• No results found

Marktwerking in de gezondheidszorg : de opkomst van particuliere, commerciële bureaus tegen de achtergrond van ontwikkelingen in het gezondheidzorgbeleid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Marktwerking in de gezondheidszorg : de opkomst van particuliere, commerciële bureaus tegen de achtergrond van ontwikkelingen in het gezondheidzorgbeleid"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

x

Universiteit

van

~terdam

x

Sociologisch

l:fistituut

x Doc:rtoraal s;criptie

I.N DE

GEZÖNDHElDSZO:RG

De

opkoms;t van

partióuliere,

.com:nterciël..e

bureauis

tegen

de

achtergrond vari

c:mtwikkelingen in

het

ge~ondheidzorgbèleid

R 4 8

Begeleiding: or ..

A" de

'.Regt.~

Medio

1990"

Charlotte

Roobéek

Vec;it$traatl79

(2)

X Universiteit van Amsterdam X Sociologisch Instituut X Doctoraal scriptie MARKTWERKING IN DE GEZONDHEIDSZORG

De opkomst van particuliere, commerciële bureaus tegen de achtergrond van

ontwikkelingen in het gezondheidzorgbeleid

Begeleiding: Dr. A. de Regt. Medio 1990.

Charlotte Roobeek Vechtstraat 179 1079 JJ AMSTERDAM

(3)

VOORWOORD

Gedurende de afgelopen maanden heb ik mij bezig gehouden met de commercialisering in de gezondheidssector. Pas toen ik er middenin zat heb ik de complexiteit van het gezondheids-zorgbestel, het gezondheidszorgbeleid en de pogingen tot herstructurering kunnen inschatten. De gezondheidszorg is een sector waarin de veranderingen en de wens tot wijzigingen veelvuldig aan de orde komen. De veranderingen in het gezondheidszorgbeleid volgden elkaar in een snel tempo op, Hierdoor zag ik mij genoodzaakt tot in de laatste weken aan te passen aan de actuele ontwikkelingen. De ontwikkelingen binnen de gezondheidszorg zijn nog steeds gaande en het antwoord op de vraag wat de uitkomst van marktwerking in de gezondheidszorg zal worden is nog onbekend.

Ik ben veel dank verschuldigd aan mijn begeleidster Dr. A. de Regt voor haar inspiratie, haar vele aanwijzigingen en motiverende gesprekken. Zij is een grote stimulator voor mij geweest en zij heeft mij veel geleerd.

Tevens bedank ik mijn tweede begeleidster Dr. R. van Dalen voor haar kritische opmerkingen.

Verder wil ik iedereen bedanken die mij in deze spanningsvolle periode hebben gesteund.

Charlotte Roobeek

(4)

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING p. 1

HOOFDSTUK 1

ONTWIKKELING IN OVERHEIDSBELEID INZAKE GEZONDHEIDSZORG p. 4 § 1

-§ 2 -§ 3

-Recente veranderingen in doelstellingen van het gezondheidsbeleid

Zorgverlening aan ouderen

Projekten in de eerstelijnsgezondheidszorg

HOOFDSTUK 2

DE PLAATS VAN THUISZORG IN HET BELEID

§ 1

-§ 2

-§ 3

-Thuiszorg

Doelstellingen van thuiszorg A - Zelfstandige patiënt B - Goedkope thuiszorg

c -

Zorgzame samenleving

D - Thuiszorg als oplossing voor het vergrijzingsprobleem

Conclusie

HOOFDSTUK 3

PARTICULIERE BUREAUS IN DE GEZONDHEIDSZORG § 1 -§ 2 -§ 3 -Inleiding Commerciële initiatieven A - Homecare B - Stichting Intermedzo

c -

Stichting Aanvullenden Thuiszorg Nederland D - Stichting Dienstverlening Thuiswonenden overeenkomsten tussen genoemde

commerciële bureaus HOOFDSTUK 4 THUISHULP-SITUATIE AMSTERDAM § 1 -§ 2 -Gezinsverzorging situatie in Amsterdam sinds de jaren 70

Commerciële Thuishulp: Stichting Dienst-verlening Thuiswonenden p. 4 p. 9 p.11 p.14 p.14 p.18 p.18 p.20 p.21 p.22 p.23 p.25 p. 25 p.27 p.27 p.28 p.30 p.32 p.33 p.36 p.36 p.39

(5)

HOOFDSTUK 5

REACTIES VAN KRUISWERK EN GEZINSZORG OP COMMERCiëLE BUREAUS

§ 1 -§ 1.1-§

1.2-Reacties & cultuur van een instelling

Het kruiswerk De gezinszorginstellingen HOOFDSTUK 6 - CONCLUSIES NOTEN GERAADPLEEGDE LITERATUUR p. 46 p.46 p.46 p.51 p.55 p. 59 p.63

(6)

INLEIDING

Deze scriptie zal het onderwerp 'privatisering en

commercialisering in de gezondheidszorg' behandelen.

De reden om mij met dit onderwerp bezig te houden is

afkom-stig uit mijn stage. Deze stage "Zorg op maat ?" handelde

over de aard en omvang van de hulpbehoefte bij bejaarden in Watergraafsmeer te Amsterdam.

Via de Wetenschapswinkel ben ik in contact gekomen met de werkgroep Welzijn van het wijkopbouworgaan Watergraafs-meer. Om antwoord te krijgen op de vraag of er bejaarden "tussen de wal en het schip" vielen in de wijk Watergraafs-meer ondanks de aanwezige verzorgings-arrangementen, heb ik

gesprekken met werknemers van diverse hulpverlenende

instanties gevoerd.

Tijdens de gesprekken met enkele hulpverleners kwam mij ter ore dat in de wijk ook een particuliere hulpdienst werkzaam was bij bejaarden. Dat verschijnsel vond ik op zich

al opmerkelijk, namelijk dat commercialisering van de

gezondheidszorg is opgetreden. Het feit dat de medewerkers van gesubsidieerde hulpverlening mij geen duidelijk beeld konden geven over de werkzaamheden en contacten van de partikuliere hulpdienst bevreemdde mij. In sommige gevallen

waren medewerkers van gesubsidieerde hulpverlening en

medewerkers van de particuliere hulpdienst, "Stichting

Dienstverlening Thuiswonenden", beiden werkzaam bij dezelfde cliënten. Deze ontwikkelingen wekten mijn nieuwsgierigheid en

vormde de aanleiding om een scriptie te schrijven over

commerciële bureaus in de gezondheidszorg.

Mijn algemene probleemstelling luidt als volgt: Hoe is de opkomst van particuliere, commerciële bureaus te verklaren tegen de achtergrond van ontwikkelingen in het gezondheids-zorgbeleid.

(7)

deelvragen die in deze scriptie uitgewerkt zullen gaan worden. In de komende hoofdstukken wil ik eerst de voor-waarden beschrijven waardoor particuliere hulpdiensten in de gezondheidszorg zich ontwikkelden. De beleidsvoornemens tot

invoering van marktwerking in de gezondheidszorg zijn

afkomstig van de commissie Dekker, die een advies betreffende de herstructurering van de gezondheidszorg formuleerde. De plannen van deze commissie zullen nader belicht worden. Tevens zal uitgewerkt worden waarom de overheid zich heeft willen laten adviseren over de toekomstige financiering en de

structuur van de gezondheidszorg en maatschappelijke

dienstverlening.

Door een globaal overzicht te geven van toonaangevende commerciële bureaus, hulpdiensten en stichtingen werkzaam in

de Randstad, op het terrein van de gezondheidszorg zal

vervolgens een beeld geschetst worden van de intenties, voorwaarden en werkzaamheden van de diverse initiatieven op

de 'markt' van de gezondheidszorg. Tenslotte zullen de

reacties van de bestaande reguliere instellingen op de

ontwikkeling van commerciële bureaus belicht worden.

De periode waarover ik de opkomst en ontwikkeling van commerciële bureaus wil belichten is recent, met de nadruk op de ontwikkelingen in de periode vanaf 1970.

Het materiaal waarop deze scriptie berust is afkomstig uit beleidsnota's betreffende gezondheidszorg (1), brochures

en voorlichtingsmateriaal van het ministerie van

w.v.c.

(2),

en theoretische literatuur (3) over gezondheidszorg en

gezondheidszorgbeleid. Hierin worden begrippen behandeld als deregulering, professionalisering, thuiszorg, privatisering, substitutie, financiering, en commercialisering. Tevens zijn gegevens over demografische ontwikkelingen met name over het apect vergrijzing bestudeerd. Met behulp van deze literatuur kon een beeld gevormd worden hoe de opkomst van particuliere, commerciële bureaus samenhing met de ontwikkeling in het gezondheidszorgbeleid.

