• No results found

Can stilzwijgen tot zelfreflectie. De omgang van de West-Duitse medische gemeenschap met de nationaalsocialistische erfenis, 1945-heden.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Can stilzwijgen tot zelfreflectie. De omgang van de West-Duitse medische gemeenschap met de nationaalsocialistische erfenis, 1945-heden."

Copied!
95
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Van stilzwijgen tot zelfreflectie

De omgang van de West-Duitse medische gemeenschap met de nationaalsocialistische erfenis, 1945-heden

The New York Times, 14 juli 1995

Student: Sofie Kuilman Studentnummer: 10578463 Scriptiebegeleider: Mw. Dr. N. Scholz

Tweede Lezer: Mw. Dr. M. Parry

Vak: Masterscriptie Geschiedenis: Duitslandstudies Plaats en datum: Diemen, 10 december 2017

(2)
(3)

3

I. Die Grundrechte

Artikel 1

(1) Die Würde des Menschen ist unantastbar. Sie zu achten und zu schützen ist Verpflichtung aller staatlichen Gewalt.1

1 Grundgesetzes für die Bundesrepublik Deutschland.

(4)
(5)

5

Inhoudsopgave

Afkortingen 6

Inleiding 7

1. Van wetenschap tot Holocaust 10

1.1 De medische wetenschap: van darwinisme tot eugenetica 10 1.2 De medische gemeenschap in het Derde Rijk 16

1.3 De medische praktijk in het Derde Rijk 19

1.4 Conclusie 22

2. Dynamische herinneringscultuur, 1945-heden 24

2.1 1945-1949: Stunde Null, denazificatie en Siegerjustiz 24

2.2 De stille jaren vijftig 31

2.3 De Rechtsvervolging en aandacht voor het verleden 37

2.4 1979 en verder 43

2.5 Conclusie 48

3. Hans Joachim Sewering: een markante carrière 50

3.1 Levensloop 50

3.2 Een schoon geweten? Ophef over Sewering in 1978 53 3.3 Groeiende interesse en toenemende retrospectie, 1985-1992 56

3.4 Controverse over Sewering, 1992/1993 60

3.5 De affaire-Sewering in het Deutsches Ärzteblatt 66

3.6 Naweeën van de affaire Sewering, 1993-heden 73

3.7 Conclusie 78

3.8 Proloog: vrede met het verleden, officiële excuses in 2012 80

Conclusie 81

(6)

6

Afkortingen

AMA: American Medical Association BÄK: Bundesärztekammer

BDI: Berufsverband Deutscher Internisten

NSDÄB: Nationalsozialistischer Deutscher Ärztebund WJC: World Jewish Congress

(7)

7

Inleiding

Het nationaalsocialistische regime kende veel gruwelijkheden. Op allerlei manieren werden de mensenrechten geschonden. Zonder hulp van medici had het Derde Rijk er anders

uitgezien. Artsen werkten - in naam van de wetenschap en in dienst van het Volkskörper en de Volksgemeinschaft - op grote schaal mee aan gedwongen sterilisatie, euthanasie,

medische experimenten op gevangenen in concentratiekampen en klinieken en massamoord. De Eed van Hippokrates en de mensenrechten werden op grove wijze geschonden. De verantwoordelijkheid die artsen traditioneel hadden ten opzichte van de individuele mens, leken zij collectief te zijn vergeten. Na de Tweede Wereldoorlog en een korte periode van juridische vervolging en zuivering leek de medische gemeenschap collectief de gepleegde misdaden te zijn vergeten. Een klein deel van de misdadige artsen werd vervolgd, maar een veel groter deel kon terugkeren in de maatschappij. Een enkeling ging een vruchtbare carrière tegemoet.

Eén van hen was Hans Joachim Sewering (1916-2010). Als jonge ambitieuze geneeskundestudent sloot hij zich aan bij de NSDAP en de SS. Na zijn afstuderen was hij vanaf 1942 werkzaam in een kliniek in Dachau. Negenhonderd patiënten werden

gedeporteerd en kwamen door euthanasie om het leven. Sewerings nationaalsocialistische loopbaan stond een succesvolle en invloedrijke carrière in het naoorlogse West-Duitsland niet in de weg. Ondanks dat verschillende mensen Sewerings volledige carrière kenden en

Der Spiegel het in 1978 aan het grote publiek bekend maakte, wist Sewering het in 1992 te

schoppen tot president-elect van de World Medical Association, een belangrijke internationale organisatie die zich bezig houdt met medische ethiek en mede door de gruwelijkheden van het Derde Rijk was opgericht. In de winter van 1992/1993 ontstond er echter internationale ophef over Sewering, waarna hij terugtrad als president-elect. Centraal in deze scriptie staat de vraag hoe de medische gemeenschap in West-Duitsland omging met hun nationaalsocialistische erfenis, waarbij de zaak Sewering als case study wordt behandeld. Gekeken wordt naar de parallellen en verschillen tussen de omgang van de medische gemeenschap met het nationaalsocialistische verleden en de omgang daarmee maatschappijbreed. De omgang van de medische gemeenschap met hun

(8)

8

nationaalsocialistische verleden verliep ronduit stroef.

In het eerste hoofdstuk behandel ik de wetenschappelijke ontwikkelingen vanaf 1860 die zorgden voor een mentaliteitsverandering in de Duitse medische gemeenschap, waardoor het taboe op zaken als dwangsterilisatie, euthanasie en andere manieren van onethisch handelen werd gebroken. Tevens komt aan de orde waarom de medische gemeenschap zich – vergeleken met andere beroepsgroepen – bovenmatig aangetrokken voelde tot het nationaalsocialisme. Ook wordt de medische praktijk in het Derde Rijk kort behandeld. Door de lange wetenschappelijke ontwikkelingen ontstond een bepaalde manier van denken, die in het Derde Rijk in de praktijk werd gebracht.

Het moment na de capitulatie van Duitsland in 1945 wordt wel beschreven als

Stunde Null: Duitsland was verslagen en was failliet in materieel, economisch, politiek en

moreel opzicht. Het concept van Stunde Null is controversieel. Er was na 1945 sprake van een politieke breuk, maar het valt te bevragen of er ook sprake was van een breuk wat betreft moraliteit en mentaliteit. In bepaalde opzichten was er zeker continuïteit van de nationaalsocialistische mentaliteit en het nationaalsocialistische denken, wat ook niet verwonderlijk is aangezien er een lange ontwikkeling aan die mentaliteit vooraf ging, zoals beschreven wordt in het eerste hoofdstuk.

Wat waren de consequenties van de continuïteiten van de nationaalsocialistische moraliteit en mentaliteit in de omgang van de medische gemeenschap met het

nationaalsocialistische verleden? Deze tweede onderzoeksvraag - die voortkomt uit het eerste hoofdstuk - loopt als een rode draad door het onderzoek heen. Het is niet

aannemelijk dat de mentaliteit die zich vanaf 1860 ontwikkelde na de oorlog zomaar verdween, maar de vraag is niet te beantwoorden, hiervoor zou meer en grootschalig onderzoek gedaan moeten worden. Het is echter van belang deze vraag in het achterhoofd te houden, aangezien het een interessant probleem is.

In het tweede hoofdstuk staat de herinneringscultuur in West-Duitsland centraal, vanaf 1945 tot heden. De verschillende periodes in de herinneringscultuur en de

karakteristieken per periode worden uiteengezet, voor de maatschappij in het algemeen en de medische gemeenschap in het bijzonder. Over de dynamische Duitse

herinneringscultuur is ontzettend veel geschreven. Ik heb dankbaar gebruikt gemaakt van publicaties van Aleida Assmann en Ute Frevert, Norbert Frei, Friso Wielenga en Jeffrey Herf.

(9)

9

Tussen de herinneringscultuur maatschappijbreed en in de medische gemeenschap zijn parallellen te zien, maar ook verschillen. Met name de veranderingen die plaatsvonden in de omgang met het nationaalsocialistische verleden vanaf 1945 tot heden zijn van belang. Opvallend is dat met name historici en medici in het buitenland voor de veranderingen in de herinneringscultuur in West-Duitsland zorgden. De eerste impuls tot verandering kwam vaak uit het buitenland. De dynamiek tussen Duitsland en het buitenland is een belangrijk aspect in het tweede en derde hoofdstuk.

Tot slot komt de case study naar Hans Joachim Sewering aan bod in het derde hoofdstuk. Sewering was geen Josef Mengele of Carl Clauberg, die tijdens de oorlog de meest gruwelijke medische experimenten uitvoerde. Sewering was een vrij normale man, die in zijn jeugdig enthousiasme lid werd van de NSDAP en SS en als geneeskundestudent was opgeleid in een wetenschappelijke traditie zoals beschreven in het eerste hoofdstuk. Sewering opereerde tijdens de oorlog op het grijze vlak wat ethiek betreft. Nooit heeft hij zelf iemand vermoord, maar indirect droeg hij bij aan de dood van verschillende patiënten. Sewering was geen grote misdadiger, het was geen kopstuk. Juist het feit dat Sewering een ‘normale’ man was, maakt hem interessant. Het naoorlogse West-Duitsland kende talloze personen zoals Sewering. Vaak werden zij niet voor misdadigers aangemerkt door de samenleving, maar eerder als de vriendelijke en behulpzame arts.

