• No results found

Voorkomen van voortijdig schoolverlaten in Amsterdam : een evaluatie-onderzoek naar het succes van Transferium

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorkomen van voortijdig schoolverlaten in Amsterdam : een evaluatie-onderzoek naar het succes van Transferium"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VOORKOMEN VAN VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN

AMSTERDAM

Een evaluatie-onderzoek naar het succes van Transferium

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen

Universiteit van Amsterdam

Student: M. Regelink Begeleider: S. Broersen Tweede beoordelaar: G.J. Stams

Praktijkbegeleiders: J. Looman (SWV) V. Fafieanie (Altra)

(2)

Abstract

This study evaluates the facility Transferium, which aims to prevent early school-leaving, in a sample of 138 students (12-16 years) at an elevated level of risk for school dropout. Almost 45% of the students were still in school 1-2 years after attending Transferium, although 10% of them did so on a lower educational level. The influence of a number of risk factors of early school leaving was examined, including truancy, being older than classmates (overage), indication for special educational needs, and ethnic minority status. Subsequently, the association between behavioral change during the intervention and post-intervention outcomes were examined, with and without controlling for risk factors for school leaving and background variables (age, gender). A deterioration of behavior during the intervention was associated with lack of success in terms of early school leaving. Aftercare predicted lower rates early school leaving. The discussion focuses on the possibility to prevent early school leaving after attending Transferium by focusing on behavioral change.

Samenvatting

In dit onderzoek wordt geëvalueerd tot in hoeverre de voorziening Transferium bijdraagt aan het voorkomen van voortijdig schoolverlaten van 138 leerlingen (12-16 jaar) met een verhoogd risico op schooluitval. In een follow-up meting wordt één à twee jaar na het verlaten van het Transferium de deelname aan het onderwijs gemeten. Bijna 45% van de leerlingen nam één à twee jaar na deelname aan Transferium nog deel aan het onderwijs, hoewel 10% hiervan op een lager niveau dan het niveau waar naar was uitgestroomd na Transferium. De invloed van een aantal risicofactoren voor voortijdig schoolverlaten is onderzocht, waaronder overmatig verzuim, ouder zijn dan klasgenoten (over-age), indicatie voor speciaal onderwijs (REC-indicatie) en behorend tot een etnische minderheidsgroep. Daarbij is het verband onderzocht tussen gedragsverandering tijdens

Transferium en het succes na terugplaatsing in het onderwijs, zowel met als zonder controle op

risicofactoren voor voortijdig schoolverlaten en achtergrondkenmerken (leeftijd, geslacht). Een verslechtering van het gedrag tijdens de interventie is gerelateerd aan schooluitval. Nazorg voorspelt minder voortijdige uitval uit het onderwijs. De discussie richt zich op de mogelijkheid om voortijdig schoolverlaten na deelname aan Transferium te voorkomen door te focussen op gedragsverandering.

(3)

Inhoudsopgave Abstract Samenvatting Introductie Theoretische onderbouwing Deze studie Methoden Onderzoeksgroep Procedure Meet-instrumenten Analyseplan Resultaten

1: Wat is het percentage jongeren dat het Transferium succesvol heeft doorlopen?

2: Welke factoren voorspellen de mate van succes na Transferium?

Discussie

Conclusies en aanbevelingen

Noten Literatuur

Bijlage 1 Rebound Eindhoven: Transferium vergeleken met 'Een tweede kans in de

Lupinestraat' (Messing, 2011).

Bijlage 2 Rebound Doetinchem: Transferium vergeleken met 'Een Younieq perspectief'

(Messing, 2012).

Bijlage 3 Rebound in de grote steden: Transferium vergeleken met

Reboundvoorzieningen in de grote steden (Van der Steenhoven, 2012).

Bijlage 4 Herstart: Ex-Transferiumleerlingen vergeleken met ex-Herstartleerlingen

(Breg-Vijlbrief & Van der Veldt, 2008).

1 1 3 3 7 8 8 8 8 9 10 10 15 18 22 23 24 27 29 31 32

(4)

Introductie

In het hier beschreven onderzoek wordt bestudeerd hoe werkzaam de voorziening Transferium is om voortijdig schoolverlaten te voorkomen bij jongeren met een hoog risico op voortijdig schoolverlaten. Hiervoor wordt gemeten of jongeren na gebruik te hebben gemaakt van de programma's die Transferium biedt, een schooljaar later nog steeds onderwijs volgen en bij voorkeur op het niveau waar ze naar uitgestroomd zijn. Tevens wordt de invloed bestudeerd van een aantal (risico)factoren die het succesvol volgen van onderwijs na Transferium kunnen belemmeren. De samenhang tussen deze factoren en de mate van succes (voorkomen schooluitval en achteruitgang in onderwijsniveau) worden nader onderzocht.

Theoretische onderbouwing

De leerplicht geldt voor jongeren tot 18 jaar, tenzij ze al eerder een startkwalificatie hebben behaald (Van der Steeg & Webbink, 2006). Jongeren tot 23 jaar worden voortijdig schoolverlaters genoemd als ze zonder startkwalificatie – zonder diploma van HAVO, VWO of MBO (minimaal niveau 2) – van school zijn gegaan (Rijksoverheid, 2012). Het belang dat op de arbeidsmarkt gehecht wordt aan een startkwalificatie leidt ertoe dat jongeren zonder startkwalificatie minder kans maken op de arbeidsmarkt, waardoor ze vaker werkloos zijn of een lager gekwalificeerde baan hebben (Houtkoop, Van der Velden, & Brandsma, 2004; Van der Steeg & Webbink, 2006). Dit leidt tot minder inkomsten en daarmee een hogere kans op armoede; ook is er een samenhang met betrokkenheid bij criminele activiteiten (Blom, Oudhof, Bijl, & Bakker, 2005; Van der Steeg & Webbink, 2006). Van de Nederlandse jongeren verliet in 2010 10% het onderwijs zonder startkwalificatie (Vogels & Turkenburg, 2011). In Amsterdam is het percentage voortijdige schoolverlaters hoger, namelijk 15% (Booi, Broekhuizen, Ruiter, Lindeman, & Jakobs, 2011).

Het aantal voortijdig schoolverlaters in Nederland is gedaald van 15% in 2001 tot 10% in 2010, waarschijnlijk mede dankzij de verschillende voorzieningen om voortijdige schoolverlaters terug naar school of in betaalde arbeid te leiden (Vogels & Turkenburg, 2011, p.110).

Transferium is een voorziening in Amsterdam die tot doel heeft om leerplichtigen van 12 tot

en met 16 jaar die een groot risico lopen om voortijdig de school te verlaten toch hun schoolloopbaan met succes te laten vervolgen (Altra, 2007). Deze voorziening is bedoeld voor leerlingen die niet meer naar school gaan of door hun probleemgedrag niet meer te handhaven zijn in het regulier onderwijs. Vaak is er sprake van een crisissituatie. Bij Transferium wordt naar mogelijkheden gezocht om de leerling binnen een half jaar terug te laten keren naar een onderwijsinstelling (Altra, 2007, p.5). Jongeren die in het Praktijk Onderwijs (PrO) zitten of op een

(5)

school binnen een Regionaal Expertise Centrum (RECi), behoren niet tot de doelgroep (Altra, 2007). Het zijn jongeren met 'ernstige gedragsproblemen variërend van extreem teruggetrokken gedrag [...] tot ernstig externaliserend gedrag [...]. De problemen hangen samen met individuele, sociaal-emotionele en/of psychiatrische problemen, meestal in combinatie met problemen in het gezin' (Altra, 2007, p.5).

De voorziening Transferium maakt gebruik van twee programma’s. Herstart is bedoeld voor jonge thuiszitters en richt zich op het vinden van een passende vervolgopleiding of een leerwerktraject. Op de Rails is bedoeld voor jongeren met ernstige gedragsproblemen en probeert ook deze jongeren geschikt te maken voor het halen van een startkwalificatie (Witte & Notten, 2008). Deze programma’s onderscheiden zich van elkaar door een verschillende duur en doelgroep, maar niet in de gehanteerde methodiek. De middelen die worden ingezet om voortijdig schoolverlaten te voorkomen verschillen per individu, dat wil zeggen, worden op maat aangeboden. De gemiddelde duur van Herstart is 16 weken en die van Op de Rails maximaal een jaar.

Tijdens de periode dat de leerling bij Transferium is geplaatst, wordt deze onderwijskundig onderzocht en ondersteund. Er wordt met individuele doelstellingen planmatig gewerkt aan het aanleren van adequaat schools gedrag. Transferium werkt competentiegericht en de leerlingen krijgen alternatieve gedragingen aangeboden om hun probleemgedrag te verminderen. Naast didactische leermiddelen die te vergelijken zijn met de leermiddelen in het Voortgezet Onderwijs (VO), zet Transferium allerlei instrumenten in om het gedrag te verbeteren, zoals een sociale vaardighedentraining, faalangstreductietraining, competentiekaarten of cognitieve gedragstechnieken. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van cursussen en begeleiding van andere zorgaanbieders. De ouders worden nauw betrokken bij het proces en krijgen ook begeleiding. Er wordt zo nodig hulpverlening (opnieuw) opgestart voor de jongere en het gezin (Altra, 2007).

