• No results found

Bedrijfsplannen voor een gemengd bedrijf van 24 ha. in de Noord-Oostpolder

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bedrijfsplannen voor een gemengd bedrijf van 24 ha. in de Noord-Oostpolder"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BEMIJPSPLANNüiN VOOÄ ÜÈN GiBMMGD B ü M I J F VAN 24 HA DJ ßti NOOHDOObTPOLDM S t u d i e No. 41 ^ 0 / % ^ DEN' HAAG 'C-N BIBLIOTHEEK Juli 1966

Landbouw-üoonomisch Instituut - Conradkade 175 - 's-Gravenhage - Tel. 6l.4i.6l Publikatie toegestaan, mits met duidelijke bronvermelding

(2)

INHOUD Biz. WOORD VOORAF IKL3IDING HOOFDSTUK 1 HOOFDSTUK II HOOFDSTUK III HOOFDSTUK IV HOOFDSTUK V SAMENVATTING BIJLAGE 1 2 3 4 5 6 7 8

OPZET EN METHODE V A N ONDERZOEK

§ 1. Bedrijfsgrootte en arbeidsbezetting § 2. Grondsoort en gebouwen

§ 3. Opbrengsten en kosten

§ 4» Machinepark en werkmethoden § 5» Methode van onderzoek

DE BEDRIJFSVOERING EN BEDRIJFSRESULTATEN VAN EEN BEDRIJF V A N 24 HA

§ 1. De resultaten bij exploitatie als gemengd bedrijf

§ 2. De resultaten bij exploitatie als weide-bedrijf

§ 3. De resultaten bij exploitatie als akker-bouwbedrijf

DE INVLOED V A N WIJZIGINGEN IN DE OPBRENGSTPRIJZEN DE INVLOJÜJ) V A N VERANDERINGEN IN DE

B^DRIJFSOPPER-V L A K T E

DE INVLOED VAN DE BESCHIKBARE S T A L R U I M T E OP DE

BEDRIJFSRESULTATEN V A N HET GEMENGDE BEDRIJF

Grondsoort

Het bouwplan op de gemengde E.B.-bedrijven in de Noordoostpolder

De bouwlandproduktie De graslandproduktie

De werkmethoden en de arbeidsorganisatie De opbrengsten en de direct toegerekende kosten De niet direct toegerekende kosten

Vruchtwisselingseisen en andere technische beperkingen 9 9 9 10 10 11 12 12 17 1* 22 29 2,6 45 48. 49 50 52 57 70 73 77

(3)

Het gemengde bedrijf met zijn combinatie van akkerbouw en rundvee-houderij heeft bepaalde voordelen boven gespecialiseerde akkerbouw- en weidebedrijven.

De aanwending va.n stalmest en gier en het opnemen van grasland in de vruchtwisseling heeft op vele gr-nden een gunstige invloed op het opbrengstniveau van de akkerbouwgewassen.

In de vorm van bijprodukten en nagewassen kan de akkerbouw boven-dien relatief goedkoop voer leveren voor de rundveehouderij en kan de veebezetting per ha grasland en voedergewassen op het gemengde bedrijf met voordeel hoger worden opgevoerd dan op het zuivere weidebedrijf.

Door de stijging van de arbeidslonen en de verdergaande mechani-satie worden echter de voordelen van specialimechani-satie steeds groter» Binnen het kader van een beperkte bedrijfsoppervlakte betekent specialisatie immers schaalvergroting,, Een grotere omvang van een afzonderlijke pro-duktierichting stelt in staat tot een doelmatige arbeidsaanwending en een betere benutting van de capaciteit van de werktuigen.

Dit was aanleiding om de economische mogelijkheden van gemengde bedrijven in de Noordoostpolder te bestuderen en na te gaan welke

bouw-land- gra.slandverhouding en welke omvang van de veestapel onder de huidige omstandigheden voor deze bedrijven het meeste perspectief bieden en of de voordelen van de gemengde bedrijfsvoering nog steeds opwegen tegen de voordelen van specialisatie.

Dit is vooral van belang omdat in deze polder door de verpachter aan vele bedrijven op gronden, die gevoelig zijn voor verstuiving en verslemping, een graslandverplichting is opgelegd, die in de praktijk noodzaakt tot een gemengde bedrijfsvoering.

De resultaten van dit onderzoo1:, dat werd verricht door

K. Klaassens van de afdeling Bedrijfseconomisch Onderzoek in de Land-bouw, zijn in deze publikatio neergelegd.

DIU DIRECTEUR, 41 1

(Dr. '!„'" ïïaris)

(4)

T 7

INLEIDING

Ongeveer 40^ van alle landbouwbedrijven in de Noordoostpolder zijn gemengde of weidebedrijven. Deze bedrijfsvormen zijn gekoppeld aan de bodemkundige gesteldheid. De verpachter heeft namelijk in het pacht-contract de bepaling opgenomen, dat bedrijven welke voor een groter of kleiner deel op stuif- of slempgevoelige gronden zijn gelegen, een

zekere oppervlakte van het bedrijf als grasland moeten exploiteren. Als zodanig kunnen de bedrijven worden onderscheiden in l/6-, 2/6-, 3/6-. 4/6- en 5/6-graslandbedrijven. Het overgrote deel (81$>) van de gemengde bedrijven heeft een graslandverplichting van 3/6 of minder. Als produktie-richtingen kunnen worden onderscheiden akkerbouw en rundveehouderij.. Varkens en kippen van enige betekenis komen nog weinig op deze bedrijven voor.

De arbeidsbezetting op de landbouwbedrijven in de Noordoostpolder is geleidelijk gedaald mede als gevolg van de voortdurende stijging van de arbeidslonen. Deze daling voltrok zich op de akkerbouwbedrijven in een sneller tempo dan op de .gemengde bedrijven. Uit gegevens van de staatsland-bouwbedrijven in de Noordoostpolder blijkt namelijk, dat in vergelijking met 1960/61 het aantal gewerkte uren op de groep akkerbouwbedrijven van 24 ha in 1964/65 is afgenomen met 26^. Op de gemengde bedrijven van dezelfde grootte bedroeg de vermindering van het aantal gewerkte uren 15$. Voor de geringere daling op de gemengde bedrijven zijn velerlei factoren aan te wijzen. Een van de belangrijkste is wel, dat door de verscheidenheid in

produktieonderdelen een economisch verantwoorde eigen mechanisatie minder gemakkelijk is door te voeren. Bovendien zijn in de sector van de

rundvee-houderij de mogelijkheden van een op arbeidsbesparing gerichte mechani-satie minder spectaculair dan in de akkerbouwsector.

De gegevens van de staatslandbouwbedrijven tonen aan dat op de gemengde bedrijven van 24 ha de vaste arbeidsbezetting thans bestaat uit 2 man (boer + arbeider). Op de meeste bedrijven wrrdt echter nog in drukke perioden van het jaar hulp ingeroepen van gezinsleden en/of van ander los personeel.

Een nog verdere daling van de arbeidsbezetting zou betekenen dat de vaste arbeider moet verdwijnen. De boer komt er dan alleen voor te staan.

Indien hij echter niet zo nu en dan kan terugvallen op de hulp van een

goed functionerende bedrijfsverzorgingsdienst, heeft een dergelijk eenmans-bedrijf voor hem weinig aantrekkelijks. Alvorens dan ook te besluiten tot

exploitatie als eenmansbedrijf, zal hij na willen gaan welke mogelijkheden een tweemansbedrijf hem nog te bieden heeft. De mogelijkheden zouden mis-schien kunnen schuilen in een intensivering van het bedrijfsplan of in een structurele wijziging van de bedrijfsopzet.

Ter verdieping van het inzicht in deze mogelijkheden zijn enkele begrotingen opgesteld. Bij verschillende veronderstellingen ten aanzien van bedrijfsuitrusting en arbeidsorganisatie is nagegaan welke bedrijfs-resultaten op een tweemans gemengd bedrijf van 24 ha mogen worden verwacht. Het accent is daarbij gelegd op het afstoten van bepaalde werkzaamheden

(5)

naar de loonwermer die anders met behulp van eigen werktuigen of in onder-linge samenwerk ing; met een ander "bedrijf worden uitgevoerd« Verder is nage-gaan welke "bedrijfsresultaten verwacht mogen worden als liet "bedrijf over zou schakelen op een zuiver weideoedrijf„ Ook zijn de "bedrijfsresultaten begroot voor het geval het "bedrijf als zuiver aiksrbouwbedrijf zou worden geëxploiteerd o

De mogelijkheden van het invoeren van niet aan de grond gebonden

produktierichtingen, of uitbreiding van het gewassenassortinent naar tuin— bouwgewassen of fruitteelt, zijn buiten "beschouwing gelaten.

De hij het onderzoek gehanteerde uitgangsgegevens zijn voor een groot deel ontleend aan de gemengde staatslandbouwbedrijven in de IToordoostpolder niet 3/6 en minder grasland*

Het onderzoek is dus gericht op bestudering van de economische mogelijk-heden voor een tweemans gemengd bedrij f5 en wel in het bijzonder voor

bedrijven in de ÎToordoostpolder, met een graslandverplichting van 3/6 of minder„

Voor een beschouwing over de mogelijkheden voor een bedrijf met 4/6 of meer grasland, wordt verwezen naar de publikatie "Aspekten van de

Landbouw I965" van de Landbouwvoorlichtingsdienst in de IJsselmeerpolders„

(6)

HOOFDbTUK I

OPZüJT üiN M'iIiODiJ V Ü N OWDÜWZOiüK

Bij de opzet van het onderzoek is uitgegaan van bepaalde veronder-stellingen ten aanzien van "bedrijfsuitrusting en arbeidsorganisatie, van kosten en opbrengsten en van andere technische en economische relaties. Voor een uitvoerige uiteenzetting hierover wordt verwezen naar de bijlagen.

In het hiernavolgende zullen de belangrijkste uitgangspunten in het kort worden behandeld.

