden van het "esthetische", aspect van Gioberti's literatuurbeschouwing. .

Diee ideologische invalshoek kenmerkt ook ons onderzoek, dat immers gaat over dee vraag in hoeverre Gioberti's literatuurbeschouwing een bijdrage heeft geleverd aan de ideologisering,, in "nationale" of "nationalistische" zin, van de Italiaanse literatuur-geschiedschrijving. .

* *

177

" [...] si chiarisse poi in tutte Ie opere nello stile, nella lingua, nel metodo, nelle opinioni e in tutto quello insomniaa che fa il carattere di un autore, schiettamente ed eminentemente italiano. E non solo seppe mantenere il volto ee il carattere nazionale, ma educato alia scuola de' nostri grandi prosatori, pervenne a farsi uno stile tutto suo proprio, ill quale essendo classico e antico, pare moderno" {ibid., p. xviii).

188 Ricordi biografici e carteggio di Vincenzo Gioberti raccolti per cura di G. Massari, ed. Botta, Torino 1860-1862,

33 voll.

199 Voor de algemene Gioberti-receptie in de eerste helft van de 20° eeuw, zie: G.C. Bergami, 'Gioberti e il

(22)

Teneindee vast te kunnen stellen wat Gioberti's rol geweest is in de evolutie van de Italiaansee nationale literatuurgeschiedenis is de stof van dit onderzoek ingedeeld naar historischh en theoretisch onderwerp. In het eerste hoofdstuk zal gepoogd worden de "staat" vann de literatuurgeschiedenis aan het begin van Gioberti's kritische activiteit te definiëren, enn in het bijzonder het al of niet nationale perspectief van deze geschiedschrijving. Niet alleenn de belangrijke literatuurgeschiedenissen zullen aan de orde komen, maar ook het debatt zoals zich dat in de literaire tijdschriften ontspon.

Hett tweede hoofdstuk zal gewijd worden aan de "bronnen" van de "nationale ideologie"" van Gioberti. Het hoofdstuk opent met een profiel van de vormingsperiode van Gioberti,, waarin de aanwezigheid van bronnen wellicht duidelijker is aan te wijzen.

InIn het derde hoofdstuk, van meer theoretische aard, zullen de verschillende thema's geanalyseerdd worden die deel uitmaken van Gioberti's ideologie. Aan het einde van het hoofdstukk zal een beeld geschetst worden van de "literatuurgeschiedenis", die uit Gioberti'ss geschriften geëxpliciteerd zou kunnen worden.

Inn het vierde hoofdstuk zal gesproken worden over de kwestie van de receptie van Gioberti,, zowel aan de hand van de literatuurtheorie en de Gioberti-kritiek, als aan de handd van de belangrijkste literatuurgeschiedenissen die sinds de tweede helft van de negentiendee eeuw tot heden verschenen zijn.

Chronologischh overzicht van Gioberti's in de dissertatie geciteerde werken, die ik zall benoemen als "de grote gepubliceerde werken" (zie ook het "Bibliografisch aanhangsel"): :

TeoricaTeorica del sovranaturale 1838 [2e ed. 1850].

IntroduzioneIntroduzione allo studio della filosofia 1840. DelDel bello 1841.

DelDel primato morale e civile degli Italiani 1843 [2e ed. 1845].

IlIl Gesuita moderno 1846-1847.

(23)

Postuumm gepubliceerd zijn de volgende teksten, die ik zal benoemen als "de jeugdgeschriften": :

PensierLPensierL Miscellanee 1859-1860.

LaLa Divina Commedia [...] con Ie chiose di V. Gioberti 1866. StudiStudi filologici 1867.

MeditazioniMeditazioni filosofiche 1909. TeoricaTeorica della mente umana 1910.

(24)
(25)

Hoofdstukk I

Dee Italiaanse literatuurgeschiedenis van het primo Ottocento

Inn de eerste decennia van de negentiende eeuw, de jaren waarin Vincenzo Gioberti

zijnn intellectuele vorming ontving, waren de meest gebruikte, zij het met kritische reserve bejegende,, literatuurhistorische naslagwerken die van Girolamo Tiraboschi en Giambattista Corniani,, respectievelijk de Storia della letteratura italiana (1772-1782), en de Secoli

delladella letteratura italiana (1804-1813).

Eenn algemene literatuurhistorische interesse van Gioberti zouden wij kunnen afleidenn uit de Catalogo van het eigen boekenbezit. Daarin worden vermeld de literatuurgeschiedenissenn van Tiraboschi en Corniani, evenals die van Ginguené en Sismondi,, van Maffei, en van de gebroeders Schlegel.1 Uit de autobiografische aantekeningenn van Gioberti, op schrift gesteld in de jaren 1822-1825, en gepubliceerd als

MeditazioniMeditazioni filosofiche1, komt niet een speciale belangstelling voor het specifieke

probleemm van de Italiaanse literatuurgeschiedenis naar voren. Wél blijkt uit genoemde aantekeningenn Gioberti's gedegen kennis van Italiaanse en niet-Italiaanse auteurs, evenals zijnn enthousiasme voor de literatuur.3

11

Uit de door Gioberti in 1822 opgestelde, later nog bijgewerkte, "Catalogo dei libri di Vincenzo Gioberti" blijkt datt hij in het bezit was van de volgende titels: Corniani, G.B., / secoli della letteratura italiana, Brescia 1804-1813, 99 delen; Ginguené, P.L., Histoire littéraire dltalie, de editie van 1820-1821; Maffei, G., Storia della letteratura

italiana,italiana, Milano 1824; Schlegel, A.W., Corso di letteratura drammatica (de Ital. vert. uit 1817 van Giovanni

Gherardini);; Sismondi, J., De la littérature du midi de I'Europe, Paris 1813; Tiraboschi, G., Storia della letteratura

italiana,italiana, Modena 1787-1794, 16 delen; Ugoni, G, Della letteratura italiana nella seconda meta del sec. XVIII, uit

1820.. Bovendien vermeldt deze Catalogo nog: de Conciliatore uit 1818; van Ugo Foscolo onder meer de volgende edities:: Ultime lettere di Jacopo Ortis, aggiuntovi i Sepolcri ed altre poesie, Milano 1813, Dell'origine e dell'ufficio

delladella letteratura, Milano 1815, Saggi sopra il Petrarca, 1824; Staél (De Mad.c), Oeuvres completes, Bruxelles

1820-1821;; Vico, G.B., Principii di Scienza nuova, Milano 1816, Della antichissima sapienza [italica], Milano 1815. Zie voorr deze Catalogo de Manoscritti di V.G., vol. 54, te raadplegen op de Biblioteca civica te Turijn. Op de lijstjes met titelss die Gioberti vlak voor zijn verbanning naar Frankrijk opstelde verschijnen bovendien nog: de Antologia uit 1829; Schlegel,, F., Corso di letteratura [antica e moderna], in de vert. uit 1828 van Francesco Ambrosoli, en Sismondi's

HistoireHistoire des républiques italiennes, Paris 1826 (zie V. Gioberti, Epistolario. Edizione nationale, a.c.d. G. Gentile e

G.. Balsamo-Crivetli, Vallecchi, Firenze 1927, I, pp. 217-222).

