• No results found

Thuis in de jaren vijftig : beelden uit een generatie moeders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Thuis in de jaren vijftig : beelden uit een generatie moeders"

Copied!
131
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

THUIS IN DE JAREN VIJFTIG Beelden uit een generatie moeders

doktoraalskriptie sociologie, Universiteit van Amsterdam Marianne Grunell

begeleiding: Hanne Groenendijk en Selma Sevenhuijsen

(3)
(4)

VOORWOORD

Hoewel ook bij het schrijven van deze skriptie slechts één hand de pen vasthield, zou ze toch niet geschreven zijn, als niet anderen hun steun en medewerking hadden verleend. Hen wil ik op deze wijze be-danken:

De tien vrouwen, wier levens in deze skriptie centraal staan, voor haar openhartigheid, belangstelling en gastvrijheid;

Mijn twee begeleidsters, die er zorg voor hebben gedragen dat ik dÓÓr bleef gaan en uiteindelijk bijna de skriptie schreef, waar ik een

jaar geleden op hoopte;

Mijn aanvankelijke onderzoekspartner, voor haar vijf interviews; Vertrouwde studie- en vakgenoten, voor de gedegen wijze waarop zij de eerste onderzoeksopzetten van kommentaar voorzagen;

Mijn vriendin, die ondanks het verlies dat zij dit jaar had te dragen, tijd en aandacht vond om haar kwaliteiten, inlevingsvermogen én distantie ook aan mij en mijn skriptie te geven. Aan haar dank ik de eerste ideeën voor de Nabeschouwing;

Mijn vriend, die niet alleen mijn dagelijkse zorgen deelde en mijn aUedaagse gezeur trotseerde, maar die bovendien bij stukjes en beetjes de eerste versies zag en mij, met zijn enthousiasme en taalgevoel, de zekerheid gaf dat het gerchrevene de moeite waard was of werd;

Tenslotte, de typist voor zijn geduld en prachtige werk; de eigenares van 't machine voor het - gastvrije - gebruik ervan; en een vertrouwd plekje op de Universiteit van Amsterdam voor de geboden faciliteiten.

Met deze skriptie sluit ik mijn studie sociologie af. Ik dank mijn ouders voor de aanzet die zij mij daartoe in mijn jeugd hebben gegeven. Aan hen draag ik deze skriptie op.

(5)
(6)

INHOUDSOPGAVE

blz

7 Inleiding

9 Hoofdstuk een, Het Onderzoek

20 Hoofdstuk twee, Biografische Schetsen 34 Hoofdstuk drie, Trouwen

52 Hoofdstuk vier, Seksualiteit

76 Hoofdstuk vijf, Huishouden en Moederschap 10 l Nabeschouwing

106 Noten 120 Literatuur 126 Bijlagen

(7)
(8)

INLEIDING

"Wet (Gelijke Behandeling) zou 't gezin ondermijnen. Kerk bang voor veelvormige wereld". Onder deze kop schreef de psycholoog Jos Frenken in De Volkskrant van 13 mei 1982 over de achtergronden van het verzet van de kerken tegen het voorontwerp van Wet op de Gelijke Behandeling: deze wet tast het christelijk dogma aan, waarin het gezin als hoeksteen van de samenleving wordt opgevat; relaties van lesbiënnes, homofielen en ongehuwde heteroseksuelen moeten minder 'waard' blijven dan het huwe-lijk. "Tegen gedwongen heteroseksualiteit" prijkt op de eerste plaats van het eisenprogramma 1982 van de CPN-vrouwen voor de Amsterdamse gemeenteraad. [l] Zo duidelijk kunnen de partijen tegenwoordig tegenover elkaar staan. In deze skriptie keren we terug naar de tijd waarin de 'goddelijke orde' van de kerken nog nauwelijks weersproken en bestreden werd.

Na 1945 zijn in Nederland belangrijke bouwstenen gelegd van een bestel, waarin het gezin - de vrouw als huisvrouw en moeder, de man als kostwinner - dé wettelijk bevoordeelde relatievorm was. [2] Parlementair waren de konfessionele partijen de belangrijkste hoedsters van deze normering. Maar zij stonden in die mening niet alleen: álle politieke partijen noemden in haar partijprogramma's van na de oorlog het gezin de hoeksteen van de samer.leving. Typerend voor de stemming na '45

is wellicht dat onder de leuze "Gezinsherstel brengt Volksherstel" de sociale wederopbouw van Nederland ter hand werd genomen.

In de jaren direkt na de oorlog werd het natuurlijk bestel van katholiek minister Romme uit de jaren dertig, volgens welk de man de kostwinner van het gezin diende te zijn en de vrouw de verzorging van het gezin tot taak had, het maatschappelijk bestel: de overgrote meerderheid van de Nederlanders richtte haar leven op deze wijze in. Meer dan 80% leefde in gehuwde staat, meer dan 90% van de gehuwde vrouwen werkte niet buitenshuis. Het overheersende levensperspektief van vrouwen en de levensvervulling van de meeste gehuwde vrouwen moet in deze jaren wel het huisvrouw- en moederschap zijn geweest.

Na de oorlog werden de als komplementair opgevatte levenstaken van man en vrouw in het huwelijk onder de noemer van 'gelijkwaardigheid' gepresenteerd. In juridische zin kregen in de jaren vijftig gehuwde vrouwen een meer gelijke positie tegenover haar echtgenoten toegekend. Hiermee zou volgens juristen die de regering over dit "sluitstuk" van de emancipatie van de vrouw adviseerden, haar emancipatie voltooid zijn. Over deze tijd vertelt de verzetsstrijdster Joke Folmer in een

(9)

interview in 1980 in Vrij Nederland: 'Terwijl je toch vijf jaar lang zelfstandig was geweest, je eigen vérstrekkende beslissingen had geno-men, verantwoordelijkheid had gedragen voor zoveel andere mensen. Hoe was het mogelijk dat iedereen weer terugviel in dat oude patroon dat vrouwen weer braaf ja en amen zeiden? We waren kennelijk nog niet rijp om wakker te worden. Reken maar dat vrouwen het moeilijk hebben gehad met die aanpassing. Ik was niet de enige. Maar je deed het, je deed je best weer een goede vrouw en moeder te zijn. Het heeft jaren geduurd voor we weer een beetje mens konden zijn en niet alleen vrouw. Ik heb geboft dat ik nog een paar jaar heb kunnen werken. Maar toen ik trouwde, werd ik ontslagen uit overheidsdienst , hoewel ik meer verdiende en een betere baan had dan mijn man. We hebben ons toen veel te veel aangepast.'

Het leven van tien vrouwen uit deze generatie, die trouwden, kinderen kregen en opvoedden, alsof dat deel van de opbouw van Nederland van-zelf sprekend op haar schouders rustte, staat in deze skriptie centraal. Hoe kijken zij terug op haar leven, waarin huwelijk en gezin vanzelfspre-· kend thuis hoorden? Welke betekenis, welke konsequenties had dit schijn·-baar natuurlijk 'lot' op de loop van haar levens? Toegespitst op de jaren vijftig, kunnen deze vragen opgevat worden als de vraagstelling van deze skriptie. Tien vrouwen vertellen over de betekenis van haar huwelijk, over taboes op seksualiteit in haar jeugd en over de angst voor zwangerschappen die haar beleving van seksualiteit binnen het huwelijk bleven kleuren. We vroegen naar haar dagelijks leven in het huwe.lijk - het huishouden, de kinderen - en naar de arbeidsverdeling met haar echtgenoten.

Jn het eerste hoofdstuk belicht ik de achtergrond en geschiedenis van deze vraagstelling, en doe ik verslag van de werkwijze tijdens het onderzoek. Lezeressen en lezers die nieuwsgieriger zijn naar de 'cake' dan naar het recept, kunnen met hoofdstuk twee beginnen. Bij wijze van kennismaking met de tien vrouwen die in deze skriptie een hoofdrol spelen, zijn daar tien biografische schetsen te vinden.

In de hoofdstukken drie, vier en vijf worden haar ervaringen met huwelijk, seksualiteit, huis!>,)uden en moederschap in een historische kontext thematisch gepresenteerd. Ik besluit deze skriptie met een nabeschouwing, waarin ik geen samenvatting van de voorgaande hoofd--stukken geef, maar even uit de skriptie stap om erop terug te blikken.

(10)

HOOFDSTUK EEN

HET ONDERZOEK

Op de regel dat de vraagstelling één van de grootste problemen van een onderzoek uitmaakt, vormt deze skriptie-x- geen uitzondering. Niet alleen kostte ze voorafgaand aan de interviews veel energie en tijd, in de loop van het onderzoek is de oude vraagstelling zelfs naar de achtergrond geschoven en kregen lijnen uit de interviews voorrang. "Geen -ongebruikelijke gang van zaken bij kwalitatief onderzoek", stelde begeleidster Hanne Groenendijk gerust: het is zelfs gewenst als tijdens het onderzoek blijkt dat de onderzochten onverwachte punten aansnijden of benadrukken, die kruciaal zijn om in dit onderzoek het leven van getrouwde vrouwen in de jaren vijftig te begrijpen. De in de inleiding op de skriptie gegeven omschrijving van de vraagstelling is dan ook een rekonstruktie achteraf van de 'ontdekkingen' tijdens het onderzoek. [l] Naast de geschiedenis van de vraagstelling en haar operationalisering, zal ik in dit hoofdstuk mijn werkwijze tijdens het onderzoek - grotendeels chronologisch - uiteenzetten. Na de vraagstelling behandel ik de werving van de tien vrouwen, de interviews en de subjektiviteit van deze methode van onderzoek, en tenslotte mijn be- en verwerking van het materiaal. De chronologie van dit onderzoek begon echter lang voor de vraag--stelling; daarom ga ik eerst kort in op mijn keuze voor kwalitatief onderzoek in het algemeen en voor dit onderzoek in het byzonder.