§ 1 . B e d r i j f s g r o o t t e e n a r b e i d s b e z e t t i n g Ongeveer 2/3 deel van alle gemengde bedrijven in de Noordoostpolder

heeft een bedrijfsoppervlakte van omstreeks 24 ha. Deze oppervlakte van 24 ha (kadastrale maat) ligt in één kavel van 800 m lengte en 300 m breedte, Erf, sloten en kavelpad nemen ongeveer 1930 ha in beslag, zodat aan cul-tuurgrond overblijft 22,70 ha. Op deze oppervlakte van 22,70 ha cultuur-grond zijn de berekeningen gebaseerd. In een afzonderlijk hoofdstuk (hoofdstuk IV) wordt aangegeven welke invloed een kleinere, resp. grotere bedrijfsoppervlakte heeft op de bedrijfsuitkomsten.

Uitgegaan is verder van een vaste arbeidsbezetting van 2 man (boer + arbeider), iuet de mogelijkheid van het aantrekken van losse arbeidshulp is in eerste instantie geen rekening gehouden. Bij enkele van de onder-zochte bedrijfsplannen, met name bij die, waar voor het uitvoeren van ver-schillende werkzaamheden samenwerking met een ander bedrijf' is veronder-steld, bleek dat in bepaalde perioden van het jaar de beschikbare arbeid een ernstig knelpunt zal vormen. In die gevallen zijn eerst de mogelijk-heden van het afstoten van bepaalde werkzaammogelijk-heden naar de loonwerker onder-zocht. In het algemeen konden hierdoor de moeilijkheden in de arbeidsvoor-ziening worden opgelost. Bij vergroting van de bedrijfsoppervlakte bleek voor sommige bedrijfsplannen het in bepaalde perioden beschikbaar hebben van losse arbeidshulp zeer gewenst. De mogelijkheid van het aantrekken van losse arbeidshulp is daar opengesteld tegen loonkosten van f. 250,-per week 250,-per man.

j 2. G r o n d s o o r t e n g e b o u w e n

De grondsoort op de gemengde bedrijven in de polder loopt uiteen van overwegend kleihoudend zand tot overwegend lichte zavel.

Het kleihoudendezand komt het meest voor op de bedrijven met een gras-landverplichting van 4/6 en meer. De lichte zavel overheerst op de bedrij-ven met een lagere graslandverplichting. Het onderzoek is afgestemd op de laatstgenoemde groep van bedrijven.

Bij de stichting van de bedrijfsgebouwen is destijds rekening gehouden met de op het bedrijf rustende graslandverplichting. Zo is b.v. op een

3/6-graslandbedrijf een grotere veestal ingebouwd dan op een 2/6-grasland-bedrijf. Bij de opzet van het onderzoek was het noodzakelijk in eerste

(7)

instantie ten aanzien van de bedrijfsgebouwen uit te gaan van één bepaalde situatie» Daarbij is aangenomen dat op liet bedrijf stalruimte aanwezig is voor 30 grootveeëenheden, d.w.z, voor _+ 23 melkkoeien + bijbehorend jongvee»

Het is mogelijk een dergelijke veestapel m de bedrijfsgebouwen op een 2/6-graslandbedrijf te stallen» indien althans de ziekenstal en de paardestal omgebouwd zijn tot koestal»

In hoofdstuk V zal nader in worden gegaan op de invloed van de be-schikbare stalruimte op de bedrijfsresultaten»

In het onderzoek is van tevoren geen rekening gehouden met een zekere graslandverplichting« De bouw- en graslandverhouding wordt onder meer afhankelijk gesteld van rentabiliteitsfactoren„

Bij de berekeningen voor het zuivere weidebedrijf is met de kosten van verbouwing en uitbreiding van de veestallen rekening gehouden»

§ 3 •• O p b r e n g s t e n e n k o s t e n

De fysieke opbrengsten van de gewassen en van het rundvee zijn ont-leend aan gegevens van de gemengde bedrijven in eigen beheer. Ook de direct toegerekende kosten zijn ontleend aan of vergeleken met gegevens van deze bedrijven,

In principe zijn de prijzen gebaseerd op het prijspeil van 1965° I*1 hoofdstuk III wordt ingegaan op de invloed van prijswijzigingen op het bouwplan en op de bedrijfsresultaten»

§4» M a c h i n e p a r k e n w e r k m e t h o d e n

Voor een beschrijving van de werkmethoden en de gehanteerde arbeids-normen wordt verwezen naar bijlage 5° In bijlage 7 is voor de onderscheiden bedrijfsplannen een overzicht gegeven van de werktuigeninventaris»

Voor het gemengde bedrijf zijn 4 oegrotingen gemaakt» De verschillen tussen deze begrotingen zijn gelegen in de uitrusting mot werktuigen en de uitvoering van de werkzaamheden. Het oen en ander wordt hieronder nader uiteengezet»

In een eerste begroting (plan i) is verondersteld dat voor de exploi-tatie van werktuigen» als de zelfbinder» de aardappelrooimachme en de zaai- en pootmachines» samenwerking wordt gezocht mot een ander gelijk-soortig bedrijf» Voor zover nodig strekt deze samenwerking zich ook uit tot het gezamenlijk uitvoeren van de werkzaamheden» Samenwerking tussen meer dan twee bedrijven is hierbij buiten beschouwing gelaten»

In een tweede begroting (plan II) wordt ervan uitgegaan dat de granen door de loonwerker met de maaidorser worden geoogst» De overige werkzaamheden geschieden op dezelfde wijze als bij plan I.

De twee genoemde begrotingen toonden aan dat een arbeidsbezetting van 2 man te klein is om binnen de gestelde tijd de aardappelen zelf te sorteren, omdat in de desbetreffende periode van het jaar ook andere werkzaamheden» zoals veeverzorging« de nodige tijd en aandacht vragen, In een derde begroting (plan III) is daarom gesteld dat do aardappelen door derden worden gesorteerd»

(8)

— 1 1

-In een vierde begroting (plan IV) is tenslotte nagegaan welke be-drijfsresultaten mogen worden verwacht als ook de aardappelen door een loonwerker worden.gerooid. Bij dit plan neemt dus de loonwerker het oogsten van vrijwel alle akkerbouwgewassen voor zijn rekening. De boer kan dan meer tijd en aandacht besteden aan de rundveehouderij. Bovendien kunnen de kosten van eigen mechanisatie op een lager niveau worden ge-houden.

In alle 4 begrotingen is verondersteld dat de suikerbieten door de loonwerker worden gerooid« Ook het transport van de bieten naar erf of schip verzorgt de loonwerker. De arbeidsnormen voor het melken van de koeien zijn gebaseerd op het melken door 1 man met 2 apparaten (P1 A2). De koeien worden machinaal nagemolken.

5. M e t h o d e v a n o n d e r z o e k

Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van de methode van de lineaire programmering. Met deze methode kan, uitgaande van zekere beperkingen die bij het opstellen van het bedrijfsplan in acht moeten worden genomen en rekening houdende met de rentabiliteitsverhoudingen onderling, een optimaal bedrijfsplan worden berekend. Onder optimaal bedrijfsplan is daarbij te verstaan het bouwplan dat uitgevoerd kan worden binnen de gestelde beperkingen en dat het hoogste arbeidsinkomen voor de boer oplevert.

(9)

HOOFDSTUK II

DüJ BiSMIJFüVOEAING SN BEMIJFuf^üULTATEN VAN iJEK BSDfilJF VAH 2 4 HA

§1. D e r e s u l t a t e n b i j e x p l o i t a t i e a l s g e m e n g d b e d r i j f

In tabel 1b zijn van 4 bedrijfsplannen de resultaten van de begroting weergegeven» Be verschillen tussen deze plannen hebben betrekking op ver-schillen in de bedrijfsvoering. In tabel 1a is van de 4 bedrijfsplannen

in het kort aangegeven op welke wijze de belangrijkste werkzaamheden worden uitgevoerd. Alle andere op de 4 bedrijfsplannen voorkomende werkzaamheden wijken wat de wijze van werken betreft niet van elkaar af. Bij alle vier

plannen is verondersteld dat de suikerbieten door de loonwerker worden gerooid. Aanvankelijk was'ook een begroting gemaakt;, waarbij de suiker-bieten door eigen personeel met kop- en lichtapparaat werden gerooid. Het bleek echter dat bij doze wijze van werken de arbeidsvoorziening in het najaar een ernstig knelpunt ging vormen, het een en ander resulteerde in een extensiever bedrijfsplan en een aanmerkelijk lager arbeidsinkomen voor de boer. Gelet op ds omstandigheid, dat - althans op de bedrijven in eigen beheer - het rooien van de bieten met kop- on lichtapparaat vrij-wel tot het verleden behoort, is van deze begroting in tabel 1b geen cij-feropstelling gegeven.

Uit tabel 1b blijkt dat van de 4 berekende bedrijfsplannen de bouw-land-graslandverhouding niet zo erg veel uiteenloopt. Be plannen I en II tonen ons een 3/6-graslandbedrijf. Bij de plannen III en IV is de opper-vlakte grasland wat minder.

Uitgaande van de prijsverhoudingen, do bedrijfsuitrusting en de ar-beidsorganisatie , waarmede bij het opstellen van de begroting rekening is gehouden, blijkt een bedrijfsplan met gehoel of overwegend akkerbouw niet tot betere resultaten te leiden. Indien dit wel zo zou zijn had immers

do begroting een dergelijk bedrijfsplan moeten opleveren. Overigens zegt dat natuurlijk niet veel, omdat voor een akkerbouwbedrijf geon uitrusting nodig is voor melken en voevorzorging en de winning van ruwvoeders en dus ook de kosten van werktuigen en gebouwen lager kunnen zijn. In hoeverre exploitatie als zuiver akkerbouwbedrijf tot minder goode bedrijfsuitkom-sten zou leiden, wordt nader behandeld in paragraaf 3 van dit hoofdstuk. Bij onze begrotingen voor het gemengde bedrijf zijn wij er steeds van uitgegaan, dat de bedrijfsuitrusting is afgestemd op dit bedrijfstype. Bij dit uitgangspunt blijkt het opnemen van veehouderij in het bedrijfs-plan voordelig te zijn. Het is zelfs zo, dat de grootte van de veestapel bepaald wordt door do op het bedrijf aanwezige stalruimte. Zoals in het voorgaande hoofdstuk is aangegeven, is in de begrotingen uitgegaan van oen stallingsruimto voor 30 grootvoeeenheden, oftewel voor +• 23 melk-koeien + bijbehorend jongvee, üen nog grotere stalruimte zou dus hebben geleid tot een verdere uitbreiding van de veestapel. Welke invloed dit hooft op do bedrijfsresultaten wordt nader aangegeven in hoofdstuk V.