22

Meditazioni filosofiche inedite di Vincenzo Gioberti pubblicate dagli autograft della Biblioteca civica di Torino

daa E. Solmi, Barbéra, Firenze 1909.

JJ

Zie in de Meditazioni filosofiche met name de volgende paragrafen: XVI ('La critica è nello stesso tempo letterariaa e scientifica'), LIX ('Romanzieri e romanzi'), LXXVIII ('Disegno di una storia della filosofia'), CXIV ('Scrittorii di sentimento e scrittori d'idee'), CXCVIII ('Le arti e Ie lettere debbono adattarsi ai tempi e ai luoghi e conservaree i loro nazionali caratteri'), CCXXXI1I ('Scrittori di ragione e di sentimento'), CCLXXVHI ('Qual sia il finee della letteratura').

(26)

Inn de uit dezelfde jaren als genoemde aantekeningen daterende Studi filologie f en inn de nog iets oudere, uit de jaren 1818-1822 daterende, Pensieri5 geeft Gioberti, zij het sporadisch,, wél blijk van eigen opvattingen over de literatuurgeschiedenis.6 Behalve algemenee beschouwingen over literatuur (genres, classicisme, romantiek) treffen wij in de

Pensieri,Pensieri, zoals wij nog zullen zien in het derde hoofdstuk, ook literair-historische

beschouwingenn aan, waarin met name aandacht wordt gegeven aan het nationale karakter vann de literatuur. De Studi filologici zijn hoofdzakelijk gewijd aan afzonderlijke auteurs, niett alleen uit de Italiaanse maar ook uit de Duitse en Engelse literatuur.

Eenn ander document van Gioberti's literair-historische belangstelling is zijn Diario uitt 1821, een dagelijks verslag van wat hij gelezen en geschreven had. Uit dit dagboek blijktt dat Gioberti de literatuurgeschiedenis van zowel Sismondi als Ginguené uitputtend bestudeerde.7 7

Overigenss werd Gioberti, zoals hij zelf schrijft, niet alleen tot de literatuur of de filosofiee aangetrokken, maar tot een combinatie van beide. In een van zijn vroege aantekeningenn schrijft hij: "Io aveva dalla natura la tendenza non alia pura letteratura, né aliaa pura filosofia, ma a una filosofïa-letteratura, che perciö me Ie faceva amare entrambe".88 In de woorden van Giovanni Gentile, die een belangrijk deel van zijn filosofisch-historischh onderzoek aan Gioberti heeft gewijd: "La mente del giovane Gioberti

44 Studi filologici dell'immortale filosofo Vincenzo Gioberti, ax.d. D. Fissore, Torino 1867. De editie waaruit ik

citeerr is: Scritti letterarii di Vincenzo Gioberti tratti dagli autograft, coll'aggiunta di un indice generale alfabetico delle materie,, Torino 1877.

55 Pensieri di Vincenzo Gioberti. Miscellanee, Napoli 1859-1860, 2 tomi. Ik citeer uit de editie van 1865. 66

Relevante teksten treffen we onder meer aan in: Pensieri. Miscellanee I, pp. 45-46 ('Le opere letterarie sono 1'espressionee della societa'), 104-105 {'Per lodare gli scrittori bisogna camminare ben adagio1), 149-153 ('Deirarte

delloo scrivere libri1), 448-449 ('Dei concetti contrarii al buon gusto'), 477-482 ('De' varii generi de' libri di una nazione');; deel II, pp. 120-121 ('Della critica storica'), 368-369 ('Dei progressi della letteratura'), 470-472 ('Della poesiaa romantica'), 480-482 ('Dei motivi della decadenza della letteratura'), 482-484 ('Della letteratura classica e romantica'),, 488-492 ('La letteratura italiana nel Trecento fu eminentemente nazionale'), 502-503 ('Qual sia il secolo d'oroo della lingua italiana'); Scritti letterarii, pp. 1-33 ('Studi filologici1), 100-103 ('Del classicismo nazionale'), 103-1044 ('Classicismo e romanticismo'), 104-106 ('Se si possano o si debbano tentare nuove vie in letteratura'), 109-112 ('Dell classicismo letterario de' nostri giomi'), 113-115 ('De' soggetti a trattarsi nella nostra letteratura'), 227-229 ('Il Tiraboschii e i primi cultori delle scienze'), 235-237 ('Dei raffronti della varie letterature'), 237-238 ('Se la nostra linguaa debba chiamarsi fïorentina, o toscana, o italiana').

77 Zie voor dit diario: Ricordi biografici biografici I, pp. 16-51. Gioberti maakt melding van de bestudering van resp. A.W.

Schlegelss Corso di letteratura drammatica, Sismondi's Letteratura italiana dal sec. XIV sino al principio del sec. XIX, enn Ginguené's Histoire littéraire d'Italië.

