• No results found

De Nederlandse Publieke Opinie Richting Groot-Brittannië Tussen 1933 en 1940. Een onderzoek naar de Nederlandse dagbladpers gedurende het Interbellum.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Nederlandse Publieke Opinie Richting Groot-Brittannië Tussen 1933 en 1940. Een onderzoek naar de Nederlandse dagbladpers gedurende het Interbellum."

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Nederlandse Publieke Opinie Richting

Groot-Brittannië tussen 1933 en 1940.

Een onderzoek naar de Nederlandse dagbladpers gedurende het Interbellum.

Masterscriptie Cees Hooft Graafland.

Studentnummer 11129646.

Onder begeleiding van Ruud van Dijk.

Geschiedenis van Internationale Betrekkingen UvA.

30-06-2016 Amsterdam.

(2)

Inleiding 3 Hoofdstuk I. Nederlandse politiek en de dagbladpers

13

Hoofdstuk II. De Nederlandse buitenlandse politiek 19

Hoofdstuk III. De rol van Groot-Brittannië in de Volkenbond 24 Hoofdstuk IV. De Italiaans-Abessijnse oorlog

40

Hoofdstuk V. De Conferentie van München. 55

Hoofdstuk VI. De toespraak van Winston Churchill 72

Conclusie 82

(3)

Inleiding.

‘The Dutch – whose services to European freedom will be

remembered long after the smear of Hitler has been wiped from the human path – stand along their dykes, as they did against the tyrants of bygone days’.1

Met deze woorden beschreef de Britse minister van marine Winston Churchill hoe in zijn ogen de Nederlanders ‘klaar stonden langs hun dijken’ voor de Duitse oorlogsdreiging. Ten tijde van deze toespraak bevond Europa zich in een staat van oorlog, vijf maanden voor deze toespraak was Duitsland Polen binnen gevallen en was de Tweede Wereldoorlog begonnen. Na de ervaringen van de Eerste

Wereldoorlog waren er veel stemmen opgegaan om een conflict op deze schaal te voorkomen door middel van ontwapening en

collectieve veiligheid.2

Dit was een goedbedoelde intentie, die de overwinnende Geallieerden op konden leggen aan de Duitsers in het, door veel mensen als vernederend beschouwde Verdrag van Versailles. Het feit echter dat de Fransen, Engelsen en Italianen zelf weigerden de afgesproken ontwapening door te voeren wekte al veel wrevel op bij de kleinere Europese landen, met de mislukte

ontwapeningsconferentie van 1933 als droevige climax. In de

bovengenoemde toespraak roept Churchill de neutrale kleine landen van Europa op om zich te verenigen en samen met de Engelsen en de Fransen een sterk blok tegen de Duitse agressie te vormen.3 Hij

herinnert in deze toespraak de kleine machten aan hun plicht

1 Speech Winston Churchill, ‘The War Situation: House of Many Mansions’, 20-01-1940, www.winstonchurchill.org/speeches

2 F. Van Vree, De Nederlandse Pers en Duitsland 1930-1930 (Amsterdam 1989) 67.

(4)

volgens de verdragen van de Volkenbond om samen op te treden tegen een agressor, in dit geval Duitsland.

De reacties in de Nederlandse pers waren niet mals. De Nederlandse dagbladen vroegen zich hardop af hoe deze Britse minister van Marine het durfde om de Nederlandse neutraliteit openlijk ter sprake te stellen.4 Veel Nederlandse politici waren zich

er terdege van bewust dat de Duitse expansiedrift elk moment naar het westen kon keren, met alle gevolgen van dien. Ook zagen deze politici in dat Groot-Brittannië het beste in staat was om

bescherming en assistentie te bieden in het geval van een Duitse inval.5 Ondanks dit bewustzijn en de traditionele afhankelijkheid die

het Nederlandse buitenlands beleid ten opzichte van

Groot-Brittannië kende ontstond er in januari 1940 een vrij felle anti-Britse toon in de Nederlandse dagbladen.6

Op felle wijze werd er afgegeven op de Britse minister, die weliswaar niet officieel namens de Britse regering had gesproken maar die desondanks een heersende mening binnen deze regering vertegenwoordigde.7 In de jaren hiervoor kenden de Nederlandse

dagbladen een relatief positief beeld over de Britten en hun rol in het Europese statenbestel. Dit beeld was dus aanzienlijk

omgeslagen ten tijde van de beruchte toespraak van Churchill, zo kort voordat Nederland in de oorlog betrokken zou raken. Zoals gezegd waren veel Nederlandse politici zich bewust van de Duitse oorlogsdreiging. Er waren verschillende denkbeelden over de

intentie hierachter, zo was er een stroming binnen de Nederlandse politiek die ervanuit ging dat de inval alleen in Zuid-Limburg plaats zou vinden en dit om in staat te zijn om langs de Geallieerde

4 Auteur onbekend, ‘Buitenlandse Kroniek. De positie der Neutralen.’ De

Maasbode (24-01-1940).

5 L. De Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog.

Deel II Neutraal (’s-Gravenhage 1969) 144.

6 D. Hellema, Neutraliteit en Vrijhandel. De geschiedenis van de

Nederlandse buitenlandse betrekkingen (Amsterdam 2001) 66.

7 Zie hiervoor: Auteur onbekend, ‘Buitenlandsche Kroniek. Vitale Rechten en Belangen’ De Maasbode (23-01-1940), en Auteur onbekend,

‘Buitenlandsche Kroniek. Twee Redevoeringen. Met Ongewilde Strekking’ De Standaard (25-01-1940).

(5)

verdediging heen te trekken.8 Andere politici waren bang dat de

Duitsers tot aan de Noorzeekust door zouden stoten om de waardevolle Nederlandse Noordzeehavens en riviermonden te bezetten.9

Het was in elk geval vrij duidelijk dat er een inval viel te

verwachten en dat hiervoor steun bij de Geallieerden gezocht moest worden. Dit werd echter niet gedaan, om de strikte neutraliteit te kunnen bewaren. De Nederlandse dagbladen namen dus zoals

gezegd wel stelling tegen de Britse bemoeizucht. Deze omslag is vrij opvallend gezien de verheerlijking van de Britse rol die de kranten in de voorgaande jaren trachtten te plegen. Groot-Brittannië werd jarenlang in de Nederlandse dagbladen neergezet als de

rechtvaardige politieagent van Europa, wiens nobele streven het evenwicht binnen het continent te bewaren op veel sympathie kon rekenen. De Nederlandse dagbladen kenden tijdens het Interbellum over het algemeen een zeer sterke verwevenheid met de

Nederlandse politiek.10 Invloedrijke politici als Hendrikus Colijn zagen

de dagbladen als een uitstekend middel om hun boodschap aan hun volgers over te brengen en de politici schreven dan ook regelmatig opiniërende stukken voor de kranten.

Het is deze symbiose tussen de politiek en de dagbladen die een interessante opening biedt. Beide hadden elkaar nodig, de politici konden via de kranten een groter publiek bereiken en de kranten kregen meer legitimiteit doordat de Nederlandse

beleidsmakers hun voorpagina’s vulden.11 De kranten dienden vrij

regelmatig als spreekbuis voor de Nederlandse politiek en hierom bieden zij dus een interessante inkijk in hoe de Nederlandse politiek de publieke opinie richting Groot-Brittannië poogde te vormen. De hoofdvraag die in dit onderzoek gesteld wordt luidt dan ook ‘Hoe werd de Nederlandse publieke opinie omtrent de buitenlandse 8 L. De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog.

Deel I Voorspel (’s Gravenhage 1969) 112. 9 Ibidem, 115.

10 Van Vree, De Nederlandse pers, 23.

(6)

politiek van Groot-Brittannië gevormd in jaren 1933-1940? Hierbij zal gekeken worden naar de rol die Groot-Brittannië speelde in de internationale ontwikkelingen van de te onderzoeken periode. Om dit te bepalen zal een viertal momenten worden onderzocht. De auteur is zich ervan bewust dat hiermee geen volledig beeld van de vorming van de publieke opinie kan worden gevormd, maar voor het formaat van deze masterscriptie zullen deze vier momenten

volstaan.

De momenten die zijn gekozen zijn in chronologische volgorde:  De ontwapeningsconferentie van 1933.

 De Italiaans-Abessijnse oorlog van 1935.

 De Sudetencrisis en de conferentie van München van 1938.  De toespraak van W. Churchill op 20-01-1940.

Bij alle vier de momenten zal worden onderzocht hoe de

Nederlandse dagbladen de rol van Groot-Brittannië binnen het internationale statenstelsel inschatte. Hiernaast zal worden

onderzocht en verklaard wat de Britse houding binnen Europa en de wereld voor Nederland betekende. Hierom zal het Nederlandse buitenlandse beleid zoals dat later in de historiografie is opgetekend regelmatig naast de bevindingen worden gelegd. De gekozen

momenten hebben elk een bepalende invloed gehad op het verloop van de geschiedenis. De eerste twee gebeurtenissen zijn cruciaal geweest voor het dalende vertrouwen in de Europese samenwerking en de Volkenbond. De conferentie van München wordt over het algemeen gezien als het moment waarop de Geallieerden de integriteit van een van hun bondgenoten slachtofferden ten koste van de expansiedrift van Hitler. Dit zou voor het bepalen van de Nederlandse positie belangrijk zijn gezien enkele Nederlandse politici stilzwijgend rekenden op de steun van Groot-Brittannië.12

Voor het laatste moment is gekozen om de opmerkelijke draai van de Nederlandse politiek en publieke opinie aan te tonen en deze aan 12 T. Van Gent, Het falen van de gewapende Nederlandse neutraliteit

(7)

de hand van het gewijzigde Nederlandse buitenlandse beleid te kunnen verklaren. Elke gekozen gebeurtenis zal door middel van een onderzoekshoofdstuk worden besproken. Hierbij zal een korte inleiding van de te bespreken gebeurtenis worden gegeven waarna er zal worden overgegaan tot het bespreken van de resultaten van het krantenonderzoek. Deze resultaten zullen vervolgens worden gekoppeld aan het Nederlandse buitenlandse beleid.

