The Effect of Family Climate on
Children’s Emotion Regulation
Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam Lizze Zijlstra 10000544 Eerste begeleider: mw. dr. D. van der Giessen Tweede begeleider: dhr. E. Brummelman Amsterdam, augustus 2015
Inhoudsopgave
1. Inleiding 4
1.1 Het emotionele familie klimaat: opvoeding 6 1.2 Het emotionele familie klimaat: ouderlijke relatie 9
1.3 Temperament van kinderen 11
1.4 Interactie effect: temperament*opvoeding, 12 temperament*ouderlijke relatie 1.5 Onderzoeksvragen en hypothesen 15 2. Methode 17 2.1 Proefpersonen 17 2.2 Procedure 18 2.3 Materialen 19 2.4 Analyseplan 23 3. Resultaten 24 3.1 Data inspectie 24 3.2 Beschrijvende statistiek 26
3.3 Multiple regressie analyse 30
4. Discussie 38
Abstract
This study investigated whether there is a relationship between the parenting, the marital relation and the temperament of children at 1 year of age and the emotion regulation of children at 2,5 year of age. The emotion regulation was measured during a free play with the father or the mother. The parenting was measured with the
Comprehensive Parenting Behaviour Questionnaire, the marital relation was
measured with the Relation Questionnaire and the temperament was measured with the Revised Infant Behaviour Questionnaire. In total 113 mothers and 110 fathers with their child participated. The results show that negative aspects of parenting affect the emotion regulation of children and that the combination of a negative
1. Inleiding
In de laatste decennia is er steeds meer onderzoek gedaan naar de emotieregulatie van kinderen en adolescenten (Eisenberg et al., 2003; Suveg & Zeman, 2004; Volling, McElwain, & Miller, 2002). Uit onderzoek blijkt dat problemen met de emotieregulatie een voorspeller zijn van internaliserende en
externaliserende gedragsproblemen bij kinderen (Eisenberg, Cumberland et al., 2001; Silk, Steinberg & Morris, 2003). Het is daarom van belang om verder onderzoek te doen naar de factoren die effect hebben op de emotieregulatie van kinderen zodat problemen met de emotieregulatie beter behandeld kunnen worden. Morris, Silk, Steinberg, Myers en Robinson (2007) hanteren in hun review een samengestelde definitie van emotieregulatie uit verschillende onderzoeken naar dit fenomeen: “emotieregulatie bestaat uit de interne en externe processen die betrokken zijn bij het initiëren, onderhouden en moduleren van de gebeurtenis, de intensiteit en de expressie van emoties” (p.363). De interne processen richten zich op het beheersen van emoties zoals emotionele cognitie, het verschuiven van aandacht en het beheer van
fysiologische responsen. In de externe processen helpen ouders en andere individuen kinderen om hun emoties te moduleren (Morris et al., 2007).
Het doel van het huidige onderzoek is het effect onderzoeken van het emotionele familieklimaat bij Nederlandse kinderen op 1 jarige leeftijd op de
emotieregulatie van kinderen op 2,5 jarige leeftijd. De emotieregulatie van kinderen is gemeten aan de hand van de emoties die kinderen uiten tijdens de interactie met vader of moeder. Onder een positieve emotieregulatie wordt positief affect verstaan, dit zijn de positieve emoties die kinderen uiten zoals warmte, respect en blijheid. Onder een negatieve emotieregulatie wordt boos en gefrustreerd, verdrietig en nerveus en opstandig en vijandig gedrag verstaan.
De emotieregulatie van kinderen wordt onder andere beïnvloed door het emotionele familieklimaat waarin kinderen opgroeien. Het is een reflectie van de verschillende intra familiare processen en dynamieken en bestaat onder andere uit de hoeveelheid positieve en negatieve emoties die geuit worden tussen gezinsleden (Morris et al., 2007). Daarnaast heeft het emotionele familieklimaat invloed op de relaties binnen het gezin zoals de gehechtheid, ouderlijke relatie en opvoedstijl (Darling & Steinberg, 1993). In het huidige onderzoek zal het effect van twee aspecten van het emotionele familieklimaat op de emotieregulatie van kinderen onderzocht worden. Het eerste aspect is opvoeding. Ouders leren kinderen hun emoties te moduleren en dit heeft effect op de ontwikkeling van de emotieregulatie van kinderen (Morris et al., 2007). Het tweede aspect is de ouderlijke relatie. Conflicten tussen ouders vormen een belangrijke context voor kinderen om te leren hoe zij op een adaptieve of mal-adaptieve manier om kunnen gaan met conflicten en bijbehorende emoties (Cummings & Davies, 1994).
Daarnaast wordt ook het effect van het temperament van kinderen zelf op hun emotieregulatie onderzocht. Temperament heeft namelijk effect op zowel de
opvoeding van ouders en als op de emotieregulatie van kinderen (Morris et al., 2007). Ten slotte zullen ook de interactie effecten onderzocht worden tussen zowel het temperament van kinderen en de opvoeding op de emotieregulatie van kinderen als tussen het temperament van kinderen en de ouderlijke relatie op de emotieregulatie van kinderen. Deze onderzoeksvragen tezamen zullen de centrale vraag in dit onderzoek: ‘Wat is het verband tussen het emotionele familieklimaat op 1 jarige leeftijd van kinderen en de emotieregulatie van kinderen op 2,5 jarige leeftijd?’ beantwoorden.
1.1 Het emotionele familieklimaat: Opvoeding
Uit verschillend onderzoek blijkt dat er een verband bestaat tussen de
opvoeding van ouders en de emotieregulatie van kinderen. De opvoeding van ouders is onderdeel van het emotionele familieklimaat en kan onderverdeeld worden in een negatieve opvoeding en een warme opvoeding (Gottman, Katz & Hooven, 1996; Morris et al., 2007). Een negatieve opvoeding bestaat uit onder andere negativiteit en psychologische controle (Morris, Silk, Steinberg, Sessa, Avenevoli, & Essex, 2002). Negativiteit wordt gedefinieerd als openlijke verbale en fysieke agressie naar
kinderen. Bij psychologische controle proberen ouders het denken, de zelfexpressie en de emotionele ontwikkeling van kinderen te controleren (Barber, 1996). In het huidige onderzoek zal een negatieve opvoeding gemeten worden aan de hand van de schalen psychologische controle en negativiteit.
Zowel negativiteit als psychologische controle geuit door ouders zijn
gerelateerd aan meer internaliserende en externaliserende problemen bij kinderen en een minder goede emotieregulatie (Morris et al., 2002; Barber, 1996; Hart, Nelson, Robinson, Olsen & MCNeilly-Choque, 1998). In een negatieve opvoeding,
gekenmerkt door negativiteit en psychologische controle, zijn ouders niet in staat om hun negatieve emoties op een goede manier te uiten. Hierdoor leren kinderen ook niet hoe zij om moeten gaan met deze emoties (Eisenberg et al., 1999). Daarnaast
suggereren Eisenberg, Fabes en Murphy (1996) dat kinderen emotioneel prikkelbaar blijven als zij negatieve en bestraffende reactie krijgen van hun ouders op het uiten van negatieve emoties. Hierdoor blijven de kinderen emotioneel prikkelbaar en minder goed in staat om negatieve emoties te reguleren
Het empirische bewijs hiervoor komt uit het onderzoek van Chang, Schwartz, Dodge & McBride-Chang (2003). Hierin hebben Chinese ouders de Parental
Acceptance Rejection Questionnaire ingevuld over hun opvoeding en is de perceptie van moeders van de emotieregulatie van hun kind gemeten aan de hand van de Emotion Regulation Checklist. Hieruit blijkt dat een vijandige opvoedstijl, als onderdeel van een negatieve opvoeding, gerelateerd is aan een incompetente
emotieregulatie van kinderen van drie tot zes jaar. Daarnaast heeft Dennis (2006) een verband aangetoond tussen meer psychologische controle van moeders en een
negatieve emotieregulatie van kinderen. Uit vragenlijsten over de opvoeding en moeder-kleuter observaties bij een spel en wachttaak blijkt dat meer psychologische controle door moeders gerelateerd is aan meer frustratie bij kleuters. Frustratie wordt in dit onderzoek gezien als onderdeel van een negatieve emotieregulatie (Dennis, 2006).