(27)

eraa un crogiuolo rovente di tutti i maggiori interessi del tempo suo, che si venivano fondendoo per raggiungere la forma d'un sistema filosofico romantico".9

Uitt deze summiere schets van Gioberti's literair-filosofische interesse moge duidelijkk zijn dat Gioberti meer een filosofische dan een geschiedkundige aanleg had, en zekerr geen vertegenwoordiger was van het legioen der erudieten, zoals Tiraboschi en Cornianii dat waren. Het is belangrijk dit vast te stellen indien wij willen weten wat het gezichtspuntt was van waaruit Gioberti de literatuurgeschiedenis las. Uit zijn Catalogo wetenn wij welke auteurs in zijn bibliotheek te vinden waren. Met name van Tiraboschi, Corniani,, Ginguené en Sismondi zullen wij de doorwerking bij Gioberti moeten nagaan. Waarr lette hij op bij lezing van Ginguené? En wat vond hij belangrijk in Tiraboschi? Zoalss zal blijken uit Gioberti's benadering van de literatuurgeschiedenis, zoals die vooral inn de jeugdgeschriften tot uiting komt, was hij minder geïnteresseerd in de geschiedenis vann de letterkundigen, zoals de achttiende-eeuwse erudieten dat waren, dan in de geschiedeniss van de literatuur zelf.

1.11 Eruditie en "filosofie"

Hett typische kenmerk van de achttiende-eeuwse literatuurgeschiedenis was het vertoonn van eruditie en de afwezigheid van een verklaring van de historische "feiten". Het trefwoordd van de critici van de pure eruditie was "filosofie" of "filosofische geschiedenis": daarmeee zou pas betekenis en zin van de literatuurgeschiedenis geduid kunnen worden. Zoo streven de door de ideologues geïnspireerde historici ernaar niet alleen de "feiten" op eenn rijtje te zetten maar vooral de "oorzaken" daarvan op het spoor te komen. De plaatsingg van de eruditie binnen een filosofisch kader vormt het belangrijkste probleem vann de literatuurgeschiedenis van het eind van de achttiende en het begin van de negentiendee eeuw.

Eenn door "filosofie" gedragen algemene literatuurgeschiedenis was het Discorso

soprasopra Ie vicende della letteratura van Carlo Denina10. Dit werk, dat in Gioberti's

99

G. Gentile, 'Lettere e scritti inediti di Gioberti e studi sul pensiero giobertiano' (1924), in Idem, Albori della

nuovanuova Italia. Varieta e document i, a.c.d. Vito Bellezza, Sansoni, Firenze 19692, II, pp. 45-81, aldaar p. 68.

100

C. Denina, Discorso sopra Ie vicende della letteratura, Torino 1761 [=1760]. Op de in 1784 te Berlijn verschenenn derde editie is de Duitse vertaling gebaseerd waaruit ik citeer: Ueber die Schicksale der lAteratur. Aus dem

ItalienischenItalienischen des Herrn Abts Denina; mit dessen Verbesserungen und Zusatzen duren. Friedr. Gotth. Serben,

(28)

bibliotheekk ontbreekt11, zoekt naar de oorzaken van de "lotgevallen" (opkomst, bloei en verval)) van de literatuur.12 Zoals Denina in zijn brief aan Frederik II over "de vooruitgangg in de kunsten" uiteenzet, is hij van mening "che la decadenza e la corruzione dell gusto sono figlie di un desiderio soverchio di novita [...] '\13 Een nieuwe opbloei vraagtt een meer moderne benadering die afstand neemt van de regels der retorica.14 Deninaa ontleende deze zienswijze aan de grote filosofen van de Verlichting, die de relatie haddenn gelegd tussen politieke vrijheid en vooruitgang, en omgekeerd tussen onderdrukkingg en verval van de letteren.15 Deze thema's vinden wij terug niet alleen bij dee negentiende-eeuwers Ginguené en Salfi maar ook bij de achttiende-eeuwer Tiraboschi. Tiraboschi'ss literatuurgeschiedenis was bedoeld als "la Storia dell'Origine e de' Progress!! delle Scienze tutte in Italia".16 Zijn "ordening" was strikt chronologisch en systematisch,, en dat leverde hem de kritiek op dat het filosofisch kader ontbrak.17 Een aanzett tot interpretatie vinden wij wél in het hoofdstuk 'Idea generale dello stato civile ee letterario' waarmee elk boek opent.

Ookk in de Secoli della letteratura italiana van Giambattista Corniani18, dat evenalss het door Ugoni geschreven supplement in bezit was van Gioberti, ontbrak het filosofischh kader nog. Overigens was Corniani de eerste die de richting insloeg naar een literatuurgeschiedeniss die is opgezet volgens een selectief criterium, dat gebaseerd is op

1'' In het Primato wordt Denina éénmaal genoemd, in het hoofdstukje over de "filosofia storica" (Del primato II,

p.. 248). Aan de Vicende wordt echter geen speciale aandacht besteed.

122 "Chiara espressione della volonta enciclopedica e del cosmopolitismo culturale di meta secolo, se non altro per

laa vastita dell'area indagata, Ie Vicende cercano Ie ragioni del susseguirsi di momenti di splendore e di decadenza nella letteraturaa [...] " (Pizzamiglio-Pensa, 'L'idea di nazione nella storiografia letteraria italiana del Settecento', p. 34).

133

Geciteerd uit de Berlijnse editie van 1784, in V. Masiello, 'Carlo Denina riformatore civile e storico della letteratura'' in BelfagorXXIX (1969), 1, pp. 501-546, aldaar p. 536.

144

Getto, Storia delle storie, p. 64.

155 "In molti modi la sorte delle arti va unita a quella delle civili societa, e Ie vicende della letteratura seguono Ie

rivoluzionii delli stati, tanto nel crescere quanto nel declinare" (geciteerd uit de editie van 1784, in ibid., p. 68).

166

Tiraboschi, 'Prefazione deH'autore', Storia della letteratura italiana, Roma 1782-1785, I, p. xv. Ook in het vervolgg citeer ik uit deze editie, die 9 tomi omvat.

'77 In de Prefazione van de tweede editie (Modena, 1787-1794) geeft Tiraboschi zelf toe dat hij wellicht te veel

belangg heeft gehecht aan de "cronologiche discussioni" en de "minute ricerche" (aldus geciteerd in F. Daneion, Dal

librolibro da indice al mammie. La storiografia letteraria in Italia del primo Ottocento e l'opera di Paolo Emiliani Giudici,

ed.. dell'Orso, Alessandria 1994., p. 20).