Het bepalen van de publieke opinie zal geschieden door

middel van krantenonderzoek. Voor dit krantenonderzoek is gekozen voor vier zeer invloedrijke, zo niet bepalende kranten uit deze

periode. Dit zijn De Standaard, De Maasbode, De Nieuwe

Rotterdamsche Courant en Het Volk. De maatschappelijke positie die deze kranten hadden binnen de Nederlandse samenleving zal in het volgende hoofdstuk worden verklaard. Belangrijk om nu te

vermelden is dat de kranten representatief zijn voor de vier grootste bevolkingsgroepen die Nederland tijdens het Interbellum kende. Zoals in een later hoofdstuk eveneens zal worden verklaard kon de Nederlandse samenleving ten tijde van het Interbellum vrij duidelijk worden ingedeeld naar bepaalde groepen. De gekozen kranten kunnen worden gezien als de vertegenwoordigende kranten van deze groepen. Twee invloedrijke groepen uit de samenleving welke niet aan bod zullen komen in dit onderzoek zijn de communisten en de NSB’ers. Dit komt omdat deze groepen niet voldoende

vertegenwoordigd waren binnen het systeem (verzuiling) waarnaar dit onderzoek gemodelleerd is.

Historiografie.

Om een onderzoek naar de Nederlandse publieke opinie tijdens het Interbellum ruggengraat te geven is eerst gekeken naar het zeer invloedrijke werk van de historicus Lou de Jong. In zijn monumentale en veel geprezen serie Het Koninkrijk der

(8)

eerste twee werken Voorspel en Neutraal uitvoerig het Nederlandse buitenlandse beleid.13 Met betrekking tot de nederlaag van mei

1940 is De Jong stellig, deze is te wijten aan de naïeve en naar binnen gekeerde houding van de Nederlandse politieke en militaire elite. Volgens De Jong stak de elite in de jaren 1933-1939 de kop in het zand met betrekking tot de Duitse oorlogsdreiging. De term ‘struisvogelpolitiek’ die De Jong hieraan heeft verbonden is lange tijd een veel gebruikte term geweest voor het Nederlands

buitenlands beleid in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog.14

Dat deze stelling ook door buitenlandse auteurs is overgenomen bewijst Bob Moore in artikel met de veelzeggende titel The Posture of an Ostrich? Dutch Foreign Policy on the Eve of the Second World War.15 Hierin beschrijft Moore de koppigheid waarmee de

Nederlandse politici de aangeboden Britse bescherming weigerden. Dit leidde vaak tot onbegrip en onvrede onder de Britse politici.16

In 2009 is hier verandering in gekomen dankzij het werk van Tobias van Gent. In zijn werk Het falen van de Nederlandse

gewapende neutraliteit september 1939 – mei 1940 stelt hij dat de Nederlandse politieke elite zich wel degelijk bewust was van de Duitse dreiging maar dat het simpelweg de mogelijkheden

ontbeerde om zich hier tegen te wapenen. Van Gent keert zich dus tegen het beeld van de struisvogelpolitiek. Hij baseert zijn werk op nieuw gevonden archiefstukken. Lange tijd was men ervan uit gegaan dat de Nederlandse diplomatieke verslagen en militaire inlichtingen verloren waren gegaan in de hectische meidagen van 1940.17 Van Gent is echter in de archieven van Suriname gestuit op

de inlichtingenrapporten van de militaire inlichtingendienst GSIIIa 13 L. De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog.

Deel I. Voorspel (’s-Gravenhage 1969) en L. De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel II. Neutraal (’s-Gravenhage

1969).

14 De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden. Deel I. 474.

15 B. Moore, ‘The Posture of an Ostrich? Dutch Foreign Policy on the Eve of the Second World War’, Diplomacy and Statecraft, Vol.3 No.3 1992 470.

16 Ibidem, 475.

(9)

waaruit blijkt dat de Nederlandse militaire en politieke leiding wel degelijk op de hoogte waren van het gevaar. Omdat er simpelweg te weinig mogelijkheden waren tot een effectieve verdediging, ging Nederland hierom over tot het handhaven van een strikte

neutraliteit, zowel naar de Geallieerden als de Duitsers.18 De

Nederlandse neutraliteit kende een lange traditie en is door de eeuwen heen op verschillende momenten een leidraad geweest voor de Nederlandse politiek. Volgens James Porter is het aan deze strikte neutraliteit te danken dat de Nederlandse politiek geen speelruimte meer voor zichzelf over liet om andere keuzes te maken. Hij stelt in zijn Dutch neutrality in Two World Wars dat de Nederlandse politici zich in zulke mate verbonden hadden aan de neutraliteit dat het Nederlandse publiek geen andere opstelling zou accepteren. Het handhaven van de neutraliteit was tot een politiek maxime verheven waardoor er geen mogelijkheid meer was om een andere koers te varen.19 Dit is een visie waar Madelon de Keizer zich

in haar artikel Dutch Neutrality in the Thirties: Voluntary or Imposed? bij aansluit.20 Zij deelt de mening van de Jong door te

stellen dat er een alarmerend gebrek aan optreden viel waar te nemen bij de Nederlandse politici.

Cruciaal voor het bepalen van de Nederlandse publieke opinie richting Groot-Brittannië is een aantal werken over de relatie tussen Nederland en Groot-Brittannië. Hierbij verdient het werk van Duco Hellema als eerste vermelding. In zijn boek Neutraliteit en

Vrijhandel. De geschiedenis van de Nederlandse buitenlandse betrekkingen schenkt hij ruim aandacht aan de relatie tussen

Nederland en Groot-Brittannië.21 Hij stelt dat Nederland vanwege de

geografische ligging aan de Noordzee, ingeklemd tussen de twee Europese grootmachten Groot-Brittannië en Duitsland, een

18 Ibidem, 140.

19 J. Porter, Dutch neutrality in Two World Wars (Oxford 1980) 320.

20 M. De Keizer, ‘Dutch Neutrality in the Thirties: Voluntary or Imposed? ‘, in: L.E. Roulet (red.), Les Etats Neutres Européens et la Seconde Guerre

Mondiale (Neuchatel 1985) 177.

(10)

belangrijke rol speelde in het behouden van de Europese

machtsbalans. Door de eeuwen heen waren Nederlandse politici zich hiervan bewust en hierdoor ontwikkelde zich een afhankelijke relatie met de Britten. Nederlandse politici gingen er door de jaren heen bijna blindelings vanuit dat de Britten Nederland altijd zouden steunen mocht een buitenlandse macht Nederland binnenvallen. In het werk Peace, Profits and Principles: A Study in Dutch Foreign Policy stelt Joris Voorhoeve dat het Nederlandse buitenlands beleid gekarakteriseerd kan worden door een aantal tendensen. Deze tendensen zullen in het volgende hoofdstuk uitgebreider aan bod komen, belangrijk te vermelden is echter dat Voorhoeve stelt dat het Nederlands buitenlands beleid zich kon vormen dankzij de band met Groot-Brittannië.22 Door de eeuwen heen heeft Nederland op de

steun van de Britten kunnen rekenen, net als Hellema stelt Voorhoeve dat dit vanwege het bewaken van de Europese

machtsbalans is geweest. Dat de relatie tussen de Nederlandse en de Britse politiek bij tijd en wijle moeizaam was bevestigd Bob Moore in het artikel British Perceptions of the Netherlands and the Threat of War 1938-1940.23 Hij beschrijft hoeveel moeite de Britse

politici hadden met de starre neutrale houding van Nederland. Moore stelt dat de Britten de Nederlandse integriteit als cruciaal voor hun eigen veiligheid zagen. Wanneer de Duitsers namelijk de Nederlandse zee-en luchthavens in bezit zouden hebben, zou dit Groot-Brittannië in een uiterst kwetsbare positie brengen. De

Nederlands-Britse relatie werd nog eens bemoeilijkt door het feit dat de Nederlandse overheid garanties tot bescherming van de grenzen van de Britse overheid vroeg maar hier in ruil weinig tot niets voor terug wenste te geven. Hierdoor ontstond volgens Kersten en Faassen een moeizame verstandhouding tussen Londen en Den

22 J. Voorhoeve, Peace, Profits and Principles. A Study of Dutch Foreign

Policy (Den Haag 1979) 43.

23 B. Moore, ‘British Perceptions of the Netherlands and the Threat of War, 1938-1940’, in: N. Ashton, D. Hellema (red.), Unspoken Allies. Anglo-Dutch

(11)

Haag in de maanden voor mei 1940.24 In zijn boek Whitehall and

Plein. De betrekkingen tussen Groot-Brittannië en Nederland 1930-1940 stelt Hendrik Waalwijk juist dat de band tussen beide landen goed was. Tijdens het Interbellum waren er relatief weinig

diplomatieke contacten tussen de landen maar de contacten die er plaatsvonden waren van vriendschappelijke aard.25 Tevens stelt hij

dat er in deze periode een grote bewondering uitging van de

Nederlandse bevolking naar het Britse rijk en de Britse cultuur. Een belangrijke bijdrage aan de vorming van het beeld van het

Nederlandse buitenlands beleid komt van Johan den Hartog. In het artikel Zelfstandigheidspolitiek. De achtergrond van een cruciale term in het buitenland beleid van Nederland 1900-1940 beschrijft hij de omslag die er na de Eerste Wereldoorlog in het Nederlandse buitenlandse beleid heeft plaatsgevonden.26 Deze omslag, welke in

het volgende hoofdstuk uitvoeriger zal worden besproken, zou duren tot 1936. Nederland zou in deze periode afstappen van de politiek van afzijdigheid van de internationale betrekkingen. Logischerwijs zijn de gevolgen van dit beleid terug te zien in de resultaten van het krantenonderzoek.

