• No results found

Stichting levens redden doe je zo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stichting levens redden doe je zo"

Copied!
89
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Master thesis MBA Healthcare Management

Non sibi soli vivere sed et aliis proficere

Amsterdam Business School

Universiteit van Amsterdam

Dr. Veronika Evers, MD MAE

#10973141

______________________________________ Supervisor UvA: Prof. J. Strikwerda ______________________________________ Supervisor AMC: Prof. H. Romijn Februari 2018

(2)

Management samenvatting

Management samenvatting

Problemen

Oplossing

Op het gebied van reanimatie door leken kan in Nederland nog winst geboekt worden. Voorbeelden uit andere Europese landen tonen aan dat reanimatietraining voor scholieren hierop een grote impact heeft. Echter is reanimatietraining voor scholieren vooralsnog een versnipperd en vrijblijvend initiatief. Bovendien is onderzoek op het gebied van reanimatie door leken schaars. Er bestaat geen landelijk gestandaardiseerde database waardoor statistisch vergelijkbaar onderzoek onmogelijk is. De stichting Levens Redden Doe Je zo zet zich in om reanimatietraining voor scholieren verplicht te stellen. Verder wordt er een samenwerking met de Nederlandse Reanimatieraad (NRR) nagestreefd om een landelijk gestandaardiseerde verslaglegging van OHCA op te bouwen en onderzoek op dat gebied te bevorderen.

Kosten en baten

Kosten en baten van reanimatietraining voor scholieren kunnen analoog tot de kosten per verkeersdoden berekend worden. Het instituut voor wetenschappelijk onderzoek verkeersveiligheid (SWOV) geeft de kosten per verkeersdode met circa € 2,9 miljoen aan.1 Extrapoleert naar 3942 doden door een OHCA zou dat de overheid per jaar € 1.142,6 miljoen kosten. In 2017 waren er 929.180 scholieren met een leeftijd tussen 5 tot en met 10 jaar (CBS 2017). De kosten voor eenmalig training voor al deze kinderen zou volgens de berekening van de Hartstichting € 4.646.900 miljoen per jaar zijn3. De break-even-point is bereikt als er twee levens per jaar door een scholier of het sneeuwbalsysteem van reanimatietraining voor scholieren gered kunnen worden. 1 SWOV (2017). Verkeersdoden in Nederland. SWOV-Factsheet, mei 2017. SWOV, Den Haag. 2 Evers, VM. Reanimeren moet je jong leren. Medisch Contact 2017; Nr. 42 3 https://www.hartstichting.nl/downloads/reanimatieonderwijs-op-school

(3)

Inhoudsopgave

Management samenvatting ... 2 I. Introductie ... 5 A. Problemen ... 5 B. Motivatie ... 5 C. True North ... 6 II. Waar de problemen liggen ... 7 A. Vrijblijvend ... 7 B. Curriculumontwikkeling ... 9 C. Registratiesysteem ... 11 III. Civil Society ... 14 A. Gemeenschapstaak ... 14 B. Publieke taak ... 14 IV. Doel van de scriptie ... 16 V. Van een idee naar een onderneming ... 17 A. Juridische opties ... 17 B. Economische beredenering ... 19 C. Ethische overwegingen ... 21 VI. Corporate Governance ... 23 A. Onderneming ... 23 B. Bestuur en management ... 24 VII. Missie, Waarden en Visie ... 29 A. Missie - Waarom deze stichting bestaat ... 29 B. Normen en waarden - Wat wij belangrijk vinden ... 29 C. Visie - Onze zicht op reanimatietraining ... 29 VIII. Business plan ... 30 A. Marktanalyse - 'Reanimatieonderwijs op school' ... 30 B. Waarde propositie ... 34 C. Doelgroepen ... 38

(4)

Inhoudsopgave D. Relatie met doelgroepen ... 39 E. Kanalen ... 41 F. Mensen ... 43 G. Middelen ... 44 H. Kernactiviteiten ... 44 I. Strategische Partners ... 45 J. Marketing ... 46 K. Kostenstructuur ... 48 L Inkomstenstrom ... 49 M. Begroting ... 51 IX. Tijdschema ... 53 X. Niet technische aspecten ... 54 A. Samenvatting ... 54 B. Conclusie ... 55 C. Aanbeveling ... 55 Referenties ... 58 Appendix ... 63 A. Overzicht gebruikte figuren en tabellen ... 63 B. Handleiding voor instructeurs - Levens Redden Doe Je Zo - Hands-only CPR ... 64 C. Kwaliteitsbeleid voor de verbetering van de uitkomsten van een hartstilstand buiten het ziekenhuis ... 75 Verklaring van eigen werk ... 89

(5)

I. Introductie

A. Problemen

Nader onderzoek op het gebied van hartstilstand buiten het ziekenhuis (Out-of-Hospital Cardiac Arrest, ofwel OHCA) brengt een aantal bewegingen naar voren:

1. Tot nu toe heeft nog geen enkele organisatie getracht om reanimatietraining voor scholieren verplicht te stellen. In 2018 wordt een ontwikkelproces voortgezet die kerndoelen en eindtermen van negen leergebieden zal actualiseren. Hierbij is een groot aantal leraren, schoolleiders en scholen betrokken. Ze buigen zich over de vraag wat leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs moeten kennen en kunnen.

2. De decentraal georganiseerde (regionale) ambulancevoorziening werkt een landelijk gestandaardiseerde vastlegging van high-quality data tegen. Deze beperking wederom werkt goede statistisch met elkaar vergelijkbare analyses en onderzoek tegen. 3. De definitie van bijstander is in de literatuur best divers en er is vooralsnog in Nederland zeer weinig specifiek onderzoek naar mensen die een OHCA signaleren.

B. Motivatie

Inmiddels werk ik al bijna 20 jaar als anesthesioloog in verschillende universitaire ziekenhuizen in Europa. Daardoor heb ik ondertussen veel gezien waaronder zowel mensen die een hartstilstand overleven als mensen die eraan zijn overleden. Gemotiveerd door deze ervaringen als professional maar ook als ervaringsdeskundige met familie en vrienden, wordt het tijd om vanuit deze achtergrond en met deze deskundigheid meer te doen individuele en maatschappelijke schade door een hartstilstand te voorkomen. Dit kan het beste gebeuren vanuit een nieuwe organisatie om dit initiatief vorm te geven.

De kennis en kunde die ik tijdens de MBA Healthcare management heb opgedaan, heeft mijn zelfvertrouwen laten toenemen en daarom durf ik deze onderneming op mij te nemen.

(6)

I. Introductie

C. True North

Met mijn non-profit onderneming wil ik volgende ambities realiseren: 1. Verplicht stellen van reanimatietraining voor scholieren vanaf groep 8 met herhalende trainingen in het derde en vierde jaar van de VO-schooltijd. 2. Introductie van een nationaal uniform registratiesysteem en opbouw van een nationale databank voor de verzameling, analyse en evaluatie van reanimaties buiten en binnen het ziekenhuis. Deze high-quality data vormen de basis voor machine learning. 3. Gebruikmaking van machine learning voor onderzoek ter optimalisering van zorg. Het is de bedoeling middels machine learning predictie te maken. Hierbij valt te denken aan: • Opstellen van gepersonaliseerde aanbevelingen voor patiënten • Prognoses op lange termijn resultaten • Anticiperen op de toekomstige prestaties van opgeleide leerlingen • Beoordeling van het risico op het krijgen van een OHCA Wat machine learning daadwerkelijk inhoud, kan in drie ruime concepten gevat worden: a. Bepaling van de extractie: welke gegevens worden er wel of niet in het model verwerkt b. Regularisatie: hoe worden de gegevens binnen het model gewogen c. Cross-validatie: testen van de nauwkeurigheid van het model In de navolgende alinea wordt de probleemstelling nader toegelicht.

(7)

II. Waar de problemen liggen

A. Vrijblijvend

"In Nederland laten we kansen liggen als het gaat om levens te redden buiten het ziekenhuis.

In 2016 verscheen door de Hartstichting een speciale uitgave uit de serie 'Hart- en vaatziekten in Nederland' met als thema 'Reanimatie in Nederland'. Hierin werden resultaten over de overleving na een hartstilstand buiten het ziekenhuis (Out-of-Hospital Cardiac Arrest, OHCA) gepresenteerd.

