• No results found

Olieboringen, overnames en ijsberen en de gevolgen voor Shell : een inhoudsanalyse naar de relatie tussen media en beurs: een nieuwe kijk op frequentie, toon en type nieuws en de beurswaarde van Shell

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Olieboringen, overnames en ijsberen en de gevolgen voor Shell : een inhoudsanalyse naar de relatie tussen media en beurs: een nieuwe kijk op frequentie, toon en type nieuws en de beurswaarde van Shell"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Olieboringen, overnames en ijsberen en de gevolgen voor Shell

Een inhoudsanalyse naar de relatie tussen media en beurs: een nieuwe kijk op

frequentie, toon en type nieuws en de beurswaarde van Shell

Camille van Niekerk – 10760075 Afstudeerproject Corporate Communicatie

Communicatiewetenschap Universiteit van Amsterdam

Begeleiders: Dr. J. Boumans & MSc. A. van den Berg 06/06/2016

(2)

2

Abstract

Er bestaan vele theorieën over de veranderingen op de aandelenkoersen van grote corporaties en toch blijken deze koersen niet altijd voorspelbaar te zijn. Krantenberichten betreffende deze corporaties zouden ook in verband kunnen staan met de resultaten op deze beurzen. Voorafgaand onderzoek heeft getracht dit verband bloot te leggen, maar het bewijzen hiervan is in vele gevallen moeilijk gebleken. In sommige gevallen zijn er duidelijke aanwijzingen gevonden van een verband, terwijl er in andere gevallen is gebleken dat er geen enkele relatie tussen krantenberichten en beurswaardes bestaat. Onderzoek naar deze eventuele relatie in Nederlandse context is nog gering en daarom richt deze studie zich op specifiek op de relatie tussen krantenberichten en beurswaardes van een grote Nederlandse corporatie: Shell. Er is gekeken naar de relatie tussen de frequentie van berichtgeving, de toon van de berichten en ten slotte het type nieuws, financieel of non-financieel, en de beurswaardes van Shell. Door middel van een kwantitatieve inhoudsanalyse naar krantenberichten omtrent Shell in 2015, is er antwoord gezocht op de vraag of deze relaties in deze context aanwezig zijn. Naar aanleiding van de inhoudsanalyse, kan er geconcludeerd worden dat er geen verband is gevonden tussen frequentie, toon en type van nieuwsberichten en de beurswaarde van Shell.

(3)

3

Inleiding

“Het kan snel gaan met reputaties. Zo ben je hoeksteen van een beleggingsportefeuille en zo ben je het Feyenoord van de beurs. Van de dertig grootste Nederlandse bedrijven heeft nu alleen de NS nog een slechtere reputatie dan Shell. Ben van Beurdens opmerking ‘ik pomp alles op wat ik kan’ was geen briljante marketing”, schrijft Patrick Beijersbergen in zijn column (Beijersbergen, 2016).

Het belang van een goede marketingstrategie om de corporate reputatie te bewaren, blijkt belangrijk (Deephouse, 2000). Tegenwoordig wordt de relatie tussen corporaties en stakeholders als essentiëler gezien dan vroeger (Cornelissen, 2014). Hierbij is er sprake van een onderlinge afhankelijkheid en hebben beide partijen baat bij een goede relatie. Dit is ook het geval bij investeerders en aandeelhouders. De rol van de media is hierbij een veelbesproken onderwerp, waarbij het de vraag blijft hoeveel macht de media eigenlijk hebben. Ook op financieel gebied is dit een onderwerp van discussie. De media zouden zich op verschillende manieren verhouden tot de beurswaarde van corporaties. Enerzijds wordt de invloed van de media op de aandelenmarkt onderstreept (Deephouse, 2000; Fang & Peress, 2009; Fernández et al., 2011; Gunthorpe, 1997; Tetlock, 2007; Tetlock et al., 2008), terwijl anderzijds twijfel wordt gewekt over een eventuele relatie (Manela, 2014; Scheufele et al., 2011; Veldkamp, 2006). Ook zijn er verschillende resultaten binnenin één studie gevonden (Aman, 2013; Wei et al., 2013; Zhang et al., 2013), waardoor er dus niet geen eenduidige conclusie getrokken kan worden. Zo vond Aman (2013) een verband tussen media-aandacht en negatieve reacties op de beurs, maar niet tussen media-aandacht en positieve reacties. Daarnaast bestaan er vele componenten die met de beurswaarde van een corporatie zouden kunnen samenhangen. Zo zou de relatie tussen beurswaarde en mediaberichten mede beïnvloed kunnen worden door veranderingen over tijd (Chan, 2003; Wei et al., 2013; Zhang et al., 2013) en de aard van de informatie (Aman, 2013; Fernández et al., 2011; Hillert et al., 2014; Tetlock, 2007; Tetlock et al., 2008). Hieruit blijkt dat er nog grote onzekerheid bestaat omtrent de wederzijdse relatie tussen media en beurswaardes van corporaties.

Om deze reden is er meer kennis nodig over de specifieke gevallen waarin deze relatie wel en niet bestaat. Specifiek onderzoek naar de Nederlandse markt is nog beperkt. Van Heerde, Gijsbrechts en Pauwels (2015) vonden een asymmetrisch verband tussen mediaberichtgeving en markaandeel en beurswaarde van Nederlandse supermarkten, waarbij vooral persbureaus macht zouden uitoefenen. Toch is er over het algemeen nog weinig bekend over mediaberichten en de beurswaarde van corporaties in Nederlandse context. Daarnaast is ook

(4)

4

het onderscheid tussen financieel en non-financieel nieuws onderbelicht gebleven, terwijl dit volgens Hollanders en Vliegenthart (2011) wel een belangrijke determinator zou kunnen zijn. In een studie van Robb et al. (2001) is alleen non-financieel nieuws onderzocht, terwijl Griffin et al. (2011) in hun onderzoek enkel financiële media bestudeerden. Studie naar beide soorten nieuws in eenzelfde onderzoek en de vergelijking hiervan is niet vaak gemaakt. Daarom richt dit onderzoek zich op Nederlandse mediaberichtgeving, de beurswaarde en het eventuele verschil tussen financieel en non-financieel nieuws. De meest winstgevende onderneming van Nederland en het grootste fonds op de AEX, is de corporatie Royal Dutch Shell. Daarnaast is Shell veelvuldig hoofdrolspeler in mediaberichten, waardoor deze corporatie zich goed verleend om te bestuderen. Specifieker zal er daarom antwoord worden gegeven op de volgende onderzoeksvraag:

‘In hoeverre bestaat er een verband tussen de frequentie en aard van nieuwsberichtgeving omtrent Shell en de beurswaarde van Shell?’

De resultaten van dit onderzoek geven meer duidelijkheid over de rol van nieuwsberichten in het Nederlandse financiële klimaat, waarmee een deel van het gebrek aan kennis hiervan kan worden opgevuld. Er wordt middels een kwantitatieve inhoudsanalyse onderzoek uitgevoerd naar vijf grote Nederlandse nieuwsbronnen. De frequentie van nieuwsberichtgeving wordt onderzocht aan de hand van het aantal artikelen omtrent Shell dat gedurende de onderzoeksperiode verschenen is. De aard van nieuwsberichtgeving bestaat uit de toon van het nieuws en het type nieuws (financieel versus non-financieel).

Het resultaat hiervan is potentieel interessant voor Shell en soortgelijke corporaties. PR-afdelingen kunnen deze informatie gebruiken om slimmer om te gaan met zowel owned media, als earned media (Edelman, 2010). Zoals gesteld door Fernández, Callen en Gadea (2011) kan het naar buiten brengen van non-financieel nieuws verschillende effecten hebben. Zo kan er een positieve reactie op de beurswaarde ontstaan wanneer een corporatie informatie openbaart omtrent diversiteit en groei of informatie dat wijst op een sterke verdediging van de huidige positie. Er kan echter een negatieve reactie ontstaan bij nieuws over nieuwe producten en upgrades. Robb, Single en Zarzeski (2001) vonden dat met name institutionele investeerders belang hebben bij aanwijzingen voor effectief en efficiënt management op de lange termijn, waar non-financieel nieuws aan kan bijdragen. Hieruit volgend zal door corporaties weloverwogen moeten worden omgegaan met hun keuzes voor het al dan niet naar buiten brengen van financieel of non-financieel nieuws. Deze studie verschaft hier meer inzicht in.

(5)

5

In het hiernavolgend theoretisch kader worden verschillende inzichten op het gebied van mediaberichtgeving en de effectenbeurs besproken. Zo worden de genoemde tegenstrijdigheden in resultaten verder toegelicht en waar mogelijk verklaard. Hieruit volgen de verschillende deelvragen. Vervolgens zal in de methodesectie de onderzoeksprocedure worden besproken en zullen verschillende concepten nader worden verklaard. Ten slotte worden de resultaten en achtereenvolgens de conclusie en discussie beschreven.