Eerste achtergrond

Het idee om mijn studie sociologie af te sluiten met een kwalitatief onderzoek bestond bij mij al een aantal jaren. In mijn studiegeschie-denis waren belangstelling voor en bestudering van vaak marxistische maatschappij-analyses in de loop van de tijd verschoven naar interesse in kwalitatieve benaderingen in de sociologie. [2] Een ontwikkeling die minder individueel bleek dan ze mij indertijd V'oorkwarn. Zo schrijft Lutz Niethammer in de inleiclin)S op een ver?:amelbundel over 'de prak--tijk van "Oral History"' in 1980: 'Erst nachdern eine jl.ingcre akademische

Generation seit den 60er ]ahren begann, dieses Erbe [bedoeld wordt de

* Ik ben deze skriptie, en in het kader daarvan het onderzoek met een medestudente begonnen. Na hel afnemen van de interviews is echter besloten om met gebruikmaking van de vijf interviews van de ander, twee skripties in plaats van één gezamenlijke skriptie te schrijven. Daarom gebruik ik in de rest van deze skriptie zo nu en dan de 'wij'-vorm.

(11)

traditie van arbeidersautobiografieën en een met diepte-interviews en levensgeschiedenissen werkende sociale wetenschap: Niethammer, blz 9] - zunächst meist im Ausland - wiederaufzufinden und sich anzueignen, erst nachdem die sich an makrosoziologischen Deutungsmustern aus den Traditionen Webers und Marx' abgearbeitet hatte, stellte sich die Frage nach der Subjektivität und Lebensgeschichtlichen Konkretion der grossen gesellschaf tlichen Gruppen erneut '. [3]

Van funktionele makro-analyses ging mijn belangstelling naar de subjektieve dimensie van geschiedenis: hoe ervaren mensen maatschap-pelijke mogelijkheden en beperkingen? Hoe interpreteren ze deze rela-tieve gegevenheden en wat doen ze ermee? Dat werden interessante sociologische vragen. Het tegenwoordig in akademische kringen al weer ouderwets klinkende idee dat "mensen hun eigen geschiedenis maken, maar dat niet uit vrije wil doen", bleef voor mij wel een leidraad bij het beoefenen van kwalitatieve sociologie. [4]

Wellicht meer ingegeven door persoonlijke omstandigheden was mijn belangstelling voor èfe .generatie va·n mijn ouders. Wat waren de gedeelde ervaringen van deze generatie arbeid(st)ers met de krisis van de jaren dertig, de oorlog en de wederopbouw, de 'overvloed' van de jaren zestig en de vaak vervroegde verlating van het arbeidsproces door de mannen aan het eind van de jaren zeventig? Bleef de generatie die met niets begon, in haar ervaring ook weer met lege handen achter? Dat de uiteindelijk gekozen onderzoeksgroep uit gehuwde vrouwen met kinderen bestaat en mijn vragen minder globaal zijn geworden, is het gevolg van mijn lidmaatschap van een onderzoeksgroep vrouwenstudies.

Tweede achtergrond

In 1979 startte op het Instituut voor de Wetenschap der Politiek aan de Universiteit van Amsterdam de groep "Vrouwen, gezin en verzorgings-· staat in Nederland na 1945"; deze onderzoeksgroep werd mede begeleid door Selma Sevenhuijsen. Na een theoretische en historische inleesfase, is historisch bronnenonderzcek verricht naar opvattingen over taken, houdingen en eigenschappen, die men in de jaren Vijftig aan vrouwen toe-en voorschreef. Dit gebeurde door het bestudertoe-en van publikaties van onder meer hulpverleningsinstanties als de Protestantse Stichting voor Verantwoorde Gezinsvorming en de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming. [5] Een belangrijke 'opdracht' bij het bronnenonderzoek was, goed in het oog te houden wat de mogelijke konsequenties van over vrouwen gehuldigde opvattingen zouden kunnen zijn voor het dagelijks leven van diezelfde vrouwen. De twee jaar die voor het gehele onderzoek waren uitgetrokken, bleken echter onvoldoende ruimte te bieden aan het voorbereiden en houden van interviews, die bij het uitvoeren van genoem-de 'opdracht' wenselijk wergenoem-den geacht. Met ons ongenoem-derzoek wilgenoem-den we dit deel van het 'grote' onderzoek uitwerken.

De genoemde inleesfase van het groepsonderzoek mondde onder meer uit in een hypothetische schets van mogelijk tegenstrijdige maat-schappelijke ontwikkelingen rond de positie van vrouwen in de jaren vijftig. Omdat deze schets inhoudelijk een aanknopingspunt bood voor ons onderzoek en uiteindelijk deze skriptie, en onze vragenlijst voor de interviews er deels op is gebaseerd, geef ik de belangrijkste stellingen hier kort weer. [6]

(12)

Hypothetische schets

Hoewel het gezin de hoeksteen van de samenleving bleef in partij-programma's, de overheid aan dit uitgangspunt beleidsmatig vorm gafj mensen overwegend in gezinsverband leefden en de levensvervulling van de overgrote meerderheid der vrouwen op de eerste plaats huwelijk, moeder- en huisvrouwschap betrof, vonden er in de jaren vijftig verande-ringen plaats, die wellicht op gespannen voet stonden met deze traditio-nele 'lotsbestemming' van vrouwen. Bij deze veranderingen dachten we aan de volgende maatschappelijke ontwikkelingen.

In en na de Tweede Wereldoorlog bleef in tegenstelling tot in de jaren dertig de vraag naar vrouwelijke arbeidskrachten voortdurend groter dan het aanbod ervan; in 1955 werd het verbod op arbeid door de huwende ambtenares - een regel die het bedrijfsleven voor zijn werk-neemsters ook volgde - opgeheven. Gehuwde vrouwen konden nu ook buitenshuis blijven werken. Deze verandering schiep in principe nieuwê mogelijkheden voor gehuwde vrouwen. Ze konden nu in haar huwelijk en gezin een eigen ekonomische inbreng hebben - naast het haar traditio-neel toegedachte huishoudelijke werk - en wellicht ontdekten ze hierdoor een tot dan toe onbekende zelfstandigheid.

Al direkt na de oorlog ging een kommissie van juristen aan het werk om de 'gelijkwaardigheid' tussen man en vrouw in het huwelijk juridisch vorm te geven. De opvatting van deze kommissie, dat de vrouw "als moeder geen staatsburger tweede klasse" meer mocht zijn, leidde in de jaren vijftig tot enige wetswijzigingen waardoor de positie van de vrouw in het huwelijk juridisch gelijkwaardiger werd aan die van haar echtgenoot. Er werd in dit verband gesproken over "de voltooide emanci-patie van de vrouw".

Moeder werd meer in de jaren vijftig. Vanuit het maatschappelijk werk maakte men zich ongerust of gehuwde vrouwen wel voldoende waren toe-gerust om de veranderingen, voortkomend uit de versnelde industriali-satie, en de mogelijke spanningen die dat voor de kostwinners opleverde, in het gezin op te kunnen vangen. Haar rol als huishoudster was niet meer toereikend, moeder moest tevens een partner voor haar echtgenoot en een opvoedster voor haar kinderen worden. Door het kleiner worden en relatief geYsoleerder raken van gezinnen, bijvoorbeeld door verhuizing naar nieuwe industriële vestigingen en de op kerngezinnen gerichte woningbouw, kwam er meer aandacht voor de huwelijksband. Er werden hogere eisen gesteld aan de opvoeding. Met het voorzichtig loslaten van de koppeling tussen voortplanting en seksualiteit werd de vrouw 'ontdekt' als seksueel wezen. De uitbreiding van de markt van nu ook duurzame konsumptiegoederen aan het einde van de jaren vijftig betekende dat moeder als konsumente aan belang won.

Deze veranderende levensomstandigheden van vrouwen vormden als het ware de bodem waarop instanties en deskundigen opereerden. De vestiging van de verzorgingsstaat betekende een verankering van de positie van de vrouw als moeder in de sociale en de arbeidswetgeving. Daarnaast werd het moederschap 'ingebed' door een stelsel van voorzie-ningen. Instanties ter vormgeving en ondersteuning van het moederschap werden van overheidswege financiëel gesteund en verder uitgebouwd.