In Nederland vinden er tussen de 7.000 – 8.000 reanimaties per jaar buiten het ziekenhuis plaats. In gemiddeld 70% van de gevallen vindt een reanimatie thuis plaats. De overige 30% is op straat, in een openbaar gebouw of tijdens sport of ontspanning buitenshuis. In ruim 75% van de gevallen zijn er omstanders die het slachtoffer reanimeren voor komst van de ambulance. Gepoolde resultaten van zes verschillende Nederlandse regio's laten zien dat we op de goede weg zijn. Begin jaren negentig verlaat 9% van de patiënten na een OHCA levend het ziekenhuis terwijl dit in 2014 23% is.4 Echter, wat in Nederland in 20 jaar is gebeurd, was in Denemarken in 5 jaar gerealiseerd. In 2005 werden op basisscholen in Denemarken EHBO-cursussen (Kids Save Lives) ingevoerd. Daarnaast moest iedereen zijn bekwaamheid in reanimeren tonen tijdens zijn rijexamen. Via brochures en het internet werd reclame gemaakt voor reanimatie cursussen. Ten slotte werd er op15.000 publieke plaatsen een automatische externe defibrillator (AED) neergezet.

Deze maatregelen en de publiciteit waren effectief: tegen 2010 was het percentage van patiënten die voor aankomst van de ambulance door omstanders gereanimeerd werden meer dan verdubbeld van 21% in 2001 tot 45% in 2010. Gepaard daarmee steeg de 1-jaars overleving

4 Zijlstra JA, Radstok A, Pijls R, Nas J, Beesems SG, Hulleman M, Lichtveld RA, Hoekstra ACI, Brouwer MA, Gorgels

(8)

II. Waar de problemen liggen

na een OHCA van 3% in 2001 tot 10%. Dit scheelt elk jaar 2,3 doden per 100000 inwoners.2 Met andere woorden, in Nederland zouden met zo'n succes elk jaar 394* minder mensen aan een OHCA overlijden (*gebaseerd op https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/bevolkingsteller).

Het blijkt dat een nationaal verplichte reanimatietraining van schoolgaande kinderen de hoogste impact heeft op de toename van het aantal reanimaties door omstanders.5 Daarom zijn ook andere Europese landen maatregelen gaan nemen om reanimaties buiten het ziekenhuis door leken te stimuleren. Sinds 2014 is in Duitsland een reanimatietraining in de syllabus van middelbare scholen opgenomen.6

Eind 2010 is in Nederland met reanimatieonderwijs op school gestart. Dit is een project van onderzoekers en medewerkers van de universiteiten van Maastricht, Utrecht, de Open Universiteit, de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) en de Hartstichting. Ondanks de ambities van deze instellingen blijft het aanbod aan trainingen voor schoolgaande kinderen vrijblijvend en afhankelijk van de regio. Elk initiatief is inmiddels op zichzelf staand en daarmee een eilandproject. In Amsterdam is bijvoorbeeld dit initiatief niet van de grond gekomen. En dit is jammer aangezien de Hartstichting heeft berekend dat de kosten voor een training per scholier Visseren F, van Dis I, editors. Reanimatie in Nederland, 2016. Den Haag: G3M Grafisch &MultiMedia Management; 2016., p. 9-24 5 Wissenberg M, Lippert FK, Folke F, et al. Association of national initiatives to improve cardiac arrest management with rates of bystander intervention and patient survival after out-of-hospital cardiac arrest. JAMA 2013;310: 1377–84. Perkins GD, Handley AJ, Koster RW, et al., Adult basic life support and automated external defibrillation section Collaborators. European Resuscitation Council Guidelines for Resuscitation 2015: Section 2. Adult basic life support and automated external defibrillation. Resuscitation 2015;95:81–99. Bohn A, Lukas RP, Breckwold TJ, Böttiger BW, Van Aken H. ‚Kids save lives': why schoolchildren should train in cardiopulmonary resuscitation. Curr Opin Crit Care 2015;21:220–5. Böttiger BW, Van Aken H. Training children in cardiopulmonary resuscitation worldwide. Lancet 2015;385:2353. Böttiger BW, Van Aken H. Kids save lives – _Training school children in cardiopulmonary resuscitation worldwide is now endorsed by the World Health Organization (WHO). Resuscitation 2015;94:A5–7. Greif R, Lockey AS, Conaghan P, Lippert A, De Vries W, Monsieurs KG, Education and implementation of resuscitation section Collaborators. European Resuscitation Council Guidelines for Resuscitation 2015: Section 10. Education and implementation of resuscitation. Resuscitation 2015;95:288–301.

(9)

slechts vijf Euro zijn.7 De kinderen kunnen hun reanimatiekennis en de vaardigheden verder verspreiden door hun ouders en vrienden op te leiden8"(sneeuwbalsysteem). Met een op reanimatietraining voor scholieren gerichte organisatie zal het mogelijk worden om de overleving van slachtoffers van een OHCA te laten toenemen.

B. Curriculumontwikkeling

Structuur Wat leerlingen minimaal zouden moeten kennen en leren stelt op landelijk niveau de Tweede Kamer vast. Voor het laatst is dit 2005 gebeurd. Desalniettemin beschikt Nederland niet over een staatsleerplan dat door de overheid wordt opgelegd. Het onderwijs valt onder het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De daarop toezichthoudende instantie is de Inspectie van het Onderwijs. De missie van de inspectie is "Effectief toezicht voor goed onderwijs". De inspectie heeft de mogelijkheid om schoolbeleid te wijzigen, boetes op te leggen en scholen te sluiten. Scholen en schoolbesturen worden door de PO-Raad, de VO-raad en de MBO Raad vertegenwoordigd. Deze belangrijke organen hebben als doel de onderwijskwaliteit te bevorderen en scholen te ondersteunen.

Alleen het formele curriculum met kerndoelen, eindtermen en in het mbo de kwalificatiedossiers wordt door de overheid bepaalt. Bij de uitvoering door de scholen en docenten in de klas, ligt een grote vrijheid.

Twijfel

Een goede aansluiting van het onderwijs bij de moderne samenleving zal het doel van onderwijs moeten zijn. Echter heeft de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gerede twijfel over de vraag of de inhoud van het huidige onderwijs in voldoende

(10)

II. Waar de problemen liggen

mate tegemoetkomt aan de eisen die nu en in de nabije toekomst worden gesteld aan mensen. De Onderwijsraad werd om advies gevraagd en leverde in 2014 volgende constateringen:

1. Het Nederlandse onderwijsstelsel wordt op dit moment niet systematisch herzien of vernieuwd. 2. Ook de samenhang in het curriculum is onvoldoende. Dit geldt voor zowel een ontbrekende samenhang tussen de vakgebieden als tussen onderwijssectoren. 3. Er ontbreekt stimulering en kans voor een curriculumvernieuwing van onderaf. In 2017 schreef de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In deze brief9 informeert de staatssecretaris over de vraag wat leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs moeten kennen en kunnen. Helaas lopen hier de adviezen van de Onderwijsraad met die van het ministerie uiteen. Aan de ene kant vraagt de onderwijsraad om meer samenhang en aan de andere kant geeft het ministerie de scholen de vrijheid om weer in hokjes te leren en toetsen. In 2018 zullen zich leraren, schoolleiders en scholen over 9 thema's of vakgebieden, zoals Nederlands, wiskunde en digitale geletterdheid gaan ontfermen. De verwachten resultaten moeten de basis leggen voor nieuwe kerndoelen en eindtermen in het primaire en voortgezet onderwijs.

Vele opties

Reanimatietraining voor scholieren kan in een groot aantal verschillende vakken en op verschillende manieren aan bod komen. In een proeftuin in 2012 en pilot in 2013-2014 is onderzocht of het ontwikkelde lesmateriaal voor reanimatietraining voldeed aan de wensen en behoeften van de leerkrachten en leerlingen. Tevens is onderzocht hoe scholen en lokale/regionale overheden kunnen worden geënthousiasmeerd voor dit project. 8 Evers, VM. Reanimeren moet je jong leren. Medisch Contact 2017; Nr. 42 9 Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 31 293, nr. 376

(11)

Figuur 1 : Reanimatieproject aangeboden bij verschillende vakken (Bron10: Novio Research)

• Bij de categorie 'Anders' (63%) wordt onder andere genoemd: Bewegen, Sport en Maatschappij (BSM) en NLT

De tijd lijkt gunstig om reanimatietraining voor scholieren onder de publieke aandacht te brengen en het verplichtend in het curriculum onder te brengen. De Stichting Levens Redden Doe Je Zo kan hier door doelgerichte publiciteit en marketing een steentje aan bijdragen.

C. Registratiesysteem

11

Er zijn 25 verschillende regionale ambulancevoorzieningen (RAVs) in Nederland met bijna ieder een eigen manier van documentatie. De decentraal georganiseerde (regionale) ambulancevoorziening heeft als gevolg dat er een medisch inhoudelijk overkoepelend en structurerend orgaan ontbreekt. Als gevolg hiervan blijven wetenschappelijk onderzoek, trials en trainingen versnipperd en stukwerk. Helaas zijn de cijfers over overleving na een

(12)

II. Waar de problemen liggen

hartstilstand buiten het ziekenhuis van de verschillenden Nederlandsen regio's daarom tot nu toe niet statistisch met elkaar vergelijkbaar.12 Echter zou dit wel een vereiste zijn om

bevindingen zinvol te kunnen interpreteren.