Theoretisch kader Nieuwsberichten en beurswaarde

Zoals eerder genoemd bestaat er nog veel onduidelijkheid over de precieze rol van de media, specifieker nieuwsmedia, bij het financiële klimaat van een corporatie. Voorgaand onderzoek dat zich hierop heeft gericht, heeft geresulteerd in tegenstrijdige resultaten. De onzekere relatie tussen nieuwsberichten en beurswaarde houdt zich ook in recenter onderzoek aan.

De relatie tussen nieuwsberichten en beurswaarde

Er is regelmatig geen verband, of een verband dat slechts klein van aard is, gevonden tussen mediaberichtgeving en beurswaarde (Manela, 2014; Scheufele et al., 2011; Veldkamp, 2006). Scheufele, Haas en Brosius (2011) vonden door middel van een inhoudsanalyse naar Duitse media geen verband tussen mediaberichten en de beurswaarde van de desbetreffende corporatie op de korte termijn. Ze stellen dat de media de ontwikkelingen op de beurs eerder reflecteren, dan vormen. Veldkamp (2006) stelt een soortgelijk verband in Amerikaanse context. Beweging op de financiële markt zou nieuws genereren, waar prijsstijgingen en disseminatie uit voortvloeien. De verklaring hiervoor zou zijn dat het beschikken over meer informatie de risico’s van investeringen verkleint. Ook het onderzoek van Manela (2014) stelt dat de beschikking over informatie belangrijk is. Hieruit blijkt dat de verspreiding van nieuws omtrent de goedkeuring van medicijnen de beurswaarde van betreffende corporaties zal doen toenemen, waarna de prijs vervolgens weer zal dalen. Manela (2014) stelt echter dat dit effect klein is. Dit zou verklaard kunnen worden door de beursnoteringen die dagelijks in krantenartikelen verschijnen, die de huidige financiële stand van zaken van corporaties reflecteren, in plaats van tot stand brengen. Fang en Peress (2009) vonden dat veel nieuws omtrent de beurs door de massamedia wordt genegeerd. Beursnoteringen kunnen echter live gelanceerd worden op digitale mediaplatformen en hebben dus een grotere nieuwswaarde dan

(6)

6

bij printmedia het geval is. Dit aangezien er altijd een vertraging tussen de bekendmaking en de daadwerkelijke publicatie van het nieuws zit.

Daarentegen is de relatie tussen mediaberichtgeving en ontwikkelingen op financieel gebied in andere studies wel bevestigd (Deephouse, 2000; Fang & Peress, 2009; Fernández et al., 2011; Gunthorpe, 1997; Tetlock, 2007; Tetlock et al., 2008; Van Heerde et al., 2015). Negatieve berichtgeving over een corporatie, zou een negatief effect hebben op het financiële presteren van dezelfde corporatie (Chan, 2003; Gunthorpe, 1997; Tetlock, 2007; Tetlock et al., 2008; Wei et al., 2013) en een goede presentatie van een organisatie in de media, zorgt voor betere prestaties van de desbetreffende organisatie (Deephouse, 2000). Hiermee wordt aangetoond dat mediareputatie wel degelijk belangrijk is voor corporaties. Zo is er in Nederland onderzocht hoe mediaberichtgeving omtrent prijzenoorlogen onder Nederlandse supermarkten zich verhoudt tot verkopers, consumenten en investeerders (Van Heerde et al., 2015). Uit de studie blijkt dat media reageren op de prijsverlagingen, wat verschillende effecten teweegbrengt. Ten eerste zouden persberichten een significant effect hebben op de beurswaarde van de supermarkten, waarbij een asymmetrisch verband wordt verondersteld. Verder zouden consumenten vooral reageren op de toon van prijs gerelateerde nieuwsberichten, terwijl investeerders alleen reageren op de frequentie waarin deze berichten verschijnen. Toch wordt media-aandacht in de context van een prijzenoorlog niet gezien als een goed voorteken voor investeerders (Van Heerde et al., 2015).

De merkbare reactie van investeerders op de frequentie van het verschijnen van krantenartikelen blijkt ook uit internationaal onderzoek. (Aman, 2013; Chan, 2003; Fang & Peress, 2009; Kim et al., 2015). Zodoende zou dus vooral de hoeveelheid media-aandacht effect hebben op de beurswaarde en niet per definitie de manier waarop deze media-aandacht gegenereerd wordt. Uit divers onderzoek blijkt dat beurzen zonder enige media-aandacht het beter doen dan beurzen met veel media-aandacht (Aman, 2013; Fang & Peress, 2009; Kim et al., 2015). Uit onderzoek van Shiller (2000) blijkt echter dat een hogere mate van media-aandacht juist een positief effect heeft op de beurswaarde van de betreffende corporatie. Meer media-aandacht zou de interesse van investeerders wekken en tot meer aankopen leiden, waarop media vervolgens weer reageren en daarover rapporteren. Ook de mate waarin de informatie gedissemineerd is, zou meespelen met de effecten die het teweegbrengt (Fang & Peress, 2009). Chan (2003) toonde aan dat slecht of negatief nieuws over betreffende corporaties, resulteert in meer bewegingen op die beurzen, vergeleken met beurzen zonder enig publiekelijk nieuws. Investeerders reageren desondanks langzaam op deze gegevens.

(7)

7

Chan (2003) focuste zich echter voornamelijk op headline nieuws van een financieel medium, terwijl Fang en Peress (2009) zich focusten op de gehele inhoud van krantenartikelen verschenen in verschillende soorten media. Ook onderzocht Chan (2003) effecten over tijd, terwijl Fang en Peress (2009) een cross-sectioneel onderzoek uitvoerden.

Naar aanleiding van bovengenoemde studies en bestaande tegenstrijdigheden kan de eerste deelvraag geformuleerd worden:

‘In hoeverre bestaat er een verband tussen de frequentie van nieuwsberichtgeving omtrent Shell en de beurswaarde van Shell in het jaar 2015?’

Er zijn ook studies uitgevoerd waarbij er binnen het onderzoek zelf geen eenduidig resultaat gevonden kon worden op de vraag naar wat de relatie tussen nieuwsberichten en de financiële prestaties van de corporatie in kwestie is (Aman, 2013; 2015; Wei et al., 2013; Zhang et al., 2013). Aman (2013) vond bijvoorbeeld wel een verband tussen media-aandacht en negatieve reacties op de beurs, maar niet tussen media-aandacht en positieve reacties. Dit is deels te verklaren door het gevonden verschil in effecten over tijd (Aman, 2013; Wei et al., 2013; Zhang

et al., 2013).

De rol van tijd in de relatie tussen nieuwsberichten en beurswaarde

Naast enkel het verschijnen van nieuwsberichten over een corporatie, zijn er andere factoren die in relatie zouden kunnen staan met de financiële prestaties van deze corporatie. Zo kunnen veranderingen tijdsgebonden zijn (Aman, 2013; Chan, 2003; Hillert er al., 2014; Hollanders & Vliegenthart, 2011; Manela, 2014; Wei et al., 2013; Zhang et al., 2013). Aman (2013) benoemt bijvoorbeeld de rol van seizoensgebonden effecten: de negatieve relatie tussen beurswaarde en media-aandacht is prominent in mei, wanneer corporaties vaak hun jaarverslagen openbaar maken. Volgens onderzoek van Hollanders & Vliegenhart (2011) zijn de effecten sterker in de maanden na de kredietcrisis. Hillert et al. (2014) vinden dat op lange termijn het gevonden effect kan omkeren en Chan (2003) vindt een langzame reactie op betreffend nieuws. Negatieve berichten over corporaties zouden volgens Wei et al. (2013) pas na een maand significante negatieve effecten op de beurswaarde tonen, in tegenstelling tot het onderzoek van Zhang, Wan en Fu (2013), die de dag na de verschijning van een nieuwsbericht al effecten vinden. Dit verschil kan verklaard worden door het feit dat Wei et al. (2013) zich focusten op beursgenoteerde bedrijven, terwijl Zhang et al. (2013) alleen grote,

(8)

8

individuele vermogensbezitters onderzochten. Vanwege praktische redenen is het niet mogelijk geweest om de invloeden van tijd mee te nemen in het onderzoek. Toch zijn deze onderzoeken relevant voor het interpreteren van de data. Hier zal later dan ook verder op

worden ingegaan.

