• No results found

Het Bosman-arrest : een fiscaal-economische analyse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Bosman-arrest : een fiscaal-economische analyse"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Opzet Bachelorscriptie Fiscale economie

Het Bosman-arrest

Een fiscaal-economische analyse

Rafi Bongaerts (10443789)

20 juli 2015

(2)

2

Inhoudsopgave

Afkortingen: 3

Hoofdstuk 1: Inleiding 4

Hoofdstuk 1.1 Aanleiding voor het onderzoek 4

Hoofdstuk 1.2 Centrale vragen en subvragen 5

Hoofdstuk 1.3 Onderzoeksopzet 5

Hoofdstuk 2: Inhoud van het Bosman-arrest 6

Hoofdstuk 2.1 Inleiding 6

Hoofdstuk 2.2 De pre Bosman-arrest periode 6

Hoofdstuk 2.3 Transfersommen 8

Hoofdstuk 2.4 Nationaliteitsclausules 10

Hoofdstuk 2.5 Terugwerkende kracht 12

Hoofdstuk 2.6 Subconclusie (1) 12

Hoofdstuk 3: De positie van voetballers 14

Hoofdstuk 3.1 Inleiding 14

Hoofdstuk 3.2 De algemene veranderingen 14

Hoofdstuk 3.3 De specifieke veranderingen 15

Hoofdstuk 3.4 Subconclusie (2) 20

Hoofdstuk 4: Het fiscale effect op de inkomsten van voetballers 23

Hoofdstuk 4.1 Inleiding 23

Hoofdstuk 4.2 Het algemene effect 23

Hoofdstuk 4.3 Het specifieke effect 24

Hoofdstuk 4.4 Subconclusie (3) 28

Hoofdstuk 5: Conclusies 29

Hoofdstuk 5.1 Eindconclusie 29

(3)

3

Afkortingen

A-G: Advocaat Generaal

EEG: Europese Economische Gemeenschap

EG: Europese Gemeenschap

FIFA: International Federation of Association Football

HvJ: Hof van Justitie van de Europese Unie

KNVB: Koninklijke Nederlandse Voetbalbond

UEFA: Union of European Football Associations

(4)

4

1 Inleiding

1.1 De aanleiding voor het onderzoek

‘’Professionele voetballers zijn geen werknemers ’’, een opmerkelijke citaat van de voorzitter van de FIFA (de internationale voetbalorganisatie) Sepp Blatter (Van den Hout, 2008). Kort na deze uitspraak wilde Sepp Blatter samen met de voorzitter van de Union of European Football Associations (hierna UEFA) voorzitter Michel Platini de 6+5 regel invoeren. De 6+5 regel houdt in dat voetbalclubs met maximaal 5 buitenlandse spelers mogen spelen, een regel die het werknemersverkeer in de voetbalwereld totaal zou veranderen. Ze waren van mening dat clubs al decennia lang hun identiteit verloren door het aantrekken van buitenlandse spelers en dat jonge talenten in eigen land geen kans meer kregen. Het voorstel kon niet worden ingevoerd, omdat het in strijd zou zijn met het vrij werknemersverkeer in de EU.

Het is een discussie die al tientallen jaar speelt en constant blijft terugkomen in de voetbalwereld. Zo ook in 2005 toen de home grown players rule kwam, een minder

ingrijpende regel die eist dat er een bepaald aantal eigen opgeleide spelers in de selectie zitten (Van den Hout, 2009). Dit zorgde ook voor discussie, omdat het aantal elk jaar iets werd verhoogd. De vraag is hoe ver de eisen door kunnen gaan voor er opnieuw een ‘’Bosman-arrest’’ aankomt. Het Bosman-arrest vormt een soort basisarrest dat elke keer wordt

aangehaald bij een nieuw voorstel van de FIFA en/of UEFA. Regels die niet zijn te verenigen met regels in normale werknemersomstandigheden. Het Bosman-arrest heeft dan ook grote invloed gehad in deze discussie.

In 1990 wilde Jean-Marc Bosman na het verloop van zijn contract naar een andere voetbalclub gaan. Door een hoge transfersom te vragen, verhinderde zijn toenmalige

werkgever Club Luik hem ervan deze transfer te maken. Destijds konden voetbalclubs nadat het contract van een speler was verlopen alsnog een vergoeding eisen. Bosman klaagde vervolgens de Belgische voetbalbond aan, omdat de transferregels en nationaliteitsregels niet strookten met het verdrag van Rome. In 1995 heeft het Hof van de Europese Justitie Bosman in het gelijk gesteld (zaak C-415/93; NJ 1996 637). De nationaliteitsregel waar Bosman over naar de rechtbank ging was de 3+2 regel, een minder strenge voorloper van de 6+5 uit 1991 die belemmerend was voor de markt. Er is tevens besloten in die uitspraak dat er geen terugwerkende kracht wordt verleend aan eventuele eerder gedupeerden. Na het

(5)

Bosman-5 arrest werden de contracten die werden afgesloten langer, anders zou de kans op spelers die gratis weg zouden gaan teveel toenemen. Deze langere contracten zorgden voor forse

stijgingen in salarissen en transfersommen (Feess & Mühlheuβer, 2002). In de voetbalwereld gaan miljarden om en daarom is regelgeving ook cruciaal. Het Bosman-arrest blijft na 20 jaar nog steeds relevant en heeft bijgedragen aan grote economische en fiscale veranderingen in de voetbalwereld.

1.2 Centrale vragen en subvragen

De centrale vraag: in hoeverre heeft het Bosman-arrest de fiscaal-economische situatie van voetbalspelers veranderd?

Subvraag 1: wat houdt het Bosman-arrest in?

Subvraag 2: in hoeverre heeft het Bosman-arrest effect gehad op de positie van voetballers?

Subvraag 3: in hoeverre heeft het Bosman-arrest fiscaal effect gehad op inkomsten van voetballers?

1.3 Onderzoeksopzet

Door middel van een literatuuronderzoek wordt onderzocht in hoeverre het Bosman-arrest fiscaal-economische invloed gehad heeft op de voetbalmarkt. Voor het beantwoorden van de subvragen zal de vakliteratuur en de jurisprudentie tezamen uitkomst bieden. In het eerste gedeelte van de scriptie (subvraag 1) wordt ingegaan op de inhoud van het Bosman-arrest, waar aan het begin de regels voor het Bosman-arrest worden beschreven en verder tevens dieper wordt ingegaan op de totstandkoming van het arrest. Daarna zal er inhoudelijk in worden gegaan op het arrest door de beantwoording van de rechtsvragen. Deze rechtsvragen hebben betrekking op het transfersysteem, nationaliteitsclausules en de (eventuele)

terugwerkende kracht. Door te kijken naar de veranderingen in de voetbalwereld, tracht ik te beschrijven hoe de positie van de voetballer is veranderd als gevolg van het Bosman-arrest (subvraag 2). Er wordt ingegaan op de vraag in hoeverre de macht van de werknemers ten opzichte van de werkgevers in de voetbalwereld daadwerkelijk aan veranderingen onderhevig is. Tot slot zullen ook de algemene economische veranderingen in de voetbalwereld

geanalyseerd worden aan de hand van statistieken, voornamelijk uit internationale wetenschappelijke literatuur. De (eventuele) fiscale oorzaken en gevolgen

(6)

6 daarvan worden daarna besproken. Al het bovenstaande zal dan bijdragen aan een juiste conclusie.

2. Inhoud van het Bosman-arrest

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op subvraag 1: wat houdt het Bosman-arrest in? In paragraaf 2.2 wordt allereerst de periode voor het Bosman-arrest omschreven, waar in wordt gegaan op de regels voor het Bosman-arrest en hoe het arrest tot stand is gekomen.

Vervolgens wordt er inhoudelijk ingegaan op het Bosman-arrest, waarbij de drie rechtsvragen van het arrest alle in een aparte paragraaf besproken worden. Deze rechtsregels hebben betrekking op de transfersommen, nationaliteitsclausules en (eventuele) terugwerkende kracht. Dit hoofdstuk vormt de basis, waaruit in de volgende hoofdstukken (als de gevolgen worden geanalyseerd) verder wordt gewerkt.

2.2 De pre Bosman-arrest periode

De UEFA had destijds (voor het Bosman-arrest) regels geformuleerd die betrekking hadden op nationaliteitsclausules. De nationaliteitsclausules, specifiek de 3+2 regel uit 1991, eist dat professionele voetbalclubs maximaal 3 buitenlandse spelers mogen opstellen tijdens een wedstrijd in de hoogste divisie van een land (artikel 12 lid 3 van de UEFA-regels). Tevens kunnen er volgens lid 4 van datzelfde artikel nog 2 buitenlandse spelers opgesteld worden, die achtereenvolgens 5 jaar in het desbetreffende land hebben gevoetbald (waarvan eventueel 3 in de jeugd). Deze regel was geldig voor zowel de nationale als internationale wedstrijden voor clubteams. De nationaliteitsclausules hebben dus geen betrekking op wedstrijden tussen nationale elftallen (waar uitsluiting op basis van nationaliteit logisch is).