Wat zegt de zaak Sewering over de omgang van de medische gemeenschap met de nationaalsocialistische erfenis en hoe past de zaak Sewering in de Duitse

herinneringscultuur? Eerst zal ik ingaan op de feiten met betrekking tot Sewerings carrière. Vervolgens behandel ik de ophef over Sewering door de jaren heen. Bronnen die ik hierbij gebruik zijn artikelen uit (internationale)kranten en tijdschriften. Met name Der Spiegel en het Deutsche Ärzteblatt vormen belangrijke bronnen. De zoekterm ‘Sewering’ leverde in het archief van het Artsenblad maar liefst 838 resultaten op. Een zeer belangrijke bron zijn de lezersbrieven die in het Artsenblad werden gepubliceerd, omdat deze een goede inkijk geven in de mentaliteit van niet-prominente Duitse medici. Naast de kijk van Duitse medici op de zaak Sewering is ook de internationale aandacht van groot belang. De dynamiek tussen de internationale medisch- en medisch historische gemeenschap en de Duitse medische gemeenschap komt in dit hoofdstuk uitgebreid aan bod.

(10)

10

1. Van wetenschap tot Holocaust

‘31. Januar 1941

Mit Bouhler Frage der stillschweigendem Liquidierung von Geisteskranken besprochen. 80 000 sind weg, 60 000 müssen noch weg.

Das ist eine harte, aber auch eine notwendige Arbeit. Und sie muß jetzt getan werden.’2

De Holocaust is één van de gruwelijkste genocides ooit gepleegd. Op industriële wijze werden miljoenen weerloze slachtoffers vermoord. Deze moorddadige mentaliteit

ontwikkelde zich niet van de ene op de andere dag. Voor het tot de Holocaust kon komen, vonden er wetenschappelijke en medisch-ethische ontwikkelingen plaats - te beginnen in de tweede helft van de negentiende eeuw - die uiteindelijk door verschillende

omstandigheden leidden tot een mentaliteitsverandering in Duitsland in het algemeen en onder de medische gemeenschap in het bijzonder. Die veranderde mentaliteit veroorzaakte een medisch-ethische standaard die in ging tegen de medische ethiek die eerder gehanteerd werd. Door de jarenlange ontwikkeling en verspreiding van die mentaliteit, was ze na de Tweede Wereldoorlog ook niet plotseling verdwenen. Dit hoofdstuk behandelt de

ontwikkeling van wetenschap tot Holocaust. Een noodzakelijk hoofdstuk, om de context waarin artsen in het Derde Rijk opereerden te begrijpen én om de continuïteit na de oorlog te begrijpen.

1.1 De medische wetenschap: van darwinisme tot eugenetica

De medische gemeenschap kende een bepaalde mate van continuïteit na de Tweede

Wereldoorlog. In de tweede helft van de jaren veertig en in de jaren vijftig en zestig konden veel artsen – waarvan sommigen onder het nationaalsocialisme de gruwelijkste misdaden hadden uitgevoerd en anderen slechts een administratieve taak hadden – hun beroep blijven uitoefenen. Gezien de noodzaak van de aanwezigheid van artsen en andersoortig medisch personeel in het naoorlogse Duitsland, was de denazificatie van de medische

(11)

11

gemeenschap – die bovenmatig actief was binnen de NSDAP - inadequaat geweest.3 De

percentages van artsen die lid waren van de NSDAP en actief waren binnen de partij, waren erg hoog, hoger dan bij andere beroepsgroepen.4 Deze hoge cijfers en de noodzaak van

medisch geschoolde professionals, leidde tot de onvolledige denazificatie van de

beroepsgroep. Maar waarom was in vergelijking met andere beroepsgroepen zo’n groot deel van de artsen actief in het nationaalsocialisme? Om deze vraag voldoende te kunnen beantwoorden, nemen we een flinke stap terug in de tijd, namelijk naar de

wetenschappelijke ontwikkeling vanaf eind negentiende eeuw. Het feit dat het

nationaalsocialistische regime invoering van de wetenschappelijke theorieën die vanaf de jaren 1860 werden ontwikkeld mogelijk maakte, draagt deels bij aan het enthousiasme onder artsen voor het nationaalsocialisme, zoals ook Ulf Schmidt stelt.5

In 1859 publiceerde de natuurwetenschapper Charles Darwin On the origin of

species, waarin hij stelde dat biologische evolutie plaatsvond door natuurlijke selectie,

waarbij de best aangepaste soorten zouden overleven: ‘survival of the fittest’. In zijn werk muntte Darwin ook de concepten van ‘natural selection’ en ‘struggle for existence’. Hoewel Darwin deze concepten gebruikte voor het dieren- en plantenrijk, duurde het niet lang voor men ze ook ging toepassen op de maatschappij. Deze vorm van wetenschap kwam bekend te staan als het sociaaldarwinisme. De darwinistische concepten werden gebruikt om de stelling te rechtvaardigen dat de strijd tussen de rassen een natuurlijk gegeven was. Tevens werden ze gebruikt om de superioriteit van het blanke ras aan te tonen. Het

sociaaldarwinisme verbond controle over de menselijke vooruitgang, ‘social engineering’ en het ongelijkheidsprincipe van de verschillende menselijke rassen met elkaar.6

In de ontwikkeling van het sociaaldarwinisme valt onderscheid te maken tussen een gematigde fase – tot de jaren 1890 – en een radicale fase – ná 1890. De gematigd

sociaaldarwinisten waren vrij passief, ze geloofden dat de natuur zijn werk zou doen. Ze beschreven theorieën en beschouwden de werking van de natuur. De gematigd

3 Michael Kater, Doctors under Hitler (Chapel Hill 1989), 223-224.

4 Michael Cohen, ‘Overview of German, Nazi, and Holocaust Medicine’, in: American Journal of Medical Genetics, Part A, 2010 Mar, Vol 152A(3), 692.

5 Ulf Schmidt, ‘Medical Ethics and Nazism’, in: Robert Barker en Laurence McCullough (ed.), The Cambridge world

history of medical ethics (Cambridge 2009), 597-601.

(12)

12

sociaaldarwinisten zagen de mens als product van interactie tussen erfelijke eigenschappen en de invloed van de leefomgeving. De sociaaldarwinisten wilden de mens verbeteren door de leefomgeving te verbeteren.7 Onder invloed van de Duitse arts en bioloog August

Weismann (1834 – 1914) vond de overgang naar het radicaal sociaaldarwinisme plaats. Weismann stelde in zijn theorieën dat de omgeving niet van invloed was op de mens, maar dat de mens gedetermineerd werd door aangeboren talenten en limiteringen, erfelijkheid was dus alles. Radicaal sociaaldarwinisten geloofden dat de samenleving alleen verbeterd kon worden door het beste genetische materiaal te behouden. Deze notie betekende de start van de ‘wetenschappelijke’ stroming van de eugenetica, ook wel rassenhygiëne. Waar gematigd sociaaldarwinisten slechts passief toekeken, geloofden radicaal

sociaaldarwinisten dat zij actief moesten ingrijpen in de natuur, bijvoorbeeld door mensen met slecht genetisch materiaal te verbieden zich voort te planten.8

Al voor het sociaaldarwinisme voet aan de grond kreeg, werd er nagedacht en

geschreven over rassen. In Duitsland vond de Franse rassentheoreticus Arthur de Gobineau (1816 – 1882) een vruchtbare voedingsbodem. Tussen 1853 en 1855 – dus vóór de

publicatie van Darwins’ On the origin of species – publiceerde De Gobineau zijn Essai sur

l’inégalité des races humaines. In 1897 verscheen zijn werk in het Duits. In dit werk uitte hij

de theorie dat het Arische ras superieur was aan de andere rassen en bovenal aan de gele en zwarte rassen. Ariërs zag hij als geboren aristocraten en scheppers van de cultuur. Maar, stelde hij, de ondergang van het Arische ras was onvermijdelijk, vanwege de fatale

rassenvermenging van de afgelopen eeuwen. De Gobineaus theorieën werden als wetenschappelijk gepresenteerd en vonden een grote aanhang in Duitsland. Zijn

volgelingen werden geprikkeld om zich op allerlei manieren in te zetten om de ondergang van het Arische ras te voorkomen. Zeer belangrijk aan het werk van De Gobineau is dat hij de wereldgeschiedenis terugvoerde op een simpel rasprincipe, wat het voor latere

generaties mogelijk maakte allerlei gevoelens – haat, onzekerheid, elitebewustzijn, völkisch

7 De gematigd sociaaldarwinisten geloofden dat aangeleerde karaktertrekken erfelijk waren. Als de leefomgeving werd verbeterd en de mens daardoor betere karaktertrekken aanleerde, waren deze overerfbaar op de volgende generatie. Zo kon de mens verbeterd worden door de leefomgeving te verbeteren, stelde de sociaaldarwinisten. 8 Alfred Kelly, The Descent of Darwin. The Popularization of Darwinism in Germany, 1860-1914. (North Carolina 1981), 103-106.