De rol van toon in de relatie tussen nieuwsberichten en beurswaarde

Daarnaast kan ook de toon van nieuwsberichtgeving van invloed zijn op prestaties op de beurs van de betreffende corporatie (Aman, 2013; Fernández et al., 2011; Hillert et al, 2014; Tetlock, 2007; Tetlock et al., 2008). De term toon kan op verschillende manieren geoperationaliseerd worden. Veelal wordt met toon de interpretatie van de beschreven gegevens of het waardeoordeel over deze gegevens door de auteur bedoeld. Door specifieke woorden met een vastgestelde interpretatie – die eventueel ook in bepaalde contexten varieert – te coderen, kan dit worden onderzocht. De invloed van de toon van het nieuws op beurswaardes is middels deze methode bijvoorbeeld door Tetlock (2007) aangetoond. Volgens deze studie zou pessimisme in nieuwsberichtgeving tot slechtere resultaten op de effectenbeurs leiden. Een hierop volgende samenwerking van Tetlock en collega’s toont aan dat vooral de linguïstiek in nieuwsberichten effect kan hebben op de beurs (Tetlock, Saar-Tsechansky, & Macskassy, 2008). Negatieve woorden in nieuwsartikelen over de corporatie in kwestie zouden tot slechtere resultaten leiden, vooral bij artikelen over fundamenten of beginselen van een corporatie. Deze resultaten worden bevestigd door Hillert et al. (2014). Evenals Tetlock et al. (2008), baseren zij toon op negatieve bewoording in nieuwsberichten en vinden zij een negatief effect op beurswaarde. Dit effect is het sterkst bij corporaties die veel in de publieke aandacht staan, zoals het geval is bij Shell, en er vervolgens nieuwsberichten verschijnen omtrent deze corporatie. Dit leidt tot de volgende deelvraag:

‘In hoeverre bestaat er een verband tussen de toon van verschenen nieuwsberichten omtrent Shell en de beurswaarde van Shell in het jaar 2015?’

Echter wordt er in deze studie een andere operationalisatie van toon gebruikt. In dit geval is niet het waardeoordeel of interpretatie van de auteur van belang, maar de mate waarin het bericht een succes of een mislukking voor Shell beschrijft. Dit verschil, gebaseerd op onderzoek van Meijer en Kleinnijenhuis (2006), zal in de methodesectie nader beschreven worden.

(9)

9

De rol van het type nieuws – financieel en non-financieel – in de relatie tussen nieuwsberichten en beurswaarde

Zowel financieel als non-financieel nieuws kan de stakeholders van een corporatie relevante informatie verschaffen, terwijl in verschillende situaties een ander effect als reactie hierop kan optreden (Fernández et al., 2011; Robb et al., 2001). Institutionele investeerders zouden in het bijzonder belang hebben bij aanwijzingen voor effectief en efficiënt management op de lange termijn (Robb et al., 2001). Non-financieel nieuws zou hieraan kunnen bijdragen. De marktpositie en prestatie van een corporatie is volgens Fernández et al. (2011) ook bepalend voor de specifieke informatie waarin investeerders geïnteresseerd in zijn. Investeerders in bedrijven met een sterke markpositie en groeimogelijkheden hechten vooral waarde aan informatie omtrent takeovers en internationalisatie, terwijl investeerders in slechter presterende bedrijven vooral geïnteresseerd zijn in informatie over verkopen en samenwerkingen. Ook heeft non-financieel nieuws volgens Fernández et al. (2011) een positief effect op de beurswaarde wanneer er informatie naar buiten komt waaruit blijkt dat de corporatie de huidige positie goed kan verdedigen. Informatie over diversiteit en groei zou ervoor kunnen zorgen dat de beurswaarde van de desbetreffende corporatie stijgt. Een negatief effect kan plaatsvinden wanneer informatie omtrent nieuwe producten en upgrades aan bod komt. Het onderzoek van Fernández et al. (2011) is uitgevoerd onder technologische bedrijven en aangezien Shell zich in een andere markt bezighoudt, zou daarom het resultaat anders kunnen zijn dan bij Shell. Ook volgens Aman (2013) heeft corporate nieuws invloed op de beurswaarde, maar dit zou het geval zijn voor financieel nieuws en niet voor non-financieel nieuws. In het bijzonder zou nieuws over officiële bekendmakingen, zoals boekhoudkundige resultaten, van invloed zijn op de beurswaarde. Echter stelt de efficient market hypothesis (EMH) dat financieel nieuws geen invloed heeft op de effectenbeurs (Roberts, 1959; Fama, 1965). Bij de verschijning van betreffend nieuws ontstaat er steeds weer evenwicht in aandelenprijzen. Er zou een willekeurig patroon – random walk – te vinden zijn, dat niet verstoord wordt door externe nieuwsbronnen. Volgens de EMH zouden beide typen nieuws dus geen invloed uitoefenen op de relatie tussen de toon van nieuwsberichtgeving en beurswaarde. De EMH is een klassieke theorie in economische studies en ontvangt nog steeds veel steun. Toch is de EMH onderwerp van discussie; onder andere ten gevolge van veranderingen op de financiële markt en in de journalistiek (Kleinnijenhuis et al., 2013). Ook wordt aan de andere kant de invloed van nieuwsmedia vaker verondersteld, doordat investeerders meestal niet rationeel zouden handelen

(10)

10

(Oberlechner & Hocking, 2004). Daarentegen zouden ze zogenaamd kuddegedrag vertonen en zich frequent laten beïnvloeden door de informatie die prominente nieuwsmedia verschaffen. Bovenal zouden de beslissingen gebaseerd zijn op de verwachte keuzes – kopen of verkopen – door andere investeerders. Als media de beurskoersen vooral zouden reflecteren, zouden investeerders op hun beurt weer meegaan met deze resultaten. Zo ontstaat er dus een wederzijds afhankelijke relatie tussen de media en investeerders (Cornelissen, 2014; Oberlechner & Hocking, 2004). Dit resulteert in de volgende deelvraag:

‘Wat is de rol van het type nieuws – financieel versus non-financieel – als mogelijke moderator tussen de toon van nieuwsberichtgeving omtrent Shell en de beurswaarde van Shell?’

Methode Dataverzameling

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, is er gebruikt gemaakt van een handmatige, systematisch-kwantificerende inhoudsanalyse naar Nederlandse krantenartikelen en persbureauberichten. Deze methode faciliteert het systematisch en nauwkeurig coderen van de inhoud van de nieuwsberichten omtrent Shell in 2015. Dit maakt het mogelijk om een groot aantal nieuwsberichten over Shell mee te nemen in het codeerproces, waarbij er ook specifiek gezocht kan worden op aanwijzingen voor de toon van het nieuwsbericht en het type nieuws. Een computer assisted content analysis is door tijdgebrek geen mogelijkheid geweest voor dit onderzoek. Ondanks dat een automatische inhoudsanalyse zorgt voor een hogere betrouwbaarheid van de resultaten, zou het ook bepaalde elementen in de artikelen kunnen missen. Een handmatige inhoudsanalyse zou er bijvoorbeeld voor kunnen zorgen dat woorden met verschillende betekenissen in verschillende contexten makkelijker opgespoord kunnen worden door de codeurs. Ook zouden niet relevante artikelen beter herkend worden bij het handmatig uitvoeren van de analyse. In het codeboek (zie appendix) zijn alle variabelen uitgebreid gespecificeerd, waardoor het mogelijk is om elke getrainde codeur de coderingen op dezelfde manier uit te laten voeren. Dit komt ten goede aan de betrouwbaarheid van het onderzoek. Een ander voordeel van de inhoudsanalyse is dat het materiaal tot stand is gekomen in een specifieke productiecontext – die van de journalistiek – en dan ook niet is gemanipuleerd voor dit onderzoek. Het materiaal is dus authentiek en er is geen invloed uitgeoefend op de vorm of inhoud, wat de interne validiteit positief beïnvloedt.

(11)

11

Er is via LexisNexis gezocht naar nieuwsberichten omtrent Shell, in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015. Door het kiezen voor het jaar 2015, kunnen de meest recente ontwikkelingen op het gebied van nieuwsberichten en beurswaardes van Shell onderzocht worden. Om alleen relevante artikelen te verkrijgen, is er gekozen voor de zoekterm “HEADLINE(Shell)”, waarbij alleen artikelen met “Shell” in de kop van het artikel worden meegenomen. Artikelen die slechts een klein aandeel aan Shell besteden, blijven zo uit de populatie, wat de interne validiteit verbetert. Ook zijn de berichten deels handmatig beoordeeld, waarbij er gekeken werd naar de grote van de rol die Shell speelde in het totale artikel. Alle gescande berichten bleken een groot deel van het nieuws aan Shell te besteden, waardoor ook na het handmatig beoordelen op relevantie, “HEADLINE(Shell)” een goede zoekterm is gebleken. Er is naar krantenberichten gezocht onder vier Nederlandse dagbladen: De Volkskrant, Het Financieele Dagblad, De Telegraaf en het Algemeen Dagblad. De twee eerstgenoemden worden gezien als hoogstaande kwaliteitskranten en de twee laatsten als populaire kranten (Bakker & Scholten, 2014; Schaap & Pleijter, 2012). Allen hebben hoge oplages in Nederland, dus de keuze voor deze kranten draagt bij aan een goede representatie van de Nederlandse drukpers en de externe validiteit ligt hiermee dan ook hoger. Dit resulteerde achtereenvolgens in 49, 130, 70 en 57 gevonden artikelen, met een totaal van 306 artikelen. Naast de Nederlandse dagbladen, is er gezocht op artikelen van het grootste persbureau in Nederland: het Algemeen Nederlands Persbureau. Dit resulteerde in 161 artikelen. De ontdubbelfilter met ‘redelijke gelijkenis’ in de berichten gaf een gelijk aantal resultaten als wanneer deze niet aanstond. Er is gekozen voor census sampling, wat inhoudt dat de gehele populatie van 467 nieuwsberichten is meegenomen in het codeerproces. Doordat het met deze sampling methode mogelijk is om zo veel mogelijk informatie mee te nemen in het onderzoek, worden de interne en externe validiteit hiermee bevordert. Er zullen dus ook geen artikelen overgeslagen worden, waarmee ook bepaalde periodes of onderwerpen zouden kunnen worden overgeslagen en daarmee worden ondervertegenwoordigd. Als tijdens het coderen bleek dat, desondanks de selectiecriteria, er nog niet relevante artikelen uitgefilterd moesten worden, dan was dit met de filtervariabele nog mogelijk. Dit bleken twee artikelen te zijn en deze zijn na het aanduiden van de irrelevantie niet verder gecodeerd. Het bedroeg één artikel dat inging op een restaurant op een oude locatie van een Shell kantoor, wat verder niet op Shell inging, en een artikel met ingezonden brieven, waar ook niet zodanig op Shell werd ingegaan, dat het gecodeerd kon worden. Sommige artikelen bleken, ondanks de ontdubbelfilter met ‘redelijke gelijkenis’, toch nog dubbel in het bestand te zijn opgenomen en één artikel kon om onbekende redenen niet getoond worden. Zo bleven er uiteindelijk 433