188 G.B. Corniani, / secoli della letteratura italiana dopo il suo risorgimento, Brescia 1804-1813, 9 tomi. De

ontbrekendee periode, de tweede helft van de 18e eeuw, werd behandeld door Camillo Ugoni, Della letteratura italiana

(29)

"artistiekee kwaliteit" en "historisch belang".19 Resultaten van erudiet en biografisch onderzoekk worden door Corniani wel gebruikt, maar zelf zal hij zich niet met dit soort onderzoekk bezighouden.20 Wat Corniani met zijn achttiende-eeuwse voorgangers verbindt iss enerzijds de opzet als een serie van chronologisch geordende biografieën, anderzijds de intentiee om tegenover de overmacht aan buitenlandse invloeden de eigen Italiaanse cultuur tee herwaarderen.21 Wat Corniani echter van met name Tiraboschi onderscheidt is dat hij ordee aanbrengt in de chaos van het erudiete materiaal.22

Eenn meer "filosofische" aanpak vinden wij in de aanvulling die Ugoni schreef op dee Secoli della letteratura italiana en waarin voor het eerst een hele periode gekarakteriseerdd wordt met een centraal motief, terwijl ook het "gevoel van italianita" meerr inhoud en "warmte" krijgt. Het is duidelijk dat in Ugoni's Letteratura, die in 1820 uitkwam,, de impulsen van Ginguené en Sismondi reeds doorwerken.23

Hett zijn de grote handboeken uit de eerste helft van de negentiende eeuw, van Ginguené,, Salfi en Sismondi, die proberen een zekere ordening of logisch verband aan te brengenn in de massa van literaire feiten, het studieobject van de erudiete school. In zijn

HistoireHistoire littéraire d'Italie was Pierre Louis Ginguené, die zich voor wat de "feiten" betreft

vaakk op Tiraboschi beroept, vooral geïnteresseerd in het verband tussen de literaire en de politiekee geschiedenis:

C'estt 1'état de ces progrès et de cette culture dans chaque nation et a chaque époque, que 1'on veut particulièrementt connaïtre. N'est-ce pas dire assez clairement que c'est en dernier résultat, l'histoire littéraire quee 1'on cherche dans l'histoire politique, et qu'envisagée sous ce rapport, 1'une n'est, pour parier ainsi, que Iee cadre de 1'autre?24

Inn het tiende deel van de Histoire, dat verscheen in 1823, wijdt Francesco Saverio Salfi,, die na Ginguené's dood de voortzetting van het werk op zich genomen had, een lovendd stuk aan Ginguené's "filosofische" benadering, die zich niet alleen bezig had gehoudenn met de relatie tussen literatuur en maatschappij, maar ook met de invloed van

199 Daneion, Dal libro da indice al manuale, p. 37. 200

Getto, Storia delle storie letterarie, p. 105.

211 "Lo scopo principale della mia fatica è di scoprire all'Italia quell'oro, che abbonda entro il suo seno, onde si lasci

menoo abbagliare dall'orpello, che su lei ribocca dai lidi stranieri" (Corniani, I secoli della letteratura italiana, pp, xi-xii). .

222

Getto, Storia delle storie letterarie, pp. 108-109.

** Ibid., pp. 113-114.

(30)

dee betreffende eeuw en natie op het "karakter" van een bepaalde auteur.25 Deze thematiekk zal door Gioberti, die overigens de door Salfi geredigeerde delen van de

HistoireHistoire niet zelf bezat, verwoord worden onder de noemer van het "Italische stempel".

Mett name in zijn artikelenreeks 'Du génie des Italiens et de 1'état actuel de leur littérature'266 gaf Salfi uitdrukking aan zijn visie op de Italiaanse literatuur en haar "primaat".277 In deze beschouwingen, die het theoretisch fundament leveren dat in Gioberti'ss uitspraken over het genio nationale ontbreekt, doet Salfi een poging vast te stellenn waarin het "Italiaanse karakter" zich nu eigenlijk van dat van de andere nationaliteitenn onderscheidde. Aldus wilde hij een waarheidsgetrouw beeld schetsen van dee Italiaanse literatuur, en daarmee gevoelens van meer- of minderwaardigheid ten aanzien vann andere literaturen in het juiste licht plaatsen:

Cee qu'il nous convient de rechercher c'est Ie rang que doit occuper 1'Italie dans la république des lettres, aujourd'huii que la plupart des autres nations ont fait de si étonnants progrès dans la civilisation et dans les beaux-artss en general. Essayons done de tracer un tableau de 1'ltalie littéraire en nous raettant en garde contre less éloges exagérés des uns et les injustes critiques des autres. Au lieu de répéter ce qu'elle a été, il sera plus utilee indiquer ce qu'elle est, ou mieux encore ce qu'elle pourrait devenir.2*

Dee door Salfi zelf onderstreepte formulering zal later weer gehanteerd worden in dee epiloog van het Primato, een duidelijk voorbeeld van beïnvloeding van Gioberti door Salfi.. In die epiloog geeft Gioberti toe dat hij, in de geschetste visioenen, gezwicht is voor eenn "zoete illusie", maar — zo voegt hij eraan toe — hij had niet het miserabele heden opp het oog maar de glorieuze toekomst:

Cedendoo a questa soave illusione, come i nostri antichi Pitagorici, e Platone, lor successore ed erede, io mi sonn figurata 1'Italia, non gia qual è, ma qual dovrebbe essere, e qual potrebbe divenire.M

255 "Une autre qualité non moins remarquable la distingue encore de toutes celles qui 1'ont précédée; c'est eet esprit

philosophique,, dont 1'auteur est redevable a son siècle et a sa nation, qui lie les objets de la littérature et de la philosophicc avec les interets de la religion et de la politique [...] et nous fait apprécier Ie caractère non seulement des auteurss et de leurs ouvrages, mais aussi de la nation et du siècle qui les ont produits" (F.S. Salfi, 'Eloge de P.L. Ginguené',, geciteerd in G. Goggi, 'Francesco Saverio Salfi e la continuazione délVHistoire littéraire dltalie del Ginguené',, I, in Annali della Scuola normale superiore di Pisa, III*, II (1972), pp. 641-702, aldaar p. 682).

266

Vijf afleveringen in de Revue Encyclopédique van 1819. Vgl. Goggi, 'Francesco Saverio Salfi' , pp. 644 sgg. Dee term "génie" heeft, evenals het veel door Gioberti gebruikte "genio", behalve de betekenis van "genie" ook die van (volks)aard,, karakter, geest.