Een uitgewerkte theoretische onderbouwing van de aanpak die Transferium biedt is vooralsnog niet aanwezig. Wel is er beperkt onderzoek gedaan naar de werkzaamheid en werkzame factoren van voorzieningen zoals Transferium. Jaarlijks wordt beschreven hoe dergelijke voorzieningen worden vormgegeven en er zijn enkele internationale onderzoeken naar interventies met betrekking tot voortijdig schoolverlaten, maar deze interventies zijn niet evidence-based (Holter & Bruinsma, 2010; Van der Steeg & Webbink, 2006). Uit de beschrijvende onderzoeken die er zijn, komt wel een beeld naar voren van de mogelijk werkzame factoren van deze voorzieningen.

Zo vergelijken Witte en Notten (2008) voorzieningen die zich richten op het voorkomen van voortijdig schoolverlaten in Denemarken, de Verenigde Staten en Nederland. Hieruit komt naar voren dat het werken in kleine groepen, het verstrekken van boeiende lesstof en het aansluiten bij de

(6)

persoonlijke behoeftes en vermogens van de individuele jongere belangrijke factoren zijn. Een warme overdracht tussen de ene en de andere onderwijsvoorziening wordt eveneens gezien als een belangrijk aspect dat bijdraagt aan de preventie van voortijdig schoolverlaten. Deze factoren worden ook genoemd door de ouders van Herstart-leerlingen (Breg-Vijlbrief & Van der Veldt, 2008). Zij vinden het tevens belangrijk dat zij betrokken worden bij het programma en dat er waardering is voor de prestaties van de leerlingen. Ook Van der Steeg en Webbink (2006) nemen goede resultaten waar bij intensieve projecten met individuele begeleiding die specifiek gericht zijn op de sociale ontwikkeling. Intensieve coaching van de leerlingen in het beroepsonderwijs blijkt een grote reductie te geven op de kans om voortijdig schoolverlater te worden (Van der Steeg, Van Elk, & Webbink, 2012).

Goede evidence-based onderzoeken over interventies voor het voorkomen van schoolverzuim, een fenomeen dat samenhangt met voortijdig schoolverlaten (Hammond, Linton, Smink, & Drew, 2007), zijn eveneens nauwelijks te vinden in de nationale en internationale literatuur (Burik, Elderman, Persoon, & Rutten, 2007; De Baat, 2010). De werkzame factoren voor het voorkomen van schoolverzuim zijn vergelijkbaar met de eerder genoemde factoren: individuele benadering, betrokkenheid van de opvoeders, een goed contact tussen de verschillende instanties en waardering voor prestaties. Daarnaast is ook het stellen van concrete en meetbare doelen belangrijk (Burik et al., 2007).

Transferium voldoet aan een aantal kenmerken die naar verwachting bijdragen aan

schoolsucces: de klassen zijn klein, het programma wordt volledig afgestemd op de behoeften van de individuele leerling en de ouders worden nauw betrokken bij het programma. Er worden duidelijke doelen gesteld en deze worden op vaste momenten geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. Er worden instrumenten gebruikt die gericht zijn op de sociale ontwikkeling van de leerling. Transferium hanteert een systeem waarbij de leerling directe feedback krijgt op zijn of haar gedrag en waarbij het positieve gedrag en de behaalde resultaten onmiddellijk worden beloond. De school waar de leerling vandaan komt, wordt nauw betrokken bij de programma's. Ook wordt er vanuit Transferium gezorgd voor hulpverlening en nazorg. De warme overdracht naar de school waar de leerling naar uitstroomt, vindt plaats door de instantie die nazorg verleent. Een kenmerk dat niet uit de literatuur naar voren komt, maar wel als belangrijk wordt gezien binnen de voorziening

Transferium, is de snelle handelwijze: een leerling hoeft niet lang te wachten tot er een geschikte

plek vrij is; de leerling kan binnen twee weken terecht (Altra, 2007).

De meeste Transferium-leerlingen worden doorgeplaatst naar een cluster-4 school, anderen gaan naar het MBO of het VO. Het streven is om de uitstroom naar een cluster-4-school te verminderen (Looman, 2010). Het is een taak van Transferium om de problematiek van de jongeren

(7)

die niet voldoende kunnen profiteren van de programma's goed in beeld te krijgen en hen door te plaatsen naar een passend vervolgtraject, bijvoorbeeld een instelling voor psychiatrische hulp of een instantie voor werken-en-leren (Altra, 2007).

Voor de jongeren die in een vervolgtraject zijn geplaatst, was Transferium niet voldoende toereikend om de jongere weer geschikt voor het onderwijs te maken. Transferium heeft in die gevallen mogelijk de problematiek goed boven tafel kunnen krijgen en er aan gewerkt om ouders en jongeren voor te bereiden op de intensievere hulpverlening. In die gevallen heeft het programma het definitief voortijdig schoolverlaten nog niet kunnen voorkomen, maar de voorziening heeft er mogelijk wel toe bijgedragen dat de jongere in de toekomst terug zou kunnen keren in het onderwijs.

In het hier beschreven onderzoek wordt bestudeerd of de jongeren na het doorlopen van de programma's van Transferium en plaatsing in een onderwijsinstelling daadwerkelijk in staat zijn om onderwijs te blijven volgen. De jongeren die nog niet zijn teruggekeerd, maar mogelijk via een intensiever hulpverleningstraject of een werken-en-leren-programma alsnog een startkwalificatie zullen behalen, zijn niet betrokken in dit onderzoek. Het doel van dit onderzoek is te bestuderen hoe het de jongeren vergaat na deelname aan de programma's die Transferium biedt. Hierbij wordt bestudeerd hoeveel jongeren daadwerkelijk in het onderwijs zijn teruggeplaatst en hoeveel hiervan tijdens de nameting nog steeds onderwijs volgen.

Over de risicofactoren voor het voortijdig schoolverlaten is al veel bekend (zie Hammond et al., 2007; Traag & Van der Velden, 2008; Van der Steeg & Webbink, 2006). Het betreffen echter meestal de risicofactoren voor voortijdig schoolverlaten die betrekking hebben op de algemene schoolpopulatie. Het gaat daarbij niet specifiek om jongeren die na een interventie, gericht op het hervatten van een afgebroken schoolopleiding, alsnog voortijdig het onderwijs verlaten. Deze jongeren zijn wel inbegrepen in de cijfers, maar naar deze specifieke groep jongeren is weinig onderzoek gedaan. Onderzoeken naar vergelijkbare voorzieningen die uitgevoerd zijn in andere plaatsen, gaan over kenmerken van de voorziening die van invloed zijn op een succesvol vervolg in het onderwijs na de interventie (Messing, 2011) of presenteren alleen gegevens van die specifieke onderwijsvoorziening (o.a. Kennis, Roelofs, Eimers & Keppel, 2012; Messing, 2012). Wegens het gebrek aan literatuur over de risicofactoren van voortijdig schoolverlaten bij deze groep jongeren, is hier gekozen de risicofactoren te baseren op de literatuur over voortijdig schoolverlaten in het algemeen.

Hoewel een deel van de voortijdige schoolverlaters niet over de capaciteiten beschikt om een startkwalificatie te behalen, valt het grootste deel weg uit het onderwijs door andere oorzaken (Van der Steeg & Webbink, 2006). Meestal vindt het voortijdig beëindigen van de opleiding plaats

(8)

na een proces waar meerdere factoren over een langere periode met elkaar interacteren (Hammond et al., 2007; Rumberger & Lim, 2008).

De risicofactoren voor voortijdig schoolverlaten zijn in te delen in vier domeinen (Hammond et al., 2007): het individu, het gezinssysteem, de school en de woonomgeving van de jongere. De programma's van Transferium richten zich hoofdzakelijk op problemen die zich voordoen in het domein van het individu en enigszins in het domein van het gezin (Altra, 2007). In de dossiers van Transferium zijn de gegevens over het gezin echter niet compleet. Om die reden is er voor gekozen dit onderzoek te beperken tot de invloed van de individuele risicofactoren op voortijdig schoolverlaten. De individuele risicofactoren die onderzocht worden zijn gebaseerd op de verschillende typen die Rumberger en Lim (2008) en Hammond et al. (2007) benoemen: achtergrondkenmerken zoals geslacht en etnische afkomst; gedragsindicatoren zoals verzuim en schools gedrag; indicatoren voor schoolprestaties zoals 'over-age' zijn (een leeftijd hoger dan de gemiddelde medeleerling) en een indicatie voor plaatsing op een school met op de problematiek afgestemd onderwijs.

Deze studie

Deze studie richt zich op jongeren die gebruik hebben gemaakt van Transferium om voortijdig schoolverlaten te voorkomen.

1.Wat is het percentage jongeren dat het Transferium succesvol heeft doorlopen?

De jongeren hebben het programma succesvol doorlopen als ze na Transferium direct zijn uitgestroomd naar een onderwijsinstelling en enige tijd na het verlaten van Transferium minder verzuimen in het onderwijs, nog deelnemen aan het onderwijs en onderwijs volgen op het niveau waarnaar is doorverwezen door Transferium, of als ze inmiddels een startkwalificatie hebben behaald.

2.Welke factoren voorspellen de mate van succes na Transferium?