(10)

13

-Tabel 1a KARAKTERISTIEK VAU DS BEDRIJFSVOERINGEN

Plan I

zaaien en verplegen, zelf;

anen binderen en inhalen, zelf of in samen-werking 5 1 ) vlas trekken, loonwerk;

overig werk, zelf of in samenwerking; vlas ongerepeld uit schuur verkocht Plan II zaaien en verplegen, zelf; maaidorsen, loon-werker; zaad- en strotrans-port, zelf idem als

I

Plan III idem als II idem als

I

Plan.IV idem als II idem als

I

poten met 2-rijige vol-autom. mach., samenwerking; sproeien, loonwerk; rooien en trans-port, samenwerking; sorteren, zelf of in samenwerking idem als I sorteren door derden; rooien, loonwerk; transport, zelf; voor het overige sorteren door der-gelijk aan I den;

voor het overige gelijk aan I precisie-zaaien, samenwerking; chemo onkr.be-strijding, loon-werk; dunnen en wieden, zelf; rooien en trans-port , loonwerk idem als I idem als I idem als I ïdvee-iderij

hooi persen, loon-werk;

inkuilen, loonwerk melken., 1 man 2 ap-paraten (P1 A2) machinaal namelken idem als I idem als I idem als I

1) Onder "samenwerking" wordt verstaan het met een ander gelijksoortig bedrijf gezamenlijk uitvoeren van de werkzaamheden en/of gezamenlijke exploitatie van bepaalde werktuigen.

(11)

Tabel 1b DE UITKOMSTEN Vüh DE BEREKENINGEN Bouwplans w m t e r t a r w e vlas pootaardappelen cons . aardappelen suikerbieten Totaal bouwland Tota,al grasland Ha cultuurgrond Veebezetting melkkoeien/bedrij f melkkoeien/ha grasland Bewerkingsintensiteit s bewericingseenheden/bedr „ beworkingseenheden/man Bedrijfsresultaten? opbrengsten bewerlcingsko sten overige kosten Totale kosten Netto-overschot Arbeidsinkomen van de boer Bewerkingskosten per beworkingseen.be id Arbeidsinkomen van de boer per bew.eenheid

Plan I 1.12 2 = 00 1.67 2.84 3.38 11,01 11,69 22.70 22.6 1.93 3840 1920 76.9/jO 32.480 35*380 67.86O 9.O8O 18.58O 8.46 4.84 Plan II I.09 2r00 2.27 2,18 3.34 10.88 11.82 22.70 22.6 1.91 3850 1925 77.200 32.270 35*630 67.900 9.300 18.800 8.38 4.88 Plan III 3.66 -4.4O O.9O 4.00 12.96 9.74 22.7O 22.6 2.32 4320 2160 85.59O 35.080 38.920 74.-. 000 11.590 21.090 8. 11 4.88 | Plan IV 1.65 2.00 5.31 -4.OO 12.96 9.74 22.7O 22.6 2.32 427O 2135 86.360 35.96O 39.510 75-470 10.890 20.390 8.41 4.77

Blijkens de berekeningen leveren de plannen III en IV een belangrijk hoger arbeidsinkomen voor de boer op dan de plannen I en II. Be oorsaak hiervan sit verscholen in het al of niet self sorteren van de aardappelen. Bij de plannen ï en II is gesteld? dat het eigen personeel - eventueel in samenwerking met een ander bedrijf - de aardappelen sorteert o Verder is als voorwaarde gesteld, dat 75/° van de pootaardappelen on 60/o van de

consumptieaardappelen vóór 15 december gesorteerd moeten zijn. het blijkt dat bij deze wijze van werken de arbeidsvoorziening in het najaar een

knelpunt gaat vormen. Be beschikbare arbeid van 2 man is niet voldoende om naast het sorteren ook de andere noodzakelijke werkzaamheden tijdig

u i t "oeren. Het een en ander resulteerde in een bedriifsol m1naer

hakvruchton en een lagere veedichtheid !308

(12)

15

-Bij het beoordelen van deze resultaten moet worden bedacht dat bij het vaststellen van de beschikbare arbeid is uitgegaan van een 5-daagse werkweek met volgens de C.A.O. aangegeven werktijden per dag. (Op de zaterdagen en zondagen worden alleen die werkzaamheden gedaan die nodig zijn voor het verzorgen van de veestapel.) De toegepaste begrotingsme-thode draagt er zorg voor dat dit uitgangspunt ook in drukke perioden niet wordt overschreden.

In de praktijk is men wellicht wel bereid in drukke perioden eniger-mate over te werken. Ook is vaak de mogelijkheid nog wel aanwezig voor bepaalde werkzaamheden losse arbeidshulp aan te trekken, iüen dergelijke elasticiteit in het arbeidsaanbod heeft vooral bij de plannen I en II een gunstige invloed op de bedrijfsresultaten, als b.v. voor het sorteren van de aardappelen de hulp kan worden ingeroepen van los personeel,

schept dit de mogelijkheid tot een wat intensiever bedrijfsplan, met bedrijfsuitkomsten die slechts weinig zullen afwijken van die van de plannen III en IV.

Het verschil in arbeidsinkomen van de boer tussen plan III en plan IV is becijferd op f. 700,- in het voordeel van plan III.

Onder de gegeven omstandigheden is het dus voordelig niet voor al het oogstwerk de loonwerker in te schakelen, maar een deel van deze werkzaam-heden en met name het rooien van de aardappelen zelf te doen. Voor een vlot verloop van de werkzaamheden en voor een spreiding vah de machine-kosten zal het rooien dan het beste kunnen geschieden in samenwerking met een ander gelijksoortig bedrijf.

Bij de plannen I en II gaat het om de wijze van oogsten van de granen. Be oppervlakte graan blijkt in beide pllannen slechts te bestaan uit ruim 1 ha wintertarwe. Mede hierdoor is het verschil in inkomen tussen beide plannen vrij gering. Het ziet ernaar uit dat het maaidorsen door de loonwerker enig voordeel oplevert.

Bij 3 van de 4 berekende plannen verschijnt vlas in het bouwplan. Uit de z.g. eindprogramma's van de berekeningen valt echter te becijferen dat het inkomen van de boer niet of slechts weinig zal dalen als vlas wordt vervangen door wintertarwe.

Be. verschillen tussen de 4 berekende bouwplannen houden in hoge mate verband met de arbeidsvoorziening en de arbeidsorganisatie in bepaalde porioden van het jaar. Bij de plannen I en II vormt, in verband met het zelf sorteren van de aardappelen, de arbeid in het najaar een belangrijk knelpunt. Bij plan III is het knelpunt in de arbeidsvoorziening verscho-ven naar de periode waarin de pootaardappelen worden gerooid en bij plan IV is feitelijk geen sprake meer van moeilijkheden bij de arbeidsvoor-ziening. Alle noodzakelijke werkzaamheden kunnen daar binnen de daarvoor vastgestelde tijd worden uitgevoerd. Het bouwplan van plan IV wordt dus uitsluitend bepaald door factoren als de rentabiliteitsverhouding tussen de gewassen onderling, de vruchtwisselingseisen en nog wat andere niet-arbeidstechnische beperkingen.

Ter illustratie is van de plannen I en IV de arbeidsfilm over de periode maart tot en met half december in figuur 1 in beeld gebracht.

(13)

3

3>

•H fr 1 LH M Ü • r - j •H r-i CD n j El CO £ Cl) 1 C J n •H H ciî dj o rd S P., fr o ra [zq ":H F-'^H 1 CM fr F'- 1 PH O c •) > p^ l-H -~) M •^ <3 v t (\1 fr ra H cq pr; • H r û M CiJ ci U ni ,13 -W •H Xl O CC (!) r O f^> H f ! ni [ H o_, H S cd M » T i (Ö fH CÖ CD S i CD El > O a H VU fn cö cvi 13 . a i <~> vf OJ i O CXI C\l 1 o o C\J i o co ^-o vo v — 1 o v r -^~ O CM ^— i O O v — i o GO j o VD i O v j -i O C\J CvJ <M - H r H ES CM - p in

(14)

17

-Samengevat kan worden opgemerkt, dat, zonder dat tevoren rekening is gehouden met een "bepaalde bouwland-graslandverhouding, uit de "bereke-ningen "bedrijfsplannen te voorschijn komen, typerend voor een gemengd "bedrijf. Bij de onderscheiden "bedrijfsplannen beslaat de oppervlakte grasland nl. 40 tot ruim ^Qffo van de oppervlakte cultuurgrond.

Bij de huidige stand van de techniek is het voor een tweemans gemengd "bedrijf van 24 ha met een intensieve "bouw- en graslandexploitatie moeilijk alle werkzaamheden geheel rond te krijgen. Voor verschillende werkzaam-heden moet een "beroep worden gedaan op de loonwerker of moet nog losse arbeidshulp worden aangetrokken.

Over het geheel genomen blijkt voor een gemengd bedrijf van 24 ha in

de ïïbordoostpolder een arbeidsbezetting van 2 volwaardige arbeidskrachten thans nog wel rendabel te zijn. Uit de berekeningen resulteerde nl. voor

de boer een arbeidsinkomen van f. 18.500,- tot f. 21.000,-. De berekeningen zijn echter gebaseerd op thans geldende prijsverhoudingen. Algemeen wordt aangenomen dat in de nabije toekomst de opbrengstprijzen van de produkten weinig of niet zullen stijgen. Daarentegen zullen naar alle waarschijn-lijkheid de kosten blijven stijgen. Blijkens.gegevens van de bedrijven in eigen beheer zijn de kosten over een reeks van jaren vrij regelmatig gestegen met 4 à 5/» per jaar.

Nemen wij aan dat in de komende jaren de opbrengstprijzen gelijk blijven en de kosten verder zullen stijgen met gemiddeld 4$ per jaar, dan zal, indien zich in de bedrijfsvoering en/of bedrijfsopzet geen be-langrijke- structurele wijzigingen voltrekken, de rentabiliteit van het hier besproken bedrijf reeds na ongeveer 3 jaar ernstig in het gedrang

komen. -Sen kostenstijging van Affo betekent voor de onderscheiden bedrijfs-plannen nl. een daling van het netto-overschot met f, 2.700,- à f. 3.000,-.