De UEFA had tevens (voor het Bosman-arrest) regels geformuleerd die betrekking hadden op internationale transfers. Na de afloop van een contract was een speler vrij om een nieuw contract aan te gaan met een club naar zijn keuze. De nieuwe club was verplicht de oude club te informeren over het nieuwe contract. Aangezien er dan een internationaal certificaat nodig was, moest de nationale bond geïnformeerd worden over de

transferontwikkeling. De oude club heeft vervolgens recht op een vergoeding van de nieuwe club, voor de training en ontwikkeling van de speler. Als beide clubs geen akkoord bereiken

(7)

7 over de hoogte van de transfersom, dan zal een groep experts het bedrag bepalen aan de hand van een formule. Op basis van de leeftijd van de speler wordt dan het afgelopen bruto

jaarsalaris vermenigvuldigd met een factor tussen de 2 en 14 (Dabscheck, 1996). In 1990 bood Club Luik Jean-Marc Bosman een nieuw contract aan, waarbij zijn salaris daalde van 75000 naar 30000 Belgische Franken (hierna BEF) per maand. Bosman weigerde dit contract te ondertekenen, waardoor hij op de transferlijst werd geplaatst. De reeds hierboven beschreven formule werd ook bij Bosman gebruikt om tot de verkoopprijs te komen. Er waren voor dat bedrag geen geïnteresseerde clubs, waardoor dat hij zelf contact zocht met de Franse ploeg Dunkerque. Hij kwam een contract overeen met de club, zodat enkel de clubs onderling nog tot overeenstemming moesten komen (Varhenwald, 1996). De clubs werden het echter niet eens over de transfersom, waardoor de transfer afketste. Volgens de regels dient na het mislukken van een transfer de ‘’oude’’ club (waar de speler dus nog speelt) dan hetzelfde contract aan te bieden als ze reeds ervoor gedaan hadden. Als de speler ook hier niet mee akkoord zou gaan, kan de club hem 2 jaar schorsen (volgens de regels van de Belgische bond). Dit exacte scenario heeft zich ook precies voltrokken bij Bosman (Dabscheck, 1996).

Bosman was het niet eens met het transfersysteem en tevens ook niet met de

nationaliteitsclausules die er destijds waren. In 1990 vroeg Bosman dan ook een tussentijdse uitspraak aan, waardoor hij alsnog een transfer zou kunnen maken. Het Gerecht van Eerste Aanleg (van de Europese Gemeenschappen) ging in op zijn transferverzoek, zodat Bosman alsnog bij andere clubs kon voetballen. De jaren erna zou hij ondanks zijn vrijheid enkel bij lage clubs gaan voetballen. Volgens advocaat-generaal (hierna A-G) Lenz een reden om te denken dat hij geboycot werd door (alle) Europese clubs, die Bosman konden betalen en waar hij een toegevoegde waarde voor zou kunnen zijn (Dabscheck, 1996).

Sinds 1967 bestaat het vrij verkeer van werknemers, een recht dat door het verdrag van Rome is ontstaan aan het begin van de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Jean Marc-Bosman vond dat het transfersysteem en de nationaliteitsclausules niet strookten met het vrij verkeer van werknemers. In 1992 eiste hij 11,37 miljoen BEF en 11,74 miljoen BEF van Club Luik, de Belgische bond en de UEFA bij Het hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ). Respectievelijk voor alle geleden schade vanaf augustus 1990 tot aan het eind van zijn carrière en voor de winstderving die is ontstaan in zijn carrière door de toepassing van de transferregels (Varhenwald, 1996) .

(8)

8 Voor de rechtsvragen behandeld gaan worden, moet er allereerst worden bepaald of sportbeoefening wel onder het gemeenschapsrecht valt. In het Walrave arrest heeft het HvJ uitgesproken dat daar alleen sprake van is indien het een economische activiteit betreft (in de zin van artikel 2 van het EG-verdrag). Het verbod op discriminatie was volgens het HvJ dus ‘’niet geldig voor regels betreffende vraagstukken die alleen verband houden met de sport en als zodanig buiten de economische activiteit staan’’ (Van den Hout, 2009).

Naar aanleiding van dit arrest beargumenteerden sportbonden dat hun hele regelgeving verband hield met de sport (dus in de uitzondering viel) en derhalve niet onder het

gemeenschapsrecht viel. In latere arresten (na Walrave) heeft het HvJ echter overwogen dat dit niet het geval is. Indien het uitsluitend om de sport ging, kon die bepaling toch niet worden uitgesloten (van het gemeenschapsrecht) mits ze verband houden met het specifieke karakter en kader van bepaalde wedstrijden. Niet elke sportactiviteit kan zomaar worden uitgesloten van de werkingssfeer van het EG-verdrag (thans Verdrag betreffende de werking van de

Europese Unie, hierna VwEU), de inperking moet beperkt blijven tot het eigenlijke doel. De

enkele omstandigheid dat een regel zuiver sportief is, stelt de persoon die de activiteit uitvoert nog niet buiten de werkingssfeer. In dat geval zijn ook alle voorwaarden van die activiteit onderworpen aan het EG-verdrag (Van den Hout, 2009).

Het vrij verkeer van werknemers is tevens een fundamentele vrijheid, die niet gelimiteerd kan worden door de verplichting om de diversiteit in de verschillende landen te

respecteren(zaak C-415/93, European Court Reports 1995 I-04921). Het verdrag van Rome

heeft directe werking of hoeft door landen ook niet geïmplementeerd te worden, het verdrag gaat boven nationale wetgeving. De verschillende culturen en wetgevingen zijn derhalve geen reden om deze vrijheid niet te kunnen waarborgen.

2.3 Transfersommen

De eerste rechtsvraag in het Bosman-arrest had betrekking op de transfersommen na

contractverloop. Zijn transfersommen na het aflopen van een contract in strijd met artikel 48

EG (thans 45 VwEU)?

Het HvJ stelde dat het transfersysteem voor de Bosman-periode in strijd is met artikel 48 EG. De bonden waren bang dat het gat tussen de grote en klein clubs zowel financieel als competitief als gevolg van het Bosman arrest enorm zou toenemen. Het transfersysteem (een vergoeding vragen na contractverloop) was volgens het HvJ echter geen adequate manier om

(9)

9 de financiële en competitieve balans tussen clubs te behouden. Het HvJ stelde dat er minstens zulke efficiënte manieren gevonden konden worden zonder dat de vrijheid van werknemers in het geding is. A-G Lenz sprak uit dat ‘revenue sharing’ een van die manieren is. Voor kleine clubs is een systeem waarin omzet gelijk verdeeld wordt over de clubs (bijvoorbeeld bij kaartjes of tv contracten) erg voordelig. Dat zou dan voor een betere financiële en competitieve balans zorgen (Simmons, 1997).

Tevens merkte het HvJ met betrekking tot de grote verschillen tussen arme en rijke clubs, dat zelfs met de huidige regels de grote clubs niet worden weerhouden van de beste spelers. Noch dat deze regels beletten dat beschikbare geldmiddelen een beslissend element

vormenin het voetbal (Case C-415/93, European Court Reports 1995 I-04921). Het HvJ was

het er wel mee eens dat (kleine) clubs beschermd dienden te worden, doordat ze een

vergoeding ontvangen voor trainingskosten van verkochte spelers. De transferprijzen waren echter gebaseerd op de marktprijzen en niet gerelateerd aan de daadwerkelijke trainingskosten (Simmons, 1997). Het vooruitzicht van een vergoeding zou volgens het HvJ ook niet de doorslaggevende factor moeten zijn voor clubs om talenten te werven en trainen of de adequate manier om die activiteiten te financieren, aangezien het onmogelijk is om de sportieve toekomst van deze talenten te voorspellen en er maar enkele daadwerkelijk door zullen breken, wat doelbewust plannen (van transfers, kasstromen, etc.) uitsluit. Het transfersysteem was tevens ook niet de meest adequate manier om talent te vinden en te stimuleren. De overwegingen van A-G Lenz waren hier van groot belang. Het was volgens hem niet aannemelijk dat de migratie van buitenlandse spelers de kans van de binnenlandse (jeugd)spelers verminderde. Zelfs als dat wel zo is, dan wordt dat volgens de A-G

gecompenseerd door een verhoogde kans van slagen in andere landen (Case C-415/93, European Court Reports 1995 I-04921).

Het EG-verdrag (thans VwEU) heeft enkel betrekking op grensoverschrijdende situaties. Dit zou erin resulteren dat het Bosman-arrest niet van toepassing is op interne

situaties. Hierdoor moest je na het aflopen van een contract wel betalen voor een binnenlandse speler en in diezelfde situatie niet voor een buitenlandse speler. Er is dan sprake van positieve discriminatie, omdat buitenlandse spelers gunstiger worden behandeld dan binnenlandse spelers. Om een gelijke situaties te creëren hebben landen (ook Nederland via de KNVB) naar aanleiding van het Bosman-arrest het nationale vergoedingenstelsel afgeschaft voor het

(10)

10 betaalde voetbal (Grapperhaus & Jansen, 1998). Hierdoor was de ongelijkheid tussen de interne en externe situaties direct na het Bosman-arrest weer verdwenen.

2.4 Nationaliteitsclausules

De tweede rechtsvraag in het Bosman-arrest had betrekking op de nationaliteitsclausules (3+2 regel). De tweede rechtsvraag van het Bosman-arrest luidt: zijn nationaliteitsclausules in strijd met artikel 48 EG-verdrag (thans: artikel 45 VwEU)?