Verschillende risicofactoren voor het voortijdig schoolverlaten worden gemeten op hun voorspellende waarde voor de mate van succes na het doorlopen van de programma's van

Transferium. De risicofactoren die gemeten worden zijn gebaseerd op de literatuur (Hammond et

al., 2007; Rumberger & Lim, 2008). Dit wordt aangevuld met enkele factoren die uit gesprekken met medewerkers van Transferium naar voren zijn gekomen als mogelijke risicofactoren. Het betreft statische kenmerken van de jongeren, zoals leeftijd en geslacht, maar ook indicaties van succes na afloop van het programma, zoals de verandering in (probleem-)gedrag gedurende de deelname aan het programma.

(9)

Methoden Onderzoeksgroep

De jongeren die in het schooljaar 2010-2011 hebben deelgenomen aan Transferium worden betrokken in het onderzoek. Dit zijn jongeren (12-16 jaar) die uit de regio Amsterdam afkomstig zijn. Het zijn allemaal jongeren die zonder plaatsing in Transferium voortijdig de school zouden moeten verlaten. In de betreffende periode hebben 138 jongeren Transferium verlaten. Deze groep bestaat voor bijna tweederde uit jongens (65%). Ruim de helft bestaat uit jongeren met een Marokkaanse (31%) en Nederlandse (25%) achtergrond. De etniciteit van de overige jongeren is Surinaams (12%), Turks (6%), Ghanees (4%), Antilliaans (3%) en regio's zoals het Midden-Oosten, Zuid-Amerika en Oost-Europa (in totaal 9%). Van 10% is niet goed geregistreerd wat de etnische afkomst is. De jongeren zijn niet afkomstig uit het Praktijkonderwijs en ze hebben geen onderwijs gevolgd op een school waar een REC-indicatie voor nodig is. Na het Transferium zijn er 26 jongeren niet doorgeplaatst naar een onderwijsinstelling, maar naar een instelling voor jeugdzorg, een leer-werktraject of ze zijn overgedragen aan de leerplichtambtenaar.

Procedure

De data van dit onderzoek zijn deels afkomstig uit dossiers. De dossiergegevens van Transferium zijn aangeleverd door Transferium en het Altra College (de onderwijsinstelling waar Transferium onder valt). Voor de overige gegevens is telefonisch contact opgenomen met de zorgcoördinatoren van de scholen waar de leerlingen naar zijn uitgestroomd. De gevraagde informatie is telefonisch of via de mail bij mij aangeleverd. In het geval van het Altra College heb ik inzicht gekregen in de leerlingenadministratie, aangezien erg veel Transferium-leerlingen naar het Altra College zijn uitgestroomd.

Leerlingen die direct na het Transferium zijn uitgestroomd naar een pedagogische instelling, naar detentie, zijn overgedragen aan het Centrum voor Werk en Inkomen of de leerplichtambtenaar, zijn na het verlaten van het Transferium niet verder gevolgd. In de resultaten wordt wel aangegeven om welke aantallen het hier gaat. De keuze hiervoor was deels praktisch van aard, omdat het ingewikkeld was om deze jongeren te volgen, en deels theoretisch van aard, omdat het in het tweede deel van het onderzoek gaat om de vraag welke factoren van invloed zijn op het succesvol doorlopen van het onderwijs direct na plaatsing in het onderwijs.

Meetinstrumenten

De volgende instrumenten zijn gebruikt om de vragen te beantwoorden: 1.De gegevens uit de dossiers van Transferium:

(10)

•geslacht

•'over-age' (indicatoren: geboortedatum en gemiddelde leeftijd van klasgenoten); •etniciteit (indicatoren: geboorteland, nationaliteit, culturele achtergrond); •het verzuimpercentage in het schooljaar voor aanmelding bij Transferium. •verkregen indicatie voor Cluster-4-onderwijs;

•nazorg na de Transferium;

•gedragsverandering tijdens deelname aan één van de programma's, beoordeeld door het personeel van Transferium. Het betreft hier een klinisch oordeel.

2.Gegevens die verzameld zijn bij de scholen waar de leerlingen na het Transferium naar toe zijn gegaan:

•inventarisatie welke jongeren nog onderwijs volgen en welke jongeren niet.

•Schaal van succes : 2=succesvol – volgt onderwijs aan dezelfde onderwijsinstelling en op hetzelfde of een hoger niveau als waar na het Transferium naar door is verwezen of is bezig met een vervolgtraject dat in een doorgaande lijn aansluit op het onderwijs dat de jongere gestart is na het Transferium of heeft een startkwalificatie behaald; 1=verminderd succesvol – volgt onderwijs, maar niet meer aan de onderwijsinstelling of op een lager niveau als waar deze na Transferium naar door is verwezen of de onderwijsinstelling geeft aan dat dit binnenkort zal gaan gebeuren; 0=niet-succesvol – de jongere heeft het onderwijs zonder startkwalificatie verlaten. •Verzuimpercentage in het afgelopen schooljaar bij de huidige onderwijsinstelling. Analyseplan

Voor het beantwoorden van vraagstelling 1 is het succespercentage gemeten. Hiervoor is voor het

Transferium een verdeling gemaakt over de drie categorieën: succesvol, verminderd succesvol en

niet-succesvol. Hierbij is uitgegaan van het moment van de meting. Daarnaast is het verschil in verzuimpercentage vóór en 1 à 2 jaar ná deelname aan de programma's beschreven. Het percentage leerlingen dat uitstroomt naar het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSOiii) is gemeten, omdat

Transferium er naar streeft dit percentage te verlagen (Looman, 2010). Tevens is het

succespercentage van Transferium vergeleken met de succespercentages van de algemene populatie. Voor het beantwoorden van vraagstelling 2 is gekeken naar het verband tussen de risicofactoren (één interval variabele, namelijk leeftijd, en voor de rest nominale variabelen) en de mate van succes (een ordinale variabele). De samenhang van de risicofactoren met de mate van succes is onderzocht met een logistische regressie analyse. Deze analyse is geschikt voor analyses

(11)

met een dichotome afhankelijke variabele en nominale onafhankelijke variabelen. Daartoe is de afhankelijke variabele omgezet in een dichotome variabele: succesvol versus niet of gedeeltelijk succesvol; een aanvullende analyse heeft als dichotome variabele: geheel of gedeeltelijk succesvol versus niet succesvol. Daarnaast is in een multivariate logistische regressie analyse onderzocht of bepaalde factoren een unieke samenhang hebben met het succes van de voorziening. Missing data (alleen onafhankelijke variabelen) werden geïmputeerd op basis van de Markov Chain Monte Carlo methode (MCMC).

Resultaten

1: Wat is het percentage jongeren dat het Transferium succesvol heeft doorlopen?

In het schooljaar 2010-2011 zijn 138 jongeren uitgestroomd bij Transferium. Daarvan zijn er 108 rechtstreeks op een onderwijsvoorziening geplaatst. Van de overige jongeren zijn er 15 overgedragen aan de leerplichtambtenaar en hebben er 11 een andere dagbesteding gekregen. Van vier jongeren is het onbekend waar ze naar toe zijn gegaan (Tabel 1 en Figuur 1). Bijna 15% van de leerlingen die in Transferium werden geplaatst waren pre-REC-4-leerlingenii. Zij zouden logischerwijs moeten uitstromen naar het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSOiii), maar slechts 40% van deze leerlingen blijkt hier naar uit te stromen.

Alle jongeren die na het doorlopen van het Transferium tijdens de nameting nog steeds een opleiding volgen op minimaal het niveau waarnaar zij werden doorverwezen of inmiddels een startkwalificatie hebben behaald, worden als succesvol beschouwd. Van alle jongeren die het

Transferium hebben verlaten zijn er 48 (34,78%) succesvol (zie Tabel 2 en Figuur 2). Deels

succesvol zijn 14 jongeren (10,15%), omdat zij onderwijs volgen op een lager niveau dan waar ze in geplaatst waren na Transferium of doordat ze van de school zijn gestuurd waar ze naar waren uitgestroomd en elders het onderwijs vervolgen.

De groep 'niet-succesvol' valt in twee groepen uiteen: de groep 'niet-succesvol voor plaatsing' (n=15, 10,87%) bestaat uit de jongeren die tijdens of direct na deelname aan de programma's uit het onderwijs zijn gevallen; de groep 'niet-succesvol na plaatsing' omvat jongeren die tijdens de follow-up meting niet meer deelnamen aan het onderwijs en ook geen startkwalificatie hadden gehaald (n=24, 17,39%).

Van de 26 overige jongeren (18,84%) is de successcore onbekend. Van vier jongeren is niet duidelijk waar ze na Transferium naar waren uitgestroomd en van 15 jongeren kon geen follow-up

(12)

meting verricht worden door onvolledige dossiers of onvoldoende medewerking bij de ontvangende scholen. Bij drie jongeren was door verhuizing na doorstroming in het onderwijs niet te achterhalen naar welke onderwijsvoorziening ze waren doorgestroomd en of ze nog onderwijs volgden. Vier andere jongeren waren niet meer te traceren. Volgens de gegevens van Transferium waren ze uitgestroomd naar het onderwijs, maar de zoektocht naar deze jongeren liep al snel stuk, doordat de school van uitstroom niet wist waar ze naar toe waren gegaan.

