• No results found

Optreden en verspreiden van Botrytis cinera in een tomategewas groeiend bij verschillende bemestingsniveaus in onverwarmde warenhuis : Het verwijderen van bladeren (bladplukken) gebeurde op verschillende manieren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Optreden en verspreiden van Botrytis cinera in een tomategewas groeiend bij verschillende bemestingsniveaus in onverwarmde warenhuis : Het verwijderen van bladeren (bladplukken) gebeurde op verschillende manieren"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

a

ATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.

Optreden en verspreiden van Botrytis cinerea in een tomaiegewas groeiend bij verschillende besmettingsniveaus in een onverwarmd Jparebhuis.

Het verwijderen van bladeren (bladplukken) gebeurde op verschillende manieren.

door:

Dr.K.Verhoeff, L. Weber.

Naaldwijk,1967.

(2)

i o l* o e, + - ï > li o L j S i

f . y Ço cj

PROEFSTATION VOOR DE GROENTE- EN FRUITTEELT ONDER GLAS TE NAALDWIJK

Optreden en verspreiden van Botrytis cinerea in een tomategewas groeiend bi.1 verschillende bemestingsniveaus in een onverwarmd warenhuis. Het verwi.jderen van bladeren ("bladplukken") gebeurde op verschillende manie-ren

Inleiding;

In aansluiting op een praktijkproef, genomen in 1965» waarbij een duidelijke vermindering van het aantal Botrytis cinerea stengel-lesies werd vastgesteld in planten die groeiden in grond met een hoger bemestingsniveau, werd dit jaar een dergelijke proef genomen, waarbij nu drie bemestingsniveaus werden aangelegd. Daar in proeven met jonge tomateplanten weinig of geen stengellesies optreden als het "bladplukken" plaats vindt door het afsnijden van de bladsteel op enkele centimeters afstand van de stengel, werd deze wijze van bladverwijderen in de proef vergeleken met afbreken van de blad­ steel nabij de stengel zoals in de praktijk plaats vindt.

Opzet en uitvoering:

De proef werd genomen in C4-1 (3 kappen) en C5-1 (9 kappen). In C4-1 werden geen verschillen in de bemesting aangebracht. Hier wer­ den alleen vijf manieren van bladverwijderen toegepast. In C5-1 werden drie bemestingsniveaus aangebracht, terwijl hier eveneens de vijf wij­ zen van bladverwijderen werden vergeleken. Voor het planten werden per

2

warenhuiskap (ca. 64 m groot) de volgende meststoffen toegediend:

De stikstofgehalten van de grond tijdens de proef zijn weergegeven in tabel I. C4-1* "Middelmatig" 2 kg 12-10-18 mengmeststof C5-1: "Laag" "Middelmatig" "Hoog" niets 7 kg 12*10-18 mengmeststof 15 kg 12-10-18 mengmeststof

(3)

Tabel 1

Stikstofgehalten, uitgedrukt in mg per 100 gr grond tijdens de proef C5-1

Stikstofniveau op -y

"Laag" "Middelmatig II "Hoog"

Kap 27/4 16/5 27/7 27/9 Kap 27/4 16/5 27/7 27/9 Kap 27/4 16/5 27/7 27/9

2 3.8 5,5 4.1 3 . 7 1 9.2 11.0 10.1 9.0 3 14 20 17.8 13.8 4 4.1 5.6 4-3 3.9 5 9.1 11.0 9.3 8.8 6 14 21 19 15.7 8 4.1 7.6 4.6 4.1 7 8.9 17.0 9.5 9.3 9 14.1 21 18.5 13.7 C4-1 Stikstofniveau op Kap 27/4 16/5 27/7 27/9 7 13.9 11.5 12.6 13.7 8 13.8 11.7 13.1 13.6 9 14.1 12.3 14.1 14.5

Op 16 juni is er bijgemest. Het lage bemestingsniveau werd niet bijgemest. Het "middelmatige" niveau kreeg

3

,6 kg kalkammonsalpeter en het "hoge" bemestingsniveau kreeg 5 kg Kas per warenhuiskap toe-grdiend. Op 27 juli en 21 augustus is er opnieuw bijgemest. Op beide data werd een zelfde hoeveelheid kunstmeststof toegediend n.l.s "Laag" 1 kg 12-10-18 mengmeststof, "middelmatig" 1 kg 12-10-18 meng-meststof en 2 kg Kas, het "hoge" bemestingsniveau kreeg 1 kg 12-10-18 mengmeststof en 4 kg Kas per warenhuiskap.