Indien wij echter van de veronderstelling uitgaan dat in de komende jaren wel de arbeidslonen verder zullen stijgen, maar een stijging van de overige kostencomponenten kan worden tegengehouden, dan is het beeld minder somber. De rentabiliteit van het bedrijf loopt dan minder snel terug, althans wanneer de loonstijging niet boven 14^ per jaar uitkomt. Sen stijging van de arbeidslonen met b.v. 8cfl> betekent voor de berekende

bedrijfsplannen een daling van het netto-overschot met f. 1.7Q0,- à f. 1.900,-. Hierbij is aangenomen dat deze loonstijging ook doorwerkt in de loonwerktarieven.

Hét een en ander roept echter wel de vraag op of over enkele jaren het eerimans gemengd bedrijf, ondanks de sociale bezwaren die daaraan kleven, geen betere perspectieven biedt. Ook de vraag of het tweemansbe-drijf gehandhaafd kan blijven door b.v. het creëren van aanvullende in-komensmogelijkheden in niet aan de grond gebonden produktierichtingen wordt dan actueel. Verder verdienen de mogelijkheden van een ingrijpen -der samenwerking met an-dere bedrijven dan bijzon-dere aandacht.

§ 2 . D e r e s u l t a t e n b i j e x p l o i t a t i e a l s w e i d e b e d r i j f

Sen andere mogelijkheid voor het gemengde bedrijf zou kunnen zijn gelegen in een omschakeling op een zuiver weidebedrij f. Op een zuiver weidebedrijf heeft men te maken met slechts één bedrijfsonderdeel. Dit

(15)

biedt ruimere mogelijkheden voor een verantwoorde mechanisatie, terwijl werktuigen die alleen geschikt zijn voor de akkerbouwsector kunnen worden afgestoten,

na? is een berekening opgesteld voor het geval het bedrijf als zuiver weidebedrijf zou worden geëxploiteerd«. Daarbij is van de veronderstelling uitgegaan dat de bedrijfsgebouwen aanvankelijk waren ingericht voor een gemengd bedrijf. Dat wil onder meer zeggen, dat er stalruimte aanwezig was voor + 30 grootveeöonheden. A I S het bedrijf als weidebedrijf wordt geëxploiteerd, moet de stalruimte worden uitgebreid» De enige mogelijkheid daartoe is waarschijnlijk het bijbouwen van een z„g„ montagestal. i-let de kosten van een dergelijke verbouwing is in de begroting rekening gehouden»

In tabel 2 zijn de resultaten van de berekeningen weergegeven» Ter vergelijking zijn eveneens die van de bedrijfsplannen voor hot gemengde bedrijf vermeld, dit de tabel blijkt dat het weidebedrijf een vrijwel

Tabel 2 DE UITKOMSTEN V A N Sih BENiiiKENINGEN VOON EEN wElD^DiNDNIJE IN V ^ N G H E I J K I N G

MET DIE V A N DE B E D N U E Ü E L A N N E N VOÜN üuÊi GEiNENGD jSEDitUF

Gegevens rundveehouderij s melkkoeien per bodrijf grootvecëonli,, por bedrijf melkkoeien por ha grasland grootvee-ëonh,, per ha grasland N per ha grasland

perc. gehooid pcre. gekuild p e r c go:aaaid

kg krachtvoer per koe •Bedrijfsresultaten; o pbrengs t en b ewerkingsko sten pacht en gebouwenkoston veevoeraankopen overige kosten totale kosten Netto-overschot Arbeidsinkomen

Bewerkmgskosten per bowerkings-eenheid Plan I ; 22.6 30.0 1.93 2.57 230' 71 -1 /"" 1 -) 87 670 76,940 32.48O 8.000 IO.44O 16.940 67.860 9.080 1b.58O 8.46 Gemengd Plan II : 22o6 30.0 1.91 2.54 230 74 17 91 670 77.200 32.270 7 «990 10.35c 17.290 67.900 9*300 18.800 8.38 bedrijf Plan III 22.6 3O.O 2.32 3,08 230 48

3

51 680 85.590 35-080 8.030 11.790 19.100 74.OOO 11.590 21o090 8,11 Plan _LV 22,6 30.0 2.32 3.O8 230 47

3

50 680 86.360 35.96O 8.010 11.800 I9.7OO 75.470 IO.890 20.390 8.41 Weide-bedrijf Plan V 41.1

54-7

1.81 2.41 230 80 20 100 710 81.300 26.940 IO.29O 17.940 I7.2IO 72.38O 8.92O 18.420

7.55

even hoog arbeidsinkomen voor de boer oplevert als de bedrijfsplannen I en II voor het gemengde bodrijf. In vergelijking mot de plannen III en IV zijn de resultaten minder goed. Weliswaar zijn de zo belangrijke kosten van bewerking

(16)

- 19 T

lager op het weidebedrijf, maar daar staan hogere veevoer- en gebouwen-kosten tegenover.

Onder de gegeven omstandigheden blijkt overschakeling op een zuiver weidebedrijf niet spoedig tot betere resultaten te leiden. De reden hier-van moet vooral gezocht worden in het systeem hier-van graslandexploitatie. Op het weidebedrijf bestaat-het grasland overwegend uit blijvend grasland. Op het gemengde bedrijf rouleert het grasland mee in het bouwplan? d.w.z. om de 2 of ten hoogste 3 jaar wordt het grasland weer gescheurd. De ieder

jaar nieuw onder dekvrucht ingezaaide kunstweide komt in augustus of iets later beschikbaar voor beweiding. Hierdoor beschikt men in de nazomer, wanneer door natuurlijke omstandigheden de produktie van het grasland terugloopt, over een grotere oppervlakte grasland dan in de voorzomer. Bovendien

leveren de akkerbouwgewassen op het gemengde bedrijf goedkoop ruwvoer (bietenblad en voeraardappelen) voor de winterperiode.

Op de gemengde bedrijven is daardoor een hogere veedichtheid mogelijk. § 3 . D e r e s u l t a t e n b i j e x p l o i t a t i e a l s

z u i v e r a k k e r b o u w b e d r i j f

Een volgende mogelijkheid voor het gemengde bedrijf zou;.ikunnen zijn gelegen in exploitatie van het bedrijf als zuiver akkerbouwbedrijf. 1) Onder paragraaf 1 van dit hoofdstuk werd op grond van de gevonden uitkomsten reeds opgemerkt, dat exploitatie van het bedrijf als zuiver akkerbouwbe-drijf niet tot betere resultaten zou leiden. Bij deze uitspraak werd echter verondersteld, dat de vaste bedrijfsuitrusting en de methoden van werken gelijk zouden blijven aan die welke in de begrotingen voor het gemengde bedrijf zijn aangehouden. Het ligt echter voor de hand dat bij exploitatie als zuiver akkerbouwbedrijf de bedrijfsuitrusting aan de gewijzigde situ-atie wordt aangepast en dat de werkmethoden hier en daar ook anders zullen zijn. Daarom zijn met betrekking tot exploitatie als zuiver akkerbouwbe-drijf twee aanvullende begrotingen gemaakt (plan Ia en plan IIa). In deze begrotingen is eveneens uitgegaan van een arbeidsbezetting van 2 man. De bij plan Ia veronderstelde werkmethoden zijn gelijk aan die voor het akkerbouwgedeelte bij plan I van het gemengde bedrijf, met dit verschil dat, nu geen rundvee meer op het bedrijf aanwezig is, ook de bieten worden gerooid in samenwerking met een ander bedrijf • De werkmethoden bij plan IIa stemmen overeen met die bij plan II voor het gemengde bedrijf, echter weer met het vermelde verschil voor wat betreft het rooien van de bieten. Bij het samenstellen van het machinepark is aangenomen, dat de werktuigen, welke alleen gebruikt worden in de sector van de rundveehoude-rij, worden afgestoten. Daarvoor in de plaats komt een bietenrooimachine, die gezamnelijk met een ander bedrijf wordt geëxploiteerd.

Uitgegaan is verder van een gelijkblijvend produktievermogen van de grond. Met een eventuele opbrengstderving als gevolg van het ontbreken van grasland in het bouwplan en de verdwijning van het vee is geen reke-ning gehouden. In de begroting is nu echter wel een bedrag van f. 1.200,-als kosten van groenbemesting opgenomen.

(17)

_,_ J)e resultaten van do berekeningen zijn weergegeven in tabel 3° ïer vergelijking zijn in deze tabel eveneens die van de bedrijfsplannen I en II voor het gemengde bedrijf vermeld. De uitkomsten van de berekeningen . . , ' " . . Tabel 3

DS UITKQÎÏ3T3U VA2T DR 3' '.RllKSHIHGRïï VOOR R1RT MKSRBOuRRBRDRIJF III V11GRLIJHIÏÏG •• MET-DIE YA1X ?3kDSIJF;3?LÂIRI3ÎI VOOR REIT GERSHGD BEDRIJF

Bouwplans winteriarwe ka ver

vlas (ongerepeld) pootaardappelen cons ump tie aardappe1en s u ik e r b i e t e n g r a s l a n d Ha cultuurgrond Bedrijfsresultaten: opbrengsten bewerkingskosten overige kosten Totale kosten Netto—overschot

Arbeidsinkomen van de boer Bewerkingsko si en per bewerkings eenheid Gelengd plan I i 1.12 -2=00 1 067 2.34 3.33 11.69 22.70 76.940 32.480 35.380 67.86O 9.080 18.580 8.4-6 bedrijf plan II 1.09 -2.00 2.27 2.18 3.34 11,82 22.70 77=200 32.27O 35.630 67.9OO 9.3OO 18.800 8.38 Akkerbouwbedrij f plan Ia 7.5O 2.O5 -0.77 6.73 5.65 . -22.70 60.000 32.O9O 22.670 54.760 5.240 I4.740 8.55 plan IIa 7.5O 2.O5 -4.18 3.32 5.65 -22.70 63.460 32.770 25.570 57.420 6.040 15.540 8.39

voor het akkerbouwbedrijf, indien het zou werken volgens de werkmethoden bij plan III en plan IT voor het gemengde bedrijf,, zijn niet in do tabel vermeld. Het zal duidelijk zijn dat het geen voordeel oplevert indien het hier besproken tweemansakkerbouwbedrijf vrijwel alle werkzaamheden die verband houden met het oogsten van de gewassen, afstoot aan de ioonwerker. Berekeningen wezen uit dat in die gevallen een arbeidsinkomen voor de boer mag worden verwacht van rond f. 10.000,-.

