• No results found

Knipprath, H. (2015) Loopbaanleren in voltijds BSO en TSO (Summary), SSL/2015.27/4.3

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Knipprath, H. (2015) Loopbaanleren in voltijds BSO en TSO (Summary), SSL/2015.27/4.3"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LOOPBAANLEREN IN VOLTIJDS

BSO EN TSO

Een onderzoek naar de relatie tussen

de loopbaanleeromgeving,

loopbaancompetenties en

loopbaanactualisatie

(2)
(3)

LOOPBAANLEREN IN VOLTIJDS BSO EN

TSO

Een onderzoek naar de relatie tussen de

loopbaanleeromgeving, loopbaancompetenties

en loopbaanactualisatie

Heidi Knipprath

Promotor: Ides Nicaise

Research paper SSL/2015.27/4.3

Leuven, 30 juni 2016

(4)

Het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen is een samenwerkingsverband van KU Leuven, UGent, VUB, Lessius Hogeschool en HUB.

Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt:

Knipprath, H., & Nicaise, I. (2016). Loopbaanleren in voltijds BSO en TSO. Een onderzoek naar de relatie tussen de loopbaanleeromgeving, loopbaancompetenties en loopbaanactualisatie. Leuven: Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, rapport n° SSL/2015.27/4.3.

Voor meer informatie over deze publicatie heidi.knipprath@kuleuven.be; ides.nicaise@kuleuven.be

Deze publicatie kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek.

In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens.

D/2016/4718/typ het depotnummer – ISBN typ het ISBN nummer © 2016 STEUNPUNT STUDIE- EN SCHOOLLOOPBANEN

p.a. Secretariaat Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven

(5)

Loopbaanleren in voltijds BSO en TSO | v

Voorwoord

De aandacht voor werkplekleren in het technisch en beroepssecundair onderwijs neemt toe in Vlaanderen. Leren op de werkvloer, zo wordt namelijk verondersteld, biedt leerlingen de kans om de kennis en vaardigheden die ze op school geleerd hebben in de praktijk toe te passen. Op deze manier kunnen ze beter voorbereid worden op de arbeidsmarkt. Dit rapport, waarin de relatie tussen werkervaringen, verworven competenties en de loopbaan nader werd onderzocht, bevestigt het belang van werkplekleren. Maar ook het belang van leerlinggerichte begeleiding met aandacht voor een reflexieve dialoog. Werkplekleren komt met andere woorden pas tot zijn recht wanneer het plaatsvindt in een krachtige loopbaanleeromgeving. It’s the quality, not quantity, is een gekende uitspraak dat ook van toepassing is bij werkplekleren in het voltijds secundair onderwijs in Vlaanderen. Duizenden woorden zijn niet genoeg om de scholen, leerlingen en leerkrachten te bedanken die dit onderzoek mogelijk hebben gemaakt. In de zoektocht naar scholen bleek wederom hoe scholen overbevraagd worden door studenten en onderzoekers voor deelname aan onderzoek. Ondanks deze overbevraging en de drukke periode waarin jullie zaten, van harte bedankt voor jullie medewerking!

(6)

Loopbaanleren in voltijds BSO en TSO | 1

Beleidssamenvatting

Loopbaanleren

Ongekwalificeerde uitstroom, de mismatch tussen vacaturevereisten en profielen van werkzoekenden … Het zijn enkele voorbeelden van uitdagingen waarmee beleid, het onderwijsveld en de arbeidsmarkt in een steeds veranderende wereld van werk geconfronteerd worden. Deze veranderende wereld van werk vraagt om jongeren en volwassenen die in staat zijn om de eigen (school)loopbaan te sturen.