(13)

13

superioriteitsgevoel – hieraan te verbinden, aldus Boterman.9 In Duitsland vond in de jaren

1890 een uitwisseling plaats tussen het van origine Franse racisme van De Gobineau en het sociaaldarwinisme.10

Niet alleen buitenlandse auteurs, maar ook van Duitse bodem afkomstige auteurs waren van belang voor de ontwikkeling van het radicale sociaaldarwinisme in Duitsland vanaf het einde van de negentiende eeuw. Alfred Ploetz (1860 – 1940) was van groot belang voor de begintijd van de eugenetica in Duitsland. Hij vreesde voor het voorbestaan van het Duitse ras, als het niet tot een harde rassenhygiëne zou komen.11 In Die Tüchtigkeit unserer

Rasse und der Schutz der Schwachen (1895) zette hij zijn theorieën uiteen. Ploetz was een

voorstander van de eugenetica, hoewel hij een ethisch dilemma voorzag. Hij was

voorstander van een genetische verbetering van het Arische ras, maar hij stelde ook dat de moderne beschaving vroeg om een humane behandeling van álle mensen. Deze twee gedachtes strookten niet met elkaar, want humanitair handelen zou zwakke individuen redden, wat leidde tot degeneratie van het ras als geheel. Als oplossing stelde Ploetz in zijn theorie dat pasgeborenen direct onderzocht moesten worden, waarbij de zwakkere baby’s geëuthanaseerd moesten worden. In de puberteit volgde een tweede controle: wie deze niet goed doorstond, mocht niet trouwen. Echter zag Ploetz in dat deze manier van selectie vrij problematisch was, waardoor hij met een andere theoretische oplossing kwam om

euthanasie te voorkomen: selectie vóór men zich ging voortplanten, om zo euthanasie van zwakke pasgeborenen te voorkomen. Hoewel Ploetz al deze theorieën uitte, zag hij in dat ze onethisch waren, en praktisch niet haalbaar.12 In 1905 richtte Ploetz – om zijn theorieën

luister bij te zetten - de Gesellschaft für Rassenhygiene op. De vestiging van eugenetica als tak van wetenschap in Duitsland was een feit.13

Een andere auteur die van belang was voor het sociaaldarwinisme en rassendenken in Duitsland was Ernst Haeckel (1834 – 1919), zowel populair onder wetenschappers als onder een breed publiek. Hij zorgde voor de definitieve vestiging en popularisering van het

9 Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 357. 10 Kelly, The Descent of Darwin, 103-106.

11 Gerhard Baader, ‘Rassenhygiene und Eugenik’, in: Johanna Bleker en Norbert Jachertz, Medizin im Dritten Reich. (Keulen 1989), 26-27.

12 Kelly, The Descent of Darwin, 106-107. 13 Baader, ‘Rassenhygiene und Eugenik’, 26-27.

(14)

14

sociaaldarwinisme in Duitsland.14 Haeckel zag raciale ongelijkheid als biologisch bepaald.

Hierdoor kon de ongelijkheid niet door educatie of andersoortige niet-genetische

maatregelen overkomen worden. Ongelijkheid tussen rassen en binnen samenlevingen was door evolutie ontstaan, aldus Haeckel. Hij was er van overtuigd dat de inferieure rassen de ‘struggle for existence’ uiteindelijk zouden verliezen.15

Waar Ploetz nadacht over euthanasie, maar nog ethische bezwaren voelde, was Haeckel er voorstander van. De samenleving was in gevaar, doordat zwakken individuen in leven werden gehouden en zich konden voortplanten, stelde Haeckel. Hij was voorstander van het euthanaseren van zwakke en zieke kinderen, zoals volgens hem ook gebeurde in het Klassieke Sparta en bij de Indianen.16 Tevens was Haeckel voorstander van het

euthanaseren van terminaal zieken. Een verdere radicalisering volgde in 1904, toen hij stelde dat euthanasie overwogen moest worden in het geval van ongeneeslijke

geesteszieken. Deze mensen werden immers in leven gehouden op kosten van de gemeenschap, zonder dat ze van nut waren voor de gemeenschap. Deze retoriek

hanteerden de nationaalsocialisten enkele decennia later ook. In dezelfde lijn van Haeckels ideeën, publiceerden de professoren Karl Binding en Alfred Hoche Die Freigabe der

Vernichtung lebensunwerten Lebens: Ihr Mass und ihre Form (1920), waarin zij stelden dat

ongeneeslijke zieken, gehandicapten én personen die voor lange tijd in coma lagen geëuthanaseerd moesten kunnen worden. Hieraan zou echter wel een lange

administratieve periode voorafgaan. Veel artsen waren tegen, maar een taboe was doorbroken: er werd openlijk over euthanasie gediscussieerd.17

De Eerste Wereldoorlog was van groot belang voor het sociaaldarwinisme en de eugenetica. Begin twintigste eeuw namen in heel Europa de geboortecijfers af en heerste in veel landen de angst verzwakt te worden door de lagere geboortecijfers. Met deze

gedachtegang in het achterhoofd was de Eerste Wereldoorlog een demografische ramp: veel jonge, sterke mannen stierven aan het front. De oorlog versterkte ideeën over

14 Andreas-Holger Maehle en Ulrich Tröhler, ‘The Discourse of Practitioners in Nineteenth- and Twentieth-Century Germany’, in: Robert Barker en Laurence McCullough (ed.), The Cambridge world history of medical ethics (Cambridge 2009), 436.

15 Mike Hawkins, Social Darwinism in European and American thought. 1860-1945. (Cambridge 1997), 135-140. 16 Ibidem.

(15)

15

rassenstrijd en competitie tussen naties, en toonde aan dat er een link was tussen

bevolkingsgrootte en militaire macht: voor de moderne manier van oorlogsvoering waren veel troepen nodig. Na de oorlog poogden regeringen de kwantiteit en kwaliteit van de samenleving te waarborgen. Burgers werden aangemoedigd om veel kinderen te krijgen, anticonceptie en abortus werden juist ontmoedigd. Ter waarborging van de kwaliteit, werd gepoogd de gevaren voor publieke gezondheid – ondervoeding, armoede, lichamelijk- en geestelijk gehandicapten, verminderde vruchtbaarheid - zo veel mogelijk te reduceren.18

De sociaaldarwinistische ideeën en de eugenetica vonden een vruchtbare

voedingsbodem in de Weimarrepubliek. Direct na de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde progressieve artsen in Duitsland een nieuw hybride veld van sociale hygiëne, met een nadruk op de preventie van het verval van de natie en in de overtuiging dat de geneeskunde en programma’s om het volkswelzijn te verbeteren de kwaliteit en kwantiteit van de Duitse populatie konden aanpakken. In de historiografie bestaat onder verschillende auteurs – bijvoorbeeld Weindling, Mazower en Schmidt – consensus dat biologische racisme in geen enkel ander Europees land zo’n belangrijke rol had in de zelfdefiniëring van de natie als in Duitsland.19 Ik deel de mening van deze auteurs.

De economische depressie die woedde vanaf eind jaren twintig zorgde voor een aantasting van de liberale waarden en een daarmee gepaard gaande radicalisering op het gebied van rassenhygiëne. In de politiek en onder de professionele elites klonk bijvoorbeeld een steeds luidere roep om sterilisatie van mensen met een erfelijke aandoening.20 Tijdens

de crisis werden de openbare uitgaven flink ingeperkt. De omstandigheden in tehuizen voor geesteszieken steeds slechter en de salarissen en het aanzien van de medische

beroepsgroep namen af.21 Door verschillende factoren – onder andere de ontwikkeling en

vestiging van het sociaaldarwinisme en de eugenetica in Duitsland, de door de Eerste Wereldoorlog aangescherpte angst voor verval van de natie en de complete misère door de economische crisis – had zich in het Duitsland van begin jaren dertig een

18 David Hoffmann en Annette Timm, ‘Utopian biopolitics: reproductive policies, gender roles, and sexuality in Nazi Germany and the Soviet Union’, in: Michael Geyer en Sheila Fitzpatrick, Beyond Totalitarianism. Stalinism and

Nazism compared. (Cambridge 2009), 91-94.

19 Ibidem 95, Paul Weindling, Health, race and German politics between national unification and Nazism, 1870-1945 (Cambridge 1989), 446-450, en Mark Mazower, Dark Continent. Europe’s twentieth century. (Londen 1998), 102. 20 Schmidt, ‘Medical Ethics and Nazism’, 598.