Het HvJ stelde dat de mogelijkheid om eisen te stellen aan het aantal buitenlandse spelers bij officiële voetbalwedstrijden in strijd is met artikel 48 EG. Volgens artikel 48 EG mogen werknemers niet gediscrimineerd worden op basis van nationaliteit. Geen

discriminatie naar nationaliteit betekent dat buitenlandse werknemers recht hebben op dezelfde voorwaarden en omstandigheden als binnenlandse. De 3+2 regel was zo geformuleerd dat daar ook niet direct sprake van was. De term nationaliteit werd niet omschreven als het land waar iemand officieel burger van is, maar als het land waar een speler in het nationale elftal kan spelen. Er is dus niet expliciet sprake van discriminatie naar nationaliteit bij de 3+2 regel, maar desondanks vormt de regel in feite wel een belemmering voor buitenlandse spelers (Lee, 1995).

De UEFA en veel sportbonden verdedigden de 3+2 regel. Ten eerste kunnen fans zich volgens hen minder identificeren met de voetbalclub als er veel buitenlanders spelen. Dit geldt met name voor de succesvolle clubs die op internationale clubtoernooien hun land vertegenwoordigen. Verder waren ze van mening dat de eigen competitie genoeg

binnenlandse spelers moet hebben voor een sterk nationaal elftal (Dabscheck, 1996). Tot slot leidt de nationaliteitsrestrictie er toe dat de grote en rijke clubs niet altijd de beste

buitenlandse spelers kunnen halen, wat de sportieve balans ten goede komt.

Het HvJ stelde dat de regels van de UEFA niet gerechtvaardigd kunnen worden door (de hier eerder benoemde) sport gerelateerde argumenten. De link behouden tussen de club en het land bijvoorbeeld, aangezien die link niet geacht wordt meer inherent te zijn aan de sportactiviteit dan de link met de omgeving, stad, regio of provincie. Ondanks het feit dat clubs uit verschillende gebieden tegen elkaar spelen zijn er geen regels die clubs weerhouden om spelers uit een andere omgeving, stad, regio of provincie op te stellen (Varhenwald, 1996). A-G lenz voegde daar aan toe dat de overgrote meerderheid van de supporters veel geïnteresseerder is in de successen van hun club dan in de samenstelling van hun team.

(11)

11 Tevens was het HvJ niet overtuigd van het argument dat de eigen competitie genoeg

binnenlandse spelers moest hebben voor een sterk nationaal elftal, aangezien het spelen in eigen land geen vereiste is voor het deelnemen aan het nationale elftal. De spelers die goed genoeg zijn voor een nationaal elftal, kunnen sowieso wel aan de slag in binnen- of

buitenland. Het HvJ stelt tevens dat de competitieve balans met de nationaliteitsclausules ook niet beter is aangezien de rijkere clubs nog steeds de beste nationale spelers kunnen kopen (Case C-415/93, European Court Reports 1995 I-04921).

De nationaliteitsclausules van de UEFA stellen een maximum aan het aantal buitenlanders dat mag participeren aan officiële wedstrijden. Die regels hebben dus geen betrekking op het werken bij de club zelf. Dat is voor het HvJ echter geen relevant argument om te veranderen van oordeel. Het HvJ oordeelt dat het mee doen aan officiële wedstrijden voor voetballers namelijk de essentiële kern is, waardoor uitsluiting van officiële wedstrijden derhalve ook zal leiden tot een volledige uitsluiting van de werknemer (Van den Hout, 2009).

Bepalingen die een onderdaan van een lidstaat beletten of ervan weerhouden zijn land van herkomst te verlaten om zijn recht van vrij verkeer uit te oefenen, leveren belemmeringen van die vrijheid op, zelfs wanneer zij onafhankelijk van de nationaliteit van de betrokken werknemers van toepassing zijn (Van der Jagt, 1996).

De hoofdregel (discriminatie naar nationaliteit van werknemers is verboden) uit artikel 48 kan op basis van lid 3 beperkt worden wanneer het gaat om regels die een met het verdrag verenigbaar doel nastreven en hun rechtvaardiging vinden in dringende redenen van algemeen belang (Grapperhaus, 1996). Er is sprake van dringende redenen van algemeen belang indien een dergelijke reden een verstoring van de openbare orde, openbare veiligheid of

volksgezondheid teweeg brengt (Van den Hout, 2009).In casu lijkt de bevolking geen groot

overwegend belang te hebben bij deze voetbaldiscussie.Zelfs als hier wel sprake van is, dan

dient het gerechtvaardigde doel, dat de afwijking van de hoofdregel toestaat, wel te voldoen aan het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel (Van den Hout, 2009).

Volgens het subsidiariteitsbeginsel moet de EG (thans de EU) alleen optreden indien het noodzakelijk is en ze doeltreffender kunnen optreden dan de staten. Een beroep op het subsidiariteitsbeginsel wees het HvJ af, omdat dit niet mag leiden tot een situatie waarin de vrijheid van de voetbalbonden de vrijheidsrechten van het individu uit het verdrag van Rome beperken (Varhenwald, 1996).

(12)

12 verder gaan dan nodig is om doelstellingen van de verdragen te verwezenlijken. In casu wordt het uitsluiten van buitenlandse spelers beperkt door buitenlandse spelers dezelfde behandeling te geven als binnenlandse spelers. Dit schiet zeker zijn doel (het tegengaan van discriminatie) niet voorbij en is nodig om de gelijke behandeling van mensen te waarborgen.

2.5 Terugwerkende kracht

Bij sommige arresten wordt er beslist dat de beslissing gevolgen heeft met terugwerkende kracht, wat leidt tot geldigheid van het arrest over de periode voorafgaand aan de uitspraak. De vraag is nu of dit ook het geval is in het Bosman arrest, waardoor het arrest ook

consequenties heeft voor eerder gedupeerden. De derde rechtsvraag luidt: Krijgt het arrest van het Hof terugwerkende kracht?

Het HvJ heeft beslist dat bij het Bosman-arrest geen sprake zal zijn van terugwerkende kracht met betrekking tot de claims van de transfersommen. Indien iemand gedupeerd is voor de uitspraak van het HvJ (15 December 2015), zal er dus geen geld teruggevorderd worden. Er is echter sprake van een uitzondering in het geval dat de desbetreffende persoon

vroegtijdig stappen heeft ondernomen om zijn recht te waarborgen. Een rechtszaak beginnen in eigen land of bij het HvJ worden beide erkend als stappen die onder de uitzonderingsregel vallen. Met betrekking tot de nationaliteitsclausules is er geen sprake van een beperking van de eventuele gevolgen van het arrest, zodat de nationaliteitsclausules geen effect meer hebben (Varhenwald, 1996). Aangezien de wedstrijden uit het verleden al gespeeld zijn, is eventuele terugwerkende kracht bij de nationaliteitsclausules echter niet van belang.

2.6 Subconclusie (1)

In dit hoofdstuk is antwoord gegeven op de vraag: wat houdt het Bosman-arrest in? Allereerst is de periode voor het Bosman-arrest beschreven, waar in is gegaan op de regels voor het Bosman-arrest en hoe het arrest tot stand is gekomen. Hierbij is ingegaan op de 3+2 regel, die het aantal buitenlandse spelers dat gebruikt kon worden tijdens officiële wedstrijden beperkte. Tevens is ingegaan op het transfersysteem van internationale transfers, waarbij clubs na het verloop van een contract geld konden vragen aan de kopende club. Bosman is toen naar het HvJ gestapt en in het gelijk gesteld, omdat deze regels niet strookten met het verdrag van Rome. Naar aanleiding van het Walrave-arrest oordeelde de sportbonden dat de UEFA-regels niet onder het gemeenschapsrecht vallen, in latere arresten is echter beslist dat dit niet zo is,

(13)

13 indien de regels verband houden met het specifieke karakter en kader van bepaalde

wedstrijden.

Met betrekking tot het transfersysteem besliste het HvJ dat clubs geen recht meer hebben op een vergoeding als het contract van de desbetreffende speler is afgelopen. De voetbalbonden waren bang voor een grote financiële en competitieve disbalans, maar het HvJ stelde dat het transfersysteem geen adequate manier is om de financiële en competitieve balans tussen clubs te behouden. De sport gerelateerde argumenten van de UEFA en de sportbonden konden de regels van de UEFA volgens het HvJ niet rechtvaardigen. Tevens was de uitzondering, dat regels die een met het verdrag verenigbaar doel nastreven en hun

rechtvaardiging vinden in dringende redenen van algemeen belang, niet van toepassing op deze situatie zijn. Zelfs als dit zo was, dan had het doel niet voldaan aan het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel.

Het HvJ stelde tevens dat, behoudens de gevallen waarin iemand tijdig een rechtszaak is begonnen, er geen sprake is van terugwerkende kracht met betrekking tot de

(14)

14

3.De positie van voetballers

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op subvraag 2: in hoeverre heeft het Bosman-arrest effect gehad op de positie van voetballers? In dit hoofdstuk wordt er besproken hoe de situatie van de voetballers is veranderd door het Bosman-arrest. Allereerst worden er enkele

veranderingen in de wereld besproken, die een vrij algemene blik werpen op andere

wijzigingen in de dynamische voetbalmarkt. Dit zal kort zijn, omdat de focus natuurlijk op het Bosman-arrest zelf ligt. Het is mijns inziens echter wel nodig, zodat er meer nuance wordt aangebracht in deze scriptie. Vervolgens worden de specifieke veranderingen voor de voetballers, als gevolg van het Bosman-arrest, besproken.