Om de kwaliteit van het gehele proces omtrent OHCA überhaupt te kunnen beoordelen en de regio's echt met elkaar te kunnen vergelijken, zou men op zijn minst in staat moeten zijn om valide data en statistieken te kunnen gebruiken.

Verder zou nader inzicht in eindpunten zo als morbiditeit en mortaliteit kunnen helpen om indicatoren voor de kwaliteit van reanimaties buiten het ziekenhuis te verkrijgen.

Reanimatie en de gevolgen daarvan zijn een multidisciplinair onderwerp (paramedisch personeel, verplegenden, anesthesisten, cardiologen, spoedartsen, neurologen, intensivisten). Er zijn wel talloze stichtingen en initiatieven met als doel verbetering van zorg (Hartstichting, Nederlandse Reanimatieraad, etc.) maar juist dat blijkt standaardisering tegen te werken. Er ontbreekt een landelijke kader en probleemeigenaarschap voor het gehele proces omtrent OHCA. Metingen zijn de sleutel om opties voor een positieve verandering te identificeren (statistische proces analyse, ofwel SPA). De belangrijkste bestanddelen van meten omvatten: (1) bepalen en definiëren van de sleutelindicatoren; (2) het verzamelen van een passend omvang van gegevens; en (3) analyseren en interpreteren van deze gegevens. Landelijk gestandaardiseerde vastlegging van high-quality data zou een eerste stap richting verbetering door statistische analyse kunnen zijn. Om inzicht te verkrijgen met betrekking tot de uitkomsten zou daarnaast tevens het klinische beloop naar een reanimatie geregistreerd moeten worden. Hierdoor kunnen we beter inzicht krijgen in de resultaten van reanimaties en wederom onze zorg continu verbeteren. 12 Zijlstra JA, Radstok A, Pijls R, Nas J, Beesems SG, Hulleman M, Lichtveld RA, Hoekstra ACI, Brouwer MA, Gorgels AP, van der Heijden JJ, Koster RW, Blom MT. Overleving na een reanimatie buiten het ziekenhuis: vergelijking van de resultaten van 6 verschillende Nederlandse regio's in: Deckers J, Liem A, Smulders Y, Visser M, Schellevis F, Visseren F, van Dis I, editors. Reanimatie in Nederland, 2016. Den Haag: G3M Grafisch &MultiMedia Management; 2016., p. 9-24

(13)

Ook hier kan een organisatie een waardevolle bijdrage leveren door een kwaliteitsbeleid voor de decentraal georganiseerde (regionale) ambulancevoorziening en diens gevolgen in Nederland. Er dient een plan ter verbetering en beheersing van kwaliteit in de ambulancezorg te komen. Tevens zal druk uit geoefend kunnen worden om actie te ondernemen en de verantwoordelijkheid voor de oplossing van de beschreven problemen toe te wijzen.

In de bijlagen is een kwaliteitsbeleid voor de verbetering van de uitkomsten van een hartstilstand buiten het ziekenhuis bijgevoegd.

(14)

III. Civil Society

III. Civil Society

A. Gemeenschapstaak

Een van de eersten vragen die zich voordoen bij de realisatie van het bovengenoemde True North is onder wiens verantwoordelijkheid verplicht reanimatietraining op school valt. Het gaat hier om een zowel publieke taak ((rijks-)overheid) als ook een gemeenschapstaak.

De gemeenschapstaak maakt onderdeel uit van he domein van de civil society. In Nederland werd dat in het verleden het middenveld genoemd, daarvoor ook het 'het domein van het particulier initiatief'. Het domein van de civil society is een eigen domein in de samenleving onderscheidenlijk van en tegenover zowel het domein van de staat als het domein van de markt. Internationaal wordt er van uit gegaan dat onderwijs en zorg tot het domein van de civil society behoren. Punt is alleen dat in Nederland het domein van de civil society met als politieke dragers het CDA en de PvdA, paradoxaal genoeg door die twee politieke partijen verstatelijkt is, tot het niet meer werkte en de neo-liberalen dachten dat de oplossing van het probleem zou zijn marktwerking. Echter stelde de VVD ook om de idee van de civiel society weg te werken met de intentie het CDA te verzwakken.

Op het domein van de civil society is er particulier initiatief met als resultaat dat er in het middelbaar onderwijs adequaat reanimatieonderwijs wordt gegeven. Momenteel is het te vrijblijvend en afhankelijk van school en regio of een kind wel of niet reanimatietraining kan volgen. Na mijn idee mag deze willekeurige belemmering de te verwachten impact van reanimatietraining voor elk leerling in Nederland niet in de weg staan. Gelijkheid moet begrepen worden als gelijkheid aan kansen en mogelijkheden.

B. Publieke taak

Formeel wordt de inhoud van het onderwijs door de Tweede Kamer vast gesteld. Maar vanwege de sterke externaliteiten van reanimatieonderwijs ligt hier een zeker aandeel voor een

(15)

gemeenschapstaak. Als ik mijn kind leer hoe te reanimeren, dan komt dat niet alleen mijn kind ten goede, dat komt de hele samenleving ten goede13. Omdat bij sterke externaliteiten een

marktmechanisme niet werkt14, moet de consequentie zijn, deze vaardigheid elk kind aan te leren. Dit kan verplicht gesteld worden door opname in het curriculum. Vervolgens is er de vraag hoe dit vraagstuk op de agenda van beleidsmakers te krijgen om tot de noodzakelijke besluitvorming en het daarvoor benodigde draagvalk te komen. 13 Wissenberg, M., Lippert, F. K., Folke, F., Weeke, P., Hansen, C. M., Christensen, E. F., ... & Lindhardsen, J. (2013). Association of national initiatives to improve cardiac arrest management with rates of bystander intervention and patient survival after out-of-hospital cardiac arrest. Jama, 310(13), 1377-1384.

(16)

IV. Doel van de scriptie

IV. Doel van de scriptie

Om reanimatieonderwijs voor Nederlandse scholieren verplicht te maken, kies ik voor een tweeledige aanpak. Aan de ene kant trainingen geven en uitbreiden en aan de andere kant door middel van nader onderzoek wetenschappelijke onderbouwing voor het doel scheppen. Een gewenst en beoogd bijeffect van beide activiteiten is het generen van zo veel mogelijk publiciteit en aandacht voor het onderwerp. De intentie is daardoor druk op bestuurders en politici op te bouwen. Daarnaast zal tevens zoveel mogelijk met netwerken gewerkt worden om beleidsmakers ook van deze kant te infiltreren.

Deze scriptie beschrijft het oprichten van een nieuwe organisatie om eerder beschreven onderwerpen aan te pakken en de daaruit ontstaan ideeën te verwezenlijken: Stichting Levens Redden Doe Je Zo.

De keuze om een eigen onderneming op te richten en niet bij een groter organisatie als de Hartstichting of dergelijken aan te sluiten, heeft in zekere zin te maken met gedragswetenschappelijke aspecten van bestuur en bedrijfsvoering.

Mijn persoonlijke ervaring met grote organisaties en het gevoel door hun organisatorische context gevangen en beperkt te worden, bepaald mijn keuze voor een eigen onderneming meer dan mijn persoonlijkheid of een potentiële beloning of herkenning. Dat de meeste mensen zo handelen, is een gegeven in het vakgebied organizational behavior15. 15 Pfeffer, J., & Sutton, R. I. (2006). Hard facts, dangerous half-truths, and total nonsense: Profiting from evidence-based management. Harvard Business Press. Strikwerda, H. (2014). Bespiegelingen over governance, bestuur, management en organisatie in de 21e eeuw.

(17)

V. Van een idee naar een onderneming

A. Juridische opties

Baumol's16 groepering van herverdelende ondernemerschap (redistributive enterprises) en

productieve ondernemerschap (productive enterprises) lijkt relevant te zijn voor het organisatie-ontwerp. Deze onderscheiding is van belang voor de het ontwerp van de doelstellingsfunctie als een element voor organisatie-ontwerp.

Productieve ondernemerschap gaat over het creëren van waarde en verhoging van het nationale welzijn. Productieve ondernemerschap en aldus dergelijke ondernemingen creëren waarde die wordt verspreid tussen consumenten en ondernemer of aandeelhouders.

Om het streven naar structureel reanimatietraining voor scholieren en aandacht voor de organisatorische tekortkomingen met betrekking tot OHCA een vehikel te geven, werden er vier verschillende juridische opties overwogen.

Optie 1 – Holding + B.V.