(8)

Daarnaast hebben er gesprekken plaats gevonden met oprichters van diverse partikuliere hulpburo's, zoals STAT-Nederland (Stichting Aanvullende Thuiszorg), met de directeur

van Gezinszorg/Thuishulp Amsterdam, tevens oprichter en

vooezi tter van de Stichting Dienstverlening Thuiswonenden. Met organisaties als Homecare en Intermedzo te Utrecht is schriftelijk contact gezocht. Mijn poging om gesprekken te voeren met met medewerkers van particuliere, commerciële bureaus, kon vanwege budgetaire overwegingen van mijn kant

geen doorgang hebben. ( 4) De informatie vanuit de gevoerde

gesprekken is door de hele scriptie heen gebruikt. De tijdens mijn stage 'Zorg op maat?' opgedane kennis en informatie zijn tevens gebruikt.(5)

In hoofdstuk 1 zullen de ontwikkelingen in het

overheidsbeleid ten aanzien van de gezondheidszorg besproken worden. De recente veranderingen in de doelstellingen van het

gezondheidsbeleid en de zorgverlening aan ouderen komen

hierin aan bod. Het tweede hoofdstuk zal gaan over de

betekenis van thuiszorg in het beleid. Aan de hand van nota's zal uiteengezet worden waarom thuiszorg het centrale punt in

het gezondheidszorgbeleid is geworden. Tevens zullen

toegeschreven doelstellingen aan thuiszorg behandeld worden. In het derde hoofdstuk wordt het verschijnsel particuliere bureaus in de gezondheidszorg beschreven, mede aan de hand van vier voorbeelden van commerciële bureaus. In het daarop volgende hoofdstuk wordt het commerciële bureau dat op de Amsterdamse thuismarkt opereert nader behandeld. Hoofdstuk vijf geeft de reacties weer van het kruiswerk en de gezins-zorg op de aanwezigheid van commerciële bureaus, waarna in hoofdstuk zes de conclusies volgen.

(9)

HOOFDSTUK 1:

INLEIDING

ONTWIKKELINGEN IN OVERHEIDSBELEID TEN AANZIEN VAN DE GEZONDHEIDSZORG

In dit hoofdstuk wil ik de ontwikkelingen in het overheidsbeleid ten aanzien van de gezondheidszorg bespreken. Hiertoe zal ik in grote lijnen de wijzigingen in de doelstel-lingen van het beleid behandelen. Een groot deel van dit hoofdstuk zal gaan over recente veranderingen in het bestel van de gezondheidszorg, beginnend met de instelling van de zogenaamde 'Commissie Dekker' en de practische gevolgen daarvan. Voorts wil ik samenvattend projecten van de overheid noemen die als pogingen gezien kunnen worden om verschuiving in de gezondheidszorg te bewerkstelligen.

§ 1 - RECENTE VERANDERINGEN IN DOELSTELLINGEN VAN HET GEZONDHEIDSZORGBELEID

Volksgezondheid maakt deel uit van de portefeuille van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC). De locale of regionale overheden zijn verantwoordelijk voor het functioneren en het organiseren van de gezondheidsvoorzien-ingen binnen de landelijke gestelde normen. Een belangrijk aspect van het volksgezondheidsbeleid is het reduceren van de kosten van het zorgbeleid; dit houdt in dat de uitgaven gehandhaafd dienen te worden tot ongeveer 8% van het Bruto Nationale Produkt. Begin jaren zeventig moest de kosten-ontwikkeling van de gezondheidszorg volgens de overheid worden omgebogen. "Dit beleidsvoornemen impliceerde de noodzaak tot bezinning op de inhoud van de zorg." (1)

De Regering Lubbers II achtte veranderingen in gezond-heidszorg en maatschappelijke dienstverlening noodzakelijk om de betaalbaarheid en kwaliteit van de zorg te garanderen voor

(10)

de toekomst. Op verzoek van de Regering heeft de Commissie Structuur en Financiering Gezondheidszorg, onder

voorzitter-schap van prof. dr. W. Dekker, hiertoe een advies ui

tge-bracht. De zogenaamde 'Commissie Dekker' bracht in maart 1987

een rapport uit over de toekomst van de Nederlandse

gezondheidszorg, getiteld 'Bereidheid tot verandering'. De

regering heeft op basis van het genoemde rapport bepaald dat er belangrijke veranderingen zullen komen in de opzet van de gezondheidszorg. Het gaat hierbij om veranderingen in de organisatie van de hulpverlening, in de manier waarop de zorg wordt betaald en in de wijze waarop de mensen zijn verzekerd tegen ziektekosten.

Naast het feit dat de kosten voor gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening een zorgelijk peil voor de

regering aannamen, diende tevens de structuur van zorg

gewijzigd te worden. Hieronder volgen enkele redenen voor deze beoogde tweeledige verandering.

In de eerste plaats is de overheid van mening dat het niet altijd eenvoudig is om precies dié hulp of verzorging aan mensen te geven die mensen nodig hebben. zo zouden andere

mensen echter weer een overmaat aan zorg hebben. De kosten

van zorg wegen niet altijd op tegen het voordeel dat men ervan heeft. Zo moeten mensen soms een ingewikkelde tocht afleggen langs veel artsen en instanties om de hulp te · krijgen waaraan zij behoefte hebben. Uiteindelijk is dat duur en niet bevredigend. In de tweede plaats lijkt de wijze waarop de gezondheidsvoorzieningen en de maatschappelijke

dienstverlening worden betaald, het zgn.

financierings-systeem, niet adequaat te zijn voor de huidige situaties in

de gezondheidszorg. Bepaalde onderdelen van zorg worden

betaald uit belastinggelden, zoals bejaardenoorden en de

gezinsverzorging. Andere zaken, zoals het kruiswerk en de zorg in het verpleeghuis, vallen onder de dekking van de

AWBZ. Globaal gesproken valt de rest onder de 'gewone'

ziektekostenverzekeringen, die uitgesplitst worden in de

ziekenfondsverzekering, de particuliere

(11)

ziektekosten-verzekeringen voor ambtenaren. De grens voor ziekenfonds-verzekerden ligt bij een loon of uitkering beneden de

Fl. 50.000,= bruto per jaar. Dat aantal bedraagt momenteel meer dan 60% van de bevolking. Ongeveer 30% van de bevolking valt de particuliere verzekeringsvorm en tenslotte 6% onder de verzekering voor ambtenaren.

Elk van deze financieringssystemen heeft z1Jn eigen regels en procedures. Deze zijn niet of onvoldoende op elkaar afgestemd. Gevolg hiervan is dat de financiering van de zorg verbrokkeld is. Dit betekent dat voorzieningen die met elkaar samenhangen op verschillende manieren worden betaald. Denk bijvoorbeeld aan het bejaardenoord-verpleeghuis-ziekenhuis,

of het ziekenhuis-kruiswerk-gezinszorg. De samenwerking

tussen de afzonderlijke voorzieningen wordt hierdoor

bemoeilijkt, waardoor niet iedereen de zorg krijgt die dan het meest passend is.

Een tweede nadeel van het huidige financieringsstelsel wordt gevormt door de grote verschillen in de manier waarop premies voor de ziektekostenverzekering worden betaald. Bij

de ziekenfondsverzekering bedraagt de premie een percentage

van het inkomen. Bij de particuliere ziektekostenverzekering is de premie een vast bedrag, geheel los van het inkomen. Door deze twee varianten kan het voorkomen dat sommigen voor hetzelfde verzekeringspakket veel meer of juist veel minder betalen dan anderen. Tevens is er sprake van een ongelijke verdeling van lasten.

Tenslotte geeft het financieringssysteem onvoldoende

prikkels tot doelmatigheid in de gezondheidszorg.

Naast de twee bovengenoemde problemen rond de af stemming en financiering van gezondheidszorg, was er nog een extra

reden om het systeem van gezondheidszorg te veranderen.

Gezien de demografische ontwikkelingen en de daarmee samen-hangende vergrijzing, zou in de toekomst een steeds groter aantal personen een beroep doen op voorzieningen in de

gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening,

(12)

premies. Dit vormde voor de overheid opnieuw een reden om het stelsel door te lichten en veranderingen door te voeren, die de gezondheidszorg flexibeler kunnen maken, zodanig dat de zorg ook in de toekomst van hoge kwaliteit zal zijn, betaal-baar zal zijn en voor iedereen toegankelijk zal zijn.

De plannen op basis van het rapport van de 'Commissie

Dekker' voorzagen in een stelselherziening die in 1992

voltooid moest zijn. De plannen vielen uiteen in twee

hoofdpunten, namelijk:

*

het tot stand brengen van een basisverzekering en

*

het versterken van de marktwerking in de zorg.