277

P. Giannantonio, 'Salfi e De Sanctis storiografi della letteratura', in Otto/Novecento, 1980, 5/6, pp. 135-150, aldaarr pp. 138, 141.

288

Geciteerd uit de Revue Encyclopédique in G. Goggi, 'Francesco Saverio Salfi', p. 645.

(31)

Dee eigenschappen van het Italiaanse karakter die Salfi met name noemt, en die zich naarr zijn idee speciaal uitdrukken in het secentismo, de kunstmatige stijl van de zeventiendee eeuw, zijn: "imagination ardente", "enthousiasme", "grande fécondité", "verve prodigieuse",, "singuliere flexibilité d'esprit".30 Door deze eigenschappen in het volle licht tee stellen wilde Salfi de stelling ontkrachten volgens welke de Italiaanse geest door de politiekee onvrijheid zo verzwakt was geraakt, dat daardoor de vorming van een nationale cultuurr werd verhinderd.31 Ook in de periode van het zogenaamde verval was "de liefde voorr de onafhankelijkheid en de vrijheid" een constante van het Italiaanse karakter geweest.. Indien het "génie des Italiens" zich niet altijd manifesteert, zo stelt Salfi, komt datt door de ongunstige politieke en religieuze obstakels die een volledige ontplooiing in dee weg staan (pp. 649-650).

Dee literair-historische bijdrage van Salfi heeft wellicht niet die aandacht gekregen diee zij verdient, omdat zij altijd in de schaduw heeft gestaan van Ginguené's Histoire. Duidelijkerr dan bij Ginguené of Sismondi komt echter bij Salfi naar voren wat hij met zijn literatuurgeschiedeniss voorheeft: een histoire philosophique in plaats van "ijdele eruditie", bevorderingg van de zaak van de civilisation en van de vooruitgang van de esprit humain (p.. 674). In deze doelstellingen van de "filosoof Salfi, waarbij wij "filosofie" moeten interpreterenn enerzijds als methode* anderzijds als ideologie (p. 682), zien wij een duidelijkee doorwerking van de principes van de Verlichting. Dat hij ook de uitgangspunten vann Ginguené overnam blijkt uit het voorwoord tot zijn Résumé, waarin hij zich namelijk wildee beperken "aux objets qui appartiennent a la littérature proprement dite [...] , ceux quii marquent ses progrès, ses vicissitudes et caractères, ainsi que les circonstances qui ont Iee plus influé sur son esprit et les principaux résultats de cette influence".32

Terwijll Ginguené en Salfi de literatuurgeschiedenis op "filosofische" of "ideologische"" wijze benaderden, deed Sismondi, in zijn De la littérature du Midi de

l'Europe,l'Europe, dat op meer "sociologische" manier. Hij onderzocht immers de onderlinge

wisselwerkingg tussen de literatuur en de maatschappij. Het ging Sismondi allereerst om Tinfïuencee réciproque de 1'histoire politique et religieuse des peuples sur leur littérature,

300

Door Voltaire en andere verlichtingsfilosofen was het karakter van de Italiaanse taal en literatuur, in overeenstemmingg met de klimaatstheorie, benoemd als: "zacht", "vriendelijk", "teder" (Getto, Storia delle storie

letterarie,letterarie, p. 59).

311

Goggi, 'Francesco Saverio Salfi', pp. 645-47.

322

F.S. Salfi, Résumé de 1'histoire de la littérature italienne, Paris 1826, pp. vii-viü. Hier verwijst Salfi mogelijk naarr de "ruime" opvatting van literatuur zoals die in Ginguené's Histoire gehanteerd werd.

(32)

ett de leur littérature sur leur caractère".33 Sismondi beperkte zich overigens tot de belangrijkstee auteurs, en verwees voor meer gedetailleerde informatie naar Ginguené. Voor dee romantische literatuurkritiek in haar geheel, maar voor Sismondi in het bijzonder, gold hethet adagium, dat de literatuur beschouwd moet worden als "uitdrukking van de maatschappij"" {letteratura come espressione della societa).M Dit concept, dat door Louis Dee Bonald als eerste geformuleerd was, zou ook door Gioberti worden gerecipieerd: "Ogni operaa letteraria è 1'espressione della societa, del governo, del secolo in mezzo a cui è prodotto,, siccome dice saggiamente il Bonald".35

Hett idee van een "storia filosofica", zoals hierboven toegelicht, vinden wij onder meerr terug bij Giovanni Berchet. In het in de jaren 1818-1819 verschenen literaire blad

IIII Conciliatore, spreekbuis van de patriottische en romantische beweging, schrijft Berchet

bijvoorbeeld:: "Noi abbiamo in Italia storie della nostra letteratura quante ne vogliamo. Il Crescimbeni,, il Quadrio, il Fontanini36 ed altri ei furono prodighi di notizie biografiche ee bibliografiche [...] . Ma se pei padri nostri potevano bastare quelle congerie di notizie pressochéé nude di ogni filosofia, non bastano ora piü per noi [...] ".37 Ook het werk van Giuseppee Montani, een belangrijk medewerker van het romantisch-liberale tijdschrift

Antologia,Antologia, kan beschouwd worden als een van de eerste pogingen tot een "sociologische

interpretatie"" van de literaire feiten.38 Aan hetzelfde onderwerp was al eerder aandacht besteedd door Ugo Foscolo. In zijn vroege werk, met name in de Chiose™, gaat Gioberti

"" J.Ch.L. Simonde de Sismondi, De la littérature du Midi de l'Europe, Paris 1813, t. I, pp. 10-11.

344

A. Ferraris, 'Introduzione' tot G. Montani, Scritti letterari, Einaudi, Torino 1980, pp. vü-cviii, aldaar p. lvi. Onderr de medewerkers aan de Conciliatore heerste hetzelfde idee, dat — zoals Giovanni Berchet op polemische toon opmerktt — in het werk van Tiraboschi ontbreekt.

355 Pensieri. Miscellanee I, pp. 45-46. Maar het literaire werk geeft tevens uitdrukking aan de "natuur" van de

auteurr zelf, "e quando questa natura opponsi alia societa, escono allora quegli scritti che coH'impronto della societa ee del secolo portano quello del nuovo ingegno produttore" (ibid.).

366 G.M. Crescimbeni, L'istoria della volgar poesia (1698), Comentari (1702-1711, 5 delen); F.S. Quadrio, Della

storiastoria e della ragione di ogni poesia (1739-1752, 7 delen); G. Fontanini, Dell'eloquenza italiana (1726).