Naast een negatieve opvoeding bestaat er ook een warme opvoeding. Onder een warme opvoeding wordt onder andere sensitiviteit en responsiviteit verstaan (Morris et al., 2007; Dennis, 2006). Responsieve ouders zijn erg verzorgend naar het kind toe en op het kind gericht (Morris et al., 2007). Onder sensitiviteit wordt het vermogen verstaan van ouders om de signalen van hun kind accuraat waar te nemen en hier op een adequate manier op te reageren (Ainsworth, Blehar, Waters & Wall, 1978). In een warme opvoeding wordt er responsief en sensitief gereageerd als kinderen niet meer in staat zijn om hun emoties te reguleren. Hierdoor wordt de negatieve opwinding van kinderen verzacht en raken kinderen niet overprikkeld. Dit leidt ertoe dat kinderen beter in staat zullen zijn om te reageren op de pogingen van de ouders om de aandacht te trekken en het gedrag te sturen (Morris et al., 2007;
Hoffman, 2000). In het huidige onderzoek zal een warme opvoeding gemeten worden aan de hand van de schaal warmte. Onder warmte wordt aandacht, affectie en
Het empirische bewijs hiervoor komt uit het eerder genoemde onderzoek van Dennis (2006). Hieruit blijkt dat een warme opvoeding van moeders gerelateerd is aan meer meegaandheid van kleuters tijdens een spel en wacht taak. Meegaandheid van kinderen wordt gezien als een onderdeel van een positieve emotieregulatie van kinderen (Dennis, 2006). Niet in alle onderzoeken wordt er echter een verband gevonden tussen een warme opvoeding en een positieve emotieregulatie. Davidov en Grusec (2006) hebben de Child Rearing Practices Q-sort afgenomen bij ouders om de mate van warmte in de opvoeding te meten. Ook is de Emotion Regulation Checklist afgenomen bij moeders om hun perceptie van de emotieregulatie van hun kind te meten. Hieruit blijkt dat er geen verband bestaat tussen warmte geuit door vaders en moeders en een effectieve regulatie van negatieve emoties van kinderen. Wel is er een verband gevonden tussen warmte geuit door vaders en moeders en een effectieve regulatie van positieve emoties van kinderen. Ook is er een verband gevonden tussen responsiviteit door ouders en een effectieve regulatie van positieve en negatieve emoties van kinderen.
In de voorgaande onderzoeken wordt meestal enkel gekeken naar de
opvoeding van de moeder en worden vaders niet meegenomen in het onderzoek. Uit onderzoek blijkt echter dat een vijandige opvoeding van moeders een groter negatief effect kan hebben op de emotieregulatie van kinderen dan vijandigheid van vaders (Chang et al., 2003). Dit zou kunnen komen doordat kinderen vijandigheid van vaders meer verwachten en hier meer op voorbereid zijn dan vijandigheid van moeders. Hierdoor zou vijandigheid van moeders een groter effect kunnen op een negatieve emotieregulatie van kinderen (Chang et al., 2003). Het zou daarom kunnen dat de opvoeding door moeders en door vaders een verschillend effect heeft op de
emotieregulatie van kinderen. In het huidige onderzoek zal daarom de opvoeding door moeders en door vaders vergeleken worden.
1.2 Het emotionele familieklimaat: Ouderlijke relatie
De ouderlijke relatie is onderdeel van het emotionele familieklimaat en is gerelateerd aan het gevoel van emotionele veiligheid van kinderen. Als er veel conflicten zijn tussen ouders heeft dit effect op de sfeer in huis en op het emotionele welzijn van kinderen (Davies & Cummings, 1994). De emotionele
veiligheidshypothese van Davies en Cummings (1994) stelt dat destructieve conflicten en conflicten die de ouderlijke harmonie in gevaar brengen, leiden tot emotionele onzekerheid bij kinderen. Constructieve conflicten tussen ouders, waarbij ouders in staat zijn om het conflict op te lossen, kunnen er juist toe leiden dat
kinderen het gevoel krijgen dat zij in staat zijn om dagelijkse problemen effectief en competent op te lossen. Dit zou vervolgens leiden tot meer emotionele veiligheid bij kinderen (Davies & Cummings, 1994).
Crockenberg, Leerkes en Lekka (2007) hebben het verband aangetoond tussen meer verbaal agressieve conflicten tussen ouders en een negatieve emotieregulatie van baby’s. Verbaal agressieve conflicten in de ouderlijke relatie zijn namelijk
gerelateerd aan het terugtrekken van baby’s als zij geconfronteerd worden met nieuwe stimuli. Terugtrekking wordt in dit onderzoek gezien als een onderdeel van een negatieve emotieregulatie van kinderen (Crockenberg, Leerkes & Lekka, 2007). Porter, Wouden-Miller, Silva en Porter (2003) hebben de Bayley Scales of Infant Development (BSID II) en de Behavior Rating Scales (BRS) afgenomen bij moeders om hun perceptie van de emotieregulatie van hun kind te meten. Ook is er een vragenlijst over ouderlijke conflicten afgenomen. De BRS bevat vijf factoren, waaronder een factor die de emotieregulatie van baby’s beoordeelt zoals
waargenomen tijdens de afname van de BSID II. Een hoge score op deze factor reflecteert een positieve emotieregulatie (dat wil zeggen een positieve emotionele toon en aanpassingsvermogen) terwijl een lage score een negatieve emotieregulatie reflecteert (dat wil zeggen een negatieve en prikkelbare emotionele toon en een onregelmatige en onstabiele emotieregulatie). Ook dit onderzoek toont een verband aan tussen een hoge mate van ouderlijke conflicten en lage score op de BRS en dus een negatieve emotieregulatie van baby’s. Daarnaast hebben zij ook een positief verband aangetoond tussen moeders die hogere gevoelens van liefde rapporteren in de ouderlijke relatie en een hoge score op de BRS en dus een positieve emotieregulatie van baby’s (Porter et al., 2003). In het huidige onderzoek zal de ouderlijke relatie gemeten worden aan de hand van de schalen conflict en liefkozen.
Er is echter nog maar weinig observationeel onderzoek gedaan naar het verband tussen een liefdevolle en conflictueuze ouderlijke relatie en een positieve of negatieve emotieregulatie van kinderen. Daarbij is nog niet bekend wat het effect is van de ouderlijke relatie op de emotieregulatie van kinderen op langere termijn. In het huidige onderzoek zal het effect van de ouderlijke relatie op 1 jarige leeftijd op de emotieregulatie van kinderen op 2,5 jarige leeftijd gemeten worden. Daarnaast zal er in het huidige onderzoek aandacht besteed worden aan de communicatie tussen ouders. Er is nog geen onderzoek gedaan naar het verband tussen communicatie tussen ouders en de emotieregulatie van kinderen. Het zou kunnen dat veel communicatie tussen ouders gerelateerd is aan een positieve emotieregulatie van kinderen en weinig communicatie gerelateerd is aan een negatieve emotieregulatie van kinderen. Dit is echter nooit eerder onderzocht.
1.3 Temperament van kinderen
Naast de ouderlijke relatie en de opvoeding bestaat er ook een verband tussen het temperament van kinderen en de emotieregulatie van kinderen (Morris et al., 2002; Calkins, 2004). Negatieve reactiviteit en effortful control zijn negatieve temperamentstrekken die effect kunnen hebben op de emotieregulatie van kinderen (Santucci, Silk, Shaw, Gentzler, Fox, & Kovacs, 2008). Negatieve reactiviteit is de geneigdheid van kinderen om met een hoge mate van emotionaliteit zoals woede, angst of verdriet te reageren op een stimulus (Rothbart, Ahadi & Hershey, 1994). Kinderen met een hoge negatieve reactiviteit ervaren meer boosheid, frustratie, angst en woede en hebben daarom meer risico om internaliserende en externaliserende problemen te ontwikkelen (Morris et al., 2002). Effortful control is het verdelen van aandacht over gedrag en emoties (Eisenberg, 2000). In het huidige onderzoek zal een negatief temperament gemeten worden aan de hand van de schalen negatieve
reactiviteit en effortful control. Het verschil tussen deze negatieve
temperamentstrekken en een negatieve emotieregulatie is dat de negatieve
temperamentstrekken gemeten worden aan de hand van gedragingen van kinderen terwijl een negatieve emotieregulatie gemeten wordt aan de hand van de negatieve emoties die kinderen uiten tijdens de interactie met een ouder.
Calkins en Johnson (1998) hebben aangetoond dat er een verband bestaat tussen gedragsregulatie van peuters en hun neiging om gestrest te worden in frustrerende situaties. De gedragsregulatie is gemeten aan de hand van de mate van agressie, afleiding, moeder-oriëntatie en constructieve coping die kinderen tonen tijdens een frustratietaak. Kinderen met een hoge negatieve reactiviteit die meer stress laten zien bij een frustratietaak, hebben ook meer kans om agressief gedrag te
Santucci et al. (2008) aan de hand van vragenlijsten en observaties onderzocht in hoeverre negatieve reactiviteit en effortful control voorspellers zijn voor de
emotieregulatie van kinderen van 4 tot 7 jaar. Hieruit blijkt hoge negatieve reactiviteit bij kinderen gerapporteerd door moeders gerelateerd is aan negatieve aandacht, zoals woede en verdriet, bij kinderen tijdens een wachttaak. Ook effortful control voorspelt negatieve aandacht van kinderen tijdens een frustratietaak. Negatieve aandacht wordt in dit onderzoek gezien als onderdeel van een negatieve emotieregulatie en beide temperamentstrekken zijn dus gerelateerd aan een negatieve emotieregulatie van kinderen (Santucci et al., 2008).
Opvallend is dat er nog geen onderzoek gedaan is naar het verband tussen positieve temperamentstrekken en de emotieregulatie van kinderen. In het huidige onderzoek zal een positief temperament gemeten worden door de schaal surgency. Surgency wordt gedefinieerd als een hoog niveau van positieve reactiviteit. De karakteristieken van positieve reactiviteit zijn enthousiasme, activiteitsniveau, het zoeken van toenadering en gezelligheid (Rothbart & Ahadi, 1994). Daarnaast is er nog geen onderzoek gedaan naar de effecten van een positief of negatief temperament op de emotieregulatie van kinderen op langere termijn. In het huidige onderzoek zal het effect van het temperament op 1 jarige leeftijd op de emotieregulatie op 2,5 jarige leeftijd van kinderen onderzocht worden.