Een deel van de 138 jongeren (n=11, 7,97%), die deelgenomen hebben aan een programma van Transferium, is doorgeplaatst naar een passend vervolgtraject, waar ze mogelijk alsnog een startkwalificatie zullen behalen, maar dit is niet gemeten. Het was niet mogelijk om van deze jongeren een successcore te bepalen, doordat het praktisch gezien lastig was deze jongeren te blijven volgen. Ook is niet voldoende duidelijk welke bijdrage Transferium heeft gehad bij het eventuele succes dat de jongere na het doorlopen van het vervolgtraject zou hebben.

In schooljaar 2009-2010 stroomden er 135 leerlingen uit, waarvan er 67 (49,63%) naar een RECi -4-school gingen (Looman, 2010). In het schooljaar 2010-2011 gingen er van de 138 leerlingen nog 56 (40,58%) naar een RECi -4-school (zie Tabel 1).

Tabel 1 Bestemmingen van Transferiumleerlingen direct na deelname aan de programma's van cohort schooljaar 2010-2011

Niveau van uitstroom Frequentie percentage

VMBO 19 13,77% HAVO/VWO 7 5,07% MBO 4 2,9% ROCopMaata 14 10,14% VSOb 56 40,58% PROc 8 5,8% Leerplicht 15 10,87% Overigd 11 7,97% Onbekende 4 2,9% Totaal 138 100%

a ROCopMaat is een onderwijs op niveau 1 aan de ROC's in Amsterdam. Er is onderwijs op maat in kleine groepen en er is sprake van veel persoonlijke aandacht en gestructureerde zorg (ROCopMaat, 2013).

b Voortgezet Speciaal Onderwijs, inclusief cluster-4-scholen en cluster-3-scholen. c Praktijk Onderwijs.

d De categorie 'Overige' bevat de jongeren die een andere dagbesteding hebben en voor wie de weg naar een startkwalificatie nog open ligt: een leer-werktraject (3), een jeugdzorgvoorziening (6), detentie (1), School2Care (1).

e De categorie 'Onbekend' bevat de jongeren die uitgestroomd zijn naar het onderwijs, maar verhuisd zijn en van wie het niveau daardoor niet bekend is of van wie niet bekend is waar ze naar toe zijn gegaan na Transferium.

(13)

a ROCopMaat is een onderwijs op niveau 1 aan de ROC's in Amsterdam. Er is onderwijs op maat in kleine groepen en er is sprake van veel persoonlijke aandacht en gestructureerde zorg (ROCopMaat, 2013).

b Voortgezet Speciaal Onderwijs, inclusief cluster-4-scholen en cluster-3-scholen. c Praktijk Onderwijs.

d De categorie 'Overige' bevat de jongeren die een andere dagbesteding hebben en voor wie de weg naar een startkwalificatie nog open ligt: een leer-werktraject (3), een jeugdzorgvoorziening (6), detentie (1), School2Care (1).

e De categorie 'Onbekend' bevat de jongeren die uitgestroomd zijn naar het onderwijs, maar verhuisd zijn en van wie het niveau daardoor niet bekend is of van wie niet bekend is waar ze naar toe zijn gegaan na Transferium.

Tabel 2 De mate van succes bij de follow-up meting 1 à 2 jaar na uitstroom uit Transferium van leerlingen van cohort schooljaar 2010-2011

Mate van succes Frequentie percentage

Succesvol 48 34,78% Deels succesvol 14 10,15% Niet succesvol 39 28,26% Onbekenda 26 18,84% Andersb 11 7,97% Totaal 127 100,0%

a De categorie 'Onbekend' bevat de jongeren waarvan het onbekend is waar ze naar zijn uitgestroomd direct na de Transferium (N=4), jongeren die verhuisd zijn en van wie niet bekend is of ze nu nog onderwijs volgen (N=3), jongeren (N=15) bij wie de dossiers incompleet waren of waarvan de ontvangende onderwijsvoorzieningen niet mee hebben gewerkt, jongeren die wel zijn uitgestroomd naar een onderwijsvoorziening, maar niet meer te traceren waren (N=4).

b De categorie 'Anders' bevat de jongeren waarvan geen successcore kon worden vastgesteld, omdat ze niet rechtstreeks naar een onderwijsvoorziening zijn uitgestroomd. Ze zijn echter wel een andere voorziening ingestroomd, waardoor ze nog steeds de mogelijkheid hebben een startkwalificatie te behalen. Deze jongeren zijn echter niet verder gevolgd, omdat het gecompliceerd is de invloed van Transferium op het eventuele succes te meten.

VMBO HAVO/VWO ROC ROCopMaatª VSOᵇ PrOᶜ Leerplicht Overigᵈ Onbekendᵉ 0% 10% 20% 30% 40% 50%

Figuur 1 Bestemmingen van Transferiumleerlingen direct na de interventie van cohort schooljaar 2010-2011

dagbesteding waar naar is uitgestroomd na deelname aan Transferium

pe

rc

en

ta

(14)

a De categorie 'Onbekend' bevat de jongeren waarvan het onbekend is waar ze naar zijn uitgestroomd direct na de Transferium (N=4), jongeren die verhuisd zijn en van wie niet bekend is of ze nu nog onderwijs volgen (N=3), jongeren (N=15) bij wie de dossiers incompleet waren of waarvan de ontvangende onderwijsvoorzieningen niet mee hebben gewerkt, jongeren die wel zijn uitgestroomd naar een onderwijsvoorziening, maar niet meer te traceren waren (N=4).

b De categorie 'Anders' bevat de jongeren waarvan geen successcore kon worden vastgesteld, omdat ze niet rechtstreeks naar een onderwijsvoorziening zijn uitgestroomd. Ze zijn echter wel een andere voorziening ingestroomd, waardoor ze nog steeds de mogelijkheid hebben een startkwalificatie te behalen. Deze jongeren zijn echter niet verder gevolgd, omdat het gecompliceerd is de invloed van Transferium op het eventuele succes te meten.

Vergelijking met andere scholieren

Er is vergeleken met cijfers over voortijdig schoolverlaten in de agglomeratie Amsterdam (Ministerie van OCW, 2011). Het resultaat van deze vergelijking leverde moeilijk te interpreteren gegevens op. De groep ex-leerlingen van het Transferium was voor deelname aan de programma's al voortijdig schoolverlater of dreigde dit op zeer korte termijn te worden, aangezien de doelgroep van Transferium de groep jongeren is die dreigt voortijdig schoolverlater te worden. Deze leerlingen zijn ook meegenomen in de regionale cijfers.

Binnen de algemene populatie leerlingen in Amsterdam bedraagt het percentage voortijdige schoolverlaters 4% binnen één schooljaar. De leerlingen van wie bekend is dat ze na het

Transferium uitstromen naar het VO, VSOiii of ROCiv, verlaten veel vaker toch nog voortijdig de school (van deze groep van 108 leerlingen is bekend dat na één jaar 24 leerlingen (22,22%) niet meer op school zitten, en van 62 leerlingen (57,41%) weten we dat ze (gedeeltelijk) succesvol zijn, dus nog op school zitten of een startkwalificatie hebben. Ondanks de onzekerheid door de ontbrekende gegevens, kunnen we vaststellen dat de ex-leerlingen van Transferium veel vaker voortijdig schoolverlater zijn dan de algemene populatie leerlingen in Amsterdam. Door de hierboven genoemde factoren is dat (deels) verklaarbaar.

Helaas waren er geen gegevens beschikbaar over het percentage voortijdige schoolverlaters succesvol deels succesvol niet succesvol Onbekendª Andersᵇ

0 10 20 30 40 50 60

Figuur 2 De mate van succes bij de follow-up meting 1 à 2 jaar na uitstroom uit de interventie van Transferiumleerlingen van cohort schooljaar 2010-2011

successcore aa nt al le n

(15)

in de algemene populatie dat alsnog een startkwalificatie haalt of weer aan een opleiding begint binnen één à twee jaar. De vergelijking met de algemene populatie scholieren leidt daarom niet tot een verhelderende interpretatie of het percentage ex-Transferiumleerlingen dat na één à twee schooljaren alsnog voortijdig schoolverlater wordt, gegeven het type leerling, erg hoog is.

Verzuim

Veelvuldig verzuimen is een risicofactor voor voortijdig schoolverlaten (Hammond et al., 2007). In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen laag verzuim (minder dan 10% van de lesuren in een schooljaar), hoog verzuim (10-25% van de lesuren) en extreem verzuim (meer dan 25% van de lesuren). Deze categorieën zijn gebaseerd op de administratie van het Altra College. In Hammond et al. (2007) wordt aangetoond dat een verzuim van meer dan 20 dagen per schooljaar (meer dan 10%) een belangrijke risicofactor is voor voortijdig schoolverlaten.

Van 77 jongeren was de verzuimregistratie, van zowel voor als na deelname aan de programma's van het Transferium compleet; van de overige jongeren was deze niet goed bijgehouden door de scholen of niet geregistreerd bij aanmelding bij Transferium. Uit de vergelijking tussen de voor- en nameting (Tabel 3 en Figuur 3) blijkt dat er voor deelname aan de programma's van Transferium meer jongeren waren met een lage verzuimscore (61,04%) dan erna (44,16%). Het hoge verzuim na de voorziening is fors toegenomen, van 9% naar 30%. Het extreme verzuim is iets afgenomen: in het schooljaar voordat de jongeren aangemeld werden bij

Transferium verzuimde 30% meer dan een kwart van de lesuren. Na het verlaten van Transferium

was dit nog 26%.