Voor het vormen van een beeld van de Nederlandse

binnenlandse situatie zijn ten eerste de werken van De Jong zeer waardevol gebleken. Niet alleen geeft hij een zeer uitgebreide beschrijving van de internationale situatie tijdens het Interbellum, ook de Nederlandse situatie krijgt ruimschoots aandacht. Dankzij de uitvoerige beschrijving die De Jong geeft over de spanningen binnen de Nederlandse maatschappij en de weerslag hiervan op de

Nederlandse politiek kan er een vrij volledig beeld worden geschetst 24 A. E. Kersten, M. Van Faassen, ‘Goodbye, Mr. Churchill’: Anglo-Dutch Relations During the Second World War in: N. Ashton, D. Hellema (red.),

Unspoken Allies. Anglo-Dutch Relations since 1780 (Amsterdam 2001)

138.

25 H.P. Waalwijk, Whitehall and Plein. De betrekkingen tussen

Groot-Brittannië en Nederland 1930-1940 (Terneuzen 1985) 17.

26 J. Den Hartog, ‘Zelfstandigheidspolitiek. De achtergrond van een

cruciale term in het buitenlands beleid van Nederland 1900-1940’ BMGN –

(12)

van Nederland tijdens het Interbellum. Van lagere wetenschappelijke waarde, maar zeker een goede aanvulling op het gecreëerde beeld is het werk van Geert Mak. Zoals gezegd is de wetenschappelijke waarde van dit boek beperkt maar in De Eeuw van mijn Vader weet Mak op intrigerende wijze een beeld te scheppen van de

Nederlandse samenleving in de aanloop naar de Tweede

Wereldoorlog. Mak stelt in dit boek dat de gemiddelde Nederlander maar weinig begrip en interesse kon opbrengen voor wat er buiten de eigen landsgrenzen gebeurde.27 Hij schetst het beeld van

Nederland als een wat naar binnen gekeerd land met weinig belangstelling voor de internationale politiek.

Het gekozen onderwerp voor deze masterscriptie is mede ingegeven door het feit dat er nog geen grootschalig onderzoek is verricht naar de Nederlandse publieke opinie richting

Groot-Brittannië in deze periode. Voor de publieke opinie richting Duitsland is dit echter wel gedaan. Dit onderzoek heeft dan ook een aantal belangrijke inzichten opgeleverd voor het onderzoek dat nu voor u ligt. Het boek De Nederlandse Pers en Duitsland 1930-1939 van Frank van Vree is een belangrijke inspiratiebron gebleken.28 In dit

werk doet van Vree onderzoek naar de vorming van de Nederlandse publieke opinie richting Duitsland. Hij onderzoekt hiervoor dezelfde kranten als degene die voor dit onderzoek gebruikt zullen worden. Logischerwijs beslaat de periode die Van Vree onderzoekt een veel groter tijdsvlak.

Nu er is verklaard wat er in dit onderzoek behandeld zal

worden en op welke manier dit zal worden gedaan is het tijd om een aantal zaken vooraf te introduceren. Het is namelijk belangrijk dat, voordat men begint met het lezen van het krantenonderzoek, er een degelijk beeld is geschetst van zowel de internationale als de

Nederlandse situatie tijdens het Interbellum. In het volgende

hoofdstuk zal daarom worden begonnen met een introductie van de kranten die in dit onderzoek centraal zullen staan. Hierna zullen kort 27 G. Mak, De eeuw van mijn vader (Amsterdam 1999) 230.

(13)

de Nederlandse politieke en maatschappelijke constellatie van het Interbellum worden weergegeven. Vervolgens zal een overzicht worden gegeven van het Nederlandse buitenlandse beleid door de eeuwen heen. Wanneer dit is gedaan zal worden overgegaan naar de onderzoekshoofdstukken.

Hoofdstuk I.

Nederlandse politiek en de dagbladen.

De Nederlandse samenleving gedurende het Interbellum werd sterk gekarakteriseerd door het fenomeen ‘verzuiling’. De verzuiling staat voor een maatschappelijk en politiek systeem waarbij de

samenleving wordt gemodelleerd naar bevolkingsgroepen die zich op levensbeschouwelijke basis verenigen in een complex van

(14)

organisaties en politieke partijen.29 Volgens Arend Lijphart, een van

de toonaangevende onderzoekers naar het begrip verzuiling, kent de verzuiling vier karakteristieke eigenschappen.30

De eerste is de scherpe afbakening van de sociale scheidslijnen die de katholieke, protestante, socialistische en liberale zuilen (lees bevolkingsgroepen) van elkaar afzetten. Ten tweede vindt er overkoepelende samenwerking plaats tussen de leiders van de zuilen en is sprake van spelregels in de omgang tussen de verschillende zuilen. Ten derde is er sprake van grote trouw aan de politieke leiders van de zuilen. Lijphart stelt dat dankzij deze loyaliteit richting de leiders er sprake is van politieke

passiviteit, men dacht hierdoor zelf niet meer kritisch na over de politiek. De vierde eigenschap is dat er politieke stabiliteit heerste dankzij de verzuiling.

De geestelijk vader van de verzuiling is Abraham Kuyper. Kuyper was in 1879 de drijvende kracht achter het oprichten van de eerste politieke partij van Nederland, de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Het doel van Kuyper was om op te komen voor ‘de kleine gereformeerde luyden’. De partij wilde voorkomen dat het

verderfelijke gedachtegoed van de Franse revolutie een te grote invloed op de Nederlandse samenleving zou krijgen.31 Het

maatschappelijk gedachtegoed van Kuyper kenmerkt zich door de tegenstelling tussen christenen en niet-christenen. Volgens het conservatieve gedachtegoed van deze anti-these komt in Nederland aan het einde van de negentiende eeuw de verzuiling tot stand. Naast de ARP heeft Kuyper in 1872 de krant de Standaard

opgericht. Kuyper zag deze krant als een uitstekend middel om zijn politieke gedachtegoed te verspreiden, een mening die zijn

opvolgers deelden. Kuyper zou in 1919 worden opgevolgd als leider van de ARP door Hendrikus Colijn. Colijn had naam voor zichzelf 29 J. Bosmans, A. Van Kessel, Parlementaire geschiedenis van Nederland (Amsterdam 2011) 18.

30 A. Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse

politiek (Amsterdam 2007) 12.

(15)

gemaakt in Indonesië als militair en directeur van de Bataafse Petroleum Maatschappij.32

Colijn was een streng calvinist en had dankzij zijn loopbaan de overtuiging dat Nederland behoefte had aan een sterke leider. De uitspraak ‘geef mij maar een sergeant en drie soldaten en ik zet die honderd kerels aan de dijk’ waarmee hij op de inefficiëntie van de Nederlandse politiek doelde is tekenend in dit opzicht.33 Colijn zou

gedurende het Interbellum de belangrijkste man binnen de Nederlandse politiek zijn. Hij zou tot en met 1939 verschillende ministerposten bekleedden waaronder een aantal jaar die van minister president. Naast leider van de ARP werd Colijn tevens de hoofdredacteur van de Standaard.

De ARP en de Standaard zouden een zeer innige relatie met elkaar hebben. Deze relatie was niet zozeer formeel vastgelegd maar kwam eerder voort uit de onderlinge persoonlijke banden. De krant was bij uitstek een politiek hulpmiddel en de elite van de ARP bepaalde dan ook in grote mate de inhoud van de krant.34 De

secties van de krant die voornamelijk voor dit onderzoek gebruikt zullen worden, de ‘driestarren’ werden voornamelijk door de hoofdredacteur geschreven. In deze secties, welke grote

belangstelling vonden onder de lezers, gaf de hoofdredacteur zijn mening over binnen-en buitenlandse kwesties.35 Dit betekent dat er

een aanzienlijke mate van persoonlijke visie in de secties ingebed zal zitten, welke een interessant inzicht zullen bieden in de

denkbeelden van de leiders van een van de belangrijkste politieke partijen van Nederland.

De aanzet voor de oprichting van de eerste katholieke

politieke partij wordt in 1904 gegeven wanneer de Algemeene Bond van Rooms-Katholieke kiesverenigingen wordt opgericht. Deze bond zou in 1926 worden omgedoopt tot de Rooms-Katholieke Staatspartij 32 De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden. Deel I, 199.

33 Mak, De eeuw van mijn vader, 180.

34 Van Vree, De Nederlandse pers, 72.

(16)

(RKSP). De katholieken zouden vanwege hun grote achterban een belangrijke, zo niet de belangrijkste stem in de politiek van het Interbellum vormen.36 De katholieken hadden in het verleden

aansluiting gevonden bij de ARP in de onderwijskwestie. Mede

hierdoor vond er dan ook uitvoerige samenwerking plaats tussen de ARP en de RKSP.37

De katholieke krant de Maasbode werd in 1868 voor het eerst uitgegeven. Een van de belangrijkste motieven voor het oprichten van de krant was een krachtig tegengeluid geven tegen de liberale stromingen binnen Nederland. De krant zou dan ook een katholiek, conservatief en anti-liberaal karakter behouden.38 Waar de krant in

het begin van de twintigste eeuw met het eveneens katholieke De Tijd moest concurreren voor het katholieke abonneebestand, had de Maasbode zich vanaf de jaren ’30 als de toonaangevende katholieke krant neergezet.39 De verwevenheid van de krant met de politiek

werd voornamelijk vormgegeven door de twee belangrijkste gezichten van de krant van 1929 tot en met 1939. Dit waren Jan Witlox en Piet Aalberse. Met name Aalberse zorgde als voorman van de RKSP voor het politieke gewicht. Net als bij de Standaard en de ARP waren de verhoudingen tussen krant en politiek dus

voornamelijk op persoonlijk vlak vormgegeven. De secties van de Maasbode die in dit onderzoek aan bod komen, komen voornamelijk uit de sectie ‘Buitenlandsche Kroniek’. Deze sectie was te vinden op de voorpagina van de krant. Hiernaast worden artikelen uit de

buitenland pagina van de krant gebruikt.

