• No results found

Niet gerealiseerde verwachtingen van moeders ten aanzien van hun partner : een verklaring voor de afname in psychisch welzijn en geluk in de partnerrelatie na het krijgen van een kind

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Niet gerealiseerde verwachtingen van moeders ten aanzien van hun partner : een verklaring voor de afname in psychisch welzijn en geluk in de partnerrelatie na het krijgen van een kind"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Niet Gerealiseerde Verwachtingen van Moeders ten Aanzien van hun Partner

Een verklaring voor de afname in psychisch welzijn en geluk in de partnerrelatie na het

krijgen van een kind.

Masterscriptie Preventieve Jeugdhulp en Opvoeding Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde Universiteit van Amsterdam E.E.M. van der Vlugt, 11865857 Begeleider: Dhr. dr. P.J. Hoffenaar Tweede beoordelaar: Mw. dr. L. van Rijn- van Gelderen Amsterdam, Juni 2018

(2)

Unmet expectations regarding the partner: An explanation for the decrease in mother’s psychological well-being and marital satisfaction after childbirth

Abstract

This study investigated whether unmet expectations regarding the partner influence an eventual decrease in mother’s psychological well-being and marital satisfaction after childbirth. Pregnant women (n=98) completed questionnaires about their expectations

regarding the father involvement of her partner and their intimate relationship. A few months after childbirth, their experiences regarding the partner were measured. The results of this cross-sectional study show that mothers generally have high expectations and experiences regarding their partners. However, if expectations are unmet, this affects mother’s postnatal psychological well-being and marital satisfaction. First time mothers and experienced mothers do not differ in the extent of which their expectations can be met. However, first time mothers are more psychologically affected if their expectations cannot be met by their partner. This study shows that mothers can profit from preventive support in creating realistic expectations, regardless of the number of children she has already given birth to.

Keywords: parenthood, unmet expectations, partner, psychological well-being, marital satisfaction

(3)

Niet Gerealiseerde Verwachtingen van Moeders ten Aanzien van hun Partner

De transitie naar het ouderschap is één van de meest uitdagende gebeurtenissen in de levensloop van de mens (Belsky, 1986). De komst van een baby voelt als een verrijking en leidt tot geluk en blijdschap, maar kan door nieuwe, onbekende situaties ook tot onzekerheid en stress leiden (Epifanio, Genna, De Luca, Roccella, & La Grutta, 2015; LeMasters, 1957). Ouders moeten met de nieuwe situatie om leren gaan en hebben vaak enige tijd nodig om in hun rol te groeien (Dush & Amato, 2005). Moeders laten kort na de geboorte vaak een afname in psychisch welzijn (Evens & Simon, 2005; Kluwer, 2010) en geluk in de partnerrelatie zien (Doss, Rhoades, Stanley, Markman, & Simpson, 2009; Twenge, Campbell & Foster, 2003).

Huidige studie onderzoekt of de verwachtingen die moeders hebben ten aanzien van hun partner als vader, voorspellend zijn voor een mogelijke afname van geluk in de

partnerrelatie en het verminderd psychisch welzijn van moeders na de geboorte van een kind. Ik onderzoek ten eerste of de verwachtingen ten aanzien van de partner, tijdens de

zwangerschap, overeenkomen met de uiteindelijke ervaring na de geboorte van het kind. Vervolgens onderzoek ik of niet gerealiseerde verwachtingen leiden tot een verminderde kwaliteit van de partnerrelatie en een afname in psychisch welzijn en of dit effect verschilt bij het krijgen van een eerste of volgend kind.

Het krijgen van een kind leidt tot een nieuwe levensstijl voor beide ouders (Belsky & Rovine, 1990; Dush & Amato, 2005), waarbij ook de partnerrelatie om een herdefiniëring vraagt. Bij de geboorte van een eerste kind veranderen beide ouders van geliefden naar

gedeelde zorgdragers (Kluwer, 2010). Het krijgen van een kind gaat vaak gepaard met minder tijd voor elkaar, minder intimiteit en meer onenigheid (Doss, e.a., 2009; Kluwer & Johnson, 2007). Daarnaast veranderen de gespreksonderwerpen tussen partners, waarbij er

voornamelijk over de baby wordt gepraat. De verhoogde mate van stress en onzekerheid die het ouderschap met zich meebrengt en de verandering in de partnerrelatie kan ertoe leiden dat

(4)

een moeder minder vertrouwen heeft in zichzelf, haar rol als ouder en haar rol als geliefde, wat een verminderd psychisch welzijn tot gevolg kan hebben (Chen, Enright, Tung, & Fiese, 2016; Dush & Amato, 2005; Kohn, Rholes, Simpson, Martin, Tran & Wilson, 2012).

Een laag psychisch welzijn vergroot het risico dat een moeder zich minder bezighoudt met haar kind en de opvoeding (Kaczynski, Lindahl, Mailik, & Laurenceau, 2006; Ribar, 2015). De emotionele omstandigheden kunnen ertoe leiden dat een moeder zich meer richt op haar eigen welzijn en hierdoor minder tijd en ruimte heeft voor haar kind. Daarnaast kan zij in deze gesteldheid minder steun bieden aan haar kind en is er mogelijk meer conflict

binnenshuis. Weinig toewijding van (één van) de ouders, een afname in steun en een toename in conflict kunnen leiden tot internaliserende en externaliserende problemen bij kinderen (Kaczynski et al., 2006; Krishnakumar & Buehler, 2000). De problematiek die kinderen als gevolg van een onstabiele thuissituatie ontwikkelen, kan op latere leeftijd uitgroeien tot bijvoorbeeld antisociaal gedrag of depressie. Dit leidt tot financiële lasten voor de samenleving door kosten aan justitieel optreden of psychosociale begeleiding om deze jongeren te ondersteunen.

De zelf-discrepantietheorie van Higgins (1987) kan een mogelijke verklaring bieden voor het negatief emotioneel welbevinden dat moeders ervaren na de geboorte van een kind (Adams, 2015). Volgens deze theorie vormen mensen ideaalbeelden over zichzelf, hun omgeving en gebeurtenissen. Als de werkelijkheid deze ideaalbeelden weerlegt, leidt dit tot teleurstelling en negatieve emoties. Tijdens de zwangerschap beïnvloeden deze ideaalbeelden de verwachtingen moeders hebben over de periode na de geboorte van het kind (Lawrence, Nylen, Cobb, & Kazak, 2007). Indien deze verwachtingen van moeders niet blijken uit te komen na de geboorte van het kind, zal dit volgens de zelf-discrepantietheorie van Higgins leiden tot teleurstelling en negatieve emoties.

(5)

van het kind, de toekomstige leefstijl, maar ook over de betrokkenheid van haar partner bij de opvoeding en de kwaliteit van de relatie met haar partner. De mate van betrokkenheid van haar partner wordt beoordeeld op basis van hoeveel taken hij verricht in het huishouden en in hoeverre hij zich bezighoudt met de baby (Biehle, Mickelson, & Kaslow, 2012). De ervaren kwaliteit van de partnerrelatie is afhankelijk van de mate van steun, affectie en toenadering die de moeder ervaart (Lietzinger & Gordon, 2005).

Verwachtingen ten aanzien van de partner zijn vaak gebaseerd op de situatie voorafgaand aan de bevalling (Harwood, McLean, Durkin & Garcia Coll, 2007). Deze verwachtingen komen mogelijk niet overeen met de ervaringen na de geboorte van het kind, omdat de transitie naar ouderschap de onderlinge partnerrelatie beïnvloedt (Adamsons, 2013; Kluwer, 2007). Het vulnerability stress adaptation model of marriage (VSA-model) van Karney en Bradbury (1995) biedt een mogelijke verklaring voor de veranderde partnerrelatie na de transitie naar ouderschap. Het model gaat er vanuit dat veranderingen binnen de partnerrelatie het gevolg zijn van één of meer van de volgende constructen: langdurige kwetsbaarheden, aanpassingsprocessen en stressvolle gebeurtenissen. De transitie tot

ouderschap is een stressvolle gebeurtenis, die de manier van omgang tussen partners negatief beïnvloedt. Volgens Karney en Bradbury bestaat de kans dat de omgang tussen partners, na de geboorte van het kind, niet overeenkomt met omgang tussen partners voorafgaand aan de geboorte van het kind, waarop moeder haar verwachting heeft gebaseerd.

Een andere verklaring kan gevonden worden in de personality-relationship transaction theory (Asendorpf & Van Aken, 2003; Neyer & Lehnart, 2007). Deze theorie stelt dat sociale relaties en gedrag elkaar wederzijds beïnvloeden. Gedrag bepaalt welke sociale relaties iemand aangaat en hoe deze relaties eruitzien. Tegelijkertijd beïnvloeden sociale relaties ook de manier waarop iemand zich gedraagt. Bij de geboorte van een eerste kind is er een sterke verandering in de relatie tussen ouders, wat ook leidt tot een individuele gedragsverandering.

(6)

Hierdoor zal de verwachting ten aanzien van elkaars gedrag, voorafgaand aan het ouderschap, mogelijk anders zijn dan hoe de partners zich daadwerkelijk zullen gedragen als ouders. Dit mechanisme kan ook verklarend zijn bij de geboorte van een tweede, derde of volgend kind. Een nieuw gezinslid leidt ertoe dat relaties in bepaalde mate opnieuw worden gedefinieerd en het onderlinge gedrag kan worden beïnvloed.

Het effect van niet gerealiseerde verwachtingen ten aanzien van het ouderschap werd in 2007 onderzocht door Harwood en collega’s. In dit Australische onderzoek werden verwachtingen ten aanzien van de zorg voor de baby en de invloed die het ouderschap zal hebben op het welbevinden en de sociale relaties van moeders in kaart gebracht. Vervolgens werden de verwachtingen vergeleken met de uiteindelijke ervaringen omtrent zorg voor de baby, het welbevinden en de sociale relaties. Aan de studie namen 71 vrouwen deel, die samenwoonden met hun partner en in verwachting waren van hun eerste kind. De eerste vragenlijst werd ingevuld op het moment dat de toekomstige moeders tussen de 24 en 36 weken zwanger waren. Vier maanden na de uitgerekende bevallingsdatum werden de moeders opnieuw benaderd voor de tweede vragenlijst. De resultaten laten zien dat niet gerealiseerde verwachtingen de kans op depressie- en een afname in huwelijksgeluk vergroten. De

generaliseerbaarheid van de studie van Harwood en collega’s (2007) is echter beperkt, omdat er sprake is van een erg homogene participanten. Daarnaast zijn in deze studie enkel moeders betrokken die in verwachting waren van hun eerste kind.

Delmore-Ko, Pancer, Hunsberger, Pratt en Parke (2000) onderzochten de effecten van verschillende verwachtingen ten aanzien van het ouderschap. Uit de resultaten bleek dat moeders die ‘voorbereid’ waren op het ouderschap zich het best aanpasten aan hun moederrol. Deze moeders hadden tijdens de zwangerschap positieve verwachtingen ten aanzien van het ouderschap, waren enthousiast, ondervonden weinig spanning en hadden voorafgaand aan de geboorte verschillende coping-strategieën ontwikkeld om met de uiteindelijk situatie als ouder

(7)

om te gaan. Doordat de moeders voorbereid waren op wat zou komen, kwam hun ervaring met het ouderschap grotendeels overeen met hun verwachting.

De studie van Biehle et al. (2012) vindt eveneens de relevantie van het vormen van realistische verwachtingen die door de partner zouden kunnen worden gerealiseerd. In dit onderzoek wordt gekeken naar de verdeling van huishoudelijke- en opvoedtaken tussen ouders. Wanneer een moeder verwacht dat haar partner betrokken zal zijn bij opvoeding en huishoudelijke taken, maar deze verwachting wordt niet gerealiseerd, is dit een voorspeller voor depressie en een afname in geluk in de partnerrelatie van moeders. Moeders die de realistische verwachting vormen dat hun partner niet betrokken zal zijn, hebben minder kans op negatieve gezondheidsuitkomsten.

In eerdere studies naar verwachtingen ten aanzien van het ouderschap zijn enkel gegevens verzameld van moeders die in verwachting zijn van hun eerste kind (Biehle, et al. 2012; Delmore-Ko et al., 2000; Harwood et al., 2007). Deze studies gaan ervan uit dat enkel de geboorte van een eerste kind een substantiële invloed zal hebben op de levensstijl en het psychisch welzijn van moeders. Echter, een uniek, grootschalig longitudinaal onderzoek naar de relatie tussen romantische relaties en zelfvertrouwen (Van Scheppingen, Denissen, Chung, Tambs, & Bleidorn, 2017) vergeleek vrouwen die recentelijk moeder zijn geworden van hun eerste, tweede, derde of vierde kind. Uit de resultaten bleek dat er een overeenkomend veranderingspatroon te zien is in zelfvertrouwen bij het krijgen van een eerste of volgend kind. Geluk in de partnerrelatie daalt het sterkste bij het krijgen van een eerste kind, maar bij een volgend kind is eveneens een significante daling te zien. Het is dus relevant om in vervolgonderzoek naar de voorspellers van geluk in de partnerrelatie, diverse moeders te benaderen, ongeacht het aantal kinderen dat zij al heeft.

Aansluitend bij deze relevantie zet huidig onderzoek de volgende onderzoeksvraag centraal: “Wat is het effect van niet gerealiseerde verwachtingen ten aanzien van de partner

(8)

bij het krijgen van een kind op geluk in de partnerrelatie en psychisch welzijn van moeders van een eerste of volgend kind?” Om deze vraag te kunnen beantwoorden worden de volgende deelvragen gesteld: “Is er een discrepantie tussen de prenatale verwachting en postnatale ervaring ten aanzien van de partner als vader?” “Voorspelt de discrepantie tussen verwachting en ervaring het geluk in de partnerrelatie en psychisch welzijn?” “Is er een verschil in het uitkomen van verwachtingen de geboorte van een eerste of volgend kind?” en “Is er een verschil in effect van niet gerealiseerde verwachting bij de geboorte van het eerste of volgend kind?”

Op basis van VSA-model (Karney & Bradbury 1995), de personality-relationship transaction theory (Asendorpf & Van Aken, 2003; Neyer & Lehnart, 2007) en resultaten van gelijksoortige studies (Biehle et al., 2012; Lawrence et al., 2007) wordt een negatieve

discrepantie verwacht tussen prenatale verwachtingen en postnatale ervaringen ten aanzien van de partner. Dit betekent dat de postnatale ervaringen niet voldoen aan de prenatale verwachtingen die de moeder had ten aanzien van haar partner. Er wordt verwacht dat de niet gerealiseerde verwachtingen een voorspeller zijn voor een afname in relatiegeluk en

psychisch welzijn van moeders na de geboorte van een kind. Verder wordt verwacht dat de verwachtingen van moeders vaker niet gerealiseerd worden bij het krijgen van een eerste kind en dat het niet uitkomen van verwachtingen een sterkere invloed heeft op psychisch welzijn en relatiegeluk bij de komst van een eerste kindje dan bij het krijgen van een volgend kind.

De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW, 2018) benadrukt het belang van replicatie van gelijkwaardige studies, omdat het de kwaliteit van

onderzoeksresultaten verhoogt. Huidige studie repliceert een gedeelte uit het onderzoek van Harwood en anderen (2007) naar het effect van niet gerealiseerde verwachtingen. Er zal specifiek worden gericht op de verwachtingen ten aanzien van de partnerbetrokkenheid en de kwaliteit van de partnerrelatie. Daarnaast wordt, aanvullend op eerder onderzoek (Biehle, et

(9)

al., 2012; Delmore-Ko et al., 2000; Harwood et al., 2007), een vergelijking gemaakt tussen moeders die in verwachting zijn van hun eerste kind en moeders die al één of meerdere kinderen hebben. Indien niet gerealiseerde verwachtingen ten aanzien van de partner inderdaad een negatieve invloed hebben op psychisch welzijn en geluk in de partnerrelatie, benadrukt dit het belang reële verwachtingen te creëren bij moeders. De bevindingen van huidige studie kunnen worden ingezet voor de ontwikkeling van een preventieve benadering voor het creëren van reële verwachtingen bij moeders en het stimuleren van voldoende steun, affectie, toenadering en betrokkenheid van de partner bij het krijgen van een kind.

Methode Procedure

Huidig onderzoek is onderdeel van een replicatiestudie naar de verwachtingen van aanstaande ouders ten aanzien van het ouderschap. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is gebruik gemaakt van secundaire data-analyse op basis waarvan kwantitatief onderzoek is uitgevoerd. Voor het onderzoek zijn (toekomstige) ouders benaderd voor het invullen van een online vragenlijst naar prenatale verwachtingen, postnatale ervaringen, het psychisch welzijn en het geluk in de partnerrelatie. De eerste vragenlijst werd tijdens de zwangerschap ingevuld door 327 participanten, waarvan 314 vrouwen. Door het zeer geringe aantal deelnemende vaders, is besloten dit onderzoek te richten op moeders. Voor het tweede meetmoment werden de moeders opnieuw benaderd. De tweede online vragenlijst werd ingevuld door 98 moeders, vier tot tien maanden na de geboorte van haar kind.

Participanten

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is een selectie gemaakt van vrouwelijke participanten, die samenwoonden met hun partner en beide vragenlijsten hebben ingevuld (N= 98). De vrouwen waren bij het invullen van de eerste vragenlijst tussen de 21 en 41 jaar (M = 30.29, SD = 3.68). De gemiddelde leeftijd van de partners was 33 jaar (SD = 4.80). De

(10)

participanten hadden overwegend een Nederlandse achtergrond. Zij hadden allemaal een opleiding gevolgd op MBO- (n = 26), HBO- (n = 35) of WO-niveau (n=36). Van de participanten verwachtte 62% haar eerste kind. De overige participanten rapporteerden al moeder te zijn van één (n = 28) of twee (n = 9) kinderen. Voor 92% van de vrouwen was deze zwangerschap gepland.

Met een t-toets en chi kwadraat toets is onderzocht of de groep die beide vragenlijsten heeft ingevuld, en dus meegenomen is in de analyse (n = 98), verschilde van de groep die alleen de eerste vragenlijst heeft ingevuld (n = 216). Uit deze attritieanalyse blijkt dat de groepen niet significant verschillen in leeftijd van de moeder, aantal moeders die hun eerste kind kregen of aantal ongeplande zwangerschappen. Er is wel een significant verschil in opleidingsniveau tussen de twee groepen, t(312)= -2.23, p = .03, d = 0.27. De moeders die deelnamen aan beide vragenlijsten (M = 6.12, SD = .82) blijken een hoger opleidingsniveau te hebben dan de moeders die alleen de eerste vragenlijst invulden (M = 5.89, SD = .88).

Meetinstrumenten

Voor de gehele studie is gebruik gemaakt van verschillende vragenlijsten. Deze zijn samengevoegd tot één online vragenlijst die de participanten via internet hebben ingevuld. Voor huidig onderzoek is een selectie gemaakt van relevante schalen om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Daarnaast zijn door middel van losse vragen demografische

gegevens en informatie over de zwangerschap verkregen. De schalen bevatten positief- en negatief geformuleerde vragen.

Geluk in de partnerrelatie. Om verandering van geluk in de partnerrelatie te kunnen vaststellen is op beide momenten de mate van geluk in de partnerrelatie van de moeder

gemeten. Deze data zijn verkregen via de huwelijkssatisfactieschaal, ontwikkelt door Kerkstra (1985). De vragenlijst bestaat uit zeven items die worden beantwoord aan de hand van een 6-punts Likertschaal (1 = helemaal mee oneens, 6 = helemaal mee eens). Een voorbeeldvraag

(11)

voor het meten van geluk in de partnerrelatie is: “Zoals we nu met elkaar omgaan, zou ik altijd wel bij mijn partner willen blijven”. Vervolgens wordt over de zeven items een gemiddelde score berekend op de variabele ‘geluk in de partnerrelatie’.

Een factoranalyse liet zien dat de huwelijkssatisfactieschaal als één factor 30 procent van de variantie verklaarde. Het opsplitsen van de schaal in twee of drie factoren bleek de verklaarde variantie niet te verhogen en dus niet tot een beter interpreteerbare schaal te leiden. Om die reden wordt bij het meten van geluk in de partnerrelatie geen onderscheid gemaakt tussen de betrokkenheid van de partner bij de opvoeding en de kwaliteit van de liefdesrelatie. Op beide meetmomenten is de huwelijkssatisfactieschaal voor deze steekproef betrouwbaar (respectievelijk α = .82 en α = .87).

Psychisch welzijn. Op beide meetmomenten is het psychisch welzijn in kaart gebracht door gebruik te maken van de Nederlandse versie van de Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS) (Snaith, 2002; Spinhoven, Ormel, Sloekers, Kempen, Speckens & Hemert, 1997). Een meta-analyse naar 41 studies die gebruik maken van de HADS heeft aangetoond dat deze schaal een bruikbaar screeningsinstrument is voor emotionele problematiek

(Brennan, Worral-Davies, McMillan, Gilbody & House, 2010). De HADS meet het psychisch welzijn aan de hand van veertien items. Antwoord kon worden gegeven aan de hand van een 5-punts Likertschaal (1 = helemaal mee oneens, 5 = helemaal mee eens). Een voorbeeldvraag voor het meten van psychisch welzijn is: “Ik geniet nog steeds van dingen waarvan ik vroeger genoot”. Er wordt een gemiddelde score per participant berekend op de variabele ‘psychisch welzijn’. De schaal voor psychisch welzijn blijkt op beide meetmomenten voor deze

steekproef betrouwbaar te zijn (respectievelijk α = .79 en α = .89).

Verwachtingen en Ervaringen. Om de prenatale verwachtingen en postnatale ervaringen van moeders ten aanzien van hun partner in kaart te brengen, is gebruik gemaakt van het gedeelte van de Parenting Expectations vragenlijst (Harwood et al., 2004, 2007), dat

(12)

zich richt op de partnerrelatie. Bij de eerste meting zijn elf stellingen voorgelegd omtrent de verwachte betrokkenheid van de partner bij de opvoeding en de verwachte relatie met partner die beïnvloed zou kunnen worden door de komst van de baby. Bij de tweede meting zijn elf overeenkomende stellingen voorgelegd omtrent de uiteindelijke ervaringen ten aanzien van de betrokkenheid en liefdesrelatie met de partner. De vragen zijn beantwoord aan de hand van een 7-punts Likertschaal waarin de moeders aangeven in welke mate zij het eens zijn met een stelling (1= helemaal mee oneens, 7 = helemaal mee eens). Over de elf vragen wordt een gemiddelde score berekend voor de variabelen ‘verwachting’ en ‘ervaring’.

Een voorbeeld van een stelling die de verwachting ten aanzien van de partner in kaart brengt, is: “Ik verwacht dat mijn partner en ik meer plezier zullen hebben samen”, Een

voorbeeld van een stelling die de ervaring ten aanzien van de partner in kaart brengt, is: “Mijn partner en ik hebben meer plezier samen.” Er is voor deze steekproef voldoende

betrouwbaarheid gevonden op de vragenlijst naar verwachtingen en de vragenlijst naar ervaringen (respectievelijk α = .75 en α = .83).

Analyseplan

De data-analyse van huidig onderzoek komt gedeeltelijk overeen met de analyse gebruikt door Harwood en anderen (2007). Ten eerste is de discrepantie tussen verwachtingen en ervaringen ten aanzien van de partner gemeten door middel van een t-toets voor gepaarde waarnemingen. Vervolgens is met behulp van een regressieanalyse een residuscore per respondent berekend, die de discrepantie tussen verwachting en ervaring weergeeft. Op deze manier kon per respondent het effect worden gemeten, van het al dan niet uitkomen van verwachtingen ten aanzien van de partner op psychisch welzijn en geluk in de partnerrelatie. Door middel van een t-toets is vervolgens onderzocht of er een verschil was in de mate van niet gerealiseerde verwachtingen tussen moeders van een eerste of volgende kind.

(13)

welzijn en geluk in de partnerrelatie op beide meetmomenten en de discrepantiescore tussen verwachting en uitkomst. Vervolgens zijn deze variabelen meegenomen in twee multipele regressieanalyses om het effect van niet gerealiseerde verwachtingen op het geluk in de partnerrelatie- en psychisch welzijn te meten. Bij beide multipele regressieanalyses is het interactie-effect ‘discrepantie × eerste of volgend kind’ toegevoegd, om te toetsen of niet gerealiseerde verwachtingen een sterker negatief effect hebben bij het krijgen van een eerste kind. Voorafgaand aan de analyse is gecontroleerd of de data voldeed aan de assumpties voor een gepaarde t-toets en een (multipele) regressieanalyse. De data bleek aan de assumpties voor beide toetsen te voldoen.

Resultaten

Verschil tussen prenataal en postnataal relatiegeluk en psychisch welzijn

De gemiddelde scores op de schalen voor relatiegeluk en psychisch welzijn voor en na de geboorte van het kind, verwachtingen ten aanzien van de partner, ervaringen ten aanzien van de partner en de gemiddelde discrepantie tussen verwachting en ervaring zijn

weergegeven in Tabel 1. Naast de gemiddelde score over de totale groep, zijn de gemiddelde scores voor moeders die hun eerste kindje krijgen en moeders die al één of meerdere kinderen hebben, apart vermeld.

Tabel 1

Gemiddelden en Standaarddeviaties op de Vragenlijsten voor de Gemeten Variabelen Totaal

(n=98) Eerste kind (n=61) Volgend kind (n=37)

Variabele M SD M SD M SD

Prenataal relatiegeluk 5.39 .70 5.48 .62 5.24 .80 Postnataal relatiegeluk 5.14 .86 5.14 .91 5.16 .79 Prenataal psychisch welzijn 4.04 .54 3.98 .58 4.13 .45 Postnataal psychisch welzijn 4.08 .64 4.00 .68 4.20 .54 Noot. Verwachting t.a.v. partner is tijdens de zwangerschap gemeten, ervaring t.a.v. partner is na de geboorte

(14)

Tabel 1

Gemiddelden en Standaarddeviaties op de Vragenlijsten voor de Gemeten Variabelen Totaal

(n=98) Eerste kind (n=61) Volgend kind (n=37)

Variabele M SD M SD M SD

Verwachting t.a.v. partner 5.68 .63 5.59 .64 5.83 .58 Ervaringen t.a.v. partner 5.53 .89 5.54 .92 5.53 .84 Gemiddelde discrepantiescore .00 .99 .08 1.04 -0.13 .91 Noot. Verwachting t.a.v. partner is tijdens de zwangerschap gemeten, ervaring t.a.v. partner is na de geboorte

van het kind gemeten.

Om te onderzoeken of het psychisch welzijn en geluk in de partnerrelatie verschilden tijdens de zwangerschap en na de geboorte van het kind, zijn de gemiddelde scores op de vragenlijsten vergeleken door middel van een t-toets voor gepaarde waarnemingen. Hieruit bleek dat het geluk dat moeders in de partnerrelatie ervaarden significant daalde na de geboorte van het kind, t (97) = 3.76, p < .01, d = .32. Het psychisch welzijn bleek niet

significant te verschillen tijdens en vlak na de zwangerschap, t (97) = -.66, p = .512. Moeders bleken niet verschillend te scoren op pre- en postnataal geluk in de partnerrelatie en psychisch welzijn bij het krijgen van een eerste of volgend kind.

Prenatale verwachtingen en postnatale ervaringen ten aanzien van de partner De score op de verwachtingenvragenlijst is vergeleken met de score op de

ervaringenvragenlijst door middel van een t-toets voor gepaarde waarnemingen. Er bleek geen significant verschil te zijn tussen verwachtingen en ervaringen ten aanzien van de partner, t (97) = 1.813, p = .073. Daarnaast bleek er geen significant verschil tussen moeders die in verwachting waren van een eerste of volgend kind in de mate waarin hun verwachtingen konden worden gerealiseerd, t (97) = 1.04, p = .285.

Om de verschilscore tussen verwachting en ervaring per respondent weer te geven zijn door middel van een regressieanalyse residuscores berekend. Een negatieve residuscore betekent dat de verwachting van de moeder ten aanzien van haar partner niet kon worden

(15)

gerealiseerd. Zoals te zien is in Figuur 1 zijn de residuscores normaal verdeeld, met enige scheefheid naar de rechterkant (skewness = -.32, kurtosis = -.39). Hiermee voldoen de residuscores aan de assumptie om toegevoegd te worden aan de multipele regressieanalyses voor de voorspellers van het postnataal psychisch welzijn en relatiegeluk van moeders.

Figuur 1. Frequenties van de discrepantiescore (residuscore) tussen verwachtingen en ervaringen van moeders ten aanzien van hun partner.

Voorafgaand aan de multipele regressieanalyse zijn de correlaties tussen de variabelen berekend aan de hand van een Pearson correlatietoets. Zoals te zien is in Tabel 2 correleerden alle variabelen significant met elkaar, met uitzondering van het prenataal psychisch welzijn en de discrepantie tussen de verwachting en ervaringsscore. De variabelen correleerden laag genoeg met elkaar om resultaten uit de multipele regressieanalyse te kunnen aannemen. Het geluk in de partnerrelatie en het psychisch welzijn van moeders lieten een middelmatig positief verband zien. Een verandering in geluk in de partnerrelatie zou kunnen leiden tot een verandering in het psychisch welzijn, en andersom.

(16)

Het effect van niet gerealiseerde verwachtingen op relatiegeluk

Tabel 3 geeft de uitkomsten van de multipele regressieanalyse voor geluk in de partnerrelatie weer. Met behulp van de multipele regressieanalyse is getoetst of het geluk in de partnerrelatie tijdens de zwangerschap een voorspeller was voor het geluk in de

partnerrelatie na de geboorte. Daarnaast is getoetst of de discrepantie tussen prenatale

verwachtingen en postnatale ervaringen ten aanzien van de partner het relatiegeluk voorspelde en of het krijgen van een eerste kindje deze invloed versterkte.

Uit de multipele regressieanalyse bleek dat het geluk in de partnerrelatie tijdens de zwangerschap een significante voorspeller was voor het geluk in de partnerrelatie na de geboorte van het kind, 𝛽𝛽 = .55, t(97) = 8.86, p < .01. Daarnaast bleek dat niet gerealiseerde verwachtingen ten aanzien van de partner het postnatale geluk in de partnerrelatie

beïnvloedden, 𝛽𝛽 = .74, t(97) = 4.25, p < .01. Het prenatale geluk in de partnerrelatie en de discrepantie tussen verwachting en ervaring verklaarden samen 65% van de variantie van het postnatale geluk in de partnerrelatie. Het krijgen van een eerste of volgend kind bleek een significant voorspeller voor het prenatale relatiegeluk, 𝛽𝛽 = .15, t(97) = 2.57, p = .012, maar er bleek geen interactie-effect te zijn van de variabelen discrepantie en eerste of volgend kind. Tabel 2

Pearson Correlatie voor de Variabelen Gebruikt in de Multipele Regressieanalyse

Variabele 1 2 3 4 5

1. Discrepantiescore -

2. Prenataal psychisch welzijn .20 -

3. Postnataal psychisch welzijn .47** .52* -

4. Prenataal relatiegeluk .32** .38** .32** -

5. Postnataal relatiegeluk .65** .33** .44** .67** -

(17)

Het effect van niet gerealiseerde verwachtingen op psychisch welzijn

Tabel 4 geeft de uitkomsten van de multipele regressieanalyse voor psychisch welzijn weer. Met behulp van de multipele regressieanalyse is getoetst of het postnataal psychisch welzijn van moeders voorspeld kon worden door het psychisch welzijn tijdens de

zwangerschap. Daarnaast is getoetst of het niet uitkomen van verwachtingen ten aanzien van de partner invloed had op het postnataal psychisch welzijn van moeders en of er een

interactie-effect was van niet gerealiseerde verwachtingen en het krijgen van een eerste kind. Het psychisch welzijn tijdens de zwangerschap bleek een significante voorspeller voor het psychisch welzijn na de geboorte van het kind, 𝛽𝛽 = .42, t(97) = 5.30, p < .01. Daarnaast Tabel 3

Uitkomsten van de Multipele Regressieanalyse voor de Voorspellers van Geluk in de Partnerrelatie na de Geboorte van een Kind (n=98).

Variabele ∆𝑅𝑅2 b SE ß

Prenataal relatiegeluk .45** .68** .08 .55** Discrepantie .21** .64** .15 .74** Eerste of volgend kind .02* .27* .10 .15* Discrepantie × Eerste of volgend kind .01 -.16 .11 -.26 Noot. * p < .05. ** p < .01.

(18)

bleek de discrepantie tussen verwachting en uitkomst voorspellend te zijn voor het postnataal psychisch welzijn, 𝛽𝛽 = .83, t(97) = 3.58, p = .001. Wanneer de verwachtingen van moeders niet werden gerealiseerd bleek het postnataal psychisch welzijn van moeders hieronder te lijden. Het prenataal psychisch welzijn en de discrepantie tussen verwachting en ervaring verklaarden samen 41% van de variantie in het postnataal psychisch welzijn.

Tot slot bleek uit de multipele regressie analyse een interactie-effect tussen de discrepantiescore en het krijgen van een eerste of volgend kind. Niet gerealiseerde

verwachtingen hadden een sterkere negatieve invloed op het psychisch welzijn van moeders, Tabel 4

Uitkomsten van de Multipele Regressieanalyse voor de Voorspellers van Psychisch Welzijn na de Geboorte van het Kind (n=98).

Variabele ∆𝑅𝑅2 B SE ß

Prenataal psychisch welzijn .27** .50** .10 .42** Discrepantie .14** .54** .15 .83** Eerste of volgend kind .02 .16 .10 .12 Discrepantie × Eerste of volgend kind .02* -.21* .11 -.46*

(19)

bij het krijgen van een eerste kindje, 𝛽𝛽 = -.46, t(97) = -2.0, p = .049. Dit interactie-effect is weergegeven in Figuur 2.

Figuur 2. De relatie tussen residuscores voor verwachting en ervaring t.a.v. de partner en het psychisch welzijn voor moeders die in verwachting zijn van een eerste of volgend kind.

Discussie

Na de geboorte van een kind laten moeders vaak een afname in psychisch welzijn en geluk in de partnerrelatie zien (Evens & Simon, 2005; Kluwer, 2010; Twenge, et al., 2003). Dit zou mogelijk verklaard kunnen worden doordat moeders een idealistisch beeld vormen ten aanzien van het ouderschap, die in werkelijkheid niet kan worden gerealiseerd (Adams, 2015). Huidige studie onderzocht of niet gerealiseerde verwachtingen ten aanzien van de partner een verklaring kunnen bieden voor de afname in psychisch welzijn en geluk in de partnerrelatie. Uit de resultaten bleek dat een afname in postnataal psychisch welzijn en geluk in de

partnerrelatie voor een groot deel verklaard kan worden doordat verwachtingen van moeders hoger zijn dan de uiteindelijke ervaringen ten aanzien van hun partner. Het psychisch welzijn werd sterker beïnvloed door niet gerealiseerde verwachtingen bij de geboorte van een eerste

(20)

kind.

In lijn der verwachting bleek uit de resultaten dat de tevredenheid van moeders over hun partnerrelatie vlak na de geboorte van een kind afneemt. Deze afname kan verklaard worden doordat het krijgen van een kind leidt tot minder vrije tijd samen met de partner, wat een negatieve invloed kan hebben op de kwaliteit van de partnerrelatie (Doss, e.a., 2009; Johnson, Zabriskie, & Hill, 2006). Er werd verwacht dat een discrepantie tussen

verwachtingen en ervaringen ten aanzien van de partner eveneens een grote verklaring zou bieden voor de afname van geluk in de partnerrelatie. Huidige studie bevestigt deze

verwachting. Het verminderde geluk in de partnerrelatie kan voor een relatief groot deel verklaard worden doordat de manier waarop de partner zijn vaderrol oppakt, niet overeenkomt met de voorafgaand gecreëerde verwachting van de moeder. De teleurstelling die hiermee gepaard gaat (Adams, 2015), zou kunnen leiden tot meer conflict tussen partners, wat kan leiden tot minder tevredenheid over de kwaliteit van de partnerrelatie (Lemay, Venaglia, Alexander, Baumeister, & Vohs, 2016).

Conform de hypothese bleek een afname in postnataal psychisch welzijn van moeders eveneens voor een relatief groot deel verklaard te worden doordat verwachtingen ten aanzien van de partner hoger waren dan de uiteindelijke ervaring. Veel moeders leven na de geboorte van hun kind op een roze wolk. Deze figuurlijk roze wolk valt mogelijk sneller uiteen

wanneer moeders zich realiseren dat de gezinservaring niet overeenkomt met hoe zij het zich had voorgesteld (Lemola, Stadlmayr, & Grob, 2007). Vaak wordt een negatief postnataal welzijn verklaard door een zware bevalling, vermoeiende levensstijl of toename in stress (Nomaguchi & Milki, 2003; Rowlands & Redshaw, 2012). De bevindingen van huidige studie tonen echter aan dat de mate waarin partners betrokken zijn bij de opvoeding en de kwaliteit van de liefdesrelatie ook verklarend kunnen zijn.

(21)

een negatieve invloed hebben op het geluk in de partnerrelatie en het psychisch welzijn. Uit huidig onderzoek bleek echter dat de verwachtingen van moeders over het algemeen konden worden gerealiseerd. Dit weerlegt de hypothese die gebaseerd was op theoretische- en eerdere onderzoeksbevindingen (Biehle, et al., 2012; Delmore-Ko et al., 2000; Karney & Bradbury, 1995; Asendorpf & Van Aken, 2003) en er vanuit ging dat verwachtingen van moeders hoger zouden zijn dan hun uiteindelijke ervaringen.

Een mogelijke verklaring voor dit resultaat kan worden gevonden in het feit dat er in de afgelopen jaren veel aandacht is voor de realistische, soms negatievere kant van

ouderschap (Entsieh & Hallström, 2016). Toekomstige ouders bereiden zich door

zwangerschapsboeken- en bijeenkomsten steeds beter voor op het ouderschap en krijgen al een realistisch beeld voorafgaand aan de geboorte van het kind. Daarnaast zou deze

onverwachte bevinding kunnen liggen aan het feit dat de steekproef gemiddeld in de bovenste range van de Likert-schalen scoorde voor pre- en postnataal psychisch welzijn en de

verwachtingen en ervaringen ten aanzien van de partner. De onderzoeksopzet zou mogelijk binnen een meer klinische doelgroep van moeders met bijvoorbeeld postnatale depressieve klachten een sterkere discrepantie tussen verwachtingen en ervaringen laten zien.

De resultaten uit deze studie sluiten aan bij de bevindingen van Harwood en collega’s (2007), die eveneens negatieve effecten van niet gerealiseerde verwachtingen vonden op psychisch welzijn en relatiegeluk. Deze replicatie met betrekking tot verwachtingen en ervaringen ten aanzien van de partner, vergroot de robuustheid van de bevindingen van beide studies (KNAW, 2018). Door moeders mee te nemen die in verwachting zijn van een volgend kind is huidige studie een aanvulling op eerdere studies naar verwachtingen ten aanzien van het ouderschap (Biehle, et al. (2012); Delmore-Ko et al. (2000); Harwood et al., 2007). Moeders blijken bij een het krijgen van een volgend kind even vaak niet gerealiseerde verwachtingen te hebben als moeders die een eerste kindje krijgen.

(22)

Uit de resultaten bleek wel dat moeders bij het krijgen van een volgend kindje minder emotioneel geraakt waren als partners hun vaderrol anders oppakten dan verwacht of als de wederzijdse betrokkenheid tussen partners afnam. Het opnieuw vormen van positieve, mogelijk niet realistische verwachtingen bij het krijgen van een volgend kind, kan een strategie zijn die onder andere werd beschreven door Baucom, Epstein, Rankin, & Burnett (1996). Het behouden van hoge verwachtingen ten aanzien van de partnerrelatie, leidt tot meer hoop en toewijding daadwerkelijk iets van de partnerrelatie en onderlinge samenwerking te maken. Echter, wanneer de verwachtingen bij het volgend kind opnieuw niet uit blijken te komen, zal dit tot minder verbazing en teleurstelling leiden dan moeders bij een eerste kind ervaren, waardoor de moeder hier mentaal beter mee om kan gaan.

Naast de inzichten die huidige studie geeft omtrent het effect van niet gerealiseerde verwachtingen, kent dit onderzoek ook enkele beperkingen. Op basis van de

huwelijkssatificatieschaal (Kerkstra, 1985) om geluk in de partnerrelatie te meten, was het niet mogelijk een onderscheid te maken tussen de betrokkenheid van de partner bij de opvoeding en de kwaliteit van de liefdesrelatie. Een factoranalyse liet zien dat het opsplitsen van de schaal ‘geluk in de partnerrelatie’ in de twee domeinen ‘betrokkenheid’ en ‘kwaliteit van de liefdesrelatie’ niet leidde tot een verhoogde verklaarde variantie. Kennis over deze twee onafhankelijke domeinen zou ecbhter inzicht kunnen geven of er bij ondersteuning voorafgaand aan het ouderschap ingezet dient te worden op de betrokkenheid bij de opvoeding of de liefdesrelaties tussen partners.

Een tweede beperking is de matige externe validiteit van het onderzoek. De steekproef bestond enkel uit moeders met een Nederlandse afkomst en minimaal een MBO-opleiding. De lage diversiteit binnen de steekproef leidt ertoe dat de resultaten lastig te generaliseren zijn. Daarnaast was er een grote respondentenuitval op de tweede meting wat kan leiden tot een non-response bias (Armstrong & Overton, 1977). Mogelijk waren moeders die negatieve

(23)

ouderschapservaringen hadden minder snel geneigd nogmaals de vragenlijst in te vullen en beïnvloedde dit de resultaten.

Vervolgonderzoek zou kunnen inspelen op de beperkingen door twee losse schalen voor partnerbetrokkenheid en kwaliteit van de liefdesrelatie te gebruiken en een bredere of klinische doelgroep te benaderen. Daarnaast zou in aanvulling op huidige studie de postnatale ervaring van moeders kunnen worden vergeleken met de daadwerkelijke houding of visie van de partner. Op deze manier kan in kaart gebracht worden of moeders niet realistische, hoge verwachtingen hebben ten aanzien van hun partner, of dat de partners daadwerkelijk niet betrokken zijn bij de opvoeding of niet ondersteunend zijn in de liefdesrelatie. Dit geeft inzicht op welke factor in begeleiding van toekomstige ouders moet worden ingespeeld.

Tot slot zou in een volgende studie een longitudinale opzet met meerdere meetmomenten kunnen worden gebruikt. Het psychisch welzijn van moeders is sterk veranderbaar en zal mogelijk naar mate zij meer gewend raakt aan haar ouderrol stijgen (Umberson & Grove, 1989). Mogelijk kan een toename in haar psychisch welzijn eveneens verklaard worden door positievere ervaringen met haar partner, waardoor haar verwachtingen op lange termijn wel kunnen worden gerealiseerd.

De resultaten uit huidige studie onderstrepen het belang van realistische

verwachtingen ten aanzien van de betrokkenheid van de partner en de liefdesrelatie na de geboorte van het kind. Het vormen van realistische verwachtingen vergroot de kans dat partners aan de veronderstelde vaderrol kunnen voldoen en moeders geen teleurstelling ervaren. De realisatie van verwachtingen van moeders leidt tot een stabielere partnerrelatie en betere mentale gezondheidsuitkomsten voor moeders, wat in verband staat met meer stabiliteit voor het kind (Kaczynski et al., 2006; Ribar, 2015).

Binnen voorbereidende ouderschapscursussen of -literatuur zou aandacht moeten worden besteed aan verwachtingsmanagement, samenwerking tussen ouders en het

(24)

waarborgen van de liefdesrelatie tussen partners wanneer het kind is geboren. Huidig onderzoek toont aan dat ouders zowel bij het krijgen van een eerste als een volgend kind, profijt kunnen hebben van ondersteuning bij het creëren van realistische verwachtingen.

(25)

Referenties

Adams, R. N. (2015). Motherhood: A discrepancy theory. Research and theory for nursing practice, 29(2), 143. Geraadpleegd op https://search.proquest.com/openview/ 65f6bb2c02d504db1fc18e4845fae9a1

Adamsons, K. (2013). Predictors of relationship quality during the transition to parenthood. Journal of Reproductive and Infant Psychology, 31, 160-171. doi:10.1080/

02646838.2013.791919

Armstrong, J. S., & Overton, T. S. (1977). Estimating nonresponse bias in mail surveys. Journal of marketing research, 396-402. Geraadpleegd op https://www.jstor.org/ stable/3150783?seq=1#page_scan_tab_contents

Asendorpf, J., & Van Aken, M. (2003). Personality–Relationship Transaction in Adolescence: Core Versus Surface Personality Characteristics. Journal of Personality, 71, 629-666. doi:10.1111/1467-6494.7104005

Baucom, D. H., Epstein, N., Rankin, L. A., & Burnett, C. K. (1996). Assessing relationship standards: The Inventory of Specific Relationship Standards. Journal of Family Psychology, 10, 72–88. doi:10.1037/0893-3200.10.1.72

Belsky, J. (1986). Transition to parenthood. Medical Aspects of Human Sexuality. Geraadpleegd op http://psycnet.apa.org/record/1988-01251-001

Belsky, J., & Rovine, M. (1990). Patterns of marital change across the transition to parenthood: Pregnancy to three years postpartum. Journal of Marriage and the Family, 5-19. Geraadpleegd op https://www.jstor.org/stable/352833?sid=primo &origin=crossref&seq=1#

(26)

About the Division of Childcare and Play. Journal of Family Psychology, 26, 36-45. doi:10.1037/a0026608

Brennan, Worrall-Davies, Mcmillan, Gilbody, & House. (2010). The Hospital Anxiety and Depression Scale: A diagnostic meta-analysis of case-finding ability. Journal of Psychosomatic Research, 69, 371-378. doi:10.1016/j.jpsychores.2010.04.006

Chen, E., Enright, R., Tung, E., & Fiese, Barbara H. (2016). The Influence of Family Unions and Parenthood Transitions on Self-Development. Journal of Family Psychology, 30, 341-352. doi:10.1037/fam0000154

Delmore-Ko, P., Mark Pancer, S., Hunsberger, B., Pratt, M., & Parke, Ross D. (2000). Becoming a Parent: The Relation Between Prenatal Expectations and Postnatal Experience. Journal of Family Psychology, 14, 625-640. doi:10.1037/0893-3200.14.4.625

Doss, B., Rhoades, G., Stanley, S., Markman, H., & Simpson, Jeffrey. (2009). The Effect of the Transition to Parenthood on Relationship Quality: An 8-Year Prospective Study. Journal of Personality and Social Psychology, 96(3), 601-619. doi:10.1037/a0013969

Dush, C. M. K., & Amato, P. R. (2005). Consequences of relationship status and quality for subjective well-being. Journal of Social and Personal Relationships, 22, 607-627. doi:10.1177/0265407505056438

Entsieh, A. A., & Hallström, I. K. (2016). First-time parents’ prenatal needs for early parenthood preparation-A systematic review and meta-synthesis of qualitative literature. Midwifery, 39, 1-11. doi:0.1016/.2016.04.006

(27)

Epifanio, M., Genna, V., De Luca, C., Roccella, M., & La Grutta, S. (2015). Paternal and maternal transition to parenthood: The risk of postpartum depression and parenting stress. Pediatric Reports, 7, 5872. doi:10.4081/pr.2015.5872

Harwood, K. (2004). Women’s parenting expectations and their influence on adjustment to parenthood. Unpublished doctoral dissertation, University of Western Australia, Crawly, Western Australia, Australia.