In Tabel 4 staat weergegeven hoe de verhouding is van de verzuimpercentages van voor deelname aan de programma's van Transferium ten opzichte van de verzuimpercentages na deelname aan de programma's van Transferium. Hieruit blijkt dat in de groep met extreem verzuim voor Transferium (>25%) het verzuim erna vaak is afgenomen. In de groep met hoog verzuim (categorie 10-25%) voor Transferium neemt het verzuim even vaak toe als af. Opvallend is dat van de groep die voor het Transferium weinig verzuimde (<10%) na deelname aan Transferium meer dan de helft een hoog tot extreem verzuim vertoonde.

De resultaten met betrekking tot het verzuim zijn niet significant (χ2=10,1, df = 9, p>0,05). Dat wil zeggen dat de kans dat het in dit onderzoek gevonden verschil (of een groter verschil) in een willekeurige steekproef van 77 leerlingen was gevonden groter dan 5% is.

(16)

Tabel 3 Schoolverzuimpercentages van leerlingen in drie categorieën voor en na deelname aan Transferium, cohort 2010-2011 (N=77) Verzuima Voor Na <10% 61,04% (N=47) 44,16% (N=34) 10-25% 9,09% (N=7) 29,87% (N=23) >25%b 29,87% (N=23) 25,97% (N=20)

a In drie categorieën (kolom 1) is weergegeven hoeveel procent van de lesuren verzuimd is in het schooljaar voorafgaand aan deelname aan de programma's van het Transferium (kolom 2) en in het jaar voorafgaand aan de nameting (kolom 3).

b Meestal is niet duidelijk aangegeven of de jongeren meer dan 25% verzuimden of volledig. Deze categorie bevat daarom ook jongeren van wie bekend is dat ze 100% verzuim(d)en.

a In drie categorieën (x-as) is weergegeven hoeveel procent van de lesuren verzuimd is in het schooljaar voorafgaand aan deelname aan de programma's van het Transferium (eerste balk), en in het jaar voorafgaand aan de nameting (tweede balk). b Meestal is niet duidelijk aangegeven of de jongeren meer dan 25% verzuimden of volledig. Deze categorie bevat daarom ook jongeren van wie bekend is dat ze 100% verzuim(d)en.

Tabel 4 Schoolverzuim van leerlingen in drie categorieën voor en na deelname aan de programma's van het Transferium, Cohort 2010-2011 (N=77).

Verzuimcategorieëna Na TF <10% Na TF 10-25% Na TF >25%b

Voor TF <10% 21 17 9

Voor TF 10-25% 3 1 3

Voor TF >25%b 10 5 8

a In de eerste kolom zijn de categorieën weergegeven met het percentage van de lesuren dat verzuimd is in het schooljaar voorafgaand aan deelname aan de programma's van het Transferium. In de eerste rij zijn de categorieën weergegeven met het percentage van de lesuren dat verzuimd is in het schooljaar voorafgaand aan de nameting.

b Meestal is niet duidelijk aangegeven of de jongeren meer dan 25% verzuimden of volledig. Deze categorie bevat daarom ook jongeren van wie bekend is dat ze 100% verzuim(d)en.

2: Welke factoren voorspellen de mate van succes na Transferium? Logistische regressie analyses

Het verband tussen de afzonderlijke risicofactoren en de mate van succes na Transferium (geheel succesvol tegenover uitval of gedeeltelijk succes) is onderzocht met behulp van univariate logistische regressie analyses (Tabel 5). Daarnaast is de samenhang tussen bepaalde risicofactoren

<10% 10-25% >25%ᵇ 0% 20% 40% 60% 80%

Figuur 3 Schoolverzuimpercentages van leerlingen in drie categorieën voor en na deelname aan Transferium, cohort 2010-2011 (N=77).

Voor Na Verzuimcategorieënª pe rc en ta ge le er li ng en

(17)

en het succes na Transferium onderzocht met een multivariate logistische regressie analyse (Tabel 5). Ook het verband tussen de risicofactoren en de mate van uitval bij de tweedeling succes of gedeeltelijk succes tegenover uitval, is op die manier onderzocht (Tabel 6).

De volgende risicofactoren zijn in het onderzoek betrokken: geslacht, leeftijd bij uitstroom uit Transferium, 'over-age', verzuim voor Transferium, culturele achtergrond, wel/niet verkregen indicatie voor het speciaal onderwijs tijdens het Transferium, ontvangen nazorg, achteruitgang van het gedrag tijdens Transferium (tegenover gelijk gebleven gedrag of vooruitgang van het gedrag) en vooruitgang van het gedrag tijdens Transferium (tegenover gelijk gebleven gedrag of achteruitgang van het gedrag). De meeste factoren blijken geen significante relatie met het succes in het vervolgonderwijs te hebben.

Tabel 5 Logistische regressie analyses om de invloed van verschillende risicofactoren op succes (versus gedeeltelijk succes en uitval) te onderzoeken.

Variabele Odds ratio

univariaat

Significantie Odds ratio multivariaat

Significantie

Geslacht 1.188 .709 1.162 .835

Leeftijd bij uitstroom 0.653 .094 0.844 .682

'over-age'a 0.466 .192 0.236 .167 Culturele achtergrondb 0.408 .122 0.142 .106 Indicatie RECc 1.909 .161 5.017 .063 Verzuim vóór Transferium 0.217 .001 0.299 .131 Nazorgd 2.037 .177 3.561 .180 Gedrag achteruite 0.106 .048 0.019 .029 Gedrag vooruitf 2.125 .198 1.548 .552

a Een leerling is 'over-age' indien deze in een leerjaar geplaatst is waar leerlingen één of meer jaren jonger zijn. b Er is onderscheid gemaakt tussen autochtone leerlingen en allochtone leerlingen.

c De variabele 'Indicatie REC' betreft een al dan niet verkregen indicatie van het REC voor een cluster-4-school. d De variabele 'nazorg' betreft al dan niet verkregen nazorg, zoals vermeld in het dossier bij uitstroom van Transferium. e De variabele 'gedrag achteruit' betreft gedrag dat tijdens Transferium verslechterd is.

(18)

Tabel 6 Logistische regressie analyse om de invloed van verschillende risicofactoren op uitval (versus succes en gedeeltelijk succes) te onderzoeken.

Variabele Odds ratio

univariaat

Significantie Odds ratio multivariaat

Significantie

Geslacht 0.749 .579 0.936 .932

Leeftijd bij uitstroom 1.154 .598 1.445 .432

'over-age'a 0.545 .401 1.361 .782 Culturele achtergrondb 1.458 .547 3.446 .299 Indicatie RECc 0.609 .339 0.380 .255 Verzuim vóór Transferium 3.030 .026 2.483 .259 Nazorgd 0.431 .124 0.148 .041 Gedrag achteruite 15.000 .018 44.637 .025 Gedrag vooruitf 0.387 .144 0.762 .737

a Een leerling is 'over-age' indien deze in een leerjaar geplaatst is waar leerlingen één of meer jaren jonger zijn. b Er is onderscheid gemaakt tussen autochtone leerlingen en allochtone leerlingen.

c De variabele 'Indicatie REC' betreft een al dan niet verkregen indicatie van het REC voor een cluster-4-school. d De variabele 'nazorg' betreft al dan niet verkregen nazorg, zoals vermeld in het dossier bij uitstroom van Transferium. e De variabele 'gedrag achteruit' betreft gedrag dat tijdens Transferium verslechterd is.

f De variabele 'gedrag vooruit' betreft gedrag dat tijdens Transferium verbeterd is.

Middels de univariate logistische regressie analyses wordt er een statistisch significante relatie aangetoond voor de factor 'verzuim vóór Transferium' en zowel succes (p<0,001, Odds ratio = 0,217) als uitval (p<0,05, Odds ratio = 3,03). Het aangetoonde verband duidt op een grotere kans op uitval, indien het verzuim voor Transferium hoog was. Indien het verzuim voor Transferium laag was is de kans op succes groter. Indien er echter middels een multivariate logistische regressie analyse gecontroleerd wordt op de andere risicofactoren, blijkt het effect van deze factor op succes niet meer statistisch significant te zijn (p = 0,131).

Er een statistisch significante relatie aangetoond tussen de factor 'gedrag achteruit' en zowel succes (p<0,05, Odds ratio = 0,106) als uitval (p<0,05, Odds ratio = 15). Dit verband duidt op een flinke afname van de kans op succes na Transferium als het gedrag tijdens deelname aan de programma's van Transferium is verslechterd. Deze relatie blijft overeind als er middels multivariate logistische regressie analyses gecontroleerd wordt op de andere risicofactoren.

De multivariate logistische regressie analyse voor succes is significant (χ2 = 20.715, df = 9,

p<0,05, Nagelkerke R2 = 0,406). De factoren 'gedrag achteruit' (p<0,05, Odds ratio = 0,019, Wald = 4,749) en 'indicatie REC' (p<0,1, Odds ratio = 5,017, Wald = 3,461) hebben een voorspellende waarde van 74,1%. De factor 'indicatie REC' kent een marginale significantie en geeft daarmee een

(19)

trend aan dat indien een jongere een indicatie voor het REC-onderwijs heeft gekregen, er meer kans bestaat dat deze jongere blijft deelnemen aan het onderwijs. De factor 'gedrag achteruit' laat ook in deze analyse zien dat de kans op succes in het onderwijs na deelname aan Transferium kleiner wordt indien het gedrag tijdens Transferium is verslechterd.