In deze situatie zal er een privé persoon een holding oprichten waarvan deze dan de enig directeur zal worden. Vervolgens zal deze holding een 100% dochter (werkmaatschappij) oprichten, waarvan de holding tevens de enig directeur zal worden. De werkmaatschappij zal de (commerciële) activiteiten verrichten. Optie 2 – Sociale onderneming (B.V.) + stichting In dit geval wordt er een stichting opgericht, welke een prioriteitsaandeel zal nemen in een op te richten B.V. De 'gewone' aandelen zullen door een persoon privé gehouden worden. De B.V. zal bijzondere statuten bevatten om als sociale onderneming gekwalificeerd te kunnen worden. De bestuursleden van de stichting en B.V. kunnen niet dezelfde personen zijn. De statuten van 16 Landes, D. S., Mokyr, J., & Baumol, W. J. (Eds.). (2012). The invention of enterprise: Entrepreneurship from

(18)

V. Van een idee naar een onderneming

zo een sociale onderneming (B.V.) moeten aan bepaalde eisen voldoen om voor fondsen in aanmerking te komen. Optie 3 – Stichting In deze situatie zullen de activiteiten worden ondergebracht in een stichting. De statuten van de stichting geven de mogelijkheid tot het instellen van een Raad van Toezicht (facultatief RvT). Optie 4 – ANBI-stichting

De laatste optie betreft de Algemeen Nut Beoogde Instelling (ANBI-Stichting), welke fiscale voordelen heeft indien de status door de Belastingdienst wordt toegekend. De statuten van deze stichting zijn derhalve op een bepaalde wijze ingericht om voor de status in aanmerking te kunnen komen. Het bestuur van deze stichting dient uit minimaal drie personen te bestaan, welke geen familieleden kunnen zijn. Bij deze stichting kan eveneens in de statuten een facultatief Raad van Toezicht op genomen worden.

De vraag die zich nu voordoet, is op basis waarvan vorm gegeven zal worden aan de onderneming. Het volgende hoofdstuk behandelt algemene argumenten voor en tegen bovenstaande opties.

(19)

B. Economische beredenering

Mag of moet men van elk onderneming verwachten om op welke manier dan ook aan de welvaart van de samenleving bij te dragen?

Volgens Berle en Means kan de ideologie van een onderneming als klassiek of managementgericht gecategoriseerd worden. Voor het eerste is het winstoogmerk voor de aandeelhouders van belang en voor het tweede wordt er een bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid gezien.17 Beiden zijn verweven met markt en marktwerking. Het verschil zit in de interpretatie van spelregels, zeggenschap, machtsverhoudingen en operationele criteria.18

In de klassieke commerciële ideologie wordt verondersteld dat de marktwerking er voor zorgt dat de onderneming dat doet wat goed is voor de samenleving. Desalniettemin blijkt er een overtuigende basis waar men wel of (juist) geen prijskaartje aan wil hangen te ontbreken. Er is geen richtsnoer over hoe inkomen verdeeld moet worden of hoe dit of dat goed gewaardeerd zou moeten worden.

Een neoliberale zienswijze van een onderneming biedt ook weinig ruimte voor milieubescherming of voor initiatieven zoals reanimatietraining voor scholieren. Een van de beoogden effecten van deze training is om een gevoel van verantwoordelijkheid al op jonge leeftijd te verankeren. De efficiënte inzet van sociale vaardigheden over sociale barrières heen, kan vroeg in de opvoeding van een kind geïntrigeerd worden.

Echter is zo een initiatief of diens effecten niet of maar moeilijk te beprijzen. Volgens Weissenberg19 en Kragholm20 zou het redden van meer levens door structureel

reanimatietraining voor scholieren de gemeenschapsproductiviteit verbeteren en de 17 Berle, A. A., & Means, G. G. C. (1991). The modern corporation and private property. Transaction publishers. 18 Strikwerda, H. (2014). Bespiegelingen over governance, bestuur, management en organisatie in de 21e eeuw. 19 Wissenberg M, Lippert FK, Folke F, et al. Association of national initiatives to improve cardiac arrest management with rates of bystander intervention and patient survival after out-of-hospital cardiac arrest. JAMA 2013;310: 1377–84. 20 Kragholm K, Wissenberg M, Mortensen RN, et al. Return to work in out-of-hospital cardiac arrest survivors: a

(20)

V. Van een idee naar een onderneming

gezondheidskosten doen dalen. Echter zijn er nog geen reële kostenopstellingen beschikbaar die de investeringen tegen de opbrengsten opwegen.

Het socio-ecologische gat dat door een uitsluitend neoliberale markt-gebaseerde economie valt, zou door een management gerichte ideologie van de onderneming ingevuld kunnen worden. De sociale structuur van de samenleving kent niet uitsluitend rationele economische wezens. Er is ook ruimte en kennelijk ook noodzaak voor altruïstisch nuts-maximaliserende mensen.21

Die twee ideologische scholen, die Berle en Means beschrijven, begrijpen economie als waarde-neutraal wetenschap van menselijk gedrag en sociale keuze met minder of meer oog voor algemeen maatschappelijke belangen en nut. Aan elke menselijke activiteit een prijs hechten, erodeert bepaalde morele en gemeenschappelijke goederen die het waard zijn om te bewaren. De vraag is dus waar marktwerking goed is voor de samenleving en waar de maatschappij niet door marktwerking gediend is. Voor het blootstellen van producten, services en diens effecten aan pure marktwerking, dient er naast een economische beredenering ook een morele overweging plaats te vinden. "Economics is a moral science.22"

21 Strikwerda, H. (2014). Bespiegelingen over governance, bestuur, management en organisatie in de 21e eeuw. 22 Atkinson, A. B. (2009). Economics as a moral science. Economica, 76(s1), 791-804.

(21)

C. Ethische overwegingen

Vroege denkers zoals Adam Smith23, Jeremy Bentham of John Stuart Mill24 begrepen economie als onderdeel van moraal en politieke filosofie. Bentham stelt dat de morele verplichting in de consequentie ligt die een handeling heeft. In zijn utilitaristisch gedachte staat de maximalisering van de welvaart voor de meest haalbare aantal voorop. In andere woorden: de morele verplichting is het grootste geluk voor het grootste getal van mensen na te streven. John Rawls25 en andere filosofen kritiseren dat hierbij de distributie van het welzijn achterwege gelaten wordt. Atkinson26 eist een heropleving van een sociale economie die de

tekortkomingen van het utilitarisme erkent en een breder scala van distributieve principes hanteert.

Inhakend hierop zou de discussie erover moeten gaan wat een maatschappij toe wil staan. Uiteindelijk lijkt een debat over distributieve gerechtigheid waardevol en noodzakelijk. Zou het mogelijk moeten zijn om een orgaanhandel te beginnen met vraag, aanbod en marktwerking? Zou het wenselijk zijn om zijn stemrecht aan de hoogste bieder te veilen? Moet er onderwijs komen alleen tegen betaling? No pay, no cure?

Enkele van deze soort controversiële vragen zouden in staat zijn om efficiëntie te laten verbeteren doordat wederzijds voordeel gehecht is aan de handel. In sommige gevallen zouden daarentegen de negatieven effecten van zo een uitwisseling van goederen niet tegen de benefits van koper en verkoper kunnen opwegen. Zelfs zonder schadelijke gevolgen voor wie dan ook, lijken sommige transacties op basis van morele argumenten verwerpelijk.

Het eerste argument hier zou zijn dat een fundamentele ongelijkheid tussen te betrokken partijen niet voldoet aan de voorwaarde van een handel op wederzijds vrijwillige basis. Om te weten of de marktwerking opgebouwd is uit een vrije wil, moet er naar de voorwaardelijke

23 http://oll.libertyfund.org/people/adam-smith

(22)

V. Van een idee naar een onderneming

ongelijkheden op de achtergrond van de samenleving gekeken worden. Een arm mens kan niet zonder meer vrij zijn in al zijn beslissingen. Zulke ongelijkheden kunnen een zinvolle toestemming ondermijnen. Uiteindelijk ligt hier een normatieve vraag ten grondslag, die verschillende theorieën van distributieve gerechtigheid op verschillende manieren beantwoorden.

Het tweede moreel bezwaar gaat niet over fairness en bedorven toestemming van marktactiviteiten, maar over de neiging door marktwerking niet berpijsbare kwaliteiten en eigenschappen die er toe doen, te corrumperen en te verdringen.

Voor het project "Levens Redden Doe Je Zo" is er dus bewust voor gekozen om reanimatietraining voor scholieren niet te commercialiseren. Het is een weloverwogen besluit om deze vorm van menselijke relatie en interactie juist niet tot een betaalde transactie te degraderen.

(23)

VI. Corporate Governance

A. Onderneming

De stipt aan de horizon voor de onderneming is gezet: de kans voor het overleven van een OHCA te laten toenemen door structureel reanimatietraining aan scholieren te geven en onderzoek omtrent OHCA te verbeteren. Naast ethische overwegingen, is de volgende vraag welk vehikel de besten voorwaarden zal creëren om deze doelen op een efficiënte wijze te kunnen realiseren.