3.2 Algemene veranderingen

Van de 2 besproken aspecten van het Bosman-arrest (transfersystemen en

nationaliteitsclausules), heeft met name het verbod op de nationaliteitsclausules een grote verandering op de voetbalmarkt teweeg gebracht. Het jaar voor het Bosman-arrest ging het bij ongeveer 90% van de transfers om een speler met een lopend contract. Na het arrest is er geen bewijs gevonden dat duidt op een verlaging van het aantal transfers met een lopend contract. Deze situatie is onaangetast door het Bosman-arrest. Terwijl de club geen transfersom meer kan vragen voor spelers die geen contract meer hebben, het concept van het transfersysteem zelf is niet veranderd. De club is nog steeds gerechtigd tot een transfersom indien de speler een lopend contract heeft. De invloed van het verschil in het transfersysteem moet niet onderschat worden, maar het feit dat clubs ineens onbeperkt buitenlandse spelers konden kopen en opstellen zorgde dat de voetbalmarkt aan enorme veranderingen onderhevig was (hierover later meer).

Toch zijn de belangrijke wijzigingen in de voetbalmarkt gedurende de jaren ‘90 ook mede te danken aan de deregulatie van de TV-markt, globalisatie en de liberalisatie van de arbeidsmarkt. Deze 3 ontwikkelingen hebben dan ook zeker bijgedragen aan de groei van de sport, te zien aan de toename in omzet, supportersaantallen, etc. (Eliasson, 2009). Het is een feit dat zelfs voor het Bosman-arrest het gemiddelde voetbalsalaris al toenam (de enorme toename kwam echter pas na het arrest). De besturende voetbalinstanties genoten een

(15)

15 gebracht in 2001. Naast het Bosman-arrest heeft het nieuwe transfersysteem, wat toen is geïmplementeerd, ook wijzigingen teweeg gebracht met betrekking tot de

machtsverhoudingen tussen spelers en clubs. Volgens het zogenoemde Monti-systeem (vernoemd naar eurocommissaris Mario Monti) moesten de voetbalinstanties hun regulaties aanpassen aan bepaalde FIFA voorwaarden. Eén aspect van het systeem is, dat contracten maximaal 5 jaar mogen duren (wat voor die periode echter zelden voor kwam). Tevens konden spelers als gevolg van het Monti-systeem zichzelf tijdens een contract uitkopen. Een gedeelte van dat bedrag is ter compensatie voor de kosten van training en ontwikkeling (Frick & Simmons, 2014). De veranderingen in het transfersysteem, door het Bosman-arrest, hebben met name de situatie veranderd voor spelers waarvan hun contract is afgelopen. Het Monti-systeem heeft vooral effect voor de spelers met een lopend contract (Dietl, Franck & Lang, 2007).

3.3 Specifieke veranderingen

Voor het Bosman-arrest zaten spelers soms voor een lange tijd vast aan een club. Zowel voor als na contractafloop hadden de spelers geen inspraak en konden clubs geld eisen, waardoor spelers de club niet konden verlaten zonder toestemming. Door deze eenzijdige macht bij de voetbalclubs werd de voetbalmarkt daarom soms zelfs een slavenmarkt genoemd. Clubs lieten spelers alleen vertrekken indien er forse transfersommen tegenover stonden.

Op erg korte termijn veranderde er nog niet veel na het Bosman-arrest. De verbeterde mobiliteit was pas merkbaar 6-12 maanden na het arrest, vanwege de lange contracten op dat moment en de mogelijkheid was tevens gereduceerd door de gelimiteerde lengte van de

transferperiode (KEA-CDES, 2013).

Wereldwijd heeft de uitspraak gezorgd voor een verbeterde (internationale) mobiliteit en versterkte machtsposities (ten opzichte van hun werkgever) voor de voetbalspelers. Kwaliteitsspelers gingen hierdoor vaker naar clubs die voldeden aan hun ambities en tevens ontstonden er hele lucratieve competities die de beste spelers aantrokken. Ook de salarissen stegen na het Bosman-arrest, zoals in Duitsland, waar in het seizoen 1995/1996 de

spelerssalarissen stegen met 12% ten opzichte van het jaar daarvoor (Hübl & Swieter, 2002). De omzet steeg overigens met zo’n 6%. Salarissen stegen dus deels mee met de omzet, maar dat de salarissen 2 keer zo hard groeiden, was te verklaren door de verbeterde

(16)

16 (de competities waar het meeste geld in omging). In de onderstaande tabel staan de gegevens van de omzet en salarisstijgingen in Engeland en Italië. In Engeland werd door spelers in 2000 319% verdiend van het 1995-1996 salaris, oftewel een groei van 219%. In 1999-2000 ging 63% van de uitgaven in Engeland naar salarissen, terwijl dit voor het arrest

ongeveer 33% was, hieruit kan geconcludeerd worden dat de salarissen dus zowel relatief als absoluut stegen (Ehrke, Witte, 2002). Dat is ook het geval in Italië, waar tussen 1990 en 2003 de omzet is gestegen met 216% terwijl de spelerssalarissen zijn gestegen met 453%. Ook voor

Engeland (van 1995 tot 2000) Italië (van 1990 tot 2003) Salarisgroei 219% 453% omzetstijging 67% 216% Relatieve stijging in salarisuitgaven 30% Niet bekend

het arrest stegen de salarissen al, maar het was pas na het arrest dat de stijging zo enorm groot was (Simmons, 1997). Doordat de grotere competities het meest stegen, waren het vooral de topspelers (in grotere competities) die profiteerden van deze toenames, toch namen de salarissen in alle voetballeagues toe. Deze ontwikkelingen hebben het gat tussen het midden en de top erg doen toenemen.

De groeiende machtsposities van de spelers hebben dan ook grote financiële gevolgen voor (grote) clubs (Moorhouse, 1999). Clubs nemen weinig initiatief om deze stijgingen tegen te gaan, ze willen niet achterlopen op de concurrentie. Bedrijven in het algemeen, focussen zich voornamelijk op winst maken. De doelstellingen van voetbalclubs omvatten echter ook sportief succes. Doordat voetbalclubs zo resultaatgericht zijn, worden goede spelers vaak overbetaald (Frick 2007). Aan de hand van de omstandigheden kan het voor spelers extra voordelig zijn om naar het buitenland te vertrekken. Zo kan naast de algemene salarisstijging, ook door afkomst het vertrek naar een ander land positieve gevolgen hebben voor spelers. Zo

(17)

17 is in Duitsland gebleken dat spelers uit andere landen vaak een hoger salaris hadden dan Duitse spelers, terwijl ze vergelijkbaar waren in kwaliteit. Voor Oost-Europeanen was dit 15% hoger, voor West-Europeanen 30% en voor Zuid-Amerikanen zelfs 50% ten opzichte van hun Duitse collega’s. Spelers worden betaald aan de hand van hun toegevoegde waarde, die is bij buitenlandse spelers vaak echter hoger (terwijl ze kwalitatief even hoog worden ingeschat) door het aantrekken van nieuwe supporters / meer kijkers, waardoor weer meer in merchandise, etc. wordt omgezet (Frick, 2007). De club heeft er dus belang bij om spelers uit verschillende landen aan te trekken. Spelers kunnen dus voordeel behalen door naar het buitenland te vertrekken.

De verwijdering van de restricties in 1995 heeft overigens meer invloed gehad voor voetballers uit landen met weinig inwoners, dan voor voetballers uit landen met veel

inwoners. Terwijl de spelers van een hele hoge kwaliteit in grotere landen vaak al in een van de betere landen speelden, zijn de kansen voor de beste spelers uit kleinere landen relatief meer gegroeid (ten opzichte van die uit grotere landen). Scoutingsapparaten waren minder ver gevorderd en het risico bij spelers uit kleinere landen (clubs mochten immers maar een paar spelers) was groter, aangezien ze minder hadden bewezen (mindere competitie). Doordat ze minder hadden bewezen was het risicovoller de desbetreffende spelers te halen en doordat er maar enkele plekken beschikbaar waren voor buitenlanders, ondervonden spelers uit kleine landen daar het grootste nadeel van. Een onderzoek waar het aantal inwoners van een land en de migratiecijfers zijn vergeleken wijst dit ook uit (Berlinschi, Schokkaert en Swinnen, 2010). De toegenomen kansen voor spelers uit kleine landen heeft dan ook positieve gevolgen voor de nationale teams (relatief meer dan bij grotere landen) van de desbetreffende landen. De spelers doen immers meer ervaring op in grotere competities en dit verhoogt de kwaliteit van deze spelers (Berlinschi, Schokkaert en Swinnen, 2010).

Is er sprake van een level playing field, oftewel gelijke kansen en regels binnen de voetbalwereld? Het Bosman-arrest zou slechte gevolgen gehad hebben voor deze gelijke kansen, doordat de verschillen tussen de topclubs en de rest groter zijn geworden. Het grote financiële verschil in combinatie met weinig regulatie leidt tot oneerlijke concurrentie (persbericht Europese Parlement, 2006). Geografische en financiële verschillen tussen clubs zorgen er ook voor dat ze op verschillende markten opereren. Ook de verschillende

belastingpercentages hebben invloed op het level playing field. Het belastingpercentage van een land heeft immers invloed op de landelijke voetbalcompetitie (in het volgende hoofdstuk

(18)

18 meer over de fiscale situatie).