In 1894 werd onder de bezinnende leiding van Pieter Jelles Troelstra de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) opgericht. Zijn doel hiermee was om de Nederlandse arbeiders een stem te geven en zodoende de uitbuiting van de arbeiders door het kapitaal tegen te gaan.40 De socialisten stonden een totaal andere

36 Van Vree, De Nederlandse pers, 14.

37 Bosmans, Van Kessel, Parlementaire geschiedenis, 27.

38 Van Vree, De Nederlandse pers, 145.

39 Ibidem, 156.

(17)

samenleving voor dan Nederland op dat moment was. De kerk was volgens de socialisten een middel om het volk dom te houden, het drankgebruik van de gemiddelde Nederlander lag veel te hoog en hierom moesten kroegen gesloten worden. Ook het koningshuis werd beschouwd als een overbodig geworden symbool van vergane glorie.41 De socialisten zouden tijdens het Interbellum nogal wat stof

doen opwaaien binnen Nederland. Ten eerste moet hier de mislukte poging tot revolutie van Troelstra in 1918 bij genoemd worden. In november 1918 achtte de voorman van de SDAP het moment rijp om de socialistische revolutie uit te roepen. Tijdens deze poging, die bekend zou komen te staan als ‘de vergissing van Troelstra’ dacht de voorman gebruik te kunnen maken van de economische malaise waar Nederland zich na de Eerste Wereldoorlog in bevond.42 De

poging zou echter jammerlijk mislukken en met deze mislukking zou veel van de sympathie die Troelstra onder de Nederlandse bevolking had gecreëerd verdwijnen. Na de mislukte revolutie poging zou Troelstra dan ook van het politieke toneel verdwijnen. De partij kenmerkte zich tijdens de jaren ’30 vooral door een sterke afkeer van het beleid van Colijn. In Colijn zag de partij een kapitalist bij uitstek, vanwege zijn verleden bij de Bataafse Petroloeum

Maatschappij, en hierom deugde zijn beleid van geen kant.43

De krant het Volk zou in 1900 voor het eerst uitkomen. Het uitkomen van de krant is in grote mate te danken aan de

inspanningen van Troelstra. Troelstra was ervan overtuigd dat de standpunten van de eigen partij alleen door middel van een dagblad naar de leden konden worden gebracht.44 De krant vormde in een

aantal aspecten het gezicht van de partij, logischerwijs had het personeel van het Volk dan ook een sterke socialistische

achtergrond. De relatie tussen partij en krant is in het geval van de SDAP en het Volk dan ook op meer formele grond vormgegeven dan 41 De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden. Deel I., 36.

42 Mak, De eeuw van mijn vader, 150.

43 Lijphart, Verzuiling, Pacificatie en Kentering, 25.

(18)

bijvoorbeeld de Standaard en de Maasbode. Doordat de krant

financieel werd gesteund door een aantal vakbonden kon de krant in vrij hoog tempo uitgroeien tot de op één na grootste krant van Nederland in de jaren ’30.

De Liberale Staatspartij (LSP) werd in 1921 opgericht uit een aantal liberale vrijheidsbonden. De partij vond dat de burger zo vrij mogelijk moest worden gelaten in het leven en stond dan ook voor weinig overheidsbemoeienis. De LSP vormde van oudsher de partij voor de niet confessionele middenstander.45 De liberalen zouden

tijdens het Interbellum een moeizame periode kennen, de zware economische crisis die Nederland tijdens de jaren ’30 trof zou kiezers naar de ARP drijven. Dit onder andere vanwege de kracht die Colijn wist uit te stralen. Meer dan andere partijen werd de LSP hierdoor getroffen.46 Hierin speelde mee dat de economische crisis

van de jaren ’30 voor een groot deel op het conto van de liberalen werd geschreven.47

De krant die het sterkst gelieerd was aan de LSP was de

Nieuwe Rotterdamsche Courant.48 Deze krant was in 1843 opgericht

als het Rotterdamsch staats-, handels-, nieuws- en advertentieblad. De krant was qua personeel minder sterk verbonden met de politiek dan de overige drie kranten, desalniettemin bestond de raad van commissarissen van de krant geheel uit personen die een

belangrijke rol speelden in liberaal-politiek en financieel-industriële kringen.49 De NRC stond internationaal bekend als een deftige

kwaliteitskrant, deze faam had de krant voornamelijk te danken aan haar buitenland rubrieken. De belangrijkste journalist voor deze rubriek tijdens de jaren ’30 was Marcus van Blankenstein. Van Blankenstein genoot internationaal aanzien als een uitstekend 45 H.J.L. Vonhoff, ‘Defensiepolitiek van de Liberalen en Vrijzinnig

Democraten in de jaren ’30’ in: G. Teitler (red.) Tussen crisis en oorlog.

Maatschappij en krijgsmacht in de jaren ’30 (Dieren 1984) 65. 46 Lijphart, Verzuiling, Pacificatie en Kentering, 50.

47 C. Van der Heijden, Grijs Verleden. Nederland en de Tweede

Wereldoorlog (Hilversum 2004) 37. 48 Van Vree, De Nederlandse pers, 121.

(19)

journalist en van zijn hand kwamen dan ook veel van de ‘Buitenland’ artikelen.50 Deze artikelen werden in de rubriek ‘De Toestand’

geplaatst welke dan ook gebruikt zijn voor dit onderzoek.

Nu er een introductie is gegeven van zowel de kranten als de belangrijkste politieke partijen die Nederland tijdens het Interbellum kende, zal de aandacht worden gericht op de Nederlandse

buitenlandse politiek.

50 H.W. von der Dunk, ‘Nederlandse cultuur in de windstilte’, in: K. Ditrich, P. Blom, F. Bool (red.), Berlijn – Amsterdam 1920-1940 – Wisselwerkingen (Amsterdam 1982) 36.

(20)

Hoofdstuk II.

De Nederlandse buitenlandse politiek.

Ondanks het feit dat Nederland een klein land is, heeft de bijzondere ligging van het land er voor gezorgd dat Nederland een relatief grote stem had binnen het Europese statenstelsel. Het Nederlandse buitenlands beleid is door de eeuwen heen te kenmerken als een ambivalente opstelling naar buiten toe. Vanwege de ligging aan de Noordzee en de riviermonden van de Rijn die Nederland rijk is heeft het land zich vanaf 1568 zeer sterk weten te ontwikkelen als

handelsnatie bij uitstek.51 Tijdens de hierop volgende periode, de

Gouden Eeuw, wist de Republiek der Verenigde Nederlanden door middel van een agressieve economische buitenlandse politiek een ongekende bloeiperiode te ontwikkelen. De Nederlandse handelaren voeren onder de vlag van de V.O.C. de hele wereld over. Aan deze periode had Nederland het enorme koloniale rijk in Zuidoost Azië te danken. Joris Voorhoeve beschrijft deze periode in zijn Peace, Profits and Principles als het Maritiem Commercialisme.

Deze agressieve opstelling richting het buitenland zou echter geen blijvende factor blijken te zijn. Vanaf halverwege de

zeventiende eeuw waren de eerste tekenen zichtbaar van een Nederlands verlangen om zich afzijdig te houden van de

internationale machtspolitiek.52 Hoe diep dit verlangen is genesteld

in de Nederlandse geest, blijkt volgens Voorhoeve duidelijk uit het feit dat Nederland op dit moment op de top van zijn macht stond. Ondanks de zeer sterke economische positie die Nederland op dit moment en op andere momenten in de geschiedenis heeft gehad, kozen de mensen die het voor het zeggen hadden voor een politiek van afzijdigheid. De Nederlandse afzijdigheid moet echter niet 51 Voorhoeve, Peace, Profits and Principles, 43.

(21)

verward worden met diplomatieke isolatie. Nederland bleef wel degelijk diplomatieke betrekkingen houden en bleef invloed uitoefenen op de Europese machtsbalans. Cruciaal voor deze

Nederlandse afzijdige houding was de rol die Groot-Brittannië hierin speelde. De Britten beseften dat een neutraal Nederland goed was voor de machtsbalans op het Europese continent en hebben hierom, op enkele korte episodes na, het Nederlandse beleid altijd

gesteund.53 Deze verstandhouding was volgens Voorhoeve zo diep

geworteld dat er zelfs geen noodzaak was om dit om te zetten in een formeel verdrag. De Britten wisten dat de Nederlanders niet zonder, of om hen heen konden vanwege de handelsrelaties. Hierom zou Nederland vrij regelmatig een pro-Brits beleid voeren. De

Nederlanders op hun beurt wisten dat Groot-Brittannië te hulp zou schieten wanneer de Nederlandse neutraliteit in gevaar zou komen. Bij bovenstaande visie sluit Duco Hellema zich aan. Hij stelt dat vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw het Nederlandse neutraliteitsbeleid een sterk pro-Brits karakter had. In de

zeventiende en achttiende eeuw werd de relatie tussen beide

landen nog gekenmerkt door economische wedijver. De Nederlands-Engelse zeeoorlogen in deze periode waren hier het resultaat van. Vanaf het begin van de negentiende eeuw wist Groot-Brittannië echter zijn dominante rol binnen Europa te versterken en

verankeren. De Nederlandse politiek ging er vanaf de negentiende eeuw vanuit dat de Britten nooit zouden toestaan dat een andere Europese grootmacht de Nederlandse integriteit zou schenden.54

Een andere oorzaak voor het uitblijven van een formeel verdrag was dat de andere Europese grootmachten, Frankrijk en Duitsland, hier ontstemd over zouden kunnen raken.55

Het Nederlands buitenlands beleid heeft volgens Voorhoeve nog een derde kenmerkende factor, namelijk die van het

internationaal idealisme. De Nederlandse afzijdigheid van de 53 Voorhoeve, Peace, Profits and Principles, 47.