(12)

12

relevante nieuwsartikelen over. Deze werden allen met behulp van Qualtrics gecodeerd op de controlevariabelen datum, medium, soort publicatie en woordenaantal en vervolgens op de toon van het nieuwsbericht en

het type nieuws.

Variabelen Toon

Het concept toon is, in contrast met veel onderzoek, geoperationaliseerd als de mate waarin het nieuws omtrent Shell gepresenteerd wordt als een succes of een mislukking. Deze operationalisatie is gebaseerd op het onderzoek van Meijer en Kleinnijenhuis (2006), die zich hebben gefocust op success & failure news. In dit onderzoek is toon dan ook niet als het waardeoordeel en interpretatie van het nieuws door de auteur geoperationaliseerd, maar als de mate waarin het nieuws een succes of mislukking voor Shell beschrijft. Meijer en Kleinnijenhuis (2006) kiezen bij het coderen voor de waarden -1, -0.5, 0, 0.5 en 1. Om de betrouwbaarheid van de metingen te optimaliseren, is er in dit onderzoek echter alleen voor de drie waarden, zoals die gebruikt in het onderzoek van Schuck en De Vreese (2006), gemeten. Deze bestaand uit: -1 (negatief), 0 (neutraal of gebalanceerd) en 1 (positief). Negatief geeft een mislukking aan, positief een succes. De afwezigheid van een succes of een mislukking, of de aanwezigheid van beiden in gelijke mate, resulteert in een score van 0. Ter illustratie zou “Groot verlies voor Shell” een score krijgen van -1. “Nieuwe plannen van Shell voor komend jaar” een score van 0 en “Verwachtingen Shell zijn positief” een score van 1. De registratie eenheid is het gehele artikel en de context eenheid is de referentie aan Shell. In SPSS is per datum de gemiddelde toon van die dag genoteerd. Dit betekent dat als er meer dan één artikel op een dag was gepubliceerd, de verschillende scores voor toon zijn gemiddeld tot één score. Zo is er per dag een waarde ontstaan, die de gemiddelde toon van alle media uitlatingen op

die dag beschrijft.

Type nieuws: financieel en non-financieel nieuws

Vaak gaat non-financiële informatie samen met financiële informatie (Robb et al., 2001). Echter omvat financieel nieuws alle informatie omtrent de micro-economische en macro-economische ontwikkelingen bij Shell, of macro-economische oorzaken en gevolgen bij Shell.

(13)

Non-13

financieel nieuws omvat alle informatie die hier buiten valt. Deze informatie kan onder andere gaan over plannen, kansen, risico’s, gebeurtenissen en andere ontwikkelingen die niet direct economisch van aard zijn (Robb et al., 2001). Ter illustratie resulteert “Overname BG door Shell kost duizenden banen” in een codering als non-financieel nieuws. “Bezuinigingen bij Shell door schappen duizenden banen” wordt als financieel nieuws gecodeerd. De registratie eenheid is het gehele artikel en de context eenheid omvat de kop van het artikel en de eerste alinea. In SPSS is een variabele aangemaakt met financieel nieuws, waarin het aantal verschenen nieuwsberichten met financieel nieuws op die dag (t) is genoteerd. Een tweede variabele, financieel nieuws, bevat het aantal verschenen nieuwsberichten met non-financieel nieuws op die dag (t). Als laatste is er een variabele aangemaakt met het totaal aantal verschenen

nieuwsartikelen op de desbetreffende dag (t).

Controle variabelen

Allereerst zijn voor elke case de codeur, het thema en het itemnummer bepaald, zodat eventuele fouten nog opgespoord konden worden. Na de bepaling van het thema, werd iedere codeur automatisch door de juiste route in Qualtrics geleid, waarbij de correcte vragen bij dat thema te zien waren. Er is een filtervariabele gebruikt om eventuele irrelevante artikelen tijdens het codeerproces nog op te kunnen sporen. Ter controle zijn enkele algemene variabelen gecodeerd: de datum van verschijning, het medium, de soort publicatie en het woordenaantal. Dit vergemakkelijkt de replicatie en cleaning van de dataset en het

terugzoeken van bepaalde berichten.

Beurswaardes

De beurswaardes van het jaar 2015 zijn door middel van een database van Yahoo Finance geëxporteerd naar Excel en vervolgens naar SPSS. Middels Yahoo Finance zijn de gegevens van de openingskoers, de hoogste waarde, de laagste waarde, de slotkoers, het totale volume van de AEX en de aangepaste slotkoers op dag niveau te verkrijgen. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van het verschil in slotkoersen tussen de dag van het verschijnen van een artikel (t) en de dag vóór het verschijnen van een artikel (t-1): het verschil in slotkoers. Daarbij is er gecontroleerd voor dit verschil één dag eerder (het verschil tussen slotkoersen op t-1 en t-2): het verschil in slotkoers van een dag eerder. Ten slotte is het totale volume van de AEX op dag t genoteerd. Het kijken naar beurswaardes op dag niveau en het controleren voor

(14)

14

voorafgaande waardes, komt overeen met het de methode van het onderzoek van Gunthorpe (1997). Door te controleren op het verschil in slotkoers van een dag eerder en het totale volume, kan worden uitgesloten dat eventuele significante verschillen door deze variabelen zijn beïnvloed. Dit is

sterk bevorderend voor de interne validiteit.

Codeerprocedure

Het codeboek (zie appendix) is door vier personen samengesteld en bestaat uit items voor elk van de vier afzonderlijke onderzoeken. Om de validiteit van deze studie te waarborgen, is het codeerproces van de vier codeurs afzonderlijk uitgevoerd. Verschillende pre-tests van het codeboek hebben tot verbeteringen geleid, zoals verdere specificering van de variabelen toon en type nieuws. Hierdoor is het codeboek nu geschikt om deze variabelen systematisch te meten en kan het onderzoek in het vervolg op identieke wijze uitgevoerd worden. Individuele en gezamenlijke trainingen van de codeurs hebben bijgedragen aan de betrouwbaarheid en validiteit van het codeerproces, doordat er steeds meer onderling begrip en overeenstemming bereikt kon worden. Er is gezamenlijk met de codeurs overlegd over de precieze uitdrukkingen die gebruikt zijn in het codeboek en enkele artikelen zijn collectief beoordeeld. Hierdoor was het mogelijk om verschillen in interpretatie van de variabelen tussen de codeurs snel op te sporen op te lossen. Op individueel niveau zijn er 20 artikelen van elk van de vier thema’s door elke codeur afzonderlijk gecodeerd, met zodoende een totaal van 80 artikelen die zijn meegenomen om te controleren op de betrouwbaarheid van de variabelen. Een intercodeurbetrouwbaarheidanalyse heeft uitgewezen dat de mate van overeenkomst tussen de verschillende codeurs per variabele voldoende is. Door middel van de berekening van de gestandaardiseerde Lotus of de S-Lotus is voor elke variabele de intercodeurbetrouwbaarheid berekend. De variabele type nieuws is zeer betrouwbaar gebleken (λ = 0,82) en is dus volledig geschikt als maatstaf om financieel nieuws van non-financieel nieuws te differentiëren. De variabele toon is daarentegen net voldoende betrouwbaar (λ = 0,69). De variabele kon dus worden meegenomen als voldoende betrouwbare maatstaf voor de toon van het nieuws, maar dient voorzichtiger geïnterpreteerd te worden. Zoals eerder benoemd, bleken na afloop van het codeerproces nog 433 artikelen geschikt om mee te nemen in het vervolg van het onderzoek.