Competenties ontwikkelen om de eigen loopbaan aan te sturen wordt loopbaanleren genoemd. Loopbaanleren en de ondersteuning daarvan, loopbaanbegeleiding, zijn niet alleen belangrijk voor werknemers, maar ook relevant voor leerlingen. In Nederland hebben Marinka Kuijpers en collega’s onderzoek gedaan naar loopbaanleren in beroepsonderwijs, dat gekenmerkt wordt door hoge schooluitval en verspilling van talent als gevolg van het maken van een verkeerde studie- of beroepskeuze. Zij stellen dat het ontwikkelen van loopbaancompetenties het best gebeurt in een krachtige leeromgeving waarbij leerling- en praktijkgericht onderwijs met aandacht voor een reflexieve loopbaandialoog centraal staat (e.g. Kuijpers, Meijers & Gundy, 2011; Meijers, Kuijpers & Bakker, 2006; Meijers, Kuijpers & Gundy, 2013; Winters, 2012). Onder loopbaancompetenties horen volgens Kuijpers en collega’s de competentie om aan loopbaanreflectie te doen (reflectie op eigen motieven en interesses), de competentie om de eigen loopbaan vorm te geven (het realiseren van beroepswensen door middel van werkexploratie en loopbaansturing) en de vaardigheid om te netwerken. Met inzicht in de eigen kwaliteiten en interesses en de vaardigheid om de eigen loopbaan vorm te geven, zouden jongeren beter voorbereid moeten zijn op de transitie naar de arbeidsmarkt en op het realiseren van hun loopbaan (loopbaanactualisatie).

Geïnspireerd door het onderzoek van Kuijpers en collega’s willen onderwijsverstrekkers en de VDAB samen werk maken van loopbaanbegeleiding in arbeidsmarktgerichte opleidingen. Ondanks deze toenemende belangstelling vanuit het Vlaamse onderwijsveld en de arbeidsmarkt in loopbaanleren, bestaat er nauwelijks onderzoek op basis van het model van Kuijpers in Vlaanderen. Daarom werd in dit onderzoek nagegaan in welke mate de Nederlandse onderzoeksresultaten van Kuijpers en collega’s gevalideerd kunnen worden voor het voltijds technisch en beroepssecundair onderwijs in Vlaanderen. Op deze manier konden interessante inzichten verworven worden voor beleidsmakers en mensen uit de praktijk die loopbaanleren concreter vorm willen geven en zo de transitie naar de arbeidsmarkt willen verbeteren. Bovendien kwamen een aantal aandachtspunten naar boven die relevant zijn voor de implementatie van duaal leren.

De studie bestaat uit drie delen of papers. De eerste en tweede paper werden gebaseerd op exploratief onderzoek tijdens het schooljaar 2015-2016 in twaalf scholen (hierna: het LOB-onderzoek). Hiervoor werd een vragenlijst afgenomen bij 384 leerlingen van 6 en 7 TSO en BSO. Er werden ook (groeps)gesprekken gevoerd met 82 leerlingen en 38 personeelsleden. De gegevens werden verzameld op basis van een selecte steekproef, met vooral scholen uit de provincie Vlaams-Brabant. De resultaten

(7)

Loopbaanleren in voltijds BSO en TSO | 2

kunnen daarom niet zonder meer gegeneraliseerd worden naar de Vlaamse populatie. Met het LOB-onderzoek werd beschreven in paper 1 hoe leerlingen en leerkrachten loopbaanleren ervaren. Daarnaast werd onderzocht in paper 2 hoe loopbaancompetenties binnen de Vlaamse context gemeten kunnen worden en wat de relatie is tussen loopbaanleren, loopbaancompetenties en (school)loopbaanactualisatie (arbeidsidentiteit en keuzekwaliteit). In de derde paper kwamen de resultaten van een padanalyse op basis van de SONAR-data aan bod. Daarvoor werden gegevens gebruikt van jongvolwassenen die in de 3de graad een studierichting in TSO of BSO hebben gevolgd en

erna doorgestroomd zijn naar de arbeidsmarkt. Aan de hand van deze gegevens werd het verband tussen loopbaanleren, het inzetten van loopbaancompetenties en de feitelijke transitie naar de arbeidsmarkt nagegaan.

Onderzoeksresultaten

Paper 1

 Leerlingen krijgen de mogelijkheid om levensechte werkervaringen op te doen via stage, werkplekleren in klassikaal verband, leerondernemingen, maar ook dankzij vakantie- en weekendwerk.