54 Hellema, Neutraliteit & Vrijhandel, 66.

(22)

Europese machtspolitiek heeft er in aanzienlijke mate voor gezorgd dat er zich binnen de Nederlandse politiek een gevoel van morele superioriteit ten opzichte van de rest van Europa ontwikkelde. Nederland toonde zich eind negentiende, begin twintigste eeuw een actieve uitdrager en voorstander van de ontwikkeling van het

internationale staten en volkenrecht.56 Nederland zou zich in deze

periode ontwikkelen tot een belangrijk centrum van internationaal recht, goede getuigen hiervan zijn de vredesconferenties van 1899 en 1907, de oprichting van het Vredespaleis in 1913 en het zetelen van het Internationaal Hof van Arbitrage in Den Haag. Het

uitgangspunt voor veel politici voor de Eerste Wereldoorlog was dat zolang Nederland zich neutraal op zou stellen en zich zou richten op de bevordering van het internationale recht, het land er nooit van beschuldigd zou kunnen worden de belangen van de een of de ander te bevorderen. Hierom werd de ontwikkeling van het Volkenrecht gezien als in het belang van de Nederlandse verdediging.57

Deze morele verhevenheid zou sterk verbonden raken aan de strikte neutraliteit die het land gedurende een aantal periodes hanteerde en zou op sommige momenten een ernstige belemmering vormen voor de Nederlandse politici.58 Voorhoeve spreekt met betrekking tot

bovenstaande kenmerken van de Nederlandse buitenlandse politiek niet in termen van tradities. Er is sprake van terugkerende

tendensen in het Nederlands beleid. Op verschillende momenten in de Nederlandse geschiedenis was er sprake van bovenstaande tradities, geen van de drie hierboven beschreven tradities heeft volgens Voorhoeve de overhand.59

Duco Hellema beschrijft de Nederlandse buitenlandse politiek vooral als die van een klein land ingeklemd tussen de twee

Europese grootmachten Groot-Brittannië en Duitsland. Hij ziet het 56 Voorhoeve, Peace, Profits and Principles, 49.

57 Den Hartog, Zelfstandigheidspolitiek, 168.

58 Porter, Dutch neutrality, 320.

(23)

buitenlands beleid van Nederland dan ook als een constant schipperen tussen deze relaties met hierbij een nadruk op de economische belangen die beide landen voor Nederland kunnen dienen. De geografische positie van Nederland alleen al zorgde ervoor dat het land van grote strategische waarde kon zijn.60 De

houding van Nederland ten opzichte van de twee grootmachten werd dan ook voornamelijk door een tweetal factoren ingegeven. Het economische belang van Duitsland was voor bijvoorbeeld de haven van Rotterdam essentieel. Nederland had hiernaast nog het enorme koloniale rijk in Indonesië, wat het zelf amper kon

beschermen tegen bijvoorbeeld het opkomende Japanse

expansionisme. Hiervoor was dus weer de hulp van de Britten nodig. De positie die het land innam ten opzichte van Groot-Brittannië en Duitsland werd in 1905 op treffende wijze verwoord door koningin Wilhelmina. Zij stelde in een nota dat ‘Nederland geen

bondgenootschap met beide landen aan diende te gaan. Immers, een zeemogendheid (Groot-Brittannië) kon het moederland niet verdedigen en een vastelandmogendheid (Duitsland) was niet in staat Nederlands-Indië te beschermen’.61

Het buitenlands beleid heeft volgens Hellema gedurende de twintigste eeuw onder invloed gestaan van een aantal personen. Aan het begin van de eeuw was het Kuyper die een sterk

voorstander was van een pro-Duitse politiek. Zijn uitgesproken Duitse voorkeur en zijn afkeer van de Boerenoorlog die Groot-Brittannië op dat moment in Zuid-Afrika voerde zorgden voor een bekoeling van de Brits-Nederlandse relaties. In deze periode, voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog, zou het Nederlands buitenlands beleid zich kenmerken door een handhaving van de strikte

neutraliteit. Het was te danken aan het feit dat zowel Duitsland als Groot-Brittannië de voordelen van de Nederlandse neutraliteit inzagen, dat Nederland buiten de oorlog wist te blijven.62 De

60 Hellema, Neutraliteit en Vrijhandel, 64.

61 Hellema, Neutraliteit en Vrijhandel, 68.

(24)

neutraliteit tijdens de Eerste Wereldoorlog zou een sterke bijdrage leveren aan het gevoel van een idealistische missie en de morele verhevenheid die Nederland graag uit wilde stralen op het

internationale toneel. Hierbij werd vaak buiten schot gelaten dat de Nederlandse neutraliteit was ingegeven vanuit pragmatische

gedachtes en in leven werd gehouden bij de gratie van de strijdende grootmachten.63

Na de Eerste Wereldoorlog bevond Nederland zich in een precaire positie qua internationaal aanzien. De Nederlandse houding richting Duitsland tijdens en vlak na de oorlog werd het land door velen niet in dank afgenomen. Nederland werd vanwege het aanhouden van de economische relaties met Duitsland gezien als een oorlogsprofiteur. Het herstel van de Nederlandse internationale positie was in grote mate te danken aan twee personen; Colijn en Herman van Karnebeek. Colijn zou als leider van de ARP een sterke invloed hebben op het buitenlands beleid van Nederland en wist door middel van een aantal indrukwekkende optredens in de Volkenbond internationaal aanzien te vergaren. Zijn pro-Britse denkbeelden zorgden er eveneens voor dat de relatie tussen

Nederland en Groot-Brittannië een behoorlijke stimulans kreeg na de Eerste Wereldoorlog. De Britten zagen Colijn dan ook als hun man, waar zij Kuyper hadden gezien als de Duitse man.64

De andere grote man in de Nederlandse buitenlandse politiek tijdens het Interbellum was van Karnebeek. Deze conservatieve liberaal werd in 1918 minister van Buitenlandse Zaken. Onder zijn leiding zouden het belang en het prestige van het voorheen nogal ondergesneeuwde ministerie van Buitenlandse Zaken aanzienlijk worden vergroot. Zijn belangrijkste bijdrage aan de Nederlandse geschiedenis zou echter de zelfstandigheidspolitiek zijn.65 Hij pleitte

voor een veel actievere rol voor Nederland in het Europese statenstelsel. Van Karnebeek geloofde dat Nederland alleen 63 De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden. Deel I., 112.

64 Hellema, Neutraliteit en Vrijhandel, 78.

(25)

toegestaan zou worden in haar wens om neutraal te blijven wanneer het actief betrokken was bij de omringende landen. Onder

aanvoering van, Van Karnebeek sloot Nederland zich dan ook in 1920 aan bij de Volkenbond. De periode van 1920 tot en met 1936 wordt gezien als een vrij actieve periode in de Nederlandse

buitenlandse relaties.

Hoofdstuk III.

De rol van Groot-Brittannië in de Volkenbond.

In dit eerste hoofdstuk zal worden onderzocht hoe de vier kranten keken naar het optreden van Groot-Brittannië ten tijde van de eerste serieuze crisis in de Volkenbond. De victorieuze landen van de

Eerste Wereldoorlog hadden, nadat de kanonnen eindelijk waren gezwegen, besloten dat een oorlog op deze schaal nooit meer mogelijk zou moeten zijn. Aangevoerd door de Amerikaanse

president Woodrow Wilson besloten de Europese grootmachten tot de oprichting van een internationaal politiek orgaan waarin

conflicten voortaan via de vreedzame weg konden worden opgelost.66

De Volkenbond was dit orgaan en zou in de toekomst het bemiddelende orgaan bij uitstek moeten zijn om een herhaling van massaslachting van 1914-1918 te voorkomen. Nadat Duitsland in 1926 was toegetreden waren bijna alle Europese grootmachten in dit orgaan vertegenwoordigd. De communistische Sovjet-Unie zou pas in 1934 toetreden tot de Volkenbond. De Nederlandse opstelling met betrekking tot de Volkenbond was tweezijdig.67 Enerzijds

hanteerde Nederland al geruime tijd een neutrale opstelling en nam 66 R. Van Diepen, Voor Volkenbond en Vrede. Nederland en het streven

(26)

het op internationaal vlak een leidende rol in de bevordering van het volkenrecht en internationaal strafrecht. Nederland had traditioneel grote moeite met de machtsbalans zoals de Europese grootmachten deze toepasten.68 Nederland kon in dit opzicht namelijk niet

meekomen en dreigde hierdoor zijn stem te verliezen binnen het Europese statenstelsel. Met de oprichting van de Volkenbond kwam de belofte dat de tijd van de machtspolitiek van de grootmachten voorbij zou zijn. Hierom zou het aannemelijk zijn dat Nederland enthousiast toe zou treden tot de Volkenbond.