(15)

15

De twee databestanden met de resultaten van de coderingen en de beurswaardes zijn beiden eerst volledig gecleand. Vervolgens zijn de Volkskrant en het Financieele Dagblad samen opnieuw gecodeerd tot de variabele kwaliteitskranten en De Telegraaf en het Algemeen Dagblad tot populaire kranten. Ten slotte zijn alle artikelen van het Algemeen Nederlands Persbureau aangeduid als die van een persbureau. De resultaten van de coderingen en de beurswaardes zijn vervolgens samengevoegd tot één bestand.

Van alle artikelen (N = 433) zijn er 174 te plaatsen onder kwaliteitskranten, 106 onder populaire kranten en 153 onder die van een persbureau. Van dit nieuws is 44,1% financieel van aard en 55,9% is non-financieel van aard. 41,6% van de artikelen heeft een negatieve toon en 23,8% een positieve toon. De overige 34,6% van de artikelen is neutraal of gebalanceerd. Bij kwaliteitskranten ligt dit percentage het hoogst: 39,1% van deze artikelen heeft een neutrale of gebalanceerde toon. Van het totaal van de 433 artikelen, is de gemiddelde toon licht negatief (M = -0,18, SD = 0,79). De weekenden en feestdagen, waarvan op die dag het totale volume nul was, zijn uit het databestand verwijderd, waarna er nog 256 cases over waren. Ook is toon op de dagen waarop geen artikelen omtrent Shell zijn gepubliceerd, genoteerd met een waarde van 9999, wat is aangeduid als een missing value. Hierna waren er nog 149 cases over om mee te nemen in het verdere analyseproces. Na het aggregeren van de data op datum, is er gekeken naar de variabele toon op dag niveau, waarbij de data van de dagen waarop het totale volume en het totaal aantal verschenen nieuwsartikelen nul was, niet zijn meegenomen. Daaruit bleek dat de gemiddelde toon van deze berichten bijna neutraal was (M = -0,09, SD = 0,65).

De slotkoers van Shell varieerde in 2015 tussen de waarden 19,64 en 29,52 (M = 25,64, SD = 2,63). Op 1 januari 2015 bedroeg de waarde van de slotkoers 27,66 en op 31 december 2015 bedroeg deze een waarde van 21,10. Het absolute verschil van het jaar 2015 bedraagt dus 6,56 punten. Het verschil in slotkoers op dag t varieerde tussen -1,35 en 1,81 (M = 0,03, SD = 0,45). Voor het verschil in slotkoers van een dag eerder, oftewel voor dag t-1, lag dit verschil tussen de waarden -1,35 en 1,81 (M = 0,00, SD = 0,41). Het totale volume van de AEX op dag t varieerde tussen 1.068.300 en 30.232.600 (M = 8.682.599,61, SD = 3.432.379,25).

In de hiernavolgende resultatensectie zal eerst worden gekeken naar de correlaties tussen de voorspellende variabelen om eventuele multicollineariteit uit te sluiten. Vervolgens zal het effect van deze variabelen op de beurswaardes van Shell gecontroleerd worden. Dit zal gebeuren door middel van een meervoudige regressieanalyse, waarmee in één analyse kan worden onderzocht of het totaal aantal verschenen nieuwsartikelen, de toon van deze

(16)

16

artikelen en ten slotte het type nieuws – financieel of non-financieel – van deze nieuwsberichten, invloed uitoefenen op het verschil in slotkoers op de desbetreffende dag t. Er wordt gecontroleerd op verschil in slotkoers van een dag eerder en het totale volume van de

AEX op dag t.

Resultaten

Om multicollineariteit uit te sluiten, is allereerst de samenhang tussen de voorspellende variabelen onderzocht. Hieruit blijkt dat er geen significante correlatie, r = -0,03, p = 0,686, tussen het totaal aantal verschenen nieuwsartikelen en het verschil in slotkoers van die dag bestaat. Ook hangt de toon van de nieuwsberichten niet significant samen, r = -0,08, p = 0,350, met het verschil in slotkoers. Tussen de verschijning van financieel nieuws en het verschil in slotkoers is ook geen significante samenhang gevonden, r = 0,02, p = 0,973. Hetzelfde geldt voor de verschijning van non-financieel nieuws en het verschil in slotkoers, r = -0,05, p = 0,412, die ook niet tot elkaar in relatie staan. Hiermee is uitgesloten dat deze voorspellende variabelen te sterk met elkaar correleren, wat de betrouwbaarheid van de meervoudige regressieanalyse zou kunnen aantasten.

Om het effect van de variabelen het totaal aantal verschenen nieuwsartikelen, de toon van deze artikelen en het type nieuws – financieel of non-financieel – op het verschil in slotkoers van die dag te onderzoeken, is er een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd. De drie deelvragen kunnen op deze manier allemaal in één model getoetst worden. Hieruit blijkt dat het regressiemodel met als afhankelijke variabele het verschil in slotkoers van dag t en als onafhankelijke variabelen het totaal aantal verschenen nieuwsartikelen, de toon van deze artikelen en het type nieuws, slechts 2,6% van de totale variantie in beurswaarde kan verklaren. Ook laat het model zien dat er geen significant verband bestaat tussen de variabelen, F (3, 145) = 0,34, p = 0,344. Als antwoord op de eerste deelvraag blijkt dus dat er geen verband bestaat tussen de frequentie van nieuwsberichtgeving omtrent Shell en de beurswaarde van Shell in het jaar 2015. Ook geeft de uitkomst van dit model weer dat, als antwoord op de tweede deelvraag, er geen verband bestaat tussen de toon van verschenen nieuwsberichten omtrent en de beurswaarde van Shell. Het model is dus niet bruikbaar gebleken om veranderingen in beurswaarde van Shell te voorspellen aan de hand van de onafhankelijke variabelen type nieuws en de toon van de nieuwsberichten.

(17)

17

Vervolgens is er gecontroleerd op verschil in slotkoers van een dag eerder en het totale volume van de AEX op dag t. Met deze controle is er nog steeds geen significant effect gevonden van het totaal aantal verschenen nieuwsartikelen, de toon van deze artikelen en het type nieuws, F (5, 143) = 0,61, p = 0,695. Bij het controleren op interactie-effecten tussen toon en het type nieuws, financieel of non-financieel, blijkt er ook geen significant effect te zijn, F (7, 141) = 0,53, p = 0,809. Controle op covariaten en interactie-effecten, wijst dus uit dat er nog steeds geen significante effecten gevonden kunnen worden. Dit betekent dat dit model, als antwoord op de derde deelvraag, laat zien dat het type nieuws – financieel versus non-financieel – geen rol speelt bij het eventuele effect op beurswaardes. Het type nieuws is dus ook geen moderator tussen de toon van nieuwsberichtgeving over Shell en de

beurswaarde van Shell.

Conclusie en discussie

Sommige onderzoekers beweren dat er een wederzijds afhankelijke relatie tussen mediabronnen en investeerders bestaat (Cornelissen, 2014; Oberlechner & Hocking, 2004). Ook wordt een goede gezondheid van de relatie tussen beide partijen als essentiëler bevonden dan in het verleden (Cornelissen, 2014). Dit onderzoek heeft ernaar getracht meer inzicht te krijgen in de eigenlijke relaties tussen mediabronnen en het product van investeerders: de beurskoersen. Specifieker is er gekeken naar het verband tussen Nederlandse dagbladen en de beurskoersen van Shell in het jaar 2015. Voorafgaand onderzoek op dit gebied heeft tegenstrijdige resultaten voortgebracht. Enerzijds hebben veel studies een verband gevonden tussen mediaberichten en beurswaardes (Deephouse, 2000; Fang & Peress, 2009; Fernández et al., 2011; Gunthorpe, 1997; Tetlock, 2007; Tetlock et al., 2008), terwijl anderzijds veelvuldig onderzoek geen enkele relatie tussen mediaberichten en beurswaardes heeft gevonden (Manela, 2014; Scheufele et al., 2011; Veldkamp, 2006). Ondanks dat dit een veelbesproken onderwerp van discussie is, is deze vraagstelling in Nederlands onderzoek nog onderbelicht gebleven. Het doel van dit onderzoek was om een deel van het gebrek aan betreffende wetenschappelijke kennis in Nederlandse context, op te kunnen vullen.

Middels een inhoudsanalyse, is uit het onderzoek gebleken dat er geen verband gevonden kon worden tussen de frequentie van nieuwsberichtgeving omtrent Shell en de beurswaarde van Shell in het jaar 2015. Dit houdt in dat het aantal verschenen nieuwsberichten over Shell in dit

(18)

18

geval niet samenhangt met het verschil in de beurswaarde van Shell op diezelfde dag. Dit komt overeen met het onderzoek van Scheufele, Haas en Brosius (2011), die eveneens door middel van een inhoudsanalyse geen verband tussen mediaberichten en de beurswaarde van de desbetreffende corporatie op de korte termijn konden vinden. Hun stelling dat de media de ontwikkelingen op de beurs eerder reflecteren dan vormen, is hiermee waarschijnlijker. Deze stelling is dan ook bevestigd in andere studies (Fang & Peress; Veldkamp, 2006). Uit het onderzoek van Veldkamp (2006) bleek dat fluctueringen op de financiële markt nieuws genereren, waaruit vervolgens prijsstijgingen en disseminatie voortkomen. Fang en Peress (2009) vonden dat massamedia vaak nieuws omtrent de beurs negeren. Printmedia lopen wat snelheid betreft achter op digitale mediaplatformen en hebben daarom een lagere nieuwswaarde en dus een kleinere invloed op investeerders.