Uit tabel 3 blijkt evenwel, dat ook het akkerbouwbedrijf dat volgens plan Ia. of plan IIa werkt, oen lager bedrijfsresultaat te zien geeft dan het gemengde bedrijf. De oorzaak hiervan schuilt voornamelijk in het feit dat de plaats van het grasland voor een groot deel wordt ingenomen door granen, waarvan het saldo l) per hectare aanzienlijk lager.is. Bij plan Ia levert b.v. wintertarwe een saldo op van f. 1.370,- per ha. Het saldo van

de rundveehouderij bedraagt bij plan I voor het gemengde bedrijf daarentegen 1) Onder saldo wordt verstaan de brutogeldopbrengst van vewao minus

de direct aan dat gewa.s toegerekend; :en< 1 303

(18)

- 21

f. 2« 140,- per ha grasland en is wat de hoogte van het "bedrag "betreft vergelijkbaar met het saldo van consumptieaardappelen.

De uitkomsten van de "berekeningen in tabel 3 hebben ook voor het akkerbouwbedrijf betrekking op een arbeidsbezetting van twee man, 3en akkerbouwbedrijf kan, onder meer uit sociale overwegingens gemakkelijker overschakelen op een eenmansbedrijf dan een gemengd bedrijf. Enerzijds kan daarbij gezocht worden naar een nog intensievere samenwerking met

één of meer ander-e bedrijven en. anderzijds kan de loonwerker meer in het produktieproces worden ingeschakeld.

Uit een analyse, welke gericht was op bestudering van de economische mogelijkheden voor reeds bestaande akkerbouwbedrijven van 24 ha in de Noordoostpolder 1 )5 bleek echter dat bij de huidige prijsverhoudingen op

een eenmansakkerbouwbedrijf nog niet een aanmerkelijk hoger arbeidsinkomen voor de boer kan worden verkregen dan op een tweemansakkerbouwbedrijf.

Blijven de lonen sterker stijgen dan de opbrengstprijzen en de prijzen van de overige kostencomponenten, dan komt het eenmansakkerbouw- ten

opzichte van het tweemansakkerbouwbedrijf echter duidelijk in het voordeel. Hieruit kan worden afgeleid dat ook het eenmansakkerbouwbedrijf

thans nog geen financieel voordeel biedt boven het tweemans gemengde bedrijf. Op grond van de geringere gevoeligheid voor loonstijgingen zal

echter bij verdere stijging van de arbeidslonen het eenmansakkerbouwbe-drijf ook ten opzichte van het gemengde beeenmansakkerbouwbe-drijf waarschijnlijk in een steeds gunstiger positie komen. 3r moet echter ten opzichte van het ge-mengde bedrijf een vrij groot verschil worden overbrugd, voordat dit gaat resulteren in een hoger arbeidsinkomen voor de ondernemer (zie tabel 3)»

1) "Bedrijfsplannen voor.een akkerbouwbedrijf van 24 ha in de Hoordoost-polder", Studie Ho. 32 van het L.2.I.

(19)

HOOFDSTUK III

INVLOüiD VAN WIJZIGINGEN IN OPDitt^GüTPHIJ^M

De in hoofdstuk II gegeven optimale bedrijfsplannen zijn mede bepaald door de prijsverhouding tussen de verschillende akkerbouwgewassen en de rundveehouderij„ Het is mogelijk dat door prijswijzigingen verschuivingen optreden in het optimale bedrijfsplan. Het kan voordelig zijn een gewas, waarvan de opbrengstprijs is gestegen, uit te breiden en een gewas, waar-van de opbrengstprijs niet of niet in dezelfde verhouding is gestegen, in te krimpen. Het is echter ook mogelijk dat een prijswijziging te gering is om verschuivingen m het bouwplan rendabel te maken.

In het voorgaande hoofdstuk is de verwachting uitgesproken dat in de nabije toekomst de opbrengstprijzen van de produkten weinig zullen stijgen. Dat neemt niet weg dat het interessant kan zijn de invloed van verschillen-de prijswijzigingen op verschillen-de gevonverschillen-den bedrijfsplannen naverschillen-der te analyseren» ijen wijziging m de onderlinge prijsverhouding tussen de produkten beïn-vloedt het bedrijfsplan namelijk op soortgelijke wijze als het mee- of tegenvallen van de fysieke opbrengsten van de verschillende gewassen. De uitkomsten van de berekeningen kunnen derhalve ook worden beschouwd als het effect van dergelijke opbrengstrisico's.

Kr zijn berekeningen gemaakt, waarbij achtereenvolgens is onderzocht de invloed van een hogere melkprijs, hogere graanprijzen, hogere aardappel-prijzen, een hogere suikerbietenprijs en enkele comoinaties van hogere prijzen voor de verschillende akkerbouwgewassen. Voor verlaging van de opbrengstprijzen zijn goen berekeningen gemaakt, omdat verhoging van de prijzen voor een of meer produkten een zelfde effect op het bouwplan

heeft als verlaging van de opbrengstprijzen voor de andere produkten. Van de onderscheiden bedrijfsplannen voor het gemengde bedrijf zijn de resultaten van de berekeningen weergegeven in de tabellen 4a tot en met 4cL. In de tabellen is aangegeven met welke bedragen de oorspronkelijk aangehouden opbrengstprijzen zijn verhoogd, welk bouwplan daarbij optimaal is en wat voor arbeidsinkomen van de boer daaruit voortvloeit.

Dij de invloed van hogere opbrengstprijzen op het arbeidsinkomen van de boer is onderscheid gemaakt in het effect van prijswijziging bij ge-lijkblijvend bouwplan en het effect dat uitgaat van bouwplanaanpassing. Met een voorbeeld kan dit nader worden toegelichte Als de opbrengstprijs voor wintertarwe met f. 4;50 per 100 kg wordt verhoogd, zou dit voor het oorspronkelijk gevonden bouwplan van plan I (zie tabel 4a) betekenen dat het arbeidsinkomen van do boer met f. 230,- stijgt. Door de hogere tarwe-prijzen wordt het echter voordelig meer tarwe te verbouwen. Dit kan in dit geval door het vlas in het bouwplan te vervangen door wintertarwe. Het voordeel van een dergelijke aanpassing van het bouwplan bedraagt dan f o 410,-. De invloed welke de hogere tarweprijs in totaal op het arbeids-inkomen van de boer uitoefent bedraagt in dit geval dus f. 230,- + f„ 410,-= f. 640,-.

(20)

23

-T a b e l 4 DÛ INVLöüïD VM PtflJüWIJMGIivGi^: OP Dü B ^ M I J F Ü P L A N Ï J M VOOfi

HüJT GI£MMG1).ÜJ B i l t ó U F a . P l a n I ( g r a n e n b i n d e r e n , a a r d a p p e l e n z e l f r o o i e n en s o r t e r e n O o r s p r o n -k e l i j -k p l a n Hogere p r i j z e n v o o r s gra-nen aard- appe-len suiker-bieten Gezamenlijk hogere prijzen voor akkerbouwge-wassen Hogere melk-prijs Aangehouden opbrengst-prijzen per 100 of 1000 kgs wintertarwe vlas (ongerepeld) pootaardappelen cons.aardappelen suikerbieten melk (bij 4y° vet) Bouwplan in hag win-Ççrtarwe vlas pootaardappelen cons.aardappelen suikerbieten Totaal bouwland Totaal grasland Ha cultuurgrond Melkko e i en/b e dr i j f

Invloed van prijswij-zigingen op het in-komen van de boers

effect bij gelijkblij-vend bouwplan

effect van bouwplan-aanpassing Totaal Arbeidsinkomen van de boer 35 »50 22.00 I9.OO 11.00 65.OO 34 = 50 1.12 2.00

1.67

2.'84

3.38

+4.50

11.01 11.69 22.70 2 2 . 6 I858O +4.OO +4.OO

3.08

0

I . 9 8

2.46

3.33

5.32

2 . 0 0

0.36

6.37

5.O5

+10.00

1.12

2.00

1.67

2.84

3«38

10.85 19.10 11.01

I I . 8 5 3.60 11,69

22.7O 22.70 22.70

22.6 8.3 22.6

230 465O I56O

410 450

64O -5100 I56O

19220 23680 20140 + 1.50 + 3.00 + 3.00 + 6.00 + 2.00 + 4.00 + 2.00 + 4.OO + 3.00 + 6.U0 3.26 2.00 0 5.69 4.29 5.32 2o00 0.36 6.37 5.O5 I5.24 19.10 7.46 3.60 22.70 22.70 15.5 .8*3 3330 6670 260 I48O 3590 8I5O 22170 26730 4.OO 1.12 2.00 1.67 2.84 3.38 11.01 11.69 22.70 .22.-6 3970 3970 2255O 1308

(21)

Tabel 4 (vervolg) b„ Plan II (granen maaidorsen3 aardappelen zelf rooien en sorteren)

aangehouden opbrengst-prijzen per 100 of 1000 kgs wintertarwe vlas (ongerepeld) pootaardappelen cons.aardappelen suikerbieten melk (bij 4/a vet) .Bouwplan in. has wintertarwe vlas pootaardappelen cons»aardappelen suikerbieten To t aa1 b ouw]and Totaal grasland Ha cultuurgrond MeIkko e i en/b e drij f

Invloed van prijswij-zigingen op het inko-men van de boer«

effect bij gelijkblij-vend bouwplan

effect van bouwplan-aanpassing Totaal Arbeidsinkomen van de boer Oor- spron-kelijk plan 35-50 22.00 19.00 11,00 65.OO 34.5O I.09 2.00 2o27 2.18 3-34 10.88 11.82 22.70 22.6 -1880C Hog gra-nen +4.5O 2.99 0 3.64 0.66 3o23 IO.52 12.18 22.70 22.6 220 180 400 1 9200 ere pr: voor aard-appe- . len +4.OO +4.OO 1.20 2.00 0 4.63 3o49 11.32 11.38 22.70 22.6 444O 540 49 80 23780 . jzen suiker-bieten +10.00 1.09 2.00 2.27 2.18 3o34 10.38 11.82 22.7O 22.6 I54O -I54O . 20340 Gezamenlijk hogere prijzen voor .. akkerbouw--gewassen + 1 .50 + 3.00 + 2.00 + 2.00 + 3.00 1 » 2 0 2.00 0 4.63 3.49 11,32 11.38 22.70 22.6 3230 190 3420 22220 + 3 0 00 + 6.00 + 4.00 + 4.OO + 6.00 4«59 2.00 O.I7 6.18 4.79 H » 7 3 4-97 22.70 10.9 6450 '1420 . 7870 26670 Hogere melk-prijs + 4-00 I.09 2.00 2c27 2.18 3.34 10.88 11.82 22.7O 22,6 3970 -3970 22770 1 2 0 308