(16)

16

maatschappijmodel ontwikkeld dat gestoeld was op eugenetica en consensus genoot onder het grootste deel van de artsen, zoals verschillende auteurs stellen.22

1.2 De medische gemeenschap in het Derde Rijk

Toen de nationaalsocialisten in 1933 aan de macht kwamen, konden zij voortbouwen op angsten die al sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog de kop opstaken in Duitsland, bijvoorbeeld de angst voor degeneratie van het volk en de angst voor de gevolgen van het afgenomen geboortecijfer. Na de Machtergreifung werd begonnen met de Gleichschaltung van samenleving en daarmee ook van de medische gemeenschap. De gemeenschap werd omgevormd tot een enkele verticale hiërarchische structuur, met aan de top de NSDAP en daaronder de Nationalsozialistischer Deutscher Ärztebund (NSDÄB). Alle lokale en

regionale medische verenigingen kwamen onder leiding te staan van de NSDÄB. De volledige gemeenschap kreeg een door de staat gereguleerde structuur, waarin het

Führerprinzip van belang was: voor elk aspect van de Duitse maatschappij, was er één

verantwoordelijke Führer. Er werden bijvoorbeeld Führers benoemd voor kunst, voor arbeid en voor rechten. In de medische gemeenschap kreeg elk specialisme zijn eigen

Führer, de tandartsen kregen bijvoorbeeld een andere Führer dan de apothekers.23

De Gleichschaltung en het Führerprinzip hadden ook een morele dimensie, die zorgde voor een aantal verschuivingen binnen de medische praktijk. Waar eerst

Gesundheitsfürsorge voorop stond, was dat nu Gesundheitsführung, waarbij het van belang

was onderscheid te kunnen maken tussen waardig en waardevol leven en Lebensunwertes

Leben. Waar eerst genezen (Fürsorge) centraal stond, was dat nu preventieve geneeskunde

(Vorsorge). Tot slot werd individuele hygiëne vervangen door rassenhygiëne. Een ander aspect van de Gleichschaltung was het ‘verwijderen’ van Joden of alles wat Joods aandeed uit de (medische) wetenschap. Een begin hiermee werd gemaakt in de medische pers. Ook andere veranderingen waren van toepassing op de medische pers: er werd gebruik

gemaakt van een ander jargon – alle termen die een buitenlandse afkomst waren werden

22 Baader, ‘Rassenhygiene und Eugenik’, 27-28, Robert Proctor, Racial Hygiene. Medicine under the Nazis. (Cambridge, Massachusetts 1988), Weindling, Health, race and German politics between national unification and

Nazism, 1870-1945, 446-450, en Susan Badrach, ‘Eugenics. In the Name of Public Health – Nazi Racial Hygiene‘, in: The New England journal of medicine, 29-7-2004, Vol.351(5), 417-420.

(17)

17

vermeden of veranderd – en er werd meer gepubliceerd over rassenhygiëne en rassenbeleid.24

De Gleichschaltung van de medische gemeenschap was min of meer zelfregulerend, artsen begonnen er voortvarend mee. Velen zagen het nationaalsocialisme als vooruitgang, doordat er betere lonen beloofd werden. Daarnaast sprak de visie van de

nationaalsocialistische selectieve gezondheidspolitiek velen aan.25 Eugenetici met een wat

linksere politieke overtuiging werden terzijde geschoven, veelal omdat zij vanuit een Joodse traditie werkten. De eugenetica en het bevolkingsbeleid in Duitsland namen nu een

racistische toon aan.26 Vele duizenden artsen waren na de Machtergreifung genoodzaakt te

vluchten wegens discriminatie en terreur. De artsen die overbleven, collaboreerden van harte met de nationaalsocialisten, door vrijwillig mee te werken aan het initiëren, opdragen, aanmoedigen of goedkeuren van nationaalsocialistisch beleid met betrekking tot de

medische professie.27

Vergeleken met andere beroepsgroepen, waren artsen al vanaf 1933

overgerepresenteerd binnen de NSDAP en andere nationaalsocialistische organisaties. Vlak voor de Machtergreifung was 7% van de artsen lid van de NSDAP. Naarmate de

nationaalsocialisten langer aan de macht waren, groeide dit percentage. De

overrepresentatie van artsen binnen de NSDAP tegenover andere beroepsgroepen besloeg een ratio van drie staat tot één. Typische piekjaren in de groei van het lidmaatschap van de NSDAP waren 1933, na de Machtergreifung, en 1937, waarschijnlijk vanwege het politieke succes van de nationaalsocialisten in het overwinnen van de economische crisis. Ook bij artsen is in deze jaren een groei van lidmaatschappen zichtbaar. Wat echter opvallend is, is dat in 1937 in het algemeen het aantal nieuwe leden dat academisch geschoold was

afvlakte, terwijl er wel steeds meer artsen lid werden. In 1937 was 43,4% van alle artsen lid van de NSDAP. In hetzelfde jaar bleek dat artsen zeven keer zo vaak lid waren van de

NSDAP als mannen uit andere beroepsgroepen. Het gedrag van de artsen week in dit geval dus af van de andere sociale elites. Volgens Michael Kater nam het lidmaatschap van de

24 Ibidem 70-76.

25 Tobias Freimüller, ‘Mediziner: Operation Volkskörper‘, in: Norbert Frei, Hitlers Eliten nach 1945 (München 2017), 14-15.

26 Hoffmann en Timm, ‘Utopian biopolitics’, 95. 27 Schmidt, ‘Medical Ethics and Nazism’, 595.

(18)

18

artsen in 1937 om verschillende redenen toe, waarvan economische vooruitgang van de medische beroepsgroep onder de nationaalsocialisten een rode draad is. De artsen waren overgerepresenteerd binnen de partij, maar ondergerepresenteerd in de regering en andere officiële overheidsinstanties, hoewel er wel wat politiek actieve artsen waren.28

Binnen de medische beroepsgroep vallen verschillen op te maken in wie wel en wie geen lid werd van de partij. Met name jonge artsen werden vaak lid van de NSDAP. Van de artsen die afstudeerden in de periode tussen 1925 en 1932 werd maar liefst 53,1% lid. Deze artsen studeerden af in roerige tijden en hadden vaak moeite om werk te vinden na hun afstuderen. Daarnaast werden zij tijdens hun studietijd al blootgesteld aan

nationaalsocialistische ideeën in de politiek. Veelal werden zij lid van de NSDAP in de hoop op een betere toekomst.29 Het is interessant om in het achterhoofd te houden dat met name

de jonge artsen enthousiast tegenover het nationaalsocialisme stonden, aangezien zij vanwege hun leeftijd na de oorlog in theorie nog een carrière voor zich hadden.

Gezien de wijdverbreidheid en de karakteristieken van de nationaalsocialistische ideologie en de manier waarop de ideologie samenhing met bepaalde praktijken,

kenschetsen sommige auteurs het nationaalsocialisme als een politieke religie. De absolute extase van de partij en de staat, de cultus rondom de leider, de toewijding van de massa en de rites en symbolen van de politieke liturgie – karakteristieken van een politieke religie – waren allen aanwezig in het Derde Rijk.30 De ideologie en politieke activiteiten van de

NSDAP sijpelden door in de hele samenleving – zoals ook uit het bovenstaande blijkt in het geval van de medische gemeenschap - en namen de rol van de ‘echte’ religie over. Waar een ‘normaal’ regime gebruik maakt van bijvoorbeeld vlaggen en wapenschilden als politieke representatie, gaat een politieke religie veel verder. Net als een religie heeft het regime heilige boeken, een feestkalender, liturgie, symbolen en heilige personen.31 Het

nationaalsocialisme organiseerde en presenteerde zichzelf bijvoorbeeld op een manier die zowel organisatorisch als met betrekking tot rituelen overeenkomsten vertoonde met

28 Kater, Doctors under Hitler, 54-56 en 59-60, en Cohen, ‘Overview of German, Nazi, and Holocaust Medicine’, 692. 29 Kater, Doctors under Hitler 56-57.

30 Emilio Gentile, ‘Political religion: a concept and its critics – a critical survey’, in: Totalitarian Movements and

Political Religions, 6:1, 19-32.

31 Hans Maier, ‘Political Religions and their Images: Soviet communism, Italian Fascism and German National Socialism’, in: Totalitarian Movements and Political Religions, 7:3, 273.

(19)

19

bijvoorbeeld de christelijke kerk. Er was sprake van een strikte hiërarchie en er waren feestdagen, festivals en ceremonies.32 De alomaanwezigheid van politiek diende ertoe om

de bevolking te beïnvloeden en te integreren in de heersende structuren van het Derde Rijk.33

Centraal in de politieke religie van het nationaalsocialisme stond de

Volksgemeinschaft: een gezonde raszuivere en nationale gemeenschap, die klassen- en

standsverschillen oversteeg. De politieke religie had tot doel de ‘echte’ Duitsers te integreren in de Volksgemeinschaft en de Volksschädigen uit te sluiten, om de volksgemeenschap zo sterk en weerbaar mogelijk te maken. Vijanden van de

Volksgemeinschaft waren de Joden, politieke regenstanders en asocialen. Zij vormden een

bedreiging voor de raciale zuiverheid van de Volksgemeinschaft en de gezondheid van het

Volkskörper.34 Het belang van de Volksgemeinschaft ging uiteindelijk bóven het individuele

belang. Na de Machtergreifung werd begonnen met de creatie van de Volksgemeinschaft. Het doel van de schepping van de Volksgemeinschaft werd - volgens Ian Kershaw - zo universeel geformuleerd en was zo veelomvattend, dat het een effectieve manier was van aansporing tot politieke initiatieven, waardoor de samenleving doordrongen raakte van het

nationaalsocialisme. Veel Duitsers wilden zo graag tot de Volksgemeinschaft behoren en zich in de kaart spelen binnen de nationaalsocialistische beweging, dat zij op allerlei manieren de Führer tegemoet werkten (‘Dem Führer entgegen arbeiten’).35 Het

nationaalsocialisme was doordrongen in de hele samenleving. In de naoorlogse periode zou dit problematisch blijken. De denazificatie van de samenleving werd er door bemoeilijkt.

1.3 De medische praktijk in het Derde Rijk

Ontwikkelingen vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw leidden tot verschuivingen in het wetenschappelijke denken en de medische ethiek. Sociaaldarwinisme en eugenetica werden populair, er werd veel meer gesproken over verbetering van rassen en zelfs het

32 Klaus Vondung, ‘National Socialism as a political religion: Potentials and limits of an analytical concept’, in:

Totalitarian Movements and Political Religions, 6:1, 88.