Ook is er in dit onderzoek geen verband gevonden tussen de toon van verschenen nieuwsberichten omtrent Shell en de beurswaarde van Shell in het jaar 2015. Dat hier geen verband gevonden is, is tegenstrijdig met de resultaten van voorafgaande studies (Aman, 2013; Fernández et al., 2011; Hillert et al, 2014; Tetlock, 2007; Tetlock et al., 2008), waarin wel verbanden tussen toon en beurswaarde aangetoond konden worden. Het verschil in gevonden resultaten zou verklaard kunnen worden aan de hand van de operationalisatie van de toon van nieuwsberichten. Zo hebben Tetlock, Saar-Tsechansky en Macskassy (2008) het begrip toon onderzocht aan de hand van linguïstiek en taalkundige kenmerken van teksten, waarbij bepaalde woorden vooraf als bijvoorbeeld negatief bestempeld werden. In dit onderzoek is er echter gekozen voor de beoordeling van de nieuwsberichten aan de hand van het beoordelen op een succes of mislukking voor Shell. Er is dus niet naar afzonderlijke woorden gekeken. Evenals Tetlock et al. (2008), vonden Hillert et al. (2014) een negatief effect van negatieve bewoording in nieuwsberichten op de beurswaarde, wat in dit onderzoek dus niet bevestigd kan worden.

Ten slotte kon dit onderzoek niet uitwijzen dat er een relatie bestaat tussen het type nieuws, financieel versus non-financieel, en het effect dat de toon van nieuwsberichtgeving over Shell heeft op de beurswaarde van Shell. De rol van het type nieuws als moderator kan dan ook niet bevestigd worden. Het type nieuws speelt dus geen rol bij het verschil in beurswaardes van de dag dat het nieuws verschenen is. In tegenstelling tot het onderzoek van Fernández et al. (2011), is er geen positieve invloed van non-financieel op de beurswaarde gevonden. Uit die studie is gebleken dat wanneer informatie over de huidige gunstige positie van een corporatie naar buiten komt, dit een positief effect heeft op die beurswaarde. Informatie betreffende

(19)

19

diversiteit en groei zouden hetzelfde effect hebben. Een negatief effect op de beurswaarde kan echter plaatsvinden bij het naar buiten brengen van informatie over onderwerpen als upgrades en nieuw producten. Echter is deze gehele studie gericht op technologische bedrijven. Het is aannemelijk dat verschillende markten verschillend reageren op corporate nieuws. Volgens Aman (2013) zou vooral juist financieel invloed hebben op de beurswaarde, maar in het huidige onderzoek is dit dus niet gevonden. Anderzijds bevestigt het ontbreken aan gevonden relaties wel de klassieke efficient market hypothesis (EMH) van onder andere Roberts (1959) en Fama (1965). Volgens deze theorie zal na de verschijning van nieuws omtrent een corporatie, altijd weer evenwicht ontstaan in de aandelenprijzen. Financieel nieuws zal het willekeurige patroon in de beurskoers – de random walk – niet verstoren. Echter is dit wel een gedateerde theorie en is het twijfelachtig of deze nog toepasbaar is. De theorie dat mediabronnen en investeerders een wederzijdse afhankelijkheid ondervinden (Cornelissen, 2014; Oberlechner & Hocking, 2004), is met het niet vinden van dergelijke relaties in het huidige onderzoek, dus ook minder waarschijnlijk.

De algehele onderzoeksvraag ging in op het verband tussen de frequentie en aard van nieuwsberichtgeving omtrent Shell en de beurswaarde van Shell. Uit de resultaten is gebleken dat er geen verband gevonden kon worden tussen het aantal verschenen nieuwsberichten over Shell en de beurswaarde van Shell. Ook de toon van deze nieuwsberichten en of het bericht financieel of non-financieel van aard is, blijkt uit dit onderzoek niet in relatie te staan tot de beurswaarde van Shell op de dag van verschijning van de berichten. De tegenstrijdigheden in resultaten van eerdere studies kunnen betekenen dat er alleen in specifieke gevallen een relatie zou kunnen bestaan tussen mediaberichten en beurswaardes. In de Nederlandse context is dit onderwerp tot dusver niet veel onderzocht. Dit onderzoek sluit dan ook niet uit dat er verbanden zouden kunnen bestaan tussen mediaberichten en beurswaardes, maar dit is niet het geval voor Shell in het jaar 2015. De externe validiteit van deze studie is vrij beperkt, maar nodigt wel uit tot vervolgonderzoek naar onder meer andere bedrijven, mediabronnen en tijdsperiodes.

Er zijn enkele zaken die zouden kunnen hebben bijgedragen aan het niet vinden van een eventuele relatie tussen media en beurswaardes. Ten eerste is Shell een internationale corporatie, dat wel een Nederlandse oorsprong heeft, maar ondertussen zo geglobaliseerd is, dat enkel het bestuderen van Nederlandse nieuwsbronnen wellicht te weinig is om invloeden te kunnen vinden op de beurswaarde. Vervolgonderzoek naar Shell zou daarom ook internationale media, in ieder geval die van Britse oorsprong, moeten omvatten in de

(20)

20

inhoudsanalyse. Aangezien Shell een deels Britse corporatie is, zouden juist Britse media informatief kunnen zijn. Daarnaast is een vergelijking tussen de toon van nieuwsberichten omtrent Shell in verschillende landen interessant voor toekomstig onderzoek, waarbij ook de mate waarin een eventuele relatie tussen media en beurswaardes bestaat, tussen verschillende landen vergeleken zou kunnen worden.

Bovendien is de waarde van S-Lotus voor de variabele toon niet erg hoog. Ondanks vele pogingen om deze variabele te specificeren, is deze niet even betrouwbaar gebleken als de variabele voor type nieuws. Dit zou kunnen liggen aan het gebrek aan training van de codeurs, wat de interne validiteit heeft aangetast. In het vervolg zou een langere trainingsperiode van de codeurs de voorkeur hebben. Ook zou de methode van onder andere Tetlock (2007), Tetlock et al. (2008) en Hillert et al. (2014) gebruikt kunnen worden, waarbij er wordt gekeken naar de taalkundige elementen van toon, bijvoorbeeld door het gebruikmaken van woordenlijsten die negatieve termen identificeren. Echter was deze methode in verband met tijdgebrek niet mogelijk voor dit onderzoek. Een computer assisted content analysis zou geschikt zijn voor het uitvoeren van een dergelijk linguïstisch onderzoek. Een automatische inhoudsanalyse zou de betrouwbaarheid sterk verbeteren, omdat de analyse op volledig systematische wijze wordt uitgevoerd en er dus geen toevallige fouten gemaakt kunnen worden. Anderzijds zou een automatische inhoudsanalyse bepaalde elementen kunnen missen, die bij het uitvoeren van een handmatige inhoudsanalyse wel opgemerkt zouden kunnen worden door de codeurs. Zo zouden niet relevante artikelen makkelijker opgespoord kunnen worden en zouden woorden met een verschil in betekenis in een andere context beter geïnterpreteerd kunnen worden. Het begrip toon is dan ook lastig om computergestuurd te coderen. Toch zouden er middels het gebruik van een computer assisted content analysis aanzienlijk meer mediaberichten gecodeerd kunnen worden. Zo zouden meer verschillende corporaties onderzocht kunnen worden en is het analyseren van een ruimere tijdsperiode mogelijk, wat beiden de externe validiteit zou verbeteren. Ook zouden deze elementen onder andere een time series analysis faciliteren.

Het analyseren van effecten over tijd is een interessante optie voor vervolgonderzoek, aangezien dit al vaak is uitgevoerd (Aman, 2013; Chan, 2003; Hillert er al., 2014; Hollanders & Vliegenthart, 2011; Manela, 2014; Wei et al., 2013; Zhang et al., 2013), maar de kennis hierover in Nederlandse context nog grotendeels ontbreekt. Zoals eerder genoemd is het in dit onderzoek niet mogelijk geweest om de effecten over tijd mee te nemen in de analyses. Aangezien deze tijdsgebonden effecten in verschillende studies gevonden zijn (Aman, 2013;

(21)

21

Chan, 2003; Hillert er al., 2014; Hollanders & Vliegenthart, 2011; Manela, 2014; Wei et al., 2013; Zhang et al., 2013), zouden de huidige resultaten voorzichtiger geïnterpreteerd moeten worden. Zo vond Aman (2013) dat de effecten van media-aandacht op de beurswaarde seizoensgebonden kunnen zijn en vonden Hillert et al. (2014) dat het effect op lange termijn kan omkeren. Ook zouden berichten over corporaties een vertraagd effect op diens beurswaardes kunnen hebben (Chan, 2003; Wei et al., 2013). Hierdoor kan het niet worden uitgesloten dat de krantenberichten omtrent Shell wel degelijk in verband zouden kunnen staan met de beurswaarde van Shell in 2015, met bijvoorbeeld een vertraagd effect, alleen is het niet mogelijk geweest om dit te onderzoeken.