Het was echter juist de neutraliteit die ervoor zorgde dat de Nederlandse politiek grote bezwaren had tegen toetreding tot de Volkenbond. Nederland zou hierdoor namelijk juist een aanzienlijk deel van deze neutraliteit inleveren, zo werd gevreesd.69 Deze

terughoudendheid was ingegeven door Artikel 16 van de bepalingen van de Volkenbond. Dit artikel stelde dat in het geval van conflict, de aangesloten landen verplicht waren zich gezamenlijk tegen de agressor te richten. De Nederlandse politiek vreesde te worden meegesleurd in een conflict tussen de grootmachten die de status quo wilden behouden. Een van de heersende sentimenten in Europa was dat de Geallieerde grootmachten, Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië de Volkenbond als instrument gebruikten om Duitsland klein te houden.70

De Nederlandse toetreding tot de Volkenbond in 1919 wordt over het algemeen ook gezien als het einde van de strikte neutraliteit die Nederland in de periode daarvoor had gehanteerd.

Mede door het oprichten van de Volkenbond en het eerste voorzichtige economische herstel in Europa waren de jaren twintig

67 H.W. von der Dunk, ‘Neutralisme en Defensie. Het dilemma in de jaren ‘30’ in: G. Teitler (red.) Tussen crisis en oorlog. Maatschappij en

krijgsmacht in de jaren ’30 (Dieren 1984) 18. 68 Ibidem, 20.

69 D. Hellema, ‘Decennia van Crisis en Oorlog. Van het einde van de negentiende eeuw tot 1940’, in: D. Hellema (red.) Nederland in de wereld:

buitenlandse politiek van Nederland (Houten 2014) 80. 70 Van Diepen, Voor Volkenbond en vrede, 34

(27)

een hoopvolle en optimistische periode.71 Dit optimisme zou echter

als sneeuw voor de zon verdwijnen met de beurscrash van New York van 1929, hiernaast baarde het aan de macht komen van Adolf Hitler en zijn NSDAP in Duitsland in 1933 veel mensen zorgen. Aan het begin van de jaren ’30 zou blijken dat de Volkenbond niet in staat was de hooggespannen verwachtingen waar te maken. Ten eerste heerste er tussen de twee belangrijkste machten binnen de Volkenbond, Groot-Brittannië en Frankrijk onenigheid over de rol die de Volkenbond zou moeten spelen. Frankrijk was van mening dat het belang van de Volkenbond zou liggen in het bewaken van de

bepalingen van het Verdrag van Versailles. De Britten vonden echter dat de Volkenbond juist een belangrijke rol kon spelen in de

vreedzame herziening van dit verdrag.72 Naast dit probleem zou de

Volkenbond met de Japanse inval in Mantsjoerije in 1931 de eerste serieuze test voor de geloofwaardigheid van het orgaan krijgen. Japan viel in september 1931 de Chinese provincie Mantsjoerije binnen. Aangezien beide landen lid waren van de Volkenbond keek de wereld gespannen toe naar het optreden van de Bond. De Volkenbond zou echter tandeloos blijken omdat geen van de deelnemende landen bereid bleek zware (economische) sancties aan Japan op te leggen. Het falen van de Volkenbond in deze zaak was voor de tegenstanders van het orgaan al een duidelijke

indicatie dat de Volkenbond alleen goed was voor de belangen van de grootmachten.73 Aangezien de grote machten geen enkel belang

hadden in dit gebied werd er dus ook niet ingegrepen.

Een van de manieren waarop het gekrenkte vertrouwen in de Volkenbond hersteld had kunnen worden was door de Geneefse ontwapeningsconferentie die van 1932 tot 1934 duurde. De verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog hadden aangetoond wat voor slachting de moderne wapens konden aanrichten. Tijdens het Interbellum gingen er dan ook in meerdere landen krachtige 71 Ibidem,16.

72 Ibid, 89.

(28)

stemmen op tot algemene ontwapening. Ten tijde van de

ontwapeningsconferentie was Duitsland echter de enige grootmacht die een klein leger bezat, vanwege de bepalingen van het Verdrag van Versailles. De ontwapeningsconferentie werd dan ook door velen gezien als een uiterste mogelijkheid voor de grootmachten om elkaar tot ontwapening aan te sporen. Wanneer de grootmachten eenmaal het juiste voorbeeld hadden gegeven zouden, de veel lichter bewapende, kleinere landen vanzelf volgen was de

gedachte.74 De internationale verwachtingen rondom de Geneefse

ontwapeningsconferentie waren dus torenhoog gespannen. Zoals zo vaak wanneer de verwachtingen zo hoog zijn zou de conferentie de verwachtingen niet waar kunnen maken. Sterker nog het zou

uitdraaien op een fiasco. Duitsland had zich onder het nieuwe bewind van Hitler voorgenomen om zich niet langer te laten kleineren door de overige Europese grootmachten. Toen eenmaal duidelijk werd dat de grootmachten zelf geen intentie hadden tot grootschalige ontwapening besloot Hitler dat het genoeg was geweest en trok hij de Duitse delegatie terug van de conferentie. Met dit optreden zou Hitler de wereld een inzicht geven in ‘de politiek van voldongen feiten’ die Duitsland vanaf dat moment zou gaan hanteren.75 Met deze politiek zou Hitler één voor één de pijlers

onder het Europese systeem, dat sinds 1919 de vrede en stabiliteit had verzorgd, weg slaan.

Nu er voor het eerst naar de kranten zelf zal worden gekeken is het belangrijk om eerst vast te stellen wat het beeld was dat de kranten van Groot-Brittannië hadden. Hoe beoordeelden de kranten de rol die de Britten binnen het Europese statenstelsel speelden en belangrijker nog, hoe beoordeelden zij de rol die Groot-Brittannië zou moeten spelen ten opzichte van de Duitse politiek?

De Standaard. 74 Ibidem, 127.

(29)

Wat vooral opvalt tijdens het lezen van de driestarren en buitenland secties van de Standaard is de hoop die de krant

uitspreekt in een goede afloop van de ontwapeningsconferentie. In de aanloop naar het Duitse besluit om de conferentie te verlaten spreekt de krant in meerdere artikelen over het enorme belang dat de krant aan de conferentie hecht voor de toekomstige veiligheid van Europa en de wereld.76 Naarmate de maand oktober vordert kan

de krant steeds meer begrip opbrengen voor de Duitse positie en de weinig meewerkende opstelling van de Duitse diplomaten. De krant vindt namelijk dat de andere Europese grootmachten, gelijk met Duitsland, concrete toezeggingen omtrent de ontwapening moeten doen en de krant stelt dat het onterecht is dat alle

verantwoordelijkheid bij Duitsland wordt gelegd. Met betrekking tot de toezeggingen lijkt het de krant er niet eens zozeer om te gaan dat de overige grootmachten ook ontwapenen, maar meer dat er in ieder geval duidelijkheid omtrent hun positie wordt verschaft. De krant kan sympathie opbrengen voor het Duitse volk gezien de zware herstelbetalingen die het land moet verrichten en

verhoudingsgewijs bijzonder kleine professionele legermacht die het land er volgens de bepalingen van het Verdrag van Versailles op na mocht houden.77

Met betrekking tot de overige Europese grootmachten ziet de krant een leidende rol weggelegd voor Groot-Brittannië. De krant is van mening, dat gezien de historische vijandelijkheid tussen

Frankrijk en Duitsland, Groot-Brittannië het land bij uitstek is om boven de partijen te staan. Omdat Groot-Brittannië qua

geschiedenis minder sterk verbonden is aan de Europese

continentale politiek (Frankrijk – Duitsland) en qua prestige het enorme rijk heeft om op terug te vallen, heeft het nu een uitgelezen mogelijkheid om de redder van Europa en de wereldvrede te

76 Auteur onbekend, ‘Buitenlandsche Kroniek. Het Geneefsche Drama’ De

Standaard (04-10-1933).

(30)

worden.78 Deze sentimenten komen erg sterk naar voren in een

artikel van 06-10-1933 uit de buitenlandsectie. De auteur bespreekt hierin de moeizame vorderingen van de ontwapeningsconferentie. Het artikel bespreekt de handelingen die Groot-Brittannië volgens Arthur Henderson, de voorzitter van de ontwapeningsconferentie, moet verrichten om ‘door zijn voorbeeld zichzelf en de wereld te redden’.79 De auteur geeft in de volgende passage zijn interpretatie

van de woorden van Henderson.

Met andere woorden: Engeland moet zich aan ’t hoofd der vredeskrachten stellen om Europa te redden. Maar wat als de tegenstelling tusschen Frankrijk en ‘’het Rijk’’ nu niet te overbruggen is?’80

Hier spreekt duidelijk de rol uit die Groot-Brittannië wordt toegedicht in het ontwapeningsproces. De Britten moeten als brug dienen tussen Berlijn en Parijs, die in dit proces vaak lijnrecht tegenover elkaar stonden. De auteur schetst Groot-Brittannië een rol als leider in de bevordering van vrede toe. Dit terwijl de onderhandelingen helemaal niet over een vredesproces maar over vermindering van de wapenarsenalen van de landen gaan. Wanneer Groot-Brittannië zich dus aan het hoofd stelt van de ontwapeningsconferentie en een leidende rol neemt met betrekking tot de ontwapening kan het land dus een voortrekkersrol bekleden in het bereiken van algemene vrede en zelfs in de redding van Europa.

Opvallend hierna is een kort artikel dat de nieuwe

pantsergranaten voor de Britse vloot bespreekt. Het artikel zelf biedt qua opinie weinig interessants, het is een vrij droog stukje over de nieuwe bewapening van de Britse vloot maar de auteur sluit het artikel af met de volgende zin ‘En nog is Engeland niet gerust! Heet 78 D. Richardson, C. Kitching., ‘Britain and the world disarmament

conference’ in: P. Catterall, C.J. Morris (red.) Britain and the Threat to

Stability in Europe, 1919-1945 (Oxford 1987) 40.