1.4 Interactie effect: Temperament*opvoeding, temperament*ouderlijke relatie Temperament*opvoeding. Volgens Belsky en Pluess (2009) zijn sommige kinderen gevoeliger voor negatieve invloeden vanuit de omgeving dan anderen. Zo zijn kinderen met een negatief temperament gevoeliger voor zowel negatieve als positieve omgevingsinvloeden (Belsky & Pluess, 2009; Boyce & Ellis, 2005). Het eerste empirische bewijs hiervoor komt uit het onderzoek van Kochanska, Aksan en
Joy (2007) waarin ouder en kind (26-41 maanden) geobserveerd zijn terwijl het kind geconfronteerd wordt met nieuwe stimuli. Hieruit blijkt dat jonge kinderen met een angstig en negatief emotioneel temperament gevoeliger zijn voor moederlijke discipline en socialisatie dan kinderen met een minder negatief temperament als het gaat om de ontwikkeling van zelfcontrole. Angstige kinderen ervaren een hoog niveau van opwinding als zij geconfronteerd worden met nieuwe stimuli. Dit niveau ligt ver boven het optimale niveau van opwinding om de ouderlijke socialisatie te verwerken (Kochanska, Aksan & Joy, 2007).
Rubin, Burgess, Dwyer en Hastings (2003) hebben peuters geobserveerd tijdens een interactie met een peuter van hetzelfde geslacht en de moeder. Hieruit blijkt dat een negatieve emotie- en gedragsregulatie op twee jarige leeftijd
externaliserend probleemgedrag voorspelt op vier jarige leeftijd. Deze relatie is het sterkst bij peuters waarvan de moeder veel negatief opvoedgedrag vertoont. Een negatief temperament wordt dus versterkt door een negatieve opvoeding (Rubin et al., 2003). Ten slotte hebben Van Aken, Junger, Verhoeven, Van Aken en Dekovic (2007) moeders en baby’s (16 tot 24 maanden) geobserveerd tijdens een
gestructureerde speelsessie thuis. Hieruit blijkt dat baby’s met een moeilijk
temperament een kleine stijging in externaliserend gedrag vertonen als zij opgevoed worden door een sensitieve moeder die weinig negatieve controle gebruikt. Echter vertonen zij een grote stijging van externaliserend gedrag als zij opgevoed worden door een niet-sensitieve moeder die veel negatieve controle gebruikt. Deze effecten zijn niet gevonden bij baby’s zonder moeilijk temperament (Van Aken et al., 2007).
De voorgaande onderzoeken hebben enkel gekeken naar het interactie effect van een negatief temperament en een negatieve opvoeding op externaliserend
reguleren vertonen echter ook vaker externaliserend probleemgedrag. Een negatieve emotieregulatie wordt daarom gezien als een voorspeller van externaliserend
probleemgedrag (Eisenberg, Gershoff et al., 2001). Er wordt daarom verwacht dat er een interactie effect bestaat tussen de negatieve temperamentstrekken effortful control en negatieve reactiviteit en een negatieve opvoeding bestaande uit negativiteit en psychologische controle op een negatieve emotieregulatie van kinderen. In het huidige onderzoek zal dit verband onderzocht worden omdat hier nog niet eerder onderzoek naar is gedaan.
Temperament*ouderlijke relatie. Crockenberg et al. (2007) veronderstellen dat er een interactie effect bestaat tussen een negatief temperament en ouderlijke conflicten op een negatieve emotieregulatie van kinderen. Met name bij baby’s met een hoge negatieve reactiviteit zouden ouderlijke conflicten de kans op terugtrekking, als onderdeel van een negatieve emotieregulatie, van de baby kunnen verhogen. Baby’s met een hoge negatieve reactiviteit reageren vaak snel en met meer
negativiteit en intensiteit op gebeurtenissen uit hun omgeving. Echter leren zij door de conflicten tussen hun ouders geen adaptieve manieren om hun emoties te reguleren (Crockenberg et al., 2007). Crockenberg et al. (2007) hebben vragenlijsten afgenomen bij ouders over het temperament van kinderen en de ouderlijke relatie en hebben de emotieregulatie van baby’s gemeten door moeder en baby te observeren terwijl zij geconfronteerd worden met een nieuwe stimuli. Uit het onderzoek van Crockenberg et al. (2007) blijkt echter niet dat er een interactie effect bestaat tussen een negatief temperament van baby’s en ouderlijke conflicten op een negatieve emotieregulatie van baby’s.
Crockenberg et al. (2007) suggereren dat dit verklaard zou kunnen worden door de kleine sample grootte of door de interactie van meerdere factoren die in het
onderzoek niet meegenomen zijn. Het huidige onderzoek bestaat echter uit een grotere sample, daarom zal toch onderzocht worden of er een interactie effect bestaat tussen een negatief temperament bestaande uit effortful control en negatieve
reactiviteit en ouderlijke conflicten op een negatieve emotieregulatie van kinderen. Ten slotte is ervoor gekozen om de interactie effecten tussen een positief temperament en een warme opvoeding op een positieve emotieregulatie en een positief temperament en een liefdevolle ouderlijke relatie op een positieve
emotieregulatie niet te onderzoeken omdat dit in het huidige onderzoek niet haalbaar is. Er is daarom gekozen om alleen de interactie effecten te onderzoeken waarvoor theoretisch of empirisch bewijs bestaat.
1.5 Onderzoeksvragen en hypothesen
De centrale vraag van dit onderzoek luidt: Wat is het verband tussen het emotionele familieklimaat op 1 jarige leeftijd van kinderen en de emotieregulatie van kinderen op 2,5 jarige leeftijd? Deze vraag zal beantwoord worden aan de hand van vier onderzoeksvragen. De eerste onderzoeksvraag richt zich op het verband tussen de opvoeding van ouders en de emotieregulatie van kinderen. Op basis van eerder
onderzoek wordt verwacht dat een negatieve opvoeding, bestaande uit negativiteit en psychologische controle, geassocieerd wordt met een negatieve emotieregulatie van kinderen (Chang et al., 2003; Manzeske & Stright, 2009) en dat een warme
opvoedstijl gerelateerd is aan een positieve emotieregulatie van kinderen (Eisenberg, Cumberland & Spinrad, 1998; Dennis, 2006). De tweede onderzoeksvraag onderzoekt het verband tussen de ouderlijke relatie en de emotieregulatie van kinderen. Op basis van het bestaande onderzoek wordt verwacht dat een hoge mate van conflict tussen ouders een negatief effect heeft op de emotieregulatie en dat een hoge mate van liefde tussen ouders juist een positief effect heeft op de emotieregulatie van kinderen
(Crockenberg et al., 2007; Porter et al., 2003). De derde onderzoeksvraag richt zich op het verband tussen het temperament van kinderen en de emotieregulatie van kinderen. Op basis van eerder onderzoek wordt verwacht dat een negatief
temperament van kinderen, bestaande uit negatieve reactiviteit en effortful control, gerelateerd is aan een negatieve emotieregulatie van kinderen (Santucci et al., 2008). Naar het verband tussen een positief temperament, bestaand uit surgency, van
kinderen en een positieve emotieregulatie van kinderen is nog geen onderzoek gedaan. Echter omdat er een verband bestaat tussen een negatief temperament en een negatieve emotieregulatie (Santucci et al., 2008) zou er ook een verband kunnen bestaan tussen een positief temperament en een positieve emotieregulatie van kinderen. In de het afbeelding hieronder zijn de variabelen uit het onderzoek schematisch weergegeven.
De vierde onderzoeksvraag richt zich op het interactie effect van een negatief temperament (bestaand uit effortful control en negatieve reactiviteit) en een negatieve opvoeding (bestaand uit psychologische controle en negativiteit) op een negatieve emotieregulatie van kinderen. Op basis van eerder onderzoek naar het interactie effect
Opvoeding Ouderlijke relatie Temperament Positieve/ negatieve emotieregulatie
van een negatief temperament van kinderen en een negatieve opvoeding op
externaliserend probleemgedrag van kinderen (Rubin et al., 2003; Van Aken et al., 2007) wordt verwacht dat een negatief temperament en een negatieve opvoeding ook gerelateerd zijn aan een negatieve emotieregulatie van kinderen. Daarnaast wordt het interactie effect tussen een negatief temperament (bestaand uit effortful control en negatieve reactiviteit) en ouderlijke conflicten op een negatieve emotieregulatie van kinderen onderzocht. Verwacht wordt dat een negatief temperament en ouderlijke conflicten gerelateerd zijn aan een negatieve emotieregulatie van kinderen
(Crockenberg et al., 2007). In de afbeelding hieronder is het interactie effect
schematisch weergegeven. Ten slotte zullen alle onderzoeksvragen apart onderzocht worden voor vaders en moeders omdat er bewijs is dat zij een verschillende effect kunnen hebben op de emotieregulatie van kinderen (Chaplin, Cole & Zahn-Waxler, 2005; Chang et al., 2003).
2. Methode 2.1 Proefpersonen
De gezinnen die deel hebben genomen aan het longitudinale onderzoek ‘Sociale ontwikkeling van Baby tot Kleuter’ zijn op verschillende manieren geworven. Er zijn flyers verspreid bij verloskundigen praktijken en baby winkels rondom Amsterdam, Utrecht en Den Haag. Daarnaast zijn er oproepen geplaatst op
Negatief
temperament opvoeding Negatieve
Negatief
temperament Ouderlijk conflict
Negatieve emotieregulatie
internetfora en zijn er advertenties geplaatst. Tot de doelgroep behoorden vrouwen die 16 tot 36 weken zwanger waren en hun partner. De inclusie criteria voor deelname aan het onderzoek waren dat beide ouders de Nederlandse of Engelse taal beheersen, ouders zwanger waren van hun eerste kind samen, een geboortegewicht van minimaal 2500 gram, het kind geen neurologische afwijkingen had en dat het kind een
Apgarscore van minimaal 8 had.