Gebleken is dat binnenlandse spelers in hun eigen land (vooral in de top) werden vervangen door (betere) buitenlandse spelers. Zo zijn in verhouding minder binnenlandse spelers naar een team vertrokken dat hoger op de ranglijst staat en meer spelers vertrokken naar een team dat lager op de ranglijst staat, in vergelijking met de periode voor het Bosman-arrest. Dit kan erg nadelig uitpakken indien een speler niet bereid is te vertrekken uit zijn eigen land, ondanks dat de transferopties naar andere landen uiteraard wel zijn toegenomen ten opzichte van voor het arrest. Toch heeft de komst van buitenlandse spelers ook positieve gevolgen voor de binnenlandse spelers (los van hun eigen toegenomen mobiliteit). De buitenlandse spelers die als vervanging zijn gekomen, zijn over het algemeen van hogere kwaliteit. Het gemiddelde niveau van de selectie zal dan stijgen, waardoor de kans op sportief succes ook zal stijgen (Frick, Simmons, 2014).

Na het Bosman-arrest heeft zich tussen de clubs zelf ook een reallocatie

plaatsgevonden met betrekking tot de onderhandelingsmacht, namelijk van de huidige club naar de (potentiële) nieuwe club. De clubs moeten na het Bosman-arrest immers tegen elkaar opbieden bij contractafloop, terwijl voor het arrest de huidige club zelf konden beslissen of ze een speler wilden houden of niet. Deze reallocatie vermindert de behoefte van de huidige club om te investeren in de speler, omdat ze die kosten moeten dragen zonder dat ze kunnen genieten van alle investeringsvoordelen indien de speler naar een andere club gaat na contractverloop (Burquet, Caminal & Matutes, 2002).

Met die laatste stelling zijn Antonioni en Cubbin het niet eens, volgens hen zal een club niet wachten tot een contract is afgelopen, want geen club wil het risico lopen dat een gewilde speler gratis (naar een concurrent) vertrekt. Ze stellen dus dat de clubs niet minder geneigd zijn om te investeren in de training van spelers, aangezien de clubs altijd over kunnen gaan op verkoop voor het contract van een speler is afgelopen. De investeringen in de training van spelers zorgen voor een verbetering van de kwaliteit van de spelers en derhalve stijgt de waarde / transfersom van de speler. Op die manier betalen de investeringen in trainingen zich dus ook uit in toekomstige verkopen. Het is dus niet gebleken dat het arrest negatief hoeft te zijn met betrekking tot de investeringen in de trainingen van spelers en derhalve de kwaliteit van spelers (Antonioni en Cubbin, 2000). In het geval dat verkoop niet lukt, bijvoorbeeld vanwege het kwaliteitsgebrek van een speler, dan was de kans groot dat dit voor het arrest ook zo was geweest. Verkoop is immers lastiger geworden, aangezien er een lager aantal transfers

(19)

19 was voor het Bosman-arrest. Hier zal dus ook zelden sprake zijn van kapitaalvernietiging ten opzichte van de situatie voor het arrest.

Naast het investeringsniveau in menselijk kapitaal (dat gelijk blijft) analyseerden ze ook andere economische effecten van het Bosman-arrest. Ze concludeerden op basis van empirisch onderzoek, dat het arrest tevens weinig invloed had op het salaris van spelers en de transferactiviteiten. De link tussen de bewegingsvrijheid van de spelers en hun marktmacht zal niet ontkend worden, het is volgens hen echter de vraag of de salarisverhogingen daadwerkelijk worden gedreven door deze veranderingen. Volgens hen waren de salarisverhogingen te verklaren door de groei van televisieomzet (Antonioni en Cubbin, 2000). Op dit punt ben ik het (samen met eerdergenoemde wetenschappers) oneens, aangezien

de salarisstijgingen zo extreem fors waren gestegen na het Bosman-arrest. Hieronderis een

grafiek te zien van de salarissen in de Premier League. De forse stijging begon niet al meteen in 1995 maar vooral in 1996-1997. Spelers tekenen (meestal) niet elk jaar een nieuw contract, dus het duurde een tijdje tot de effecten van het Bosman-arrest doorwerkten in de

salarisstijgingen (KEA-CDES, 2013). De enorme groei werd deels door andere factoren versterkt, maar de hoofdzaak was wel degelijk het Bosman-arrest. Met betrekking tot de transferactiviteiten klopt het inderdaad dat het aantal transfers (na 5 jaar) stabieler werd, tussen 1995 en 2000 groeide het aantal transfers echter exponentieel (KEA-CDES, 2013).

Een direct effect van het Bosman arrest is een vergroting van het aantal

(20)

20 de slag in Europa, maar door de restricties met betrekking tot het aantal buitenlanders werd dit erg belemmerd. Na het arrest lag de markt helemaal open voor zowel de spelers als de clubs. Een speler zal niet bij de club blijven (uitzonderingen daargelaten) als hij ergens een betere aanbieding krijgt. Het open gaan van de grenzen heeft weliswaar de mogelijkheden om buitenlandse spelers aan te trekken verhoogd, maar aangezien de salarissen overal stegen hoefde het echter nog niet te betekenen dat spelers uit andere landen ook daadwerkelijk goedkoper waren.

Indien de buitenlandse spelers goedkoper zijn dan zal zich een inkomens en/of substitutie-effect voordoen. Het inkomenseffect houdt in dat de clubs een reële

inkomensverbetering ervaren door de lagere prijs en hierdoor de gevraagde hoeveelheid (aan spelers) verandert. Als de buitenlandse spelers goedkoper zijn dan kunnen de clubs er ook meer kopen (zonder dat de relatieve uitgaven hoeven te stijgen). Het substitutie-effect houdt in dat door de nieuwe mogelijkheid om goedkopere buitenlandse spelers te halen, de

binnenlandse spelers worden vervangen door buitenlandse spelers (het substituut).

Doordat de markt open is gegaan is het aantal opties (spelers) voor clubs verhoogd. Door de toegenomen concurrentie bieden clubs tegen elkaar op. De kans is daardoor groter (dan voor het arrest) dat het hoogste geboden alternatieve salaris hoger is dan wat de het huidige club geeft of wil geven. De huidige dienstbetrekking is dan inefficiënt en ingaan op het aanbod van buiten af zal dan (waarschijnlijk) de voorkeur genieten. De toegenomen mobiliteit van de spelers is derhalve op de bovenstaande manier te verklaren. Het Bosman-arrest heeft als een katalysator gezorgd voor de versnelling van deze belangrijke

mobiliteitsverandering (Deschamps, 2013). Dit bleek ook in de praktijk, in het seizoen 1995/1996 speelden er 118 buitenlandse spelers in de hoogste Duitse competitie. Daarvan kwamen er 91 uit Europa, 9 uit Zuid Amerika, 10 uit Afrika en 8 uit de rest van de wereld. Het percentage Duitsers was destijds 70%, terwijl dat percentage 5 jaar later minder dan 50% was. Met name het aantal niet-Europese spelers is na het arrest enorm gestegen (Frick, 2009). Het arrest heeft de internationale concurrentie erg doen stijgen en de kansen van

niet-Europese spelers verhoogd(Thome, 2003). Verder heeft het ook de kansen verhoogd voor

jonge spelers. Aangezien er eerst slechts enkele buitenlandse spelers gebruikt mochten worden, waren dit veelal de betere (oudere) spelers. De gemiddelde leeftijd in Engeland, nam tussen 1990 en 1995 toe met 0.4 jaar en nam na het Bosman-arrest juist weer af met 0.3 jaar tussen 1995 en 1999 (Goddard, Sloane, Wilson, 2012).

(21)

21 Toch brengt deze toegenomen internationale concurrentie en kansen ook nadelen met zich mee. Er wordt vaak gekeken in Afrika voor spelers, omdat ze een stuk goedkoper zijn dan Europese en Zuid-Amerikaanse voetballers. België heeft heel weinig restricties omtrent niet EU-spelers en daarom wordt dat land vaak gezien als toegang tot de andere Europese competities. De manier waarop dit gaat is vaak problematisch, veel jonge spelers worden naar Europa gestuurd en vervolgens als ze niet goed genoeg zijn aan hun lot overgelaten (zonder een ticket naar huis). Deze jongens hebben dan vaak geen weg terug en geen perspectief in Europa (vaak kunnen ze niet legaal ander werk verrichten). Zo zijn er 15 Afrikaanse spelers geweest die een klacht hebben ingediend bij een rechtbank in Brussel en Antwerpen om te protesteren tegen mensenhandel (Andreff en Staudohar, 2000).