79 Auteur onbekend, ‘Ontwapeningsbesprekingen. Duitsche

‘’opmerkingen’’ te Londen en Rome meegedeeld’, De Standaard (06-10-1933).

(31)

zijn superioriteit ter zee zelfs niet verdwenen te zijn?81 Dit artikel

van 05-10-1933 toont het verminderde vertrouwen dat de krant heeft in de Britse marine. Dit in een tijd waarin de Britse marine nog steeds werd geacht de sterkste ter wereld te zijn en een cruciale factor in het beschermen van de Britse belangen in het enorme, wereldomspannende rijk.82 De houding die de Standaard aanneemt

in de berichtgeving omtrent de ontwapening op zichzelf is er een van terughoudendheid. Van de regeringspartijen was de ARP de grootste voorstander van een krachtig defensieapparaat. De partij streefde er dan ook naar om de Nederlandse verdediging op peil te houden en waar mogelijk zelfs te versterken. Dit ondanks de

economische crisis waar Nederland zich ten tijde van de conferentie nog in bevond.83 Gezien de goede relaties die Colijn met de Britten

onderhield en het feit dat Colijn in grote mate op Britse hulp rekende in geval van oorlog is het niet verwonderlijk dat de Standaard pleit voor een sterke rol van Groot-Brittannië. Dit sentiment komt goed naar voren in het buitenland artikel van vrijdag 06 oktober onder de veelzeggende titel ‘Engeland mag niet verder ontwapenen’. In dit artikel valt te lezen hoe de krant met goedkeuring spreekt over hoe er op het congres van de Engelse Conservatieve partij wordt gesproken over de Britse bewapening.84

Het zou fataal zijn voor de bescherming van de Britse belangen wanneer het land overgaat op verdere ontwapening. Het is dus goed denkbaar dat de Standaard bij deze Britse belangen een sterk

verband ziet met de Nederlandse belangen, zowel in Europa als in Indonesië.

De Maasbode.

81 Auteur onbekend, ‘Nieuwe pantsergranaten voor de vloot’, De

Standaard (06-10-1933).

82 H.P. Waalwijk, Whitehall and Plein. De betrekkingen tussen

Groot-Brittannië en Nederland 1930-1940 (Terneuzen 1985) 33. 83 Von der Dunk, Neutralisme en defensie, 50.

84 Auteur onbekend, ‘Buitenland. De Besprekingen te Geneve. Engeland mag niet ontwapenen.’ De Standaard (06-10-1933).

(32)

De Maasbode was in de beginperiode van het Hitler regime nog overwegend positief tegenover de nieuwe Duitse leider. Tegenover het gematigde optimisme tegenover Hitler Duitsland stond een vrij pessimistische blik tegenover de toekomst van

Europa. De herbewapening waarover begin jaren ’30 in veel landen werd gesproken wekte veel onrust. De RKSP en de Maasbode waren na de Eerste Wereldoorlog de richtlijnen van Paus Benedictus XV en Paus Pius XI gaan volgen wat betreft de ontwapening. Beide Pausen streefden ernaar medewerking aan de Volkenbond en de

ontwapeningsconferentie te bevorderen. Hierom was de RKSP groot voorstander van ontwapening.85 Binnen de RKSP leefde de

overtuiging dat langs de weg van wederzijdse wapenvermindering een oplossing voor het oorlogsvraagstuk kon worden gevonden. De partij was van mening dat leger en vloot tot een absoluut minimum beperkt moesten blijven. Mede hierom zag de RKSP een zeer

belangrijke rol weggelegd voor de Volkenbond.

Hiernaast zag de krant een zeer groot gevaar in de communistische invloed van de Sovjet-Unie op andere Europese landen. De krant zag in de Sovjet-Unie en de beginnende wapenwedloop de grootste gevaren voor de toekomst van Europa.

Over de rol van Groot-Brittannië in het Europese statenstelsel is de krant duidelijker. De krant ziet Groot-Brittannië als de

belangrijkste Europese macht die de vrede kan bewaken tussen de eeuwenoude rivaliteit van de Duitsers en de Fransen. In een artikel van 12-10-1933 behandelt de krant het akkoord dat tussen Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en de Verenigde Staten is gesloten. Dit akkoord stelt dat elke uitbreiding van het Duitse wapenarsenaal ontoelaatbaar is en dat zolang Duitsland niet met dit principe akkoord gaat er geen vervolg zal worden gegeven aan de

ontwapeningsconferentie. In reactie op dit besluit stelt de Maasbode dat.

(33)

Van Fransch standpunt kan men zeggen, dat de situatie sedert de opening der ontwapeningsconferentie nog nooit zoo bevredigend is geweest en de Fransch-Engelsche solidariteit tegenover het

Duitsche gevaar nooit zoo hecht is geweest als thans. De Engelsch-Fransche overeenstemming betekent op het oogenblik, nu de beslissende beraadslagingen beginnen een feit van buitengewoon belang, temeer omdat het verdrag van Locarno nieuwe waarde krijgt, nu Engeland plechtig heeft verklaard dat het zijn in het verdrag van Locarno opgenomen verplichtingen heilig acht. Nu Engeland bovendien toestemt in een permanente automatisch werkende controle, weet Berlijn, dat de verdragen zullen worden toegepast.86

Groot-Brittannië dus als waakhond van Europa. Waar de krant in de beginperiode van Hitler dus nog positief was wordt nu wel over het Duitse gevaar gesproken. Een van de belangrijkste afspraken van het verdrag van Locarno (gesloten in 1925 tussen onder andere Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland en Italië) was een wederzijdse garantie van de landsgrenzen. Het kan dus gezien worden als een vorm van een niet aanvalsverdrag.87 De krant hecht er dus grote

waarde aan dat dit verdrag in 1933 door Groot-Brittannië eigenlijk opnieuw bekrachtigd werd waardoor het land zich garant stelde voor het bewaken van de grenzen van de landen die dit verdrag hadden ondertekend.

Ondanks dit positieve en verwachtingsvolle beeld van de rol die Groot-Brittannië binnen Europa zou moeten spelen wordt er een tijdje later ook een wat kritischere noot richting Groot-Brittannië geschreven. In een artikel van 25-10-1933 stelt de auteur dat Londen in samenwerking met Berlijn, Parijs en Rome maandenlang onderhandeld heeft om de uiterste concessies van Berlijn te krijgen. Hierna stelt de auteur dat.

‘En vaak kon men zich niet aan den indruk onttrekken, dat het

eenige doel van al die moeizame onderhandelingen was: de

86 Auteur onbekend, ‘Het front te Geneve. Wat behelst het accoord?’ De

Maasbode (11-10-1933).

(34)

verantwoordelijkheid voor een eventueele mislukking der

conferentie op anderen, speciaal op Duitschland af te wentelen’.88

Deze visie werpt een aanzienlijk verschillend licht op de Britse houding tijdens de conferentie. Volgens de visie van deze auteur, welke overigens gedeeld wordt door de Britse historicus Dick Richardson, was de Britse regering ervan overtuigd dat haar

voorstellen door de Duitsers afgewezen zouden worden.89 Volgens

deze visie was de hele Britse houding tijdens de

ontwapeningsconferentie erop gericht hun voorstellen door anderen (lees Duitsland) afgewezen konden worden zonder dat

Groot-Brittannië hier de schuld voor zou krijgen. Deze passage is

aangehaald om aan te tonen dat de kranten niet met oogkleppen op schreven over het dreigende Duitse gevaar. De Maasbode was in ieder geval nog zeker beducht van de spelletjes die op politiek vlak werden gespeeld tijdens de ontwapeningsconferentie.

Het Volk.

Het Volk stond van meet af aan zeer kritisch en wantrouwend tegenover het Duitse regime. Het is echter niet zo dat de problemen die zich in Europa begin jaren ’30 begonnen op te stapelen volledig aan het Duitse regime waren te wijten. De krant stond ook kritisch tegenover de rol van de andere Europese grootmachten. Met betrekking tot het ontwapeningsvraagstuk zag de krant een

verzachtende omstandigheid voor de moeizame opstelling van de Duitsers. Volgens het Volk hadden de Britten en Fransen de Duitsers een directe aanleiding voor hun opstelling gegeven door eerst zelf te gaan bewapenen. In de ogen van Het Volk was algehele

ontwapening de enige manier om tot een veilige situatie te komen. Deze gedachte is in één lijn met die politieke wens van de S.D.A.P., deze partij streefde er ook naar om tot een algehele internationale 88 Auteur onbekend, ‘Buitenlandsche Kroniek. Het Geneefsche Drama’, De

Maasbode (25-10-1933).

(35)

ontwapening te komen.90 De sterke relatie tussen de politieke

gedachte en de inhoud van de artikelen in Het Volk komt tevens tot uiting in de toon die wordt gevoerd. Wanneer de overheden van de Europese grootmachten worden beschreven worden deze over het algemeen als slechte regeringen neergezet die worden geleid door de bourgeoisie. Een goed voorbeeld hiervan wordt gegeven in het buitenland katern van 03-10-1933 waarin de hernieuwde dreiging van bewapening wordt besproken.

Het redelooze in het kapitalisme, het bewijs, dat de bougeoise tot beheersching van de wereldgeschiedenis niet in staat is, blijkt niet alleen uit haar hulpeloosheid tegenover de economische crisis, het blijkt ook uit de blindheid waarmee zij zich na een korte aarzeling opnieuw tot den oorlog uitrust.91

Ondanks het wantrouwen richting de kapitalistische overheden van de grootmachten stelt de krant wel een groot vertrouwen in de werking van de Volkenbond. In hetzelfde artikel stelt de auteur.