In het totaal hebben er 113 moeders en 110 vaders met hun kind deelgenomen aan het huidige onderzoek. Ten tijde van het eerste meetmoment, het invullen van de vragenlijsten, hadden de moeders een gemiddelde leeftijd van 30.81 jaar (SD = 4.23) en vaders een gemiddelde leeftijd van 33.90 jaar (SD = 5.39). Het opleidingsniveau van ouders was hoog (range 1= basisonderwijs – 8 = wetenschappelijk onderwijs). Moeders hadden een gemiddeld opleidingsniveau van 7.11 (SD = 1.17) en vaders hadden een gemiddeld opleidingsniveau van 6.58 (SD = 1.56). Ook hadden de ouders een hoog beroepsniveau (1= nooit werkzaam geweest – 11= in loondienst waarbij een wetenschappelijke opleiding vereist is). Het gemiddelde beroepsniveau van moeders was 8.61 (SD = 2.17) en van vaders 8.19 (SD = 2.65). Ten slotte werkten moeders gemiddeld 26.86 uur (SD = 0.50) per week en vaders werkten gemiddeld 37.68 (SD = 7.60) per week.
2.2 Procedure
Het huidige onderzoek is onderdeel van het lopende longitudinale onderzoek ‘Sociale ontwikkeling van Baby tot Kleuter’ aan de Universiteit van Amsterdam. Op elk meetmoment bezochten ouders en kind het Onderzoekscentrum voor Ouder en Kind twee keer, een keer met moeder en een keer met vader. Het bezoek aan het onderzoekscentrum, de huisbezoeken en het afnemen van vragenlijsten hebben plaatsgevonden op de leeftijd van 4 maanden, 1 jaar, 2,5 jaar, 4,5 jaar en 7 jaar. In het
longitudinale onderzoek staan de ontwikkeling van zelfvertrouwen, verlegenheid, sociale angst en de emotieregulatie van kinderen centraal. In het huidige onderzoek wordt er gebruik gemaakt van de vragenlijst data op 1 jarige leeftijd en observatie gegevens uit het lab op 2,5 jarige leeftijd van kinderen. Na de metingen kregen ouders DVD opnames van zichzelf en hun kind mee en ontvingen zij een cadeaubon.
2.3 Materialen
Opvoeding ouders. Om het opvoedgedrag van ouders te meten is de
Comprehensive Parenting Behaviour Questionnaire afgenomen bij moeders en vaders (CPBQ; Majdandzic, de Vente & Bögels, 2008). De vragenlijst bestaat uit
verschillende bestaande vragenlijsten over opvoedgedrag, aangevuld door nieuw ontwikkelde items voor ouders met jonge kinderen (Majdandzic, de Vente, Colonnesi & Bögels, 2008). Om een negatieve opvoeding te meten, zijn de schalen
psychologische controle en negativiteit gebruikt. De schaal psychologische controle meet de mate waarin de ouder helpt of ingrijpt wanneer dit niet nodig is en in hoeverre de ouder zich bemoeit met het kind en daarbij geen rekening houdt met de behoeften, interesses en wensen van het kind. Deze schaal bestaat uit 5 items, een voorbeeld hiervan is ‘Ik kan er slecht tegen als mijn kind zich vies maakt bij het eten’. De schaal negativiteit bestaat uit 7 items en meet de mate waarin de ouder vijandig (Ik raak soms erg geïrriteerd als mijn kind huilt en laat dat duidelijk merken) of afwijzend (Ik heb het soms helemaal gehad met mijn kind, en wijs hem/ haar dan af) reageert op hun kind. Om een warme opvoeding te meten is de schaal warmte gebruikt. Deze schaal bestaat uit 16 items en meet de mate waarin de ouder aandacht (ik lach samen met mijn kind), affectie (ik aai mijn kind vaak over zijn/haar hoofd) en responsiviteit (ik troost mijn kind wanneer hij/zij van streek is) toont. Alle items uit de schalen psychologische controle, negativiteit en warmte zijn gescoord op een vijf punt
Likertschaal (1 = helemaal niet van toepassing, 5 = helemaal van toepassing). Ten slotte is de Crohnbach’s α van de CPBQ voor zowel vaders als moeders
berekend. De vragenlijst ingevuld door vaders heeft een Crohnbach’s α van .45 en de vragenlijst ingevuld door moeders heeft een Crohnbach’s α van .51. Een Crohnbach’s α van .70 tot .95 wordt als acceptabel gezien door Field (2009).
Ouderlijke relatie. Om de kwaliteit van de ouderlijke relatie te meten, is de Relatievragenlijst afgenomen. Deze vragenlijst bestaat uit 31 items en uit de schalen communicatie (hij/ zij deelt zijn/ haar gedachten en gevoelens openlijk met mij), conflict (hij/zij brengt steeds weer fouten ter sprake die ik in het verleden heb gemaakt) en liefkozen (hij/zij streelt mij tijdens het voorspel zodat ik seksueel opgewonden raak). Ouders kunnen op een 3 punt Likertschaal aangeven hoe vaak bepaalde gedragingen in hun relatie voorkomen (1 = komt nooit/zelden voor, 3 = komt vaak/ zeer vaak voor). De Relatievragenlijst is door zowel vaders als moeders ingevuld en ook hiervan is de Crohnbach’s α berekend. Vaders hebben een
Crohnbach’s α van .64 en moeders hebben een Crohnbach’s α van .21. Omdat dit gezien wordt als een lage Crohnbach’s α score (Field, 2009) zullen de resultaten van de regressieanalyses met deze variabelen met voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden.
Temperament kinderen. Om het temperament van kinderen te meten is de Revised Infant Behaviour Questionnaire (IBQ-R) afgenomen bij moeders en vaders. Deze vragenlijst is ontwikkeld in 1981 door Rothbart om het temperament van
kinderen tussen de 3 en 12 maanden te meten. De herziene versie van deze vragenlijst bestaat uit 14 schalen en 191 items. Deze schalen zijn voeden, slapen, baden en aankleden, spel, dagelijkse activiteiten en technieken om te troosten. Ouders kunnen aan de hand van een zeven punt Likertschaal aangeven in hoeverre bepaald gedrag
voorkomt (1 = gedrag komt nooit voor, 7 = gedrag komt altijd voor). Ook hebben ouders de mogelijkheid om een X in te vullen. Dit betekent dat de vraag niet van toepassing is. Enkele voorbeeld items uit de vragenlijst zijn: ‘wanneer uw kind iets wilde, hoe vaak: raakte uw kind van streek wanneer hij/zij niet kreeg wat hij/zij wilde?’ en ‘wanneer uw kind gefrustreerd was over iets, hoe vaak: kalmeerde uw kind binnen vijf minuten?’.
Op basis van vragenlijst onderzoek zijn er zes temperamentschalen
geïdentificeerd die van belang zijn in het eerste levensjaar. Deze schalen zijn: activity level, smiling and laughter, fear, distress to limitations, soothability en duration of orienting (Rothbart, 1986). Later is de schaal vocal reactivity toegevoegd aan de vragenlijst (Garstein & Rothbart, 2003). Door middel van factor analyse zijn er uit de vijftien schalen drie algemene factoren van temperament geïdentificeerd (Ahadi, Rothbart & Ye, 1993). De eerste factor is surgency, deze factor wordt bepaald door schaal scores van high-intensity pleasure, activity level, smiling/ laughter en vocal reactivity. In het huidige onderzoek is de factor surgency gebruikt om een positief temperament te meten. De tweede factor is negatieve reactiviteit en wordt bepaald door de schalen sadness, distress to limitations en fear. De derde factor is effortful control en wordt bepaald door de schalen duration of orienting, en soothability (Garstein, Putnam & Rothbart, 2012). De factoren negatieve reactiviteit en effortful control zijn in het huidige onderzoek gebruikt om een negatief temperament te meten. Garstein en Rothbart (2003) hebben de interne consistentie van de schalen van de IBQ-R onderzocht. Hieruit blijkt dat veertien van de zestien schalen intern
consistent zijn, variërend van .71 tot .90. Ook hebben zij de
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid onderzocht tussen de primaire en secundaire verzorgers. De rapporten van primaire en secundaire verzorgers waren over het
algemeen matig gecorreleerd en niet alle correlaties waren statistisch significant. Dit zou echter verklaard kunnen worden door de kleine steekproefgrootte (N = 26). De correlaties voor alle schalen, op een na, zijn boven de .25 en variëren tussen de .30 en .71 (Garstein & Rothbart, 2003). Ten slotte is de Cronbach’s α berekend voor de IBQ-R. De vragenlijst ingevuld door vaders heeft een Cronbach’s α van .51 en de
vragenlijst ingevuld door moeders heeft een Cronbach’s α van .50.