 Leerlingen zijn over het algemeen tevreden over de autonomie die ze krijgen op de werkvloer, maar ook met de begeleiding van de stagementor en de leerkrachten. Leerkrachten hebben dan ook op basis van een stagedossier, stagebezoeken en een vast netwerk van stageplekken, een goed instrument voor kwaliteitsbewaking van de stageplek uitgebouwd.

 Het stagedossier en de stagebesprekingen bieden ook kansen om tot reflectie en een diepgaande loopbaandialoog te komen, maar deze kansen worden niet overal in dezelfde mate benut. Bovendien vereisen stagegesprekken, bilateraal of trilateraal, sterke communicatieve vaardigheden en een sfeer van vertrouwen waarin alle partijen open met elkaar kunnen communiceren. Dit is niet altijd even evident.

 Leerlingen, wanneer ze een gebrek aan vertrouwen ervaren, maar plannen hebben om verder te studeren, voelen zich weinig ondersteund met betrekking tot keuzebegeleiding. Vooral in het beroepssecundair onderwijs worstelen leerkrachten met de contradictie tussen de arbeidsmarktgerichtheid van hun opleidingen en de, volgens leerkrachten onrealistische, wensen van leerlingen om verder te studeren na het zevende leerjaar.

 Iets minder dan de helft van de leerlingen wil een job uitoefenen dat niet in het verlengde ligt van hun studierichting. Leerlingen geven aan dat kiezen op 14 jaar te vroeg is en dat interesses en keuzes erna kunnen en mogen veranderen. Nog meer dan loopbaangesprekken, onderstrepen zij het belang van het uitproberen van verschillende studies (cf. beroepencarrousel in eerste graad) om eigen interesses en vaardigheden te ontdekken.  Niet alleen de school, maar ook de ouders spelen een belangrijke rol in loopbaanbegeleiding

door te luisteren naar de werkervaringen van jongeren en, volgens leerkrachten, door hen voor te bereiden op de arbeidsmarkt.

 Hoewel leerlingen en leerkrachten in studierichtingen met relatief weinig uren voor stage vragende partij zijn voor meer stage, is er enige terughoudendheid ten opzichte van een systeem zoals duaal leren waarbij meer dan de helft van de opleidingsduur wordt doorgebracht op de werkvloer. Werkplekleren zou minder renderen naarmate de tijd verstrijkt. Meer werkplekleren wordt door de leerlingen ook geassocieerd met een

(8)

Loopbaanleren in voltijds BSO en TSO | 3

‘degradatie’ van de onderwijskwalificatie. Bovendien vrezen leerkrachten te veel specialisme, te weinig aandacht voor algemene vorming en een gebrek aan werkplekken.

Paper 2

 Op basis van statistische analyses werd een betrouwbaar meetinstrument bekomen voor vier loopbaancompetenties: loopbaanreflectie, loopbaansturing, werkexploratie en netwerken. Met behulp van dit meetinstrument werd de relatie tussen loopbaanleren, -competenties en -actualisatie onderzocht aan de hand van meervoudige regressieanalyses.

 Van de leerlingkenmerken blijkt enkel de interne beheersingsoriëntatie (interne locus of control) een betekenisvol effect uit te oefenen op loopbaancompetenties en –actualisatie. Hoe meer men overtuigd is dat men zelf verantwoordelijk is voor het eigen falen of succes, hoe vaker men zal reflecteren, netwerken, en aan werkexploratie en loopbaansturing doen. Men zal ook zekerder zijn van de eigen kwaliteiten, de eigen interesses en beter de eigen loopbaandoelen kunnen definiëren. Leerlingkenmerken, zoals geslacht, leeftijd en thuistaal, lijken na controle van andere variabelen geen rol te spelen in de ontwikkeling van loopbaancompetenties en -actualisatie.

 Ook de meeste situationele kenmerken, zoals net, leerjaar en onderwijsvorm, hebben doorgaans geen overtuigende impact op loopbaancompetenties, met uitzondering van de studierichting. Leerlingen in STEM-richtingen zijn minder bezig met loopbaanreflectie, maar zeggen wel vaker een job te willen uitvoeren die aansluit bij de opleiding.