33 Maier, ‘Political Religions and their Images’, 273.

34 Willem Melching, Hitler. Opkomst en ondergang van een politicus. (Amsterdam 2013). 101-102 en Kershaw,

Hitler, 235-236.

(20)

20

taboe op euthanasie werd – in woord en schrift - verbroken. Stapje voor stapje vond er een radicalisering plaats, die uiteindelijk een vruchtbare voedingsbodem vormde voor de gruwelijkheden van het Derde Rijk. Vanaf de jaren twintig en dertig kwam de nadruk in gezondheidsbeleid steeds meer te liggen op het verbeteren van de gezondheid van de natie als geheel. Na de Machtergreifung hadden de nationaalsocialisten te maken met een

medische gemeenschap die bereid was tot collaboratie. Met het radicale racisme van de nationaalsocialisten en de bereidheid van de artsen tot collaboratie, schoven de medisch ethische grenzen steeds verder op.

De nationaalsocialisten streefden een raciaal zuivere Volksgemeinschaft na, waarbij de gezondheid van de gemeenschap als een geheel centraal stond. De artsen waren

verantwoordelijk voor de gezondheid van het Volkskörper, dat boven het belang van het individu ging. De nationaalsocialistische artsen streden voor een sociale en raciale utopie, van vreemde smetten vrij.36 Onder het nationaalsocialisme konden de theorieën die vanaf

de tweede helft van de negentiende eeuw waren ontwikkeld in de sociaaldarwinistische- en eugenetische stromingen in de praktijk worden gebracht: tijdgenoten stelden wel eens dat nationaalsocialisme niets meer was dan toegepaste biologie, zoals blijkt uit het werk van Lifton.37 Zaken die eerst praktisch onuitvoerbaar leken, werden onder Hitler mogelijk

gemaakt.

Dit blijkt wel uit bepaald beleid. De nationaalsocialisten introduceerden

rassenhygiëne op nationale schaal. Een voorbeeld hiervan is de invoering van het Gesetz für

Verhütung erbkranken Nachwuchses op 1 januari 1934, waarmee verplichte sterilisatie van

mensen met een aandoening waarvan gedácht werd dat deze erfelijk was wettelijk werd goedgekeurd, om zo de Duitse genenpoel te zuiveren en het ras te verbeteren. Zo’n 400 000 slachtoffers werden gesteriliseerd.38 De wet was een ernstige aantasting van de individuele

autonomie en het recht op voortplanting, maar toch verleenden artsen – op een enkeling na - hun medewerking. Zij juichten de wet, en de boodschap die deze impliceerde, zelfs toe, zoals aangetoond door Ulf Schmidt. Door de wet zagen de artsen zich als de bewakers van de gezondheid van het Duitse volk. De artsen hadden het gevoel het Volkskörper te

36 Schmidt, ‘Medical Ethics and Nazism’, 595-598.

37 Robert Jay Lifton, The Nazi Doctors. Medical Killing and the Psychology of Genocide. (New York 1986), 31. 38 Cohen, ‘Overview of German, Nazi, and Holocaust Medicine’, 693.

(21)

21

beschermen en klaar te staan om haar te zuiveren van alle kwaadaardige elementen. Een volgend element van het nationaalsocialisme als ‘toegepaste biologie’ zijn de Nürnberger Rassenweten van 1935, die Joden het burgerschap ontzegde en huwelijken en seksuele relaties tussen Joden en niet-Joden verbood, ten behoeve van de zuiverheid van het Duitse ras.39

De grootste ontsporing van het nationaalsocialisme als toegepaste biologie en, naar mijn mening, de belangrijkste stap op weg naar de Holocaust - naar industriële

massamoord - was de euthanasie van door de nazi’s geacht Lebensunwertes Leben, ter versterking van de nationaalsocialistische Volksgemeinschaft. In het geheim werkten artsen onder codenaam Aktion T4 aan de voorbereiding van een euthanasieprogramma, dat begon in de zomer van 1939. Gehandicapte kinderen, en later ook volwassenen, werden

geëuthanaseerd. Met een oorlog in het achterhoofd besloot het regime deze

hulpbehoevenden te vermoorden: het geld dat zij kostten en de bedden die ze innamen waren hard nodig tijdens een oorlog. De Vernichtung lebensuwerten Lebens was nu realiteit. Het programma werd door artsen ontwikkeld en ook bij de uitvoering waren artsen

betrokken. Deze artsen zagen euthanasie als een goede zaak: de geëuthanaseerden hoefden niet meer te lijden en de samenleving werd met hun dood bevrijd van een zware last. De artsen waren van mening dat zij het goede deden, zoals je een individu zou genezen van parasieten of tumoren, genazen zij nu de samenleving van kwaadaardige delen, waardoor het Volkskörper werd versterkt en de raszuivere Volksgemeinschaft weer dichter binnen bereik lag. Op die manier wisten de artsen de moorden voor zichzelf te rechtvaardigen.40

Aktion T4 leidde tot een verdere verschuiving van de medisch ethische grenzen, de

stap naar het systematisch uitmoorden van bepaalde groepen in de samenleving was gezet. Tijdens de actie - die officieel duurde tot augustus 1941 maar onofficieel langer door ging - werden zeventigduizend patiënten van psychiatrische instellingen vermoord. Artsen die meewerkten aan T4, werkten later ook mee aan de Holocaust. Hun expertise opgedaan tijdens T4, bijvoorbeeld door experimenten met het vergassen van patiënten, zou nog goed

39 Schmidt, ‘Medical Ethics and Nazism’, 598-599.

40 Ibidem 600-601, Lifton, The Nazi Doctors, 40-41 en 430-431, en Benjamin Meier, ‘International criminal

prosecution of physicians: a critique of professors Annas and Grodin’s proposed international medical tribunal‘, in

(22)

22

van pas komen.41 Ook waren de artsen betrokken bij de selectie in de concentratiekampen:

zij bepaalden wie naar de gaskamers ging en wie niet.42 Zonder directe medewerking van

de artsen, was de Holocaust ondenkbaar geweest.43 In de historiografie bestaat consensus

dat T4 een belangrijke stap was naar de Holocaust, zoals blijkt uit publicaties van

bijvoorbeeld Ulf Schmidt, Robert Lifton, Paul Weindling en Mark Mazower.44 Met T4 was

een ethische grens overschreden, euthanasie werd als oplossing aangedragen. Tijdens T4 werd de moorddadige doctrine van uitroeiing ontwikkeld, het idee van uitroeiing van het gehele Joodse ras werd gangbaar onder de nazi’s, terwijl er eerder nog andere plannen waren, bijvoorbeeld deportatie van alle Joden naar Madagaskar, werd nu duidelijk dat de Joden uitgeroeid moesten worden. Door T4 kwam een genocidale mentaliteit tot

ontwikkeling, die leidde tot industriële massamoord in de concentratiekampen.45

1.4 Conclusie

Zoals geschetst in het bovenstaande veranderde de Duitse artsen niet van het ene op het andere moment in sadistische moordenaars, er was sprake van een glijdende schaal. Aan

Aktion T4 en de Holocaust gingen lange maatschappelijke en wetenschappelijke

ontwikkelingen vooraf, die tot een mentaliteitsverandering leidde. In de wetenschap van de tweede helft van de negentiende eeuw en de twintigste eeuw waren rassenhygiëne en sociaaldarwinisme gerespecteerde wetenschappelijke stromingen. De demografische ramp die de Eerste Wereldoorlog was en de maatschappelijke onvrede die daarna ontstonden, vormden een vruchtbare voedingsbodem voor de verdere ontwikkeling van

rassenhygiënische theorieën en de vestiging daarvan in de maatschappij. Stapje voor stapje vond er een radicalisering plaats, waarbij taboes werden gebroken. Dwangsterilisatie en

vernichtung lebensuwertes Leben werden bespreekbaar gemaakt. Waar artsen eerst een

41 Richard Bessel, Nazism and War. (New York 2006), 103.

42 Cohen, ‘Overview of German, Nazi, and Holocaust Medicine’, 692 en Götz Aly, Die Belasteten. Euthanasie

1939-1945. Eine Gesellschaftsgeshichte (Frankfurt am Main 2013), 174-183.

43 Meier, ‘International criminal prosecution of physicians‘, 422-423 en Jürgen Peiffer, ‘Phases in the Postwar German Reception of the Euthanasia Program (1939-1945) Involving the Killing of the Mentally Disabled and its Exploitation by Neuroscientists.‘, in: Journal oft he History of the Neurosciences, 15:210-244, 2006, 210. 44 Weindling, Health, race and German politics between national unification and Nazism, 550, Mazower, Dark

Continent, 168 en 172-174, Schmidt, ‘Medical Ethics and Nazism’, 599-600 en Lifton, The Nazi Doctors, 76-79.

(23)

23

gebrek aan financiële waardering hadden, was dit onder het nationaalsocialisme niet het geval. Artsen kregen een gevoel van waardering terug en verkeerden in de overtuiging dat zij onder het nationaalsocialisme een wezenlijke bijdrage konden leveren aan de

vervolmaking van de samenleving. De theorieën en ideeën die decennia lang ontwikkeld waren, werden onder het nationaalsocialisme in de praktijk gebracht: nationaalsocialisme als toegepaste biologie. Uiteindelijk leidde nationaalsocialisme als toegepaste biologie tot gruwelijkheden als Aktion T4 en de Holocaust.