Emotieregulatie kinderen. Om de emotieregulatie van kinderen te meten zijn ouder en kind in het onderzoekscentrum geobserveerd tijdens een vrij spel taak. De eerste episode van deze taak bestond uit vrij spel zonder speelgoed, de tweede episode bestond uit vrij spel met speelgoed en de derde episode bestond uit het opruimen van het speelgoed. De eerste twee episoden duurden vijf minuten en de laatste episode duurde drie minuten. Deze drie episodes zijn in het huidige onderzoek samengevoegd tot de vrij spel taak.
De interacties tussen ouder en kind zijn gecodeerd aan de hand van het System for Coding Interactions in Parent-child Dyads (SCIPD). Het belangrijkste doel van de SCIPD is om ouder-kind gedrag te meten tijdens verschillende types ouder-kind interacties. Kinderen zijn gescoord op de codes positief affect, boosheid en frustratie, verdriet en nervositeit en opstandigheid en vijandigheid. De code positief affect meet het algehele niveau van positief affect dat geuit wordt door kinderen. Onder positief affect wordt onder andere energieke toon, warmte, respect, interesse, blijheid,
empathie, lachen en lichamelijk contact verstaan. In het huidige onderzoek is de code positief affect gebruikt om een positieve emotieregulatie van kinderen te meten. De code boosheid en frustratie meet het algehele niveau van negatieve affectiviteit dat geuit wordt door kinderen. Voorbeelden hiervan zijn boosheid, frustratie, spanning en zeuren. De code verdriet en nervositeit meet het algehele niveau van verdriet en
nervositeit dat geuit wordt door kinderen. Hieronder wordt verdriet, rouw, spijt, droefheid, kwelling, berouw, pijn, zenuwen en nervositeit verstaan. De code opstandigheid en vijandigheid meet de mate waarin kinderen opstandig gedrag vertonen. Voorbeelden hiervan zijn beledigend, lichamelijk agressief, vijandig, tegendraads, bijdehand, ongehoorzaam, beschuldigend, destructief, vloekend en bedreigend gedrag. De codes boosheid en frustratie, verdriet en nervositeit en opstandigheid en vijandigheid zijn in het huidige onderzoek samengevoegd en zijn gebruikt om een negatieve emotieregulatie van kinderen te meten. Alle codes zijn gescoord op een vijf-punt Likertschaal (1 = erg laag, 5 = erg hoog).
De Vrij spel taak is uitgevoerd met zowel vader en kind als met moeder en kind. De gedragingen van de kinderen tijdens de vrij spel taak zijn gecodeerd door getrainde studenten aan de hand van de hiervoor genoemde codes. Ook is er gekeken naar de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid voor de interacties tussen moeder en kind en vader en kind. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bij moeders met kind is voor positief affect .62, voor boosheid en frustratie .47, voor verdriet en nervositeit .72, voor opstandig en vijandig is het .77 en voor negatief affect .55. De
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid voor de interacties tussen vader en kind zijn voor positief affect .36, voor boosheid en frustratie .68, voor verdriet en nervositeit .30, voor opstandig en vijandig .57, en voor negatief affect .57. Het gaat om
intraclascorrelaties en twintig procent van de observaties zijn dubbel gecodeerd, zowel bij vaders als bij moeders.
2.4 Analyseplan
De data is geanalyseerd door middel van SPSS. Om te onderzoeken welk effect de opvoeding van ouders, de ouderlijke relatie en het temperament van
uitgevoerd. Een positieve en een negatieve emotieregulatie van kinderen zijn de afhankelijke variabelen. Hierop kunnen kinderen hoog of laag scoren. De schalen van opvoeding (warm en negatief), ouderlijke relatie (conflict, liefkozen en
communicatie) en temperament (surgency, effortful control en negatieve reactiviteit) zijn de onafhankelijke variabelen. De verbanden tussen de afhankelijke variabelen en de onafhankelijke variabelen zijn apart onderzocht voor vaders en moeders. Daarnaast is ook het interactie effect van een negatief temperament en een negatieve opvoeding en van een negatief temperament en ouderlijke conflicten op een negatieve
emotieregulatie van kinderen onderzocht aan de hand van een multiple regressie analyse. Ten slotte is er nog een Hayes analyse uitgevoerd met de gevonden significante interactie effecten.
3. Resultaten 3.1 Data Inspectie
Voordat de analyses zijn uitgevoerd, is de data gescreend op normaliteit, outliers en is er een attritie analyse uitgevoerd. Allereerst is er gekeken of de data uit de vragenlijsten normaal verdeeld is. De data uit de temperamentvragenlijst is voor zowel moeders als vaders normaal verdeeld. Ook de data uit de opvoedvragenlijst is voor zowel moeders als vaders normaal verdeeld. Daarnaast is er gekeken naar de verdeling van de data uit de relatievragenlijst. De data uit deze vragenlijst is voor vaders normaal verdeeld maar voor moeders niet. Bij de variabele conflict zijn de meeste scores namelijk geclusterd aan de linkerkant van de distributie. Dit betekent dat moeders een lage mate van conflict rapporteren. Bij de variabele liefkozen zijn de meeste scores juist geclusterd aan de rechterkant van de distributie. Dit betekent dat moeders een hoge mate van liefkozen rapporteren. Daarnaast zijn de z-waardes van de schalen van de variabelen temperament, opvoeding en ouderlijke relatie
gecontroleerd. Er zijn echter geen extreme outliers gevonden (meer dan drie boxplot lengtes weg van de rand van de boxplot).
Ten slotte is er een attritie analyse uitgevoerd om te controleren of de
gemiddeldes van de groep moeders die alle vragenlijsten ingevuld hebben, verschillen van de gemiddeldes van de groep moeders die één of meer vragenlijsten niet hebben ingevuld. Om te berekenen of er een verschil bestaat in gemiddeldes tussen de groepen op de continue variabelen is er een independent t-test uitgevoerd. Uit deze test blijkt dat de twee groepen moeders niet van elkaar verschillen in leeftijd,
opleidingsniveau, beroepsniveau, huidige werksituatie en aantal uren werk per week. Om te berekenen of de groepen moeders van elkaar verschillen op de categorische variabele geslacht van het kind is er een chi-kwadraat test uitgevoerd. Uit deze test blijkt ook dat er geen verschil bestaat tussen de groepen moeders en het geslacht van het kind (X ² (1) = .54, p > .05).
Tabel 1. Vergelijking van gemiddelde scores en SE van de groep moeders die alle vragenlijsten ingevuld hebben en de groep moeders die één of meer vragenlijsten niet ingevuld hebben. Alle vragenlijsten ingevuld Missende(n) vragenlijsten Variabelen M SE M SE Leeftijd 30.60 .51 31.07 .58 Opleidingsniveau 7.01 .16 7.24 .13 Beroepsniveau 8.36 .28 8.93 .26 Huidige werksituatie 3.97 .14 3.81 .12
Uren werk per week
26.31 1.21 27.55 1.31
Deze testen zijn ook uitgevoerd voor vaders. Ten eerste is er aan de hand van een independent t-test berekend of er verschillen op de continue variabelen bestaan tussen de twee groepen vaders, vaders die alle vragenlijsten hebben ingevuld en
vaders die één of meer vragenlijsten niet hebben ingevuld. Hieruit blijkt dat de twee groepen vaders niet van elkaar verschillen in leeftijd, opleidingsniveau,
beroepsniveau, huidige werksituatie en aantal uren werk per week. Uit de chi-kwadraat test is gebleken dat er ook geen verschil bestaat tussen de twee groepen vaders en het geslacht van het kind (X ² (1) = .14, p > .05).
Tabel 2. Vergelijking van gemiddelde scores en SE van de groep vaders die alle vragenlijsten ingevuld hebben en de groep vaders die één of meer vragenlijsten niet ingevuld hebben. Alle vragenlijsten ingevuld Missende(n) vragenlijsten Variabelen M SE M SE Leeftijd 33.84 .68 33.98 .72 Opleidingsniveau 6.65 .18 6.47 .24 Beroepsniveau 8.46 .32 7.80 .38 Huidige werksituatie 3.36 .12 3.20 .08
Uren werk per week
37.53 0.70 37.78 1.10
3.2 Beschrijvende Statistiek
Allereerst is er gekeken in hoeverre de gemiddeldes van de ingevulde vragenlijsten door vaders en moeders van elkaar afwijken op schaalniveau. Tabel 3. Gemiddelde score en standaard deviaties van moeders en vaders op de vragenlijsten en observaties per schaal.