 De loopbaangerichte leeromgeving blijkt een belangrijke rol te spelen bij de ontwikkeling van loopbaancompetenties, voor zowel TSO- als BSO-leerlingen, en via de loopbaancompetenties onrechtstreeks in loopbaanactualisatie. Daarbij valt op dat de aard van de begeleiding belangrijker is dan de duur van de stage en andere werkervaringen. Het kleine verband tussen stageduur en loopbaancompetenties verdwijnt na controle voor andere variabelen. Het zijn vooral de mogelijkheden tot autonomie, dialoog en loopbaanbegeleiding die de variantie in loopbaancompetenties verklaren.

Paper 3

 Het effect van loopbaanleren op het inzetten van loopbaancompetenties na het verlaten van de initiële schoolloopbaan lijkt niet merkbaar aanwezig te zijn. Informatie over de werking van de arbeidsmarkt en sollicitatietraining, gekregen op school, zorgen er niet voor dat jongeren na het verlaten van de school meer middelen inzetten bij het zoeken naar werk. Werkervaring leidt er ook niet (effectief) toe dat men minder of meer acties onderneemt om werk te zoeken, of dat men vaker beroep zal doen op netwerken. Loopbaancompetenties werden echter zeer beperkt gemeten in dit onderzoek, terwijl activiteiten met betrekking tot loopbaanleren vooral op een kwantitatieve manier werden bekeken door middel van de duur van de stage en vakantiewerk.

 Loopbaanleren blijkt daarentegen wel een rechtstreekse invloed uit te oefenen op arbeidsmarktuitkomsten. Er werd een rechtstreeks en positief effect waargenomen van informatieverstrekking en sollicitatietraining op arbeidsmarktuitkomsten. Met betrekking tot werkervaringen werden er gemengde resultaten vastgesteld. Terwijl duur van de stage geen

(9)

Loopbaanleren in voltijds BSO en TSO | 4

significant effect lijkt te hebben op arbeidsmarktuitkomsten, heeft de duur van de werkervaring buiten de onderwijscontext dat wel.

 Er is een negatief verband tussen de inzet van loopbaancompetenties en arbeidsmarktuitkomsten. Het ondernemen van verschillende zoekacties naar werk hangt samen met een langere zoektijd en het vinden van een eerste job die minder goed aansluit bij de oorspronkelijke opleiding, en bijgevolg ook met minder jobtevredenheid. Dit zou erop kunnen wijzen dat loopbaancompetenties, zoals ze in deze paper gemeten werden, moeten ingezet worden wanneer het vinden van werk niet vanzelf blijkt te gaan. Meer onderzoek is nodig om na te gaan of dit vooral voor leerlingen uit bepaalde studierichtingen geldt.

Aanbevelingen voor beleid en onderzoek

Onderzoek

Omdat het onderzoek naar loopbaanleren nog in de kinderschoenen staat, wordt aanbevolen meer onderzoek uit te voeren dat longitudinaal is, dat nog meer aandacht besteedt aan de operationalisering van relevante variabelen en/of dat experimenteel van aard kan zijn, bij voorkeur op basis van een aselecte steekproeftrekking. Loopbaanontwikkeling is bovendien een continu proces dat ook relevant kan zijn voor hoger en het algemeen secundair onderwijs. Tot slot, het samenvoegen van economische, sociologische en (neuro)psychologisch onderzoeksresultaten kan meer inzicht brengen in de effectiviteit van loopbaanleren.