De volgende vijf manieren van bladverwijderen werden toegepasts

Beh. I : blad op "normale" tijd plukken; Beh. II Î blad "te laat" plukken;

Beh. III : blad op "normale tijd" op enkele cm van de stengel afsnijden;

Beh. I? Î blad op "normale tijd" voorbij het eerste blaadje

afsnijden;

(4)

3-Bij proeven met potplanten was gebleken, dat na afsnijden van de bladsteel op enkele cm van de stengel, of na afsnijden na het eerste blaadje aan de bladsteel snel door de plant kan worden afge­ stoten voordat de schimmel de stengel bereikt. Daar dit afstoten niet altijd tijdig geschiedde, waren de batodelingen 4 en 5 in deze proef opgenomen.

De proef werd in J-voud uitgevoerd. Geplant werd het ras "Maas­ cross", resistent tegen bladvlekkenziekte. Plantdatum 27 april. Per groep werden 4 rijen van 12 planten gepoot, waarvan alleen de twee middenrijen als proefplanten werden beschouwd. De overige planten stonden in de overgang naar een ander bemestingsniveau en blijven dus buiten beschouwing.

Het aantal B.cinerea-aantastingen op stengel, bladsteel, blad en tros werd op 12/71 28/7» 23/8 en 27/9 geteld. Het aantal vruchten met "stip" werd bij het oogsten geteld.

Het oogsten geschiedde drie maal per week.

Ylak voor het beëindigen van de proef werden bladmonsters genomen ter controle van de hoeveelheid stikstof in de planten. De proef werd beëindigd op 30 september 1966.

Resultaten:

Na het uitplanten was er een gering verschil in kleur te zien tussen de planten in het "hoge" en in het "lage" bemestingsniveau. Planten in het hoge bemestingsniveau waren donkerder van kleur. Dit verschil verdween na enige tijd geheel.

De uitkomsten van de tellingen in C5-1 zijn weergegeven in tabel 2 en figuur 1; die van de tellingen in C4-1 zijn weergegeven in tabel 3 en figuur 2. Het gemiddeld vruchtgewicht en het percentage vruchten met Botrytis"stip,, zijn in tabel 5 vergeld.

(5)

Ü ro ro ro —w P -o VwM OD ro g" vo CD -<î —a B O o a" 1 1 mi M vx s» Pi CD CT" bd -P* —A. o cf h-> CD 1 «• CD P P" CTN V>J ON CD p, ta! SB t-1 1 o UJ P P> P> CD B CD c4- P M ro i CD SB i-1 H---3 00 -p- vo P i-SB 1 P «• *• M 0<3 ON ON CD I-1 H ro -A o O ct-s* H OS ON v>» O m O ro a* 1 1 N* M V>J VJJ SB P-CD a" tri I ro ro —A c+ t—1 © «« œ SB V ON CD P- S> H» 1 CD P pi pi CD h-1 CD cf P H* V*>4 ro © SB F-O ro O ON P ct- P ®3 CR3 V>J CD H H H vjn —A c+ 1 H ON O CD O CJ* 1 ! 1 M V>J SB &• co CT* !z! tri fO o c+- M O CD 1 >• I s* (D SB 4 P" VM ON CD Pi B SB M 1 SB p P. Oi CQ P. M-® 1 c+* M CD + F CD ON 4^ P P 4^ V>1 ON V-M m -F5* 0Ç CD 0Ç H1 O O H H P H —k. o «+ H <* 1 H V>J O œ 1 1 1 M SB Pi tel o CD a" 4 bd O O c+ h-1 B CD 1 V« «* CD S» SB Ï3< V>J VM CD Pi S» SB M 1 M P P» CD + CD <rh M OD ON VwM —^ CD u* F* ON U1 P M P *• ®5 P CS3 VM VM CD s° CS3 M f I. Pi H *-< ro ch CD 1 4 Vjsl O œ —X a" S ** M ON 04 ON SB p- H9 CD CD CD a" bd ro —A O cf M H CD 1 ** CD SB SB P" ON K>i ON CD P- SB P H* 1 ci" P Pi es + CD ro —X c+ H VJl ON CD 0" F-P M P W SB OQ CD P OQ »-1 P<