Variabelen Schalen Moeder M(SD) Vader M(SD)
Temperament kind Negatief temperament Negatieve reactiviteit 3.23 (0.37) 3.81 (0.51) Effortful control 4.20 (0.41) 4.86 (0.51) Positief temperament Surgency 4.76 (0.51) 4.80 (0.54) Opvoeding
Negatieve opvoeding Psychologische controle 3.86 (0.55) 3.61 (0.49) Negativiteit 3.55 (0.44) 3.38 (0.45) Warme opvoeding Warmte 3.51 (0.28) 3.48 (0.33) Ouderlijke relatie Conflict Conflict 0.51 (0.43) 2.37 (0.45) Communicatie 2.11 (0.43) 2.07 (0.37) Liefdevol Liefkozen 2.00 (0.49) 1.84 (0.48) Emotieregulatie Negatieve emotieregulatie 1.28 (0.40) 1.24 (0.26) Positieve emotieregulatie 2.86 (0.70) 3.04 (0.87)
Ten eerste blijkt dat vaders en moeders significant verschillen op de schaal negatieve reactiviteit van de variabele temperament. Vaders geven hun kind een significant hogere score op de schaal negatieve reactiviteit dan moeders (t(118) = 9.44, p < .01). Ook op de schaal effortful control van de variabele temperament geven vaders hun kind een significant hogere score dan moeders (t(118) = 10.63, p < .01). Ten tweede blijkt dat de gemiddeldes van de schalen psychologische controle en negativiteit van de variabele opvoeding ook significant van elkaar verschillen. Moeders geven aan significant meer psychologische controle te gebruiken in de opvoeding dan vaders (t(115) = 4.13, p <.01). Ook geven moeders aan significant meer negativiteit te tonen in de opvoeding dan vaders (t(115) = 2.92, p <.05). Ten derde blijken de schalen conflict en liefkozen van de variabele ouderlijke relatie ook significant van elkaar te verschillen. Moeders rapporteren significant minder conflicten in de ouderlijke relatie dan vaders (t(115) = 33.97, p <.01). Ook rapporteren moeders significant meer
liefkozing in de ouderlijke relatie dan vaders (t(115) = 2.38, p <.01). Ten slotte is er berekend of de emotieregulatie van kinderen significant van elkaar verschilt tijdens interacties met moeders of met vaders. Hieruit blijkt dat er geen significante
verschillen bestaan tussen de emoties die kinderen uiten tijdens interacties met moeders en tijdens interacties met vaders. Omdat moeders en vaders significant van elkaar verschillen op schaalniveau is ervoor gekozen om de analyses voor moeders en vaders apart van elkaar uit te voeren.
Ten slotte zijn er ook correlaties berekend tussen de schalen van de variabelen uit het onderzoek en een positieve en negatieve emotieregulatie van kinderen.
Allereerst is er gekeken naar de correlaties tussen de schalen van de variabelen uit het onderzoek en de positieve en negatieve emoties die kinderen lieten zien tijdens de interactie met moeder.
Tabel 4. Correlaties berekend tussen de schalen van de variabelen op 1 jarige leeftijd en een positieve en negatieve emotieregulatie op 2,5 jarige leeftijd van kinderen tijdens interactie met moeder (N=113).
Positieve ER Negatieve ER Schalen p Pearson Correlation p Pearson Correlation Temperament Kind Surgency 0.16 -0.13 0.65 0.04 Negatieve reactiviteit 0.67 0.04 0.90 -0.01 Effortful control 0.70 0.04 0.47 0.07 Opvoeding Psychologische controle 0.02 -0.22* 0.05 0.18* Warmte 0.68 0.40 0.11 0.15 Negativiteit 0.53 -0.06 0.29 -0.10 Ouderlijke Relatie Conflict 0.52 0.06 0.17 0.13
Liefkozen 0.65 -0.04 0.97 -0.00
Communicatie 0.60 -0.05 0.34 0.09
*=p<0.05
De schaal psychologische controle heeft een significante correlatie met zowel een positieve als negatieve emotieregulatie van kinderen. Als moeders minder
psychologische controle rapporteren in de opvoeding, tonen kinderen significant meer positieve emoties tijdens de interactie met moeder. Omgekeerd geldt, als moeders meer psychologische controle rapporteren in de opvoeding, tonen kinderen significant meer negatieve emoties tijdens de interactie met moeder. Ook zijn er correlaties berekend tussen de schalen van de variabelen uit het onderzoek en de positieve en negatieve emoties die kinderen lieten zien tijdens de interactie met vader.
Tabel 5. Correlaties berekend tussen de schalen van de variabelen op 1 jarige leeftijd en een positieve en negatieve emotieregulatie op 2,5 jarige leeftijd van kinderen tijdens interactie met vader (N=110).
Positieve ER Negatieve ER Schalen p Pearson Correlation p Pearson Correlation Temperament Kind Surgency 0.93 0.01 0.70 -0.04 Negatieve reactiviteit 0.46 -0.07 0.05* 0.18 Effortfull Control 0.36 -0.09 0.19 0.13 Opvoeding Psychologische controle 0.97 -0.00 0.60 -0.05 Warmte 0.59 0.05 0.73 0.03 Negativiteit 0.34 -0.09 0.82 -0.02 Ouderlijke Relatie
Conflict Liefkozen 0.10 0.69 -0.16 -0.04 0.67 0.91 0.04 0.01 Communicatie 0.36 -0.09 0.94 -0.07 *=p<0.05, **=p<0.01
De enige significante correlatie is gevonden tussen de schaal negatieve reactiviteit en een negatieve emotieregulatie van kinderen. Kinderen die veel negatieve emoties tonen tijdens de interactie met vader, scoren ook significant hoger op de schaal negatieve reactiviteit.
3.3 Multiple regressie analyses
Multiple regressieanalyses moeders. In de eerst stap van de multiple regressie analyse is onderzocht welke schalen van de variabelen temperament, opvoeding en ouderlijke relatie effect hebben op een positieve en negatieve
emotieregulatie van kinderen tijdens de interactie met moeder. In de tweede stap is onderzocht of er interactie effecten bestaan tussen de schalen van een negatief temperament en negatieve opvoeding en tussen de schalen van een negatief
temperament en ouderlijke conflicten op een negatieve emotieregulatie van kinderen. Tabel 6. Multiple regressie: effect van de schalen van temperament, opvoeding en ouderlijke relatie op 1 jarige leeftijd op de emotieregulatie van kinderen op 2,5 jarige leeftijd. Interactie effecten: schalen negatief temperament* negatieve opvoeding en negatief temperament* ouderlijke conflicten op een negatieve emotieregulatie van kinderen (N=113 moeders).
Negatieve ER moeders Positieve ER moeders
R R² β 95% CI B R R² β 95% CI B Stap 1 0.33 0.11 0.32 0.11 Temperament Surgency 0.11 -0.091, 0.261 -0.22* -0.620, -0.004 Negatieve reactiviteit 0.10 -0.818, 0.219 -0.02 -0.387, 0.315
Effortful control -0.03 -0.242, 0.193 0.15 -0.124, 0.638 Opvoeding Psychologische controle 0.20* -0.001, 0.293 -0.28** -0.613, -0.097 Warmte 0.12 -0.127, 0.450 0.12 -0.216, 0.796 Negativiteit -0.18 -0.345, 0.023 0.04 -0.257, 0.389 Ouderlijke Relatie Conflict 0.12 -0.074, 0.287 0.05 -0.238, 0.395 Liefkozen -0.13 -0.300, 0.089 0.04 -0.292, 0.391 Communicatie 0.20 -0.040, 0.418 -0.10 -0.562, 0.242 Stap 2 0.39 0.15 Temperament Surgency 0.13 -0.076, 0.285 Negatieve reactiviteit 0.04 0.167, 0.244 Effortful control -0.10 -0.325, 0.135 Opvoeding Psychologische Controle 0.25* 0.025, 0.338 Warmte 0.09 -0.180, 0.427 Negativiteit -0.18 -0.357, 0.033 Ouderlijke Relatie Conflict 0.17 -0.033, 0.349 Liefkozen Communicatie -0.12 0.20 -0.300, 0.112 -0.040, 0.418
Negatieve opvoeding*Negatief Temperament Effortful control*Psychologi- sche controle Effortful control*Negativiteit Negatieve reactiviteit *Psychologische controle Negatieve reactiviteit *Negativiteit Conflict*Negatief Temperament Conflict*Effortful control Conflict*Negatief affect -0.01 0.22 0.02 0.00 -0.01 0.04 -0.399, 0.376 -0.040, 0.987 -0.362, 0.435 -0.559, 0.559 -0.505, 0.461 -0.432, 0.613 - *p=<0.05, **p=<0.01
Uit de multiple regressie analyse blijkt dat de variabelen temperament, opvoeding en ouderlijke relatie tezamen geen significant effect hebben op een positieve emotieregulatie van kinderen, het model is niet significant F (9, 103) = 1.343, p = .224. Deze variabelen tezamen verklaren 11 procent van de variantie van een positieve emotieregulatie en kunnen niet gezien worden als voorspellers van een positieve emotieregulatie omdat de verklaarde variantie niet significant is (p = .224). Echter zijn er wel twee schalen die een significant effect hebben op een positieve emotieregulatie van kinderen. Ten eerste blijkt dat minder psychologische controle gerapporteerd door moeders in de opvoeding gerelateerd is aan het tonen van meer positieve emoties tijdens de interactie met moeder. Een tweede opvallend resultaat is dat meer surgency gerapporteerd door moeders gerelateerd is aan het tonen van significant minder positieve emoties tijdens de interactie met moeder.
Ook is er gekeken naar een negatieve emotieregulatie van kinderen. De variabelen temperament, opvoeding en de ouderlijke relatie tezamen hebben echter ook geen significant effect op een negatieve emotieregulatie van kinderen en het model is niet significant F (9,103) = 1.412, p = .192. Deze variabelen tezamen verklaren 11 procent van de variantie van een negatieve emotieregulatie en kunnen niet gezien worden als voorspellers van een negatieve emotieregulatie omdat de verklaarde variantie niet significant is (p =.192). Echter heeft de schaal
psychologische controle een significant effect op een negatieve emotieregulatie van kinderen. Meer psychologische controle gerapporteerd door moeders in de opvoeding is gerelateerd aan het tonen van meer negatieve emoties van kinderen tijdens de interactie met moeder.