Het overgrote deel van alle zorgvoorzieningen, namelijk 85%

van de kosten, zou in de basisverzekering komen. Dit

basispakket moest worden betaald uit premies die afhankelijk zijn van het inkomen van de verzekerden. Daarnaast zou een

deel van de premie bestaan uit een vast bedrag per

verzekerde: de nominale premie. Naast de verplichte

basis-verzekering moest er een mogelijkheid komen om een

aanvullende verzekering af te sluiten, waarin kosten zoals

fysiotherapie en tandartshulp voor volwassen en

genees-middelen geregeld zouden kunnen worden.

Een tweede kenmerk van de plannen tot stelselherziening zou gestalte moeten krijgen door de regels van de overheid te beperken, terwijl er een groter beroep gedaan moest worden op de eigen verantwoordelijkheid van verzekeraars, verzekerden en de aanbieders van zorg. Hieruit zou marktwerking uit voort moeten vloeien. Doordat er maar één type van verzekeraar zou zijn als gevolg van het verdwijnen van het onderscheid tussen

ziekenfondsen en particuliere verzekeraars, zouden de

zorgverzekeraars onderling moeten concurreren. Daarnaast zou de verzekerde meer vrijheid in de keuze van zijn verzekeraar

moeten krijgen. Door de wijzigingen en aanpassing van

regelingen zou het eenvoudiger worden om zorg meer aan te laten sluiten bij individuele omstandigheden. Men kon dan

'zorg op maat' gaan leveren. De mogelijkheden voor

(13)

De overheid hoopte dat de invoering van de voorstellen van de Commissie Dekker zouden leiden tot een stelsel van zorg van hoge kwaliteit, dat betaalbaar en doelmatig was. Het

stelsel zou zoveel mogelijke aan moeten sluiten bij de

behoeften van patienten en gebruikers van zorgvoorzieningen.

Aan de mogelijke gevolgen van marktelementen in de gezondheidszorg wordt al langer aandacht gegeven. In zijn in-augurele rede besprak F.F.H. Rutten in september 1983 de

'Privatisering en deregulering in de gezondheidszorg'. De

gezondheidseconoom wenst "de mogelijkheden voor een

introductie resp. versterking van marktelementen in de

gezondheidszorg (te) exploreren." (2) Hij stelde dat de markt voor de gezondheidszorg echter "anders" is dan voor andere

goederen. "Een aantal karakteristieken van de markt voor

gezondheidszorg maakt, dat overheidsingrijpen nodig is, al is het maar om enig overwicht in de krachten aan de vraag- en aanbodzijde van de markt tot stand te brengen." (3)

Rutten meende dat de markt voor gezondheidszorg in een viertal kenmerken kan worden samengevat. Ten eerste noemde hij het fenomeen van "moral hazzard". Dit wil zeggen dat men risico loopt dat consumenten die geheel of gedeeltelijk verzekerd zijn, meer consumeren dan wanneer zij via een kosten-baten analyse medische hulp in zouden roepen. Het tweede fenomeen doet zich voor als gevolg van het aanbieden van verzekeringspolissen met vormen van eigen risico of bijbetaling. Het aanbieden van dergelijke polissen werkt marktsegmentatie in de hand (gezonde-minder gezonde mensen,

jonge-oudere mensen) en betekent een verschuiving van lasten van ziektekosten van de relatief gezonde konsument naar de relatief ongezonde. Als derde punt geldt de onevenwichtige positie van vrager en aanbieder op de markt, met name wat betreft de toegang tot informatie. Er zal enige vorm van bescherming van de consument op de markt nodig zijn. Ten vierde wijzen economen op "externe effekten". Dit speelt "wanneer er effecten optreden die niet alleen de contrac-tanten of partners bij een transactie betreffen maar ook

(14)

derden. 11 ( 4 )

Het marktmechanisme brengt voor de gezondheidszorg

volgens Rutten minder wenselijke effecten met zich mee. Het

komt vaker voor dat er een ongelijke lastenverdeling

voorkomt, maar als het om lasten van de gezondheidszorg gaat is dit niet juist; men zou hier een zeker grondrecht hebben. Rutten stelt: "Enige vorm van regulering, hetzij door de overheid, hetzij door de marktpartijen in onderling overleg, is dus noodzakelijk, waarbij we regulering breed opvatten als

elke maatregel, die de mogelijkheden van potentiële of

werkelijke participanten op de markt beperkt." (5)

Concluderend kan worden gesteld dat door de kosten van

de gezondheidszorg in de komende jaren en de huidige

inefficiënte opzet van de gezondheidszorg en maatschappe-lijke dienstverlening de overheid noodzaak zag zich te laten adviseren om tot eventuele veranderingen in het financiering systeem en in de structuur van zorg over te gaan. De huidige wijze van financiering zou belemmerend werken ten aanzien van het verstrekken van samenhangende zorg, en de verschillen van verzekeringssystemen zouden, naast ongelijke lastenverdeling, een doelmatig gebruik van voorzieningen in de weg staan. De overheid was van mening een omslag in huidige en toekomstige

problemen te kunnen bereiken, door het advies van de

commissie Dekker op te volgen. Het instellen van een basis-verzekering en stimulering van marktwerking in de gezond-heidszorg zouden de structuur en de financiering van deze zorg effectiever gestalte geven. Of marktwerking goed middel is om kostenbeheersing te bereiken zal nog moeten blijken. De door de commissie Dekker voorgestelde veranderingen hebben betrekking op het gehele gezondheidsbestel, maar zullen zeker gevolgen hebben voor de zorg aan ouderen.

§ 2 - ZORGVERLENING AAN OUDEREN

De snel toenemende vergrijzing van de bevolking, de

(15)

uitgaven veroorzaakt door curatieve voorzieningen in de intramurale zorg, worden als belangrijke redenen van het probleem in de bekostiging van de volksgezondheid ervaren. Het verschijnsel van de vergrijzing van de bevolking werkt door op de zorgverlening aan ouderen.

In de loop van de jaren zestig ontstond er een andere visie op het ouderenbeleid. De toenmalige ideeën vloeiden

voort uit een centrale doelstelling nl. zorgverlening.

Hierbij stond het verlenen van hulp centraal en werd de mogelijke zelfstandigheid van de oudere niet in ogenschouw genomen. In de jaren zeventig veranderde het aandachtspunt naar de noodzaak tot integratie en emancipatie van de oudere bevolkingscategorieën en gaf men gehoor aan het streven ouderen zoveel mogelijk zelfstandig te laten wonen. Hiertoe moest de benodigde hulpverlening zoveel mogelijk in de eigen woonomgeving ter beschikking worden gesteld.

Hieruit komt vervolgens in de jaren tachtig de wens naar

voren de integratie en zelfstandig_heid te verstevigen.

Uitgangspunt van het beleid van de overheid is, dat bejaarden zoveel mogelijk zelfstandig in hun eigen, vertrouwde omgeving moeten kunnen blijven en volledig moeten kunnen blijven deelnemen aan het maatschappelijk leven zolang zij dat wensen en zolang zij· dat nog kunnen. Gelet op de toename van het aantal ouderen zou er, ondanks plannen tot bezuininging op het ouderenbeleid, feitelijk van inkrimping van het bestaande

voorzieningenniveau geen sprake kunnen zijn. Het aantal

verzorgings- en verpleeghuizen zou bijvoorbeeld op peil

moeten blijven. Dit impliceert een beroep op de collectieve middelen. Het ministerie wil liever geen verdere uitbreiding maar wel meer onderlinge afstemming en samenwerking tussen de instellingen die zich richten op de ouderen.

Naast zelfzorg en mantelzorg (zorg door directe omgeving zoals buren, vrienden en kennissen) en vrijwilligerswerk is het overheidsbeleid gericht op versterking van de eerste-lijnszorg. Eerstelijnszorg is omvat de gezinsverzorging, het kruiswerk, de huisarts en het algemeen maatschappelijk werk. In het kader van de bejaardenzorg zou er ook een beroep

(16)

gedaan kunnen worden op het gecoördineerd ouderenwerk en de ambulante psychogeriatrische gezondheidszorg. Daarnaast zijn er intramurale zorgvoorzieningen zoals de bejaardenoorden, het verpleeghuis, het ziekenhuis en het algemeen

psychia-trisch ziekenhuis. De in eerste paragraaf genoemde

onduidelijke en ondoelmatige structuur van de voorzieningen en de toenemende vraag om zorg door met name ouderen, hebben ertoe geleid dat de overheid naar alternatieven zoekt om de zo zorg efficiënt mogelijk te laten verstrekken. Men poogt

door experimenten zoals bijvoorbeeld het aangaan van

tijdelijke samenwerkingsverbanden tussen diverse

instel-lingen om tot aangepaste aanbod van zorg te komen. In de volgende paragraaf zal hier verder op in worden gegaan.