<

r I. Ci" CD _k 1 H O CQ ro ro ro ->• -j \>i OD ro VO 00 --3 -g O « I -Vj>l ro o I >• I « V>! \_W VJJ ro -» • w ^ -j ON VJJ O O O ON ON V>l I I •* O «• K> VX 4*-4^ -»• O I w v w ON VM ON -fcs. V>1 -i _l ro —>• vo o V» ro ON CT\ O ->• \-W VJJ CD ON vji RO VO ~4 _i CD ON 4^ O O «• «• I ON V>J O I «• I I V>J I - I V>4 I ON 45» —»• CD V*1 VM -F=* S* ON ro «• V>4 ro *• VM O «* ON ro o I - I ON V>L VJ1 V*L -* RO vo CD vo ON O o VW V.N a" M po Pi a a* et- M CD £B CD pi M I CO C+-CD CS <*) CD t-1 ct" H O ca !» pi co a* e+ M CD £B CD Pi F> I CO Ï+-® P »5 CD h-1 cH H O CD CB & ct- F1 CD p CD pi M I I» rt-CD P 0*3 CD M c+ H O co P P. co a" ci- M CD P CD pi M I CD ch CD P 0*} CD cH 4 O co a* M P p, CD a" c+" M œ pa CD p. M I ca ci* CD P 0>3 CD c+ 4 O co Ü P ci-£ B fel O 4 & P P tri CD P" P> P Pi CD M F-P ®3 M H9 CD 95 p cf bri CD ts- P-CD F-1 F-P <*3 te! O 4 B SB SD tri CD P1 SB p p-CD M F-P OQ O H B H H O 4 B SB S» M a" I-1 SB SB Pi C-l. CD te CD p" SB p pi & p m tH < cr" ji» H3 SB CD JB p 0<3 rf- P cy* 0) 4 et- CD CD s» M O* PT œ CD f«r c* ro B F-CD p p CD OQ OQ <rt-F- O Pi P >ti o OQ o P* 4 CD ci- tri • SB o p F-p P c+ CD P 4 M CD P M CD tf ta & F- C_l. CD CD < CD •ti 4 CD CD 4 O p* «A F-IN3 F" (—1 •O CD F4 P P Pi P CD ci-CC P CD • B CD œ c+ F-P m CD P F-«S CD P £ m CD P o' F-C-l. <i F-C_l. Hj B S» P F-CD 4 CD P P Pi < CD 4 Si F-C_i. Pi CD 4 CD P Ü H3 CD CD tri O M CD F-P P" C-i. P P HJ ch P CD P. 4 + CD CQ t-1 a" F- P* M P CD P (»3 O* P O* p- <î CD Ci. P CD

(6)

to -J vo ro ro CD ro -»• OD ro -^3 -x f\} N# <• a\ O I V>l ro ro O s* ro V>J ro VJ4 ro o o ff\ Ui \>l O UJ I V>1 O o ro I ON (T\ VX ->• VJ1 VÜ ro o O O « « « « ON ON V» VJ4 O O OS VN O O ON VJJ UI UI w -» VM OD N> VJJ ro VJJ I I <* O ON -» O O I « w « o\ o> o\ vji V-M ro CD vo -g 0\ ro O O O V» V>! O >• ON ro MD O ro I \* «« VI ON VJJ ON -P* ON V>L ON ro V* -»• O O O ON ON UJ ON

P

P"

Dl cf <0

P

OQ Πc+ H O ra

P

co cf-(D

P

CR?

<t> c+ H O co

P

p-<Y I—• P & I 03 ct-CD

P

<*»

œ H o co O" M

pi ta et* CD

P

0*3 CD C+ 4 O CD

P

P* m et-(D

P

»3 (t> et-4 O m "ET

C(-0 B Ssi O H B

P

P

M bd CD

P*

P

P

P-<5 M

H-P

0<3 •3 œ M

P

93 cf bd CD

P"

P

P

P.

CD H

H-P

m tel o

H

B

P

P

M O B tri CD

p-P

S3

P

P. H-S3 0*3 H H M O H

B

P

P

P

P

pi C_l. CD tri œ

P"

P P p. (D M H*

P

o»a H <=4 H3 œ tri M CD P P* p P c+ P P> + CD t—' Or' H-M P P 0t? P P- «=S C_l. CD

(7)