377 II Conciliatore. Foglio scientifico-letterario, a.c.d. V. Branca, Le Monnier, Firenze 1965,1, n. 21 (12-11-1818),

p.. 329. Het betreft een serie artikelen van Berchet over de Geschichte der Poesie und Beredsamkeit van Friedrich Bouterwek,, waarvan de eerste delen, over de Italiaanse literatuur, in 1801 verschenen waren.

388

Ferraris, 'Introduzione' tot G. Montani, Scritti letterari, p. xlix. Vgl. Getto, Storia delle storie letterarie, p. 141.

399

Vgl. C. Calcaterra, 'Gli studi danteschi di Vincenzo Gioberti', in Dante e il Piemonte, Bocca, Torino 1922, pp. 39-256,, aldaar pp. 123-124 en noot.

(33)

meerr in op diens literatuurkritiek dan in de grote gepubliceerde werken.40 In de Brusselse periodee zou Gioberti studie maken van Foscolo's Discorso sul testo della Commedia di

Dante.Dante.4141 In het Primato wordt Foscolo slechts terloops, en meestal in het kader van een opsommingg vermeld.In het laatste hoofdstuk van Del bello wijst Gioberti de "rationalistische"" Dante-interpretatie van Foscolo af.42 En in de Gesuita moderno vergelijktt hij de "troosteloze filosofie" van de Ultime lettere di Jacopo Ortis met die van Leopardi.43 3

Foscoloo nu had in zijn inaugurele rede uit 1809, 'Deirorigine e dell'ufficio della letteratura',, waarvan de tekst in Gioberti's bezit was44, zijn oordeel uitgesproken over de literatuurgeschiedschrijvingg van de achttiende eeuw. Het erudiete onderzoek van Crescimbeni,, Quadrio en Tiraboschi had slechts "feiten" opgeleverd, maar niet een echte "geschiedenis",, want "se la storia senza la filosofia non è che serie cronologica d'avvenimenti,, Ie disquisizioni critiche senza avvenimenti non sono mai storia".45 Foscolo besluitt zijn rede met deze beroemde klacht:

Eccovii annali e commentari e biografi ed elogi accademici, e il Crescimbeni ed il Tiraboschi ed il Quadrio; maa dov'è un libro che discerna Ie vere cause della decadenza dell'utile letteratura, che riponga 1'onore italiano piüü nel merito che nel numero degli scrittori, che vi nutra di maschaa e spregiudicata filosofia, e che col poteree dell'eloquenza vi accenda all'emulazione degli uomini grandi? Ah, Ie virtü, Ie sventure, e gli errori deglii uomini grandi non possono scriversi nelle arcadie e nei chiostri!46

Foscoloo drong in feite aan op een samensmelting van de "filologische" methode vann Muratori47 met de "historisch-filosofische" methode van Giambattista Vico48, die 400 Volgens Edmondo Solmi zou Gioberti "om godsdienstige en politieke redenen" vermeden hebben Foscolo te

noemen.. Maar uit de door hem bestudeerde handschriften blijkt wel, aldus Solmi, hoe groot Gioberti's waardering was voorr "de menselijke en poëtische grootheid" van Foscolo (zie C. Sgroi. L'estetica e la critica letteraria in V. Gioberti, Vallecchi,, Firenze [1921], p. 171).

411

Ibid. Het betreft een door Mazzini in 1842 gepubliceerde uitgave van Foscolo's editie van de Commedia. In deze

uitgavee ging het Discorso van Foscolo vooraf aan de tekst van Dante.

422

Del bello, p. 238.

433

Gesuita moderno III, p. 280 noot. Vgl. Sgroi, L'estetica e la critica letteraria, p. 172.

444 Zie boven, p. 21, noot 1.

455 U. Foscolo, 'In difesa dell'orazione inaugurale', in Edizione nazionale VII, 'Lezioni, articoli di critica e di

polemicaa (1809-1811)', a.c.d. E. Santini, Le Monnier, Firenze 1933, pp. 45-52, aldaar p. 49.

466 U. Foscolo, 'DeU'origine e dell'ufficio della letteratura', in ibid., pp. 3-37, aldaar p. 33. 477

L.A. Muratori, auteur van Della perfetta poesia italiana (1706), geldt als exemplarisch voor de achttiende-eeuwsee eruditie. Zo wordt Tiraboschi door De Sanctis nog gekarakteriseerd als "il Muratori della nostra letteratura" (Dee Sanctis, Storia della letteratura italiana, Einaudi-Gallimard, Torino 1996, pp. 738-39. Ik citeer in het vervolg uit dezee editie).

(34)

inn zijn ogen vertegenwoordigd werden door respectievelijk Tiraboschi en Denina.4 Foscolo,, de auteur van de Epoche della lingua italiana50, kan beschouwd worden als een

vann degenen die zich het grondigst in de methodiek van de literatuurgeschiedschrijving verdieptt hebben. Zijn "filosofie" hield zich onder meer bezig met de maatschappelijke betekeniss van de literatuur, en de daarmee samenhangende morele en publieke functie van dee letterkundige.51 Daarmee voegde Foscolo zich in een traditie, die door Vittorio Alfïeri gevestigdd was. In zijn Del principe e delle lettere had Alfïeri immers een apart traktaat gewijdd aan de verhouding tussen de vorst en de schrijver. Ook Gioberti zal aan de publiekee functie van de scrittore ideale een hoofdstuk wijden, zowel in het Primato als inn het Rinnovamento.52

Hett belangrijkste probleem waar de literatuurgeschiedschrijving van het primo

OttocentoOttocento zich voor gesteld zag, en waar ook Gioberti dus mee te maken had, bestond in

hett construeren van een filosofisch kader waarin de door het erudiete onderzoek verzameldee feiten een plaats konden vinden.