§ 3 - PROJECTEN IN DE EERSTELIJNS-GEZONDHEIDSZORG

Door de toenemende vergrijzing van de bevolking wordt de overheid voor nieuwe taken gesteld. Naast de toename van meer vraag om hulp bij ouderen, verandert ook het karakter van de behoefte om hulp. De zorg die verleend wordt, moet een 'zorg op maat' zijn, die zoveel mogelijk thuis of in de eigen woonomgeving aangeboden zou moeten worden. De overheid noemt deze verandering in ontwikkeling van aanpak in het

gezond-heidsbeleid het substitutiebeleid. Dit substitutiebeleid

houdt in het zoveel mogelijk vervangen van de zwaardere, vaak intramurale vormen van zorgverlening door lichtere vormen, veelal in de eigen omgeving, die meer recht zouden doen aan de "werkelijke" behoefte.

Om na te gaan hoe de zorg aan ouderen kan worden

verbeterd steunt de overheid bijvoorbeeld zes projecten

waarin een verschuiving van het aanbod van zorg tot stand

wordt gebracht en tegelijkertijd allerlei practische

problemen worden verholpen. Hiertoe moet de regelgeving en/of financiering ook worden aangepast. Bij de zes projecten pogen

ouderen, instellingen, gemeenten, provincie, rijk en

financiers samen te demonstreren dat het aanbod van zorg effectiever op de vraag van ouderen kan worden afgestemd. Als

(17)

voorwaarde geldt dat de kwaliteit van het aanbod van zorg hierbij niet wordt aangetast. De experimenten hebben een

looptijd van drie jaar en hebben als voorwaarde dat

vrijwillige en professionele hulpverleners samenwerken en elkaar daardoor versterken.

De projecten in 's Gravenhage, Nieuwegein, Venlo, Zuid-oost Groningen, De Beverlanden en Rotterdam richten zich op geïntegreerde ouderenzorg, substitutie in de ouderenzorg en op individuele zorgsubsidie. ( 6) Uit tussentijdse evaluaties van de experimenten is gebleken dat de nieuwe wijze van verzorging soms leidt tot een vergrote zelfstandigheid en daardoor minder afhankelijkheid van de ouderen, maar dat soms

dezelfde vorm van afhankelijkheid als voorheen blijft

bestaan. De verschuiving van zorg zou voor de overheid de gewenste besparing in kosten op kunnen leveren.

Naast deze zes projecten is de Ziekenfondsraad eind 1987 in drie regio's van Nederland het experiment thuis-verpleging begonnen. De doelgroep waren patiënten die ondanks een indicatie voor opname in een verzorgings- of verpleeg-huis liever tverpleeg-huis blijven wonen. In de betreffende regio's,

Amsterdam, West-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen, en in

Groningen worden de kosten voor extra hulp, die wel aan een bepaalde tijd is gebonden, door de Ziekenfondsraad betaald.

De eindrapportages van de projecten komen voorjaar 1991

gereed, en de berichtgeving is tot nu toe positief te

noemen; dat wil zeggen dat de zelfstandigheid van de

patiënten groter zou zijn geworden en de kosten minder zouden zijn. De uitkomsten van de experimenten wijzen op de noodzaak tot handhaving van de huidige voorzieningen juist nu deze verstrekking van zorg als gevolg van de huidige (en geraamde) kosten van de gezondheidszorg en maatschappelijke dienst-verlening onder druk is komen te staan.

In dit eerste hoofdstuk zijn globaal de ontwikkelingen in de gezondheidszorg aan bod gekomen. Na de bespreking van de diverse intenties, accentverschuivingen, maatregelen van de overheid ten aanzien van de ontwikkeling en beheersing van

(18)

de kosten van de gezondheidszorg wil ik in het volgende hoofdstuk het belang en de eventuele gevolgen van 'thuiszorg' bespreken.

(19)

HOOFDSTUK 2 DE PLAATS VAN THUISZORG IN HET BELEID

In hoofdstuk 1 zijn de ontwikkelingen in het overheids-beleid ten aanzien van de gezondheidszorg besproken. Nadat de regering advies had ingewonnen bij de 'commissie Dekker', zette de overheid koers op kostenbeperkende maatregelen en

doelmatige zorgverlening. Zoals gezegd gold de

herstruc-turering van financiering en voorzieningen de gehele gezond-heidszorg en maatschappelijke dienstverlening. Doordat veel ouderen in hun eigen huis verblijven en daar curatieve en ook verpleegkundige zorg krijgen dient het beleid zich naast de instellingenzorg ook te richten op zorg in de thuissituatie. Aan de hand van diverse nota's zal in dit hoofdstuk besproken worden waarom thuiszorg in de tweede helft van de jaren tachtig het centrale punt in het gezondheidszorgbeleid is geworden. ( I) .

§ 1 - THUISZORG

In 1974 verscheen de Struktuurnota Gezondheidszorg. In deze nota werd voorgesteld de gezondheidszorg te onderwerpen aan echelonnering. Dit hield in dat voorzieningen in de

gezondheidszorg die globaal gesproken dezelfde kenmerken

vertoonden en hetzelfde doel dienden, in één sector werden

ingedeeld. In het eerste echelon hadden huisartsen,

wijkverpleging, deskundigen in de geestelijke gezondheidszorg en werkers in de maatschappelijke dienstverlening zitting. In

het tweede echelon bevonden zich de gespecialiseerde

voorzieningen, zoals ziekenhuizen en verpleeghuizen. Met deze nota deed de overheid voor het eerst systematisch uitspraken

over de gewenste ordening van de gezondheidszorg. De nota

ging uit van vier uitgangspunten, te weten:

substitutie-mogelijkheden tussen de verschillende

(20)

patiënt mocht slechts in een hoger echelon komen wanneer dit

strikt noodzakelijk was, en het eerste echelon zou vrij

toegankelijk zijn.

Gedachte achter de Structuurnota was dat uitbreiding van

het eerste echelon, ook wel extramurale gezondheidszorg

genoemd, een afname van het tweede echelon van de

specialistische/intramurale gezondheidszorg teweeg zou

brengen. Tegelijkertijd zou dit de beheersbaarheid van de gezondheidszorg door de overheid verbeteren omdat duidelijker werd welke taken door welke hulpverleners uitgevoerd zouden gaan worden.

In 1980 verscheen de Schets van de Eerstelijns gezond-heidszorg, als een nadere uitwerking van de nota uit 1974. De eerstelijnsgezondheidszorg kreeg een aparte doelstelling:

"Het aanvaarden van medeverantwoordelijkheid voor een

continue, integrale en persoonlijke zorg voor de gezondheid van de in een vertrouwensrelatie met de hulpverlener staande individuen en hun gezinnen of andere samenlevingsverbanden in

hun thuissituatie". (1) De tweedelijnsgezondheidszorg zou

daarentegen een specialistisch karakter bezitten en niet vrij toegankelijk zijn. Deze lijn is niet gericht op de mens in de thuissituatie maar op individuen in inrichtingssituaties.

De nota Volksge;?;ondheidsbeleid bij beperkte middelen,

die in 1983 verscheen, had als centrale doelstelling de·

bevordering van de zelfstandigheid van de consument/patiënt.

De nota bepleitte "het zorgmodel van

zelfstandigheid-bevordering"; hiertoe dienden accentverschuivingen in gang gezet te worden van de curatieve naar de preventieve zorg, van klinische naar poliklinische zorg en van tweedelijn- naar eerstelijnzorg. Het zorgmodel van zelfstandigheidsbevordering

verwees naar de benadering van de WHO, de World Health

Organisation, waar het begrip primary heal th care centraal stond. Het nationale beleid diende aan te sluiten bij de

uitspraken van de WHO. Onnodig zelfstandigheidsverlies en

verlies van het kontakt met het eigen milieu zou voorkomen

moeten worden. De begrippen zelf- en mantelzorg, en ook

(21)

gespecialiseerde zorg en residentiële zorg.

Drie maanden later verscheen de Nota Eerstelijnszorg.

Hierin werd de samenhang van de gezondheidszorg en de

maatschappelijke dienstverlening benadrukt. Dit had direct te maken met de vorming van het nieuwe departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur in 1982. De Nota Eerstelijnszorg wijzigde het bovengenoemde zorgmodel en hanteerde de volgende

indeling in sektoren: 1. het informele circuit

2. de eerste lijn 3. de tweede lijn.

Met 'informeel circuit' werd bedoelt het niveau waarbinnen mensen zorg dragen voor zichzelf en voor anderen. Dit werd

ook zelfzorg, mantelzorg, zelfhulp en vrijwilligerswerk

genoemd. De eerste lijn was het thuiszorg-niveau. De

tweedelijnszorg bestond uit gespecialiseerde zorg en

residentiële verpleging en verzorging voor langere of kortere duur.

