AFZETTINGEN WTKG 30(4),2009 101
Lapilli
Lars vanden Hoek+Ostende
Darwinius kan de boom in
Wat Ida’s
plaats
in de boombetreft,
die isvolgens
Seif-fert, Perry,
SimonsenBoyer
gewoonbij
dehalfapen.
Ze zit dus op dezelfde tak als derecente lemurenvanMadagas-car.Net als hun
eigen Afradapis longicristatus overigens,
die metdrie kilo degrootste
primaat
uitzijn tijd
was. Hetaardige
vandeEgyptische
soortis,
dathij
weldegelijk
een aantaltypische
kenmerkenvanechte apen heeft. Die ken-merken zitten hemmetnamein hetgebit.
Maar datmoeteen
gevalletje
vanconvergenteevolutiezijn,
zo menende Amerikanen. BiretiaenProteopithecus,
demeest primi-tievevertegenwoordigers
vande echte apen, hebben deze kenmerkennamelijk
nog niet.Eind
goed,
algoed.
Hetvoorjaarsstormpje
rond Ida isge-luwd,
ende boomstaatnu. Of kunnenwenogmeer ver-wachten? Ik denk dat dediscussie nog wel even verder woedt. Toen het Amerikaanseteamde kenmerken vanIdascoorde,
kwamenzetotandere conclusies dan de
oorspron-kelijke beschrijvers.
En letwel,
zehebben hetorigineel
dus nognietgezien.
Daar is nog weleennoot tekraken,
wantjuist
ineenaantalsleutelkenmerken,
zoals devorm vanhetsprongbeen,
verschillen degroepenvan
mening.
Interes-santervind ik echter de verschillen inaanpak.
De boom die zozorgvuldig
isopgebouwd
met 360 kenmerkenvan 117 verschillendetaxalijkt
eenveelwetenschappelijker
basis tezijn,
dan detwintig
kenmerken diespecifiek uitgekozen
zijn
door de groep die Darwiniusvoorheteerstbeschreef. Maar wie het verhaalgoed leest,
ziet dat deauteurseen gro-tewaarde hechtenaangebitskenmerken,
endattegelijker-tijd
een vanhunbelangrijkste
conclusies is dater conver-genteevolutie in hetgebit
heeftplaatsgevonden.
Wie veel naarkiezenkijkt,
weetdatconvergenteevolutie in het ge-bit
schering
eninslag
is. Het isverre vanzeker dat evolu-tie de kortsteweg
gekozen
heeft. Sterkernog,alleswatwe vanevolutie weten,suggereertjuist
dat het dat niet doet. Maar defylogenetische
analyse
zoektjuist
naardemeestparsimonieuze oplossing,
oftewel de boommetde minsteconvergenties.
Dat Seiffertetal. weldegelijk
eenconver-gentie vinden, pleit
ervoordat hun methodetegenditsoortonhebbelijkheden
vande evolutie bestand is. Maar dat de boom inhoudt daterergensin het Eoceeneen
migratie
over deTethys
geweestmoetzijn,
werptdemogelijke
vraagte-kens op. De EoceneTethys
wasweleen helehoop
water voor eenaapje
omoverheentekomen.Hoe kom
je
erachter hoe de evolutiewerkelijk
isverlopen?
Geenidee,
ik zie door de bomen het bos nietmeer.Maar voordegenen
dievanoude apenhouden,
was2009eentop-jaar.
Twee fantastische nieuwe vondstenzijn beschreven,
enNature heefteenuitgebreide
boomgepubliceerd,
met daarinvormen waarvannognooit eerder de kenmerkenop een
rijtje
warengezet.Enwehebbeneenfossielgehad
als onderdeelvanhetGoogle logo.
Als datgeen
maatschap-pelijke uitstraling
is....Literatuur
1
Franzen,
J.L.,
P.D.Gingerich,
J.Habersetzer,
J.H.Horum,W. von
Koenigswald
& B.Holly Smith,
2009.Complete
Primate Skeleton ffom the Middle Eocene of Messel inGermany: Morphology
andPaleobiology.
-PLoS ONE
4(5):
e5723. Je kon eropwachten,
maarniemand had kunnen dromendat hetzosnel zou
gaan. Inde
vorige Lapilli
berichtte ik nogoverde kleineIda,
of Darwiniusmasillae,
omdewe-tenschappelijke
naam vandithalfaapje
tegeven.Hetmeestcomplete
skeletvan eenprimaat
ooitwasgelanceerd
met eenheusemediacampagne,
inclusiefzijn eigen
BBC spe-cialenzelfsGoogle logo.
Maar allepubliciteit
tenspijt,
wasdewetenschappelijke
gemeenschap
niet erg enthou-siast over de conclusies die het Idateam uit hun fossiel haddenweten tepeuren. Verbaasdwasmen, dateender-gelijk belangrijk
fossiel niet in Nature ofScience,
maarin het veel minderprestigeuze
PLoS ONEgepubliceerd
was(lit. 1).
Enmetnamedesuggestie
dat het hierging
om een vooroudervande echte apen, werdvolgens
velenteweinig
ondersteund. ‘Doeeens eenechte
fylogenetische analyse,’
riepen
metnamedeAmerikanen. Dat hadhet,overwegend
Europese,
teamnietgedaan.
Zebespraken
de kenmerken waarvanzij
meenden dat dievanbelang
waren. In de leer vande cladistiek is dat nietjuist.
Jemoetvooral veel ken-merkengebruiken,
endecomputerlaten berekenen welke stambomen dan hetmeestwaarschijnlijk zijn.
Je kon erdus op wachten datereen stamboomzou
ver-schijnen,
waarin Ida welvolgens
deregelen
der kunst in de boomgezetzouzijn.
Dat dat echternauwelijks
eenhalfjaar
na
publicatie
algebeurde,
is eenkwestie vantoeval. Een groepAmerikaansewetenschappers
stondnetoppunteen artikelbij
Nature intedienenoverAfradapis
uit het Eo-ceen vanEgypte. Afradapis
iseennieuwgeslacht
binnen deAdapiformes,
de groepwaarook Darwiniustoebehoort. Hetteamhad alweleenfylogenetische analyse gedaan,
en hetwas dan ook nietverwonderlijk
datmetnameSeiffert enSimons vooropliepen
in de kritiek op dewijze
waarop Idagepubliceerd
was. Ze hadden al denodige
inside in-formation. Maar hunmanuscript
moestnatuurlijk
wel aan-gepast worden.Aan de handvan eenafgietsel
in Amerika werden talvankenmerkenvanDarwinius opgenomen in hunanalyse.
EnzovondIda,
in hetjaar
datzewereldkun-dig gemaakt werd,
tochnoghaarwegnaarNature
(lit. 2).
Als side-kickweliswaar,
alhoewelzemisschienmeer aan-dacht trok dan debeoogde hoofdrolspeler, Afradapis.
AFZETTINGEN WTKG 30(4), 2009 102
2 Seiffert,
E.R.,
J.M.GFerry,
E.L.Simons,
& D.M.Boyer,
2009.Convergent
evolution ofanthropoid-like
adaptati-onsin Eocene
adapiform primates.
-Nature461:1118-1121.
Larsvanden HoekOstende,Nationaal Natuurhistorisch
Museum,