1.22 Wat is "Italiaanse literatuur"?

Eenn tweede meer concreet probleem, na dat van de filosofische "ordening", is dat vann de "afbakening" van het terrein van de Italiaanse literatuurgeschiedenis. Wij kunnen hierinn meerdere aspecten onderscheiden: een chronologisch-geografisch, een linguïstisch enn een inhoudelijk aspect. De eerste vraag is dan: wanneer en waar is de Italiaanse literatuurr ontstaan? Voor Tiraboschi heeft de chronologie geen begrenzing, want het gaat hemm eenvoudig om al die schrijvers "die op dat grondgebied leefden dat nu Italië heet".53

488

Vico is de auteur van het historisch-filosofïsche werk Principj di una Scienza nuova dintomo alia comune

naturanatura delle nazioni, dat in 1725 te Napels verscheen (er volgden nog twee nieuwe edities in 1730 en 1744). Het werk

hadd grote invloed op de negentiende-eeuwse, met name Franse, geschiedschrijving (Michelet, Guizot).

499

Getto, Storia delle storie letterarie, p. 152.

500

Zie beneden, p. 38.

511

De maatschappelijke functie van de schrijver aan het begin van de negentiende eeuw wordt behandeld in: U. Kunkel,, 'Die Intellektuellen und die Macht. Zu den politischen Ansichten eines «libero scrittore»: Ugo Foscolo (1778-1827)',, in Italienische Studiën 13 (1992), pp. 23-41; G. Melli Fioravanti, 'Immagine e ruolo del letterato romantico nell «Conciliatore»', in Rassegna della letteratura italiana 82 (1978), pp. 18-44. Vgl. B. Martinelli, 'Ugo Foscolo «storico»» della letteratura', in Otto/Novecento, 1980, pp. 5-29, aldaar p. 7.

522 Del primato III, pp. 193-263, 'Degli scrittori italiani'; Del rinnovamento. Libra secondo, cap. 8, 'Degli

scrittori'. .

533 " [...] che vissero in quel tratto di paese che ora dicesi Italia" (Tiraboschi, Storia della letteratura letteratura italiana I, p.

(35)

Alduss laat hij zijn geschiedenis aanvangen bij de Etruskische literatuur, om dan via de Grieksee en Latijnse pas in het vierde deel — wij schrijven dan eind twaalfde eeuw — toe tee zijn aan de Italiaanse literatuur. Het is duidelijk dat voor de bibliothecaris van het huis d'Estee de naam "Italië" weliswaar bewondering en trots oproept54, maar dat die naam nog niett de "nationale" lading heeft die hij in de negentiende eeuw zou krijgen. Met Carlo Dionisottii kunnen wij stellen dat de benaming "Italië" voor Tiraboschi slechts een "geografischee uitdrukking" was, en een "degelijk vat voor de vloeibare stof die hij wilde verzamelen".555 Literatuurgeschiedenis dus als "container" van alle mogelijke "literaire feiten". .

Terwijll in de Secoli van Corniani het beginpunt van de Italiaanse literatuur, en dat inn overeenstemming met Saverio Bettinelli's Risorgimento d'Italia dopo il Mille (1773), zo'nn duizend jaar dichterbij gebracht wordt, n.1. aan het begin van de elfde eeuw, laat Ginguenéé zijn Histoire aanvangen met een beschrijving van de situatie waarin de Griekse enn Latijnse literatuur zich bevonden bij de troonsbestijging van keizer Constantijn, dit in hett kader van de kwestie van het "verval" der letteren aan het einde van het klassieke tijdperk.. Ginguené ziet "de lange en donkere nacht" van de Middeleeuwen pas weer oplichtenn als in de dertiende eeuw de Italiaanse poëzie geboren wordt.56 Voor Sismondi geldtt als startpunt van zijn Littérature du Midi de l'Europe het verval van het Latijn en dee vorming van de Romaanse talen, waarmee hij dus een linguïstisch criterium hanteert. Ditt blijkt ook bij de behandeling van de vijftiende eeuw, waarvan Sismondi zegt dat de Latijnsee productie van de humanisten geen deel kan uitmaken van de Italiaanse literatuur. Daarinn verschilde hij van mening met Ginguené, die in zijn voorwoord juist gesteld had:

Less utiles travaux de ce savant quinzième siècle doivent intéresser particulièrement tous les amis des lettres. Dss prouvent combien on possède mal 1'Histoire littéraire d'Italie quand on n'en connatt que la littérature italienne.57 7

544 In zijn voorwoord stelt de auteur: "Non vi ha Scrittore alcuno imparziale e sincero, che alia nostra Italia non

concedaa volontieri il glorioso nome di Madre e Nudrice delle Scienze, e delle Belle Arti" {ibid., p. ix).

555

Dionisotti, 'Geografia e storia della letteratura italiana', p. 26.

566

Ginguené, 'Preface', Histoire littéraire d'Italie I, p. 6. In een artikel in de Decade philosophique, politique et

littérairelittéraire van 1795 had Ginguené al gesteld dat Italië "enfin donna Ie signal de la renaissance des lettres; Ie siècle de

Dante,, de Pétrarque et de Boccace fut 1'aurore des beaux siècles de la littérature moderne" (geciteerd in M. Zini, 'Il Ginguenéé e la letteratura italiana', I, in Giornale storico della letteratura italiana XCV (1930), pp. 209-242, aldaar p.. 220 noot).

577

Ginguené, 'Preface', Histoire littéraire d'Italie, p. 8.

(36)

Hett spreekt vanzelf dat Tïraboschi, met zijn opvatting van de Italiaanse literatuur alss "vangnet", geen probleem had met het opnemen van de Latijnse humanisten-literatuur.58 8

Watt betreft het "inhoudelijk" aspect moeten wij allereerst denken aan het bereik vann respectievelijk de termen letteratura en belle lettere. Onder letteratura vielen in principee alle "kunsten en wetenschappen", van de schilderkunst via de poëzie naar de muziekk of de wiskunde.59 Deze ruime opvatting van literatuur werd nog aangehangen doorr Tiraboschi, die in feite een "cultuurgeschiedenis" schreef, of daar in ieder geval het materiaall voor leverde, en in het algemeen door de achttiende-eeuwse literatuurhistorici, alss Denina en Andrés.60 Maar ook Ginguené hing deze opvatting nog aan, al kwamen bij hemm de kunsten en wetenschappen alleen nog in de inleidende hoofdstukken van de verschillendee eeuwen ter sprake. Pas bij Sismondi kunnen wij spreken van een literatuurgeschiedeniss die zich beperkt tot de "schone letteren".