Ten slotte blijkt uit de multiple regressie analyse dat er geen interactie effect bestaat tussen de schalen van een negatieve opvoeding en een negatief temperament van kinderen gerapporteerd door moeders op een negatieve emotieregulatie van kinderen. Dit geldt ook voor het interactie effect tussen ouderlijke conflicten en de schalen van een negatief temperament gerapporteerd door moeders op een negatieve emotieregulatie van kinderen.
Multiple regressieanalyses vaders. Naast de effecten van moeders op de emotieregulatie van kinderen is er ook gekeken naar de effecten van vaders op de emotieregulatie van kinderen. In de eerste stap is onderzocht of de schalen van de variabelen temperament, opvoeding en ouderlijke relatie effect hebben op een
positieve of negatieve emotieregulatie van kinderen tijdens interactie met vader. In de tweede stap is onderzocht of er een interactie effect bestaat tussen de schalen van een negatief temperament en een negatieve opvoeding gerapporteerd door vaders op een negatieve emotieregulatie van kinderen. Ook is onderzocht of er een interactie effect
bestaat tussen de schalen van een negatief temperament en ouderlijke conflicten gerapporteerd door vaders op een negatieve emotieregulatie van kinderen.
Tabel 7. Multiple regressie: effect van de schalen van temperament, opvoeding en ouderlijke relatie op 1 jarige leeftijd op de emotieregulatie van kinderen op 2,5 jarige leeftijd. Interactie effecten: schalen negatief temperament* negatieve opvoeding en negatief temperament* ouderlijke conflicten op een negatieve emotieregulatie van kinderen (N=110 vaders).
Negatieve ER vaders Positieve ER vaders
R R² β 95% CI B R R² β 95% CI B Stap 1 0.27 0.07 0.28 0.08 Temperament Surgency -0.14 -0.179, 0.041 0.09 -0.220, 0.511 Negatief affect 0.17 -0.013, 0.190 -0.06 -0.445, 0.226 Effortful control 0.18 -0.027, 0.212 -0.07 -0.517, 0.275 Opvoeding Psychologische Controle -0.03 -0.122, 0.092 -0.02 -0.392, 0.315 Warmte 0.11 -0.083, 0.266 0.14 -0.220, 0.937 Negativiteit -0.09 -0.185, 0.072 -0.17 -0.775, 0.076 Ouderlijke Relatie Conflict 0.04 -0.102, 0.142 -0.15 -0.696, 0.113 Liefkozen 0.05 -0.113, 0.165 0.07 -0.328, 0.592 Communicatie -0.12 -0.281, 0.109 -0.12 -0.945, 0.347 Stap 2 0.50 0.25 Temperament Surgency -0.07 -0.150, 0.081 Negatief affect 0.23 0.023, 0.214
Effortful control 0.12 -0.063, 0.183 Opvoeding Psychologische controle 0.02 -0.097, 0.113 Warmte 0.16 -0.039, 0.288 Negativiteit -0.19 -0.241, 0.010 Ouderlijke Relatie Conflict 0.07 -0.076, 0.160 Liefkozen 0.01 -0.128, 0.139 Communicatie Negatieve opvoeding*Negatief Temperament Effortful Control*Psychologi- sche controle Effortful control*Negativiteit Negatieve Affectiviteit*Psycho-logische controle Negatief affect*Negativiteit Conflict*Negatief Temperament Conflict*Effortful control Conflict*Negatieve affectiviteit -0.10 -.31* 0.24* -0.20 0.14 -0.09 0.07 -0.257, 0.121 -0.573, -0.108 0.028, 0.461 -0.527, 0.012 -0.100, 0.366 -0.318, 0.113 -0.158, 0.325 *p=<0.05, **p=<0.01
Uit de multiple regressie analyse blijkt dat de variabelen temperament, opvoeding en ouderlijke relatie tezamen geen significant effect hebben op een positieve emotieregulatie van kinderen en dat het model niet significant is F (9, 100)
= .935, p = .498. Deze variabelen verklaren slechts 8 procent van de variantie van een positieve emotieregulatie van kinderen. Omdat de verklaarde variantie niet significant is (p = .498) kunnen de variabelen niet gezien worden als voorspellers van een
positieve emotieregulatie van kinderen. Ook de schalen van temperament, opvoeding en ouderlijke relatie gerapporteerd door vaders hebben geen significant effect op een positieve emotieregulatie van kinderen.
Daarnaast hebben de variabelen temperament, opvoeding en ouderlijke relatie tezamen ook geen significant effect op een negatieve emotieregulatie van kinderen en ook dit model is niet significant F (9, 100) = .863, p = .561. Deze variabelen tezamen verklaren slechts 7 procent van de variantie van een negatieve emotieregulatie van kinderen. Omdat de verklaarde variantie niet significant is (p = .561) kunnen de variabelen niet gezien worden als voorspeller van een negatieve emotieregulatie van kinderen. Ook de schalen van de variabelen temperament, opvoeding en ouderlijke relatie gerapporteerd door vaders hebben geen significant effect op een negatieve emotieregulatie van kinderen.
Er zijn echter wel interactie effecten gevonden tussen de schalen van een negatieve opvoeding en een negatief temperament gerapporteerd door vaders op een negatieve emotieregulatie van kinderen. Meer effortful control en psychologische controle gerapporteerd door vaders is namelijk gerelateerd aan het uiten van minder negatieve emoties van kinderen tijdens de interactie met vader. Daarnaast is meer effortful control en negativiteit gerapporteerd door vaders gerelateerd aan het uiten van meer negatieve emoties van kinderen tijdens interacties met vader. Er zijn echter geen interactie effecten gevonden tussen ouderlijke conflicten en de schalen van een negatief temperament gerapporteerd door vaders op het uiten van negatieve emoties van kinderen tijdens de interacties met vader.
Hayes analyse. De twee significante interactie effecten zijn verder geanalyseerd door middel van de Hayes analyse om te onderzoeken vanaf welke waarden de moderator effortful control significant is. Allereerst is het negatieve interactie effect tussen effortful control en psychologische controle gerapporteerd door vaders op een negatieve emotieregulatie van kinderen onderzocht. Ook uit de Hayes analyse blijkt dat dit interactie effect significant is, b = 0.266, 95% CI [ -0.513, -0,019], t = -2,14, p < .05. Dit indiceert dat het verband tussen psychologische controle geuit door vaders en een negatieve emotieregulatie van kinderen verschilt voor kinderen met verschillende niveaus van effortful control. Echter blijkt uit de grafiek dat de negatieve interactie tussen psychologische controle gerapporteerd door vaders en een negatieve emotieregulatie van kinderen het niveau van significantie niet bereikt binnen de waardes van de effortful control scores in de huidige sample.
Figuur 1. Interactie effect tussen psychologische controle in de opvoeding gerapporteerd door vaders en een negatieve emotieregulatie van kinderen gemodereerd door de negatieve temperamentstrek effortful control.
Daarnaast is het positieve interactie effect tussen negativiteit en effortful control gerapporteerd door vader op een negatieve emotieregulatie van kinderen ook onderzocht door middel van de Hayes analyse. Echter blijkt uit deze analyse dat het gevonden interactie effect niet significant is b = 0.130, 95% CI [0.112, 0,381], p >
-5 -4 -3 -2 -1 0 Low Psychologische controle High Psychologische controle N eg a ti ev e em o ti ereg u la ti e Low Effortfull control High Effortfull control
.05. Dit zou verklaard kunnen worden doordat er andere variabelen in het model, die niet meegenomen zijn in de analyse, zorgen voor het effect.
Figuur 2. Interactie effect tussen negativiteit in de opvoeding gerapporteerd door vaders en een negatieve emotieregulatie van kinderen gemodereerd door de negatieve temperamentstrek effortful control.
4. Discussie
Significante verbanden. Het belangrijkste doel van het onderzoek is het effect onderzoeken van het temperament van kinderen, de opvoeding van ouders en de ouderlijke relatie op de emotieregulatie van kinderen. Daarnaast is onderzocht wat het interactie effect is van een negatief temperament en een negatieve opvoeding op een negatieve emotieregulatie van kinderen en het interactie effect van een negatief temperament en ouderlijke conflicten op een negatieve emotieregulatie van kinderen. Uit het onderzoek blijkt dat er ten eerste negatief verband bestaat tussen minder psychologische controle gerapporteerd door moeders en het tonen van meer positieve emoties van kinderen tijdens de interactie met moeder. Ten tweede is er een positief verband gevonden tussen meer psychologische controle gerapporteerd door moeders en het tonen van meer negatieve emoties van kinderen tijdens de interactie met moeder. Ten derde is er een negatief verband gevonden tussen meer surgency
1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5
Low Negativiteit High Negativiteit
N eg a ti ev e em o ti ereg u la ti e Low Effortfull control High Effortfull control
gerapporteerd door moeders en het tonen van minder positieve emoties van kinderen tijdens de interactie met moeder. Ten slotte zijn er twee interactie effect gevonden: meer effortful control en psychologische controle gerapporteerd door vaders is gerelateerd aan het uiten van minder negatieve emoties van kinderen tijdens de interactie met vader en meer effortful control en negativiteit gerapporteerd door vaders is gerelateerd aan het uiten van meer negatieve emoties van kinderen tijden de interactie met vader.