Het huidige onderzoek is door gebrek aan tijd ook beperkt gebleven tot het analyseren van enkel rangcorrelaties en een meervoudige regressieanalyse. Ook is niet aan alle voorwaarden voldaan om de regressieanalyse uit te voeren. Zo is het verband tussen de afhankelijke variabele beurswaarde en elke onafhankelijke variabele niet lineair gebleken. De betrouwbaarheid van de resultaten is hierdoor verslechterd en daarom moeten deze voorzichtig geïnterpreteerd worden. Ook is er op slechts twee covariaten gecontroleerd: het verschil in slotkoers op de dag voor het verschijnen van het betreffende nieuwsbericht en op het totale volume. Echter is er in soortgelijk onderzoek (o.a. Gunthorpe, 1997) op veel meer mogelijke storende variabelen gecontroleerd, waardoor de externe validiteit verbeterd zou kunnen worden.

Als laatste zou het specificeren van het type nieuws – financieel of non-financieel – interessant kunnen zijn voor vervolgonderzoek. Uit voorgaand onderzoek is gebleken dat bepaalde onderdelen van zowel financieel of non-financieel nieuws, ieder een ander effect kunnen hebben op beurswaardes (Fernández et al., 2011; Robb et al., 2001). Toekomstig onderzoek zou zich daarom kunnen richten op specificering van financieel nieuws in onder andere berichten omtrent faillissementen, verkopen, overnames en boekhoudkundige resultaten van corporaties. Non-financieel nieuws zou gespecificeerd kunnen worden in bijvoorbeeld CSR, protestacties en beleid.

Naar aanleiding van dit onderzoek zou er geconcludeerd kunnen worden dat de macht van Nederlandse dagbladen op de beurswaardes van corporaties, niet zo groot is als er wellicht gedacht wordt. Aangezien er met deze studie geen verband is gevonden tussen nieuwsberichten en beurswaardes van Shell, kan er een deel van het gebrek aan kennis naar dit onderwerp opgevuld worden. Er valt er nu meer te zeggen voor de onwaarschijnlijkheid of beperktheid van deze relaties in deze specifieke markt in Nederland. Er zijn nog uiterst veel

(22)

22

mogelijkheden om onderzoek op dit gebied uit te breiden. De verscheidenheid aan reeds gevonden resultaten in soortgelijk onderzoek, maakt het interessant om de studie naar de relatie tussen media en beurswaarde voort te zetten, ook op Nederlands niveau. Deze resultaten kunnen door PR-management van Shell en soortgelijke corporaties gebruikt worden om tactisch met owned media en earned media om te gaan (Edelman, 2010). Ook zouden deze resultaten gebruikt kunnen worden om beter onderbouwde keuzes te maken omtrent het wel of niet naar buiten brengen van financieel en non-financieel nieuws, aangezien dit verschillende effecten teweeg kan brengen in verschillende contexten (Fernández et al., 2011). Zoals Beijersbergen (2016) al in zijn column schreef: het kan snel gaan met reputaties. De niet zo briljante marketing van Ben van Beurden met zijn opmerking “ik pomp alles op wat ik kan” zou met meer onderzoek wellicht voorkomen kunnen worden.

(23)

23

Literatuur

Aman, H. (2013). An analysis of the impact of media coverage on stock price crashes and jumps: Evidence from Japan. Pacific-Basin Finance Journal, 24, 22–38.

doi:10.1016/j.pacfin.2013.02.003

Bakker, P. & Scholten, O. (2014). Communicatiekaart van Nederland; overzicht van media en communicatie (9e druk, p. 16). Amsterdam: Adfo Groep.

Beijersbergen, P. (2016, February 19). Patrick Beijersbergen: de olie-industrie zou best een bubbel kunnen zijn [Web log post]. Retrieved from

http://www.z24.nl/columnisten/patrick-beijersbergen-de-olie-industrie-zou-best-een-bubbel-kunnen-zijn-619575

Cornelissen, J. (2014). Corporate communication: A guide to theory and practice (4e druk). Londen: Sage.

Chan, W. S. (2003). Stock price reaction to new and no-news: Drift and reversal after headlines. Journal of Financial Economics, 70(2), 223–260. doi:10.1016/S0304-405X(03)00146-6

Deephouse, D. L. (2000). Media reputation as a strategic resource: An integration of mass communication and resource-based theories. Journal of Management, 26(6), 1091– 1112. doi:10.1177/014920630002600602

Edelman, D.C. (2010). Branding in the digital Age: You're spending your money in all the wrong places. Harvard Business Review, 62–69. Retrieved from https://hbr.org/ Fama, E. (1965). The behavior of stock market prices. Journal of Business 38(1), January,

34–105. Retrieved from http://www.jstor.org/stable/2350752

Fang, L., & Peress, J. (2009). Media coverage and the cross-section of stock returns. The Journal of Finance, 64, 2023–2052. doi:10.1111/j.1540-6261.2009.01493.x Fernández, B. C., Callen, Y. F., & Gadea, J. A. L. (2011). Stock price reaction to non-

financial news in European technology companies. European Accounting Review, 20(1), 81–111. doi:10.1080/09638180903384650

Griffin, J. M., Hirschey, N. H., & Kelly, P. J. (2011). How important is the financial media in global markets? The Review of Financial Studies, 24, 3941–3992. doi:

10.1093/rfs/hhr099

Gunthorpe, D. L. (1997). Business ethics: A quantitative analysis of the impact of unethical behavior by publicly traded corporations. Journal of Business Ethics, 16(5), 537–543. doi:10.1023/A:1017985519237

(24)

24

Hollanders, D., & Vliegenthart, D. (2011). The influence of negative newspaper coverage on consumer confidence: The Dutch case. Journal of Economic Psychology, 32(3), 367– 373. doi:10.1016/j.joep.2011.01.003

Hillert, A., Jacobs, H., & Müller, S. (2014). Media makes momentum. The Review of Financial Studies, 27, 3467–3501. doi:10.1093/rfs/hhu061

Kim, J., Yu, Z., & Zhang, H. (2015). Can media exposure improve stick prices efficiency in China and why? China Journal of Accounting Research. Advance online publication. doi:10.1016/j.cjar.2015.08.001

Kleinnijenhuis, J., Schultz, F., Oegema, D., & Van Atteveldt, W. (2013). Financial news and market panics in the age of high-frequency sentiment trading algorithms. Journalism, 14(2), 271–291. doi:10.1177/1464884912468375

Manela, A. (2014). The value of diffusing information. Journal of Financial Economics, 111(1), 181–199). doi:10.1016/j.jfineco.2013.10.007

Meijer, M. M., & Kleinnijenhuis, J. (2006). News and corporate reputation: Empirical findings from the Netherlands. Public Relations Review, 32(4), 341–348. doi:10.1016/j.pubrev.2006.08.002

Oberlechner, T., & Hocking, S. (2004). Information sources, news, and rumors in financial markets: Insights into the foreign exchange market. Journal of Economic Psychology, 25(3), 407–424. doi:10.1016/S0167-4870(02)00189-7

Robb, S. W. G., Single, L. E., & Zarzeski, M. T. (2001). Nonfinancial disclosures across Anglo‐American countries. Journal of International Accounting, Auditing and Taxation, 10, 71–83. doi:10.1016/S1061-9518(01)00036-2

Roberts, H. (1967). Statistical versus clinical prediction of the stock market. Unpublished manuscript, CRSP, University of Chicago, Chicago, United States of America. Schaap, G., & Pleijter, A. (2012). Het sensatiegehalte van voorpagina foto’s: een

inhoudsanalyse van populaire kranten en kwaliteitskranten in Nederland. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 1(40), 71-86. Retrieved from

http://www.boomlemmatijdschriften.nl/tijdschrift/TCW/2015/4

Scheufele, B., Haas, A., & Brosius, H. B. (2011). Mirror or molder? A study of media coverage, stock prices, and trading volumes in Germany. Journal of Communication, 61(1), 48-70. doi:10.1111/j.1460-2466.2010.01526.x

Schleifer, A., & Summer, L. H. (1990). The noise trader approach to finance. Journal of Economic Perspectives, 4(2), 19–33. doi:10.1257/jep.4.2.19

(25)

25

and its effects on public support for EU enlargement. European Journal of Communication, 21(1), 5–32. doi:10.1177/0267323106060987

Shiller, R.J. (2000). Irrational Exuberance. Princeton, NJ: Princeton University Press. Tetlock, P. C. (2007). Giving content to investor sentiment: The role of media in the stock

market. The Journal of Finance, 62, 1139–1168. doi:10.1111/j.1540-6261.2007.01232.x

Tetlock, P. C., Saar-Tsechansky, M., & Macskassy, S. (2008). More than words: Quantifying language to measure firm’s fundamentals. The Journal of Finance, 63, 1437–1467. doi:10.1111/j.1540-6261.2008.01362.x

Van Heerde, H. J., Gijsbrechts, E., & Pauwels, K. (2015). Fanning the flames? How media coverage of a price war affects retailers, consumers, and investors. Journal of Marketing Research, 52(5), 674–693. doi:10.1509/jmr.13.0260

Veldkamp, L. L. (2006). Media Frenzies in Markets for Financial Information. American Economic Review, 96(3), 577 – 601. doi:10.1257/aer.96.3.577

Wei, J. C., Wang, H., Fan, J., & Zhang, Y. J. (2013). Corporate accidents, media coverage, and stock market responses Empirical study of the Chinese listed firms. Chinese Management Studies, 7(4), 617–630. doi:10.1108/CMS-09-2013-0171

Zhang, Y. H., Wan, D. F., & Fu, L. M. (2013). Impact of media on stock returns: an in-depth empirical study in China. Chinese Management Studies, 7(4), 586–603.