Na het Bosman-arrest werden contracten langer (men probeerde te voorkomen dat er geen vergoeding ontvangen zou worden), zo bleek in Duitsland dat de gemiddelde

contractlengte was gestegen van 2.43 naar 2.91 jaar (Feess en andere, 2004). Het Monti-systeem limiteerde de mogelijkheid tot extreem lange contracten echter weer (door de

implementatie van een maximum van 5 jaar).Het feit dat contracten langer duren na het

Bosman-arrest is extra interessant, blijkt uit het volgende onderzoek. Fees, Frick en

Muehlheusser hadden met gedetailleerde informatie over 1800 spelers in de Duitse competitie tussen 1996/1997 – 2002/2003 geconcludeerd dat de resultaten van spelers individueel

significant toenamen met 2-3 % per jaar (op basis van goals, gespeelde wedstrijden en wedstrijdbeoordelingen) naar mate de contracten verstreken. Tevens nam de variantie (oftewel minder grote spreiding) in het laatste jaar af. Volgens het onderzoek zou een speler met een contract van 1 jaar dus gemiddeld 6-9% beter presteren dan een speler met een contract van 4 jaar. Wat een vrij hoog percentage lijkt te zijn voor een factor waar normaliter weinig rekening mee wordt gehouden met betrekking tot voetbalresultaten. Zeker aangezien een professionele atleet elke dag in de gaten wordt gehouden en er veel afhangt van hun

(22)

22

3.4 Subconclusie (2)

De subvraag van dit hoofdstuk was: in hoeverre heeft het Bosman-arrest effect gehad op de positie van voetballers? Op basis van dit hoofdstuk kan geconcludeerd worden dat de machtspositie van de clubs overgegaan is naar de spelers. Een gevolg van de verbeterde positie van de spelers was een enorme groei van 12% in salarissen (overigens ook deels te danken aan 6% hogere omzetten), waarbij de groei het sterkste was bij topspelers /

topcompetities. Verder is de voetbalmarkt als gevolg van het arrest helemaal open gegaan, waardoor de mobiliteit en kansen van de spelers is toegenomen (vooral voor talenten en spelers uit niet-Europese en kleinere landen) en de concurrentie groter is geworden. Dit heeft geleid tot (een gedeeltelijke) vervanging van binnenlandse spelers door buitenlanders. Het is niet gebleken dat het arrest negatief hoeft te zijn met betrekking tot de investeringen in de trainingen van spelers en derhalve de kwaliteit van (jeugd-)spelers. Tevens heeft het arrest ertoe geleid dat de lengte van contracten gemiddeld zijn toegenomen met een half jaar. Al met al lijkt de positie van de spelers wel degelijk toegenomen te zijn. Er moet echter rekening gehouden worden met het feit dat ook de deregulatie van de TV-markt, globalisatie en de liberalisatie van de arbeidsmarkt hebben bijgedragen aan de eerder genoemde veranderingen, derhalve is niet alles op het conto van het Bosman-arrest te schrijven.

(23)

23

4. Het fiscale effect op de inkomsten van voetballers

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op subvraag 3: in hoeverre heeft het Bosman-arrest fiscaal effect gehad op de inkomsten van voetballers? Er wordt uitgelegd waarom de fiscaliteit in de voetbalsport een grote rol speelt. Verder wordt gekeken naar de reacties van voetballers op het belastingklimaat en de sportieve ambities met betrekking tot migratie.

4.2 Het algemene effect

Uit tal van nationale (en internationale) onderzoeken (bijvoorbeeld die van Vermeend, van der

Ploeg en Timmer) blijkt dat de concurrentiekracht, die van de fiscaliteit uit kan gaan, niet

moet worden onderschat. Om het kernachtig uit te drukken: tax considerations are highly relevant. Dat de aandacht voor deze vorm van concurrentie is toegenomen, hangt samen met de liberalisering van de internationale markten, die leidt tot toenemende concurrentie, ook op fiscaal terrein (Niessen en Pieterse, 2009).

Voor het Bosman-arrest was het aantal buitenlandse spelers in een competitie erg gering. Doordat spelers zo afhankelijk waren van de clubs en weinig kansen hadden in het buitenland waren de belastingpercentages ook veel minder relevant. Veruit het grootste gedeelte van de voetballers zat vast aan de percentages van het eigen land. Hier is, mede door het Bosman-arrest, verandering in gekomen (besproken in de vorige hoofdstukken). De

veranderingen op de voetbalmarkt hebben ervoor gezorgd, dat spelers veel gemakkelijker naar het buitenland kunnen. Aangezien de grotere voetbalcompetities allemaal dicht bij elkaar in de EU zitten, is de mobiliteit onderling ook erg hoog. Doordat het zo gemakkelijk is

geworden om naar andere landen te gaan, komt het steeds vaker voor dat er bij de keuze van een club ook wordt gekeken naar het belastingklimaat van het land. Met de

belastingverschillen tussen landen moet dus rekening gehouden worden, aangezien die meewegen voor spelers die kijken naar financiële redenen voor een transfer.

De meeste mensen zullen (in het algemeen) niet meteen emigreren als de

belastingpercentages in een land verhoogd worden. De redenen hiervoor zijn dat mensen er niet van houden om ver te reizen naar hun werk elke dag (in het buitenland), ze willen hun baan niet opgeven en ze willen niet gescheiden zijn van familie, vrienden en hun omgeving, mensen hebben dus een aversie tegen emigreren (Young, Varner, 2011). Voor voetballers van

(24)

24 een bovengemiddeld tot hoog niveau is dit allemaal minder van toepassing. Enkel familie, vrienden en omgeving kunnen bij hen nog een belemmering vormen. Voetballers hebben echter een vrij korte carrière dus ze zouden vrij snel terug kunnen keren naar vrienden, familie of omgeving. Al met al zijn voetballers dus minder plaatsgebonden dan andere ‘high skilled labor’(Niessen, Pieterse, 2009). Tevens blijkt ook dat de rijken gevoeliger zijn voor marginale aanpassingen van de belasting, dan midden en lage inkomens (Young en Varner, 2001). De combinatie van de hoge mobiliteit en de hoge salarissen, leidt ertoe dat belastingmigratie in de voetbalwereld vrij veel voorkomt. Hier moet echter wel de kanttekening geplaatst worden dat vrij matige tot gemiddelde voetballers meestal wel gebonden zijn aan hun eigen land. Als clubs namelijk scouten in het buitenland, gaat het meestal wel om de meer getalenteerde voetballers in dat desbetreffende land. Zo is uit onderzoek van UNESCO gebleken dat getalenteerde sporters hun land verlaten op het moment dat hun sportresultaten van een internationale standaard zijn (Gerrard, 2007).

4.3 Het specifieke effect

Indien de belastingverschillen tussen landen groot zijn en de migratiebarrières gering zijn (zoals het geval is in de EU) zal de mobiliteit van talent toenemen. Er vindt dan vaker migratie plaats van landen waar de belastingpercentages hoog liggen naar landen waar deze percentages (relatief) laag liggen. De overheden van landen met een hoog belastingpercentage worden dan gelimiteerd in de mogelijkheid om inkomen via een progressief stelsel te

herverdelen. Een tariefsverlaging heeft 2 effecten als gevolg. Ten eerste zal het aantal getalenteerde buitenlandse spelers relatief stijgen en daalt het aantal minder getalenteerde buitenlandse spelers, oftewel een kwaliteitsverhoging van buitenlanders. Daarnaast zal in totaal het aantal buitenlandse spelers stijgen en het aantal binnenlandse spelers afnemen, oftewel een (deelse) vervanging van binnenlanders voor buitenlanders. Een tariefsverlaging zorgt er dus voor dat binnenlandse spelers en minder getalenteerde buitenlandse spelers worden vervangen voor meer getalenteerde buitenlandse spelers (Kleven, Landais, Saez, 2013).

Voor het Bosman-arrest was het percentage buitenlanders nog erg laag (5% of minder) en er was geen relatie tussen het aantal buitenlandse spelers in een land en het

(25)

25 hoger (tussen de 5% en 25%) en was er een significante negatieve correlatie met het hoogste belastingpercentage van een land (Niessen, Pieterse, 2009). Dat duidt er dus op dat spelers vertrekken naar landen waar de belastingpercentages (relatief) laag liggen. Jongere spelers zijn gevoeliger voor migratie als gevolg van belastingen (veranderingen). De parameter bij hen is 0,72, terwijl het gemiddelde 0,48 is. Als enkel wordt gekeken naar de spelers van topkwaliteit dan is het zelfs 1,15. Oftewel de meeste getalenteerde spelers reageren veel meer op belastingverschillen (Kleven, Landais, Saez).

Het Bosman-arrest, dat de liberalisatie van de voetbalmarkt teweegbracht, zorgde samen met belastingveranderingen en -verschillen tussen landen, voor belangrijke redenen voor voetballers om een plek naar keuze te zoeken. Het gaat (bij die verschillen tussen landen) vooral om het toptarief, aangezien (top-) voetballers nagenoeg met hun hele inkomen in de hoogste schijf vallen. Het zijn immers ook met name de (boven) gemiddelde tot

topspelers die naar het buitenland vertrekken. De gemiddelde belastingdruk en hoogste belastingschijf komen dus (bijna) op hetzelfde uit. De belastingenpercentages in de

(traditionele) top 5 competities zijn 45% in Engeland, 52% in Spanje, 47,48% in Duitsland, 46,29% in Italië en 45% in Frankrijk. Spanje zit qua percentage dus wel wat hoger, de rest van de percentages zitten dicht bij elkaar. De salarissen zijn in Spanje echter wel erg hoog (alleen in Engeland zijn de gemiddelde salarissen hoger), waardoor het hogere percentage wordt gecompenseerd ten opzichte van Duitsland, Italië en Frankrijk. Er zijn echter landen met veel lagere belastingpercentages zoals Monaco en Rusland (beide 13%). Dat de Russische competitie de afgelopen jaren zo’n voetbalopmars heeft gemaakt zal ook deels daardoor te verklaren zijn, inmiddels is de Russische competitie al de nummer 7 op de UEFA ranglijst. In 2004 stond de Russische competitie nog op nummer 21. Vanaf die tijd is er veel geld gepompt in Russische clubs, waardoor de salarissen zijn gestegen. Dat heeft samen met de enorm lage belastingen gezorgd voor een lucratieve competitie voor de voetbalspelers (Berlinschi, Schokkaert, Swinnen, 2010).