(22)

_ 25

-Tabel 4 (vervolg) c, Plan III (granen maaidorsen? aardappelen zelf rooiens

sorteren door derden)

Aangehouden opbrengst-prijzen per 100 of 1000 kgs wintertarwe vlas (ongerepeld) pootaardappelen Gons.aardappelen • suikerbieten

melk (bij 4/° vet) Bouwplan in has wintertarwe vlas pootaardappelen conso aardappelen suikerbieten Totaal bouwland '• ' ,. Totaal grasland Ha „ cultuurgrond Melkkoeien/bedrijf Invloed van prijswij-zigingen op het inko-men van de boers

effect bij gelijkblij-vend bouwplan

effect van bouwplan-aanpassing Totaal ; Arbeidsinkomen van de boer Oor- spron-kelijk plan

35.50

22 o 00

I9.OO

11.00

'65.OO

34.5O

3.66

0

.4.4O

O.9O

Hogere p r i j z e n

voor s

g r a

-nen

a a r d

-

appe-len

suiker-b i e t e n

+4.5O

12.94

9.76

22.70

22.6

2IO9O

•1.66

0

4*40

0.90

3.98

+4.00 +4.00

3.76

0

4*53

O.95

4.11 +10.00

3.66

o

4.40

0.90

3.98

Gezamenlijk hogere prijzen voor akkerbouw-gewassen + I.50 + 3.00 + 3.00 + 6.00 + 2.00 + 4.OO + 2.00 + 4.OO + 3.00 + 6.00 12.94 13.35 9*76 9*35 12.94 9.76 22.70 22.-70 22.6 22.6 22.70 22.6 740 49OO 50 740 495O 1830 1830 2183O 26O4O 22920 3.66 0 4.4O O.9O 3.98 I.76 2.00 3.O5 2.43 4.II 12.94 13.35 9«76 9.35 22.7O 22.7O 22.6 22.6 324O 649O 59O 3240 708O 2433O 28180 Hogere melk-prijs + 4.00 3.66 0 4.4O O.9O 3-98 I2.94 9.76 22.7O 22.6 3970 3970 25O6O 1308

(23)

Tabel 4 (vervolg) .. Plan IV (granen maaidorsen, aardappelen rooien en sorteren

door derden) ^angohouden opbrengst-pr i j / ': n -oer 1Ö0 of -• ^-\ --. /,. " _ . . I U ^ O Vvg„ wlnTeiTtârws vlas (ongorepeld) p o o ta^r dapp e 1 en cons. aardappelen suikerbieten melk (bij i:p vet) p.oü'.ipla:. in kas wintertarwe vlas

poot aard appelen cons,aardappelen suikeroi eten Totaal bouwplan Totaal gra.F-.land Ka cult uur gr o n d Melkkoeien/bedrijf Invloed von prijswij-zigingen óp het inko-men van de boer?

effect bij gelijkblij-vend bouwplan

effect van bouwplan-cjanpapsing Totaal arbeidsinkomen van de boer Oor- spron-kelijk plan 35.50 22.00 19„00 11 „00 65,00 34-50 1.Ó5 2,00 5*31 0 4.00 12.96

9.74

22,70 22.6 -2039O Hogere prijzen voor s nen aard- appe-len +4.5O +4.OO +4.OO 3*65 I.65 0 2.00 5.3I 5.31 0 ' 0 4.00 4,00 12.96 I2.96 9o74 9.74 22.70 22.70 22.6 22.6 330 467O 280 -610 467O 21000 25O6O suiker-bieten +10.00 I.65 2.00 5.3I 0 4.00 12.96 9.74 22.70 22.6 1830 -1830 22220 Gezamenlijk hogere prijzen voor akkerbouw-gewassen + I.50 -:- 3.00 + 2.00 + 2.00 + 3.00 I.65 2,00 5.31 0 4.OO I2.96 9-74 22.70 22.6 3470 -3470 23860 + 3.00 + 6.00 + 4.OO + 4« 00 + 6.00 1-75 2.00 5.48 0 4.10 13.33 9 = 37 22.70 22.6 6940 180 7120 275IO Hogere melk-prijs + 4.OO I.65 2.00 5<31 0 4c 00 12.96 9.74 22.7O 22.6 3970 -3970 24360 306

(24)

27

-Uit de "berekeningen is gebleken, dat een verhoging van de tarweprijs met f» 4,50 per 100 kg weinig aanleiding geeft tot het aanbrengen van

grote veranderingen in het bouwplan» De veranderingen beperken zich in hoofdzaak tot vervanging van vlas door wintertarwe. Ook een verhoging van de suikerbietenprijs met f. 10?- per ton leidt onder de in de begrotingen aangehouden omstandigheden niet tot wijziging van het bouwplano 3en be-langrijke wijziging in de aardappelprijs kan in sommige gevallen de samen-stelling van het bouwplan wel sterk beïnvloeden. Volgens de berekeningen zal bij plan I een verhoging van de aardappelprijs met f. 4,- per 100 kg

leiden tot een sterke inkrimping van de rundveehouderij» Bij plan II kan de rundveehouderij zich bij een dergelijke verhoging van de aardappelprijs nog wel handhaven J maar wanneer tevens de overige akkerbouwgewassen be-langrijk in prijs worden verhoogd, loopt ook daar het aantal melkkoeien sterk terugo

Bij de plannen III en IV kunnen bepaalde prijsverhogingen voor de akkerbouwgewassen wel aanleiding zijn tot een iets ander bouwplans maar de rundveehouderij wordt er niet door aangetast. Zelfs niet wanneer de opbrengstprijzen met waarden worden verhoogd als vermeld in de op een na laatste kolom van de tabellen 4c en 4d. De oorzaak hiervan is gelegen in de andere wijze van werken.

Bij de plannen I en II worden de werkzaamheden, onder meer die aan de aardappelen, zoveel mogelijk met eigen mensen of in samenwerking met een ander bedrijf verricht. Het bouwplan wordt daarbij in hoge mate bepaald door het arbeidsaanbod in de nazcmer en in de herfst. Het vraagstuk over het optimale bedrij fsresultaat spitst zich hierdoor sterk toe op een zo

effectief mogelijke benutting van de beschikbare arbeid in de desbetreffende perioden« Sen verhoging van de opbrengstprijs voor een bepaald gewas kan aanleiding zijn dat gewas verder uit te breiden, omdat besteding van arbeids-uren aan dat gewas meer oplevert dan aanwending voor een gewas waarvan de opbrengstprijs niet is gestegen,,

Bij de plannen III en IV ligt de zaak iets anders. Daar is de inzet van eigen arbeidskrachten sterk geconcentreerd op de rundveehouderij en wordt voor het oogsten en verdere verwerking van de diverse akkerbouwge-wassen de loonwerker meer ingeschakeld. Het gevolg hiervan is dat de samen-stelling van het bouwpla.ii sterk bepaald wordt door vruchtwisselingseisen en andere technische eisen, zoals de voedervoorziening van het vee en de samenstelling van het voederrantsoen. De invloed van prijswijzigingen op de samenstelling van het bouwplan is daardoor geringer.

Het ligt voor de hand dat hogere opbrengstprijzen de boer een hoger arbeidsinkomen opleveren. Dat blijkt duidelijk als in de tabellen 4a tot en met 4d gelet wordt op het effect van prijsverhogingen op het inkomen bij gelijkblijvend bouwplan. Volgens tabel 3a b.v., neemt bij doorberekening van een 4 et. per kg hogere aardappelprijs in het oorspronkelijk gevonden bouwplan het arbeidsinkomen van de boer toe met f. 4°650,-. Het is aanneme-lijk dat een hogere prijs voor een bepaald gewas aanleiding kan zijn tot uitbreiding van de produktie van dat gewas. Het financiële voordeel van dergelijke aanpassingen van het bedrijfsplan is vaak zeer gering. Zoals b.v. reeds is opgemerkt, kan volgens tabel 4a een hogere opbrengstprijs voor aardappelen leiden tot een sterke inkrimping van de rundveehouderij.

(25)

Hst effect van een dergelijke aanpassing van het bedrijfsplan bedraagt echter slechts f„ 45O,-, Dit betekent dus dat bij doorberekening van de hogere aardappelprijzen in het oorspronkelijk gevonden bedrijfsplan het arbeidsinkomen van de 'boer slechts f. 450,- lager uit zal vallen dan

wanneer het bedrijfsplan overeenkomstig de desbetreffende kolom in tabel 4a aan genoemde prijsverhoging wordt aangepast» Ook wanneer zowel voor aard-appelen als voor granen en suikerbieten van belangrijk hogere opbrengst-prijzen wordt uitgegaan is volgens de berekeningen het effect van bedrijfs-aanpaasing betrekkelijk gering» olechts in 2 van de onderzochte gevallen, n.1» bij plan I en plan II, bedraagt hei iets meer dan f» 1,400,-»

Het een en ander geeft een aanwijzing dat naast een bouwplan dat opti-maal is, er bouwplannen kunnen bestaan die, wat de samenstelling betreft, daar sterk van afwijken, maar die toch tot een bijna gelijk "bedrijfsresul-taat leiden» Dit is in overeenstemming met de praktijk» Bedrijven van

deselfde grootte en met een vergelijkbare bedrijfsuitrusting hebben,on-danks grote verschillen in het bouwplan, soms een nagenoeg gelijk

be-drijfsresultaat»

Blijkens de gegevens m de tabellen Aa, tot en met Ad zou een verhoging van de melkprijs geen. aanleiding geven de rundveestapel verder uit te breiden, In de begrotingen is echter uitgegaan van de veronderstelling dat op liet bedrijf stalruimte aanwezig is voor 30 grootveeëenheden. Deze ruimte wordt reeds volledig benut» Zonder meer is uitbreiding van de vee-stapel dus niet mogelijk» In hoofdstuk V, dat handelt over veranderingen in de op het bedrijf beschikbare sta.lruimte, zal hierop nader worden ingegaan»

Ook de rentabiliteitsverhouding tussen de verschillende bedrijfsor-ganisaties wordt weinig beïnvloed door deze veranderingen in do prijs-verhoudingen» Dij elk van de prijssituaties blijkt namelijk plan III een iets hoger arbeidsinkomen op te leveren dan plan IV (volgens tabellen Ac en 4d) en blijven de plannen I en II (tabellen Aa, en 4b) sterk bij de

plannen III en IV achter wat betreft ei., bedrijfsuitkomsten»

(26)

29

-HOOFDSTUK IV

DJS INVLOED V Ü N VittiUSUMlINGM IN Di) BiüDKIJfSOPPJütlVLüKTi!]