(24)

24

2. Dynamische herinneringscultuur, 1945-heden

‘Dreihundertundfünfzig waren unmittelbare Verbrecher – aber es war ein Apparat da, der sie in die Lage oder in die Chance brachte, sich zu verwandeln.‘46

Ruim zeventig jaar geleden eindigde de Tweede Wereldoorlog. Tot op de dag van vandaag hebben de Tweede Wereldoorlog en het nationaalsocialistische regime hun nawerking op Duitsland. De oorlog en het nationaalsocialistische regime spelen een belangrijke rol in de hedendaagse samenleving, maar ook in de politiek. Van Merkels ‘Wir schaffen das’ tot AfD-lijsttrekker Alexander Gauland die stelt ‘Man muss uns diese zwölf Jahre jetzt nicht mehr vorhalten’: de herinnering aan de oorlog klinkt bij beide politici door. De manier waarop Duitsland omging met de herinnering aan het nationaalsocialistische regime en de Tweede Wereldoorlog, veranderde door de tijd heen. Dit had ook zijn weerslag op verschillende gebieden, bijvoorbeeld op de omgang met en strafrechtelijke vervolging van daders. De veranderende herinneringscultuur in Duitsland van 1945 tot heden staat centraal in dit hoofdstuk, met daarbij speciale aandacht voor de medische gemeenschap. Mijn

periodisering van de herinneringscultuur in het naoorlogse West-Duitsland is gebaseerd op studies van Aleida Assmann en Ute Frevert, Jeffrey Herf en Norbert Frei.47

2.1 1945-1949: Stunde Null, denazificatie en Siegerjustiz

De omgang met het nationaalsocialistische verleden kan op verschillende manieren geperiodiseerd worden, hoewel de fases die verschillende historici uiteenzetten, globaal gezien overeenkomen. De eerste fase benoemt de Duitse historicus Norbert Frei als de ‘Phase der politischen Säuberung’. De Amerikaanse historicus Jeffrey Herf spreekt over het ‘Nuremberg Interregnum’. Deze fase begon strikt gezien al aan het einde van de Tweede

46 Alexander Mitscherlich en Fred Mielke, Medizin ohne Menschlichkeit. Dokumente des Nürnberger Ärzteprozesses. (Leck 2012), 17.

47 Norbert Frei, 1945 und wir. Das Dritte Reich im Bewußtsein der Deutschen (München 2009), Jeffrey Herf, Divided

Memory. The Nazi past in the two Germanys (Londen 1997), en Aleida Assmann en Ute Frevert,

Geschichtsvergessenheit. Geschichtsversessenheit. Vom Umgang mit deutschen Vergangenheiten nach 1945.

(25)

25

Wereldoorlog, toen de geallieerden plannen gingen maken voor het naoorlogse Duitsland. De afrekening met het nationaalsocialisme, zowel maatschappelijk als politiek, vormde de kern van deze plannen. De denazificatie van de Duitse samenleving was een geallieerd project. Echter wilden de geallieerden ook een ineenstorting van de Duitse samenleving voorkomen. Kenmerkend voor deze eerste fase was aanvankelijk vervolging en zuivering en vervolgens rehabilitatie.

In de laatste oorlogsmaanden zaaide Joseph Goebbels, Minister für Volksaufklärung

und Propaganda, angst over wat er met Duitsland zou gebeuren als het in handen viel van

de geallieerden. Het Duitse Rijk zou versnipperd raken en alle Duitsers zouden bestraft worden, stelde hij. Veel van de ‘functionele elites’ uit het Derde Rijk, verwachtten echter dat het zo’n vaart niet zou lopen: er waren immer toch nog wel artsen, ondernemers, officieren, juristen en journalisten nodig. De medische gemeenschap zag daarom na de oorlog genoeg grond voor optimisme. Daarnaast waren de artsen zich maar weinig van hun schuld bewust. Slechts een klein deel van de artsen had daadwerkelijk misdaden gepleegd tijdens het Derde Rijk, maar – zoals ook blijkt uit het eerste hoofdstuk – er waren nauwe verbindingen en grote overeenkomsten tussen de medische gemeenschap en het nationaalsocialisme. De zuivering van het Duitse Volkskörper en het uitsluiten van minderwaardigen uit de

samenleving was een project waarbij de medische gemeenschap en het nationaalsocialisme hand in hand gingen.48

Om Duitsland na de capitulatie te karakteriseren wordt wel het controversiële concept van Stunde Null gebruikt: de Tweede Wereldoorlog en het nationaalsocialistische tijdperk waren afgesloten, nu kon Duitsland opnieuw opgebouwd worden. Frits Boterman spreekt in deze context over Duitsland als een tabulsa rasa, een onbeschreven blad dat naar believen beschreven kon worden. Het machtsvacuüm dat was ontstaan, werd door de geallieerde overwinnaars opgevuld. Zij maakten beleid voor het naoorlogse Duitsland.49

Stefan-Ludwig Hoffmann merkt daarom terecht op dat het concept Stunde Null lastig is, aangezien hier in de internationale politiek, die van groot belang was voor de opbouw van

48 Freimüller, ‘Mediziner: Operation Volkskörper‘, 13. 49 Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 389-390.

(26)

26

het naoorlogse Duitsland, géén sprake van was.50 Daarnaast was er op veel vlakken grote

personele continuïteit tussen het Derde Rijk en de Bondsrepubliek. Naast de opmerkingen van Hoffmann vraag ik me af of 1945 moreel gezien een volledige breuk was. Veranderde de nationaalsocialistische mentaliteit van het ene op het andere moment?

Na de capitulatie werd denazificatie een centraal doel van alle geallieerden. De elites die verwachtten dat het wel los zou lopen met de vervolging kregen aanvankelijk ongelijk. De Duitse samenleving moest - in de ogen van de geallieerden - gezuiverd worden van nationaalsocialistische elementen, verantwoordelijken moesten bestraft worden en de bevolking moest heropgevoed worden, om zo de fouten van het nationaalsocialistische gedachtegoed te begrijpen en de waarde in te zien van democratie en vrede. Vanwege de alomvattendheid van de politieke religie van het nationaalsocialisme, was dit gemakkelijker gezegd dan gedaan. In het begin waren de plannen rigoureus. Wie een verantwoordelijke positie had in het Derde Rijk, of anderzijds schuldig was aan misdaden, zou gestraft worden. Ook leden van de NSDAP en van organisaties gelieerd aan de partij zouden opgepakt en berecht worden. Dit bleek echter niet zo eenvoudig.51

De eerste strafrechtelijke processen gingen al vlot na de capitulatie van start. De Nürnberger processen begonnen bijvoorbeeld in november 1945 en ook werden er in de herfst van 1945 verschillende militaire gerechtshoven opgericht. In de Amerikaanse zone was vanaf de zomer van 1945 sprake van een ‘Verhaftungswelle’, in enkele dagen werden tienduizend verdachten gevangengenomen. Wie een functie van Ortsgruppenleiter of hoger had bekleed, werd automatisch gearresteerd. Ambtenaren die vóór 1 mei 1937 lid waren geworden van de NSDAP, werden ontslagen. Op het hoogtepunt hielden de geallieerden gezamenlijk tweehonderdenvijftigduizend verdachten gevangen. Anderhalf jaar na de oorlog, bleef dit getal nog steeds steken op negentigduizend.52 De hoofdrolspelers werden

vervolgd tijdens de Nürnberger Processen, waarbij de geallieerden samenwerkten. Een vervolg op deze samenwerking en een eenduidig geallieerd beleid in het

denazificatieproces waren er vervolgens niet, meningsverschillen speelden de geallieerden

50 Stefan-Ludwig Hoffmann, ‘Germany is No More: Defeat, Occupation, and the Postwar Order’, in: Helmut Walser Smith, The Oxford Handbook of Modern German History (Online publicatie 2012), 594-595.

51 Mary Fullbrook, A history of Germany 1918-2014. (Chichester 2015), 122-123 en Boterman, Moderne

geschiedenis van Duitsland, 396-397.

(27)

27

al snel parten. Van een gezamenlijk beleid was geen sprake meer, denazificatie werd een verantwoordelijkheid van de verschillende zones.53 Het feit dat per zone een ander

denazificatiebeleid werd gehanteerd, zorgde voor grote verschillen en ongelijkheid. In de ene zone was het beleid veel strenger dan in de andere.54

Ook artsen werden tijdens de Nürnberger Processen vervolgd. Tijdens het Nürnberger Ärzteprozeß stonden 23 prominente nationaalsocialistische artsen terecht, waar onder Karl Brandt, Hitlers persoonlijke lijfarts en hoofd van Aktion T4. Het

zwaartepunt van de aanklacht tegen de artsen lag op de medische experimenten, maar euthanasie en sterilisatie kwamen ook aan de orde. Voor de euthanasie-moord werden slechts twee artsen veroordeeld. De einduitkomst was dat zeven verdachten de doodstraf kregen, zeven artsen kregen een levenslange gevangenisstraf, vijf artsen kregen

uiteenlopende gevangenisstraffen en zeven artsen werden vrijgesproken.55 De meeste

artsen die tijdens het Derde Rijk misdaden hadden begaan kwamen niet voor het gerecht en konden na de oorlog hun professionele carrière voortzetten.56

Arts en psychoanalyticus Alexander Mitscherlich woonde met zijn medewerker Fred Mielke de artsenprocessen bij, als voorzitter van een door de Ärztekammer ingestelde officiële ‘Kommission zur Beobachtung’. Mitscherlich en zijn commissie kregen de opdracht te publiceren over de processen. Tussentijds vond een publicatie plaats, getiteld Das Diktat

der Menschenverachtung. De ernstige misdaden die in de concentratiekampen waren

gepleegd, werden hiermee bekend gemaakt. Her en der kwam er protest uit de medische gemeenschap, de Ärztekammer van Baden had bijvoorbeeld de publicatie willen

voorkomen. In 1949 werd een volledig verslag gepubliceerd – de editie uit 1947, hier en daar wat bijgeschaafd en uitgebreid - met de naam Wissenschaft ohne Menschlichkeit. Een pocketversie van het verslag verscheen in 1960, Medizin ohne Menschlichkeit.57

Na het bijwonen van de processen en na onderzoek kwam Mitscherlich tot de conclusie dat van de 90 000 actieve artsen in Duitsland ten tijde van het Derde rijk, er

53 Fullbrook, A history of Germany 1918-2014, 122-123 en Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 396-397.

54 Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 397-399. 55 Freimüller, ‘Mediziner: Operation Volkskörper‘, 19-23.