Wij eischen van de regeeringen, dat zij de aanvallen van de Hitler-barbaren op Oostenrijk, op Danzig, en straks ook op andere deelen Europa, brengen voor den raad van de volkengemeenschap, voor de Algemeene Vergadering van den Volkenbond.92

Het Volk stelt in tegenstelling tot de andere drie kranten het vertrouwen dus niet zozeer in één land dat het voortouw moet nemen in het bewaken van de vrede. Dit heeft ongetwijfeld te maken met het wantrouwen dat de krant heeft richting de

kapitalistische regeringen van Groot-Brittannië en Frankrijk en ook richting het fascistische bewind van Mussolini in Italië. De positie die de krant inneemt met betrekking tot de Volkenbond en

Groot-Brittannië wordt nog duidelijker met het volgende citaat.

90 Van Vree, De Nederlandse pers, 90.

91 Auteur onbekend, ‘De Strijd tegen de Oorlog. Het moeilijke vraagstuk’,

Het Volk. Dagblad van de Arbeiderspartij (03-10-1933). 92 Ibidem.

(36)

De positie in Europa is in dit oogenblik deze: er bestaat een

instrument voor de verwezenlijking van de internationale gedachte. Het is in het bijzonder door de bougeoise ingewijd met een bijna religieuse geestdrift. Wij behoeven het niet te zeggen: het is de Volkenbond…… De Volkenbond is een monument van halfheid, van kleinmoedigheid geworden. Wij allen zijn het daarover eens; maar hoe gebrekkig ook, hij is het enige internationale machtsmiddel waarover de menschheid beschikt voor de bestrijding van den oorlog. Er is een streven bij sommige regeeringen om van dit instrument zoo weinig mogelijk gebruik te maken. Wij denken aan de regeering van Groot-Brittannië.93

Niet alleen spreekt uit bovenstaand artikel het lage vertrouwen dat de krant heeft in de regering van Groot-Brittannië, tevens spreekt uit de kop van het artikel een wel erg pessimistisch toekomstbeeld. Achteraf gezien heeft de auteur volkomen gelijk in zijn

pessimistische toekomstblik maar er moet niet vergeten worden dat dit in 1933 is geschreven. Hitler was pas net aan de macht en

ondanks dat er al wel duidelijke indicaties waren voor hetgeen Europa in het vooruitzicht lag, spreekt hier een auteur met een donkere blik op de toenmalige politieke en militaire balans in Europa.

Nieuwe Rotterdamsche Courant.

In oktober 1933 bepaalde de ontwapeningsconferentie van Geneve de voorpagina’s van de NRC. De NRC zag voor de

Volkenbond een belangrijke rol weggelegd in het bewaren van de internationale vrede.94 De krant besefte al vrij vroeg in vergelijking

met de andere kranten dat het Duitsland van Hitler zich niet zou neerleggen bij de bepalingen van Versailles. Hierbij stelt de krant echter wel dat deze bepalingen bijzonder hard waren voor het Duitse volk. Hiernaast stelt de krant bijvoorbeeld in een artikel, gepubliceerd na het Duitse vertrek van de conferentie, dat er wel 93 Auteur onbekend, ‘De Laatste kans. Voor veiligheid en vrede.’ Het Volk.

Dagblad van de Arbeiderspartij (04-10-1933).

94 H.J.L. Vonhoff, ‘Defensiepolitiek van liberalen en vrijzinnig democraten in de jaren ‘30’ in: G. Teitler (red.) Tussen crisis en oorlog. Maatschappij en

(37)

begrip valt op te brengen voor de beslissing van Hitler. Duitsland was namelijk door met name Frankrijk en Engeland vernederd en werd behandeld als ware het een ‘derderangs land’.95 In

verschillende edities van de krant worden citaten van Hitler aangehaald waarin hij dit onrecht bespreekt.

De krant toont echter wel een enigszins ambivalente houding ten opzichte van de ontwapeningskwestie. Enerzijds is er zoals gezegd begrip voor de Duitse verontwaardiging. Anderzijds stelt de krant dat, vooral de Britten, de Duitsers aan de

onderhandelingstafel nog strenger moeten behandelen en geen duimbreed moeten toegeven aan de Duitse eisen.96 Londen en Parijs

moesten samen zeer bewust zijn van de kwetsbare situatie waar Berlijn zich in bevond en hierom was het noodzakelijk voor beide om strenge eisen op tafel te leggen. De rol die de krant vooral aan de Britten toedicht is die van bewaker van de vrede op het Europese continent.97 De krant ziet de Britten in een dominante rol ten

opzichte van de Duitse diplomaten en betoogt dan ook dat de Britten hun politieke overwicht moeten laten gelden. Het overwicht dat de Britten hadden zou zomaar weer kunnen verdwijnen.

Wij hebben deze week geschreven over de tang, waartusschen men Duitschland, als den boozen weerwolf van Europa, nu diplomatiek gevangen heeft.98 Van deze gelegenheid wil men alle gebruik

maken. Men weet nooit hoe lang zoo een tang houdt; men kan verrassingen beleven met Italie, met Hongarije en wellicht nog met sommige Balkanlanden.99

95 Auteur onbekend, ‘Buitenland. De Toestand’, Nieuwe Rotterdamsche

Courant, Avondbald Avondblad. (14-10-1033).

96 Auteur onbekend, ‘Buitenland. De Toestand’, Nieuwe Rotterdamsche

Courant, Avondbald C. (16-09-1033).

97 Auteur onbekend, ‘Buitenland. De Toestand’, Nieuwe Rotterdamsche

Courant, Ochtendblad. (12-10-1933).

98 Met ‘men’ wordt hier de Britse diplomatieke delegatie ten tijde van de ontwapeningsconferentie in Geneve bedoeld. Auteur onbekend,

‘Buitenland. De Toestand’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, Avondblad C. (16-09-1033).

99Auteur onbekend, ‘Buitenland. De Toestand’, Nieuwe Rotterdamsche

(38)

Het is interessant om het beeld dat in bovenstaande passage uit de krant van 16-09 af te zetten tegen het beeld dat wordt geschapen nadat Duitsland heeft besloten niet meer deel te nemen aan de conferentie. In ‘de Toestand’ van 14-10 wordt gesteld dat de Europese grootmachten Duitsland voor de keuze hebben gesteld; buigen of barsten. Dat Duitsland nu is gebarsten is het logische gevolg van de strenge en hooghartige politiek van Frankrijk en Groot-Brittannië en het resultaat hiervan zal zijn dat Duitsland zich opnieuw gaat bewapenen.100 In de avondeditie van dezelfde dag

gaat de krant nog een stapje verder door te stellen dat.

De laatste weken zijn inderdaad hard geweest voor de nationale waardigheid. Dat moet men Hitler toegeven. Als hij betoogt dat Duitsland als een derde rangs-mogendheid te Geneve is behandeld, dan heeft hij nog niet gelijk, want dit zou een derde

rangs-mogendheid zich ook niet behoeven te laten welgevallen’ Het ergst van dien aard was al gebeurd toen het Engelsche Lagerhuis en zelfs Engelse ministers een oordeel velden over hetgeen in Duitschland gebeurde. Dat is het beslissende moment van degradatie

geweest.101

Hier wordt Groot-Brittannië wederom neergezet als de boosdoener in de Europese relaties. Volgens de auteur hadden de Britten zich nooit met interne Duitse aangelegenheden mogen bemoeien. Dit omdat de krant de indruk heeft dat Hitler onder zware druk van nationalistische binnenlandse krachten stond en dat hij door de Britse druk gezwicht was voor deze krachten, met het verlaten van de ontwapeningsconferentie tot gevolg.

In de maand september roept de krant de Britten dus nog op om de Duitsers juist meer onder druk te zetten omdat het moment nu rijp is om Duitse concessies te krijgen. Wanneer de Britten dit hebben gedaan en de uitwerking hiervan een totaal onverwachtse is, draait de krant het standpunt op zijn kop door te stellen dat de Britse hooghartige houding en onredelijke druk ervoor hebben 100 Auteur onbekend, ‘Buitenland. De Toestand’, Nieuwe Rotterdamsche

Courant, Ochtendblad C. (14-10-1033).

101 Auteur onbekend, ‘Buitenland. De Toestand’, Nieuwe Rotterdamsche

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alhoewel eise en uitdagings aan alle skoolhoofde gestel word, gaan daar in hierdie hoofstuk spesifiek gekyk word na watter besondere eise en uitdagings aan die

o Van de gehuwden is een meerderheid van mening dat een door één van beide echtelieden geërfd geldbedrag bij een scheiding gedeeld moet worden, maar van de samenwonenden

Sources include textbooks, papers, abstracts and reports, journals, theses and dissertations or documents focusing on the topic such as the Hyogo Framework for Action, Views

Supplementary Materials: The following are available online at www.mdpi.com/2072-4292/9/9/885/s1 , Figure S1: The estimation results of c and m for FCM classification; Table S1:

The goal of this Special Issue is twofold: we present contributions characterizing and measuring emerging network threats, as well as cutting-edge detection and mitigation

Technische oplossingen voor het neerslagoverschot zijn een adequaat systeemontwerp (sla, prei) van de drijvers waardoor regenwater gescheiden kan worden gehouden van

This research addresses one of the three priorities that emerged from this theme, that of a ‘Sustainable food future.’ This inductive study explores the way in which

The first method stores the audit trail in the regular application database, and stores hashes of this audit trail data on the Ethereum blockchain to validate its integrity. The