Het is met behulp van de "bij dit onderzoek gehanteerde "begrotings-methode mogelijk het effect van oppervlakteveranderingen op de samen-stelling van het bouwplan en op de bedrijfsresultaten te berekenen bij een constante arbeidsbezetting en bedrijfsuitrusting en gelijkblijvende werkmethoden. Voor de verschillende bedrijfsplannen is het een en ander over een oppervlaktetraject van 18 tot 30 ha uitgerekend. Voor het ge-mengde bedrijf zijn de bouwplanveranderingen over genoemd oppervlakte-traject in figuur 2 in beeld gebracht» Uit de figuur blijkt dat veran-dering van de bedrijfsoppervlakte weinig of geen invloed heeft op de oppervlakte grasland, üp de 4 onderscheiden bedrijfsplannen blijft de oppervlakte vrijwel constant. De op het bedrijf aanwezig veronderstelde stalruimte voor 30 grootveeëenheden staat een verdere uitbreiding van de veestapel in de weg,waardoor een uitbreiding van de oppervlakte gras-land weinig aantrekkelijk is. Vergroting van de bedrijfsoppervlakte mondt dus uit in een vrij geleidelijke uitbreiding van de gewassen wintertarwe, aardappelen en suikerbieten.

Ten aanzien van de aardappelteelt treedt daarbij een verschuiving op van pootaardappelen naar consumptieaardappelen. Verder wordt in enkele gevallen het vlas vervangen door wintertarwe. De reacties in het bouw-plan worden veroorzaakt door een complex van op elkaar inwerkende fac-toren, die over het algemeen ingewikkeld van aard zijn. Zij houden echter in hoge mate verband met de knelpunten in de arbeidsvoorziening tijdens de diverse oogstperioden. Zo blijkt volgens plan I, waar de aardappelen en tarwe met eigen mensen en machines worden geoogst, verkleining van de bedrijfsoppervlakte te leiden tot uitbreiding van de pootaardappelteelt. Doordat de oogst van pootaardappelen voor een groot deel in dezelfde

periode als die van wintertarwe valt, komt het oogsten van wintertarwe in het gedrang. Het vlas, waarvan de oogst iets eerder valt, krijgt daar-door een kans zich in het bouwplan te handhaven. Bij oppervlaktevergroting neemt de pootaardappelteelt af. Daardoor komt er meer ruimte voor het zelf oogsten van de wintertarwe, hetgeen tôt gevolg heeft dat vlas uit het bouwplan verdwijnt. Bij plan II kan het vlas zich handhaven, omdat door het laten maaidorsen van de wintertarwe het saldoverschil tussen vlas en wintertarwe net iets te groot is om vlas te verdringen.

(27)

BEDRIJFSPLANNEN .VAN HET GEMENGDE .BEDRIJF B I J VERANDERING VAN BE BEDRIJPSOPPERVLAKTI

Bouwplan in ha. :u 28 cultuurgrond 24 20 16 12 8 4 Plan I Plan II 18 20 22 24 26 28 30 18 20 22 24 26 28 '30' Bouwplan in ha cultuurgrond 28 24 20 16 12 8 Plan III P l a n I V ^ ^ V l , * ^ ^ ^ ^ ^ ^ ~ ^ ^ P . A . ^ S . B . G r l o ! ,1 i 1

i/Tr.

^, ^ A . i 20 2 2 24 26 28 30 l8 22 24 26 28 30

Bedrij fsgrootte in ha kadastrale maat V.T. = wintertarwe VL. = vlas 1308 P.A. C A . poot aardappel en cons. -aar&ap'polen S.B. - s u i k e r b i e t e n Grl, = g r a s l a n d

(28)

31

-Bij plan III daarentegen verdwijnt vlas bij oppervlaktevergroting vrij spoedig uit het bouwplan. Bij dit plan levert het sorteren van de

aardappelen arbeidsorganisatorisch geen moeilijkheden meer op. De aard-appelteelt en met name die van pootaardappelen, kan daardoor verder

worden uitgebreid. üJen grotere oppervlakte pootaardappelen vergt meer arbeidsuren in de desbetreffende oogstperiode» Het inschuren van vlas komt nu in het gedrang, met als gevolg dat dit gewas uit het bouwplan

verdwijnt.

Bij plan IV worden de werkzaamheden die verband houden met het oogsten van de akkerbouwgewassen, grotendeels door de loonwerker gedaan. Het zelf ruiteren en inschuren van het vlas stuit hier dus 'niet op arbeidsorganisa-torische moeilijkheden.

Opgemerkt moet worden dat de beschreven reacties in het bouwplan enigs-zins van theoretische aard zijn. Bij de methode van lineaire programmering wordt het bouwplan soms bepaald door geringe verschillen in arbeidsaanspra-ken en saldi tussen de gewassen. Iets dergelijks doet zich hier voor tussen vlas en wintertarwe. Bij een nadere analyse van de berekeningen is nl.

gebleken, dat het met betrekking tot het bedrijfsresultaat weinig verschil maakt of de 2 ha vlas nu wel of niet steeds in het bouwplan blijft. Bij de

interpretatie van de resultaten van deze programmering dient derhalve geen absolute waarde te worden toegekend aan de gevonden bouwplannen en de ten

gevolge van oppervlakteverandering optredende verschuivingen daarin. .Even-als reeds in hoofdstuk III is opgemerkt, bestaan ook hier voor elke

opper-vlakte bijna optimale bedrijfsplannen, dié wat de uitkomsten betreft wei-nig van het optimale afwijken, maar wat betreft de samenstelling op bepaal-de punten sterk kunnen verschillen.

De begrotingen geven, echter wel een goede benadering van de bedrijfs-uitkomsten die op basis van de aangehouden prijzen voor de verschillende bedrijfsoppervlakten mogen worden verwacht.

Uit tabel 5 en figuur 3 blijkt dat de bedrijfsgrootte een belangrijke invloed kan uitoefenen op de hoogte van het arbeidsinkomen van de boer. Bij een bedrijfsgrootte van 18 ha bedraagt het arbeidsinkomen van de boer op de onderscheiden bedrijfsplannen gemiddeld om en nabij f. 11.000,-, maar bij 22 ha is dit reeds opgelopen tot ongeveer f. 17.000,-. Bij ver-dere vergroting van de bedrijfsoppervlakte blijft het inkomen van de boer nog belangrijk toenemen, maar de toeneming zwakt toch geleidelijk iets af.

(29)

1 H ••A EH i - l (O rA Cni m M OH O ni >

1

On PH o 1-D M et; Q "3 "A > > EH O EH rA M MH • r j • H Î H Xf CD r Q © x i • H CD ""^ « H •r-i • H fH X i CD . P x i hD d CD g CD C5 > S r i M ft <^ d -© a CO CD U - H M O O M X J O M - H PH r i d n3 HH rf S r H • H CD ft O N CD S -r i x i b u fiO ni ^ ci d CD - d C CD CD - H i H O CD O M x i u d d H C p . - I ^ I H i—1 CD PH Ü N a) d • n5 x i H fH ^ - ai a © x i fH © x i iH O O x i d © f H CD - P U O CO ^ © U © - p fH O ta O ^o <=t C M 0 0 O r O ^t C M C O T — O .-o ^r C M C O v — - P CÖ ci S © r H r i fH T ° co aï x i ai M ci ffl C — \—-«. V u vo vo ö O r O O O C M •^ L A - f — * s — L A O C M -;— o v -o C O CjJ Ö • H - p - P © N © £> © © > d © >-H ai r - l ft Ê pi O fl ©