De multivariate logistische regressie analyse voor uitval is eveneens significant (χ2 = 20.010, df = 9, p<0,05, Nagelkerke R2 = 0,411). Het model waarin de factoren 'gedrag achteruit' (p<0,05, Odds ratio = 44,637, Wald = 5,021) en 'nazorg' (p<0,05, Odds ratio = 0,148, Wald = 4,163) een significant zijn, heeft een voorspellende waarde van 82,8%. De samenhang tussen de factor 'nazorg' en 'uitval' laat zien dat de kans op schooluitval vermindert indien er nazorg is toegekend bij het verlaten van het Transferium. De factor 'gedrag achteruit' laat ook in deze analyse zien dat de kans op schooluitval na deelname aan Transferium groter wordt indien het gedrag tijdens

Transferium is verslechterd.

Discussie

Van de 138 leerlingen die in het schooljaar 2010-2011 zijn uitgestroomd bij Transferium is één tot twee jaar later 44,92% (deels) succesvol: zij volgen nog steeds onderwijs. Van 26,81% is niet bekend of ze nog onderwijs volgen en van 28,26 % is bekend dat zij niet succesvol zijn, dat wil zeggen dat zij het onderwijs hebben verlaten zonder startkwalificatie. De groep van 138 jongeren die zeer waarschijnlijk van school gestuurd zouden worden (of al waren) indien er geen voorziening zoals het Transferium zou zijn, is daarmee teruggebracht tot een aantal van 43 jongeren. Voor 62 jongeren geldt dat Transferium er mogelijk aan heeft bijgedragen dat zij het onderwijs zijn gaan vervolgen of daarin zijn teruggekeerd. Van 11 jongeren is bekend dat zij een ander traject dan onderwijs nodig hadden na Transferium. Deze jongeren zijn niet betrokken in de follow-up meting.

Middels dit onderzoek valt niet vast te stellen of Transferium een significante invloed heeft op het doen toe- of afnemen van het verzuim ten opzichte van het voorafgaande verzuim. Van een interventie tegen voortijdig schoolverlaten zou verwacht kunnen worden dat er een afname plaatsvindt van een risicofactor, zoals het verzuim. De resultaten wijzen echter een andere richting op: alleen de leerlingen met extreem veel verzuim voor deelname aan het programma verzuimen na terugplaatsing in het onderwijs minder; de leerlingen met weinig verzuim voor deelname gaan echter meer verzuimen na terugplaatsing in het onderwijs. Deze resultaten kunnen wellicht deels verklaard worden doordat niet alle scholen nauwkeurig de verzuimregistratie hebben bijgehouden

(20)

Het percentage jongeren dat terugkeert naar school lijkt gunstig. In die zin zou het interessant zijn om een experimenteel onderzoek te doen naar de effectiviteit van Transferium. Voor het ideale effectiviteitsonderzoek is het noodzakelijk een controlegroep te hebben die identiek is aan de onderzoeksgroep en deelnemers at random toe te wijzen aan de interventiegroep of aan een alternatief programma (Bijleveld, 2009). Dit is hier niet mogelijk, aangezien alle Amsterdamse doelgroepjongeren in Transferium worden geplaatst (Altra, 2007). Er zijn in Nederland veel vergelijkbare interventies, maar deze zijn vaak voor net een andere doelgroep bedoeld (Van der Steenhoven & Van Veen, 2010). Een vergelijkbare onderzoeksgroep zonder deelname aan een interventie is in Nederland niet (meer) te vinden doordat alle jongeren die in deze doelgroep vallen worden geplaatst in één van de bestaande interventies (Van der Steenhoven & Van Veen, 2010).

Een vergelijking met bestaande onderzoeken naar een vergelijkbare doelgroep in andere regio's bleek niet mogelijk. De studies die gevonden werden, waren evaluatiestudies van Reboundvoorzieningen (Messing, 2011; Messing, 2012; Van der Steenhoven, 2012) en een evaluatiestudie onder ouders van Herstartleerlingen (Breg-Vijlbrief & Van der Veldt, 2008). Deze studies bleken niet bruikbaar voor een vergelijking met Transferium. De Reboundvoorzieningen hadden een andere doelgroep of doelstelling dan het Transferium (zie Bijlagen 1, 2 en 3). De selectie van de jongeren was bijvoorbeeld anders. Ook het onderzoek onder ouders van Herstartleerlingen (zie Bijlage 4) was niet goed bruikbaar, omdat er een andere onderzoeksgroep was en er slechts een zeer kleine groep respondenten was die niet helemaal representatief was voor de totale onderzoeksgroep.

Uit de vergelijking met de studies naar de Reboundvoorzieningen en de Herstartleerlingen bleek dat er veel Transferiumleerlingen doorstromen naar het VSOiii. (zie Bijlagen 1 t/m 4). Dit verschil is te verklaren doordat de problematiek van de leerlingen die deelnemen aan de programma's van Transferium vaak groter en ernstiger is dan die van de Reboundleerlingen (Messing, 2011; 2012). De groep respondenten van het Herstartonderzoek had over het algemeen een iets hogere sociaal-economische status dan de totale populatie van deelnemers aan Herstart (Breg-Vijlbrief en Van der Veldt, 2008). Daarnaast waren er veel meer leerlingen met een autochtone achtergrond dan in de onderzoeksgroep van Transferium. Mogelijk verklaren deze aspecten ook de grotere doorstroom van Transferiumleerlingen naar het VSO.

Bij Transferium komt een grote variëteit aan problemen voor onder de leerlingen en over het algemeen lijken deze problemen ernstiger en complexer dan bij andere voorzieningen (Altra, 2007; Van der Steenhoven & Van Veen, 2010). Hierdoor is het verklaarbaar dat Transferium vaker leerlingen laat doorstromen naar het VSOiii. Wel slaagt het Transferium in zijn streven naar het

(21)

verminderen van de uitstroom naar het VSOiii: in het schooljaar 2010-2011 stroomt een lager percentage leerlingen uit naar het VSOiiidan in het voorgaande schooljaar 2009-2010, namelijk respectievelijk 40,58% en 49,63%, een trend die ook het schooljaar ervoor was te zien.

Voorspellen van succes of uitval

Het tweede doel van dit onderzoek was het vinden van voorspellende factoren voor schoolsucces op het moment dat de jongeren het Transferium verlaten. Uit de logistische regressie-analyses komt naar voren dat de door docenten van Transferium waargenomen achteruitgang van het gedrag tijdens deelname aan de programma's een voorspellende waarde heeft voor zowel succes in als uitval uit het vervolgonderwijs. Eveneens is uit de analyses gebleken dat de factor 'nazorg' voorspellend is voor uitval uit het onderwijs. Indien er nazorg na het verlaten van Transferium wordt geïndiceerd, wordt de kans op voortijdige uitval uit het onderwijs kleiner. Dit komt overeen met de resultaten in het onderzoek van Messing (2011), waar nazorg eveneens een belangrijke factor voor succes bleek. Deze nazorg moet dan wel volledig zijn afgestemd op de leerling, zoals Van der Steeg et al. (2012) beschrijven. Tijdens het inventariseren van de gegevens voor dit onderzoek bij de verschillende scholen voor regulier Voortgezet Onderwijs werd door vier zorgcoördinatoren benoemd dat er geen nazorg was verleend en dat dit een negatief effect op het schoolsucces had van de jongere. In de dossiers werd in deze gevallen wel genoemd dat er nazorg werd verleend. Hoewel dit aspect niet systematisch is onderzocht, lijkt de constatering in de praktijk wel overeen te komen met de literatuur (Messing, 2011; Van der Steeg et al., 2012) en de resultaten van dit onderzoek: indien er nazorg wordt ingezet is de kans op uitval kleiner.

Het afgeven van een 'RECi-indicatie' heeft een marginale significante invloed op succes in het onderwijs na het verlaten van Transferium. De trend die hierdoor zichtbaar wordt, is dat de afgifte van een RECi-indicatie de kans op succes in het onderwijs vergroot. Door de afgifte van een RECi-indicatie kan de leerling op een Cluster-4-school geplaatst worden, wat een positieve invloed op de schoolgang kan hebben. De leerling zit dan in een onderwijsvoorziening waar beter kan worden ingespeeld op de gedragsproblemen van de leerling, waardoor het blijven volgen van onderwijs bereikbaar blijft voor die leerling.

Hoewel Hammond e.a. (2007) benoemen dat 'horend bij een etnische minderheidsgroepering' als risicofactor voor voortijdig schooluitval kan worden aangemerkt, komt uit dit onderzoek niet naar voren dat het ook een risicofactor is voor voortijdig schooluitval na deelname aan Transferium. Van der Steeg en Webbink (2006) geven aan dat in Nederland de

(22)

invloed van een allochtone achtergrond van leerlingen beperkt is indien er ook rekening wordt gehouden met de overige achtergrondkenmerken, zoals de opleiding van de ouders, de woonomgeving en de beheersing van de Nederlandse taal. De bevindingen uit dit onderzoek worden zodoende ondersteund door de literatuur.

Beperkingen van de studie

Voor het doen van onderzoek is het belangrijk dat alle gegevens compleet zijn. Hier en daar is dit onderzoek bemoeilijkt, doordat van sommige leerlingen de gegevens niet compleet waren. Met name de gegevens over 'gedrag' waren vaak niet goed geregistreerd. Ook was uit de gegevens vaak niet terug te halen in welk leerjaar de leerling was ingestroomd, waardoor de variabele 'over-age' niet was te bepalen. Zoals eerder opgemerkt was ook de verzuimregistratie door de scholen van herkomst of ontvangst niet compleet. Slechts van 93 jongeren waren voldoende gegevens bekend om de successcore bij de follow-up meting te berekenen. Een onderzoeksgroep van 93 is eigenlijk iets te klein om betrouwbare uitspraken te doen over het succes van de voorziening en over de samenhang tussen de risicofactoren en de mate van succes (zie Howitt & Cramer, 2007).

In enkele gevallen bleek dat de jongere na het doorlopen van de programma's van

Transferium niet op de geregistreerde school was teruggekeerd. De school wist niet waar de jongere

dan wel naar toe was gegaan. De gegevens hierover ontbraken in de dossiers. Ook waren gegevens over verzuim niet altijd compleet of bleken gegevens over de nazorg niet te kloppen. Daarnaast werd pas laat in het onderzoek duidelijk dat sommige jongeren volgens het dossier enkele maanden geen onderwijs hadden genoten, maar in de praktijk rechtstreeks waren doorgestroomd naar een vervolgopleiding. Deze jongeren werden aanvankelijk als voortijdige uitvallers geregistreerd, maar bleken bij nader onderzoek toch (deels) succesvol te zijn.

De onderzoeksgroep is vrij klein. Een aantal van 100 respondenten is eigenlijk het minimale aantal om goede statistische toetsen te kunnen doen (zie ook: Bijleveld, 2009). Hiermee dient rekening gehouden te worden bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten.

Conclusies en aanbevelingen

Het onderzoek naar voorspellende factoren van schoolsucces van jongeren die hebben deelgenomen aan de programma's, heeft slechts ten dele bevestigd wat in de literatuur te vinden was over risicofactoren voor voortijdig schoolverlaten. Het Transferium kan de kennis hierover gebruiken om beter te voorspellen of een jongere de school waar naar wordt doorgeplaatst succesvol zal doorlopen. Ook kan er dan een beter afgewogen besluit komen over wat de jongere in het traject nog nodig heeft. Uit dit onderzoek blijkt dat de insteek op het verbeteren van gedrag een belangrijk

(23)

aspect is van de programma's die Transferium biedt. Op tijd signaleren van een achteruitgang van het gedrag is belangrijk, maar meer nog het voorkomen van deze achteruitgang. Om de positieve gedragsverandering vast te houden of het gedrag alsnog te verbeteren is nazorg ná het verlaten van de voorziening noodzakelijk. Dit komt ook naar voren uit de literatuur (Messing, 2011; Van der Steeg et al., 2012).

Een onderzoek naar dit aspect zou in het belang van de verbetering van effectiviteit van de programma's kunnen zijn. Hiervoor is het dan noodzakelijk niet alleen naar de geïndiceerde nazorg te kijken, maar ook naar hoe deze in de praktijk heeft plaatsgevonden. Met de gegevens die voor dit onderzoek voor handen waren, bleek het niet mogelijk te onderzoeken welke vorm van nazorg het meest effectief is. Dit zou in de toekomst nader onderzocht kunnen worden. Ook een onderzoek naar de meest effectieve wijze waarop Transferium kan werken aan het voorkomen van een achteruitgang in gedrag is aan te bevelen.

Het gedrag waarmee veel leerlingen startten bij Transferium maakte een goede schoolgang onmogelijk. Indien dat gedrag niet zou verbeteren of zelfs zou verslechteren, was het aannemelijk dat de schoolgang waarschijnlijk alsnog zou mislukken. De wijze waarop de verandering in gedrag gescoord is, wordt in de literatuur 'goal attainment scoring' genoemd. Hierbij wordt in een aantal categorieën door de hulpverlener (in dit geval de medewerker van Transferium) aangegeven dat het gedrag verbeterd, verslechterd of gelijk gebleven is (Schlosser, 2004). Op basis waarvan deze beoordeling plaatsvindt is in het geval van Transferium niet aangegeven, waardoor het lastig is een duidelijke waarde toe te kennen aan de scores. De scores zijn hierdoor ook minder valide en betrouwbaar. Uit dit onderzoek blijkt dat de scores die de medewerkers van Transferium toekennen aan de verandering van het gedrag van de leerlingen voorspellende waarde hebben. Daarom is het interessant in een vervolgonderzoek grondiger te kijken naar veranderingen in gedrag. Hiervoor kan de geobserveerde gedragsverandering gemeten worden via een vooraf vastgestelde gestandaardiseerde scoring (Schlosser, 2004). Ook is het mogelijk gebruik te maken van een meetinstrument zoals bijvoorbeeld de Teacher's Report Form, een vragenlijst die inzicht geeft in het gedrag van de leerling zoals dat door de leerkracht wordt ervaren (NJI, 2013). In dat geval kan zowel bij aanvang van de interventie als bij het verlaten ervan gemeten worden hoe de leerkracht het gedrag van de jongere beleeft.

Het succes van Transferium is beter te beoordelen aan de hand van een vergelijkend onderzoek met interventies met een beter vergelijkbare doelgroep. Volgens Steeg en Webbink (2006) zou er voor het besteden van overheidsmiddelen aan de inzet van dergelijke interventies eerst een goede evaluatiestudie moeten plaatsvinden. In zo'n studie moeten jongeren at random toe worden gewezen aan voorzieningen met en zonder extra financiële overheidsmiddelen om definitief

(24)

voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Dat zou betekenen dat een willekeurig deel van de jongeren wordt geplaatst in een voorziening waar geen extra financiële middelen beschikbaar zijn en waarbij ze dus in een grotere klas, met minder hulpverlening en geen mogelijkheid tot interne diagnostiek zouden worden geplaatst. Het andere deel van de jongeren wordt dan in een voorziening geplaatst waar de financiële middelen voor deze extra ondersteuning wel aanwezig is.

Aangezien deze onderzoeksopzet in de Amsterdamse praktijk niet meer mogelijk is, zou een quasi-experimenteel onderzoek kunnen worden uitgevoerd. Hierbij worden verschillende interventies vergeleken, waarbij de proefpersonen met elkaar gematcht worden op bepaalde kenmerken, zoals bijvoorbeeld type problematiek en demografische kenmerken (zie ook Bijleveld, 2009). Bij de huidige gegevens was niet van alle leerlingen bekend welk programma ze aangeboden kregen. Ook zou een vergelijkingsstudie tussen de periode voordat het Transferium in zijn huidige vorm hulp verleende en de periode vanaf deze hulpverlening informatie kunnen opleveren over de mogelijke invloed die deze voorziening heeft gehad op het bestrijden van voortijdig schoolverlaten.

Transferium zit vol met jongeren die om welke reden dan ook niet (meer) kunnen

functioneren in het reguliere onderwijs. Deze jongeren zouden zonder een voorziening als

Transferium allen voor langere of kortere tijd voortijdig schoolverlater worden. Na het verlaten van Transferium lukt het minstens 45% van de jongeren om weer deel te nemen aan het onderwijs.

Daarnaast zijn er ook jongeren die via een leerwerktraject, een jeugdvoorziening of een andere omweg alsnog een startkwalificatie behalen. In die zin is er enige voorzichtige indicatie dat

Transferium in Amsterdam een positieve bijdrage kan leveren aan het voorkomen van het definitief

uitvallen van leerlingen uit het onderwijs.

Noten

i Het Regionaal Expertise Centrum is een groep scholen die een bepaald cluster omvat. Deze scholen bieden onderwijs aan kinderen binnen dit cluster, maar begeleiden eveneens de ouders bij onderzoek en diagnostiek om een indicatie voor het onderwijs binnen het cluster te krijgen. Cluster-4-onderwijs is bestemd voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, kinderen met psychiatrische stoornissen of ernstige gedragsproblemen.

ii Pre-REC-4-leerlingen zijn leerlingen die voor een REC-4-indicatie in aanmerking komen, maar waarbij door verschillende omstandigheden diagnostiek nog niet mogelijk is geweest (Altra, 2007).

iii De afkorting VSO staat voor Voortgezet Speciaal Onderwijs. Hiermee wordt het Speciaal Onderwijs bedoeld, maar ook de cluster-4-scholen en in één geval een cluster-3-school.

iv De afkorting ROC staat voor Regionaal Opleidingscentrum. Hier kunnen onder andere opleidingen gevolgd worden op de verschillende niveaus van het Middelbaar Beroeps Onderwijs.

(25)

Literatuur

Altra (2007). Programma- en methodiekbeschrijving Transferium. Amsterdam: Altra, B&O. Baat, de, M. (2010). Wat werkt bij het voorkomen en verminderen van schoolverzuim. Utrecht:

Nederlands Jeugdinstituut.

Bijleveld, C.C.J.H. (2009). Methoden en technieken van onderzoek in de criminologie. Den Haag: Boom Juridische uitgevers.

Blom, M, Oudhof, J., Bijl, R.V., & Bakker, B.F.M. (2005). Verdacht van criminaliteit: allochtonen

en autochtonen nader bekeken. CBS en WODC.

Booi, H., Broekhuizen, J., Ruiter, S., Lindeman, E., & Jakobs, E. (2011). De Staat van de

Jeugd -Jeugdmonitor Amsterdam 2011. Gemeente Amsterdam: Dienst Onderzoek en

Statistiek – Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling.

Breg-Vijlbrief, A.C., & Veldt, van der, M.C.A.E. (2008). Ouders over Herstart - Ouders van

ex-Herstartdeelnemers over de schooluitval en deelname aan Herstart van hun zoon of dochter.

Duivendrecht: PI Research.

Burik, A.E., Elderman, E.R., Persoon, A.M., & Rutten, et al. (2007). Evaluatie justitiële

interventies schoolverzuim. Woerden: Adviesbureau Van Montfoort.

CBS Statline (2013). Verkregen 5-5-2013 van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?

DM=SLNL&PA=71450ned&D1=0&D2=0&D3=0&D4=0&D5=1-2&D6=23,118,141&D7=10-11&HDR=T,G2,G4,G1,G6,G5&STB=G3&VW=T * Hier is het uitlijnen wel heel beroerd. *

Hammond, C., Linton, D., Smink, J., & Drew, S. (2007). Dropout risk factors and exemplary

programs. Clemson, SC: National Dropout Prevention Center, Communities In Schools, Inc.

Holter, N., & Bruinsma, W. (2010). Wat werkt bij het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Houtkoop, W.A., Velden, van der, R.K.W., & Brandsma, T.F. (2004). De waarde van de

startkwalificatie. Max Goote Kenniscentrum bve.

Howitt, D., & Cramer, D. (2007). Statistiek in de sociale wetenschappen (3e ed.). Amsterdam:

Pearson Education Benelux.

Kennis, R., Roelofs, M., Eimers, T., & Keppels, E. (2012). Monitoring Utrechtse school:

tweede meting. Nijmegen: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt.

Looman, J. (2010). Evaluatie Transferium, REC-4 en STOP schooljaar 2009-2010. Amsterdam: Samenwerkingsverband.

(26)

Messing, C. (2011). Een tweede kans in de Lupinestraat. Stand van zaken en aanbevelingen

voor de toekomst voor de Rebound, Op de Rails en Herstartvoorziening Eindhoven- Kempenland. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Messing, C. (2012). Een Younieq perspectief. SWV 11.3 Evaluatie OPDC Younieq

Doetinchem. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2011). RMC Regio 21: Agglomeratie

Amsterdam: Aanval op schooluitval – Convenantjaar 2010-2011. Nieuwe voortijdige schoolverlaters – voorlopige cijfers. Den Haag: Ministerie van OC&W.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2012). Aanval op schooluitval. Verkregen op 12-07-2012. http://www.aanvalopschooluitval.nl

Nji (2012). Reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs. Verkregen op 10-05-2012.

http://www.nji.nl/eCache/DEF/47/727.html

Nji (2013). Teacher's report form (TRF). Verkregen op 28-4-2013.

http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/23/639.dWl0Z2VicmVpZD0x.html * Uilijnen! * Rijksoverheid (2012). Wat is de kwalificatieplicht? Verkregen op 01-05-2012.

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/leerplicht/vraag-en-antwoord/wat-is-de kwalificatieplicht.html

ROCopMaat (2013). ROCopmaat – Schoolprofiel. Verkregen 25-2-2013 van

http://www.rocopmaat.nl/schoolinfo/schoolprofiel

Rumberger, R.W., & Lim, S.A. (2008). Why students Drop out of school: A review of 25 years of research. California Dropout Research Project Report, 15. Santa Barbara: University of California.

Schlosser, R.W. (2004). Goal attainment scaling as a clinical measurement technique in

communication disorders: a critical review. Journal of Communication Disorders, 37, 217– 239

Steeg, van der, M., Elk, van, R., & Webbink, D. (2012). Does intensive coaching reduce

school dropout? Evidence from a randomized experiment. Den Haag: CPB.

Steeg, van der, M., Elk, van, R., & Webbink, D. (2008). CPB document no. 177 – Did the

2006 covenant program reduce school dropout in the Netherlands? Den Haag: SCP.

Steeg, van der, M., & Webbink, D. (2006). CPB document no. 107 - Voortijdig schoolverlaten in

Nederland: omvang, beleid en resultaten. Den Haag: SCP.

Steenhoven, van der, P., & Veen, van, D. (2010). NJi monitor: Reboundvoorzieningen voortgezet

(27)

Steenhoven, van der, P. (2012). Stand en stroom rebound 2011 steden. Utrecht: NJI.

Traag, T., & Velden, van der, R.K.W. (2008). Early school-leaving in the Netherlands - The role of student-, family- and school factors for early school-leaving in lower secondary education.

ROA – Research Memorandum Series. Maastricht: Research Centre for Education and the Labour

Market.

Vogels, R., & Turkenburg, M. (2011). Hoofdstuk 5 – Onderwijs. In R. Bijl, J. Boelhouwer, M. Cloïn, & E. Pommer (red.) De sociale staat van Nederland 2011 (pp. 101-122). Den Haag: SCP.

Witte, T., & Notten, T. (2008). Zorgen, boeien en binden: een internationale vergelijking van enkele interventies rond voortijdig schoolverlaten. Journal of Social Intervention:

(28)

Bijlage 1

Rebound Eindhoven: Transferium vergeleken met 'Een tweede kans in de Lupinestraat' (Messing, 2011).

Tabel 1.1 Het percentage leerlingen dat al dan niet uitgestroomd is naar een onderwijsinstelling bij de Reboundvoorziening in Eindhoven (2006-2009) en het Transferium (2010-2011).

Eindhoven (N=175) Transferium (N=138) Uitgestroomd naar onderwijs 80,57% (N=141) 78,26% (N=108)

Niet uitgestroomd naar onderwijs 12,57% (N=22) 20,29% (N=28)

Onbekenda 6,86% (N=12) 1,45% (N=2)

a De categorie 'Onbekend' is gelijk aan de categorie 'Onbekend' in het onderzoek van Messing (2011), maar verschilt met de categorie in de Tabel 1. Hoewel niet van alle leerlingen duidelijk is naar welk niveau onderwijs ze zijn uitgestroomd in het Transferium-onderzoek is er van slechts twee leerlingen echt onbekend of ze naar onderwijs zijn uitgestroomd of niet.

Tabel 1.2 Het percentage leerlingen dat is uitgestroomd naar verschillende types onderwijs bij de Reboundvoorziening in Eindhoven (2006-2009) en het Transferium (2010-2011).

Eindhoven(N=175) Transferium (N=138) VO 53,14% (N=93) 18,84% (N=26) VSOa 9,14% (N=16) 40,58% (N=56) ROCb 17,72% (N=31) 13,04% (N=18) PrO – 5,8% (N=8) Jeugdzorg/detentie 10,86% (N=19) 5,07% (N=7) Overig onderwijsc 0,57% (N=1) 0,72% (N=1) Overigd 1,71% (N=3) 3,62% (N=5) Leerplicht – 10,87% (N=15) Onbekende 6,86% (N=12) 1,45% (N=2)

a Voortgezet Speciaal Onderwijs, inclusief cluster-4-scholen en cluster-3-scholen.

b Regionaal Opleidingscentrum. Hier kunnen onder andere opleidingen gevolgd worden op de verschillende niveaus van het Middelbaar Beroeps Onderwijs.

c De categorie 'Overig onderwijs' omvat jongeren van wie bekend is dat ze naar een andere onderwijsvoorziening zijn uitgestroomd dan de genoemde niveaus.

d De categorie 'Overig' omvat jongeren die wel zijn uitgestroomd naar een andere dagbesteding dan onderwijs (een leer-werktraject of een jeugdvoorziening), of die verhuisd zijn en van wie het schoolniveau onbekend is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Via deze ministeriële regeling worden de doelstellingen en kaders voor het regionale programma tot en met studiejaar 2023/2024 vastgelegd en kunnen scholen subsidie aanvragen voor

Zo is bijvoorbeeld het vergroten van de toegankelijkheid van zorg- centra voor allochtonen beslist een zorg voor het project Alloch- tone ouderen.. „Onbekend maakt nog

Tijdens de trainingen is er ruimte voor reflectie, maar vooral bij de keuringen van de instellingen waar de jongeren uit het onderzoeksteam zelf wonen, blijkt het soms lastig te

In het landelijke thuiszitterspact 1 zijn doelstellingen verwoord voor de regionale aanpak van het thuiszitten, zoals de ambitie dat in 2020 geen enkel kind langer dan drie

Thans is op basis van een Projectplan Transferium duidelijk hoe de ruimtelijke in- deling van het gebied wordt: voor de uitbouw van de regiofunctie van Zuidhorn wordt voorzien in

Deze ontwerpuitgangspunten zijn meegenomen in de verdere uitwerking Op basis van bovenstaande beoordeling hebben de provincie Drenthe en de gemeente Tynaarlo

voorbereiding en bekendmaking van: de herziening van het bestemmingsplan, de omgevingsvergunning, het eventueel benodigde verkeersbesluit, de eventueel benodigde hogere grenswaarde

Volledigheid van aspecten dat invloed heeft op de meerwaarde: Om een afweging te kunnen maken tussen de contractvormen moet het instrument dat hiervoor wordt gebruikt