Onderstaande figuur weerspiegelt het spanningsveld van een onderneming. Op de ene kant is er een missie met een strategische visie en het vinden van capabel en gemotiveerde teamleden. Anderzijds is er de vraag in hoeverre er überhaupt een markt (te creëren) is voor dit soort van onderneming en welke juridische vorm van vehikel het beste bij de charitatieve maatschappelijk karakter van de onderneming past.

Figuur 2 :De vierhoek van de onderneming

(24)

VI. Corporate Governance Gezien de belangen en doelstelling van de onderneming is er voor optie vier - de ANBI stichting - gekozen. De filosofische bespiegeling in het voorafgaande hoofdstuk bracht naar voren dat wellicht niet alles beprijsd kan of zal moeten worden. Daarom is er niet voor enige vorm van vennootschap gekozen. De stichting werd in november 2017 opgericht en eerste contacten werden gelegd naar scholen en het ministerie OCW. Er is een artikel voor Medisch Contact geschreven en daar is al veel respons op gekomen. Het is de bedoeling dat we beginnen met cursussen aan de leerlingen van groep 8, maar uiteindelijk ook in het voortgezet onderwijs. Verder is er een website online gegaan, een werkende email adres en zijn er afspraken gemaakt over samenwerking met de Taskforce QRS Amsterdam.

Bestuur en management worden in de volgende alinea nader toegelicht.

B. Bestuur en management

Bleicher toont in zijn essay drie algemene normatieve taken van management.27 Hij

introduceert principes, normen en regels, die de ontwikkeling van een eigen filosofie en corporate governance bevorderen.

De normatieve niveau van management biedt een platform voor fundamentele waardes en gedragscode.

Tabel I: Normatieve taken van management

Management Bleicher Stichting Levens Redden Doe Je Zo Constitueren • Doelstelling formuleren • Normen en waarden opstellen en deze rangschikken (business ethics) Doelstelling • Het realiseren van projecten die levens redden, met name op het gebied van – doch niet uitsluitend - 27 Bleicher, Knut. Normatives Management: Politik, Verfassung und Philosophie des Unternehmens. Campus-Verlag, 1994.

(25)

• Gedragslijn naar buiten en binnen formuleren • Corporate governance reanimatie. • Het verplichten van reanimatietrainingen voor scholieren in het basis- en het voortgezet onderwijs en het integreren van deze reanimatietrainingen in hun curriculum. • Het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. Normen en waarden • Kinderen staan centraal in alles wat we doen. Elk kind is uniek, elk kind heeft potentie, elk kind wordt gewaardeerd. De efficiënte inzet van sociale vaardigheden over sociale barrières heen, kan vroeg in de opvoeding van een kind geïntrigeerd worden. Gedragslijn • Het bestuur is gekenmerkt door professionele deskundigheid, effectiviteit en een persoonlijke verbondenheid aan het de doelstelling. Presteren • Visie formuleren (begin verantwoordelijkheid) • Vrijwaring van een efficiënte organisatie en coördinatie • Garantie voor functionaliteit (eindverantwoordelijkheid) Visie • Wij willen dat reanimatietraining verplicht wordt in het onderwijs. Met reanimatietraining voor schoolgaande kinderen kunnen alle socio-culturele groepen van de samenleving bereikt worden doordat de kinderen het geleerde verder verspreiden onder vrienden en familie. Uiteindelijk willen we in een vergrijzende populatie de mogelijk groeiende incidentie van OHCA (Out of Hospital Cardiac Arrest) tegemoet komen en de kwaliteit van de hulpverlening optimaliseren.

(26)

VI. Corporate Governance Efficiëntie en verantwoordelijkheid • Het bestuur van Stichting Levens Redden Doe Je Zo kent drie gezichten. Zij hebben ieder een andere achtergrond • De oprichtster werkt al bijna 20 jaar als (cardio-)anesthesioloog. Ze heeft ondertussen veel gezien. Mensen die een hartstilstand overleven en mensen die eraan zijn overleden. • De secretaris is advocaat gespecialiseerd in arbeidsrecht en ondernemingsrecht. Ze is ook ervaren als voorzitter van de Raad van Toezicht van een stichting en was bestuursvoorzitter van verschillende andere organisaties. • De penningmeester is ondernemer en thuis in de research. Hij is de oprichter van een eigen data-research bedrijf. Verantwoorde

lijkheid nemen • bepalingen en regels Inachtneming van wettelijke • Verplichting tot toezicht • Behouden van integriteit Wettelijke bepalingen en regels • Het bestuur bestaat uit tenminste drie natuurlijke personen. De Stichting kan een raad van toezicht hebben. Vooralsnog is er geen raad van toezicht ingesteld en komen diens bevoegdheden toe aan het bestuur. • Bestuurders worden benoemd voor en periode van vier jaar. De raad van toezicht stelt een rooster vast dat voorziet in periodiek aftreden van bestuursleden en is bevoegd zodanig rooster te wijzigen. Vaststellen van of wijzigen in zodanig rooster kan niet meebrengen dat een zittend bestuurslid tegen zijn wil defungeert voordat de termijn waarvoor hij is benoemd, verstreken is. Een volgens rooster aftredend bestuurslid kan direct en onbeperkt worden

(27)

herbenoemd. Toezicht • De raad van toezicht stelt een profielschets op voor de omvang en samenstelling van het bestuur, rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid van de bestuurders. • Ingeval van één of meer vacatures in het bestuur behoudt het bestuur zijn bevoegdheden. Behouden van integriteit • De bestuurders ontvangen geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.

Uitgaande van bovenstaande structurering valt op dat er geen expliciete gedragscode beschreven is. Dit lijkt echter ook niet nodig omdat het om onbetaald vrijwilligerswerk binnen een stichting gaat. De bestuursleden werken voor het algemeen nut in Nederland en de stichting is een charitatieve instelling. Voor de realisatie van mijn ideeën bleek een start-up onderneming het meeste geschikt. Een start-up is een kleine organisatie die naar behoefte flexibel kan reageren. Bovendien was het organisatieklimaat een belangrijke factor om zelf een organisatie te beginnen. Doorgaans wordt het organisatieklimaat28 door zeven kenmerken zichtbaar.

1. Binnen de organisatie zijn (vooralsnog) geen formele regels of voorschriften - dit heeft invloed op het gedrag.

2. Er bestaat noch een formeel noch een informeel afstand tussen de vrijwilligers van de organisatie - er wordt geen hiërarchische opbouw nagestreefd. Er is wel responsabiliteit verdeelt en afgesproken.

3. Iedereen wordt aangemoedigd om haar of zijn ideeën en innovatievoorstellen in brengen.

(28)

VI. Corporate Governance

4. Discussies worden met het oog op het bereiken van het doel gevoerd. Kantoorkakofonie en "roeptroep" wordt ervaren als no go. Het gaat niet om gezag maar om bijdrage aan het bereiken van de doelen. 5. De relaties binnen de onderneming waren op voorhand niet vriendschappelijk. Maar de duidelijk afgebakende doelstelling en de ruimte om mogelijke strategieën zelf uit te stippelen, makten het makkelijk om vrijwilligers te vinden om samen de organisatie op te richten en te ontplooien. Vorm en doelstelling van de onderneming vormen een zekere team spirit. 6. Het maatschappelijke belang van de organisatie weerspiegelt de humanistische insteeg en zelforganisatie van de onderneming. Het beleid dient de mens en niet andersom. 7. Beloning voor alle betrokkenen van de organisatie is gelijk. Ook in dat opzicht ontbreekt elke hiërarchie.

De vorm van onderneming als ANBI stichting geeft in zekere zin alvast een invulling van een corporate governance.

(29)

VII. Missie, Waarden en Visie

A. Missie - Waarom deze stichting bestaat

In grote lijnen gesproken bestaat de Stichting Levens Redden Doe Je Zo om projecten te realiseren die levens redden in de breedste zin van het woord.

De stichting zet zich in om de overlevingskans van slachtoffers van een hartstilstand te verhogen.

Onder ander moet dit door hands-on only reanimatielessen voor scholieren gebeuren. De stichting richt zich op scholieren, aangezien zij de vaardigheden makkelijk aanleren. Jong geleerd is oud gedaan.

Daarnaast moet er duidelijk meer publiciteit en politieke aandacht gegenereerd worden. Het belang van reanimatie moet op de politieke agenda komen. Een stichting zonder winstoogmerk lijkt een ideaal vehikel voor doelgericht lobbywerk. Standaardisatie is een deerde aandachtspunt van de stichting. Door uitgebreid onderzoek op het gebied van reanimaties door leken, zal er een strategie ter optimalisering van overleven van een OHCA uitgestippeld kunnen worden.

B. Normen en waarden - Wat wij belangrijk vinden

Kinderen staan centraal in alles wat we doen. Elk kind is uniek, elk kind heeft potentie, elk kind wordt gewaardeerd. De efficiënte inzet van sociale vaardigheden over sociale barrières heen, kan vroeg in de opvoeding van een kind geïntrigeerd worden. Onze belangrijkste kernwaarden zijn bewustzijn, deskundigheid, gezondheid, effectiviteit, eigenwaarde en verbondenheid. Deze eigenschappen willen wij als organisatie uitdragen en aan scholieren door geven.

C. Visie - Onze zicht op reanimatietraining

Wij willen dat reanimatietraining verplicht wordt in het onderwijs. Met reanimatietraining voor schoolgaande kinderen kunnen we alle socio-culturele groepen van de samenleving bereiken

(30)

VIII. Business plan

doordat de kinderen het geleerde verder verspreiden onder vrienden en familie. Uiteindelijk willen we in een vergrijzende populatie de mogelijk groeiende incidentie van OHCA (Out of Hospital Cardiac Arrest) tegemoet komen en de kwaliteit van de hulpverlening optimaliseren.

Missie en visie van de stichting verbindt de doelen van de stichting met de waarde voor de cliënt.

VIII. Business plan

Er bestaan meerdere tools die bij het opstellen van zakelijke plannen helpen.29 Hoewel ze enigszins in samenstelling en volgorde van bijhorende elementen verschillen, lijkt dit voor de informatiewinst niet van wezenlijk belang. Business beschrijving, karakteristieken van de klant, milieu analyse, concurrentieanalyse, marktanalyse en marketingplan, operationeel plan en financieel plan vinden in elk model hun weerslag.

A. Marktanalyse - 'Reanimatieonderwijs op school'

30

De demografische ontwikkeling gaat in richting multiculturele en diverse samenleving met meer ouderen en meer chronisch zieken. De zorgsector31 gaat door innovaties en slimme informatie technologieën steeds meer een 'home-spital32' zijn en weg van het hospitaal. Een toenemende incidentie van OHCA kan daardoor verwacht worden. 29 Finch, B. (2013). How to write a business plan (Vol. 35). Kogan Page Publishers. Kraaijenbrink, J. (2015). Strategy Generation: The Strategy Handbook: a Practical and Refreshing Guide for Making Strategy Work. Osterwalder, A., & Pigneur, Y. (2010). Business model generation: a handbook for visionaries, game changers, and challengers. John Wiley & Sons. Sahlman, W. A. (1997). Business Plan. Harvard business review. 30 https://www.hartstichting.nl/downloads/reanimatie-in-Nederland-2016 31 http://www.zorgvoor2020.nl 32 Walker, M. (2016). Healthcare in 2030: Goodbye hospital, hello home-spital.

(31)

In Nederland zijn al verschillende initiatieven genomen om reanimatieonderwijs voor scholieren aan te bieden.

In het schooljaar 2013-2014 deden 50 VO-scholen in het land mee aan de pilot van het project, waarbij 10 scholen kozen voor een externe instructeurs (reanimatiepartners of studenten geneeskunde) en 40 voor het opleiden van de eigen leerkrachten (Rescue Mate®).

Het lesprogramma 'Reanimatieonderwijs op school' bestaat uit twee onderdelen:

1. Instructeurscursus voor leerkrachten om hen op te leiden tot reanimatie instructeur 2. Lespakket voor leerlingen, om hen te leren reanimeren volgens de zogeheten '6-Minutenles' In de alinea over waarde propositie wordt dit lesprogramma nader toegelicht. Figuur 3: Cumulatief aantal scholen dat een reanimatie lesprogramma aanbood

(32)

VIII. Business plan

Tabel II: Aantal leerkrachten en leerlingen opgeleid om te reanimeren bij project 'Reanimatieonderwijs op school' in periode 2013-2016

Tabel III: Aantal leerlingen opgeleid via studenten geneeskunde in diverse universitaire steden

(33)

Tabel IV: Totaal aantal leerlingen opgeleid door diverse aanbieders van reanimatieonderwijs *Het totaal aantal van studenten geneeskunde betreft een langere periode dan 3 jaar, maar is voor het totaal overzicht meegenomen om het bereik en potentieel van reanimatieonderwijs op school te laten zien Deze statistieken brengen een aantal gegevens naar voren: 1. Meer scholen hadden ervoor gekozen om eigen leerkrachten het reanimatietraining te laten geven en deze niet uit te besteden. 2. Het aantal leerlingen met herhalingscursus is slechts 16,5% van de leerlingen die een eerste training hebben gevolgd. Wat zijn mogelijke redenen voor deze resultaten?

1. Wellicht is het voor scholen makkelijker om eigen personeel voor trainingen uit te plannen dan een administratieve rompslomp met externe partners aan te gaan.

2. Mogelijk overstijgen de kosten voor externe partners de kosten voor eigen leerkrachten. 3. Vervolgens blijkt het initieel enthousiasme te verdampen en lijkt het te veel moeite of te duur ook nog herhalingstrainingen aan te bieden.

(34)

VIII. Business plan De vraag is hoe de stichting Levens Redden Doe Je Zo hierop kan inspelen en vanuit een nis verder kan uitbreiden om een landelijk dekking te bereiken.

B. Waarde propositie

Onderstaande tabel geeft een overzicht over de opbouw van de cursus voor instructeurs en de 6-Minutenles voor de scholieren weer. De instructeurs van de stichting Levens Redden Doe Je Zo volgen in principe de instructeurscursus die van de Nederlandse Hartstichting voor gesteld werd. Tabel V33 : Opleiding en lesstructuur

Instructeurscursus 6-Minutenles Hartstichting Levens Redden Doe Je Zo • 6 leerkrach van de school krijgen een 'Instructeurscursus' conform NRR-richtlijnen om opgeleid te worden tot reanimatie-instructeur. Deze instructeurscursus bestaat uit twee onderdelen: 1. THEORIE: 2 E-learning modules, zelfstandig (tijdsinvestering ± 4 uur) 2. PRAKTIJKDAG: door NRR docent-instructeur, op school (tijdsinvestering 8 uur) • Na de cursus zijn de leerkrachten 'kandidaat' reanimatie-instructeur en mogen zij voortaan zelf reanimatielessen geven aan de leerlingen op school. Daar gebruiken zij de '6- Minutenles' van de Hartstichting voor. De 6-Minutenles duurt 4 lesuren en bestaat uit theorie en praktijk in elke les. De digitale lessen zijn geschikt voor digibord en/of beamer en worden ondersteund met een handleiding en werkbladen. De inhoud is officieel erkend door de NRR. De 6-Minutenles is bedoeld voor: • leerlingen vanaf 12 jaar • groepen van maximaal 15 leerlingen per leerkracht Bij de lessen is het noodzakelijk dat gebruik gemaakt wordt van oefenmaterialen zoals poppen en AED-trainers. • Professionals en ervaringsdeskundigen in instructeurs-team • Scholieren vanaf groep 8. In de bijlage bevindt zich een actueel lesschema voor scholieren van groep 8. • Voor oudere scholieren en de herhaling zal er nog een programma moeten komen. • Maximaal 2 lesuren training per jaar: een lesuur theorie + een lesuur praktijk • Er zijn maximaal 5 leerlingen per instructeur = meer hands-on tijd • Check • Call • Compress • AED-training 33 https://www.hartstichting.nl/downloads/reanimatie-in-Nederland-2016

(35)

Randvoorwaarden van de Hartstichting

Om docent-instructeur voor BLS en AED volgens richtlijnen van de Nederlandse Reanimatieraad (NRR) te kunnen worden, zijn er verschillende randvoorwaarden.34 Een randvoorwaarde is dat de kandidaten-instructeur in het bezit zijn van één van onderstaande kwalificaties:

• arts of verpleegkundige of in het bezit van een certificaat van een opleiding in de gezondheidszorg, niveau 4 of 5;

• student Geneeskunde in het bezit van het propedeuse certificaat;

• afgeronde 1e of 2e graad lerarenopleiding of hiervoor studerend (tenminste 120 studiepunten behaald);

• diploma ambulancechauffeur van de Academie voor Ambulancezorg

• geldig certificaat Instructeur Eerste Hulp (bv. van organisaties als Het Oranje Kruis, Medic First Aid en Dan )

Na het positief afsluiten van de opleiding zijn de deelnemers Instructeur Kandidaat. Ze dienen dan nog tweemaal onder begeleiding van een ervaren instructeur les te geven. Ook als het tweemaal lesgeven onder begeleiding goed is verlopen worden ze ingeschreven als volledig instructeur. Vanaf dit moment zijn ze bevoegd om zelfstandig de cursussen volgens de richtlijnen van de NRR te verzorgen. Om de status van instructeur geldig te houden dient men elke 2 jaar een refresher cursus te volgen."

Operationele beperkingen van huidige aanbieders voor reanimatietraining op scholen De opleiding tot reanimatie-instructeur volgens de Nederlandse Hartstichting kent wat operationele beperkingen.

De Hartstichting betaalt de opleiding tot reanimatie-instructeur voor 6 leerkrachten per school. Maar dat is nog maar een klein onderdeel van de overhead kosten die reanimatietraining voor scholieren veroorzaakt. En wat als de leerkrachten die instructeur zijn de school verlaten? Bovendien is de aanschaf, onderhoud en opslag van het oefenmateriaal prijzig. Verder moeten

(36)

VIII. Business plan

er in het gehele kostenplaatje voor reanimatieonderwijs op school ook de opportunity kosten mee genomen worden.

Stichting Levens Redden Doe Je Zo biedt een alternatief35 - waarde propositie

De Stichting Levens Redden Doe Je Zo vangt de boven beschreven operationele beperkingen op, door de scholen van instructeurs en materiaal te voorzien. Het onderwijs door professionals op het gebied van reanimeren wordt zeer gewaardeerd door de leerlingen. Hier kunnen ze eigen ervaringen en vragen naar de real-life praktijk kwijt.

Echter vinden wij het net zo waardevol om naast medische of (ex-)zorgprofessionals en studenten ook "slachtoffers" of bijstanders van een OHCA als ervaringsdeskundige mee te nemen en hun verhaal te laten vertellen. Door samenwerking met (gepensioneerde) medische en zorgprofessionals en ervaringsdeskundigen biedt de stichting Levens Redden Doe Je Zo een extra ten opzichte van vergelijkbare organisaties - de kernwaarde van de stichting. Ideeën en kennis in welke vorm dan ook vormen de belangrijkste activa voor de waarde creatie en de economische groei van deze onderneming36. Grant noemt dit de kennis gebaseerd begrip van een onderneming (knowledge-based view, KBV37). 35 Wissenberg M, Lippert FK, Folke F, et al. Association of national initiatives to improve cardiac arrest management with rates of bystander intervention and patient survival after out-of-hospital cardiac arrest. JAMA 2013;310: 1377–84. Perkins GD, Handley AJ, Koster RW, et al., Adult basic life support and automated external defibrillation section Collaborators. European Resuscitation Council Guidelines for Resuscitation 2015: Section 2. Adult basic life support and automated external defibrillation. Resuscitation 2015;95:81–99. Bohn A, Lukas RP, Breckwold TJ, Böttiger BW, Van Aken H. ‚Kids save lives': why schoolchildren should train in cardiopulmonary resuscitation. Curr Opin Crit Care 2015;21:220–5. Böttiger BW, Van Aken H. Training children in cardiopulmonary resuscitation worldwide. Lancet 2015;385:2353. Böttiger BW, Van Aken H. Kids save lives – _Training school children in cardiopulmonary resuscitation worldwide is now endorsed by the World Health Organization (WHO). Resuscitation 2015;94:A5–7. Greif R, Lockey AS, Conaghan P, Lippert A, De Vries W, Monsieurs KG, Education and implementation of resuscitation section Collaborators. European Resuscitation Council Guidelines for Resuscitation 2015: Section 10. Education and implementation of resuscitation. Resuscitation 2015;95:288–301. 36 Aghion, P., Howitt, P., Brant-Collett, M., & García-Peñalosa, C. (1998). Endogenous growth theory. MIT press. Grandori, A., & Kogut, B. (2002). Dialogue on organization and knowledge. Organization Science, 13(3), 224-231.

(37)

Een ander belangrijk verschil met het onderwijs door de Nederlandse Hartstichting of hun partners is dat onze stichting lessen aan leerlingen vanaf groep 8 aan biedt. Uit altruïsme onderzoek is gebleken dat schoolkinderen van pre-puber leeftijd minder geremd zijn bij het reanimatietraining. In de real-life situatie is de sterkste remmende factor voor het nemen van initiatief de angst om fouten te maken. Ook dit aspect van reanimeren kan tijdens schoollessen veel natuurlijker en gemakkelijk benaderd worden.

Uit de literatuur blijkt dat twee uur opleiding in reanimatie per jaar voldoende is voor schoolkinderen. De opleiding omvat praktische oefeningen die versterkt worden door theoretische lessen. De reacties van scholen die in het aanbod van de stichting geïnteresseerd zijn, brengt naar voren dat de lengde van twee lesuren als ideaal ervaren wordt. Ideaal vooral omdat dit makkelijk in het bestaande curriculum te integreren is. De Stichting Levens Redden Doe Je Zo streeft ernaar om herhalingstrainingen te geven voor VMBO-3 en HAVO/VWO-4. Deze leerlingen zijn tussen de 14 en 17 jaar en fysiek sterk genoeg.

Verder denken wij dat er voor een groep van 30 scholieren minimaal 6 reanimatie-instructeurs nodig zijn om de praktische oefeningen goed te kunnen begeleiden en de hands-on time te vergroten. Dit uit een pool van 6 leerkrachten-instructeurs te faciliteren is voor een school qua planning een uitdagende klus. Ook met oog op de opportunity kosten is dit nogal een probleem voor scholen. De stichting Levens Redden Doe Je Zo biedt hier een waardevolle alternatief. Onderscheidend kenmerk voor scholen

Voor dat er een verplicht reanimatietraining voor scholieren komt, zou met deze additionele waardevolle activiteit reclame voor de school gemaakt kunnen worden. De implementatie van reanimatietraining voor scholieren houd een intrinsieke boodschap van de school in, die de keuze van ouders voor de school van hun kind zou kunnen beïnvloeden.

Phelps, E. S. (2003). Knowledge, information, and expectations in modern macroeconomics: in honor of Edmund S. Phelps. Princeton University Press.

(38)

Grant, R. M. (1996). Toward a knowledge-based theory of the firm. Strategic management journal, 17(S2), 109-VIII. Business plan

Deze intrinsieke boodschap is dat de school ook sociale vaardigheden van maatschappelijk belang leert. Deze boodschap staat los van socio-culturele of religieuze overtuigingen en sluit precies aan op de multiculturele samenleving.

C. Doelgroepen

De doelgroepen zijn gegroepeerd in een school en een enabler doelgroep. Verder kunnen er verschillende subgroepen geïdentificeerd worden. School - doelgroepen

De primaire school-doelgroep van de stichting zijn scholenkoepel, de directie van scholen, onderwijsgevers, docenten en ouders van kinderen. Zonder goedkeuring en enthousiasme van deze doelgroep zal het project helemaal niet van de grond komen.

Wij willen laten zien dat reanimatietraining een aanzienlijk effect kan hebben op het aantal overlevenden van een hartstilstand (o.a. door te verwijzen naar eerder onderzoek) . Daarnaast willen we duidelijk maken dat een kind op deze manier een gevoel van eigenwaarde ontwikkelt, aangezien hij of zij nu weet hoe te handelen. Jong geleerd is oud gedaan, en daar horen reanimatievaardigheden bij. Verder willen we naamsbekendheid creëren bij deze doelgroep en een positief imago ontwikkelen. Uiteindelijk willen we op zoveel mogelijk scholen reanimatiecursussen geven.

De secundaire doelgroep op scholen zijn alle scholieren in Nederland vanaf groep 8 basisschool tot en met VO-scholieren. Aangezien scholieren zich nog midden in het leerproces bevinden, is het effectief om hen een reanimatietraining te geven. We willen hun graag volgende boodschap leren: Je kan geen fouten maken tijdens een reanimatie. Je kunt beter iets doen, dan niets doen. Je kunt veel beter kennis maken met reanimatie in een veilige leeromgeving dan in een echte situatie. In een echte situatie ben je voortaan rustiger en weet je hoe je moet handelen. Het is niet ingewikkeld en het is stoer als je weet wat er moet gebeuren.

(39)

Enabler-doelgroepen

Tot de groep van enablers behoren verantwoordelijke binnen het onderwijsstelsel (ministerie OCW en onderwijsraad), politici en uiteindelijk ook sponsoren en geldschieters. Hierbij valt ook te denken aan verzekeraars. Reanimatietraining voor scholieren kan door verzekeraars als preventie van individuele persoonlijke en daaruit resulterende maatschappelijke schaden gesubsidieerd worden. Immers kunnen de gevolgen van een hartstilstand door adequate reanimatie beperkt worden. Verzekeraars zullen reanimatietraining voor scholieren door investeringen duurzaam kunnen honoreren. Last but not least horen bij de enabler-doelgroep ook vrijwilligers die bereid zijn zich voor de doelen van de stichting in t e zetten.

D. Relatie met doelgroepen

Voor de benadering van de verschillende doelgroepen is het belangrijk om te weten in hoeverre zij op welk van de stichtingsdoeleinden van belang zijn. Onderstaande figuur geeft inzicht in een strategisch structurering van doelgroepen. Figuur 4: Managing doelgroepen naar aanleiding van hun aandeelhouderschap

(40)

VIII. Business plan

Tabel VI: Relatieopbouw en –onderhoud met doelgroepen

Doelgroep Mensen Relatieopbouw en -onderhoud

School Primair: • Scholenkoepel • Schooldirectie • Onderwijsgevers • Docenten • Ouders van kinderen Persoonlijke benadering, Communiteit, Geautomatiseerde diensten Secundair: • Scholieren vanaf groep 8 en ouder Intensieve persoonlijke begeleiding, Geautomatiseerde diensten, Communiteit Enabler Primair: • Verantwoordelijke binnen het onderwijsstelsel (ministerie OCW en onderwijsraad) • Politici Secundair: • Sponsoren • Verzekeraars Persoonlijke benadering , Netwerk, Publicity Vrijwilligers Persoonlijke benadering, Co-creatie door input en medewerking, Communiteit De publicatie van een artikel in Medisch Contact38 heeft

al eerste aanvragen van een scholenkoepel, verschillende docenten en ouders op geleverd. Er zijn ook al concrete afspraken voor een training gemaakt. Er werd via het bestaand netwerk van het stichtingsbestuur persoonlijk contact met verantwoordelijke binnen het onderwijsstelsel gezocht. Daarnaast zijn ook zorgverzekeraars aangesproken. Echter verlopen deze contacten nogal stroperig. Meer publiciteit door een uitgebreid marketing offensief zal

hierin een verbetering moeten brengen.

(41)

De ervaring tot nu toe leert dat de persoonlijke benadering en directe uitleg van missie en visie van de stichting het meest succesvol is. Op deze manier konden al veel vrijwilligers gevonden worden en is er ook een sponsoring van 5.000€ door de RvB van het AMC toegezegd.

E. Kanalen

Om de doelgroepen op een mogelijkst efficiënte manier te benaderen is er een communicatieplan ontwikkeld.

Tabel VII: Fases van het contacteren van beoogde doelgroepen

Fase Contact

1 Besef Besef voor de diensten van onze stichting ontwikkelen door actieve benadering en deelname aan publieke discussies.

2 Evaluatie De doelgroepen kunnen via de website een eigen oordeel over de waarde propositie van onze stichting vormen.

3 Overeenkomst

In deze fase worden er concrete afspraken met de verschillenden doelgroepen gemaakt. Dit geldt zowel voor trainingen en cursussen voor scholieren en vrijwilligers als instructeurs als ook voor beleidsmakers en potentiële geldschieters.

4 Uitvoering Uitvoering van cursussen en trainingen. Start van onderzoek met publicaties.

5 Nazorg Middels database en geautomatiseerde diensten individuele herinnering voor een herhalingscursus aanbieden. Platform voor persoonlijke ervaringen na de training opbouwen.

De kwaliteit van de website speelt bij deze aanpak een centrale rol. Enerzijds om dat de kwaliteit van de website met de kwaliteit van de organisatie geassocieerd39 wordt. Anderzijds is de website de basis voor het contact met de beoogden doelgroepen 39 Grönroos, C. (1984). A service quality model and its marketing implications. European Journal of marketing, 18(4), 36-44. Lin, H. F. (2007). The impact of website quality dimensions on customer satisfaction in the B2C e-commerce

(42)

VIII. Business plan

De website

Onze website is up-to-date, representatief, aanspreekbaar, duidelijk en aantrekkelijk. Sponsoren moeten op een directe manier benaderd worden. We willen inspelen op het gevoel - samen staan we sterk, wij willen het beste voor de maatschappij, etc.. Op de website wordt duidelijk gecommuniceerd hoe partijen ons kunnen steunen. Op onze website staat ook een beschrijving van wie wij zijn, wat onze missie & visie zijn, zodat partijen een beeld van ons hebben. Daarnaast zal het goed zijn om nog een aparte pagina aan te maken met de gezichten achter de stichting, de ambassadeurs en onze partners. Dit komt geloofwaardig over. Er zal ook nog een platform komen voor de verschillenden communiteiten van de stichting. Hierbij valt te denken aan een rubriek voor ervaringen die mensen met reanimatie hebben op gedaan, een rubriek voor vrijwilligers, eentje voor beleidsmakers en ouders. Social media kanalen

We kunnen onze sociale media kanalen gebruiken om ons bereik te laten groeien en een zo breed mogelijk publiek te bereiken. Wij streven ernaar via de website en social media zoals twitter, linkedin en facebook contact te houden met onze partners en doelgroepen. Wij willen hen daarbij uitnodigen om ons verder bekend te maken door promotie, sponsoring en meedoen aan trainingen. Wij kunnen hen dan op de hoogte houden van ontwikkelingen met ons netwerk in Amsterdam en op landelijk niveau, hen uitnodigen voor projecten ter werving van fondsen en hen attenderen op aanbiedingen van opleiders voor bijvoorbeeld het volgen van herhalingscursussen. Voor alle doelgroepen is het belangrijk dat er sprake is van een modern en herkenbare huisstijl, die in alle communicatie-uitingen wordt verwerkt. Denk hierbij aan het gebruik van bepaalde kleuren, hetzelfde lettertype, en terugkerend onze strakke logo, etc. Bovendien zal er frequent geüpdatet informatie ter beschikking gesteld worden. Deze zal dan aankomende cursussen, seminaries, demo's, trainingen of elke andere evenementen die door de stichting georganiseerd worden, aankondigen. Echter zal het gebruik van RSS-feeds bij het

(43)

rekruteren van users kunnen helpen. Deze kunnen zich registreren en krijgen vervolgens een link per mail.

Externe middelen

Hier is het belangrijk om gebruik te maken van relevante vakbladen, zoals Juf & Meester, Het Onderwijsblad en VanTwaalfTotAchttien. Daarnaast willen we gebruikmaken van direct marketing en aanwezig zijn op relevante evenementen en congressen. Wij overwegen om give-aways (sleutelaanhangers, T-shirts,…) met ons logo te ontwerpen en uit te reiken aan deelnemende scholieren, waaruit blijkt dat ze de training gevolgd hebben. Een dergelijke give-away heeft dan ook waarde voor wervingsdoeleinden.

F. Mensen

Kennis en kunde van de vrijwilligers vormen het belangrijkste vermogen van de stichting. Daarom zijn de key-resources van de stichting de mensen die bereid zijn hun tijd, kennis en deskundigheid ter beschikking te stellen. De relatie met de eerder beschreven doelgroepen word met name door persoonlijke benadering opgebouwd en cultiveert. Daarom is het van groot belang om de motivatie en het enthousiasme van de vrijwilligers te onderhouden.

Tabel VIII: Vrijwilligers zijn GIVERS

Wat willen vrijwilligers40? Wat biedt de stichting LRDJZ?

G Growth: Persoonlijke groei en welzijn Behalen van een NRR-instructeursdiploma I Impact: En gevoel er toe te doen en te weten dat zij een verschil maken Opleiding en begeleiding van scholieren bij het leren van belangrijke vaardigheden

V Voice: Manier hoe vrijwilligers zijn gevraagd om hun tijd te geven speelt een rol. Persoonlijke benadering met persoonlijk uitleg over de eigen motivatie en ervaringen en beschrijving van de doelstellingen. E Experience: Eenvoudige manieren om mee te doen, om er te komen, om de klus geklaard te krijgen. Maximaal 2 uren per keer les geven. Afhankelijk van eigen motivatie zo vaak men wil.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de meting van de verticale verplaatsing tijdens het getij blijkt dat de bekleding door de waterdruk naar beneden wordt gedrukt. De grootte van deze 'indrukking' verloopt van 3

Op grond van het uitgangspunt dat in het ontwerp voorwaarden moeten worden geschapen voor vegetatie-ontwikkeling boven Gemiddeld Hoogwater wordt de bekleding van betonblokken

Voor de toetsing wordt ervan uitgegaan dat de constructies zijn uitgevoerd conform de ontwerpnota en daarmee de sterkte van de constructie overeenkomt met het

Uit berekeningen blijkt dat een bekleding van gekantelde betonblokken voor het overgrote deel van het traject kan worden toegepast tot bermniveau; Bekledingen van basaltzuilen

In de volgende tabel wordt per bijlage een omschrijving gegeven. In de kolom "type" wordt aangegeven of de bijlage algemeen, voor een bepaald gebied of voor een

Vol-en-zat gepenetreerde breuksteen: Voor een bekleding bestaande uit vol-en-zat gepenetreerde breuksteen wordt de minimaal benodigde laagdikte in de golfklapzone bepaald op basis

In deze bijlage wordt beschreven op welke wijze de gegevens van de inventarisatie worden omgezet in een vorm die geschikt is voor Algemeen STEENTOETS.. Het betreft alleen

In de volgende tabel wordt per bijlage een omschrijving gegeven. In de kolom "type" wordt aangegeven of de bijlage algemeen, voor een bepaald gebied of voor een