*«-G

n3 - P m © - p d • H £ O O o C M O rn o t — to d i—i > V O ; c-—; c-— o ; | o , » . CO |cO O ! CM;CM rn i o i o o ; c—;r— o ; | o i o . CMICM ^ t ; CM;eu CM ; o ; o o r-.t— o i i . ; » « : vo ;vo co •=3- CTNIVO ^ ; O o CT\ P O o rn o o r n o «31 GA f— 'f— O W ' O O ! » ° LTVCO a\;co o I-r- .CM r O o Ivo ^ l o o *=T a> O : C A r—Ir— o o o • ^ o v -rn o r O O o o C M o V O O 1 O o J C O ^ C M 0 ^ ' C M -=Hr I t - I C M C M O ivo ^ - t i o o LO,;OA r—;t~- o o ' o o ' o o CM Ivo O ^ l v o CXD 1 ! < ; — t — LP\I I r - r n ; O O V O ; C M '==!-• C— o o i c « 1 ° o ^Mvo CM ;CO O | t — i — ; C M rT) f - ^ c o ; T - O V O O vo a •*— O o © r n d © r-\ © ft ft ai x i fH -ri ai - p o o ft co 0 C M o cl © r - l © ft PH H x i fH ni r i © • H - P P - i S d m d o o r n ; o vo.r— o o ' o e | o o r n l v - T - 'CM >=t | i — t - . C M C M mi'-r\ is~\<o o C M l L f ^ t - , ; l r - O c ' o v ' o o CM \ o O ;vo co ! 'i l"1 "! x i x i Ö Ö r i a i + J r - H - M CÜ & a r i ^i ci x i S O f-l 0 r Q t U ) O © Ö fH r H © © O t f l r i - P - P - p j i j f n © A ' M d -P • H r i r i - i CO ^ r H r - H - P r i f H > > r H ' C i © fH fn ?i ni M © © O M • H ft P * pi p , ft ni ni m o o ^ ,c; » f— C O « L C A ^ T T -o c -o •s— o ^ " f v -C— O « o-\ V - o rn T -V O C M o rn C M o C M C M V O C M « m C M o C M C M V O i A J o m C M o C M C M V O C M - C O C M o C M s -VO rn o 0 \ M o C M t -t~— "^r o O O •> C M C M x i Ö ^ r - H H H W • r i CO • H f H f H & 0 • d .:) r i M A H fH © © ft ft d a © © • r H - H © © O O M >i, X À ' ^-i r^ © © S S CTA o vo r— ' m ^ t l f— c o c o o co 11>- LTV; CM C A O v a C M ; C T N <J-\ m 0 \ C M ; C M L P \ - C O o o o o'o o l o o o < - r o l v t ^ ; c o r n o c o t - ; o > ^ h m •s— C T v L O i C M - V O L f S C M c o v - ; CM ^ - ; r ^ o o o o l o o : o o o c— t ; c o r n ' v -r— O m -^t"' ON '~<Jr " * CM OA \r\ T- - LTN L O ; •:-v o T - ; C M r n ; •:-v o o o o o j o o l o CM o r- t - 'co co ; vo r ~ O i r > i c r \ ! ^ j - - r - ' M O O C h r - i-.;cO C M . O O -c— v - ; m ^ t l c o v — , ; O O o o j o O I O C A O f~- t— .CO OJ',0 \n, O ITA ! X > I O C T \ ' 0 LP\ o \ t— CO ; LOi c o 1 ^J~ c o t— trn r n ; c — O O O 0 ; 0 o l o o o r— irv o j rn1 LP\ M O O L T i O M L T > r — . C M CO O M ^ ^ i * — ^ I v o v o v - :rn rn;\o o o o o l o o:o r n O 0 \ rn] CM K H V O o "3" t i n ; •,— v o l i r -OA -OA c e r—. L A r—; CM c o T— I r n r n . t — o o o o l o o ' o • ^ O CM VO ,'CO CO I v o o\o r- rn;^t" mico V O C J V C O I . T Y C M L X A | I > -f — t — i r n m-'KD O O O O ' O O ' O r n O =t VO.'O v l v -O -O -O i r v ' v o -O l v o rO) o\co rn : O CM ; CM VO. t - ;rn m - v o H H •<s • H fH -d © r û f H © P H Ö © - p m o Ai d © d © H ^ CQ ^ d ffl fH ^ d P H o d ffl - p M o X u © » M d d © © ffl fH x i - P d d - P fH CQ ffl Ö © d) O - P 1!) d -P + x i >J M -P © M ta o co • P O ! f l t D > „ - ! O u ^ ta o s » f!J3 M H O - H © d x i Pi x i , i4 W © ffl -H - P fn - H r H fn CD > J A l ffl fn ri P ^ J f H f H | 3 ffl - P ft fH ffl © ffl > O O oi ^ |s p o b C M C M V O T -v - C M o o ( A J C M G~\ - ^ r C O C O T o o o \ o \ CM r— ^- o o o VO v o O L P i O cr\ C M C M O O 0\ 0 ^ L f A O •;— - i — T - C M O O L f > L T A r n CO C M t -v — O o r— r— C M [ — V O L O i v - CM' o o C O C O O l O o \ c o \— o o C M C M ^ t OA OA fH ffl O r O ffl x i d d > H -3 o d xi © O S M O U AI CD d > - H O to 1 x i O H H P © - P . P CD f H S S L - O C O t - V O r— L O I L T \ L A v t -A t -v o ^H-t - G\ CM c— CO rn \ — L ^ -V " N C A * — • r - C O • r - O O " ^ C M C A T~ O v o MO '. L~— 0\'.o vo ^ ^- co r n o \ CO o \ v - O A d © x i © CD CD M d • H .Ai fH ffl | 3 O p r i .d o o f H i ~ © ft f H © d ft © " x i d co , H © > © .sr> CD & D O f H CD X i r i S © ffl ^! -^ d CQ ffl o ffl Ai CO Ul hO ï\0 d d • H H Ai Ai Î H f H © CD is f ï CD © r Q P L T l L f ^ vo \—" C P > T -o\ , - r V O V O C A oo co ^cl-rn U~\ rn C O L A L A ^~ C O • < -^ f C M rn fH •0) ft fH ffl O r Q d ffl CD • d x i © d ,d ni d > © O d m CD br» e d O - H Ü AI d u H ffl CO ^ x i ffl H , P CD , P O fH O r i T -K f CO ^. %— C T ) vo ^r vo C D r n C O s — C T \ C M C A O ^— r;— C O o\ CO o\ \— C O ^ 1 -C A L T ^

^i

H CD ft fH ffl O P ffl x i d ni £> d o F3 O Al d • r - i to x i • H ffl - Q f H r i O • i — O O ".— C A C O un •r--! A O L A C O C A [-— C O V O r— * rc i d ( ci r H to CTJ H C bn 'Xi s • H ( ci c f'î r [r* -' e rs. M C r ' f O ,> H © î p., ^

(30)

-

33

Figuur 3 HET EFFECT VAN VERANDERINGEN IN' DE. BEDRIJFSOPPERVLAKTE OP

HET NETTO-OVERSCHOT EN HET ARBEIDSINKOMEN VAN DE BOER

Per "bedrijf (x f. 1000,-)

Per ha

(x f. 1000,-)

24 26 28 30 Bedrijfsoppervlakte in ha (kadastrale maat) A = Arbeidsinkomen van de boer

B = Netto-overschot

I = Plan I (granen "binderen,aardappelen zelf rooien en sorteren) II = Plan II (granen maaidorsen,aardappelen zelf rooien en sorteren)

III = Plan III (granen maaidorsen,aardappel en zelf rooien, sorteren door derden) IV = Plan IV (granen maaidorsen, aardappelen rooien en sorteren door derden) V = Plan V (weidebedrijf)

(31)

Vooral op het weidebedrij f (plan V) wordt de toeneming geleidelijk minder. Bij vergroting van het weidebedrijf boven 26 ha komt de arbeids-voorziening tijdens de perioden van hooi- en kuilvoerwinning in het ge-drang. Zonder andere op arbeidsbesparing gerichte technieken bij de hooi-oogst in te voeren,, wordt het aantrekken van los personeel of het maken van langere werkdagen onvermijdelijke In de begroting is aangenomen dat, waar nodig, los personeel wordt aangetrokken tegen een loonbedrag van f. .2-50,,-per man .2-50,,-per week,

In tabel 6 zijn van de drie in tabel 5 vermelde bedrijfsplannen de kosten en opbrengsten anders gegroepeerd» De kosten zijn onderver-doold in kosten van de vaste bedrijfsuitrusting en kosten welke direct aan de afzonderlijke gewassen of de rundveehouderij zijn toegerekendo Onder direct toegerekende kosten worden de kosten verstaan die variëren met de oppervlakten van de verschillende gewassen of de omvang van de veestapel; zoals boVo de kunstmestkosten en de kosten van zaaizaad en pootgoed. J3ij dergelijke wijzigingen variëren binnen zekere grenzen de kosten van de vaste bedrijfsuitrusting niet of in veel mindere mate. Dit laatste is dan ook de reden waarom bij vergroting van de bedrijfsoppervlakte het netto-overschot in zo'n belangrijke mate toeneemt. De afzwakking van de toeneming bij verdere vergroting van de bedrijfsoppervlakte is een.gevolg van de hoofdzaak tot steeds extensievere exploitatie van de bedrijfsoppervlakte, welke wordt opgelegd door de beschikbare capaciteit van de vaste bedrijfs-uitrustingo

Uit figuur'3 blijkt verder,;,, dat bij een bedrijf sgrootte van 20 ha nog sprake is van een'positief netto-overschot* Dit geldt voor .alle onderschei-den bedrijfsplannen. In de berekening is echter uitgegaan van hst prijs-peil in 1965°

Als in de nabije toekomst alle prijzen evenredig stijgen (dus zowel voor de produkten als voor de produktiemiddelen) zal dit een procentueel gelijke stijging van het bedrijfsresultaat tot gevolg hebben. Als echter -hetgeen wordt verwacht - de prijzen voor de produktiemiddelen sterker stijgen dan die voor de produkten, leidt het een en ander tot verslechte-ring van het bedrijfsresultaat. Onder de in de begrotingen aangehouden omstandigheden zal dan een bedrijfsgrootte van 20 ha vrij spoedig niet meer rendabel zijn. üen in verhouding tot de opbrengsten 4/» hogere

kosten-stijging betekent voor de' bedrijfsplannen van 20 ha nl. een daling van het netto-overschot met ongeveer f. 2.500,--. De mogelijkheid van een rendabele exploitatie bij een bedrijfsgrootte van omstreeks 30 ha is de eerstkomende jaren nog wol aanwezig.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze sectie wordt het tweede experiment uitgelegd, waarbij verschillende tekst classificatie optimalisatie technieken zijn uitgeprobeerd.. De volgende technieken worden

Tentoonstellingen Planten

heeft er, na onze zo bizonder geslaagde, jaarlijkse vergadering, de gehele vaderlandse pers eens op nageslagen, om te zien wat die ervan gemaakt heeft. Nu,

In het eerste kwartaal bedroegen de beheerskosten 35,228 miljoen euro en in het tweede kwartaal 35,552 miljoen euro. De kosten over het eerste halfjaar liggen hiermee beduidend

Begroting Ministerie van OCenW: tijdpad bij operationele doelstellingen In de begroting van het Ministerie van OCenW is voor beleidsartikel 4 «Beroepsonderwijs en

In deze jaarrapportage wordt ingegaan op de behandeling in de Tweede Kamer en de vaste (en voorheen algemene) commissies van de verschillende budgettaire nota’s en wetten die

Identify and contribute regularly to media outlets and/or qualified blog forums in key global markets, positioning designated IIA thought leaders and SMEs on issues regarding

▪ Centrale vraag was: Welke veranderingen gaat de Omgevingswet geven voor de activiteiten van de Omgevingsdiensten, wat zijn daar de financiële gevolgen van en kunnen die gevolgen