In de nota werd thuiszorg

verantwoordelijkheid gezien ·van de

als gemeenschappelijke eerstelijnszorg en de

informele zorgverleners. Hierdoor werd thuiszorg een

instrument om tot 'de zorgzame samenleving' te kunnen komen, waarin mensen meer zichzelf en elkaar zouden gaan helpen. Dit verwijst naar de regeringsverklaring van het kabinet Lubbers

in 1982. Door in de nota het zelfstandigheidscriterium

centraal te stellen werd de wens van de patiënt ten aanzien van zorg van primair belang in plaats van opvattingen en

mogelijkheden van hulpverleners. "De

zelfstandigheids-bevordering is ook de reden waarom het begrip thuiszorg officieel in deze beleidsnota wordt geïntroduceerd." (2)

Verschillende ordeningsmodellen liepen in de nota door elkaar heen;

als synoniem verschillende criterium van

thuiszorg en eerstelijnsgezondheidszorg werden

beschouwd. Thuiszorg als begrip bleek twee

inhouden hebben. Ten eerste als

indelings-de zelfstandigheid, dat wil zeggen zorg bij indelings-de mensen thuis en gericht op het zolang mogelijk handhaven van de zelfstandigheid van de patiënt. Ten tweede als indelings-criterium van specialisatie, namelijk de zorg die onder de

(22)

eerste lijn valt.

De nota stelde wijzigingen voor ten aanzien van de eerste lijn, en deze veranderingen werkten door op de tweede lijn. Via substitutie-regeling moest er een rem komen op de verwijzingen en tevens vond er een verschuiving van middelen plaats: minder bedden betekende meer zorg thuis.

1983 was in diverse opzichten een productief jaar voor

het publiceren van de beleidsvoorne~ens. Naast de twee

genoemde nota's worden er twee andere maatregelen

geïntroduceerd door middel van de notities Thuisverpleging en

de nota Flankerend Beleid. Thuisverpleging sloeg op de

verpleging thuis van patiënten met een indicatie voor opname en verder verblijf in een verpleeginrichting. Het flankerend

beleid richtte zich op handhaving van de zelfstandige

leefwijze van ouderen; emancipatie en preventie waren naast de zorgverlening belangrijke elementen. Diverse voorzieningen

zoals bejaardenoorden, kruiswerk, gezinsverzorging en

gecoördineerd ouderenwerk, en de informele hulp dienden zich bewust te worden van hun wijkfunctie. Zij dienden

activi-teiten zoals alarmsystemen, woningaanpassing, vervoer en

communicatie te ontwikkelen of te onderhouden.

In 1986 kwam er een vervolg op de uitgangspunten van de overheid met de nota Zorg voor ouqeren. Deze bepleitte het

bevorderen van de verschuiving van de intramurale naar

extramurale zorg. Dit betekende dat ouderen zo lang als het verantwoord is in de thuissituatie moeten kunnen blijven. Dit besluit werd niet alleen uit zorginhoudelijke overweging geponeerd maar ook om zodoende te bevorderen dat het aanbod van hulp door hulpverleners aan de vergrijzende bevolking doorgang kon blijven vinden.

Samenvattend kan gezegd worden dat door thuiszorg als centraal element in het gezondheidszorgbeleid te stellen er meer zorg in de thuisituatie wordt verleend.(3) De ver-schuiving van instellingzorg naar zorg in de thuissituatie wordt door informele en professionele hulpverleners van de

(23)

eerstelijnsgezondheidszorg ondersteund. Vanwege substitutie blijven er -in de zin van verzorging- zware patiënten vaker in de thuis. Zeker door de noodzakelijke en onmisbare hulp van informele hulpverleners kunnen professionele hulpver-leners de noodzakelijke zorg thuis verlenen. Dit betekent een kostenbesparing voor de overheid. ( 4) Het is mijns inziens positief dat het gezondheidszorgbeleid rekening wenst te

houden met de wens van de patiënt om thuis (verder)

verpleegd te kunnen worden. Het toepassen van deze regeling vraagt echter grote inzet van de informele en professionele

hulpverlening. Op beide vormen van hulpverlening wordt

wellicht een (te) zwaar beroep gedaan in bepaalde situaties.

§ 2 - DOELSTELLINGEN VAN THUISZORG

Zoals in de vorige paragraaf al werd vermeld, wordt

thuiszorg als een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid

van hulpverleners gezien; als een instrument om tot meer zorgzaamheid en hulpverlening van mensen onderling te komen. Thuiszorg zou voor de betreffende parti jen de meest ideale wijze van verstrekking van en ontvangst van zorgverlening inhouden. Thuiszorg wordt als het ware gepresenteerd als een nieuw en divers toepasbaar middel dat vele ladingen dekt.

Aan het begrip thuiszorg worden de volgende

doelstel-1 ingen verbonden; ten eerste zou thuiszorg leiden tot

zelfstandigheid, ten tweede zou thuiszorg goedkoper zijn dan andere voorzieningen, vervolgens zou thuiszorg impuls geven aan de zorgzame samenleving en tenslotte zou thuiszorg de nadelige gevolgen van het vergrijzingsprobleem opvangen.

A - ZELFSTANDIGE PATiëNT

De positie van de patiënt staat bij thuiszorg centraal. Niet de hulpverlener bepaalt in eerst instantie de vraag en het aanbod van de zorg- en dienstverlening, maar veel meer de wens van de patiënt. De medisch socioloog Philipsen (5) stelt dat het streven naar thuiszorg als een tegenbeweging gezien

(24)

kan worden ten aanzien van de opname in bejaarden- en verpleeghuizen, nl. door het afstand nemen van zorg door instellingen. Mensen hoeven bij thuiszorg niet onnodig in de greep van instellingen te zijn. De laatste jaren is het volgens hem steeds duidelijker geworden dat voor de meeste mensen de leefwereld primair thuis is in plaats van elders. Philipsen is van mening dat het streven naar thuiszorg een beweging is tegen de onherbergzaamheid van systemen van instellingen. Toch meent Philipsen dat instellingzorg niet moet worden afgewezen. De zorg door de instelling biedt een ~ans te ontsnappen aan lichamelijke en geestelijke over-belasting. Vanuit dit idee en het feit dat de thuiszorg net zo goed een inbreuk kan zijn op de privacy van mensen, dient thuiszorg eerder genuanceerd dan geïdealiseerd te worden, vindt Philipsen.

Bij thuiszorg dienen patiënten zelf te blijven handelen. Zij dragen zelf ook een deel verantwoordelijkheid voor het gewone dagelijkse leven. Mensen zijn veelal niet 24 uur per dag doorlopend patiënt. Bij opnamen in instellingen wordt de overheersende sociale rol echter de patiëntenrol. Dit heeft tot gevolg dat naast het ontvangen van professionele zorg

zich andere consequenties voordoen, zoals een gevoel van

hulpeloosheid en lusteloosheid en het idee niets zinvols meer te doen of te zijn. Dit worden ook wel hospitalisatie-verschijnselen genoemd. Men draagt zelf geen verantwoorde-lijkheid en men is zwaar getroffen door het verlies van de eigen vertrouwde omgeving.

Daarnaast treedt er ook het door De swaan genoemde

'maatschappelijk functieverlies' op. (6). Bij het gedrag van mensen dient gekeken te worden naar de mate waarin mensen afhankelijk van elkaar zijn en naar de mate waarin zij elkaar

nodig hebben, stelt hij. Mensen zijn volgens De Swaan

centrale ontmoetingspunten in het netwerk van afhankelijk-heidsverhoudingen. Gezonde, jonge mensen hebben veelal mensen om zich heen, die mogelijk ook nog op hen zijn aangewezen. Zelf hebben zij die mensen niet zo hard nodig en mocht dat

(25)

prestatie hier tegenover te leveren. Ouderen en zieken hebben meer nodig van anderen, dan dat die anderen van hen nodig hebben. Langdurig zieke patiënten zijn afhankelijk van de mensen om hen heen, en zullen steeds meer afhankelijk worden. Zelf kan de zieke en ook de oudere vaak niet zoveel terug doen, waardoor de relaties die er bestaan onder druk komen te staan. Bij langdurige opnames kan het zo ver komen dat er weinig mensen meer zijn die de noodzaak van het contact inzien. Het sociale netwerk dat bestond in gezonde, vroeger tijden is ingekrompen of mogelijk bijna verdwenen. Dit proces van uitsluiting en verafhankelijking wordt volgens de Swaan

bevorderd door instellingenzorg. (7) Hierom zou zo lang

mogelijk thuis verblijven een groot goed zijn. Ondanks het feit dat men in het eigen leefmilieu blijft kan er evenwel toch een isolement ontstaan en een verlies van maatschappe-lijke functies. Dit zal echter pas later plaats vinden dan wanneer men in een instelling is opgenomen.