Enkelee theoretische aspecten van het onderwerp werden behandeld door Niccolö Tommaseo,, onder meer de noodzaak om de reikwijdte van het begrip "literatuur" te beperken,, en de opportuniteit van een biografisch gedeelte. Over het eerste onderwerp schrijftt Tommaseo:

Finchéé col titolo di storia d'una letteratura s'abbraccera tutta intera la storia delle lettere e delle scienze, oso diree che non s'avra mai storia letteraria compiuta. Come mai un solo uomo puö leggere, intendere, giudicare conn vera cognizione di causa, tutte quante sono Ie opere da una intera nazione prodotte nello spazio di venti ee piü secoli? [...] . Noi gia vediamo nel Tiraboschi e nel Ginguené, che sia voler parlare anche di ciö che s'ignora.61 1

588 Maria Serena Sapegno wijst op de verandering die Tiraboschi doorvoert t.a.v. de renaissancistische canon {M.S.

Sapegno,, 'Tiraboschi, Storia della letteratura italiana', in Letteratura italiana, 'Le Opere' II (1993), pp. 1161-1195, aldaarr pp. 1178-1181).

599

K.D. Schreiber, Untersuchungen zur italienischer Literator- und und Kulturgeschichtsschreibung in der zweiter Halfte

desdes Settecento, Verlag Gehlen, Bad Homburg, Berlin, Zurich 1968, p. 25.

600

Overigens had Denina, in de eerste editie van zijn Vicende, een poging gedaan uitsluitend de "schone letteren" tee behandelen. Juan Andrés is de auteur van Dell'origine, de'progressi e dello stato stato attuale dogni Letteratura, Parma 1782-1799. .

611 Recensie van Tommaseo van de Istoria letteraria greca profana profana van F. Schoell in de Antologia van jan. 1829,

(37)

Bijj Salfi zien wij weer een terugkeer naar de "literatuur" in ruime zin, wat methodischh voor hem zeer belangrijk was in verband met de interpretatie van de "vervalsverschijnselen"" van het Seicento, zoals wij hierna nog zullen zien.62

Eenn ander aspect van de inhoudelijke afbakening betreft de vraag of men zich in dee literatuurgeschiedenis moet beperken tot één land of natie. Daarbij kunnen wij ons een continuümm voorstellen, waarvan extreem nationalisme en grenzeloos kosmopolitisme de tweee ideaaltypische polen vormen. Zelfs de zo kosmopolitisch ingestelde Denina beperkt zichh in feite tot de Europese literatuur, waarbij hij nog een speciale plaats toekent aan de literatuurr van Italië, dat in de Renaissance zo niet als "moeder", dan toch minstens als "voedsterr en begeleidster" van de herrezen literatuur werd beschouwd.63 Tiraboschi zou sprekenn over "de roemrijke naam" die Italië met recht draagt als "moeder en voedster van kunstenn en wetenschappen".64 Enig "nationalistisch" sentiment zal niet vreemd zijn aan zijnn verklaring dat hij, in reactie op "de afgunst van sommige vreemdelingen", Italië "nieuwee lof' wil toezwaaien.65

Dee Storia van Tiraboschi is wel beschouwd als de eerste "nationale" literatuur-geschiedeniss van Italië, of zelfs van Europa66, maar daar moeten wat kanttekeningen bij geplaatstt worden. Want in de achttiende eeuw had het begrip "Italië" meer een nationaal-culturelee dan een nationaal-politieke betekenis. Die zou het in de negentiende eeuw pas krijgen.. Het "culturele nationalisme" kwam bijvoorbeeld tot uiting in de Idea delta storia

6262

Goggi, 'Francesco Saverio Salfi', p. 647. Zie beneden, pp. 41-42.

633 "Man san nun mehr Italien zum zweyte Male von den abendlandischen Vötkern, wann nicht als Mutter, doch

wenigstenss als Emahrerinn und Begleiterinn der wieder auflebenden Litteratur betrachtet" (Denina, Ueber die

SchicksaleSchicksale II, pp. 104-105).

644 Zie noot 54.

633 "Il desiderio di accrescere nuova lode all'Italia, e di difenderlaa ancora, se faccia d'uopo, contro 1'invtdia di alcuni

traa gli stranieri [...] " (Tiraboschi, Storia della letteratura ital., I, p. xii).

666 De stelling is voor het eerst geformuleerd door George Saintsbury, History of criticism and literary taste in

EuropeEurope from the earliest texts to the present day, Edinburgh and London 1905, en overgenomen door Marino Gentille

[Gentile],, 'L'origine del tipo di storia letteraria nazionale', in Annali R, Scuola Superiore di Pisa, Classe di filosofia ee filologia, XXIX (1927), pp. 3-46, aldaar p. 4. Vittorio Santoli daarentegen ziet het eerste voorbeeld van een nationale literatuurgeschiedeniss pas in de Geschichte der poetischen National-Literatur der Deutschen van Gervinus, uit 1835 (ziee V. Santoli, 'Alle origini della storia letteraria nazionale (a proposito di G. G. Gervinus e J. Grimm)', in Rivista

didi letterature moderne e comparate XVIII (1965), pp. 5-19). Vgl. de 'Presentazione' van AA.VV., Letteratura italiana,italiana, a.c.d. A. Asor Rosa, Einaudi, Torino 1982, I, pp. xvü-xxii, aldaar p. xvii, waar het werk van Tiraboschi

beschouwdd wordt als de eerste Italiaanse literatuurgeschiedenis die zich tot taak stelde de Italiaanse "nationale identiteit"" te definiëren; Getto, Storia delle storie letterarie, p. 98.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Schmutz (2010), ‘The evaluation of popular music in the United States, Germany and the Netherlands: A comparison of the use of high art and popular aesthetic criteria.’

The second part of each interview consisted of relatively more structured questions on concepts such as ‘high culture’ and ‘low culture’, in order to specifically study

Samengevat brengen veel Nederlanders – met name hoogopgeleiden – culturele hiërarchie in de praktijk door zich te onderscheiden van, en neer te kijken op, andermans smaak,

Jingshu suggestedd bringing a few leaders of the county to the airport and when Jishi Zheng turnedd around to check with Wenyao, the latter took the phone and said: "In that

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons.. In case of

Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands.. You will

Conclusion 81 Chapterr 2 Individual and Institutional Ties: the Zheng Lineage in the.. Malayy Peninsula 85