Of een speler wel of niet in een bepaald land wil voetballen, hangt naast salaris ook erg samen met zijn sportieve ambities. De meeste spelers hebben vaak de ambitie om in een van de topcompetities te spelen. Zelfs bij een eventuele belastingverhoging zal dit het geval zijn. Door de hoge salarissen houden de grootste clubs uit de toplanden de migratie naar kleinere landen met een voordeliger belastingklimaat sowieso deels tegen. Zodat ook de topspelers die enkel naar salaris kijken alsnog meestal kiezen voor de grotere competities.

(26)

26 In dat opzicht is het interessant om te kijken of de verschillen tussen de grotere en kleinere competities zijn veranderd. Om dat verschil te analyseren zijn de resultaten van de UEFA Champions League een goede indicator. In dit Europese toernooi spelen de beste clubteams tegen elkaar. Uit onderzoek van Kesenne bleek dat tussen 1994 en 1998 55% van de halve finalisten uit een van de grote 4 competities kwam. Tussen 1999 en 2003 was dit percentage enorm stegen (tot 95 %). Hij wees er dan ook op dat de verschillen enorm zijn toegenomen door het Bosman-arrest (Kesenne, 2007).

Er zijn echter enkele gebreken die deze statistieken beïnvloeden. Ten eerste was het Bosman-arrest in 1995 dus werkte dit arrest in de periode 1994-1998 al deels door (vooral op het einde). Ten tweede is in het seizoen 1997/1998 de opzet van de Champions League aangepast. Tot die tijd mochten alleen de kampioenselftallen uit de competities van het jaar ervoor meedoen. Vanaf dat seizoen mochten de nummers 2 uit de beste 8 landen echter ook meedoen. In het seizoen 1999-2000 werd dit zelfs uitgebreid naar 4 teams (uit de beste 3

competities) en 3 teams (bij de 4de tot 6de beste competities). Zelfs zonder het Bosman-arrest

was het percentage van teams uit de top 4 dat de halve finale zou bereiken dus sowieso al erg gestegen (Binder & Findlay, 2011). Er waren immers meer teams uit de top-4 landen, terwijl het aantal deelnemers aan het toernooi gelijk is gebleven. Zo waren er van de 32 teams eerst maar 5 mogelijk uit de top-4 landen (kampioen van elk land + Champions League kampioen van de vorige editie) en nu wel 16.

Aangezien de statistieken dus niet helemaal correct zijn en het Bosman-arrest op zichzelf niet volledig heeft geleid tot het grote verschil, moet er toch gezegd worden dat de opzetverandering van de Champions League zelf weldegelijk bijdraagt aan het grotere verschil. Het geld dat clubs ontvangen uit de Champions League is namelijk enorm. Door de nieuwe toernooiopzet eindigen de teams uit de grote competities veelal in de eindrondes. Teams die minstens de halve finale halen (95% van de keren uit een van de grote 4) krijgen meestal tussen de 40 en 60 miljoen Euro, aan de hand van factoren zoals hoe ver ze komen en hoe de TV-rechten worden verdeeld. Dit zorgt jaarlijks voor grote geldstromen richting die landen (zeker aangezien de bedragen voor het meedoen maar blijven stijgen). De

geldverschillen tussen de clubs uit deze landen en de kleinere landen groeien dus feitelijk wel degelijk en daarmee dus ook de kwaliteitsverschillen (Binder & Findlay, 2011).

Uit onderzoek is gebleken dat er significante migratiereacties zijn wanneer er specifieke belastingveranderingen zijn in een land of wanneer de werknemersmarkt wordt

(27)

27 gereguleerd. De reactie na het Bosman-arrest op belastingverschillen is erg groot (Alberto, Diamond & Hainmueller, 2010). De elasticiteit van het aantal buitenlandse spelers met betrekking tot het netto salaris is rond 1 en dat getal is groter voor de hoogste kwaliteit spelers. Een land kan dus succesvol buitenlandse spelers aantrekken door bepaalde belastingvoordelen te verschaffen aan immigranten. De elasticiteit van het aantal binnenlanders met betrekking tot de het netto salaris is rond de 0,15. Dat is te verklaren doordat ongeveer 90% in eigen land speelt, het basisaantal binnenlanders is natuurlijk veel hoger. Belastingreductie op alle belastingen (zowel binnen- als buitenlanders ) is dus veel minder effectief qua kosten dan belastingreductie op de belastingen van buitenlandse spelers (Kleven, Landais & Saez, 2013).

Tijdens een onderzoek waarbij de periode voor en na Bosman onder de loep werden genomen bij de 14 grootste competities, is gebleken dat beide periodes aanzienlijk verschillen met betrekking tot de invloed van belastingpercentages en -resultaten. Zo is gebleken dat voor de Bosmanperiode de correlatie tussen clubresultaten en belastingpercentages dicht bij 0 lag en vrij insignificant was, terwijl de correlatie sterk negatief en significant wordt in de periode na het Bosman-arrest. Dit duidt erop dat landen met een laag belastingtarief onderhevig waren aan een grote vooruitgang met betrekking tot de resultaten.

Deze verbetering van de resultaten is te verklaren door de 2 eerder genoemde effecten (meer buitenlanders, meer kwaliteit), die ook positieve gevolgen voor de huidige spelers van een competitie kunnen hebben. Indien ze niet worden vervangen, kunnen ze zelf baat hebben bij een kwaliteitsstijging van de spelersgroep. Die stijging zorgt namelijk voor de reeds genoemde betere prestaties, waardoor clubs groeien (fanbase, merknaam, omzet, etc.) en dat leidt weer tot hogere salarissen. Voor de huidige spelersgroep kunnen de getalenteerde

buitenlandse spelers dus voor een kwaliteitsinjectie zorgen en daardoor indirect voor een beter salaris (Kleven, Landais & Saez, 2013).

Toch moet de stelling dat landen met een laag belastingtarief onderhevig waren aan sportieve verbeteringen ook gerelativeerd worden. Wellicht lagen er wel non-fiscale redenen ten grondslag, zo zijn belastingtarieven en de grootte van een land (vaak betere competities) gecorreleerd. Hierdoor kan migratie/resultaat en belastinghoogte gecorreleerd zijn zonder dat de fiscale reden werkelijk de doorslag gaf (Kleven, Landais & Saez, 2013).

Zoals eerder vermeld, wijzen de statistieken uit dat de spelers met hoge kwaliteiten het meest reageren op belastingveranderingen. Hier moet echter wel aan toegevoegd worden dat

(28)

28 de absolute sterren in de bloei van hun carrière (uitzonderingen daargelaten) doorgaans toch voor de grootste clubs (Barcelona, Real Madrid, Bayern Munchen, Chelsea, Manchester United, etc.) uit grotere competities kiezen. Deze spelers gaan dan in hun nadagen vaak naar landen waar de competitie minder goed is maar salarissen en belastingen vaak heel gunstig zijn, zoals bijvoorbeeld Amerika of Qatar. Spelers houden wel degelijk rekening met de belastingheffing, maar de grootste clubs zitten nou eenmaal in de grote 4-5 competities (waar de belastingen redelijk gelijkwaardig en stabiel zijn).

4.4 Subconclusie (3)

In dit hoofdstuk is ingegaan op subvraag 3: in hoeverre heeft het Bosman-arrest fiscaal effect gehad op inkomsten van voetballers? Het Bosman-arrest heeft gezorgd voor een verhoging van de mobiliteit waardoor migratie (om fiscale redenen) vaker voorkomt dan voor het

Bosman-arrest. Dit komt doordat voetballers veel verdienen en tevens minder plaatsgebonden zijn dan andere ‘highly skilled labor’. Jonge spelers en spelers met hoge kwaliteiten zijn de meeste mobiele groepen, zij reageren meer op belastingveranderingen (met migratie). Een belastingverlaging leidt tot een groei van het aantal buitenlanders en de kwaliteit van de competitie. Het belastingpercentage ligt in de grotere competities vrij hoog (met name Spanje) maar dit weten ze te compenseren met gigantisch hoge salarissen. Verder spelen de absolute sterren toch vooral in de top-4 landen, die mede door het Bosman-arrest en de veranderde Champions League-opzet steeds verder uitlopen op de mindere competities. Uit onderzoek is ook gebleken dat landen met een laag belastingtarief onderhevig waren aan een grote

(29)

29

5.1 Conclusies

Alvorens ik de centrale vraag van mijn scriptie ga beantwoorden vat ik eerst de 3

subconclusies nog kort samen en vervolgens geef ik in de eindconclusie antwoord op de centrale vraag.

Subvraag 1: wat houdt het Bosman-arrest in?

In dit hoofdstuk is ingegaan op de 3+2 regel, een restrictie die een beperking oplegde aan het aantal buitenlandse spelers (tijdens officiële wedstrijden). Tevens is ingegaan op het

transfersysteem van internationale transfers, waarbij clubs na het verloop van een contract geld konden vragen aan de kopende club. Bosman is toen naar het HvJ gestapt en in het gelijk gesteld, omdat deze regels niet strookten met het verdrag van Rome. De voetbalbonden waren bang voor een grote financiële en competitieve disbalans, maar het HvJ stelde dat het

transfersysteem geen adequate manier is om de financiële en competitieve balans tussen clubs te behouden. Tevens was de uitzondering, dat regels die een met het verdrag verenigbaar doel nastreven en hun rechtvaardiging vinden in dringende redenen van algemeen belang, niet van toepassing zijn op deze situatie. Het HvJ stelde tevens dat, behoudens de gevallen waarin iemand tijdig een rechtszaak is begonnen, er geen sprake is van terugwerkende kracht met betrekking tot de transfersommen.