56 Cohen, ‘Overview of German, Nazi, and Holocaust Medicine’, 690.

57 Freimüller, ‘Mediziner: Operation Volkskörper‘, 20-26 en Ralf Forsbach, ‘Abwehren, Verschweigen, Aufklären. Der Umgang mit den NS-Medizinverbrechen seit 1945‘ (December 2013).

(28)

28

tussen de 350 en 400 schuldig waren aan medische misdaden. Hoe Mitscherlich precies tot dit getal kwam is onduidelijk, maar hoe dan ook ging het een belangrijke rol spelen. Het getal kwam de medische gemeenschap mooi uit: als er beschuldigingen geuit werden, kon gesteld worden dat de overgrote meerderheid van de artsen trouw hun plicht had gedaan, met inachtneming van de Eed van Hippokrates. Met de eerste uitgave van het verslag in 1949 vatten de vertegenwoordigers van de Ärztekammer in het voorwoord positief samen dat bewezen was dat slechts een klein deel van de artsen van het rechte pad was geraakt. De medische gemeenschap stelde dat de these van de collectieve schuld voor hun

beroepsgroep niet opging.58 Hoewel het boek vrij gunstig was voor de meerderheid van de

medische gemeenschap – vanwege het cijfer 350 tot 400 - was de verontwaardiging na publicatie groot. Veel artsen zagen de publicatie van Mitscherlich als ‘Nestbeschmutzung’.59

Het werk verdween na uitgave – de eerste oplage bedroeg 10 000 exemplaren –volledig uit de publiciteit. Er verschenen aanvankelijk wat recensies, bijvoorbeeld in Zwitserland en Amerika, maar verder niet. Later kende haast niemand in de medische wereld het werk, beweerde Mitscherlich.60 Lang heerste het idee dat de Ärztekammer de boeken had

opgekocht om ze uit de publiciteit te houden. Een groot deel werd inderdaad door de Ärztekammer opgekocht, maar wel met verspreiding in de medische gemeenschap als doel. Dit gebeurde niet, omdat er nauwelijks vraag naar was.61 Met een heruitgave in 1960 kwam

hier verandering in.

Een groot deel van de artsen die betrokken waren bij nationaalsocialistische

misdaden gingen vrijuit. Veel academische en professionele instituten – inclusief personeel - overleefden de oorlog zonder kleerscheuren.62 De geallieerden wilden in de directe

naoorlogse periode een ineenstorting van de gezondheidszorg voorkomen. Veel artsen, ook al waren ze verdacht, konden daardoor hun beroep blijven uitoefenen. De artsen zelf

58 Mitscherlich en Mielke, Medizin ohne Menschlichkeit, 17, Freimüller, ‘Mediziner: Operation Volkskörper‘, 26-27. Voor inhoud these van de collectieve schuld, zie 2.2.

59 Forsbach, ‘Abwehren, Verschweigen, Aufklären‘ en Cohen, ‘Overview of German, Nazi, and Holocaust Medicine’, 693.

60 Mitscherlich en Mielke, Medizin ohne Menschlichkeit, 19 en Jürgen Peters, ‘Der Nürnberger Ärzteprozess im Spiegel seiner Aufarbeitung anhand der drei Dokumentensammlungen von Alexander Mitscherlich und Fred Mielke. 3. Auflage’ (Berlijn 2013), in: Schriften aus dem Sigmund-Freud-Institut 2, 156.

61 Forsbach, ‘Abwehren, Verschweigen, Aufklären‘.

(29)

29

richtten zich op het hernieuwen van het vertrouwen van de patiënten in de medische gemeenschap. Om het traditioneel zeer hoge aanzien dat artsen hadden te bewaren, moest voorkomen worden dat de rol van de geneeskunde en de medische gemeenschap in het Derde Rijk te duidelijk naar voren zou treden, aldus de interpretatie Tobias Freimüller.63

Naast de juridische vervolging poogden de geallieerden ook op andere manieren de samenleving te zuiveren. Deel van het denazificatieproces in de westerse zones waren de zogenaamde Spruchkammerverfahren. Alle volwassen Duitsers diende een vragenlijst in te vullen, waarna men in een categorie werd ingedeeld: hoofdschuldigen, schuldigen, minder schuldigen, meelopers en onschuldigen. Na analyse van de vragenformulieren, deed de

Spruchkammer mogelijk een uitspraak. Straffen liepen uiteen van boetes tot internering.64

Het systeem van de Spruchkammerverfahren lijkt op het eerste oog erg overzichtelijk, maar het bracht veel bureaucratische rompslomp met zich mee. Ook werkten veel organisaties de processen tegen en hield men elkaar, als men als getuige over het gedrag van een verdachte fungeerde, de hand boven het hoofd.65 Op den duur werd de Spruchkammer spottend een

wasserette genoemd, waar men een ‘Persilschein’ kon krijgen: men ging naar binnen met een bruin overhemd en kwam naar buiten met een wit exemplaar.66

Al met al veroordeelden de geallieerde machten in totaal 8812 Duitsers en

Oostenrijkers in verschillende processen op Duitse bodem. De Duitsers zelf veroordeelden nog eens twintigduizend personen die schuldig waren aan nationaalsocialistische

misdaden. Het aantal personen waarnaar een onderzoek liep was uiteraard nog groter. Met de groeiende tegenstellingen tussen Oost en West, de oprichting van de twee Duitse Staten en de dreiging van de Koude Oorlog, werden de denazificatieprocedures stuk voor stuk beëindigd en stopte de eerdere voortvarendheid waarmee de misdadigers vervolgd werden.67 De resultaten van de denazificatie in de westerse zones waren grillig. Er was

weinig sprake van confrontatie met het eigen verleden. De meeste mensen hielden zich vooral bezig met overleven en waren op zoek naar zelfrechtvaardiging, het witwassen van

63 Freimüller, ‘Mediziner: Operation Volkskörper‘, 15-16.

64 Friso Wielenga, Schaduwen van de Duitse geschiedenis. De omgang met het nazi- en DDR-verleden in de

Bondsrepubliek Duitsland (Amsterdam 1993), 36-37.

65 Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 397-399. 66 Fullbrook, A history of Germany, 127.

67 Stefan-Ludwig Hoffmann, ‘Germany is No More’, 602 en Willem Melching, Waarom Duitsland? Leider van Europa

(30)

30

het verleden en het herinterpreteren van activiteiten in een gunstiger licht. Veel Duitsers stelden dat ze altijd al tegen het nationaalsocialisme waren geweest en dat Hitler eigenlijk de enige echte nationaalsocialist was.68

Verbonden aan de denazificatie is de these van de collectieve schuld. Met name de Amerikanen geloofden in de collectieve schuld van alle Duitsers aan de Tweede

Wereldoorlog en de nationaalsocialistische misdaden. In samenhang hiermee werden Duitsers die nabij concentratiekampen woonden na de oorlog verplicht daar heen te gaan om de gruwelijkheden te aanschouwen. Tevens werden er posters verspreid met foto’s van de concentratiekampen. Gezien de verschrikkingen van de oorlog is de these uit geallieerd oogpunt te begrijpen, maar het effect was averechts: het idee van collectieve schuld werkte solidariteit in de hand, in het bijzonder tussen voormalig nationaalsocialisten, in het

algemeen tussen de Duitsers.69 Enkele auteurs stelden dat de these tot contraproductiviteit

leidde: de these wendde niet het geweten van de Duitsers aan, maar zorgde juist voor een afweermechanisme. Tot retrospectie leidde de these niet. Het blijft echter gissen of een andersoortig geallieerd beleid tot een beter resultaat had geleid. Daarbij was er direct na de oorlog wel degelijk een publiek debat over schuld en verantwoordelijkheid, met name in de media, onder historici en in de kerkelijke gemeenschap. Een belangrijk boek uit de directe naoorlogse jaren is Die Schuldfrage (1946) van de filosoof Karl Jaspers, waarin hij een gedifferentieerd schuldbegrip uiteenzette. Alle Duitsers hadden de twaalf jaar

nationaalsocialisme op een andere manier meegemaakt, stelde hij. In plaats van collectieve schuld, differentieerde Jaspers de schuld in criminele-, politieke-, morele- en metafysische schuld. Met zijn werk probeerde Jaspers een handreiking te geven hoe om te gaan met het nationaalsocialistische verleden. Hij hoopte dat zijn werk tot communicatie en daarmee tot reiniging zou leiden. De onmiddellijke invloed van het boek bleef beperkt, een

teleurgestelde Jaspers vertrok naar Basel.70

Met de groeiende Oost-West tegenstellingen en de moeilijkheden die de westerse geallieerden ondervonden tijdens de denazificatie in de eerste naoorlogse jaren, werd de denazificatie in mei 1948 officieel beëindigd. De westerse geallieerden streefden nu de