Vrouwen werden als van nature voor het moederschap beschikt geacht. Psychologen en andere 'deskundigen' meenden echter

(13)

tegelijker-tijd dat ZlJ m haar "natuurlijke lotsbestemming" wel degelijk

'begelei-ding' nodig had om als spil van het bedreigde gezin in een snel verande-rende wereld te kunnen funktioneren. Het is typisch voor Nederland dat deze 'begeleiding' in verzuilde vorm plaatsvond. 'Moderne' en psycho·-analytische opvattingen over het moederschap waaiden wel over uit Amerika, maar vonden hier konkurrentie en tegenwerking van 'traditio-nele' konfessionele ideeën.

Deze kort aangeduide, deels tegenstrijdige ontwikkelingen - in de vol-gende hoofdstukken komen ze gedetailleerder terug - gaven (gehuwde) vrouwen wellicht nieuwe mogelijkheden en nieuwe verwachtingen, die haaks stonden op traditionele opvattingen over en verwachtingen van haar plaats en taak in het leven.

De

Op basis van deze hypothetische schets luidde de vraagstelling voor ons onderzoek en voor deze skriptie of vrouwen in de jaren vijftig tegen-strijdige verwachtingen van en opvattingen over haar 'rol' als moeder, echtgenote en als vrouw op de arbeidsmarkt hebben ervaren. En zoja, hoe zij hiermee zijn omgegaan.

Omdat in het groepsonderzoek onder meer hulpverleningsinstanties het konkrete onderzoeksnivo vormden, ging onze inhoudelijke belangstel-· ling voor de skriptie ook daarnaar uit: kwamen genoemde konflikterende verwachtingen Jn de ervaringen van vrouwen met hulpverleningsinstan-ties tot uiting? Zoja, hoe? Dit deel van ons onderzoek is echter niet goed uit de verf gekomen. Ik zal dit verderop nog toelichten.

L'eze tweeledige vraagstellint:z en de hypothetische schets van mogelijk tegenstrijdige ontwikkelingen rond de positie van vrouwen in de jaren vijftig mondden uit ir: een vragenlijst voor de interviews (bijlage 2).

De woorden hypothesen of verwachtingen kunnen wellicht verwarring zaaien. We wi.lden geen hypothesen-·toetsend onderzoek doen. De hypothe-tische schets is een kernachtige samenvatting van de kennis die we over de positie van de vrouwen in de jaren vijftig hadden opgedaan. We wilden ons echter ondanks onze verwachtingen ook per se niet afsluiten voor hetgeen de vrouwen zelf belangrijk vonden om ons over haar levens in die jaren te vertellen.

De vragenlijst is daarom opgebouwd van zo open mogelijke formule-ringen naar meer gesloten - door de vrouwen te bekornmentariëren -· stellingen. Bovendien werden de veelal kort en eenduidig opgeschreven vragen door ons zo open mogelijk geformuleerd tijdens de interviews; de vragenlijst werd niet strak gevolgd maar fungeerde als een lijst van onderwerpen die in ieder geval aan de orde zouden moeten komen. Ook vroegen we vaak naar voorbeelden. Niet alleen om zo een levendiger verhaal te horen, maar ook als een soort kontrole op algemenere uitspra-ken. [7] De openheid van de interviews mag er tenslotte uit blijken dat de oorspronkelijke verwachtingen in de uiteindelijke presentatie van de interviews vaak verdrongen zijn door onvermoede lijnen, die uit de tien interviews naar voren kwamen. Terwijl de vragen die voortvloei-den uit de literatuur over de jaren vijftig bij de ge'ï'nterviewvoortvloei-den weinig respons opriepen, bleken de open vragen de vrouwen de ruimte te geven te vertellen wat zij belangrijk vonden aan haar leven in die jaren. Ik ben

(14)

de vrouwen hierin bij de verwerking van het interviewmateriaal gevolgd omdat ik op deze manier wellicht beter in staat was het leven van getrouwde vrouwen in de jaren vijftig te bcl!rijpcn. Het leek me daar-om eerlijker en ook verantwoord (zie [ J ]) om de bovenomschreven vraagstelling te vervangen door een ruimere vraagstelling. Zoals ik dat ook in de inleiding schrijf, luidt de vraagstelling_ voor deze skriptie, toegespitst op de jaren vijftig: hoe kijken de tien geinterviewde vrouwen terug op haar leven, waarin huwelijk en gezin vanzelfsprekend thuis hoorden? Welke betekenis, welke konsequenties had dit schijnbaar 'natuur-lijk lot' op de loop van haar levens? Centraal in de interviews stonden vragen naar de betekenis van het huwelijk in het leven van de vrouwen, en naar haar verwachtingen daarvan; naar haar ervaringen met seksuali-teit in haar jeugd en tijdens haar huwelijk en naar haar mogelijkheden en ervaringen om seksualiteit en voortplanting te scheiden. We vroegen naar haar dagelijks leven in het huwelijk het huishouden, de kinderen -en naar de arbeidsverdeling met haar echtg-enot-en. T-enslotte ging-en v;e in op haar ervaringen met hulp ver leningsinstanties.

Methodologische keuzes

Met het idee op zoek te gaan naar gehuwde moeders, die in de jaren '50 ervaringen met hulp ver leningsinstanties hadden opgedaan, volgden we niet alleen een inhoudelijke belangstelling, maar maakten we ook een methodo-logische keuze. Misschien, zo luidde de overweging, is bij vrouwen die met huwelijksproblemen bij hulpverleningsinstanties kwamen expliciet geworden, wat in de levens van veel andere vrouwen sluimerend bleef. Het idee dat extreme situaties iets duidelijk zouden kunnen maken over een algemeen patroon, ontleen ik aan De Tweede Sekse van Simone de Beauvoir. Zij gebruikte verslagen van psycho-analytische 'cases' om algemene lijnen in het leven van vrouwen te traceren. [8]

Elizabeth Wilson, schrijfster van Only halfway to paradise, een studie over vrouwen in de jaren vijftig in Engeland, gaf een ander argument voor deze aanpak. Op een diskussiedag over haar boek in Amsterdam vertelde ze dat de vrouwen die zij had willen interviewen eigenlijk niet veel zin hadden om te praten over dat "rimpelloze tijdperk"; ze liet nood-gedwongen het interviewgedeelte van haar onderzoek vallen. [9] Wij zou-den daarentegen spreken met vrouwen die in die jaren schokkende ervaringen moeten hebben opgedaan. En inderdaad ontvingen we tele-foontjes van vrouwen die graag over de jaren vijftig wilden praten, want "het moest maar eens gezegd"". Op bereidwillige gesprekspartners konden wij rekenen. Deze vrouwen bleken scherpe, gedetailleerde herinneringen aan de jaren vijftig te bewaren, en dat is essentiëel voor een studie als deze. Evenals bij de volgende methodologische keuze gaven we voorrang aan de kwaliteit van de informatie.

Een tweede keuze was om binnen de aangelegde kriteria de groep vrouwen zoveel mogelijk naar sociaal milieu, levensbeschouwelijke of religieuze achtergrond en naar regio te variëren. [10] De biografi-sche biografi-schetsen geven van die sociale verbiografi-scheidenheid een indruk. We beoog-den zoveel mogelijk verschillende ervaringen te horen. Het ging ons niet om de representativiteit van de vrouwen en haar geschiedenissen, maar om een "zo gevarieerd mogelijk skala van mogelijke houdingen en

(15)

waarnemingsperspektieven". [J l] Juist de diversiteit, rijkdom aan erva-ringen en perspektieven van vrouwen uit uiteenlopende milieus, zou ons aanwl)zmgen moeten geven om de situatie van getrouwde vrouwen in de jaren vijftif! te begrijpen.

In hoeverre de ervaringen van deze groep vrouwen verwijzen naar de situatie van meer getrouwde vrouwen in de onderzochte periode kan slechts blijken uit vergelijking met andere, historische en sociologische bronnen. Omgekeerd wordt ons beeld van de positie van getrouwde vrouwen in die tijd juist met deze wijze van onderzoek kwalitatief verdiept. Die subjektieve dimensie van de geschiedenis lijkt me bij uitstek de kwaliteit van dit type onderzoek.

De vrouwen

Al voor het koncipiëren van de vragenlijst vroegen we ons af hoe we in kontakt zouden kunnen komen met vrouwen, die aan bovenomschreven kenmerken voldeden. We plaatsten een oproep (bijlage l) in vier vrouwen-bladen: Opzij, Serpentine, Libelle en Viva, en in het ledenblad van de NVSH, Sekstant. Het plaatsen van de oproep was, met uitzondering van Libelle, dat nog geen oproeprubriek kent, geen probleem. In om-gewerkte vorm -· als brief - is de oproep tenslotte ook in Libelle terecht gekomen. Margriet zag om dezelfde reden als Libelle van plaatsing af, echter zonder ons in dit geval een sluipweg te bieden. Omdat het zes of meer weken tijd neemt voordat een oproep wordt geplaatst, zijn de oproepen in juni 1981 verstuurd en is de laatste oproep (Libelle) 23 oktober 1981 verschenen. We ontvingen naast telefoontjes van hijge-rige of anderszins onthand zijnde mannen, van 14 vrouwen een reaktie. Daarnaast hadden we via-via nog kontakt met twee vrouwen. Voor het eerste interview, dat als een proefinterview bedoeld was, hebben we gebruik gemaakt van een via-via-kontakt. Dit interview vonden we achteraf zo sprekend dat we het naast de 'echte' interviews als materiaal hebben gebruikt. Het tweede via--via-kontakt heeft niet tot een inter-view geleid omdat we op dr,t tijdstip al meer dan voldoende reakties hadden ontvangen en deze vrouw ons wel wilde helpen, maar toch erg opzag tegen een interview waarin veel oude pijn weer zou worden opgerakeld. Gezien de hoeveelheid tijd die voor een skriptie 'staat', is met de begeleidsters afgesproken acht interviews te maken; uiteinde-lijk zijn het er tien geworden.