Subvraag 2: in hoeverre heeft het Bosman-arrest effect gehad op de positie van voetballers?

Op basis van dit hoofdstuk kan geconcludeerd worden dat de machtspositie van de clubs overgegaan is naar de spelers. Een gevolg van de verbeterde positie van de spelers was een enorme groei in salarissen (overigens ook deels te danken aan hogere omzetten), waarbij de groei het sterkste was bij topspelers / topcompetities. Verder is de voetbalmarkt open gegaan waardoor de spelersmobiliteit en kansen van de spelers zijn toegenomen (vooral voor talenten, spelers uit niet-Europese en kleinere landen) en concurrentiestijging als gevolg. Dit heeft geleid tot (een gedeeltelijke) vervanging van binnenlandse spelers door buitenlanders. Tevens is het investeringsniveau in trainingen gelijk gebleven en zijn contracten langer geworden. Naast het Bosman-arrest hebben de deregulatie van de TV-markt, globalisatie en de

liberalisatie van de arbeidsmarkt ook bijgedragen aan bovengenoemde veranderingen. Verder is de voetbalmarkt als gevolg van het arrest helemaal open gegaan, waardoor de mobiliteit en

(30)

30 kansen van de spelers zijn toegenomen (vooral voor talenten en spelers uit niet-Europese en kleinere landen) en de concurrentie groter is geworden.

Subvraag 3: in hoeverre heeft het Bosman-arrest fiscaal effect gehad op inkomsten van voetballers?

Het Bosman-arrest heeft gezorgd voor een verhoging van de mobiliteit waardoor migratie (om fiscale redenen) vaker voorkomt dan voor het Bosman-arrest. Dit komt doordat voetballers veel verdienen en tevens minder plaatsgebonden zijn dan andere ‘highly skilled labor’. Jonge spelers en spelers met hoge kwaliteiten zijn de meeste mobiele groepen, zij reageren meer op belastingveranderingen (met migratie). Het belastingpercentage ligt in de grotere competities vrij hoog (met name Spanje) maar dit weten ze te compenseren met gigantisch hoge

salarissen. Verder spelen de absolute sterren toch vooral in de top 4 landen, die mede door het Bosman-arrest en de veranderde Champions League-opzet steeds verder uitlopen op de mindere competities. Uit onderzoek is ook gebleken dat landen met een laag belastingtarief onderhevig waren aan een grote vooruitgang met betrekking tot de resultaten.

5.2 Eindconclusie

In deze scriptie was de centrale vraag: in hoeverre heeft het Bosman-arrest de fiscaal-economische situatie van de voetbalspeler veranderd?

Het grote gevolg van het Bosman-arrest is de machtspositiewisseling van de clubs naar de spelers. De gemiddeld iets langere contracten (waarmee de clubs proberen de macht te vergroten) doet hier weinig aan af. Dit heeft zich vertaald in een enorme salarisgroei, met name bij de topspelers/topcompetities. De verhoogde mobiliteit heeft de kansen het meest vergroot voor bepaalde groepen zoals talenten, spelers uit kleinere landen en niet-Europese landen. Dit heeft gezorgd voor een diversificatie bij de voetbalclubs. Ook met betrekking tot de investering in de training van spelers hebben de spelers geen nadeel ondervonden. Deze mobiliteitsverhoging heeft migratie uit fiscale overwegingen erg doen toenemen, met name bij talenten en spelers met hoge kwaliteiten. Er moet echter rekening gehouden worden met het feit dat ook de deregulatie van de TV-markt, globalisatie en de liberalisatie van de arbeidsmarkt hebben bijgedragen aan de eerder genoemde veranderingen, derhalve is niet alles op het conto van het Bosman-arrest te schrijven.

(31)

31

Bibliografie

Andreff, W and Staudohar, P (2000) “The evolving European model of Professional Sports Finance”, Journal of Sports Economics; Vol. 1, No. 3, p 257-276

Antonioni, P., & Cubbin, J. (2000). The Bosman ruling and the emergence of a single market in soccer talent. European Journal of Law and Economics, 9, 157–173.

Berlinschi, R., Schokkaert, J.,; Swinnen, J. (2010) : When Drains and Gains Coincide: Migration and International Football Performance, LICOS Discussion Paper, No. 265.

Binder, J., Findlay, M. (2011). The Effects of the Bosman Ruling on National and Club Teams in Europe.

Burguet, R., Caminal, R., & Matutes, C. (2002). Golden cages for showy birds: Optimal switching costs in labour markets. European Economic Review, 46, 1153–1185

Dabscheck, B. (1996) Assaults on Soccer’s Compensation System: Europe and Australia Compared. Sporting Traditions, Vol. 13, No. 1

Deschamps, P. (2013). High Skilled Labour and Public Policy: The Bosman Ruling

Ehrke, M and Witte, L (2002) “Flasche leer! Die new economy des europäischen Profifussballs”, Bonn, Friedrich-Ebert-Stiftung

Elliason, A. (2009). The European football market, globalization and mobility among players

Soccer & Society Vol. 10, 386–397.

Europese Parlement. Football in Europe: creating a level playing field? Press release culture - 04-05-2006.

Feess, E., Mühlheuβer, G (2002). Economic Consequences of Transfer Fee Regulations in

European Football. European Journal of Law and Economics. 13:221-237.

Fees, E., Frick, B., en Muehlheusser, G. (2007). Contract duration and player performance: empirical evidence from German soccer. Faculty of Management and Economics,

Witten/Herdecke University.

Frick, B. (2007). The football players labor market: empirical evidence from the major European leagues. Scottish Journal of Political Economy, Vol. 54-3.

Frick, B. (2009) Globalization and Factor Mobility The Impact of the ‘‘Bosman-Ruling’’ on Player Migration in Professional Soccer. Journal of Sports Economics. Vol 10-1.

Frick, B., Simmons, R. (2014) The footballer’s labour market after the Bosman ruling.

(32)

32 Gerrard, B. (2007). The Muscle Drain, Coubertobin-Type Taxes and the International

Transfer System in Association Football. European Sport Management Quarterly

Goddard, J., Sloane, P.J., Wilson, J.O.S. (2012). The Oxford Handbook of Sports Economics Volume 1: The Economics of Sports. The Bosman ruling and labor mobility in Football

(soccer).

Grapperhaus, F. Jansen, M. Maandblad voor de praktijk, Geen reden tot paniekvoetbal: de gevolgen van Flexibiliteit en zekerheid voor afkoopsommen bij profsportcontracten.

ArbeidsRecht 1998-68.

Grapperhaus, F. Maandblad voor de praktijk, Bosmans ongelijke tred. ArbeidsRecht 1996-36.

HvJ EG 15 december 1995, zaak C-145/93, Bosman-ruling, European Court Reports 1995 I-04921

KEA – CDES: Study on the economic and legal aspects of transfers of players, The Economic and Legal Aspects of Transfers of Players, 2013.

Kleven, H., Landais, C., Saez, E (2010). Taxation and International Migration of Superstars: Evidence from the European Football Market.

Kesenne, Stefan. 2007. “The Peculiar International Economics of Professional Football in Europe.” Scottish Journal of Political Economy (July): 388-399.

Lee, A. (1995) The Bosman Case: Protecting Freedom of Movement in European Football.

Fordham International Law Journal, Vol. 9, Issue 3, Art. 12

Simmons, R (1997). Implications of the Bosman ruling for football transfer markets.

Economic affairs. Vol. 17-3

Thome, M (2003) “Ausländer in der Fussball-Bundesliga“, Mainz, Volkskunde in Rheinland-Pfalz

Varhenwald, A (1996). Am I so round with you as you with me? The Bosman case before the European Court of Justice.

Van den Hout, H. Maandagblad voor de praktijk, 6 + 5 = 11 Nationaliteitsclausules na het Bosman-arrest. ArbeidsRecht 2009-16.

Van der Jagt, R. Bosman zet Nederlandse fiscus buitenspel. Weekblad voor Fiscaal recht

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om elke schijn van belangenverstrengeling door mijn rol als ondernemer en als raadslid te voorkomen heb ik in overleg met mijn fractie besloten om de raadszaal te verlaten wanneer

Figuur 2 toont het aantal uitspra- ken dat leerlingen deden die niet binnen een dimensie vielen, zoals uitspraken waarin een leerling aangeeft het verhaal moeilijk te vin-

De zogenaamde BRICS-landen, de vijf opkomende economieën in de wereld, zijn het eens geworden over de oprichting van een alternatief voor de Wereldbank en het Internationaal

Dit besluit bevat een toelichting op de fiscale gevolgen van het terugtrekkingsakkoord dat is overeen- gekomen tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie in het kader van

Een verdiepend onderzoek zou kunnen inhouden dat de ADB's kijken of er in gemeenten waar wél expliciet naar discriminatie wordt gevraagd, ook meer discriminatie gemeld wordt dan

Ik onderzoek welke interventies ik als leerkracht kan hanteren bij jonge kinderen (4 tot 6 jaar) met faalangst omdat ik wil weten wat de juiste aanpak is als een leerling

‘Galmuggen en gaasvliegen kunnen eveneens heel goed bij lindebomen worden inge- zet, daarin zit geen verschil’, besluit Willemijns. Peter Willemijns Tanja

De nummers 3 en 4 gaan door naar de B poule en kunnen niet meer voor een echt kampioenschap spelen, maar wel als winnaar in de B-poule eindigen. Met enige trots kan TVM