68 Fullbrook, A history of Germany, 127-128.

69 Wielenga, Schaduwen van de Duitse geschiedenis., 36-39. 70 Ibidem 29-33.

(31)

31

oprichting van een West-Duitse staat na, geïntegreerd in een Westers bondgenootschap. Denazificatie kwam hierbij niet van pas. Voor verdachten was dit een positieve

ontwikkeling. Iedereen die na het invullen van de vragenlijst voor de Spruchkammer was ingedeeld in de categorie ‘minder schuldigen’, werd verplaatst naar de categorie

‘meelopers’. Ook de hoofdschuldigen hadden profijt van de beëindiging van de denazificatie. De Spruchkammer had namelijk eerst de eenvoudige gevallen in behandeling genomen, de behandeling van de zwaardere gevallen zou later aan de orde komen. Zwaardere gevallen maakten met de beëindiging van de denazificatie kans om vrijuit te gaan. Maar, vanuit de samenleving kwam protest, waarna de geallieerden besloten de zwaarste gevallen nog vlot te behandelen voor de beëindiging van de denazificatie.71 De oprichting van de

Bondsrepubliek in 1949 markeerde het einde van de eerste fase na de Tweede

Wereldoorlog.72 De zuivering van de samenleving werd nu een zaak van de Duitsers zelf.73

Na de oprichting van de Bundesrepublik Deutschland kwam de eerste amnestiewet tot stand. In december 1949 nam de Bondsdag een wet aan – tevens één van de eerste wetten die werd aangenomen – waarin besloten werd dat strafbare feiten met een

maximumstraf van zes maanden, begaan tot 15 september 1949, de dag waarop de regering aantrad, werden kwijtgescholden. Van deze wet hadden zo’n 800 000 mensen profijt. Later volgde nog meer amnestiewetten. Vanwege de alomvattendheid van de politieke religie van het nationaalsocialisme en door de halfslachtige denazificatieprocedures, was er een hoge mate van continuïteit in West-Duitsland. Veel voormalige nationaalsocialisten konden al snel terugkeren naar hun eerdere posities en wisten gemakkelijk te re-integreren in de maatschappij. Dit gold niet alleen voor ‘kleine’ nationaalsocialisten, ook enkele grote namen konden verder alsof er niets was gebeurd.74

2.2 De stille jaren vijftig

In de directe naoorlogse jaren vond er juridische vervolging plaats van

nationaalsocialistische misdadigers en was er mondjesmaat een debat in de samenleving

71 Ibidem 36-39.

72 Frei, 1945 und wir, 41.

73 Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 199. 74 Melching, Waarom Duitsland, 135-139.

(32)

32

over schuld en verantwoordelijkheid. Na de oprichting van de beide Duitse staten, kwam hier een einde aan. De jaren vijftig vormden een stille periode met betrekking tot het nationaalsocialistische verleden. Van vervolging – nu de verantwoordelijkheid van de Bondsrepubliek zelf - was geen sprake meer en het publieke debat verstomde. Rehabilitatie en restauratie waren speerpunten in deze tijd. De misdaden van het Derde Rijk werden gerelativeerd en er kwam steeds meer aandacht voor het Duitse slachtofferschap: Duitsers hadden immers óók geleden onder Hitler.75 Norbert Frei noemt deze periode, die tot eind

jaren vijftig duurt, de Phase der Vergangenheitspolitik.76 Jeffrey Herf betitelt deze periode in

zijn boek als Atonement, Restitution, and Justice Delayed.77 Aleida Assman en Ute Frevert

spreken over de fase van de Vergangenheitspolitik, die zij echter al laten beginnen in 1945. Een apart beginpunt, aangezien er duidelijke verschillen zijn aan te merken in de periode tot 1949 en daarna, zoals ook uit de vorige paragraaf blijkt. 78

De democraten uit Weimar waren toonaangevend voor de politiek in de vroege Bondsrepubliek en drukten zo hun stempel op de omgang met het verleden. Het

Grundgesetz van de Bondsrepubliek dat in mei 1949 van kracht ging, liet zien dat men

lessen had getrokken uit het verleden, zowel uit Weimar als uit het Derde Rijk. De burgerlijke grondrechten werden bijvoorbeeld onveranderbaar verklaard. Het politieke systeem van de Bondsrepubliek werd gekenmerkt door een uitgebalanceerd systeem, met allerlei checks en balances. Tegenover de nieuwe Bondsrepubliek werd het Derde Rijk geplaatst, als absolute tegenpool, een schrikbeeld.79

De bondskanselier drukte een belangrijke stempel op de politiek en daarmee op de omgang met het nationaalsocialistische verleden. De strijd om het bondskanseliersschap ging in 1949 tussen de sociaaldemocraat Kurt Schumacher en de christendemocraat Konrad Adenauer. Adenauer beargumenteerde dat voor een duurzame democratie, er minder naar het verleden gekeken moest worden en er minder juridische vervolging moest zijn. Er moest juist sprake zijn van integratie van hen die over de schreef waren gegaan en de Bondsrepubliek moest geïntegreerd worden in het Westerse bondgenootschap.

75 Ibidem 132, 168-169.

76 Frei, 1945 und wir, 41. 77 Herf, Divided Memory, 267.

78 Assmann en Frevert, Geschichtsvergessenheit, 143-144. 79 Wielenga, Schaduwen van de Duitse geschiedenis, 43.

(33)

33

Schumacher voorstond een democratie waar misdadigers gestraft werden en een waarin het verleden een eigen plek had. Door het verleden open te houden als een etterende wond, werden geen electorale successen behaald. Met de keuze voor Adenauer als bondskanselier was er weinig retrospectie.80

Na de oprichting van de Bondsrepubliek hoopten veel Duitsers op een Schlußstrich onder de politieke zuiveringen en het nationaalsocialistische verleden. Adenauer bood hier het meeste uitzicht op. De wens van de Duitsers voor een Schlußstrich en het feit dat

Adenauer weinig op het verleden gericht was, verklaren deels zijn electorale successen. De kiezer wilde niet constant aan het verleden herinnerd worden. Direct na de oprichting van de Bondsrepubliek waren gratie en amnestie aan de orde van de dag. In december 1949 kwam een wet door de Bondsdag waarmee iedereen die misdaden had begaan voor 15 september 1949 en bestraft was met minder dan zes maanden gevangenisstraf amnestie kreeg. 800 000 personen - die wegens niet-politieke misdrijven als handel op de zwarte mark vast zaten - profiteerden hiervan.81 Amnestie, niet vervolging, paste in het toenmalige

politieke klimaat.

Adenauers blik op de toekomst sprak veel Duitsers aan. De strafrechtelijke

vervolging stopte en Bonn stuurde aan op amnestie.82 Er was ressentiment ontstaan tegen

de zogenoemde Siegerjustiz van de directe naoorlogse jaren. Dit versterkte het Schlußstrich-denken. Begin jaren vijftig werd een strategie van nivellering toegepast: misdaden werden afgedaan als kleinigheden en er vond op grote schaal rehabilitatie plaats. Ambtenaren en beroepssoldaten die uit hun ambt waren gezet, werden met het zogenaamde ‘131er-Gesetz’ weer gerehabiliteerd. In 1954 werd een tweede amnestiewet tot stand gebracht en volgde een Gnadenwelle. De geallieerde rechtsvervolging werd hiermee teniet gedaan. De vrijlating van de nationaalsocialistische misdadigers had ook tot gevolg dat het fundamentele

Unrechtscharakter van het nationaalsocialistische regime en de door haar gevoerde

veroveringsoorlog uit het collectieve geheugen werden gebannen. De bereidheid om nationaalsocialistische misdadigers op te sporen en bestraffen verdween in dit licht

80 Herf, Divided Memory, 267-269.

81 Frei, 1945 und wir, 45 en Herf, Divided Memory, 387.

82 Friso Wielenga, ‘De erfenis van het nazi-verleden’, in: Patrick Dassen, Barend Verheijen en Friso Wielenga,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Samenvattend zou gesteld kunnen worden, dat de maat- schappelijke waarde van de onderneming wordt bepaald door funktionele,.. sociaal-ekonomische

indien een harmonisatie zich immers slechts tot de accijnzen zou beperken, worden de landen die het zwaartepunt op de indirecte belastingen leggen, dubbel bevoorbeeld; de

Inleiding: de bestuurlijke positie van de Broederschap 151 De druk van de leden op het Hoofdbestuur om meer service 152 Anti-Joodse maatregelen: het ontslag van de Joodse notarissen

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Bij een verwerving door één van de partijen in onderling overleg die gezamenlijk nog geen 50 % van de eff ecten met stemrecht van de houdsteronderneming houden.. Bij verwerving

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe