• No results found

De relatie tussen de ervaring van de accountant en audit kwaliteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen de ervaring van de accountant en audit kwaliteit"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Amsterdam Business School

De relatie tussen de ervaring van de accountant en audit kwaliteit.

Finale versie

Naam: Anouk Jansens Student nummer: 10823190

Scriptie supervisor: Dr. S. Bissessur 2e begeleider: Dr. Wim Janssen Datum: 22-01-2017

Aantal woorden: 15596

MSc Accountancy & Control, specialisatie: Accountancy. Faculty of Economics and Business, University of Amsterdam

(2)

2 Statement of Originality

This document is written by student Anouk Jansens who declares to take full responsibility for the contents of this document.

I declare that the text and the work presented in this document is original and that no sources other than those mentioned in the text and its references have been used in creating it.

The Faculty of Economics and Business is responsible solely for the supervision of completion of the work, not for the contents.

(3)

3

Table of Contents

1. Introductie ... 4 1.1 Aanleiding ... 4 1.2 Onderzoeksvraag ... 4 1.3 Contributie ... 5 1.4 Leeswijzer ... 5 2. Theoretisch kader ... 7 2.1 Audit kwaliteit ... 7

2.1.1 Kwaliteit van financiële verslaglegging ... 7

2.1.2 Kwaliteit van de accountantscontrole ... 8

2.1.3 Continuïteitsparagraaf ... 11

2.2 Ervaring van de accountant ... 16

2.2.1 Ervaring ... 16

2.2.2 Accountant ... 18

2.2.3 Hoe draagt ervaring bij aan oordeelsvorming van accountants ... 19

2.3 Invloed van ervaring van de accountant op de kwaliteit van de accountantscontrole ... 20

3. Hypothese & Methodologie ... 23

3.1 Hypothese ... 23 3.2 Methodologie ... 24 3.2.1 Dataset ... 24 3.2.2 Gehanteerde maatstaven ... 25 3.2.3 Statistische toets ... 29 4. Empirisch onderzoek ... 31 4.1 Beschrijvende statistiek ... 31 4.2 Correlatiematrix ... 33 4.3 Regressieanalyse ... 35 4.4 Samenvatting ... 41 5. Conclusie ... 42 5.1 Conclusie ... 42 Literatuur ... 45

(4)

4

1. Introductie

1.1 Aanleiding

De afgelopen jaren hebben in het teken gestaan van vele faillissementen. Met een piek in mei 2013 met een totaal van 816 faillissementen (CBS, 2016). Hierdoor heeft de accountant vaker te maken gekregen met continuïteitsissues. Wanneer een continuïteitsparagraaf in de controleverklaring wordt opgenomen heeft dit een aanzienlijke impact op de jaarrekening in zijn totaliteit. Gebruikers van de jaarrekening kunnen namelijk andere beslissingen maken op basis van de afgegeven

controleverklaring van de accountant.

Dat het vaststellen van continuïteit door accountants een lastige opgave is, blijkt wel uit de aandacht die de verschillende toezichthouders de afgelopen jaren hieraan hebben gegeven. In 2009 is er een audit alert, afgegeven door het NIVRA (huidig NBA), waarin continuïteitsvraagstukken de hoofdrol spelen (Nivra, 2009). Uit een enquête vanuit het NBA onder accountants, verstrekkers en gebruikers bleek dat accountants terughoudend zijn over het doen van uitspraken over continuïteit (Accountant, 2012). Daarnaast bracht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) op 1 september 2010 een kwaliteitsrapport uit waaruit bleek dat ‘externe accountants onvoldoende werkzaamheden verrichten om te beoordelen of de door het bestuur van de entiteit veronderstelde continuïteit van de bedrijfsactiviteiten aanvaardbaar is’ (AFM, 2010). Wanneer er niet voldoende aandacht wordt besteed aan het vaststellen van de continuïteit kan de accountantscontrole in zijn geheel kwaliteit verliezen en bestaat er een kans dat er een onjuiste verklaring wordt afgegeven.

Uit eerder onderzoek van Litjens (2010) bleek dat van 53 Nederlandse ondernemingen die in 2009 failliet waren gegaan 38 goedkeurende verklaringen waren afgegeven in het voorafgaand jaar. Litjens stelt dat dit mogelijk komt door de formulering van de beperkte verantwoordelijkheid van de accountant in Controle- en overige standaarden (COS) 570. Op basis van dit onderzoek ontstonden bij mij de volgende vragen: Kon deze discontinuïteit daadwerkelijk niet voorspeld worden? Betreffen deze goedkeurende verklaringen daarmee oordeelsfouten? En welke rol hebben de competenties van de accountant die de verklaring afgeeft hierin?

1.2 Onderzoeksvraag

Wanneer een bedrijf een goedkeurende verklaring krijgt en het jaar erop failliet gaat zien de toezichthouders en de maatschappij dit als een indicatie voor een slechte kwaliteit van de accountantscontrole. In de literatuur staat dat kwaliteit van de accountantscontrole door

(5)

5 verschillende karakteristieken wordt beïnvloedt, waaronder karakteristieken van de accountant. Dit onderzoek zal kijken naar de karakteristiek expertise, welke meetbaar wordt gemaakt met het aantal jaren ervaring. Naar aanleiding van eerdere onderzoeken wordt er verwacht dat de kans op het ontvangen van een continuïteitsparagraaf van de klant afhankelijk is van de competenties van de accountant.

De onderzoeksvraag van deze scriptie luidt derhalve als volgt:

In hoeverre heeft de ervaring van de controlerende accountant invloed op de kwaliteit van de controleverklaring bij Nederlands ondernemingen?

In deze scriptie tracht ik middels kwantitatief onderzoek antwoord te kunnen geven op voornoemde onderzoeksvraag. Dit onderzoek richt zich op ondernemingen in Nederland die failliet zijn gegaan in de periode 2013.

1.3 Contributie

De empirische kwestie van dit onderzoek betreft de vraag of de kwaliteit van de accountantscontrole wordt beïnvloed door de ervaring van de accountant. Uit voorgaand onderzoek bleek dat ervaring en inzet van de accountant voor een betere controle in het algemeen zorgt (Alissa et al., 2014; Ye et al., 2014) en dat ervaren accountants minder worden beïnvloedt door managementinformatie waardoor de kwaliteit van de controle verbetert (Kaplan et al., 2008; Bruynseels et al., 2006). Tevens blijkt dat wanneer een accountant meerdere jaren ervaring opdoet bij een klant dit zorgt voor een betere kwaliteit van de audit (Johnson et al., 2002). Voorgaande onderzoeken brengen echter beperkt inzicht in het besluitvormingsproces van de accountant en in hoeverre de expertise van de accountant hierbij een invloed heeft. Voorgaande onderzoeken onderzochten voornamelijk het verschil tussen accountants in opleiding, met verschillend aantal jaren ervaring, terwijl dit onderzoek kijkt naar verschil in ervaring van registeraccountants en accountants-administratieconsulenten. De bijdrage aan de wetenschap van dit onderzoek is om inzicht te bieden in hoeverre de expertise, gemeten door het aantal jaren ervaring, van een accountant een rol speelt met betrekking tot het afgeven van een continuïteitsparagraaf.

1.4 Leeswijzer

De indeling van deze scriptie is als volgt. In hoofdstuk 2 zet ik het literatuuronderzoek uiteen omtrent de afhankelijke variabele, audit kwaliteit, en de onafhankelijke variabele, ervaring van de accountant. In hoofdstuk 3 wordt de hypothese, de onderzoeksmethode en de dataverzameling

(6)

6 besproken waarna in hoofdstuk 4 de resultaten van het onderzoek worden geanalyseerd. In

(7)

7

2. Theoretisch kader

Het doel van het theoretisch kader is om inzicht te verschaffen in de literatuur omtrent de audit kwaliteit en ervaring om daarmee een gedegen onderbouwing te creëren voor het opstellen van een hypothese. Dit hoofdstuk bevat een theoretische uiteenzetting omtrent de bestaande literatuur. De opbouw is als volgt. In paragraaf 2.1 wordt de literatuur uiteengezet omtrent audit kwaliteit, hetgeen de afhankelijke variabele in dit onderzoek is. Daar wordt tevens de continuïteitsveronderstelling behandeld, omdat dit de proxy betreft waarmee de kwaliteit van de accountantscontrole gemeten gaat worden. In paragraaf 2.2 wordt gekeken naar de bestaande literatuur omtrent het begrip ervaring en specifiek de ervaring van de accountant, hetgeen de onafhankelijke variabele. In

paragraaf 2.3 wordt gekeken naar de invloed van ervaring van de accountant op de kwaliteit van de accountantscontrole.

2.1 Audit kwaliteit

Onderzoek naar accounting en financiële verslaglegging wordt voornamelijk uitgevoerd met als doel het vaststellen van de kwaliteit van de afgegeven jaarrekening en verklaring (Gaynor et al., 2016). De financiële kwaliteit van verslaglegging en de kwaliteit van de accountantscontrole betreffen twee verschillende type kwaliteit. Gaynor et al. (2016) hebben onderzoek gedaan naar beiden om meer inzicht te bieden in verschillen tussen deze twee type kwaliteit. In de volgende paragrafen wordt het verschil van de kwaliteit van financiële verslaglegging en de kwaliteit van de accountantscontrole inzichtelijk gemaakt.

2.1.1 Kwaliteit van financiële verslaglegging

Er is niet één definitie die de kwaliteit van financiële verslaglegging omschrijft. Wel beschrijft het conceptuele framework verschillende dimensies die de kwaliteit van financiële verslaglegging kunnen onderbouwen ((FASB), 2010). Volgens dit framework hoort een jaarrekening informatie te geven over economische middelen van de entiteit, vorderingen op de verslaggevende entiteit, informatie omtrent de gevolgen van transacties, claims en andere gebeurtenissen die een effect hebben op de jaarrekening ((FASB), 2010). Het uiteindelijke doel van een jaarrekening is om inzicht te verstrekken in de economische positie van een bedrijf. Daarnaast blijkt uit het conceptuele framework dat het hoofddoel van financiële verslaglegging is om financiële informatie te verstrekken over de

verslaggevende entiteit dat bruikbaar is voor bestaande en potentiële investeerders, geldschieters en andere schuldeisers bij het nemen van beslissingen over de entiteit ((FASB), 2010). Op basis van het

(8)

8 conceptuele framework stelt Gaynor et al. (2016) vast dat financiële verslaglegging van hoge kwaliteit is, wanneer het rapport compleet, neutraal en vrij van fouten is.

2.1.2 Kwaliteit van de accountantscontrole

Ook voor audit kwaliteit is er niet één specifieke definitie. De PCAOB wijst erop dat een accountantscontrole van hoge kwaliteit is wanneer de uitkomst voldoet aan de behoefte van beleggers naar een onafhankelijke en betrouwbare audit van de jaarrekening, disclosures, interne controle en continuïteitwaarschuwingen ((PCAOB), 2013). De IAASB geeft aan dat een audit van

hoge kwaliteit is wanneer er vertrouwd kan worden op de accountantsverklaring die gebaseerd is op genoeg toereikende informatie verkregen door de accountants. Een van de meest gebruikte definities van audit kwaliteit in de wetenschap is de definitie van DeAngelo (1981) die audit kwaliteit

omschrijft als de kans dat accountants zowel een overtreding ontdekken als rapporteren. Hoe hoger beide kansen, hoe hoger de kwaliteit van de accountantscontrole. Vanuit het oogpunt van

individuele investeerders gaat een hoge kwaliteit van de accountantscontrole gepaard met de competentie van de desbetreffende accountant. De accountant zelf vindt een accountantscontrole van hoge kwaliteit wanneer alle controlestandaarden zijn nageleefd (Christensen et al., 2014).

Hoewel verschillende belanghebbenden verschillende opvattingen hebben over de precieze definitie van de kwaliteit van een accountantscontrole hebben ze allemaal een gemeenschappelijk element. De focus ligt in alle gevallen op de hoge kwaliteit van audit inputs, de processen en de resultaten. Op basis van verschillende definities stellen Gaynor et al. (2016) vast dat een accountantscontrole van hoge kwaliteit is wanneer er een hoge zekerheid door de accountant is verkregen middels voldoende en geschikt bewijs dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de economische situatie van de entiteit.

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de kwaliteit van financiële verslaglegging en de kwaliteit van de accountantscontrole twee verschillende begrippen zijn. Kwaliteit van financiële verslagging laat zien dat de jaarrekening de juiste onderliggende

economische conditie van de entiteit bevat en kwaliteit van de accountantscontrole laat de mate van zekerheid zien dat de accountant voldoende en geschikt bewijs heeft verkregen om een uitspraak te doen over de economische conditie van de entiteit. In dit onderzoek zal gekeken worden naar de kwaliteit van de accountantscontrole.

(9)

9 2.1.2.1 Karakteristieken die effect hebben op audit kwaliteit

Gaynor et al. (2016) geven aan dat verschillende karakteristieken effect hebben op de kwaliteit van de accountantscontrole. De eerste karakteristiek betreft die van een taak. Het audit proces bestaat uit verschillende taken. Specifieke taken tijdens deze onderdelen zijn het beoordelen van de risico’s, analytische procedures, het verkrijgen en evalueren van controlebewijs, overleg en onderhandelingen met de klant en het beoordelen van de kwaliteit van de accountantscontrole (Knechel et al., 2013). De onderliggende complexiteit van deze specifieke taken kunnen een effect hebben op de kwaliteit van de accountantscontrole.

Milieukarakteristieken betreft het tweede type karakteristiek dat effect heeft op audit kwaliteit. Dit betreft externe factoren waar rekening mee gehouden moet worden tijdens de audit. Denk hierbij aan regelgevend toezicht en het inspectieproces van de PCAOB. Maar ook factoren die een direct effect hebben op de audit zoals collegiale feedback. Eerder uitgevoerd onderzoek is voornamelijk gedaan naar monetaire stimuleringsmaatregelen, verantwoordelijkheid en

verantwoording, tijdsdruk alsmede de rol van feedback en organisatorische aspecten (bijvoorbeeld werken in groepen/ teams) (Bonner, 1999).

De derde karakteristiek betreft die van de accountant. Hierbij gaat het om karakteristieken zoals expertise, incentives en motivatie. Deze karakteristieken hebben een directe invloed op de kwaliteit van de audit. Meerdere wetenschappelijke onderzoeken hebben zich gericht op

onderzoeken naar verschillende functies van de accountant die van invloed zijn op zijn uitspraken en beslissingen. Onderzoekers hebben eerder al gekeken naar het effect van, kennis, ervaring (Bonner & Lewis, 1990) en cognitieve vaardigheden (Bierstaker & Wright, 2001) op de expertise van een accountant. Het blijkt dat domein specifieke kennis geassocieerd is met een hogere audit kwaliteit en een betere oordeelsvorming door accountants (Bonner & Lewis, 1990). Domein specifieke kennis is ook nodig voor de ontwikkeling van expertise in het uitvoeren van een accountantscontrole (Bonner & Lewis, 1990). Deze kennis helpt accountants beslissingen te maken die meer in overeenstemming zijn met de professionele standaarden (Knechel et al., 2013). Klant specifieke kennis is ook

belangrijk en wordt positief geassocieerd met de prestaties van de accountant (Beck & Wu, 2006). Naast klant en domein specifieke kennis is ook industrie expertise positief geassocieerd met de kwaliteit van de accountantscontrole. Accountants met een specialisatie in een bepaalde industrie bleken beter in het signaleren van fouten dan accountants zonder specialisatie (Owhoso et al., 2002). Wat betreft incentives en motivatie van accountants zijn zowel positieve als negatieve verbanden gevonden met oordelen van accountants. Het is gebleken dat het oordeel van de accountant negatief

(10)

10 beïnvloed door onder andere tijdsdruk (Coram & Woodliff, 2004), accountantskosten (Basioudis et al., 2008) en door risico op klantverlies (Blay, 2005). Daarnaast wordt de accountant ook beïnvloedt door incentives als regelgeving, mogelijke kosten voor rechtszaken en mogelijk reputatieverlies. In het algemeen wordt er aangenomen dat incentives tot bepaalde voorkeuren leiden om een gewenst resultaat te behalen wat onbedoeld iemands beslissing kan beïnvloeden.

Resumerend kan worden gesteld dat je vanuit twee perspectieven naar de kwaliteit van een audit kan kijken, op basis van financiële verslaglegging en op basis van de accountantscontrole. Dit onderzoek zal kijken naar de kwaliteit van de accountantscontrole. Meerdere factoren kunnen invloed hebben op de kwaliteit van de accountantscontrole. Deze factoren worden onderverdeeld in drie type karakteristieken. Karakteristieken van taken, milieu en accountants. Dit onderzoek zal kijken naar de het effect van de karakteristieken van accountants op de kwaliteit van de

accountantscontrole. Specifiek wordt er gekeken naar de expertise karakteristiek middels aantal jaren ervaring. Hier wordt in paragraaf 2.2 verder op ingegaan.

2.1.2.2. Maatstaven van audit kwaliteit

In de literatuur omtrent audit kwaliteit worden meerdere maatstaven gebruikt om de kwaliteit te meten (Francis J. R., 2004). Denk hierbij aan verklaringen met een continuïteitsparagraaf,

overlopende posten, en behalen van winst targets (Zheng et al., 2015). Om de kwaliteit van een audit te meten kan ook gekeken worden naar audit failure. Een audit failure betreft een situatie waarin ten onrechte wordt gesteld dat de grootboekrekeningen van een bedrijf juist zijn. In dit geval zitten er wel fouten in de grootboekrekeningen en is er dus een valse verklaring afgegeven. Francis (2004) maakte in zijn onderzoek onderscheidt in twee type situaties van een mislukte audit. Enerzijds door gebrek in de wetgeving en anderzijds door het falen van de accountant.

Een mislukte audit door gebrek in de wetgeving wordt veroorzaakt door een mate van flexibiliteit dat is ingebouwd in de wet- en regelgeving wat het management de mogelijkheid biedt tot het uitvoeren van ‘earnings management’ (Enomoto et al., 2015). Earnings management kan

gebruikers van de jaarrekening misleiden (Francis J. R., 2004). Hierdoor wordt earnings management vaak gebruikt als proxy. Een ander veel gehanteerde proxy is het gebruik van discretionaire accruals. Dit betreft overlopende posten in een jaarrekening die niet gerelateerd zijn aan de normale

activiteiten en kunnen worden gebruikt om te rapporteren naar de wensen van het management (Jackson et al., 2008). Wanneer er sprake is van earnings management of discretionaire accruals in de jaarrekening is de controle niet naar behoren uitgevoerd en dus van lage kwaliteit.

(11)

11 Een mislukte audit door het falen van de accountant kan op meerdere manieren gemeten worden. Veel gebruikte proxy ’s zijn geconstateerde fraude (Carcello & Nagy, 2004), aanklachten tegen de accountant en foutenherstel van voorgaande gecontroleerde boekjaren (Stanley & DeZoort, 2007). Ook het opnemen van een continuïteitparagraaf is door meerdere onderzoeken als proxy gebruikt (Knechel & Vastraelen, 2007; Carey & Simnett, 2006; Basioudis et al., 2008).

De aanleiding van dit onderzoek betreft de problematiek rondom de

continuïteitsveronderstelling in de jaarrekening. Zodoende richt dit onderzoek op het falen van de accountant. Het falen van de accountant zal gemeten worden door de proxy het wel of niet

opnemen van de continuïteitsparagraaf. In de volgende paragraaf zal daarom verder op continuïteit worden ingegaan.

2.1.3 Continuïteitsparagraaf

In deze paragraaf zal uiteengezet worden waarom het wel of niet opnemen van een

continuïteitsparagraaf een goede proxy is. Ook zal verder ingegaan worden op de definitie van continuïteit om meer begrip hiervoor te krijgen. De paragraaf zal worden afgesloten met bestaande literatuur omtrent het wel of niet opnemen van een continuïteitsparagraaf.

2.1.3.1 Continuïteitsparagraaf als proxy

Dit onderzoek zal gebruik maken van het wel of niet opnemen van een continuïteitsparagraaf als proxy. Een continuïteitsparagraaf betreft de output van het controleproces van de accountant en meet de werkelijke kwaliteit van de audit. Wanneer er een continuïteitsparagraaf in de

controleverklaring wordt opgenomen geeft de accountant hiermee aan dat er substantiële twijfel bestaat over het voortbestaan van de onderneming. De accountant is verantwoordelijk voor het afgeven en de inhoud van de controleverklaring. De controleverklaring betreft tevens ook het enige directe contact wat de accountant met de aandeelhouders heeft over de accountantscontrole en de uitkomst hiervan. Derhalve is de continuïteitsparagraaf een juiste weergave van de

accountantscontrole.

Het onterecht niet opnemen van een continuïteitsparagraaf betekent dat de accountant een onjuiste verklaring heeft afgegeven. Dit betekent dat de audit heeft gefaald en de

accountantscontrole van slechte kwaliteit is. Managers van de gecontroleerde onderneming kunnen incentives hebben om het opnemen van een continuïteitsparagraaf tegen te houden en de

(12)

12 onder druk gezet wat een effect kan hebben op de kwaliteit van de audit. Een continuïteitsparagraaf is, in tegenstelling tot vele andere, een variabele die kan worden aangepast door de accountant om de uiteindelijke kwaliteit van de accountantscontrole te beïnvloeden (DeFond & Zhang, 2013). Het opnemen van de continuïteitsparagraaf als proxy is dus een goede maatstaf om bedreigingen op de kwaliteit van de accountantscontrole te meten.

Het voordeel van het gebruik van de continuïteitsparagraaf als proxy is dat wanneer een continuïteitsparagraaf onterecht niet wordt opgenomen in de controleverklaring dit een duidelijke indicatie is van een lage audit kwaliteit. Daarnaast geeft het ook een goed inzicht in de

onafhankelijkheid van de accountant. Echter brengt het gebruik van deze proxy ook beperkingen met zich mee. Een continuïteitsparagraaf is redelijk zeldzaam en uitsluitend van toepassing op ondernemingen in financieel noodweer. Daarnaast reflecteert een continuïteitsparagraaf een redelijk beperkt aspect van de rol van de accountant en is het geen weergave van de volledige

accountantscontrole.

Resumerend kan worden gesteld dat de continuïteitsparagraaf een juiste weergave is van de accountantscontrole en dat het een goede maatstaf is om bedreigingen op de kwaliteit van de accountantscontrole te meten. Ondanks de voor- en nadelen van deze proxy betreft de continuïteitsparagraaf een geschikte proxy om de kwaliteit van de audit te meten. 2.1.3.2 Definitie Continuïteit

Continuïteit betekent op basis van het van Dale woordenboek ‘onafgebroken duur’. Continuïteit in het kader van ondernemingen kan worden geïnterpreteerd als het onafgebroken voortzetten van de activiteiten. De tegenstelling van continuïteit is discontinuïteit en betekent dus ook het

tegenovergestelde, een afgebroken voortzetting van de activiteiten. Uit deze begrippen wordt niet duidelijk of het hier gaat om een vrijwillige of gedwongen afbreking. Over het algemeen zal een vrijwillige afbreking niet leiden tot problemen, ervan uitgaande dat in een vrijwillige situatie alle partijen ingelicht zijn. Wanneer het gaat om een gedwongen afbreking is het een ander verhaal. Het kan aangenomen worden dat in een gedwongen situatie het management niet alle informatie zal verstrekken over de continuïteitsveronderstelling aan bepaalde stakeholders. In dit onderzoek wordt dan ook gekeken naar het aspect van een gedwongen discontinuïteit.

De continuïteitsveronderstelling wordt behandeld in de Controle- en overige standaarden (COS) onder standaard 570 (NBA, 2016). Een van de beginselen bij het opstellen van de

(13)

13 moeten worden gewaardeerd. Onder de continuïteitsveronderstelling wordt een entiteit geacht haar bedrijfsactiviteiten in de voorzienbare toekomst voort te zetten (NBA, 2016). Van de opgenomen activa en passiva wordt verondersteld dat de entiteit in staat zal zijn haar activa te realiseren en haar verplichtingen af te wikkelen bij een normaal verloop van haar bedrijfsactiviteiten (NBA, 2016). De verantwoordelijkheid van de accountant omtrent het vaststellen van de continuïteit van een bedrijf wordt als volgt gesteld ‘Het is de verantwoordelijkheid van de accountant om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen met betrekking tot de geschiktheid van het hanteren door het management van de

continuïteitsveronderstelling bij het opstellen en presenteren van de financiële overzichten en om te concluderen of er een onzekerheid van materieel belang bestaat met betrekking tot het vermogen van de entiteit om haar continuïteit te handhaven’ (NBA, 2016). Wanneer er twijfel ontstaat over continuïteit moet de accountant op basis van paragraaf 18 en 19 in de COS vaststellen dat de jaarrekening een adequate toelichting bevat over de continuïteitsonzekerheid en een verplichte paragraaf opnemen in de controleverklaring.

In art 2:384 lid 3 burgerlijk wetboek (BW) staat: ‘Bij de waardering van activa en passiva wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het geheel der werkzaamheden van de rechtspersoon waaraan die activa en passiva dienstbaar zijn, wordt voortgezet, tenzij die veronderstelling onjuist is of haar juistheid aan gerede twijfel onderhevig is; alsdan wordt dit onder mededeling van de invloed op vermogen en resultaat in de toelichting uiteengezet’. Wanneer wordt uitgegaan van continuïteit wordt gewaardeerd op continuïteitsbasis. Wanneer er sprake is van discontinuïteit wordt er gewaardeerd op basis van liquidatiewaarde. Deze wet wordt tot op heden nog op verschillende manieren geïnterpreteerd. De heer van Batenburg RA (2015) is van mening is dat er onduidelijkheid is over het interpreteren van ‘gerede twijfel’ over de voortzetting van een onderneming. Hij zegt daarmee dat de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) een

nauwkeurigere toelichting moet geven omtrent ‘gerede twijfel’. Hiertegenover zegt Dieleman (2015), Directeur Vak techniek van Mazars en Voorzitter in de Commissie van het NBA dat dit niet

onduidelijk is. Hij geeft aan dat er in dit wetsartikel een driedeling zit die als volgt is:

Tabel 1: Uitschrijving van 2:384 lid 3 BW

1.Zekerheid over continuïteit 2.Gerede twijfel over continuïteit

3.Zekerheid over discontinuïteit Waardering o.b.v going

concern

Waardering o.b.v. going concern met toelichting

Waardering o.b.v. liquidatiewaarden

(14)

14 2.1.3.3 Literatuur omtrent de continuïteitsparagraaf

De bepaling van een continuïteitsparagraaf bestaat uit twee stappen (De Fuentes et al., 2004). De eerste stap betreft het identificeren dat een bedrijf een continuïteitsprobleem heeft en de tweede stap is de bepaling om de continuïteitsparagraaf daadwerkelijk op te nemen. Beide stappen zijn

gerelateerd aan de mate van de kwaliteit van de audit. Om te kunnen identificeren of een bedrijf een continuïteitsprobleem heeft moet een accountant competent genoeg zijn. Competent door het hebben van een opleiding, ervaring en vaardigheden. Deze beslissing gaat gepaard met de

onafhankelijkheid van de accountant. De beslissing of een continuïteisparagraaf wordt opgenomen gaat ook gepaard met de incentives die de accountant ervaart. Uit onderzoek is gebleken dat de accountant twee incentives ervaart bij het bepalen of er een continuïteitsparagraaf wordt opgenomen in de verklaring (De Fuentes et al., 2004). Ten eerste de mogelijkheid om de klant te verliezen en ten tweede de mogelijkheid op een claim en/of rechtszaak wanneer er onterecht een goedkeurende verklaring is afgegeven.

Uit eerder onderzoek is gebleken dat het opnemen van een continuïteitsparagraaf een impact heeft op de jaarrekening en dat dit de beslissingen van de gebruikers kan doen veranderen. Uit onderzoek van Chen en Church, (1996) blijkt dat het wel of niet opnemen van een toelichtende paragraaf omtrent mogelijke discontinuïteit van een organisatie toegevoegde waarde biedt aan de informatie van een jaarrekening. Ook Francis (2004) zegt dat controleverklaringen over het algemeen als informatief worden ervaren ondanks dat er type 1 en type 2 fouten zijn. Een type 1 fout komt voor wanneer een discontinuïteitsverklaring wordt afgeven voor een bedrijf wat

vervolgens niet in financieel noodweer komt of failliet gaat. Een type 2 fout komt voor wanneer een goedkeurende verklaring wordt afgeven terwijl eigenlijk een continuïteitsparagraaf opgenomen had moet worden. Francis en Krishnan (2002) deden onderzoek naar type 1 fouten. Hieruit bleek dat van de 729 Amerikaanse bedrijven die een verklaring met een discontinuïteitsverklaring ontvingen er daadwerkelijk maar 143 van failliet gingen (Francis & Krishnan, 2002). In dit geval rapporteerde de accountants dus vrij conservatief waar meer verklaringen met een discontinuïteitsparagraaf worden afgegeven dan bedrijven die daadwerkelijk failliet gaan. Dit betreft een type 1 fout. In tegenstelling tot dit onderzoek bleek uit een onderzoek van Litjens (2010) dat van 53 Nederlandse

ondernemingen die in 2009 failliet waren gegaan, 38 goedkeurende verklaringen waren afgegeven in het jaar voorafgaand. Op basis hiervan kan gezegd worden dat er relatief weinig

(15)

15 Litjens stelt dat dit mogelijk komt door de formulering van de beperkte verantwoordelijkheid van de accountant in COS 570.

Tegenover type 1 fout bestaat er enige kritiek in de vorm van de ‘self-fulfilling prophecy’. Dit is de veronderstelling dat wanneer een accountant een continuïteitsparagraaf in de controleverklaring opneemt dit direct zal leiden tot financiële problemen of zelfs tot een faillissement. Op basis hiervan zou verondersteld kunnen worden dat een accountant voorzichtig is met het afgeven van een

continuïteitsparagraaf en dat er derhalve meer type 2 dan type 1 fouten voorkomen. Dit wordt bevestigd door Benjamin en Ward (2012) die op basis van onderzoek hebben bevonden dat accountants vaak voorzichtig zijn in het afgeven van een continuïteitsparagraaf op basis van risico op een faillissement.

Op basis van een onderzoek in Groot-Brittannië is gebleken dat er een verband is tussen de omvang van de gedeclareerde non-audit kosten en de opname van een toelichting ten aanzien van mogelijk dreigende (dis) continuïteit. Hoe groter de omvang van de declaratie van non-audit kosten, hoe kleiner de kans dat er een toelichting over continuïteitstwijfel in de controleverklaring is

opgenomen (Basioudis et al., 2008). Uit onderzoek van Knechel en Vanstraelen (2007) bleek dat een accountant minder snel geneigd is om een negatief oordeel over continuïteit af te geven wanneer een accountant al langer de controle uitvoert bij de organisatie. Dit bleek ook uit onderzoek van Carey en Simnett (2006). Daarnaast is er ook een sterke relatie te zijn tussen het oordeel van de accountant omtrent continuïteitsdreiging en de omvang van de accountantsorganisatie (Geiger & Rama, 2006). Type 1 en type 2 fouten voor zogenoemde Big 4 accountantskantoren zijn significant lager dan bij Non-Big 4 accountantskantoren. Echter blijkt er geen significant verband te zijn tussen het oordeel van de accountant op de continuïteit en het daadwerkelijk plaatsvinden faillissement van een onderneming (Citron & Taffler, 2001).

Op basis van bovenstaande onderzoeken kan worden aangenomen dat een

continuïteitsparagraaf een significant effect kan hebben en derhalve accountants voorzichtig zijn in het afgeven hiervan. Op basis van de literatuur kan gesteld worden dat de kans op een type 2 fout groter is dan een type 1 fout. Verschillende externe factoren zijn onderzocht in relatie tot een type 2 fout. Echter is er nog niet gekeken naar de relatie tussen de ervaring van een accountant en een type 2 fout. Derhalve richt dit onderzoek zich op type 2 fouten.

(16)

16

2.2 Ervaring van de accountant

Zoals eerder benoemd kunnen de karakteristieken van de accountant een effect hebben op de kwaliteit van de accountantscontrole. Een van deze karakteristieken betreft expertise. De PCAOB (2013) geeft aan dat een van de maatstaven die gebruikt kan worden om expertise te meten het aantal jaar ervaring van de accountant is. Derhalve is besloten om het aantal jaren ervaring als proxy te gebruiken om de expertise van de accountant te meten. In dit onderzoek betreft ervaring de onafhankelijke variabele. Voordat er wordt gekeken naar de ervaring van de accountant wordt eerst gekeken naar de basis van ervaring. Wat is ervaring precies en hoe draagt ervaring bij aan een oordeelsvorming?

2.2.1 Ervaring

Het van Dale woordenboek definieert ervaring als volgt; wat men meegemaakt heeft, dat wat men leert door belevenissen, een vorm van kennis, iets door ondervinding geleerd hebben, een reflectie uit observatie en betrokkenheid bij bepaalde processen of toestanden. Gesteld kan worden dat ervaring te maken heeft met kennis en vaardigheden geleerd door belevenissen.

Een oud maar veel gebruikt vaardigheidsmodel is het model ontwikkeld bij Dreyfus en Dreyfus in 1980. Zij onderzochten verschillende beroepskrachten om een model te maken. Dit model geeft aan dat er een transformatie van vier verschillende mentale functies is gedurende het opdoen van ervaring. De eerst fase betreft herinnering, de tweede herkenning, de derde beslissingen nemen en de laatste fase is bewust zijn. Daarnaast onderscheidt het model vijf fasen van

expertiseontwikkeling. Dit proces uit zich in het volgende tabel: Tabel 2; A five-stage model of the mental activities involved in directed skill acquisition.

Beginner Competente beroeps-oefenaar Ervaren beroeps-oefenaar Expert beroeps-oefenaar Meesterlijk beroeps-oefenaar Herinnering Context vrij Situationeel Situationeel Situationeel Situationeel Herkenning Losse

elementen

Losse elementen

Holistisch Holistisch Holistisch Beslissingen

nemen

Analytisch Analytisch Analytisch Intuïtief Intuïtief Bewust zijn Monitoren

/ screenen Monitoren / screenen Monitoren / screenen Monitoren / screenen Geabsorbeerd / ingelijfd

(17)

17 De eerste fase betreft die van een beginner. In deze fase kunnen context vrije kenmerken worden waargenomen zonder enige ervaring. De beginner handelt dan voornamelijk op basis van regels en heeft feedback nodig om te ontwikkelen. De tweede fase betreft de competente beroepsoefenaar, wat je wordt na enige ervaring. Op basis van enige ervaring worden bepaalde aspecten herkend. Beginners en competente beroepsoefenaars hebben nog weinig ervaring en zien situaties anders dan ervaren beroepskrachten. Zij kunnen nog niet een situatie als geheel zien maar herkennen losse elementen. Het betreffen losse elementen die nog los staan van de gehele context waarin de situatie zich bevindt. Kenmerkend voor de eerste twee fases is dat gedrag geleid wordt door regels,

voorschriften en gegeven instructies. In de derde fase ontwikkelt iemand zich tot een ervaren beroepsoefenaar. In deze fase handel je op basis van herkenning van een situatie in zijn geheel. Herkenning van individuele situaties of gecombineerde situaties kunnen worden gebruikt om oplossingen te vinden in soortgelijke situaties. Waar de eerste drie fases de beroepsoefenaar enige vorm van analytische principes nodig had, heeft de expert beroepsoefenaar deze houvast niet meer nodig. De vierde fase betreft de expert beroepsoefenaar die voor elke nieuwe situatie zijn intuïtie gebruikt. De ervaren en expert beroepsoefenaar hebben een holistische aanpak op basis van ervaring. Zij zijn in staat situaties in zijn geheel te vergelijken met eerdere situaties die zij hebben meegemaakt. Door de ervaring die deze beroepsoefenaars al hebben opgedaan kunnen zij deze ervaring direct op nieuwe situaties toepassen en hebben hierbij geen regels nodig. De expert kan direct de zere plekken aanwijzen waardoor hij kan handelen op intuïtie zonder afwegingen te hoeven maken. Wanneer de expert in staat is om zichzelf te controleren, een perspectief hierover hebben en correcte actie kan ondernemen kan hij zichzelf een meesterlijke beroepsoefenaar noemen. Dit betreft de laatste fase. Gedurende de fases, welke zich verspreiden over tijd wordt een persoon minder afhankelijk van abstracte principes en gaat meer steunen op zijn eigen ervaring.

Resumerend betekent dit dat situaties anders worden opgepakt door beroepskrachten met verschillende soorten niveaus aan ervaring. De beginner tot de ervaren beroepsoefenaar laat zich voornamelijk nog leiden door regels, voorschriften en instructies. De ervaren tot de expert beroepsoefenaars laten zich leiden door ervaring uit eerdere situaties op basis van een holistische aanpak en de expert tot de meesterlijke beroepsoefenaars laten zich voornamelijk leiden door intuïtie (Dreyfus & Dreyfus, 1980).

(18)

18 2.2.2 Accountant

Een registeraccountant (RA) of accountants-administratieconsulenten (AA) is, op grond van artikel 393 van het Burgerlijk Wetboek, bevoegd tot het afgeven van een controleverklaring (NBA, Wet- en regelgeving, 2016). Wanneer er sprake is van een wettelijke controle is alleen een registeraccountant bevoegd om een controleverklaring af te geven. Accountantskantoren die een organisatiestructuur met partners hebben, zijn de partners vaak de enige die de controleverklaringen aftekenen. De accountant die de controleverklaring ondertekent, is verantwoordelijk voor het leiden van de controleopdracht, het team en het nemen van belangrijke beslissingen tijdens de controle. Daarmee heeft de tekenend accountant een significante invloed op de uitkomst van de jaarrekening en de daarbij behorende controleverklaring (Wu et al., 2013).

Voordat je de titel RA of AA mag dragen, moet je voldoen aan de volgende vereisten (NBA, Register, 2016):

-Een gewaarmerkt afschrift van het diploma/getuigschrift afgegeven op grond van het met goed gevolg afgelegd hebben van het theoretische deel van de accountantsopleiding. -Een gewaarmerkt afschrift van het diploma/getuigschrift afgegeven op grond van het met goed gevolg afgelegd hebben van het praktijkgedeelte van de accountantsopleiding. -Een Verklaring Omtrent het Gedrag Natuurlijke Personen.

De praktijkopleiding duurt 3 jaar waarin je als accountant werkt onder leiding van een

praktijkbegeleider. Tijdens deze 3 jaar moet je meerdere aspecten van het werk in meerdere type bedrijven ervaring opdoen. Na 3 jaar praktijk sluit je de opleiding af met een mondeling examen waaruit moet blijken dat je functioneert op het niveau van een beginnend beroepsoefenaar (NBA, Wet- en regelgeving, 2016). Wat betekent een beginnend beroepsoefenaar?

Zoals eerder beschreven laat het onderzoek van Dreyfus en Dreyfus zien dat individuelen verschillende fases doorlopen ten tijde van het opdoen van kennis en ervaring. De fases betreffen beginner, competente beroepsoefenaar, ervaren beroepsoefenaar, expert beroepsoefenaar en meesterlijke beroepsoefenaar. Echter hoe is dit faseverloop bij een RA of AA. Op basis van onderzoek is gebleken dat beginnende accountants meer werken op basis van geleerde kennis structuren en een ervaren accountant op basis van ervaring en automatische kennis structuren (Lehmann & Norman, 2006). Omdat beginners volgens het Dreyfus & Dreyfus model handelen op basis van de regels en ervaren situaties vaak voor het eerst. Er kan worden aangenomen dat een RA of AA deze fase voorbij is. Ervaren accountants worden minder beïnvloed in het maken van een oordeel en kunnen meer accurate beslissingen nemen dan beginners op basis van de uitgebreide

(19)

19 informatie die zij ontvangen (Lehmann & Norman, 2006). Daarnaast is het cruciaal voor een

accountant om vakkennis te hebben voor het uitvoeren van complexe controletaken waar vakspecifieke ervaring voor nodig is (Kaplan et al., 2008). Dit kan zowel de competente als de ervaren beroepsoefenaar betreffen. Het grootste verschil tussen deze twee beroepsoefenaars is het handelen op basis van een analytisch of een holistische aanpak. Aangenomen kan worden dat een RA of AA zich minimaal in de competente beroepsoefenaar fase bevindt en dat naarmate de ervaring groeit zich ontwikkeld in de andere fases.

2.2.3 Hoe draagt ervaring bij aan oordeelsvorming van accountants

Kennis, verkregen door ervaring, verbetert het vermogen om problemen te herkennen (Chi et al., 1982). Dit komt mede doordat ervaren individuen meer doelgericht bewijs kunnen evalueren (Hodge et al., 2002). Met name praktijkervaring helpt bij het opdoen van kennis en het ontwikkelen van effectieve mentale modellen voor het interpreteren en integreren van bewijs en het oordelen en evalueren hierover (Bonner, 1990). Naarmate de controleopdracht complexer wordt en meer semigestructureerd of ongestructureerd is, is er een sterker negatief verband met ervaring (Abdolmohammadi & Wright, 1987).

De controlewerkzaamheden worden vaak uitgevoerd door minder ervaren accountants en de interpretatie en beoordeling ligt bij de meer ervaren accountants. Libby en Frederick (1990) hebben onderzoek gedaan naar de invloed van het hebben van ervaring en de vaardigheden om

controlebevindingen te verklaren. Uit dit onderzoek bleek dat meer ervaren accountants beter in staat zijn om een verklaring te geven voor geconstateerde fouten (Libby & Frederick, 1990; Tubbs, 1992). Dit doordat zij meer kennis hebben over veelvoorkomende fouten en de frequentie van deze fouten. Ervaren mensen hebben goed ontwikkelde kennisstructuren wat ze helpt bij het evalueren van consistent (negatief bewijs) en inconsistent bewijs (positief en/of verzachtend bewijs) (Waller & Felix, 1984). Het evalueren van inconsistent bewijs kan effectief worden uitgevoerd wanneer het evalueren van consistent bewijs routinematig wordt.

Ervaren accountants kunnen efficiënter gebruik maken van hun opgedane kennis doordat zij kunnen ordenen en groeperen in hun geheugen (Libby & Frederick, 1990). Dit ordenen en

groeperen wordt ook wel schemata genoemd. Uit onderzoek van Ashton et al. (1988) bleek dat ervaring positief bijdraagt aan schemata en dat dit relevant is voor auditors. Dit is relevant doordat schemata kan helpen bij het interpreteren van controlebevindingen.

(20)

20 Uit onderzoek bleek ook dat wanneer een opdracht irrelevante informatie bevatte, dit wel onervaren accountants beïnvloedden en niet de ervaren accountants beïnvloedden (Bhattacharjee & Moreno, 2002). Eerder onderzoek wees ook al uit dat senior accountants meer door de war worden gebracht door irrelevante informatie dan managers en partners (Shelton, 1999). Naast het feit dat ervaren accountants irrelevante informatie beter kunnen filteren, is ook gebleken dat ervaren accountants meer atypische items kunnen herinneren dan minder ervaren accountants (Choo & Trotman, 1991). Atypische items zijn beweringen die niet logisch zijn voor een onderneming met bijvoorbeeld een continuïteitsprobleem. Op basis hiervan kan gesteld worden dat ervaren

accountants beter in staat zijn om discontinuïteit te voorspellen doordat zij meer atypische items kunnen onthouden.

Naast kennis gerelateerde onderwerpen maken ervaren en minder ervaren accountants ook afwijkende conclusies wanneer zij onder hoge tijds- en budgetdruk staan. Cianci en Bierstaker (2009) voerden een experiment uit onder 83 accountants waar positieve en negatieve informatie omtrent interne controles geëvalueerd moesten worden. Hieruit bleek dat minder ervaren accountants informatie omtrent negatieve punten van controles als irrelevant beoordeelden onder hoge tijds- en budgetdruk (Cianci & Bierstaker, 2009). Dit suggereert dat minder ervaren accountants kwetsbaarder zijn voor het maken van beslissingen en beoordelen van informatie onder hoge tijds- en budgetdruk. Naast tijd en budget druk kunnen ervaren accountants ook beter omgaan met de druk vanuit de klant (Umar & Anandarajan, 2004)

Resumerend is uit verschillende onderzoeken gebleken dat ervaring bijdraagt aan het herkennen van problemen, het uitfilteren van irrelevante informatie en het herinneren van atypische items. Daarnaast is ook gebleken dat accountants met meer ervaring beter kunnen omgaan met tijds- en budgetdruk. Op basis hiervan kan worden aangenomen dat ervaring een positief effect heeft op controle processen.

2.3 Invloed van ervaring van de accountant op de kwaliteit van de accountantscontrole

Onderzoek naar de invloed van individuele eigenschappen van een accountant (zoals leeftijd, geslacht, ervaring etc.) op de kwaliteit van accountantscontrole is schaars. Wel is er enig onderzoek gedaan naar de invloed van individuele eigenschappen op andere aspecten van de

accountantscontrole.

In China zijn, als een van de weinige landen, de karakteristieken van accountants publiekelijk beschikbaar. Daar is onderzoek gedaan naar de impact van individuele karakteristieken van

(21)

21 accountants in relatie tot een mislukte audit. In dat onderzoek betekent een mislukte audit een jaarrekening die niet in lijn is met de juiste grondslagen of dat een incorrecte verklaring is afgegeven. Uit dit onderzoek van Ye et al. (2014) bleek dat accountants met meer ervaring minder geassocieerd worden met een mislukte audit. Ervaring was in dit geval gemeten aan de hand van het aantal jaren ingeschreven als registeraccountant in het ‘Chinese Chartered Public Accountant’ register. Ook is er een negatieve relatie gevonden tussen het educatieniveau van een accountant en het mislukken van een audit (Ye et al., 2014).

Alissa et al. (2014) hebben onderzoek gedaan op basis van een unieke database in Kroatië van 15.392 controles in de periode 2002-2006. Zij vonden dat de complexiteit van een

werkzaamheid vermindert wanneer een accountant meer ervaring opdoet en inzet toont voor een verbeterde accountantscontrole. Dit zorgt uiteindelijk voor een betere kwaliteit van een controle. Ondanks de ervaring van de individuele accountant is de kwaliteit van de accountantscontrole in de eerste drie jaar van de relatie met de klant lager in vergelijking tot de kwaliteit wanneer er al een relatie tussen de accountant en de klant is van langer dan drie jaar (Johnson et al., 2002). Ook Meyers et al. (2003) vonden dat een lange relatie tussen de accountant en de klant geen negatieve invloed heeft op de kwaliteit.

Kaplan et al. (2008) hebben gekeken of de ervaring van een accountant een rol speelt bij het vertrouwen van informatie gegeven door het management en te bouwen op de interne controles. Op basis van het experiment van Kaplan et al. (2008) bleek dat accountants met minder ervaring (op senior niveau) meer steunen op managementinformatie en daarmee steunen op interne controles, terwijl accountants met meer ervaring niet beïnvloed worden door informatie van management. Daarmee concludeerden de onderzoekers dat wanneer accountants meer ervaring opdoen, zij meer kennis krijgen en daarmee meer in staat zijn om niet te worden beïnvloed door het management van de klant.

Bruynseels et al. (2006) hebben gekeken naar Amerikaanse bedrijven die failliet zijn gegaan. Zij onderzochten of industrie expertise of een verhoogde focus op business risico’s de juistheid van de controleverklaring verbetert. Er werd geen bewijs gevonden dat industrie experts beter in staat zijn discontinuïteit te voorspellen. Ook werd er geen bewijs gevonden dat een continuïteitsparagraaf eerder wordt opgenomen in een controleverklaring van bedrijven die een jaar later failliet gaan. Daarentegen worden industrie experts niet snel misleid door het management van het

desbetreffende bedrijf wat wel gebeurt bij niet industrie experts. Ook werd vastgesteld, tegen de verwachtingen in, dat accountantskantoren die een bedrijfsrisico methodologie hanteren niet beter in

(22)

22 staat zijn discontinuïteit te voorspellen en dus ook niet eerder opnemen in een controleverklaring voor bedrijven die een jaar later failliet gaan. Als laatste werd vastgesteld dat accountants in het algemeen worden misleid door operationele inspanningen op korte termijn en het verdienen van geld op korte termijn.

Uit een onderzoek van Cahan en Sun (2015) bleek dat klanten die meer ervaren accountants hebben ingehuurd, minder overlopende posten hebben dan klanten met minder ervaren

accountants. Dit kan suggereren dat ervaren accountants beter zijn in het beperken van earnings management en daarmee audits van hogere kwaliteit uitvoeren.

Hoffman et al. (2003) hebben gekeken naar hoe ervaren en onervaren accountants reageren in ongedwongen en gedwongen situaties. Door Hoffman et al. (2003) wordt verwacht dat ervaren accountants beter presteren in een ongedwongen situatie waar verschillend bewijs in een niet vastgestelde volgorde wordt ontvangen. In deze situaties kunnen ervaren accountants hun

doelgerichte strategieën het beste uitvoeren. Daarentegen verwachtten ze dat ervaren accountants minder goed presteren in situaties waarin ze bewijs in een vooraf vastgestelde volgorde ontvangen. De ervaren accountants in dit onderzoek betroffen accountants met 3,5 jaar aan ervaring en de onervaren accountants betroffen studenten in het laatste jaar van hun studie. Uit dit onderzoek bleek dat ervaren accountants andere conclusies trekken omtrent de continuïteit van een bedrijf, dan onervaren accountants op basis van dezelfde informatie in een ongedwongen situatie. De ervaren accountants trokken in deze situatie de juiste conclusie (Hoffman et al., 2003).

Bovenstaande onderzoeken kijken vooral naar de relatie tussen de ervaring van de

accountant en het effect op processen tijdens het uitvoeren van accountantscontrole. Hieruit blijkt dat meer ervaring, maar ook meerdere jaren ervaring bij één specifieke klant, leid tot een betere audit kwaliteit in het algemeen. Ook blijkt dat hoe meer ervaring een accountant heeft, hoe minder hij of zij wordt beïnvloed door het management van de klant en beter zijn in het beperken van earnings management. Echter zijn industrie experts niet per se beter in het voorspellen van een

(23)

23

3. Hypothese & Methodologie

3.1 Hypothese

Op basis van de theorie blijkt dat ervaring een persoon tot een expert kan maken. Daarnaast wordt aangenomen op basis van het Dreyfus en Dreyfus five stage model dat een RA of AA minimaal in de fase competente beroepsoefenaars behoort. Naarmate de ervaring groeit, kan een RA of AA zich ontwikkelen naar de andere fases. Ook blijkt op basis van verschillende wetenschappelijke

onderzoeken dat de ervaring van een accountant een positief effect heeft op het uitvoeren van controlewerkzaamheden tijdens de audit. Wanneer er sprake is van een ervaren accountant zou dit theoretisch gezien moeten leiden tot een betere controle en tot minder oordeelsfouten omtrent continuïteitsvoorspelling, dan een minder ervaren accountant.

Op basis van de praktijk blijkt dat accountants niet altijd in staat zijn om de continuïteit juist te voorspellen en daarmee type 2 fouten niet weten te voorkomen. Toch zou op basis van de

literatuur een minimaal niveau van de accountant verwacht mogen worden omdat hij een competente beroepsoefenaar is en daarmee afdoende in staat moeten zijn om de continuïteit te voorspellen. In dit onderzoek wordt daarom gekeken naar type 2 fouten en of het aantal ervaringsjaren van de accountant hier een invloed op heeft.

De hypothese in dit onderzoek luidt derhalve als volgt:

H1: De ervaring van de accountant heeft een negatieve invloed op het maken van type 2 fouten.

Het doel van de bovenstaande hypothese is om de onderzoeksvraag te beantwoorden. De onderzoeksvraag luidt als volgt: In hoeverre heeft de ervaring van de controlerende accountant invloed op de kwaliteit van de controleverklaring bij Nederlandse ondernemingen? In het volgende hoofdstuk zal de aanpak van het onderzoek worden beschreven.

(24)

24

3.2 Methodologie

Om de relatie tussen de ervaring van de accountant en het maken van type 2 fouten in de

controleverklaring te onderzoeken, is gebruik gemaakt van kwantitatief onderzoek. Hieronder wordt uiteengezet hoe de data is verkregen en daarnaast hoe de afhankelijke en onafhankelijke variabele zijn gemeten.

3.2.1 Dataset

Dit onderzoek richt zich op type 2 fouten. Een type 2 fout komt voor wanneer een goedkeurende verklaring wordt afgeven terwijl eigenlijk een continuïteitsparagraaf opgenomen had moeten worden. Om type 2 fouten te kunnen opsporen, zullen faillissementen worden geselecteerd. Door

verklaringen van failliete bedrijven op te zoeken is het mogelijk het verband tussen de discontinuïteit en het oordeel van de accountant te toetsten. Voor dit onderzoek is er gekozen om naar het jaar 2013 te kijken aangezien de meeste faillissementen in 2013 hebben plaatsgevonden. Met behulp van het faillissementenregister op de website www.faillissementen.com is een overzicht gemaakt van alle faillissementen uit 2013 voor Nederlandse ondernemingen. Dit faillissementsregister is naar eigen zeggen “de meest actuele en meest complete database met ieder faillissement, surseance of schuldsanering”. Daarnaast staat op de website dat zij een rechtstreekse koppeling hebben met Nederlandse rechtelijke instanties waardoor zij volledige en tijdige informatie kunnen aanleveren. Het overzicht van www.faillissementen.com geeft dus alle uitspraken weer die hebben

plaatsgevonden. Dit betreffen uitspraken van faillissementen, schuldsanering en surseances. In 2013 hebben er 10.231 uitspraken plaatsgevonden. Voor dit onderzoek zijn alleen de faillissementen van belang en dit betreffen er 2.251. Dit zijn bedrijven die in 2013 of eerder failliet zijn gegaan. Bedrijven die al eerder failliet zijn gegaan kunnen ook in deze lijst voorkomen doordat er in sommige gevallen nog een additionele uitspraak is. Voor de volledigheid zijn deze bedrijven ook meegenomen in de database. Middels dit overzicht wordt de naam van het bedrijf, de faillissementsdatum en het KvK nummer bekend.

Voor de 2.251 bedrijven is nagegaan, via www.companyinfo.com, voor welke

ondernemingen een controleverklaring beschikbaar is. Vervolgens wordt onderzocht of de naam van de tekenend accountant op de verklaring staat genoemd. De bedrijven waarvan een

controleverklaring en een naam van de tekenend accountant bekend is, betreffen er 63. Bij deze 63 bedrijven bleek dat er niet altijd een jaarrekening één jaar voorafgaand aan het faillissement

(25)

25 over twaalf maanden na de balansdatum (NBA, 2016). Desalniettemin moet de accountant ook alert blijven op signalen over de continuïteit tot het moment van tekenen van de controleverklaring, In de praktijk blijkt dat accountants rekening houden met deze signalen tot twaalf maanden na het

ondertekenen van de controleverklaring. Zodoende zijn alleen de bedrijven die binnen twaalf maanden na de laatste controleverklaring failliet zijn gegaan meegenomen in de dataset. Dit betreffen 37 bedrijven.

Om te onderzoeken of de onafhankelijke variabele daadwerkelijk een effect heeft op de afhankelijke variabele worden er matchende bedrijven aan de dataset toegevoegd. Voor alle 37 bedrijven die failliet zijn gegaan, is een matchend bedrijf gezocht dat niet failliet is gegaan, waarvan ook een controleverklaring beschikbaar is en hetzelfde standaardbedrijfsinstelling (SBI) nummer heeft. Het SBI-nummer geeft de hoofdactiviteiten van een onderneming weer en zijn verzameld middels de website www.companyinfo.com en www.faillissementen.com. Deze matchende bedrijven zijn geselecteerd middels de website www.companyinfo.com waarop je de mogelijkheid bestaat om bedrijven op basis van SBI-code te zoeken. Deze lijst is op alfabetische volgorde gesorteerd zodat er voorafgaand geen onderscheid gemaakt wordt tussen een onderneming met een hoge of lage omzet en of deze is gecontroleerd door een Big4 of een Non-Big4. De eerste ondernemingen uit deze lijst, met een beschikbare controleverklaring en een zichtbare naam van de tekenend accountant, zijn geselecteerd als matchende bedrijven.

3.2.2 Gehanteerde maatstaven

In deze paragraaf worden de gehanteerde maatstaven beschreven voor respectievelijk de kwaliteit van de accountantscontrole en de ervaring van de accountant.

3.2.2.1 De kwaliteit van de accountantscontrole

De kwaliteit van de accountantscontrole betreft de afhankelijke variabele die wordt gemeten door het wel of niet opnemen van een continuïteitsparagraaf. De bepaling van een continuïteitsparagraaf bestaat uit twee stappen (De Fuentes et al., 2004). De eerste stap betreft het identificeren dat een bedrijf een continuïteitsprobleem heeft en de tweede stap is de bepaling om de

continuïteitsparagraaf daadwerkelijk op te nemen.

Om vast te stellen of de accountant in staat had moeten zijn om een continuïteitsprobleem bij een bedrijf te identificeren is gebruik gemaakt van de Altman Z-score. Het Altman Z-score model is in 1968 ontwikkeld door Edward I. Altman om de financiële gezondheid van een bedrijf te meten. De

(26)

26 Altman Z-score is een veelgebruikt model in de literatuur en betreft een failingspredicitemodel. Er zijn verschillende falingspredictiemodellen terug te vinden in de literatuur zoals Altman (1971), Argenti (1976), Ohlson (1980), Laitinen (1991) en Ooghe en van Wymeerssch (2001) (Mertens et al., 2013). De Altman Z-score wordt gezien als een van de grondleggers van falingspredictiemodellen en inspireerde velen om eigen versies van het model te ontwikkelen. De werking van het Altman Z-score model is door meerdere onderzoeken vastgesteld (Altman et al., 2016; Agarwal & Taffler, 2007; Li & Rahgozar, 2012). De Z-score is opgebouwd op basis van vijf financiële ratio’s.

Tabel 3: Altman Z-score formules

Z-score voor beursgenoteerde ondernemingen

Z-score voor niet-beursgenoteerde ondernemingen

Z-score voor

non-manufacturers & emerging markets

X1 = (Vlottende activa – Korte

termijnschulden) / Totaal activa

X1 = (Vlottende activa – Korte

termijnschulden) / Totaal activa

X1 = (Vlottende activa – Korte

termijnschulden) / Totaal activa X2 = Ingehouden resultaten / Totaal activa X2 = Ingehouden resultaten / Totaal activa X2 = Ingehouden resultaten / Totaal activa X3 = Winst vóór interesten en

belastingen / Totaal activa

X3 = Winst vóór interesten en

belastingen / Totaal activa

X3 = Winst vóór interesten en

belastingen / Totaal activa X4 = Beurswaarde van het

nettoactief / Totale schuld (aan boekwaarde)

X4 = Boekwaarde eigen

vermogen / Totale schuld

X4 = Boekwaarde eigen

vermogen / Totale schuld X5 = Omzet / Totaal activa X5 = Omzet / Totaal activa

Z = 1.2X1 + 1.4X2 + 3.3X3 + 0.6X4 + 1.0X5 Z1 = 0.717X1 + 0.847X2 + 3.107X3 + 0.420X4 + 0.998X5 Z-Score non-manufacturers: Z2 = 6.56X1 + 3.26X2 + 6.72X3 + 1.05X4

Z-Score Emerging Markets: Z = 3.25 + 6.56X1 + 3.26X2 + 6.72X3 + 1.05X4 Z > 2.99 -“Safe” Zone 1.81 < Z < 2.99 -“Gray” Zone Z < 1.81 -“Distress” Zone Z' > 2.9 -“Safe” Zone 1.23 < Z' < 2.9 -“Grey” Zone Z' < 1.23 -“Distress” Zone Z > 2.6 -“Safe” Zone 1.1 < Z < 2.6 -“Grey” Zone Z < 1.1 -“Distress” Zone

(27)

27 De Z-score is gekoppeld aan een zone zoals blijkt uit bovenstaand tabel. Wanneer een bedrijf in de safe zone terecht komt wordt dit bedrijf als ‘safe’ beschouwd op basis van de financiële gegevens. De grey zone geeft aan dat er een goede kans is dat het bedrijf failliet gaat en wanneer een bedrijf in de distress zone zit is er een hoge kans op faillissement. De Altman Z-score is berekend voor de 37 bedrijven die failliet zijn gegaan en de 37 matchende bedrijven die niet failliet zijn gegaan. Op basis van deze score is er een safe, grey of distress zone aan gekoppeld.

De tweede stap betreft de keuze van de accountant om de continuïteitsparagraaf daadwerkelijk op te nemen. Dit is gemeten door te kijken naar de controleverklaring een jaar

voorafgaand aan het faillissement van de 37 bedrijven die failliet zijn gegaan. Er is gekeken of er een goedkeurende verklaring, een goedkeurende verklaring met een continuïteitsparagraaf of een

afkeurende verklaring is afgegeven. Voor de 37 matchende bedrijven die niet failliet zijn gegaan is dezelfde activiteit uitgevoerd.

3.2.2.2 Ervaring van de accountant

Zoals eerder besproken betreffen de karakteristieken van de accountant een van de drie

karakteristieken die een effect hebben op audit kwaliteit. De karakteristieken van de accountant worden derhalve gebruikt in dit onderzoek als onafhankelijke variabele. Karakteristieken van de accountant betreffen expertise, incentives en motivatie. Dit onderzoek zal kijken naar expertise en dit meten middels het aantal jaren ervaring van de accountant.

Door het verzamelen van de controleverklaringen voor zowel de bedrijven die failliet zijn gegaan als de continuerende bedrijven, is ook de naam van de accountant die heeft getekend beschikbaar. De desbetreffende accountant is opgezocht in het NBA-register waar de datum van inschrijving gevonden kan worden. Op basis hiervan kan worden vastgesteld hoeveel jaar ervaring deze accountant als RA of AA heeft.

3.2.2.3 Controlevariabelen

Naast de onafhankelijke en afhankelijke variabele worden er ook controlevariabelen meegenomen in het onderzoek. Een controlevariabele betreft een variabele waar niet specifiek de aandacht naar uitgaat in het onderzoek maar wordt meegenomen omdat deze van invloed kan zijn op de

afhankelijke variabele en samenhangt met de onafhankelijke variabele. In dit onderzoek worden de volgende controlevariabelen meegenomen.

(28)

28 RA of AA

Deze variabele laat zien of de accountant een RA of een AA-titel bezit. Op basis van de dataset blijkt dat zowel RA’s en AA’s de verschillende controleverklaringen hebben ondertekend. Derhalve is de type titel als controlevariabele meegenomen in de analyse.

BIG4

In de dataset is de naam van het accountantskantoor welke de accountantscontrole heeft uitgevoerd opgenomen. Op basis hiervan is bepaald of dit een Big 4 of een Non-Big 4 betreft. Er is sprake van een Big 4 kantoor wanneer het, EY, PWC, KPMG of Deloitte betreft en overige

accountantskantoren betreffen een Non Big 4. ACTIVA EN OMZET

De omvang van de klant gemeten door de activa en omzet. Vanuit het literatuuronderzoek bleek dat de accountant onder andere de mogelijkheid om een klant te verliezen als incentive ervaart (De Fuentes et al., 2004). De omvang en daarmee de controlevergoeding kan hierbij een rol spelen. Derhalve wordt dit meegenomen als controleveriabele. Om inzicht te krijgen in de omvang van de klant wordt deze geoperationaliseerd door middel van de activa. Voor deze variabele wordt de wiskundige Log van de waarde van de activa en de omzet gebruikt omdat deze variabele grote waarden bevat en derhalve het effect kan verstoren.

CURRENT RATIO

Deze current ratio betreft de verhouding van de vlottende activa tot het kort vreemd vermogen. Deze ratio geeft aan in hoeverre het bedrijf haar korte termijn verplichtingen kan voldoen door de vlottende activa om te zetten in geld. Wanneer de uitkomst boven de 1 uitkomt is het bedrijf in staat om haar verplichtingen op korte termijn te voldoen, is de uitkomst lager dan 1 dan heeft het bedrijf naar alle waarschijnlijkheid meer uitgaven te doen dan liquide middelen beschikbaar.

SOLVABILITEITSRATIO

Deze solvabiliteitsratio betreft de verhouding van de totale activa tot het totale vreemd vermogen. Deze ratio geeft een inzicht in de mate waarin de onderneming in staat is om zijn financiële verplichtingen te voldoen. Hoe hoger de waarde des te solvabele de onderneming is.

(29)

29

3.2.3 Statistische toets

Bovenstaande informatie kan als volgt in een model worden verwerkt:

Tabel 4: Onderzoeksvraag in een model.

Op basis van bovenstaand model kan worden vastgesteld dat de onafhankelijke variabele van een continu meetniveau is. De afhankelijke variabele is van een nominaal meetniveau. Derhalve wordt er voor de relatie tussen ervaring van de accountant en de kwaliteit van de accountantscontrole een logistische regressie gebruikt om het verband vast te stellen. Bij een logistische regressie hoeven er niet zoals bij een lineaire regressie aannames te worden gedaan over de verdeling van de

uitkomstvariabele. Voor een logistische regressie is het belangrijk dat alle observaties onafhankelijk van elkaar zijn. In dit onderzoek zijn alle observaties onafhankelijk van elkaar doordat er geen herhaalde metingen hebben plaatsgevonden.

Bij een logistische regressie wordt onderzocht hoe goed de onafhankelijke variabele, in dit geval ervaringsjaren van de accountant, kan voorspellen in welke van de twee categorieën, in dit geval het wel of niet correct opnemen van de continuïteitsparagraaf, valt. Het wel of niet correct opnemen van de continuïteitsparagraaf wordt vastgesteld middels de controleverklaring en de Altman Z-score en daarmee of er sprake is van een type 2 fout. Om te bepalen of er sprake is van een type 2 fout zijn de twee stappen, bepaling van de Altman Z-score en het type controleverklaring, gecombineerd. Wanneer er sprake is van een bedrijf die op basis van de Altman Z-score, in de distress zone of in de grey zone behoort, en daarnaast een goedkeurende verklaring zonder continuïteitsparagraaf heeft ontvangen, is bepaald dat hier sprake is van een type 2 fout. Zowel de distress zone als de grey zone is meegenomen in de bepaling van een type 2 fout doordat beide zones aangegeven dat er een kans op faillissement is. De bepaling van een type 2 fout is echter alleen achteraf te bepalen wanneer alle informatie beschikbaar is. Om meer inzicht te krijgen in het proces van het wel of niet opnemen van een continuïteitsparagraaf worden eerst twee regressies gedraaid om te onderzoeken of de ervaring van de accountant al een significant effect heeft tijdens de twee stappen van het bepalen van een continuïteitsparagraaf. Eén regressie wordt gedraaid met het doel

(30)

30 om te onderzoeken of de interactie tussen de Altman Z-score en het aantal jaren ervaring van de accountant een effect heeft op het opnemen van een continuïteitsparagraaf. Een tweede regressie wordt gedraaid met als doel om te onderzoeken of de interactie tussen het opnemen van een continuïteitsparagraaf en het aantal jaren ervaring van de accountant een relatie heeft met het plaatsvinden van een faillissement. In totaal zullen er dus drie regressies worden gedraaid. Zie voor verdere toelichting hierop paragraaf 4.3 Regressieanalyse.

(31)

31

4. Empirisch onderzoek

In dit hoofdstuk wordt de statistische analyse uitgevoerd om de in hoofdstuk 3 geformuleerde onderzoekshypothese te toetsen. De onderzoekshypothese zal trachten een verband aan te tonen tussen de ervaringsjaren van de accountant en het effect op de kwaliteit van de accountantscontrole. Zoals in 3.2.3 beschreven, wordt er gebruikt gemaakt van een logistische regressie omdat de

onafhankelijke variabele van een continu meetniveau is en de afhankelijke variabele is van een nominaal meetniveau.

4.1 Beschrijvende statistiek

In hoofdstuk 3 is uiteengezet hoe de dataset is gemaakt en welke informatie hier wel en niet in is meegenomen. Resumerend is gebleken dat de dataset bestaat uit 74 ondernemingen in totaal bestaat, waarvan er 37 failliet zijn gegaan en 37 niet failliet zijn gegaan. Van de 37 bedrijven die failliet zijn gegaan zijn er 17 bedrijven die een goedkeurende verklaring zonder continuïteitsparagraaf hebben. Van deze 17 bedrijven blijkt op basis van de Altman Z-score dat er 13 bedrijven zich toen in de grey zone of de distress zone bevonden. Van deze 13 bedrijven kan gezegd worden dat er een type 2 fout heeft voorgedaan. Middels een statistisch onderzoek wordt er onderzocht of de ervaring van de accountant en/of andere controle variabelen een significant verband hebben met deze type 2 fouten. Zie tabel 5 voor een verloopoverzicht van de dataselectie.

Tabel 5: Verloopoverzicht dataselectie

Totaal Failliet Totaal niet failliet

N 37 37 RA 31 36 AA 6 1 Big 4 10 25 Non Big 4 27 12 Goedkeurende verklaring 30 36

Goedkeurende verklaring met een continuïteitsparagraaf 13 2 Goedkeurende verklaring zonder een continuïteitsverklaring 17 34

Afkeurende verklaring 7 1

(32)

32

Grey Zone 5 9

Distress zone 26 8

Range ervaringsjaren accountant 3,78 – 26,88 2,45 – 25,56 Gemiddelde ervaringsjaren accountant 14,07 13,41 Type 2 fout (Goedkeurende verklaring met

continuïteitsparagraaf + Grey of Distress zone)

13 0

Noot: Bovenstaand tabel betreft de beschrijvende statistieken op basis van de dataset.

Uit paragraaf 3.2.2 blijkt welke onafhankelijke, afhankelijke en controlevariabelen worden meegenomen in de statistische toets. In tabel 6 en 7 is de informatie omtrent de beschrijvende statistiek opgenomen.

Tabel 6: Beschrijvende statistiek

Aantal observaties

Gemiddelde Standaardd eviatie

Mediaan Min. Max. Aantal jaren RA/AA 74 13,74 6,06 13,38 2,45 26,88 Log(Activa) 74 7,13 0,96 6,93 4,96 9,95 Log(Omzet) 74 7,25 1,00 6,98 5,25 9,72 Current ratio 74 1,29 0,70 1,26 -0,95 3,17 Solvabiliteitsratio 74 1,14 0,74 1,03 -1,83 4,10

Noot: Bovenstaand tabel betreft de beschrijvende statistieken van de variabelen met een continu maatstaf. Aantal jaren RA/AA betreft een meting op basis van aantal jaren ingeschreven in het NBA register en is een continu meeting. Log(Omzet) betreft de omzet van het bedrijf, Log(Activa) betreft de activa van het bedrijf en de current ratio en solvabiliteitsratio betreffen ratio’s op basis van cijfers uit de jaarrekening. Al deze variabelen zijn van een continu meeting.

De onafhankelijke variabele ‘aantal jaren RA/AA’ betreft het aantal jaren dat de 74 accountants staan ingeschreven in het NBA-register. De accountants die de 74 desbetreffende

controleverklaringen hebben ondertekend hebben een minimale ervaring van 2,5 jaar en een maximale ervaring van 26,9 jaar, vanaf het moment van inschrijving bij het NBA. Het gemiddelde ligt op 13,7, wat in lijn is met de mediaan. Bij de controle variabele, totale activa en omzet, maar ook bij de current ratio en de solvabiliteitsratio, liggen de statistieken in lijn met elkaar. Of er hier sprake

(33)

33 is van multicollineariteit zal onderzocht worden in paragraaf 4.2. De min en max van activa en omzet liggen redelijk uit elkaar dit komt doordat er geen onderscheid is gemaakt in de grootte van het bedrijf.

De overige controlevariabelen betreffen categoriale variabelen en hebben de waarde een of nul. In onderstaand tabel nummer 7 is af te lezen hoe de verdeling van de 1 en 0 waarden zijn. Hieruit blijkt dat het merendeel van de controleverklaringen is getekend door een RA. Ook blijkt dat het de controleverklaringen bijna helft om helft zijn getekend door Big 4 en Non Big 4 bedrijven. En dat ongeveer 18% van de 74 geselecteerde bedrijven een type 2 fout bevat op basis van de Altman Z-score en type controleverklaring.

Tabel 7: Beschrijvende statistiek van variabelen met een waarde van 0 of 1

Variabelen met een waarde 0 of 1 Aantal observaties 0 1 % = (1/n)

Faillissement 74 37 37 50%

Continuïteitsparagraaf 74 18 56 75,68%

RA 74 7 67 90,54%

Big 4/ Non-Big 4 74 39 35 47,30%

Type 2 fout 74 61 13 17,57%

Noot: Bovenstaand tabel betreft de beschrijvende statistieken van de variabelen met een categoriale maatstaf. Status failliet = 1 voor failliet en 0 voor niet failliet. Continuïteitsparagraaf = 1 voor een controleverklaring inclusief een continuïteitsparagraaf en 0 voor een controleverklaring zonder een continuïteitsparagraaf. RA = 1 voor RA en 0 voor AA. Big 4/Non-Big 4 = 1 voor Big 4 en 0 voor Non-Big 4. Type 2 fout = 1 voor een type 2 fout en 0 voor geen type 2 fout.

4.2 Correlatiematrix

Om een inzicht te krijgen in de samenhang van zowel de onafhankelijk, de afhankelijke als de controlevariabelen is een correlatiematrix opgesteld middels het programma SPSS. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de Pearson Correlatiematrix. In onderstaand tabel met nummer 8 is de correlatiematrix opgenomen. De belangrijkste correlaties zullen hieronder beschreven worden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To evaluate the performance of the cooling design software tool, the focus of the present investigation was to keep constant the injection moulding set-up in terms of

Load management is the effective utilisation of low-cost periods presented by the time-of-use (TOU) tariff structure. A TOU tariff structure assigns high electricity tariffs to

Die boonste verdieping bestaan hoofsaaklik uit ’n hoofslaapkam er met sy eie kaggel, waaruit twee deure lei, een na die veranda en die ander na ’n

Bahn &amp; McGill (2007) recently asked a clever question that upset my complacency: what if environmental variables predict spatial variation in the abundance of organisms because

The research objectives of this study were to explore and describe the experiences of operating room personnel after sharps injuries, to explore and describe the reasons why they

These spectral data were compared to four models for the production of γ-ray spectra assuming a single-zone leptonic model: (1) radiation-reaction-limited first-order Fermi

They created rules that now govern the initiation ritual, like urging initiates to seek medical attention if required (as opposed to the old belief of not being a man when doing

All women who gave birth at Zithulele Hospital, at one of the ten closest clinics, on the way to a health facility, or at home in the area covered by the clinics during this