Uit de veertien reakties die we op onze oproep ontvingen, hebben we er negen, enigszins gespreid over de verschillende bladen, voor f'Fn inter--view uitgekozen. Op onze oproep in Opzij kregen wc geen respons. Serpentine leverde drie reakties op waarvan we er twee verwerkten, Sekstant drie die we alle verwerkten. Van de zeven van Libelle verwerk-ten we er drie en op de ene van Viva gingen we ook in. Met de keuze van de bladen en het spreiden van de interviews daarover hoopten we de variëteit in respondenten te bereiken. Bij de selektie uit de reakties hebben we gekeken naar levensbeschouwelijke en religieuze achtergrond en sociaal milieu van de vrouwen, en haar woonplaats (regio). Overigens valt op dat we geen enkele reaktie van plattelandsvrouwen ontvingen. Hoewel de vrouwen reageerden op een oproep, waarm nadrukkelijk naar ervaringen met hulpverleningsinstanties m de Jaren '50 werd

(16)

gevraagd, bleven veel van onze vragen over hulpverlening in de inter-views onbeantwoord. De meeste vrouwen bleken in feite niet aan dit kri-terium te voldoen. Sommige vrouwen vertelden dat ze in de jaren vijftig geen hulp durfden vragen, andere hadden zich niet aan de periode gestoord, en voor weer andere bleef het kontakt met hulpverleningsin-stellingen beperkt tot het kopen van anti-konceptie, of een enkel teleurstellend bezoek.

Tenslotte rest er bij onze manier om via een oproep in kontakt te komen met de onderzoeksgroep nog één vraag: welke vrouwen nemen de moeite om te reageren? Daar valt alleen maar naar te gissen, maar het ligt voor de hand, zoals ik al schreef, dat er vrouwen reageren die graag willen praten. Ook heb ik de indruk dat we reakties kregen van een groep vrouwen die naast de betrokkenheid om in een gesprek tijd en vooral emotionele energie te steken, ook voldoende afstand heeft. Er is mij wel gezegd dat we op moesten passen voor wat we bij onze

gesprekspartners met onze vragen zouden oproepen" rv,ijn indruk is dat

dit geopperde effekt tijdens de interviews erg meeviel; er bestond bij de vrouwen ook afstand tot de jaren vijftig. Ogen werden wel eens vochtig en ook trilde er wel eens een hand, maar het was duidelijk dat het voor de meesten een 1 af gesloten 1 per iade betrof. Al konden dezelfde

vraagstukken ook nu nog spelen, ze deden dat toch op een andere manier.

Oe interviews

Interviews zou ik - in navolging van anderen - willen omschrijven als een dialoog, waarin de één overwegend, en doelgericht vraagt, en de ander overwegend antwoordt. In die zin is een interview een éénzij-· dige relatie, maar dat hoeft geen nadeel te zijn, zoals ik hieronder wil toelichten. [12] Interviews zijn op te vatten als het resultaat van een sociaal proces [13], als "Produkte einer koöperativen Anstrengung, die durch die historischen Perspektiven beider Interviewteilnehmer geformt und organisiert werden". [14] Deze 'dubbele subjektiviteit' maakt inter-views tot een byzondere bron. De interinter-viewster is in tegenstelling tot haar kollega-onderzoeksters die met schriftelijke bronnen werken, direkt betrokken bij de produktie van het materiaal. Wat hiervan de betekenis is voor de betrouwbaarheid van de mondelinge bron, daar is men in de 'Oral History'-traditie bepaald niet uit. [15] Het blijft voor mij ook een vraag of er over de invloed van de interviewster in het algemeen zinnige uitspraken te doen zijn. De suggestie van enkele auteurs om in ieder geval goed na te denken en te rapporteren over eigen houding en handelen tijdens het interview wil ik hier dan ook proberen na te volgen, al is 'zelfbegrip' natuurlijk maar tot op zekere hoogte mogelijk. [16]

Er wordt over interviewsituaties wel geschreven in termen van een ongelijke verhouding tussen de - akademisch gevormde - interviewster en de - meestal minder gevormde - ge.i"nterviewde. Op basis van mijn - beperkte - ervaringen zou ik die stelling evengoed om kunnen draaien. Ik kom tenslotte interviewen, vragen naar ervaringen waarover de ge"i.nterviewden beschikken en die ze mij /'.ouden kunnen vertellen. En dat deden ze maar al te ~raa?,, althans dat is mijn ci12en indruk. Ook deze ervaring staat enigszins haaks op idcc(~n waarin de wederzijdse,

(17)

niet-hiërarchische kommunikatie tussen ge'i"nterviewde en interviewster wordt benadrukt: de interviewster zou ook iets terug moeten geven. [17] Ik denk echter dat in dit soort opvattingen voorbij wordt gegaan aan de genoegens van het vertellen. Een ge'ï'nteresseerd oor voor verhalen die de naaste omgeving misschien grotendeels al kent, of heel belangrijk -juist niet mag horen, kan op zich al een plezierige ervaring zijn. [18] Met het voorgaande wil ik overigens niet zeggen dat de ge.i'nterviewden niet ook iets van de interviewster wilden weten.

Onze houding tijdens het interview kan, denk ik, omschreven worden als open. Dat we vriendelijk waren, spreekt vanzelf; belangrijker lijkt me dat we probeerden onze gespekspartners te accepteren, met haar mee te denken en mee te voelen. [19] Er wordt in de literatuur nogal eens de term 'neutraal' gebruikt om de open interviewhouding te omschrijven. [20] Dat lijkt me op z'n minst een ongelukkige formulering. Onze houding zou ik eerder willen typeren als supportief, belangstellend, als een reage-rende, werkelijke gesprekspartner, die even vriendelijk "wat vreseliijk" roept als zonder bedreigend te klinken vraagt "dat begrijp ik niet, hoe zat het dan daarmee?" [21] Al met al geen byzondere houding, wel een opstelling die, zo hoop ik, de ge.fnterviewde in haar waarde laat, accepteert om zodoende een authentiek zelfportret te krijgen. Veldwerk, zo schrijft de socioloog Ten Have, stelt eigenlijk dezelfde eisen als een gewone relatie: je in de ander inleven, de ander ruimte geven, en de opvattingen van de ander respekteren. Dat je als interviewer je zelfex-pressie binnen de perken probeert te houden, noemt hij het enige verschil-punt. [22]

De sfeer tijdens de interviews was vriendelijk, en al snel vertrouwd; ook de intiemere vragen riepen nauwelijks problemen op. Als interview-ster voelde ik echter juist bij deze vragen het meest de spanning tussen diskretie en iets precies willen weten. Op dit punt heb ik zo nu en dan genoegen genomen met een half woord, in de hoop het goed begrepen te hebben. Geen enkele vrouw ging in op onze suggestie dat de intieme vragen ook onbeantwoord mochten blijven.

Tijdens de interviews heb ik ook vaak antwoorden samengevat, om te horen of ik het goed begrepen had alvorens weer verder te vragen. De samenvattingen gaf ik, zonder te 'papegaaien', zoveel mogelijk in de woorden van de ge'i'nterviewde, zodat er zo min mogelijk waardering van mijn kant insloop. Natuurlijk lukte dat niet altijd; ik herinner me dat ik eenmaal het voorgaande samenvatte met het woord 'taboe'. De ge'fnter-viewde antwoordde: "Ja, precies, dat was het", terwijl dat woord niet eerder was gevallen". Ook merkte ik tijdens het interviewen dat vragen ongewild normerend uit kunnen werken. Zo kreeg ik de indruk dat onze vraag of de vrouwen "over opvoeding lazen?" opgevat werd als een voorschrift. Ze verontschuldigden zich dat ze niet of weinig hadden gelezen. Door deze vraag naar achter te halen, hoefde dit mogelijk normerend effekt de andere antwoorden niet meer te be°ï'nvloeden. Onze gesprekken duurden gemiddeld vier uur; sommige twee, andere zeven uur. Als de gesprekken langer dan vier uur duurden, maakte ik een afspraak voor een tweede gesprek. Mijn indruk is dat dit vooral nodig is voor de interviewster; goed luisteren blijkt inspannender dan vertellen. De gesprekken vonden, op een half interview na, onder vier ogen, en op twee interviews na, bij de gefoterviewden thuis plaats. Ze werden op cassette opgenomen en later bijna volledig uitgetypt. In

(18)

totaal omvatten de tien interviews iets minder dan 300 pagina's tekst (op At+ met regelafstand 1).

Met deze haast technische opmerkingen sluit ik de paragraaf af over mijn houding tijdens en mijn indrukken van de interviewsituatie, om over te gaan tot een bespreking van 'de subjektiviteit' van de belangrijkste producenten van het interviewmateriaal, de ge'i"nterviewden.

Herinneren

Met de tien vrouwen praten over haar verleden betekent deze vrouwen te laten herinneren. En zoals het geheugen geen passief registratie-apparaat is, gebeurt herinneren ook niet passief, maar aktief. [23] Herinneren is in de eerste plaats een proces van selektie- en betekenis-geving: "Man kann sich nur dann an etwas erinneren, wenn man den Erlebten eine Bedeutung einmisst." [24] Met andere woorden, objektieve herinneringen bestaan niet, ze zijn per definitie subjektief en als zodanig zullen we herinneringen ook moeten accepteren. [25] "There is no such thing as pure memory, uncontaminated by later interpolation, or untouched by the passage of time." [26]

Als we herinneren opvatten als een betekenis-toekennend rekonstruktie-proces, is de volgende vraag: verloopt dit proces willekeurig of zijn er lijnen in te onderkennen? Waarom wordt, met andere woorden, aan bepaalde ervaringen en gebeurtenissen wel en aan andere juist geen betekenis gegeven en waarom juist deze betekenis en geen andere? De gelezen auteurs delen de mening dat herinneren in ieder geval systematisch ver loopt. Maar de lijnen waarlangs zij de systematiek van het herinneren traceren blijven globaal. Alle auteurs verwijzen naar persoonlijke ervaringen en maatschappelijke invloeden in de tussen-liggende periode. [27]

"Man erzählt in Hinblick auf seine momentane, persönliche Situation und auf die zeitgenössischen gesellschaftlichen Umstände." [28] Ook de door ons ge'i"nterviewde vrouwen kijken terug vanuit het nu, haar huidige situatie. Ervaringen in de jaren vijftig worden verteld door vrouwen die in de jaren tachtig leven; toen zouden ze het misschien niet, in ieder geval anders hebben verteld. De ge.i'nterviewde vrouwen kijken terug naar de jaren vijf tig met een bepaald perspektief, een bepaalde blik waarmee zij ervaringen en gebeurtenissen uit die tijd op een bepaalde manier. geselekteerd en gewaardeerd hebben. Eigenlijk precies zoals de inter-viewster, of willekeurig welke andere histor ikus of socioloog. [29] Behoort het tot de taak van de laatsten om hun perspektief zo goed mogelijk te expliciteren, het lijkt me dat we het perspektief van de tien geYnterviewde vrouwen, zonder wie het materiaal van deze skriptie niet tot stand had kunnen komen, als zodanig moeten waarderen en res-pekteren.

Wenden we ons tenslotte naar het laatste onderdeel van het onderzoek dat beschreven moet worden: de eenzame arbeid van selekteren, interpreteren en schrijven.

(19)

Selektie en interpretatie

De onderzoekster is tijdens het interview niet alleen (handelende) parti.j en daarmee medeproducente van het materia<:tl. Evenals haar kollega 1s die met schriftelijke bronnen werken, komt haar invloed

terug bij de selektie en interpretatie van het rnateriaal. Dit proces blijft in veel (kwalitatief) onderzoek helaas vaak een zwarte doos. [30] Ook mij kost het moeite om het deksel van die doos te lichten. Het is in dit onderzoek niet moeilijk te zien dat de delen van de vragenlijst kor-responderen met de verschillende hoofdstukken van deze skriptie. Alleen het laatste deel over hulpverlening is verwerkt in de andere hoofdstukken. Mijn eerste 'ingreep' in het materiaal was het verknippen van een kopie van de transkripties tot vier delen; ik groepeerde van elk interview uitspraken over jeugd, huwelijk, seksualiteit, en huishouden en moederschap bijeen. (In de interviews liepen de thema's natuurlijk meer door elkaar dan de vragenlijst suggereert; het ene verhaal roept het andere op). Overlappingen tekende ik aan en niet direkt plaatsbare vragen, bijvoorbeeld over 'voltooide emancipatie', hield ik apart. Per thema heb ik de tien interviews opnieuw nauwkeurig gelezen, terwijl ik overeenkomsten en verschillen en in het oog springende onderwerpen noteerde.

Eerder al had ik op basis van de vijf interviews die ik zelf had af-genomen, belangrijke lijnen opgeschreven. Deze 'lijstjes' vormden een ruggesteun bij en kapstok voor het schrijven van wat ik de 'interview-presentatie' noemde, de neerslag van de interviews. De bijna 300 blad-zijden transkripties waren 'teruggebracht' tot vijftig pagina's tekst, inklusief de tien biografische schetsen. Omdat ik dit werk alleen deed, is de kontroleerbaarheid ervan gering. Ik geloof echter dat als een ander met dezelfde vragen een selektie (en samenvattingen) zou hebben gemaakt, de resultaten daarvan waarschijnlijk wel anders, maar op geen enkel punt volkomen tegengesteld aan de mijne zouden zijn ge-worden.

Toen dit werk geklaard was - een schrijfperiode van een week of drie, waarin ik werkelijk niets anders zag en wilde zien dan de transkripties van de interviews - heb ik me verdiept in historische en andere mijns inziens relevante literatuur over aspekten van het leven van vrouwen in de jaren vijftig. Mijn idee dat ervaringen van deze byzondere groep vrouwen iets duidelijk konden maken over het leven van getrouw-de vrouwen in het algemeen in die tijd, werd in getrouw-deze maangetrouw-den van literatuurverwerking een ware kwelgeest. Mijn aloude probleem was de literatuur de baas te blijven, vast te houden aan mîfn onderzoeksvragen en het overzicht niet te ver.liezen. Het was voor mij een nieuw probleem om uitgaand van de ervaringen van de tien vrouwen aanknopingspunten te vinden in de literatuur, die veelal op andere abstraktienivo's is geschreven. Voor een deel moet dit verschil overbrugd worden door het kombinatie- en abstraktievermogen van de onderzoekster, voor een deel bestaan er werkelijk geen aanknopingspunten. Dit proces van wikken en wegen en van beslissen vereist van de onderzoekster geduld en enig zelfvertrouwen, kwaliteiten die mij in de periode van literatuurverwer-king nogal eens in de steek lieten.

Ik schakelde in deze onderzoeksfase in ieder geval 'terug' op een minder pretentieuze gedachte: de literatuur zou de

(20)

sen, ervaringen van de geYnterviewde vrouwen begrijpelijk moeten maken. Ik wilde tenminste vasthouden aan het idee dat 'mensen hun eigen geschiedenis maken, maar dat ook vrouwen dat niet doen uit vrije wil'; de maatschappelijke voorwaarden die mensen zowel beperken als nieuwe mogelijkheden geven, vormen voor mij een 'noodzakelijke' aanvulling op de ervaringen van de tien vrouwen. Hoewel minder preten-tieus bleek deze 'inbraak' in de reeds bestaande interviewpresentatie voor mij nog een geweldige tour de force.

Achteraf lijkt me dat ik door de vergelijking met de historische en sociologische literatuur op een groot aantal punten toch op het spoor ben gekomen van algemenere patronen in het leven van getrouwde vrouwen in de jaren vijf tig; patronen die door de vertelde ervaringen van de tien vrouwen een nieuwe dimensie hebben gekregen. En dat was de opdracht van deze skriptie.

(21)

HOOFDSTUK TWEE

BIOGRAFISCHE SCHETSEN

Als kennismaking met de vrouwen wier levens centraal staan in deze skriptie, volgen in dit hoofdstuk tien biografische schetsen. De schetsen zijn geanonimiseerd, namen heb ik verzonnen.

In de volgende hoofdstukken zullen uitspraken van de ge"i"nterviewde vrouwen thematisch worden gepresenteerd. Binnen die thema's worden biografische lijnen gevolgd, maar ook afgebroken.

Dit inleidende hoofdstuk is bedoeld om de biografische éénheid in het leven van de vrouwen niet te ver liezen, al ligt de nadruk in deze biografieën op haar jeugd en ouderlijk milieu.

Kortheidshalve heb ik - overigens alleen in dît hoofdstuk - uitspraken samengevat.

Josje Andriessen

Josje Andriessen is in 1923 in Nijmegen geboren. Bij haar huwelijk in 1950 verhuisde ze met haar echtgenoot naar een plaats in de buurt van Nijmegen. Daar hebben ze samen een zaak opgebouwd: hij op bezoek bij klanten, zij in de winkel. Ze kregen drie kinderen, twee jongens en een meisje (in 1951, '53 en '59).

Over haar jeugd vertelt Josje Andriessen: 'Ik kom uit een groot gezin, ik was de jongste van zeven kinderen, dus er was thuis altijd wel wat te beleven. Ja, het was een gezellige jeugd, we konden het allemaal goed met elkaar vinden. Er was geen weelde in die tijd, maar ach, iedereen was arm, dus je zag het niet. Achteraf denk je weleens, hoe hebben ze het allemaal gedaan, al thans m'n moeder. Zij zorgde overal voor, ze had echt de leiding thuis; wat ze zei gebeurde; ze was redelijk dominant.

M'n vader was boekbinder, hij gaf zijn salaris thuis af en leefde verder eigenlijk als een zieltje zonder zorgen. Hij was bepaald geen domme man, stak van alles op uit de boeken die hij bond. Er werd thuis ook altijd over politiek gepraat en hij las De Volkskrant. Hij hield ook erg van leren; wij mochten thuis allemaal doorleren. Er is er geenèen naar de fabriek gegaan, en er is er maar eentj~ naar de Huishoudschool gegaan. Zoals dat vroeger in veel gezinnen ging, moest er eentje in het

(22)

huishouden komen. Mijn moeder heeft eigenlijk ook nooit een beroep geleerd; ze is bij haar thuis ook altijd in de huishouding geweest. De jon-gens gingen wel naar de HBS, de meisjes naar de MULO. Bij ons werd er niet zo aan gedacht om verder te studeren, de jongens moesten later de kost verdienen.

Ik ben na de MULO als enige van de meisjes nog naar de kweekschool gegaan, maar na twee en een half jaar, het was in '42 of '43, ben ik eraf gegaan. Ik vond het niet leuk meer. Toen heb ik een baantje op kantoor gezocht, de opleiding gaan doen, steno, typen, boekhouden. Verschillende baantjes gehad, en uiteindelijk bij een overheidsdienst terecht gekomen, tot m'n trouwen.

Bij ons thuis waren ze erg katholiek. Ik herinner me nog van m'n kinds-heid dat je in de meimaand 's avonds op je knieën het rozenhoedje bad, dat we als schoolkinderen elke ochtend naar de kerk gingen en toen ook één keer per maand te biechten gingen. Zo zijn we eigenlijk ook getrouwd, mét die opvoeding. Bij mijn man waren ze nog strenger als bij ons, vooral op seksueel gebied. Maar ook bij ons was wat de kerk zei, waar. "De H H Heestelijken", zeiden wij kinderen altijd, die hadden het voor het zeggen.

Gelukkig met m'n keuze waren ze thuis niet, maar dat waren ze bijna bij geenéen. We hadden natuurlijk geen problemen met het geloof of zo. Ja, zoiets kwam helemaal niet ter sprake. Ik werkte bij de overheid en daar was een protestantse jongen die best gek met me was, weleens

een kadeetje gaf, we gingen ook weleens samen uit, maar verder niet. Hij was protestant, ik katholiek, dat deed je gewoon niet.

Je was katholiek, je stemde KVP, je wist niet beter. Wij zijn nooit ergens lid van geweest, hoor. Dat deed iedereen. Ja, want de rooien,de Partij van de Arbeid, dat waren voor ons de rooien, daar had je minach-ting voor, het arbeidersvolk. Was je ergens zelf ook, maar zij gedroegen zich toch anders en daar pasten wij niet bij. Bij ons in de straat woonden ook protestanten, maar daar bemoeide je je ook niet mee, dat was wederzijds. Als ik je vertel dat ik bij die overheidsdienst het enige niet-protestantse meisje was, al mijn chefs en kollega's waren protestant. Hadden ze een protestants meisje kunnen krijgen, dan was die voor mij gegaan, hoor. Dat was vroeger zo, de betere banen waren voor de protestanten.'

Anno 1981 heeft Josje Andriessen sinds enige jaren alleen de leiding over de zaak, die in de loop van de jaren zestig een steeds bloeiender bestaan kende. Haar man is wegens overspannenheid enige jaren thuis. Haar jongste zoon werkt in de zaak, de oudste zoon is na grote konflik-ten een paar jaar geleden uit de zaak gezet. Beide zoons hebben een beroepsopleiding gevolgd, haar dochter studeert.

Anneke Boonstra

Anneke Boonstra is in 1919 in Indië geboren. In 1931 keerden haar ouders met de twee dochters naar Holland terug. Anneke is in 1947, na-dat haar aanstaande zijn studie had afgemaakt, getrouwd. In 1948 kwam hun eerste kind, en met tussenpozen van anderhalf, twee jaar, volgden er

(23)

nog vier en een miskraam. Haar man werkte als industriëel ingenieur bij verschillende grote bedrijven. Het grootste deel van hun huwelijksleven woonden ze in een stad, later in een dorp in Brabant. Anneke heeft zelf een opleiding voor analiste gedaan. Na haar huwelijk heeft ze niet meer buitenshuis in haar beroep gewerkt. Wel was ze aktief in de Nederlandse Vereniging voor Huisvrouwen, in de NVSH en in de provin-ciale en plaatselijke politiek.

Over haar jeugd vertelt ze: 'Mijn vader was bij de spoorwegen in Indië, hij legde spoorbanen en bruggen aan; daar hield hij toezicht op. Mijn moeder was onderwijzeres. Buitenshuis heeft ze na haar huwelijk niet meer gewerkt; toen we op een afgelegen post zaten, heeft ze mijn broers wel wat rekenen en taal geleerd, want daar was geen school. Mijn moeder was een persoonlijkheid, geen onderworpen type. Mijn vader was een meegaand iemand, een beetje zorgelijk. Hij kon bijvoorbeeld nachtenlang zitten rekenen dat het geld voor rente en aflossing er niet was. Dan zat hij diep in de put. En dan ging mijn moeder rekenen en dan was het er wel. In mijn herinnering had mijn moeder dezelfde rol als ik; in allerlei beslissingen had zij vaak een beslissende stem.

Midden in de krisis kwamen we terug in Holland. Na de MULO heb ik de HBS gedaan. Mijn broers hadden veel geld gekost, omdat ze in gastge-zinnen in Holland waren geweest. Ik wilde wel graag studeren, maar dat lukte gewoon niet, het geld was er niet. De kortste en goedkoopste opleiding die er was, was voor analiste. Ik heb het diploma wel gehaald, maar ik weet er nu niets meer van. Ik heb het ook nooit met plezier gedaan.

Wij waren van huis uit nederlands hervormd. In Indië waren we bij een gereformeerde zendingspost, dus strenger dan we gewend waren. Maar ja, dat waren de enige Hollanders en als groep was je natuurlijk toch vrij nauw verbonden met elkaar en de kerkdienst was het ontmoetingspunt. In de middelbare schooltijd ben ik remonstrants geworden - dat is een vrij-zinnige kant - door een vriendinnetje wat dat was. Vooral de verdraag-zaamheid in de remonstrantse overtuiging trok mij nogal aan, dat vond ik erg belangrijk. Bij mijn man waren ze dat ook. Mijn schoonvader was ook PvdA; daar kwam in de oor log Het Parool. Bij ons thuis lazen we gewoon het streekblad. Na de oorlog moeten we CHU of PvdA hebben gestemd, dat weet ik niet meer precies.

Mijn man heeft door de oorlog zijn studie op moeten geven; na de oor-log kon hij die pas afmaken. Hij wilde vreselijk graag snel trouwen, maar hij was nog aan het studeren. Toen heb ik gezegd, laten we trouwen als je klaar bent met je studie, wetende dat er anders toch niet zoveel van terecht zou komen. Dus ik heb hem wat dat betreft wel een beetje onder druk gezet, wat mijn schoonouders helemaal niet aardig vonden van mij. Ik heb hem wel zoveel mogelijk geholpen als ik kon met zijn afstu-deerwerk, dat was dan typen en zo. Hij had een onbekommerd leven; bij hem thuis waren er altijd dienstbodes. En geld, dat interesseert hem nog steeds niet. Alles schikte zich daar naar de heer des huizes. Nou, dat ligt bepaald niet in mijn aard.'

Tegenwoordig zijn de rollen een beetje omgedraaid. Terwijl Anneke nu voor de politiek meer de deur uit is dan hij - "ik ben nu aan het inhalen"-, doet haar gepensioneerde man het huishouden, althans hij kookt en doet de boodschappen. De meeste kinderen studeren en hebben het huis ver la ten.

(24)

Marie van Broekhoven

Marie van Broekhoven is in 1926 in Hengelo geboren, en daar woont ze nog steeds met haar echtgenoot. Geboren in een arbeidersgezin, "moest" ze op zeventienjarige leeftijd trouwen met haar dan

negentien-jarige man, die uit een "hoger" Haags ambtenarenmilieu kwam. Hij moest zijn voorgenomen studie opgeven en werkte, als hij niet werkloos was, als geschoold arbeider bij verschillende bedrijven en op verschillende plaatsen. De eerste jaren van hun huwelijk zag ze weinig van hem; in de oorlog was hij wegens sabotage door de Duitsers gevangen genomen; na de oorlog trok hij eerst met het Engelse leger mee en nam daarna vrijwillig dienst in het Nederlandse leger. Marie heeft noch voor, noch tijdens haar huwelijk buitenshuis gewerkt. Ze werd moeder van zeven kin-deren: in 1944, '47, '50, '51, '52, '59 en '60. Vóór de laatste twee kinde-ren had ze twee miskramen en één buitenbaarmoederlijke zwangerschap.

Over haar korte jeugd vertelt ze: 'Ik kom uit een arbeidersgezin, mijn vader was kelner, en mijn moeder was huisvrouw. Ik geloof niet dat z,,ij buitenshuis gewerkt heeft, ze kwam uit een gezin van vijftien kinderen, en heeft haar moeder altijd geholpen in de huishouding. De meisjes waren toen niet zo voornaam als de jongens, die wel wat van haar moeder moesten leren. Zij waren katholiek, maar als heel jong meisje moest mijn moeder er al niks van hebben. Mijn vader was hervormd. Dat was voor haar geen probleem. Bij ons thuis werd er niks meer aan gedaan. Ik ging naar de openbare school. De dominee mocht wel over huis komen, maar de pastoor werkte ze er zo snel mogelijk uit. En iedereen was hier katho-liek. Mijn vader was links georiënteerd, ik geloof niet dat hij lid was van de SDAP, maar hij las wel Het Volk, en hij bracht die krant ook wel rond. Daar hielp ik hem mee, na schooltijd. We gingen ook naar l Mei-vie-ringen, dat hebben mijn kinderen ook allemaal gehad, want je gaat hierin door. Mijn man niet, die gaat meer de roze kant op. Vroeger was hij AR, net als zijn ouders.

Ik heb wel een gelukkige jeugd gehad, ik was de eerste, en pas na zes jaar kwam mijn broertje erbij. Ik was tien toen er nog een broertje bij kwam. Ik werd erg ver .vend met speelgoed; ik kreeg bijvoorbeeld een autoped, wat in die tijd toch wel een verschrikkelijke luxe was. Maar na de geboorte van de derde is mijn moeder erg ziek geworden. Dan kwam mijn vader om twaalf uur vlug van zijn werk thuis, dat wij wat te eten kregen. Ja, ik stond in die tijd al met mijn vader te wassen op het wasbord. Dat moest wel, want zij lag in het ziekenhuis en er moest toch wat gedaan worden. Na de lagere school bleef ik ook thuis, je wist niet anders, want leren dat was alleen maar bij de intellektuelen; dat was iets van de textielbaronnen en de dokterskinderen. Anderen gingen de textielfabrieken in, en ik bleef thuis.

Toen ik moest trouwen, vonden ze dat heel verschrikkelijk erg. Ik had helemaal geen belang bij hem, ik wilde met mijn vriendinnen uit, maar hij bleef maar achter me aan lopen. En op een gegeven moment blijf je daar toch hangen, en je bent eigenlijk wel zo dom dat je eigenlijk niet weet wat er gebeurt. Dat kan ik echt zeggen. En ja, het was ook gelijk mis. Ja, en wat is het dan, trouwen, want die schande willen de ouders niet hebben. Middels was ik bijna achttien en had ik anderhalf jaar met hem omgegaan. Maar toen kreeg je natuurlijk dat die ouders dat hadden gezien als een vriendinnetje, en dat was er toch niet bij, trouwen,

(25)

want hun zoon, die moest studeren, hadden zijn broers ook gedaan. Dat paste niet bij hun zoon. En toen werd er gezegd dat hij moest zeggen dat dat kind niet van hem was, maar dat kon helemaal niet, want ik was nog nooit met iemand anders op stap geweest. Toen heeft hij dat toch niet gedaan, en zijn we getrouwd.

Ik was eerst biJ mijn moeder in huis, maar later moest ik naar zijn ouders toe. Maar bij hun thuis was ik de werkster, het was een gezin van twaalf personen, en ik moest het hele huls poetsen, terwijl ik ook al twee kleine kinderen had. Mijn tweede is geboren toen mijn man al een paar maanden in Indië zat. Negen maanden voordat hij terugkwam uit Indië, ben ik toen weer naar huls gevlucht. Toen hij terug kwam, hij had een ziekte opgelopen, ben ik eigenlijk weer onder dwang met hem in een half af gebouwd huis getrokken.

Je móest hem wel terugnemen, want je had geen geld. D'r was nog geen Sociale Dienst. Als het me nu was overkomen, want toen was ik al heel vaak teleurgesteld, dan had ik gezegd, ik red me alleen wel met die beide kinderen, je zoekt het maar uit.'

Momenteel leeft Marie van Broekhoven alleen met haar man, die veertien jaar geleden is afgekeurd. De kinderen zijn de deur uit, op kamers of getrouwd. Ze heeft een zwaar leven achter de rug, zowel door de vele ziektes als door het leven met deze man. Met hem, zegt ze, kan ze nog steeds niet praten. Ze heeft "veel slaag" van hem gehad. Sinds hij in de A.A. [Anonieme Alcoholisten] is, probeert hij zichzelf te

verande-ren. Ze doet veel in de VIDO, heeft VOS-kursussen gevolgd. Met hulp van het maatschappelijk werk proberen ze samen in het reine te komen, maar moeilijk heeft ze het er nog steeds mee.

An Nieuwenhuis

An Nieuwenhuis is in 1923 in Amsterdam geboren, en daar leeft ze nog steeds. Ze trouwde in 1945, enkele maanden na de oorlog; tijdens de oorlog was dat niet mogelijk geweest omdat haar man dat als half-jood verboden was. Ze sloten een papieren huwelijk; haar man kon een baan bij het Engelse leger in (West) Duitsland krijgen, en de huwelijkse staat verhoogde zijn salaris. Qok toen zij in 1947 hun eerste kmd, een zoon, kreeg, bleef hij tot haar teleurstelling daar werken. In '48 accepteer-de hij een baan bij een bedrijf in Amsterdam, waar hij een bescheiaccepteer-den karrière maakte. Hij had een hogere middelbare schoolopleiding. An zelf volgde nog een hogere beroepsopleiding, de "kweekschool" voor onderwij-zeres. Ze werkte zowel voor als tijdens haar huwelijk buitenshuis. Bij de komst van haar tweede kind in 1953 en haar derde in '55, twee meisjes, hield zij enige jaren op met buitenshuis te werken.

Over haar jeugd vertelt ze: 'Ik had vrij oude ouders, die hadden aanvankelijk een kind en dat kind is gestorven toen het dertien was. Toen liep mijn moeder al tegen de veertig en toen besloten ze om alsnog een kind te nemen, zo mogelijk twee. Ik ben de oudste van die twee, daarna is er nog een broertje gekomen. Dat was voor die ouders eigenlijk toch een tweede gezinsleven. En daar hebben wij als kinderen heel erg het positieve van ervaren. Ze waren ongeloofijk lief met ons, een heel

(26)

harmonieus iets. Er is verschrikkelijk goed voor ons gezorgd. In deze tijd zou je zeggen, ze cijferden zich helernaéil weg voor die kinderen. 't Cezin draaide om die kinderen, rnaar toch in positieve zin. Ik heb nog het gevoel van geborgenheid daar van overgehouden, het gevoel van gezellig bij de kachel en thee met een theelichtje en noem maar op.

Mijn vader was stukadoor, mijn moeder had geen beroep, dat had haast geen enkele vrouw in die tijd. Ze was huisvrouw; voor haar huwelijk was ze dienstmeisje. Ze waren vrijdenkers, mijn vader was ook aktief in de vakbeweging. Hij was een goed spreker, overtuigend, met zo'n grijze kuif en dan stond ie daar en dat vond ik als kind mooi. Door die overtuiging stonden mijn ouders overal een beetje buiten, niet buiten hun eigen kring, maar toch wel een ander huisgezin dan bij alle mogelijke vriendin-netjes. Ze zouden bijvoorbeeld goed in deze tijd gepast hebben; veel individueler en veel bewuster levend. En alle mogelijke konventies, die iedereen blindelings navolgde, daar werd bij ons niet aan gedaan. Ik weet we!, bij ons lagen er altijd en eeuwig overal kranten over de vloer, De Dageraad, Het Volk, De Tribune, het blaadje van de NMB [Neo-Malthu-siaanse Bond], enzovoorts. Mijn moeder werkte ook als ze het vuil vond, en als het dan een mooie dag was en ze ging liever naar het zwembad, dan stelde ze dat een dag uit. En dat was vroeger toch heel gek, vooral in de buurt waar ik woonde, waar een heel grote sociale kontrole was toch eigenlijk. Het was gewoon een wedloop wie 's maandags het eerste de was had hangen. Maar mijn moeder werd door d'r bereid-willigheid en hulpvaardigheid wel geaccepteerd in de straat.

Aanvankelijk was mijn vader niet zo gelukkig met mijn aanstaande. Maar ik denk dat dat te maken heeft met het feit dat geen enkele man voor mij goed genoeg zou zijn geweest. Mijn vader zag in mij echt iets heel bijzonders. Ik kon alles wel een beetje goed; ik was als kind wel een pienter geval, ja, ik had wel wat. Daar was m'ijn vader bijzonder gevoelig voor; hij plaatste me ook wel op een voetstuk hoor. Als kind voelde ik dat wel aan en vond het ook naar.

Na de bevrijding hebben mijn man en ik een groot aantal verkiezingen CPN gestemd. Later zag ik dat het toch niet werd wat ik gedacht had en toen de PSP bestonu, zijn we PSP gaan stemmen en dat doen we nog steeds.'

Ze heeft nu vier jaar het rijk alleen met haar man; de kinderen studeren of hebben gestudeerd en zijn de deur uit. Drie jaar geleden is ze afgekeurd, suikerziekte. Ze bleef echter onderwijs geven: "zalig mensen iets leren", aan volwassenen ditmaal. Sinds de kinderen het huis uit zijn, heeft ze meer tijd voor haar hobbies: schilderen en lezen. "Nu ben ik aan de beurt om dingen te doen die ik leuk vind." Haar man is sinds twee jaar thuis, na een operatie afgekeurd. Hij is nog zoekende in dit andere leven een nieuwe draai te vinden.

(27)

Hillie Oud

Hîllie Oud is in 1923 in een stad in Limburg geboren. In die provincie leeft ze nog steeds. Ze trouwde in 1948. In 1949, '50 en '5 l kreeg ze haar eerste drie kinderen; de laatste twee zijn van '54 en '62. Haar man leerde ze op de universiteit kennen, waar hij eerst een taal studeerde en later promoveerde en doceerde. Zelf hield Hillie bij haar trouwen op met stude-ren. Haar studie, bedoeld om "op nivo te leren konverseren", had haar doel bereikt: een huwelijk. Noch voor, noch tijdens haar huwelijk heeft ze buitenshuis gewerkt.

Over haar jeugd vertelt ze: 'Ik ben een nakomertje. Mijn twee zussen hebben nog hard mee moeten sjouwen in het pension van mijn moeder. Ik hoefde dat niet meer; in mijn tijd was er genoeg geld. Ik had dan ook kunnen worden wat ik wou, maar bij alles wat ik wou worden, werd gezegd: "je gaat toch trouwen". Ik ging dus niet naar een gymnasium, wat ik wel kon, maar naar een Middelbare Meisjesschool, een kostschool voor meisjes, die zouden trouwen met mannen van stand, dus alles leren wat bij het huishouden hoort, maar ook leren hoe je je kinderen kon helpen met huiswerk, en leren hoe je een goede kameraad moest zijn voor je man. Ik ben tot mijn huwelijk in opleiding geweest om een goede vrouw en moeder te worden. Daar was alles op afgestemd. Er is aan mijn opleiding ook evenveel geld besteed als die van mijn broer, die een heel hoge funktie heeft. Na de MMS ging ik naar eer franse kostschool, vervolgens naar een opleiding voor lerares koken - door de oorlog niet afgemaakt, want je ging toch trouwen - en toen naar de universiteit, theologie en engels gestudeerd. Ik ging naar de universiteit om ook ge-sprekken op nivo te kunnen voeren, en misschien zou ik daar wel een jongen aan de haak slaan, want mijn moeder vond mij een goede partij. Mijn moeder was een zeer intelligente vrouw, ze bestierde het hele hotel en ze kookte ontzettend goed, heel kreatief. Maar mijn moeder was ook erg katholiek; ze was bijvoorbeeld tegen de NSB omdat de bisschop het zei .. , eigenlijk had ze geen eigen mening. Hoe druk ze het ook had, 's morgens vroeg ging ze 2Jtijd naar de kerk. We hadden in het hotel een rijtje kranten - mijn vader las ze altijd achter elkaar - maar dat was haar eigenlijk een doorn in het oog; van haar mocht je alleen de katholieke Maasbode lezen. Mijn vader was niet zo, hij was onderwijzer, maar door een ziekte al jong afgekeurd.

Ik had heel veel chance op de universiteit, maar ik zocht een heel schuw type uit. Die jongen zat te verpieteren op z'n kamer, had al in een psychiatrische inrichting gezeten, zelf moordneigingen, dus die zou ik weleens even helpen. Veertien dagen voor we trouwden - het was al afgeroepen in de kerk, de bruidsjurk hing al klaar - durf de hij niet meer, was ie weggelopen. En in plaats dat ik boos was over z'n rare brief je - "slordig" stond erop, mijn kast was slordig - maakte ik me zorgen dat hij zich van kant had gemaakt.'

Met de man die ze dacht te redden, heeft Hillie Oud meer dan twintig vreselijke huwelijksjaren achter de rug. Zijn problemen kon ze niet oplossen; ze keerden zich ook tegen haar. Jaren achtereen bezocht ze verschillende soorten geestelijke en maatschappelijke hulpverlening; de problemen werden echter steeds groter. Eind jaren zestig deed ze een eerste scheidingspoging; haar man werkte tegen. Eind jaren zeventig,

(28)

na invoering van de nieuwe echtscheidingswetgeving, lukte het haar een scheiding uitgesproken te krijgen. Dan heeft ze eindelijk de rust om haar oude belangstelling te volgen; ze studeert en is aktief in de vrouwenbeweging. Ze woont samen met haar twee jongste kinderen, twee meisjes.

Nel Peters

Nel Peters is in 1926 in Den Haag geboren, een stad waar ze haar hele leven heeft doorgebracht. Ze trouwde - "een motje" - in 1949. Haar man werkte - "twaalf ambachten, dertien ongelukken" - voornamelijk als geschoold arbeider in de industrie. Zij bleef· na haar huwelijk thuis. Drie maanden werkte ze als werkster buitenshuis. Ze moest stoppen, omdat er bij haar een ernstige ziekte werd ontdekt, waar ze langdurig voor behandeld is. Ze was negen keer zwanger en werd acht keer moeder. Haar zeven kinderen zagen in 1950, '52, '54, '57, '58, '60 en '62 het licht. Eén te vroeg geboren kindje leefde enkele dagen.

Over haar jeugd vertelt Nel Peters: 'Ik kwam uit een gezin van acht kinderen, eigenlijk tien, maar twee zijn er overleden. Wat ik uit mijn jeugd verschrikkelijk vond, dat waren de ruzies. De grote narigheid was het gebrek aan geld. Mijn vader was altijd weg. Hij was 's nachts bakker, maar verder was hij altijd op stap voor de katholieke bond, die hij ook heeft helpen oprichten hier. En verder was hij altijd bezig met muziek. Mijn rnoeder was wat je nu noemt, een geëmancipeerde, zelfstan-dige vrouw, maar dat werd haar niet in dank afgenomen. Mijn vader remde haar daarin.

De opvoeding kwam helemaal bij mijn moeder terecht, en die kon er niet tegenop. Wat wij ook vroegen, wat wij ook wilden, het geld was er niet. En dan zei mijn moeder altijd tegen mijn vader, jij hebt het wel. Ze wist niet hoeveel hij verdiende, dus hij kon net zo goed geen geld hebben, maar dan gaf

ze

hem de schuld. Soms nam

ze

dan best wel eens een vaas van de schoorsteen en gooide die aan diggelen. Ze kon er niet tegenop; ze had zelf een groot gezin, maar ze moest ook nog voor hun ouders opbrengen. Het kon amper, maar het moest aJlemaal. Ze reageerde dat misschien af met een fikse ruzie; wij kinderen werden ook weleens geslagen.

Je merkte aan de nonnen op school verschrikkelijk goed of je uit een middenstands- of gewoon uit een arbeidersgezin kwam. Ik droeg best wel een vermaakte jurk van mijn zuster en gestopte kousen. Nou, dat bekeken ze dan goed, terwijl mijn moeder best zorgde dat alles netjes in orde was. Na de zevende klas van de lagere school kwam ik op verschillende ateliers, rnaar de leukste tijd heb ik gehad op de ponsafde-ling van een overheidsbedrijf. We hadden een ontzettend leuke zaal met meisjes. Het werk was een routine, maar je kon tevens praten, dus dat vond ik niet zo'n malheur.

Mijn ouders waren dus verschrikkelijk katholiek. Wij kinderen gingen naar de katholieke school, moesten naar de kerk. Ik geloof niet dat ik er ooit over geprakkizeerd heb, ik ga maar niet, want dat was natuurlijk reuze zondig. Bij ons thuis deden ze niet van dat lange bidden, zoals bij

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Doordat deze reglementaire verplichtingen nogal eens werden verzaakt, was het in de jaren vijftig voor de partijsecretaris niet eenvoudig om zich een beeld

Om na te gaan waartoe land- en kredietmarkt werden aangewend binnen de specifieke context van de Kempische samenleving, heb ik ervoor gekozen om een micro-perspectief te hanteren

De Drido antislipwielen pasten goed, zodat ze gemakkelijk en snel aan de wielen van de trekker konden worden bevestigd.. Ook het uitdraaien van de klauwen ging in het

oplosbar® voodingaaouten «ij» woinig aanwaaiDo eiJfora voor sta^posii»« on «aangaan sijxt norwaal« Do ©iJfora voor ijaer on alraalniusi aijn gun «fei g laag» Vm «tiruktuur

Met dit onderzoek hebben we helaas geen generiek sluitend antwoord kunnen geven op de vraag of door afkoppelen geen nieuw milieuprobleem optreedt. Om het beeld van de eff ecten op

Een nieuw lied van een meisje, welke drie jaren als jager onder de Fransche legers heeft gediend, en in de slag voor Austerlitz is gewond geworden... Een nieuw lied' van een

80 De partij vereenzelvigde zich niet met een bepaalde kerk, maar was een beginselpartij waar ook leden van andere kerken welkom waren en zelfs kiezers die zich tot geen

Figure 5.26: Experimental, 2D and 3D STAR-CCM+ data plots for the shear stress in the wake downstream of the NACA 0012 airfoil and wing at 3 degrees angle of attack and Reynolds