6. 0 vjn 1 ro f\3 ro T lü -<} IS» 'X, 1 C+-VD vo vo 1

&

IB 1 - - z 1 1 tri

«

m \r» 1 CD O F- P 10 O P 1 CD 0*3 p, 0b ! CO 3 CD 2 1 cf M 1 H-E3 IP $ö 10*3 cf 1 H- 1 ®L 1 1 1 1 " 1 tfl 1 et* bd ro ro V>J 1 CD CD O V>J IP 10*3 iE, P 1 CD O P 1 H H o. 1 H CD 1 fo M 1 £B H-ro ro ro t d" (—1 P *• 1 H 0*3 Q\ ON ON 1 O 0*3 1 03 1 1 M 1 a tri 1 CF CD V>J VJJ 1 CD p-VJl O ro i t s T-A ÇB 10$ CD P 1 CD P-1 I-1 M CD pj M 1 S> H-f\3 vji ro 1 C+- C+- P •* >• 1 H ö*j ON ON ON 1 O ö*j 1 m 1 1 M M • I Ol W 1 ct- o CD KXi OD CD 1 CD H P" KS -F^ vo IP B P 10*3 ?» P 1 CD JB P. 1 H* 1—1 CD 1 M 1 + H-1 P f\3 —* -P- 1 «H- -£=• 0*3 *• 1 H 0*3 V>J IO O H 1 co B M 1 1 M 1 CO iZ tri 1 e+ o CD vjn co CT\ 1 CD 4 P" CD ON CD IP B P5 10*3 {Û P 1 CD fB P-1 M 1—' CD 1 M 1 + H-1 P K) RO TO 1 c+ O* 0*3 ** *• 1 H I-1 0*3 V>4 VN 1 O p M ICQ 1 1 p < 1 1 CO 1 c+ 1-3 ta) o\ V>J vn 1 CD CD CD ON 4^ IV! IP p-10*3 M ÇB 1 CD 93 p IH ÇD p-1 C+" CD 1 1 + F-M Os 1 c+ P ** IH CT" 0*3 CTN IO M 100 P «4 I 1 P'

(8)

7.

In afdeling C4-1 is het aantal stengelaantastingen in objekt 3 en 5 bij de controle 12/7 betrouwbaar groter dan in objekt 1, 2 en 4

(P<0,01). Dit geldt ook voor de telling op 27/7- Bij de telling op

25/8 hébben objekt 3> 4 en 5 betrouwbaar meer aantastingen dan de O b ­

jekten 1 en 2 (p^0,0l). Dit geldt tot het einde van de proef. De ver­ schillende bladplukmethoden zijn niet van invloed op het percentage "stipvruchten" per plant.

Bij de telling op 12 juli inaafdeling C5-1 is het aantal stengl-lesies in behandeling III (bladsteel doorsnijden op 4 cm van de stengel) zee* betrouwbaar hoger dan in de andere Objekten (p<0,0l). Bij behan­ deling IY (bladsteel met het eerste blaadje aan de stengel achterlaten) komen meer aantastingen voor dan bij 1, 2 en 5 (p 0,05); deze drie ver­ schillen onderling niet. Bij het "lage" bemestingsniveau verschilt be­ handeling III betrouwbaar van de overige behandelingen (p(0,0l) die onderling niet verschillen. Bij het "hoge" bemestingsniveau is geen ver­ schil in de bladplukmethoden. Dit geldt ook bij de telling op 12/7* Bij de telling op 23/9 in de "middelmatige" bemestingsgroep verschilt ob­ jekt 3 zeer betrouwbaar (p<0,0l) van de Objekten 5> 2 en 1 die onder­ ling niet verschillen, maar verschilt niet van behandeling 4 (^0,2).

cl©

Objekt 4 verschilt betrouwbaar (P « 0,05) van Objekten 5» 2 en 1. Bij de "lage" bemesting verschilt objekt 3 zeer betrouwbaar van de overige Objekten, die onderling niet verschillen. Bij de "hoge" bemesting zijn de verschillen niet betrouwbaar. Bij de laatste telling op 27/9 is.'i bij de Objekten 3 en 4 ket aantal stengelaantastingen betrouwbaar hoger dan bij de Objekten 5» 2 en 1 op de "middelmatige" bemesting. Bij de "lage" bemesting eveneens. Op de "hoge" bemesting zijn geen betrouwbare verschillen, omdat een van de drie Objekten een volkomen afwijkend beeld geeft. De diverse bladplukmethoden hebben geen invloed op het percentage "stipvruchten" per objekt. Planten in de "hoge" bemesting geven vruch­ ten:; met een betrouwbaar lager vruchtgewicht (p = 0,04)»

(9)

8.

Tabel 5 s kg opbrengst

Kg opbrengst en gemiddeld vruchtgewicht per 12 planten in C5-1

Bladpluk-behandeling "Laag" "Middelmatig" "Hoog" Bemesting

Beh. 1 44,66 44,66 38,33 « 2 46,00 45,33 41,66 „ 3 43,00 43,66 34,00 « 4 42,33 45,33 36,66 H 5 42,33 48,66 40,33 Gemiddeld vruchtgewicht 1 Bladpluk-behandeling "Laag" Bemesting "Middelmatig" "Hoog" Beh. 1 43,6 50,5 44,1 „ 2 49,4 51,4 43,9 ,, 3 50,0 48,2 42,9 n 4 47,9 48,1 43,6 « 5 51,8 47,5 45,4 Bespreking resultaten:

De planten in het hoge bemestingsniveau hebben minder stengel­ aantastingen dan de planten in het lage bemestingsniveau. Deze uit­ komsten bevestigen die van de al eerder genoemde experimenten met jongen tomateplanten die kunstmatig met B.cinerea werden besmet.