(26)

26

Appendix Codeboek

Inleiding

In het volgende codeboek wordt stap voor stap uitgelegd hoe de vier onderzoeken van ‘Team Beurswaarde’ uitgevoerd dienen te worden. De onderzoeken zijn gevormd door Yvonne Kleyhorst, Camille van Niekerk, Evan Blommaert en Jelle Evertsen en betreffen alle vier een inhoudsanalyse gericht op organisaties in de media. Het codeboek zorgt er voor dat de inhoudsanalyse door elke codeur zonder eigen interpretatie ingevuld kan worden.

Bericht

De context eenheid van elk artikel bestaat uit de tekst van het artikel alleen. Er zal dus niet naar eventuele afbeeldingen, video’s of doorverwijzende links worden gekeken. Alle berichten zijn online, via LexisNexis verkregen.

Procedure tijdens coderen

Tijdens het coderen maken de vier codeurs gebruik van het codeboek. Dit codeboek zal naast het artikel worden gelegd ten tijde van codering. Er worden naar verwachting in totaal 543 artikelen gecodeerd: er zijn middels LexisNexis 431 relevante artikelen gevonden voor het onderzoek van Jelle, 124 relevante artikelen voor het onderzoek van Evan, 202 relevante artikelen voor het onderzoek van Yvonne en ten slotte 467 relevante artikelen voor Camille. Evan maakt gebruik van artikelen verschenen in de jaren 2011 t/m 2015 en Camille van die verschenen gedurende het jaar 2015. Jelle en Yvonne maken gebruik van artikelen die zijn verschenen vanaf 20 november 2015. Er is gekozen voor deze periode vanwege de beursgang van de ABN AMRO op 20 november 2015. Naar aanleiding van de resultaten uit de pre-test, zal kunnen worden vastgesteld hoeveel uur een codeur naar verwachting minimaal nodig heeft om alle berichten te coderen. Op basis van het berekende aantal artikelen welke per codeur wordt gecodeerd, zullen de codeurs onderling 30% van elkaars artikelen coderen om tot een valide intercodeurbetrouwbaarheid te komen. De gestelde 30% van de 136 artikelen per codeur komt neer op 41 artikelen per codeur

Vragen (F: Filter)

(27)

27

Noteren: cijfer van de codeur 1 = Yvonne Kleyhorst 2 = Camille van Niekerk 3 = Jelle Evertsen 4 = Evan Blommaert

F2. Wat is het berichtnummer? Beginnend bij 1.

F3. Op welk thema heeft het artikel betrekking? Context-eenheid: gehele artikel

1 = ABN Amro en toon → Vul alleen B1 en B2 in 2 = Shell en toon → Vul alleen B1 en B2 in 3 = ING en CSR → Vul alleen B3 in 4 = Shell in rechtszaken → Vul alleen B4

F4. Is het artikel relevant? 1 = Ja

2 = Nee

(A: Algemeen)

A1. Wat is de datum waarop het bericht is gepubliceerd? Op de volgende manier noteren: DD/MM/JJJJ

Voorbeeld: 6 mei 2015: 06/05/2015

A2. Wat is de kop van het artikel?

Noteren: schrijf titel en eventueel ondertitel uit

A3. Hoeveel woorden heeft het artikel? Noteren: cijfer van het aantal woorden

A4. In welk medium staat het artikel? Noteren: het cijfer van het medium 1 = Het Financieele Dagblad

(28)

28

2 = De Volkskrant 3 = De Telegraaf 4 = Algemeen Dagblad 5 = ANP

A5. Wat voor soort publicatie is het stuk? Noteren: cijfer van het soort publicatie 1 = Nieuwsbericht

2 = Interview (overheersend in het artikel zijn vragen en antwoorden)

3 = Column / opiniestuk / stuk op de opiniepagina / het betoog / forum / podium / PS 4 = Achtergrondverhaal (geen actueel nieuws en het artikel bevat meer dan 750 woorden) 5 = Hoofdredactioneel commentaar

6 = Overig

(B: Thema)

B1. Wat is het type van het meeste prominente nieuws in het artikel? Context-eenheid: headline en eerste alinea

Noteren: cijfer van het soort artikel 1 = financieel

2 = non-financieel

Financieel nieuws beslaat alle informatie omtrent de micro-economische en macro-economische ontwikkelingen bij Shell of ABN AMRO, of macro-economische oorzaken en gevolgen bij Shell of ABN AMRO. Non-financieel nieuws beslaat alle informatie die hier buiten valt. Deze informatie kan onder andere gaan over plannen, kansen, risico’s,

gebeurtenissen en andere ontwikkelingen die niet direct economisch van aard zijn. Voorbeeld: “Overname BG door Shell kost duizenden banen” is non-financieel nieuws. “Bezuinigingen bij Shell door schappen duizenden banen” is financieel nieuws.

B2. Wat is de toon van het bericht?

Context-eenheid: referentie aan organisatie in kwestie (ABN AMRO of Shell) -1 = negatief

0 = neutraal of gebalanceerd 1 = positief

(29)

29

De toon wordt niet beoordeeld op het waardeoordeel of interpretatie van de auteur van het bericht, maar op de mate waarin het artikel een succes of mislukking voor Shell en de ABN AMRO beschrijft. Negatief (-1) geeft een mislukking aan, positief (1) een succes. De afwezigheid van een succes of mislukking, of de aanwezigheid van beiden in gelijke mate, resulteert in een score van 0. Bijvoorbeeld: “Groot verlies voor Shell / ABN AMRO” zal een score krijgen van -1. “Nieuwe plannen van Shell / ABN AMRO voor komend jaar” een score van 0 en “Verwachtingen Shell / ABN AMRO zijn positief” een score van 1.

Administratieve elementen ter vergemakkelijking van replicatie en cleaning Na het beantwoorden van vraag F3 moet de codeur enkel de vraag/vragen van deel B

beantwoorden die daarnaast vermeld staan. Het zou voor kunnen komen dat een artikel dubbel gecodeerd wordt, aangezien de samples van de onderzoekers enigszins kunnen overlappen. Om die reden moet er na afloop van het coderen gecontroleerd worden op titel (A2), om na te gaan of er dubbel gecodeerd is. Als dit het geval is, zal de data van de twee artikelen worden samengenomen. De algemene informatie (deel A) zal hetzelfde zijn en de specifieke

informatie (deel B) zal samengevoegd worden, waardoor er informatie dat relevant is voor meerdere onderzoeken onder één berichtnummer komt te staan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wij willen verder opmerken dat de groothandelsmarkt voor gas een internationale markt is, waarvan de ontwikkelingen op zijn minst regionaal (in Europees verband) en in toenemende

Van losse commando's naar een shell script. Ubuntu release party

In de hoofdredactie van het Nieuw Archief voor Wiskunde is een wisseling van de wacht gaande; Ferdinand Verhulst treedt op 1 april aanstaande af en wordt opgevolgd door Jan van

These functions can only access the shell if a document is proceeded using –shell-escape, which allows unrestricted access to command line functions.. In general, arbitrary

Het wereldverbruik van aardolie bedraagt 77 miljoen vaten per dag (zie www.bp.com). b) Aardolie heeft een gemiddelde verbrandingswaarde van 42 [MJ/kg] en een dichtheid van

Persuasive System Design Principles and Behavior Change Techniques to Stimulate Motivation and Adherence in Electronic Health Interventions to Support Weight Loss Maintenance:

• De prijs per eenheid UMTS zal in Nederland lager worden dan in andere landen, omdat de lage opbrengst van de veiling leidt tot (relatief) lage constante kosten voor de

Wetenschappers die recent een collectie van oude schelpen bestudeerden, waren verrast omdat ze niet enkel geen bewijs voor evolutie in de specimens vonden, maar wel duidelijk