Harwood, K., McLean, N., Durkin, K., & García Coll, Cynthia. (2007). First-Time Mothers' Expectations of Parenthood: What Happens When Optimistic Expectations Are Not Matched by Later Experiences? Developmental Psychology, 43, 1-12.

doi:10.1037/0012-1649.43.1.1

Higgings, E., Bond, R., Klein, R., & Strauman, T. (1986). Self-Discrepancies and Emotional Vulnerability:How Magnitude, Accessibility, and Type of Discrepancy Influence Affect. Journal of Personality and Social Psychology, 51, 5-15.

Johnson, H. A., Zabriskie, R. B., & Hill, B. (2006). The contribution of couple leisure involvement, leisure time, and leisure satisfaction to marital satisfaction. Marriage & Family Review, 40, 69-91. doi:101300/J002v40n01_05

Kaczynski, K., Lindahl, K., Malik, N., Laurenceau, J., & Kazak, Anne E. (2006). Marital Conflict, Maternal and Paternal Parenting, and Child Adjustment: A Test of Mediation and Moderation. Journal of Family Psychology, 20, 199-208. doi:10.1037/0893-3200.20.2.199

Karney, B., Bradbury, T., & Steinberg, Robert J. (1995). The Longitudinal Course of Marital Quality and Stability: A Review of Theory, Method, and Research. Psychological Bulletin, 118, 3-34. doi:10.1037/0033-2909.118.1.3

(28)

Kerkstra, A. (1985). Conflicthantering bij echtparen. Academisch proefschrift. Amsterdam: VU- uitgeverij.

Kluwer, E.S. (2010). From partnership to parenthood: A review of marital change across the transition to parenthood. Journal of Family Theory & Review, 2, 105-125.

doi:10.1111/j.1756-2589.2010.00045.x

Kluwer, E. S. & Johnson, Matthew D. (2007). Conflict Frequency and Relationship Quality across the Transition to Parenthood. Journal of Marriage and Family, 69, 1089-1106. doi:10.1111/j.1741-3737.2007.00434.x

KNAW (2018). Replication studies – Improving reproducibility in the empirical sciences, Amsterdam, KNAW.

Kohn, J. L., Rholes, S. W., Simpson, J. A., Martin III, A. M., Tran, S., & Wilson, C. L. (2012). Changes in marital satisfaction across the transition to parenthood: The role of adult attachment orientations. Personality and Social Psychology Bulletin, 38, 1506-1522.doi:10.1177/0146167212454548

Krishnakumar, A., & Buehler, C. (2000). Interparental Conflict and Parenting Behaviors: A Meta‐Analytic Review. Family Relations, 49, 25-44.

doi:10.1111/j.1741-3729.2000.00025.x

Lawrence, E., Nylen, K., Cobb, R., & Kazak, Anne E. (2007). Prenatal Expectations and Marital Satisfaction Over the Transition to Parenthood. Journal of Family Psychology, 21, 155-164. doi:10.1037/0893-3200.21.2.155

LeMasters, E. E. (1957). Parenthood as a crisis. Marriage and Family Living, 19, 352–355. doi:10.2307/347802

(29)

Lemay, E., Venaglia, R., Alexander, Gerianne M., Baumeister, Roy F., & Vohs, Kathleen D. (2016). Relationship Expectations and Relationship Quality. Review of General Psychology, 20, 57-70. doi:10.1037/gpr0000066

Lemola, S., Stadlmayr, W., & Grob, A. (2007). Maternal adjustment five months after birth: the impact of the subjective experience of childbirth and emotional support from the partner. Journal of Reproductive and Infant Psychology, 25, 190-202.

doi:10.1080/02646830701467231

Neyer, F., & Lehnart, J. (2007). Relationships Matter in Personality Development: Evidence From an 8‐Year Longitudinal Study Across Young Adulthood. Journal of Personality, 75, 535-568. doi:10.1111/j.1467-6494.2007.00448.x

Nomaguchi, K. M., & Milkie, M. A. (2003). Costs and rewards of children: The effects of becoming a parent on adults' lives. Journal of marriage and family, 65, 356-374. doi:10.1111/j.1741-3737.2003.00356.x

Ribar, D. C. (2015). Why marriage matters for child wellbeing. The Future of Children, 25, 11-27. Geraadpleegd op http://www.jstor.org/stable/43581970

Rowlands, I. J., & Redshaw, M. (2012). Mode of birth and women’s psychological and physical wellbeing in the postnatal period. BMC pregnancy and childbirth, 12, 138. doi:10.1186/1471-2393-12-138

Snaith, R. (2002). The hospital anxiety and depression scale. Journal Of Psychosomatic Research, 52, 401. Geraadpleegd op https://hqlo.biomedcentral.com/articles/ 10.1186/1477-7525-1-29

(30)

Spinhoven, P., Ormel, J., Sloekers, P., Kempen, G., Speckens, A., & Hemert, A. (1997). A validation study of the Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS) in different groups of Dutch subjects. Psychological Medicine, 27, 363-370. Geraadpleegd op https://www.cambridge.org/core/journals/psychological-medicine/article

Twenge, J. M., Campbell, W. K., Foster, C. A. (2003). Parenthood and marital satisfaction: A meta-analytic review. Journal of Marriage and Family, 65, 574–583. doi:10.1111/ j.1741-3737.2003.0057

Umberson, D., & Gove, W. R. (1989). Parenthood and psychological well-being: Theory, measurement, and stage in the family life course. Journal of Family Issues, 10, 440-462. Geraadpleegd op http://journals.sagepub.com/doi/pdf/10.1177/

019251389010004002

Van Scheppingen, M., Denissen, J., Chung, J., Tambs, K., Bleidorn, W., & Cooper, M. Lynne. (2018). Self-Esteem and Relationship Satisfaction During the Transition to Motherhood. Journal of Personality and Social Psychology, 114, 973-991.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Interestingly, whereas Aquarius haloes B and E contain the least massive galaxies in terms of total stellar mass ( S13 ), they have the largest fraction of accreted spheroid

- Hoe gaan we om bij kinderen die geen achternaam krijgen (op basis van hun nationale recht hebben ze een naamsketen of de kinderen met een Nederlandse nationaliteit die

Eeman en Nicaise verwoorden het tijdens de studio kinderarmoede in 2011 op de volgende manier: “Een beleid dat zich hierop richt, creëert een kwaliteitsvol aanbod dat

Wanneer professionals doorheen hun hele werking inzetten op een open houding aannemen en communicatie met ouders en kinderen en jongeren, kunnen zij heel wat signalen opvangen over

[r]

In onze Studie worden twee soorten ondersteunmg gegeven, beide als het kmd tussen de 7 en 11 maanden oud is. Een deel van de moeders knjgt video-mterventie, een vorm van

In de tabel zie je dat er in deze twee jaren in totaal 9726 namen waren die elk één keer aan een jongen zijn gegeven.. Van alle jongens geboren in 1996 en 1997 zijn er 19 988

Uit de cijfers die gaan als bijlage 2 blijkt dat tij- dens het schooljaar 1998-1999 het aantal niet- gereaffecteerde of wedertewerkgestelde leer- krachten voor de hier