De nieuw ingevoerde kuituurhandelingen, waarbij de bladsteel

op ± 4 cm van de stengel wordt afgesneden,of de bladsteel na het eerste blaadje wordt afgesneden, zijn ongeschikt voor de "koude" tomateteelt. De afstoting blijkt te vaak onvolledig, waardoor het restje aan de vaatbundel blijft hangen. Het vormt zo een invalspoort boor B.cinerea in de stengel.

De bemestingstoestand van de bodem heeft geen invloed op het op­ treden van "stip" op de vruchten. Wel van invloed blijken behandelingen 1 en 2, normaal en te laat dieven en bladplukken te zijn. Daar deze behandelingen het kleinste aantal stengel- en trosaantastingen heeft, mag er ook verwacht worden dat er minder inoculum aanwezig zal zijn, zodat ook de kans op het optreden van "stip" kleiner is.

(10)

vruch-9.

ten en een lagere kg opbrengst dan de planten in het "middelmatige" en het "lage" bemestingsniveau. Dit werd in een soortgelijke proef in 1965 eveneens geconstateerd.

Dat de resultaten van de hoge bemestingsniveaus niet altijd even betrouwbaar zijn is te wijten aan het feit dat een van de drie parallellen een volkomen afwijkend beeld gaf.

De verdeling van de proef over twee kasruimten had tot doel het effect van een lichte verwarming door middel van een aardgaskachel op het optreden en de verspreiding van B.cinerea na te gaan. Daar dit stoken na ongeveer 6 weken na het uitplanten werd gestaakt is het verwachte positieve resultaat uitgebleven.

Samenvatting:

1. In een gewas "koude" tomaten is de invloed van de bemesting op het optreden en de verspreiding van B.cinerea nagegaan. Tevens werden verschillende manieren van "bladplukken" en "dieven" in dit opzicht vergeleken.

2. Bij planten in grond met een hoger stikstofniveau treden minder door B.cinerea veroorzaakte stengelaantastingen op.

3. Bij "normaal" dieven en bladplukken treden de minste stengel­ en troslesies op, terwijl hier ook het laagste aantal vruch­ ten met Botrytis"stip" voorkwam.

4. Er is geen direkte invloed van de bemesting op het optreden van "stip".

5. De nieuw ingevoerde kultuurmaatregelen nl. bladeren afsnijden op enige afstand van de stengel lijken ongeschikt voor de "koude" tomateteelt. Proefstation Naaldwijk, januari 19^7» AdW. De proefnemers, K. Yerhoeff en L, Weber

(11)
(12)

STENGELAANTASTING IN C 4 J

aantal lesis per 12 planten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Overwegende het koninklijk besluit van 10 april 2016 houdende ontslagen en benoemingen van leden van de Federale Raad voor Verpleegkunde;. Overwegende het koninklijk besluit van 9

In the RESTENT-ISR (Prospective Randomised Comparison of Clinical and Angiographic Outcomes Between Everolimus-eluting vs Zotarolim- us-eluting Stents for Treatment of

De gehanteerde kwantitatieve beleidsdoelen voor 2050 zijn voor deze studie ingevuld op basis van de beschikbare informatie, maar hebben geen beleidsmatig status, aangezien deze

Conclusie: de aanbeveling is uitgevoerd. Stadsdeel West streeft naar het behalen van de afspraken uit de Servicecode. De afdeling dienstverlening bekijkt tot nu toe wel of de

6,5 millival aan basische kationen niet aan den humus gebonden zouden achterblijven. Uit deze beide cijfers zou dan volgen, dat het in het zand achtergebleven fosfaat

Radiographic examination (right30° ventral–left- dorsal oblique, dorsoventral with offset mandible) was performed of the right maxillary region and demon- strated the

In eerdere zandbedden was vervuiling een probleem (Denarkas-project). De oplossing hiertegen is meerledig: 1) geen gebruik maken van perspotten voor beworteling (dit is niet

Hoewel er geen duidelijk wetenschappelijk bewijs bestaat voor het nut van bloednames ter opsporing van CMV-antistoffen tijdens de zwangerschap, stellen we voor om CMV-antistoffen te