Opvoeding ouders. De gevonden verbanden tussen meer psychologische controle gerapporteerd door moeders in de opvoeding en een negatieve
emotieregulatie van kinderen en het verband tussen minder psychologische controle gerapporteerd door moeder en een positieve emotieregulatie van kinderen komen overeen met het onderzoek van Dennis (2006). Ook dit onderzoek toont een verband aan tussen meer psychologische controle in de opvoeding en negatieve
emotieregulatie van kinderen. Door het gebruik van psychologische controle proberen ouders het denken, de zelfexpressie en de emotionele ontwikkeling van kinderen te controleren (Barber, 1996). Dit heeft een negatief effect op de emotieregulatie van kinderen (Dennis, 2006) en kinderen die meer psychologische controle ervaren, kunnen hun emoties minder goed reguleren en tonen meer negatieve emoties tijdens de interactie met moeder. Kinderen die minder psychologische controle ervaren zijn juist beter in staat om hun emoties te reguleren en tonen meer positieve emoties tijdens de interactie met moeder. Uit de opvoedvragenlijst is gebleken dat moeders significant meer psychologische controle gebruiken in de opvoeding dan vaders. Dit zou kunnen verklaren waarom er wel bij moeders maar niet bij vaders een verband is gevonden tussen meer psychologische controle in de opvoeding en een negatieve emotieregulatie van kinderen.
Er is echter ook geen verband gevonden tussen negativiteit in de opvoeding gerapporteerd door zowel moeders als vaders en een positieve of negatieve
emotieregulatie van kinderen. Uit eerder onderzoek blijkt echter dat er een verband bestaat tussen zowel negativiteit als psychologische controle in de opvoeding en een negatieve emotieregulatie van kinderen (Eisenberg, Fabes & Murphy, 1996; Dennis, 2006). Een verklaring voor de niet gevonden verbanden zou kunnen zijn dat de schalen negativiteit en psychologische controle uit slechts zeven en vijf vragen bestaan. De meeste vragen uit deze schalen zijn erg specifiek en gericht op bepaalde situaties. Het zou kunnen dat ouders zich niet herkennen in deze specifieke situaties en daarom aangeven weinig negativiteit en psychologische controle te gebruiken in de opvoeding. Daarnaast zou sociale wenselijkheid ook een rol gespeeld kunnen hebben bij het invullen van de opvoedvragenlijst door ouders. Sociale wenselijkheid is de geneigdheid van mensen om een gunstig beeld van zichzelf te presenteren bij een vragenlijst (Van de Mortel, 2008). Om een gunstig beeld van zichzelf te presenteren kan het zijn dat ouders niet toe willen geven dat zij negativiteit of psychologische controle gebruiken in de opvoeding en daarom het sociaal wenselijke antwoord invullen. Hierdoor zou het kunnen dat negativiteit en psychologische controle onder gerapporteerd zijn in het onderzoek.
Ten slotte is er in het huidige onderzoek geen verband gevonden tussen een warme opvoeding gerapporteerd door moeders en vaders en een positieve of negatieve emotieregulatie van kinderen. Uit eerder onderzoek blijkt echter dat een warme opvoeding gerelateerd is aan een positieve emotieregulatie van kinderen (Eisenberg, Cumberland & Spinrad, 1998; Dennis, 2006). Onder een warme
opvoeding wordt sensitiviteit en responsiviteit verstaan (Morris et al., 2007; Dennis, 2006). Responsieve ouders zijn erg verzorgend naar het kind toe en op het kind
gericht (Morris et al., 2007). Onder sensitiviteit wordt het vermogen verstaan van ouders om de signalen van hun kind accuraat waar te nemen en hier op een adequate manier op te reageren (Ainsworth, Blehar, Waters & Wall, 1978).
De opvoeding van moeders en vaders is gemeten aan de hand van de
Opvoedvragenlijst. De Opvoedvragenlijst meet de constructen aandacht, affectie en responsiviteit in de opvoeding. Het construct sensitiviteit wordt echter niet gemeten in de Opvoedvragenlijst. Sensitieve ouders leren kinderen wat de emoties die zij voelen betekenen en hoe zij hiermee om kunnen gaan (Ainsworth, Blehar & Wall, 1978) en dit heeft effect op de emotieregulatie van kinderen. Dat er geen verband is gevonden tussen warmte en een positieve emotieregulatie van kinderen zou verklaard kunnen worden doordat sensitiviteit van ouders niet meegenomen is in de Opvoedvragenlijst terwijl het wel onderdeel is van een warme opvoeding. In vervolgonderzoek zou sensitiviteit van ouders ook meegenomen moeten worden als onderdeel van een warme opvoeding.
Ouderlijke relatie. In het huidige onderzoek is er geen verband gevonden tussen de ouderlijke relatie gerapporteerd door zowel moeders als vaders en een positieve of negatieve emotieregulatie van kinderen. Uit voorgaand onderzoek blijkt echter dat een hoge mate van conflict tussen ouders gerelateerd is aan een negatieve emotieregulatie van kinderen en een hoge mate van liefde tussen ouders gerelateerd is aan een positieve emotieregulatie van kinderen (Crockenberg et al., 2007; Porter et al., 2003). Dat er in het huidige onderzoek geen verband gevonden is, zou verklaard kunnen worden door de verschillen in hoe vaders en moeders de ouderlijke relatie ervaren. Moeders ervaren namelijk significant minder conflict en meer liefde dan vaders in de ouderlijke relatie. Omdat de beoordeling van de ouderlijke relatie erg verschilt tussen moeders en vaders is het niet mogelijk om objectief vast te stellen in
hoeverre een relatie liefdevol dan wel conflictueus is en is ook moeilijk vast te stellen of kinderen de ouderlijke relatie als liefdevol of als conflictueus ervaren. Hierdoor zou het verband tussen de ouderlijke relatie en de emotieregulatie van kinderen ook zwak kunnen zijn. In vervolg onderzoek zou de ouderlijke relatie op een meer
objectieve manier gemeten moeten worden zodat er een uitspraak kan worden gedaan over het verband tussen de ouderlijke relatie en de emotieregulatie van kinderen. Zo zou de ouderlijke relatie ook nog door een derde persoon beoordeeld kunnen worden die zowel vader als moeder goed kent.
Een andere verklaring zou kunnen zijn dat er in het huidige onderzoek geen onderscheid is gemaakt tussen het soort conflict in de ouderlijke relatie. Ouderlijke conflicten zijn namelijk niet altijd schadelijk voor de emotieregulatie van kinderen. Davies en Cummings (1994) stellen dat destructieve conflicten en conflicten die de ouderlijke harmonie in gevaar brengen, leiden tot emotionele onzekerheid bij
kinderen. Constructieve conflicten tussen ouders, waarbij ouders in staat zijn om het conflict op te lossen, kunnen er juist toe leiden dat kinderen het gevoel krijgen dat zij in staat zijn om dagelijkse problemen effectief en competent op te lossen. Dit zou vervolgens leiden tot meer emotionele veiligheid bij kinderen (Davies & Cummings, 1994). Het zou kunnen dat ouders veel conflicten ervaren in hun relatie maar dat deze conflicten wel op een constructieve manier opgelost worden. Hierdoor zouden deze conflicten geen negatief effect hebben op de emotieregulatie van kinderen. In vervolg onderzoek zou er een onderscheid gemaakt moeten worden in hoe ouders omgaan met de conflicten die zij ervaren en of er sprake is van constructieve conflicten of
destructieve conflicten.
Temperament kinderen. Een opvallend resultaat uit het onderzoek is dat er een negatief verband bestaat tussen de positieve temperamentstrek surgency
gerapporteerd door moeders en het uiten van minder positieve emoties van kinderen tijdens de interactie met moeder. Naar het effect van surgency op een positieve emotieregulatie van kinderen is nog niet eerder onderzoek gedaan. Echter is een negatief temperament gerelateerd aan een negatieve emotieregulatie van kinderen (Santucci et al., 2008), daarom werd verwacht dat de positieve temperamentstrek surgency gerelateerd zou zijn aan een positieve emotieregulatie. Uit dit onderzoek blijkt echter dat surgency gerelateerd is aan het tonen van minder positieve emoties van kinderen tijdens de interactie met moeder.
Volgens Nederhof (1985) kan 10 tot 75 procent van de variantie in de antwoorden van de respondenten verklaard worden sociale wenselijkheid. Hierdoor kunnen verbanden tussen variabelen onderdrukt worden maar kunnen er ook
kunstmatige verbanden ontstaan tussen variabelen. Het zou kunnen dat moeders van kinderen met een negatief temperament sociaal wenselijk geantwoord hebben op de temperamentvragenlijst en het temperament van hun kinderen positiever hebben ingevuld dan daadwerkelijk het geval is. Hierdoor scoren deze kinderen hoog op de schaal surgency terwijl zij tijdens de interactie met moeder wel negatieve emoties tonen en is er een kunstmatig negatief verband ontstaan tussen surgency en een positieve emotieregulatie.
Daarnaast is uit het onderzoek gebleken dat er geen verband bestaat tussen de negatieve temperamentstrekken negatieve reactiviteit en effortful control
gerapporteerd door moeders en vaders en een positieve of negatieve emotieregulatie van kinderen. Uit onderzoek van Santucci et al. (2008) blijkt echter dat negatieve reactiviteit en effortful control gerelateerd zijn aan een negatieve emotieregulatie van kinderen. Dat er in het huidige onderzoek geen verband is gevonden zou verklaard kunnen worden doordat er anderhalf jaar zat tussen het meten van het temperament