B - GOEDKOPE THUISZORG

Thuiszorg wordt vaak gezien als een goedkoper al ter-natief voor instellingszorg. Ziekenhuisopnamen, maar vooral opnames in bejaarden- en verzorgingshuizen zijn kostbaar en veelal van een lange duur. De kosten kunnen niet veranderd of verminderd worden. Het verstrekken van het minimum aan zorg binnen de instellingen is volgens berekeningen altijd nog

vele guldens per dag duurder dan zorgverlening in de

thuissituatie; dit zou zelfs op kunnen gaan wanneer het een situatie van intensieve thuishulp betreft.(8) De geldende

norm bij substitutie is ongeveer Fl. 200,= per dag. Dit

bedrag wordt bijvoorbeeld door het ziekenfonds vergoed aan

thuiszorginstellingen, als normbedrag voor de variabele

kosten van een dag ziekenhuis- of verpleeghuisopname van een

modale patiënt. Deze vergoeding is goedkoper dan kosten

binnen een instelling die circa FL. 300,= tot FL.450,= per dag bedragen.

(26)

bezuiningings-recept te zijn. Vervanging van dure voorzieningen in de tweede lijn door voorzieningen thuis (=substitutie) werkt over het algemeen besparend, maar de mate waarin zorg thuis verleend moet worden geeft de doorslag in de kosten. Wanneer thuiszorg verleend moet worden op continue basis, dus ook 's nachts, dan betekent dit vaak een vergroting van de begrote kosten en is dit niet goedkoper dan opname. Maar in de meeste gevallen zal thuiszorg goedkoper zijn dan opname, zoals in gevallen van revalidatie, nazorg, zelfstandigheidshandhaving van de patiënt wat betreft de algemeen dagelijkse levens-behoeften (A.D.L.) e.d. Ook door informele zorgverlening zijn de kosten van zorg lager. Zoals gezegd krijgt informele zorg een belangrijke plaats in het beleid van de overheid.

De substitutie moet een kwalitatief beter zorg opleveren of een zorg die meer tegemoet komt aan de voorkeur van de patiënt of een zorg die goedkoper is.

C - ZORGZAME SAMENLEVING

Omdat Thuiszorg als gemeenschappelijke

verantwoorde-lijkheid van zowel informele als professionele hulpverlening wordt gezien zouden familie, vrienden en buren samen met hulpverleners uit de eerstelijnsgezondheidszorg borg moeten staan voor de verzorging of verpleging van de patiënt in de thuissituatie. Behalve dat de leden van de samenleving zich zelf meer zouden helpen, door bijvoorbeeld zelfzorg of door zelf initiatieven voor andere verzorging te bedenken, zouden de mensen onderling elkaar moeten helpen. Pas als deze vorm

van informele zorgverlening niet meer adequaat is zou

professionele hulpverlening in geschakeld moeten worden. De saamhorigheid van het zorgdragen voor elkaar als burgers,

zonder in eerste instantie inmenging van professionele

krachten, zou een zorgzame samenleving tot gevolg hebben. In deze zorgzame samenleving verzorgt men elkaar gratis, is men verantwoordelijk voor elkaar en staat men voor elkaar klaar in geval van ziekte en nood. Hierdoor behoudt men de eigen

(27)

gehandhaafd. Thuiszorg zou bijdragen aan de vorming van zogenaamde 'zorgzame samenleving'.

D - THUISZORG ALS OPLOSSING VOOR HET VERGRIJZINGSPROBLEEM

"De toenemende vergrijzing wordt herhaaldelijk verge-leken met een grijze golf die de samenleving zal overspoelen

en de beschikbare financiële middelen volledig zal

opslorpen." (9) Het beleid van WVC is erop gericht de kosten

van de vergrijzing beheersbaar te houden. Maar er komen

allerlei twijfels op of de bestaande zorgsystemen daad-werkelijk ouderen de mogelijkheid bieden om zo lang en zo

goed mogelijk thuis te blijven. Goudriaan stelt dat

thuiszorg meer aspecten moet omvatten dan het zorgterrein alleen; het zou een bundeling van sociaal en cultureel beleid moeten zijn. om de nadelige gevolgen van vergrijzing tegen te

houden is er een beleid nodig dat verder gaat dan

aanpassingen in de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening. Goudriaan doelt op veranderingen in sociale

wetgeving en op het (her)huisvestingsbeleid. Ondanks

aanpassingen die gedaan zijn in het kader van Flankerend

Ouderenbeleid zoals alarmering, maaltijdvoorziening en

buurtbussen blijft het onzeker of dit voldoende is om de

doelstelling te bereiken. Voorwaarden voor een optimaal

woonklimaat voor ouderen zijn bijvoorbeeld een veilige

woonomgeving, betaalbare en voor oudere geschikte woningen, gegarandeerde hulp, ontmoetingsruimte, vervoer van huis tot huis, persoonlijke informatieverstrekking en voorlichting,

maaltijdvoorziening.(10) Goudriaan is van mening dat

bevordering van informele zorg niet alleen uit mentaliteits-verandering bestaat, maar dat een structurele uitwerking noodzakelijk is. Zo zouden vrijstelling voor het uitoefenen van informele zorg en de handhaving van voorzieningen zoals conciërges, buurtwinkels en goed vervoer punten zijn op het gebied van sociaal en cultureel terrein, die veel verder gaan dan verstrekking op het zorgterrein.

(28)

De overheid stelt zich zelf ten doel zorg te dragen voor het aanbod van hulp in de thuissituatie voldoende en kwali-tatief hoogstaand is. "In feite gaat het om een maatschap-pelijke oriëntatie en inrichting van de maatschappij, waarvan

zorg slechts een onderdeel uitmaakt. Deze oriëntatie en

inrichting beogen de zelfstandigheid van mensen die zorg behoeven zoveel mogelijk te bevorderen met het uiteindelijke doel dat zij zo lang en zo goed mogelijk thuis kunnen blijven." (11) Ouderen willen zo lang mogelijk in hun eigen woonomgeving blijven. Met deze wens tot zorg thuis wordt steeds meer rekening gehouden, zowel in het geformuleerde beleid als in de mogelijkheden die de hulpverlening biedt.

§ 3 - CONCLUSIE

Concluderend kan worden gesteld dat in alle nota's thuiszorg wordt gezien als oplossing voor het

financiering-sprobleem van de toenemende vergrijzing en de daarmee

samenhangende verhoogde vraag naar hulp. Door het

substitutiebeleid worden intramurale verpleeghandelingen

verplaatst naar de extramurale situatie waarin professionele

krachten zorg verlenen. De zorgverschuiving zou tot

kostenbesparing kunnen leiden.

Af gaande op het gevoerde beleid kan worden gesteld dat de overheid een sterke eerstelijngezondheidszorg wil bewerk-stelligen. Intensieve samenwerkingsverbanden tussen intra- en

extramurale voorzieningen zouden tevens kostenbesparend

werken. Maar er bestaan ook twijfels ten aanzien van de beheersing van deze kosten. Bij intensieve thuiszorg waar bijvoorbeeld 24-uurs-zorg noodzakelijk blijkt te zijn, is de substitutie-vergoeding veelal onvoldoende om kostendekkend te zijn. Ook zou de professionele hulpverlening terug moeten kunnen vallen op hulp uit het informele zorgcicuit. De informele zorg, afkomstig uit de 'zorgzame samenleving' kan echter niet onuitputtelijk toegepast worden. Naast bezwaren van practische aard, kunnen -mogelijk- de kwaliteit en kennis van zorgverlening op den duur niet gewaarborgd worden. Dit

(29)

zou tegen de uitdrukkelijke bepalingen van het

substitutie-beleid in gaan. De maatschappelijke betrokkenheid van

'vrij-willigers' met patiënten in de thuissituatie is een

onmis-bare schakel geworden voor de betreffende patiënt maar

vooral voor de professionele hulpverlening. Vermindering van werkdruk voor de professionele werkers door informele hulp is welkom, maar niet ten koste van bijvoorbeeld overbelasting van diezelfde mantelzorgers.

Samenvattend kan gezegd worden dat door thuiszorg

centraal te stellen er een verandering in het aanbod van hulpverlening is opgetreden. De intramurale instellingen zijn faciliteiten gaan verstrekken zoals alarmering,

bereikbaar-heid en maaltijdverstrekking. De organisatie zou voor

buitenstaanders aanspreekbaar en herkenbaar zijn geworden. Men heeft door bijvoorbeeld dagbehandeling ervaring met zorg

van een multidisciplinair karakter. Maar de intramurale

instellingen zullen een meer ziektegerichte benadering naar

de situatie thuis inbrengen, daar waar de

eerstelijns-gezondheidszorg juist een cliëntgerichte benadering hanteert.

Nu de betekenis van 'thuiszorg' in het gezondheidszorg-beleid is als centraal aandachtpunt is geformuleerd moeten de

kruisorganisaties en de gezinszorginstellingen hun

aktiviteiten hieraan aanpassen. De gevolgen van de genoemde ontwikkelingen in het beleid zullen in de rest van deze scriptie aan bod komen. Daartoe zullen eerst de intitiatieven

als gevolg van de stimulans tot marktwerking besproken

worden. Dit heeft geleid tot nieuwe participanten op de 'markt' van thuiszorg namelijk de particuliere, commerciële bureaus. Vervolgens zullen de reacties van de kruisorgani-saties en de gezinszorginstellingen op de commercialisering van de gezondheidszorg besproken worden.

(30)

HOOFDSTUK 3.

§ 1 - INLEIDING

PARTICULIERE BUREAUS IN DE GEZONDHEIDSZORG

In dit hoofdstuk zal een beeld geschetst worden van het verschijnsel 'particuliere, commerciële bureaus in de gezond-heidszorg'.

In Nederland bestaan er veel kleine maar ook grote commerciële bureaus die zich richten op de gezondheidszorg, gebruikmakend van de plannen van de Commissie Dekker. Hoe groot het bestaande marktaandeel van de commerciële bureaus op de thuiszorgmarkt in Nederland bedraagt, is niet exact bekend en moeilijk te achterhalen. De toetreding op de markt

van diverse kleine bedrijfjes (een-'vrouws'-zaken), de

mislukkingen, en de samenwerkingsverbanden maken dat een

totaalbeeld van de activiteiten ondoorzichtig is. Wat wel vermeld kan worden is dat de meeste commerciële bureaus particuliere initiatieven zijn, werkzaam in de vorm van een stichting, en dat zij op een medisch, maar vooral op het verpleegkundige, verzorgende vlak van zorgverlening opereren. In eerste instantie vinden de leveringen van zorg en of

diensten meestal binnen een bepaald geografisch gebied

plaats. Centraal bij de commerciële bureaus is dat de

betaling per verrichting door een (uitzend-)kracht van de stichting, door de cliënt zelf wordt gefinancierd, of via de

verzekeringsmaatschappij van de betreffende cliënt.

overheidssubsidies en tegemoetkoming in de gemaakte kosten zijn onder deze commerciële, en met het oogmerk op winst gerichte constructie niet aan de orde.

zoals in hoofdstuk 1 al is vermeld, had de overheid mede als gevolg van de uitkomsten van "de Commissie Dekker" besloten tot stimulering van de marktwerking en daardoor de

mogelijkheid geschapen tot uitbreiding van het aantal

aanbieders van zorg op het terrein van de gezondheidszorg. Marktwerking !leeft voor een impuls tot het oprichten van

(31)

diverse commerciële bureaus gezorgd.

Commerciële bureaus kunnen in hun bestaan voorzien omdat verzekeringsmaatschappijen iets in de werking van deze nieuwe

organisaties zien. Als gevolg van de andere en lagere

prijsstelling van de bureaus ten opzichte van de huidige

hulpverlening, kan het voor verzekeringsmaatschappijen

lucratief zijn om zich positief ten opzichte van de nieuwe

ontwikkelingen op te stellen. Sommige

verzekeringsmaat-schappijen vergoeden de zorg verleend door commerciële

bureaus al. Het is te verwachten dat andere maatschappijen

eveneens over gaan tot vergoeding van particuliere,

commerciële zorg. De andere geldstroom is afkomstig van

cliënten die betalen voor de verrichte diensten, en deze niet bij hun verzekering kunnen declareren.

Verzekeringsmaatschappijen willen zo goedkoop mogelijk

de kosten van de verleende zorg willen vergoeden. Het

voorstel van de commissie Dekker om een basisverzekering te vormen en daarnaast de mogelijkheid tot eigen keuze van

verzekeren van een aanvullend pakket betekende dat de

verzekeraars in de gezondheidszorg concurrenten van elkaar zouden gaan worden. Zowel de huidige particuliere ziekte-kostenverzekeraars als de ziekenfondsen zullen elkaar moeten bestrijden op de markt van zorgfinanciers.

Verzekeringsmaat-schappijen zullen aanbieders van zorg met laag tarief

voorrang gaan verlenen betreffende vergoeding van geleverde diensten. Ook kunnen vergoedingen van diensten verzorgd door commerciële bureaus 'standaard' opgenomen gaan worden. De

gehanteerde tarieven verschillen soms opmerkelijk;

bijvoorbeeld Fl. 107,= per verpleeguur bij kruisverenigingen of Fl. 35,= per verpleeguur bij commerciële bureaus. De verschillen in prijs zijn van belang voor de hoeveelheid zorg die vergoed kan worden door de verschillende maatschappijen. De cliënt echter zal, zeker wanneer hij/zij de kosten kan declareren, ongeacht de uurprijs een gelijke kwaliteit aan zorg willen ontvangen.

(32)

gezondheids-zorg worden niet door de overheid gefinancierd, en er is ook geen controle op de opzet en werking van dergelijke bureaus. Het voortbestaan van de commerciële organisatie hangt af van de vraag of men kostendekkend kan opereren. In toenemende mate schijnen cliënten en bepaalde verzekeraars bereid te zijn om voor een breed scala van thuishulp te betalen. Meer dan de huidige vormen van hulpverlening zijn particuliere bureaus in staat om flexibel te werken. De bureaus kunnen eerder op de vraag van de cliënt inspelen. De commerciële bureaus proberen het begrip 'service' optimaal te hanteren door sneller en uitgebreider in te gaan op de wensen van de

cliënten. Het huidige marktaandeel van de particuliere,

commerciële bureaus zou vergroot kunnen worden als

verzekeringsmaatschappijen voor het verstrekken van

vergoedingen geen voorwaarden of kwaliteitseisen stellen.

§ 2 - COMMERCiëLE INITIATIEVEN

Aan de hand van vier verschillende voorbeelden van

soorten initiatieven in de zorgsector hoop ik een paar

belangrijke tendenzen en ontwikkelingen aan te kunnen geven. Eerst bespreek ik de organisaties Homecare (A) en Intermedzo

(B). Dan behandel ik de landelijke aanvullende

thuisver-lening-organisatie Stichting Aanvullende Thuiszorg (STAT)

(C), en tenslotte een particulier bureau· (D) dat vooral

werkzaam is in Amsterdam. Dit laatste bureau, Stichting

Dienstverlening Thuiswonenden zal in hoofdstuk 4

uitge-breider worden behandeld.

In deze paragraaf zal ingegaan worden op de

doel-stelling en werkwijze van vier commerciële bureaus. A: HOMECARE

Het doel van de organisatie Homecare is het bieden van hulp of zorg aan particulieren. De opstelling van Homecare op de thuiszorgmarkt luidt als volgt: "Wij doen wat de cliënt

(33)

uiteraard voor betaalt." (1)

Homecare is opgericht door twee

ex-verpleeghuis-directeuren. Ten grondslag aan het idee om HomeCare op te richten lag het veranderende beleid, ervaringen met een stage in Canada en kontakten met verzekeringsmaatschappijen. De verzekeringsmaatschappij Ohra stond garant voor het salaris en het startkapitaal. Homecare anticipeert op de substitutie-gedachte door activiteiten van de tweede lijn naar de eerste

lijn te verplaatsen en zo een kostenreductie te

bewerkstelligen in de gezondheidszorg. De organisatie richtte zich op het verzorgen en verplegen van cliënten in de thuissituatie.

Redenen voor cliënten om hulp aan te vragen bij Homecare

zijn: overbrugging van de wachttijd van operaties of

andersoortige behandelingen, ziekenhuisopname te voorkomen

of uit te stellen, en verkorting van de opnameduur.

De opbrengsten van Homecare zijn rechtstreeks gekoppeld aan verrichtingen; de personeelsinzet voor die verrichtingen (en daarmee de kosten) wordt flexibel gehouden door te werken met uitzendkrachten.(2)

Om meer bekendheid te krijgen en om verder te kunnen uitbreiden dan het huidige gebied rond Utrecht "zoekt men patiënten". Homecare is namelijk afhankelijk van verwijzing van clienten of patiënten door bijvoorbeeld huisartsen en · ziekenhuizen; de organisatie stelt dat de kruisorganisaties

een brugfunctie in de activiteiten van het commerciële

instelling kunnen vervullen. Homecare wilde via het kruiswerk met de cliënt in kontakt gebracht worden om hen vervolgens proberen in te lijven bij de nieuwe, commerciële organisatie. Tevens dacht Homecare het kruiswerk als mogelijke concurrent af te schrijven door sneller en flexibeler op vragen in te spelen; uit de berichten blijkt dat het met de organisatie Homecare niet zo goed gaat.

B: STICHTING INTEEMEDZO

(34)

samenwerkingsverband van enkele Plaatselijke Huisartsen Verenigingen en algemene ziekenhuizen in de regio utrecht.(3)

Intermedzo heeft als doel het aantal opnamen in een

intramurale instelling te voorkomen en/of te verkorten door het aanbieden van medische thuiszorg in de regio Utrecht.