Beleid

Een belangrijke boodschap die uit het onderzoek kan afgeleid worden is dat bij werkplekleren meer dan de duur van de stage, de kwaliteit van een loopbaangerichte leeromgeving bepalend is. Een dialoog met de stagegever, de praktijkleerkrachten en andere relevante actoren buiten de onderwijscontext blijkt namelijk een belangrijke rol te kunnen spelen in de ontwikkeling van loopbaancompetenties. Een dialoog lijkt het meest resultaat te hebben wanneer hij kan plaatsvinden in een sfeer van vertrouwen en leerlinggericht is. De bevordering van de loopbaanontwikkeling bij jongeren door het aanbieden van een krachtige loopbaanleeromgeving is echter niet alleen een taak van het onderwijs, de bedrijven en de ouders, maar ook van de overheid die daarbij een belangrijke ondersteunende rol kan bieden. Want er is vraag naar meer werkplekleren binnen de onderzochte scholen, maar ook een zekere terughoudendheid ten opzichte van een systeem zoals duaal leren waarbij de werkplekcomponent groter wordt dan de schoolcomponent. Daarom werden de volgende aanbevelingen geformuleerd ten aanzien van beleid en praktijk rond duaal leren:

 Houd rekening met de eigenheid van de studierichting en de draagkracht van de school. Niet alle studierichtingen en/of leerjaren lijken in dezelfde mate geschikt te zijn om een traject duaal leren op te starten.

 Stimuleer meer werkplekleren, maar maak een werkplekcomponent van 50% of meer niet

verplicht. Zowel leerlingen als leerkrachten waarschuwen voor een saturatiepiek waarbij er te

(10)

Loopbaanleren in voltijds BSO en TSO | 5

de arbeidsmarkt dalen. Een rotatiesysteem waarbij werkplekleren achtereenvolgens bij verschillende werkgevers plaatsvindt zou specialisme tegen kunnen gaan.

 Evalueer de implementatie aan de hand van een wetenschappelijke studie. Evaluatieonderzoek kan zowel nieuwe inzichten als relevante aanbevelingen tot een betere implementatie voortbrengen.

 Een goede voorlichting zal nodig zijn, zowel voor leerlingen als voor leerkrachten en stagegevers. Zowel leerlingen als leerkrachten binnen de onderzochte scholen uitten een aantal bezorgdheden. Stagegevers zullen bovendien goed moeten worden ingelicht over de verantwoordelijkheid die van hen verwacht wordt voor de werkplekcomponent. Een leerling zal niet louter als werknemer aan de slag gaan, maar moet ook opgeleid worden.

 Bouw een kwaliteitssysteem uit dat ervoor zorgt dat de leerling zinvolle werkervaringen opdoet en de leerdoelstellingen kan halen op de werkvloer.

 Begeleiding en kwaliteit wegen zwaar door. Toename van werkplekleren zal geen gunstig effect hebben op loopbaanleren als enkel de duur van het werkplekleren wordt opgekrikt. Aandacht voor begeleiding, met name voor communicatieve en pedagogische vaardigheden van zowel de werkgever als de trajectbegeleider (leerkracht), is belangrijk om tot loopbaanleren en een betere voorbereiding van de leerling voor de arbeidsmarkt te komen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze rapportage 1 e helft 2015 worden de speerpunten kort toegelicht en de ontwikkelingen op het speerpunt en de eventueel volgacties die zijn opgenomen in de

In hun onderzoek naar beroepsidentiteitsontwikkeling toonden Den Boer, Jager en Smulders (2003) aan dat het alleen de interactie van (grens)ervaringen opdoen én verwerking daarvan

- Werkloze beroepsbevolking (WBB): personen van 15 t/m 74 jaar zonder werk of minder dan 1 uur per week werkzaam, die binnen 2 weken beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt en

De voorliggende visie vertaalt de algemene ingezette koers van regio Alkmaar belichaamd door de piketpalen in concrete doelen voor de jeugdhulp met verblijf.. Daarmee geeft zij

The marginal positive trend in overall governance since 2011 is underpinned by strengthening performance in two of the four underlying categories of the IIAG: Human

Leerlingen gaan kijken welke skills ze allemaal in hun netwerk hebben, en waar zij zelf anderen mee kunnen helpen. Daarover maken ze

In Nederland is de arbeidsparticipatie van vrouwen in internationaal perspectief relatief hoog, maar werken veel vrouwen in deeltijd 24 , waardoor het aandeel

De waarde van [naam] als businesspartner voor werkgevers is afhankelijk van de mate waarin zij weet wat er in de markt speelt en kan inschatten waar werkgevers behoefte aan