Intermedzo maakt gebruik van de regelingen ten behoeve van substitutie binnen de gezondheidzorg door patiënten met een medische indicatie uit het ziekenhuis te laten ontslaan

en die patiënten vervolgens medische thuiszorg aan te

bieden.(4) De oprichters meenden dat als gevolg van de nadruk

op het echelonnerings-principe er belemmeringen tussen

zorgvoorzieningen zijn ontstaan, waardoor er geen directe uitwisselingen voorkomen. Het principe van echelonnering, een

opdeling van het zorgsysteem in afzonderlijke niveaus,

belemmerde dat patiënten de juiste zorg of continui tei t in

zorg kregen. Volgens Intermedzo worden er veel patiënten intramuraal verpleegd die net zo goed thuis kunnen worden opgevangen. Bepaalde acti vi tei ten die nu in de intramurale sektor plaatsvinden zouden

uitgevoerd kunnen worden.

even goed in de thuissituatie Soms is het omgekeerde ook het geval. Een ongecontroleerde verschuiving van de zorg naar de

thuissituatie brengt volgens Intermedzo onaanvaardbare

risico's met zich mee ten aanzien van de kwaliteit van zorg. De inzetbaarheid van verplegend en verzorgend personeel is van groot belang bij Intermedzo. Zij zijn, evenals enkele fysiotherapeuten, op contractbasis in dienst genomen. Het beleid van de stichting Intermedzo is erop gericht zo weinig mogelijk verschillende hulpverleners bij één patiënt in te zetten. De aangesloten huisarts en de specialist spelen een

belangrijke en centrale rol bij de medische thuiszorg,

namelijk bij de medische indicatie, de medische behandeling en bij het opstellen van de behandelprotocollen (het zorgplan voor verpleging).

Intermedzo heeft een medische adviesraad ingesteld om toezicht te houden op de indicatiestelling. De raad houdt ook toezicht op de uitvoering van de zorgverlening en poogt de

(35)

informatie hiertoe komt uit het overleg van de inter-collegiale samenwerking. Daarnaast streeft Intermedzo naar goede relaties met de overige eerstelijns-voorzieningen zoals kruiswerk en gezinsverzorging.

Patiënten komen in aanmerking voor de zorgverlening van Intermedzo indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De patiënt moet bijvoorbeeld een indicatie hebben voor opname of verblijf in een intramurale instelling. De deelname aan de zorgverlening van Interroedzo moet vrijwillig zijn; de patiënt en zijn omgeving moeten na overleg met de huisarts/specialist gekozen hebben voor medische thuiszorg. Als derde voorwaarde geldt de factor 'tijd': de zorg moet in een afgrensbare tijd plaats vinden. Deze grenzen worden opgelegd door financiers. De medische zorg kan gedurende de tijd van zorgverlening stabiliseren of zelfs verbeteren, waardoor er minder medische handelingen noodzakelijk zullen zijn. Vervolgens kan er dan worden overgegaan naar een andere vorm van hulpverlening. Tenslotte is de aanwezigheid van mantelzorg zeer gewenst, doch niet vereist door de organisatie. Het is zelfs zo dat patiënten bij wie mantelzorg tijdelijk uitvalt, en als gevolg

daarvan in aanmerking zouden komen voor een opname, een

beroep kunnen doen op de zorgverlening van Intermedzo.

Intermedzo kan de cliënten, tegen betaling, medische

handelingen verstrekken in de thuissituatie, en tevens

activiteiten op het terrein van verpleging en verzorging uitvoeren. De betaling vindt of door de betreffende cliënt zelf plaats, of door verzekeringsmaatschappijen die akkoord zijn gegaan met de werkwijze en de daar uit voortvloeiende kosten van de zorgverlening door commerciële instellingen.

C: STICHTING AANVULLENDE THUISZORG (STAT)

De stichting Aanvullende Thuiszorg Nederland heeft als doel "de thuissituatie van zieken en gehandicapten zo lang

mogelijk op een bevredigende wijze te handhaven, door

aanvullende hulp te verlenen als bestaande verpleging- en

(36)

Diverse voorzieningen zoals huisartsen, kruisver-enigingen, gezinszorginstellingen en het maatschappelijk werk spelen in op de sterk toegenomen thuiszorg. De onderlinge

afstemming van dienstverlening en voorzieningenpakket levert

een goede reguliere zorgverlening op, volgens de stichting. Toch meende STAT dat er meer nodig was. De zorgverlening van de reguliere organisaties bij intensieve thuiszorgsituaties zouden dikwijls niet toereikend zijn. In 1986 werd Stichting Aanvullende Thuiszorg opgericht om deze tekortkoming in te vullen.

Het idee van aanvullende thuiszorg vond weerklank bij de

medeoprichters, te weten het ziekenfonds Haaglanden/Nuts

ziektekostenverzekering en de Ohra. Belangrijke overweging was de substitutiemogelijkheid (zie hoofdstuk 2). Na de start in Den Haag en omgeving, is de STAT uitgegroeid tot een landelijk werkend netwerk. Er functioneren Stat-netwerken in Zeeland, Brabant en Limburg, Flevoland, Drenthe en Groningen, maar het werkgebied beslaat heel Nederland. STAT-Zoetermeer

is de centrale vestiging waaruit de netwerken worden

ondersteund. vanuit STAT-Nederland vinden de

onderhande-lingen plaats met financiers, met verzekeraars om te komen tot het sluiten van overeenkomsten over de zorgverlening. Een

aantal verzekeringsmaatschappijen heeft een contract

afgesloten met STAT. De verzekeraars vormen een beraad die ondersteuning geeft aan het bestuur in beleid en financieel beheer.

STAT biedt aanvullende thuiszorg onder de volgende

indicaties, namelijk het voorkomen of uitstellen van een opname, het bekorten van opnametijd, het vervangen bij ziekte of rustperiode van de eigen verzorger. STAT heeft een bestand met enkele honderden op oproep beschikbare zorgverleners, bestaande uit gediplomeerde verpleegkundigen en gediplomeerde ziekenverzorgenden, en tevens ervaren verpleeghulpen.

De organisatie wordt niet gesubsidieerd; de gemaakte kosten op uurbasis worden door de verzekering of partikulier betaald. voor men tot verstrekking van de zorg overgaat wordt

(37)

er met ziekenfonds of ziektekostenverzekeraar overlegd of er

financiering beschikbaar is. De bereidheid hiertoe neemt

volgens STAT steeds meer toe. wanneer de financiering niet

kan worden gerealiseerd, dient STAT af te zien van de

gevraagde zorgverlening. Een andere beperking voor STAT is dat de gehanteerde vergoedingsnormen niet voor onbepaalde tijd worden verstrekt. De periode is 6 weken, waarbij er soms verlenging mogelijk is tot maximaal drie maanden.

De aanvraag voor aanvullende zorg kan ingediend worden door de patiënt zelf, de familie/huisgenoot, de wi jkver-pleging, het ziekenhuis en andere betrokkene. De organisatie STAT is 24 uur telefonisch bereikbaar.

D: STICHTING DIENSTVERLENING THUISWONENDE

De Stichting Dienstverlening Thuiswonende heeft op de uitgegeven folder met grote letters "zelfstandig blijven zonder zorgen" staan. De Stichting biedt elke vorm van zorg of service 'aan huis' aan. De periode van dienstverlening is zowel periodiek als permanent. De Stichting is opgericht om "u en uw verwanten rust en zekerheid te bieden" meldt de folder. Tevens wil de Stichting de bestaande gezondheids-organisaties ontlasten.

De Stichting Dienstverlening Thuiswonenden wil een goed · georganiseerde thuiszorg leveren die mensen de mogelijkheid biedt onafhankelijk te blijven. De organisatie SDT levert

tegen kostprijs persoonlijke diensten, hulpmiddelen en

materialen aan haar vaste clienten. Het initiatief tot de oprichting is in 1986 genomen met als doel een (veel) langer

verblijf in de eigen woonomgeving mogelijk te maken. De

clienten dienen te kunnen rekenen op grote betrouwbaarheid, op deskundigheid en op continuiteit; hiertoe wordt verwezen

naar de langdurige ervaring in de "traditionele" thuiszorg

die de huidige stichting bezit. De inschrijving om van de

service gebruikt te kunnen maken is f 1. 100,

=.

Vanaf dat

moment zijn de te leveren diensten 'afroepbaar'. De SDT vindt het van belang dat de clienten er zeker van kunnen zijn dat

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een (kleinschalig) onderzoek onder op zichzelf wonende mensen met chro- nisch psychiatrische problematiek of een verstandelijke beperking laat een- zelfde beeld zien: het

de liberalen zoals u en ik, met onze VVD. Politiek zijn wij in essentie om op te komen voor de kansen van ieder mens zich in vrijheid en verantwoordelijkheid

Leefwereldwerkers zijn vrijwilligers van Marokkaanse herkomst die de helpende hand willen bieden aan moeilijk bereikbare Marokkaanse gezinnen (jongeren en ouders) in Den Haag

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan