• No results found

Samenvatting Markt en Strategie 2017-2018

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Samenvatting Markt en Strategie 2017-2018"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Samenvatting Markt en Strategie

2017-2018

De cursusdienst van de faculteit Toegepaste

Economische Wetenschappen aan de Universiteit

Antwerpen.

Op het Weduc forum vind je een groot aanbod van samenvattingen, examenvragen, voorbeeldexamens en veel meer, bijgehouden door je medestudenten.

(2)

Markt en strategie

Speltheorie

Spel (game)

= een gestileerde beschrijving of een model met situaties van strategisch gedrag waarbij het resultaat voor één agent afhankelijk is van zijn eigen acties evenals van de acties van andere agenten

Spel en industriële organisatie

 Industrie met een paar spelers  Elk bedrijfsresultaat is afhankelijk van

o Eigen prijszetting

o Prijzetting van andere bedrijven

 Bedrijven opereren daarom in een wereld van strategisch gedrag: een spel

Spellen en strategieën

De optimale strategie van

 Een specifieke speler hangt af van de verwachtingen tegenover het rationeel gedrag van de andere spelers

 De andere spelers hangt ook af van de verwachtingen omtrent het rationeel gedrag van deze specifieke speler

 Deze specifieke speler houdt rekening met wat de anderen van hem verwachten en de andere spelers doen hetzelfde (ad infinitum)

 Als de strategische interactie over een aantal perioden evolueert, houdt elke speler er rekening mee dat haar acties van vandaag invloed zullen hebben op de vermoedens en acties van de andere spelers in de toekomst

 Samenvatting: pay-off-afhankelijkheid introduceert een groot aantal mogelijkheden voor strategisch gedrag - dit is het onderwerp van speltheorie

Speltheorie: basisconcepten

 Speltheorie = essentieel om het concurrentiegedrag tussen een klein aantal bedrijven te begrijpen

 Optimale strategie = (beste) actieplan dat de acties van de speler weergeeft voor elke mogelijke onvoorziening en hangt af van de acties die andere spelers kunnen nemen  Resultaten zijn afhankelijk van elke combinatie van acties, zodat strategisch gedrag

optimaal wordt.

 Een "spel" is een strategische situatie  Spel bestaat uit

o Spelers

o Mogelijke acties dat elke speler kan nemen o Resultaten (pay-offs)

 Classificatie

(3)

Timing Compleet Incompleet Statisch Statisch, compleet informatiespel Statisch, incompleet informatiespel Dynamisch Dynamisch, compleet informatiespel Dynamisch, incompleet informatiespel

Dominante strategie

Dominante strategie van een rationele speler

 Gaat niet uit van:

o rationaliteit van de andere spelers o "pay-offs" van de andere spelers  Vertelt wat een speler kiest (is "informatief")  Robuuste strategie

 Zeer veeleisende eigenschap om de optimale strategie van een speler te zijn: weinig spellen hebben een dominante strategie

Prisoner’s dilemma

 Het dilemma kan gemakkelijk worden opgelost met behulp van het concept van een "dominante strategie"

 Beide spelers geven de voorkeur aan één strategie ten opzichte van de ander, onafhankelijk van de keuze van de andere speler:

o Speler 1 geeft de voorkeur aan L1 boven R1 o Speler 2 geeft de voorkeur aan L2 boven R2

 Stelt veel economische instellingen voor, zoals b.v. prijsconcurrentie

o Wanneer alle bedrijven hoge prijzen hanteren, profiteert de sector er als geheel van (gemeenschappelijk belang)

o Elk individueel bedrijf heeft een dominante strategie om af te wijken naar een lagere prijs, ongeacht de andere bedrijven (individueel belang)

 Conflict tussen individuele prikkels en gezamenlijke prikkels o (L1,L2) resulteert in gezamenlijke resultaat van 1+

o (L1,R2) en (L2, R1) resulteren in een gezamenlijk resultaat van 5 + 0 o (R1,R2) resulteert in een gezamenlijk resultaat van 4 + 4

(4)

 L2 voor speler 2 welke speler 1 ook kiest

Statische spellen met complete informatie

 We beginnen met een 2 spelers, simultane-bewegingen spel

 Speler 1 kiest een actie a1 van en set haalbare acties A1, simultaan kiest speler 2 een actie a2 van een set haalbare acties A2

 Nadat de spelers hun acties gekozen hebben, ontvangen ze resultaten u1(a1, a2) voor speler 1 en u2(a1, a2) voor speler 2

 Voorbeeld: spel met herhaalde eliminatie van dominante strategieën

Speler 2

Speler 1

Links Midden Rechts

Boven 1, 0 1, 2 0, 1

Onder 0, 3 0, 1 2, 0

 Hoe dit spel (niet) spelen?

o Herhaalde eliminatie van gedomineerde strategieën

 Als speler 2 (P2) volgens speler 1 (P1) rationeel is, zou "rechts" niet gespeeld moeten worden

 P1, wetende dat P2's enige rationele keuze links of midden is, geeft rationeel de voorkeur aan boven dan beneden

 Als P2 realiseert dat P1 rationeel is, en P2 weet dat P1 weet dat P2 rationeel is, weet P2 dat P1 voor boven zal kiezen, waarvan P2 links beschouwt als gedomineerd door midden

 Nadelen

o Veronderstelt kennis over de rationaliteit van de andere speler o Heeft onnauwkeurige voorspellende kracht

 Voorbeeld: spel zonder dominante strategieën die geëlimineerd moeten worden

L C R

T 0, 4 4, 0 5, 3

M 4, 0 0, 4 5, 3

B 3, 5 3, 5 6, 6

Herhaalde eliminatie van dominante strategiën

 Veronderstelt veel "rationaliteit"  Elke speler neemt aan dat

o de andere spelers rationeel zijn o ze weten dat je rationeel bent

o ze weten dat je weet dat de anderen rationeel zijn o ...

(5)

Risky game

 Kleine kans op irrationaliteit kan grote gevolgen hebben voor resultaat van speler 1  Spel met een gedomineerde strategie is erg gevoelig voor het aannemen van

algemene kennis over elkaars rationaliteit

Nash-evenwicht

 Stel dat onze theorie om een oplossing voor een game te bieden een unieke voorspelling oplevert

 Welke eigenschappen moet deze theorie hebben?

o Elke speler moet bereid zijn om de strategie te kiezen die de theorie voorspelt dat de agent zal spelen

o Anders gezegd: de voorspelde strategie van elke speler moet de beste reactie

zijn van de speler op de voorspelde strategieën van alle spelers

o Een dergelijke verzameling voorspelde strategieën voor alle spelers wordt

strategisch stabiel of zelfdwingend genoemd omdat geen enkele speler wil afwijken van zijn of haar voorspelde strategie

Formeel

 In het 2 speler, simultane-bewegingen spel zijn de acties (a1*, a2*) een

Nash-evenwicht als a1* een beste reactie is voor speler 1 bij a2* en a2* is een beste reactie voor speler 2 bij a1*

 a1* moet aan u1(a1*, a2*)  u1(a1, a2*) voldoen voor elke a1 in A1  a2* moet aan u2(a1*, a2*)  u2(a1*, a2) voldoen voor elke a2 in A2

Voorbeeld: spel met herhaalde eliminatie van dominante strategieën

Speler 2

Speler 1

Links Midden Rechts

Boven 1, 0 1, 2 0, 1

Onder 0, 3 0, 1 2, 0

Voorbeeld: spel zonder dominante strategieën die geëlimineerd moeten worden

L C R

T 0, 4 4, 0 5, 3

M 4, 0 0, 4 5, 3

(6)

Voorbeeld van een uniek Nash-evenwicht: Prisoners’ Dilemma

Voorbeeld van meer dan 1 Nash-evenwicht: Dating Game

Voorbeeld van geen Nash-evenwicht (in zuivere strategieën): Matching Pennies

 Elk spel waarbij spelers elkaar overtreffen heeft geen Nash-evenwicht in zuivere strategieën zoals hierboven gedefinieerd

 Een gemengde strategie is een strategie die gebruik maakt van een kansverdeling over enkele of alle zuivere strategieën van de speler

 Uitbreiding van het Nash-evenwicht om gemengde strategieën mogelijk te maken o “any game with a finite number of players, each of whom has a finite number

of pure strategies, has a Nash equilibrium (possibly involving mixed strategies)”. (Nash, J., 1950, Equilibrium Points in n-Person Games, Proceedings of the National Academy of Sciences, 36, 48-9)

Dynamische spellen met complete informatie

Simpel 2 personen spel

 Speler 1 kiest een actie a1 van een set haalbare acties A1

 Speler 2 observeert de keuze van speler 1 en kiest dan een actie a2 van een set haalbare acties A2

 Nadat de spelers hun acties hebben gekozen ontvangen ze hun resultaten: u1(a1, a2) voor speler 1, u2(a1, a2) voor speler 2

 Voorbeelden

(7)

 Speler 1 (de dictator) verdeelt € 100 tussen zichzelf en een andere speler 2

o Het (ultimatum) onderhandelingsspel

 P1 verdeelt € 100 tussen zichzelf en een andere P2 die mag accepteren of weigeren. In het laatste geval ontvangt niemand iets ...

o Het vertrouwensspel

 P1 vertrouwt of vertrouwt P2 niet

 Als P1 P2 niet vertrouwt, eindigt het spel: P1 maakt een einde aan de relatie met P2

 Als P1 ervoor kiest om P2 te vertrouwen, dan kiest P2 het vertrouwen van P1 te vereren of te verraden

 Achterwaartse inductie

 Als P2 gaat bewegen, levert "Verraad" 2 op, terwijl "Eer" hem 1 oplevert

 Anticiperend hierop geeft P1 er de voorkeur aan om P2 niet te vertrouwen

Geloofwaardigheid van bedreigingen en leegte van beloften

 Sommige spellen hebben verschillende Nash-evenwichten: o Geloofwaardige bedreigingen / belofte gebaseerd o Niet-geloofwaardige bedreigingen / belofte gebaseerd  Voorbeeld: spel dat rekent op niet-geloofwaardige bedreiging

(8)

Het duizendpoot spel

Voorbeeld Valentijns liefdesspel

Subgame Perfect Nash Equilibrium (SPNE)

 Verfijning van Nash Equilibrium (NE) o Elke SPNE is een NE

o Niet elke NE is een SPNE

 SPNE sluit NE uit die afhankelijk is van niet-geloofwaardige bedreigingen  Een unieke oplossing voor een speltheoretisch probleem moet voldoen aan de

wederzijdse beste reactievereisten van Nash (mututal best-response requirement)  In dynamische spellen moet wederzijdse beste reactiviteit ook gelden voor delen van

het spel, dat wil zeggen subgames, die nog moeten worden gespeeld

 Bijv. onderdeel van de Trust-game die P2 speelt; ruilspel met P1's keuze al genomen

Dynamische spellen met interactie over de tijd

 Bedreigingen en beloften over toekomstig gedrag kunnen van invloed zijn op het huidige gedrag

 Bijv. Vertrouwensspel dat na verloop van tijd wordt herhaald  Spelers volgen de "grim-trigger" of "Nash-reversion" strategie:

o Speler 1: in de 1e periode vertrouwen spelen, daarna als alle zetten in vorige

perioden vertrouwen en eer waren, speel vertrouwen, anders speel niet vertrouwen

o Speler 2: als je deze zet deze periode krijgt, speel dan eer als alle zetten in alle vorige periodes vertrouwen en eer waren, anders speel verraden

 Eenmalige Trust-spel resulteert in (Geen vertrouwen, Verraden) of (0,0)  De "trigger" -strategie gebruikt deze uitkomst als straf (P):

o Herhaald spel stort in op de one-shot-versie als samenwerking niet wordt vereerd

(9)

o Per periode Uitgaven van samenwerking (C) zijn (1,1)

o Samenwerking wordt bedreigd door een defect (D), wat resulteert in een onmiddellijke en eenmalig resultaat (-1,2)

o P2 werkt samen als de samenwerking vruchten afwerpt

1

1

1

C

D

P

o r

r

C

P

r

r

D

C

+

ö

+

£

ç

÷

ø

o r: spelersgeduld

 P1 ontvangt alleen 0 door niet mee te werken en 0 daarna

 Als P2 het optimaal vindt om te eren, zo zal P1 bereid zijn te vertrouwen  Algemeen inzicht

o Samenwerking is vatbaar voor ontrouw (defection) o Ontrouw kan worden voldaan met straf (punishment)

o Potentiële overlopers wegen de verdisconteerde (the discounted)  Lange termijn voordelen van de voortgezette samenwerking

 <-> korte termijn voordelen van ontrouw en de langetermijnkosten van straf

 Voldoende geduld kan leiden tot samenwerking in een herhaald spel dat niet haalbaar was in de one-shot game

Statische spellen met incomplete informatie

 Onzekerheid over de functie van het resultaat van een andere speler gebeurt heel vaak

 Voorbeeld: in een verzegelde biedingsveiling elke bieder o kent zijn eigen waardering voor het goede o kent de waardering van de andere bieders niet

o gelijktijdig indienen van zijn bod in een verzegelde enveloppe  Bayesiaanse games resulteren in

o geïnformeerde partijen om strategisch te communiceren

o niet-geïnformeerde partijen die waardevolle informatie proberen te ontvangen

Voorbeeld: dating game zonder onzekerheid

 Dating spel resulteert in

(10)

 Pat kiest Red met Prob 1/3 en White met Prob 2/3  interpretatie:

 Chris is onverschillig tussen Steak en Chicken gegeven de strategie van Pat

 Pat is onverschillig tussen Red en White gegeven de strategie van Chris

 Gemengde strategie van elke speler is een best-response gegeven de strategie van de ander en daarom een Nash-evenwicht in gemengde strategieën

Voorbeeld: Dating game met onzekerheid

 Veronderstel

t

i

Î

[ 0 , ] i i d w i t h

x

i c p

=

,

 Chris is privé geïnformeerd over

t

c

 Pat is privé geïnformeerd over

t

p

 Voorgestelde strategieën

o Chris kiest steak als

t

c

c

o Pat kiest white als

t

p

p

 Dus

o Voor Pat kiest Chris Steak met probabiliteit

(

x c

-

)

/

x

o Voor Chris kiest Pat White met probabiliteit

(

x - p

)

/ x  Chris zijn verwachte resultaat met keuze

o Steak 

p

( 2

+

t

c

) /

x

o Chicken 

(

x

-

p

)

/

x

o Beste reactie 

S t e a k i f f

t

c

(

x

-

3

p

)

/

p

º

c

 Pat zijn verwachte resultaat met keuze o White wine c

(

2 + tp

)

/ x o Red wine

(

x c

-

) /

x

(11)

Harsanyi’s purificatie 

(

3 ) /

(

3 ) /

x

p

p

c

x

c

c

p

-

=

ì

í

-

=

î

oplossen, resulteert in * * 4 9 3 2 x p = c = +

- waarvan (regel van l’hopital)

* * 0 0 0 4 9 3 2 2 l i m l i m l i m 3 x x x x x x c x p x x x ® ® ® + -- = - = =

 of wanneer de onzekerheid verdwijnt, benadert het gedrag van de spelers in dit pure Bayesiaanse Nash-evenwicht van het incomplete informatiespel hun gedrag in de gemengde Nash-evenwicht strategie in het originele spel met volledige informatie

Statische Bayesiaanse spellen en Bayesiaans Nach-evenwicht

 Type vector t = (t1, t2) waar ti onafhankelijk is van de probabiliteit distributie p(ti) van speler i zijn set van mogelijke types Ti

 Onthult ti aan speler i maar niet aan speler j

 De spelers kiezen simultaan acties, speler i kiest ai van een set haalbare Ai  Resultaten ui(ai, aj, ti) voor elke speler

 Het evenwichtsconcept

o Een strategie in een statisch Bayesiaans spel is een actieregel, niet zomaar een actie, formeel: een pure strategie voor speler i specifieert een haalbare actie (ai) voor elk van de mogelijke types (ti)

o Voorbeelden van de dating game en cournot competitie

 In een statisch Bayesiaans spel is de strategie van speler 1 een beste reactie op speler 2 als, voor elk van de mogelijke types van speler 1, de actie gespecifieerd door speler 1 zijn actieregel voor dat type, speler 1 zijn verwachte resultaat maximaliseert, gegeven speler 1 zijn mening over speler 2 zijn type en gegeven speler 2 zijn actie regel

Dynamische spellen met incomplete informatie

Perfect Bayesiaans evenwicht (Kreps & Wilson, 1982)

 Definitie bestaat niet langer uit juist een strategie voor elke speler

 Omvat nu ook een overtuiging voor elke speler wanneer de speler aan zet is, maar is niet zeker het verloop van het vorige spel.

 Het voordeel van het expliciet maken van de overtuigingen van de spelers is dat, net zoals we eerder beweerden dat de spelers geloofwaardige strategieën kiezen, we nu ook kunnen aandringen op het hebben van redelijke overtuigingen

 Vereisten

o Wanneer speler aan zet is en niet zeker is van het verloop van het vorige spel, moet de speler geloven in de reeks bruikbare verlopen van het spel

(12)

o Waar mogelijk moeten overtuigingen worden bepaald door Bayes' regel uit de evenwichtsstrategieën van de speler

Signaling spellen

 Type ti voor de afzender van een set haalbare types Y = (ti,…,tt) volgens een probabiliteitsdistributie p(ti)

 Zender observeert ti en kiest een boodschap mi van een set haalbare boodschappen M = (mi,…, mj)

 Ontvanger observeert mj (niet ti) en kiest een actie ai van een set haalbare acties A = (ai,…, ak)

(13)

Duopolistische prijsconcurrentie

Oligopolistische concurrentie

 2 extreme marktsituaties

o Monopolie: onafhankelijk prijszettingsgedrag o Perfecte competitie: prijsnemers

 Alle andere markten

o Oligopolie: strategisch, interdependent prijszettingsgedrag  2 basis modellen

o Bertrand’s model o Cournot’s model

Prijsconcurrentie tussen 2 benzinestations  Tankstations verkopen op eerste zicht

o Homogene goederen o Concurreren in prijzen o Zetten simultaan prijzen

o Hebben constante marginale kosten MC o Hebben ongelimiteerde capaciteit

Prijsconcurrentie: Bertrand model

 2 bedrijven i (i=1, 2)

o homogene goederen o concurreren in prijzen o zetten simultaan hun prijzen o constante marginale kosten MC o ongelimiteerde capaciteit  Bedrijf i heeft een vraagcurve

(14)

 P’ > MC: geen evenwicht sinds

o

D p

( '

-

) ( '

p

- -

M C

)

>

0 . 5

D p

( ') ( '

p

-

M C

)

 p < MC: geen evenwicht

 Nash-evenwicht is een paar strategieën (en prijzen) zodanig dat geen bedrijf de winst verhoogt door een eenzijdig veranderende prijs

 Gegeven door de intersectie van de reactiecurven (N) o

* *

1 1

(

2

) a n d

2 2

( )

1

p

=

p p

p

=

p p

 Unieke punt van intersectie is p = MC  Bertrand paradox

o Onder prijsconcurrentie met een homogeen product en constante,

symmetrische marginale kosten (Bertrand-concurrentie), wordt de prijs van op het niveau van de marginale kosten geschat

o Bertrand resultaat is een extreem resultaat

 2 bedrijven die concurreren in prijzen, zijn voldoende om perfectie competitie te garanderen

 Meer dan 2 bedrijven veranderen dit resultaat niet o Realistische extensies

 Capaciteitsbeperkingen  Dynamische concurrentie  Productdifferentiatie

Bertrand model met capaciteitsbeperkingen  Inverse vraagcurve: P(Q)

 Marktvraag = totale capaciteit als p = P(k1 + k2)  Enige Nash-evenwicht bestaat uit: pi = P(k1 + k2)

o Veronderstel dat p1 = P(k1 + k2)

o Het is optimaal voor bedrijf 2 om p2 = p1 = P(k1 + k2)

 Lagere prijs betekent dezelfde output aan een lagere prijs  Hogere prijs betekent opbrengstverlies meer dan kostbesparing  Als totale industrie capaciteit laag is in verhouding tot de marktvraag, dan is

evenwichtprijs groter dan marginale kost

 Als bedrijven op voorhand kunnen beslissen hoeveel te produceren voor ze prijzen zetten

o Verkopen zijn gelijk min(qi, ki)

(15)

 Voorbeeld o P = 1 – Q  Qi = 1 – ki – Pj o Kj £ arg maxQj PjQj º Q*j o Winstmaximalisatie: kj = 1 – ki – P*j o Anders: P* = 1 – ki – kj Cournot model

 Als bedrijven simultaan hun output kiezen voor ze de prijs zetten  Marktprijs: p1 = p2 = P(q1 + q2)

 Winst voor bedrijf i: i = qi(P(q1 + q2) – c)

 Residuele vraag d1(q2) geeft alle mogelijke hoeveelheid-en prijscombinaties van bedrijf 1 voor een gegeven waarde van q2

 Residuele vraag bedrijf 1 2 extreme conjectures

 Reactiefunctie bedrijf 1

 Combinatie (q1, q2) is een Nash-evenwicht als

o Hoeveelheid q1 optimaal is gegeven de beslissing van bedrijf 2 om q2 te produceren

o Hoeveelheid q2 optimaal is gegeven de beslissing van bedrijf 1 om q1 te produceren

 Evenwicht in Cournot model is bepaald door: q1 = q1*(q2) en q2 = q2*(q1)  Cournot evenwicht

(16)

 Algebraïsch o P(Q) = a – bQ met Q = q1 + q2 o C(q) = cq o Winst bedrijf 1: 1 = Pq1 – C(q1) = (a – b(q1 + q2)) q1 –cq1 o 1e orde voorwaarde: -bq1 + a – b(q1 + q2) – c = 0  of q1 = (a – c/ 2b) – (q2/2) * * 1 1 2 2 2 1 2 1 ( ) a n d ( ) . B e c a u s e o f s y m m e t r y , w e h a v e t h a t = . I t f o l l o w s t h a t . 2 2 o r . 3 N N N N N N N N N N q q q q q q q q q a c q q b a c q b = = = -= -=

(17)

Bertrand en/of Cournot

 Cournot

o Outputkeuze is een belangrijke en onomkeerbare lange termijn investeringsbeslissing

o Outputkeuze gebeurd voor prijszetting  Bertrand

o Outputkeuze is makkelijk omkeerbaar o Prijszetting gebeurd voor outputkeuze Comparatieve statistiek in het Cournot model

 Parameters veranderen vb hogere marginale kosten o Prijzen stijgen

o Output daalt

(18)

o T h e e q u i l i b r i u m p o i n t i s . 3 2 ( ) T h e t o t a l o u t p u t e q u a l s . 3 A f t e r s u b s t i t u t i o n w e f i n d t h a t 2 ( ) 2 . 3 3 A n d s o , 2 / 3 . N N N N N a c q b a c Q b a c a c p a b Q a b b p c -= -= - + = - = - = ¶ = ¶ Toepassingen

 Wisselkoers fluctuaties en marktaandelen

o Microships van Japan (bedrijf 1) en US (bedrijf 2) o Markt voor microships in US en betaald in US dollar o Amerikaanse bedrijven hebben kosten in US dollar o Japanse bedrijven hebben kosten in Japanse Yen o Cournot concurrentie (eerst output, dan prijzen)

o In het oorspronkelijke evenwicht hebben de bedrijven identieke kosten en hetzelfde marktaandeel

o Wat is de impact op marktaandeel bij een devaluatie van 50% van de Yen?  Veranderd marginale kost in dollars, terwijl marginale kosten van

bedrijf 2 constant blijven

 Marginale kost van bedrij 1 veranderd naar c/e door devaluatie met e = wisselkoers in Yen/dollar

 Japanse reactiecurve na devaluatie

(19)

* 1 2 1 2 1 * 2 1 2 1 2 T h e J a p a n e s e f i r m 's r e a c t i o n c u r v e e q u a l s ( ) , 2 2 w i t h t h e m a r g i n a l c o s t s i n J a p a n . T h e U S f i r m 's r e a c t i o n c u r v e e q u a l s ( ) , 2 2 w i t h t h e m a r g i n a l c o s t s i n t h e U S . A f t e r s u a c q q q b c a c q q q b c -= -= -1 2 2 1 2 1 1 2 1 2 b s t i t u t i o n w e f i n d t h a t 2 2 a n d . 3 3 2 T h e t o t a l q u a n t i t y b e c o m e s . 3 N N N N a c c a c c q q b b a c c Q q q b + - + -= = - -= + = 1 1 1 2 1 1 2 1 2 1 1 2 1 2 2 1 1 2 1 2 1 2 T h e e q u i l i b r i u m p r i c e b e f o r e d e v a l u a t i o n e q u a l s . 3 T h e m a r k e t s h a r e , , o f t h e J a p a n e s e f i r m i s 2 . 2 G e n e r a l l y s p e a k i n g : 2 ( 2 ) ( 2 ) ( 2 ) 3 ( a c p s q a c c s q q a c c s a c c a c c c a c c s c c + = - + = = + - -¶ = - - - + - + ¶ - -¶ = ¶ 2 2 1 2 ) 0 s i n c e . ( 2 ) a c a a c c - < < - -Andere toepassingen

 Hoeveel is een bedrijf bereid te betalen voor een kostenbesparende moderne technologie

 Importquota veranderen de reactiefunctie van het importerende bedrijf  Export en import subsidies

(20)

Waarom vergelijkende statica?

 Naïve metingen under- of overschatten de gevolgen van oa een daling van de marginale kosten door nieuwe technologieën

 Houden rekening met reacties van alle spelers, kijkt naar wat er gebeurd in het evenwicht

Sleutelconcepten  Oligolpolie  Duopolie

 Cournot en Bertrand

 Best reply/response (reactie)  Reactiefunctie

 Residuele vraag  Vergelijkende statica

Productdifferentiatie

= prijsconcurrentie met horizontaal gedifferentieerde producten

Voorbeeld

 Benzine is homogeen product  Waarom?

o Maken bedrijven winst

o Zijn er grote prijsverschillen tussen verschilende tankstations o Gaan consumenten niet altijd naar het goedkoopste tankstation

Inleiding

 Homogene goederen en consumenten zorgen voor perfecte concurrentie and p = MC  Als er geen homogene goederen en consumenten zijn?

 Welke effecten hebben heterogene goederen en consumenten op o Evenwichtprijs

o Marktstructuur o Bedrijfswinst

 Horizontale differentiatie: consumentenvoorkeuren lopen vaak uiteen mbt o Kleuren, smaken, geuren

 Verticale differentiatie: alle consumenten geven de voorkeur aan het ene product boven het andere, al de rest is gelijk

o Vb Porsche boven Nissan aan gelijke prijzen o Vb 1e klas boven 2e klas aan gelijke prijzen

Kenmerken benadering

 Veel producten hebben verschillende kenmerken o Snelheid en opslag PC

o Paardenkracht, afstand/euro, comfort auto  Consumenten geven de voorkeur aan

o Meer van alle kenmerken (verticale differentiatie)

(21)

 = vraag van de consument is niet zozeer gericht op producten, maar veeleer op de kenmerken ervan

 Waardering van een consument voor een goed is de (gewogen) som van de waarderingen voor elk specifiek kenmerk

Voorbeeld: kenmerken van 2 auto’s

Consumentenwaardering

Consument maximaliseert

1 1

. . .

4 4

i k i k i k k

u

=

b c

+ +

b c

-

p

Netto surplus van 2 auto’s voor 2 verschillende consumenten

 Benadering omvat conceptueel horizontale en verticale differentiatie: o Beide consumenten zijn het eens

 Geo presteert beter dan de Porsche qua brandstofefficiëntie  Porsche presteert beter dan de Geo in versnelling

o Echter:

 topmanager geeft de voorkeur aan de Porsche  student geeft de voorkeur aan de Geo

 Horizontale differentiatie: tegen gelijke prijzen zijn consumenten het oneens over product

 Verticale differentiatie: tegen gelijke prijzen zijn alle consumenten het eens over welk product (niet) te kopen

 Deze aanpak is nuttig vanuit o standpunt consument

 kwaliteit gecorrigeerde prijs kan worden berekend (kwaliteit / prijs)  netto surplus kan worden berekend

o standpunt bedrijfsstrategie

 betalingsbereidheid kan worden afgeleid

(22)

Kruiselingse prijselasticiteit van de vraag

 prijselasticiteit van de vraag naar goed i met betrekking tot de prijs van een andere goed j , p r o c e n t u e l e v e r a n d e r i n g i n d e v r a a g n a a r g o e d é é n p r o c e n t u e l e v e r a n d e r i n g i n d e p r i j s v a n g o e d Q P i j e =

 waarde van de kruiselingse prijselasticiteit is o positief wanneer goederen substituten zijn o negatief wanneer goederen complementen zijn

Directe concurrenten

 Als bedrijf prijzen verhoogt: vraag naar concurrerende geoderen stijgt  Als bedrijf prijzen verlaagt: vraag naar concurrerende goederen daalt

 Som van alle kruiselingse prijselasticiteiten is prijselasticiteit van eigen bedrijfsvraag  Inzicht: kruiselingse prijselasticiteiten meten mate waarin producten onderling

substitueerbaar zijn

Elasticiteit van de marktvraag en elasticiteit van de bedrijfsvraag

 Prijselasticiteit van de marktvraag verschilt in het algemeen van de elasticiteit van de bedrijfsvraag

 Voorbeeld uit de Amerikaanse automarkt:

o Marktvraag prijselasticiteit ligt ergens tussen [-1.5, -1]

o Gemiddelde prijselasticiteit van de bedrijfsvraag ligt ergens tussen [-6.755, -3.085]

 Interpretatie:

o Zijn meer alternatieven voor consumenten op het niveau van de bedrijfsvraag wanneer één bedrijf zijn prijs verhoogt

o Kleinere wagens vertonen de grootste prijselasticiteit

o Luxewagens zijn minder elastisch omdat er minder alternatieven beschikbaar zijn

Horizontale productiedifferentiatie en marktmacht

Hotelling model: ijsverkopers op het strand  Consumenten eisen één eenheid ijs

 Hun bereidheid om te betalen is gelijk aan r voor één ijsje  r is groot genoeg zodat alle consumenten kopen

(23)

 De locatie van de consument op het eenheidsinterval geeft hun relatieve voorkeur voor de ene of de andere ijsverkoper weer

 Twee bedrijven 1 en 2 hebben gelijke marginale kosten c  Hoge voorkeur voor 1 (2) betekent lage voorkeur voor 2 (1)

 Verkopers worden geplaatst op de twee uitersten van het eenheidsinterval  Consumenten maken bij het kopen van ijs een (lineaire) transportprijs t per

afstandseenheid als de locatie van de verkoper verder van zijn locatie ligt

 Vraag bedrijf 1  Vraag bedrijf 1 1 2 2 1 2 1 1 1 2 2 1 2 1 2

( 1

)

0 . 5

2

0 i f

( ,

)

i f

1 i f

.

p

t x

p

t

x

p

p

x

t

p

t

p

D p p

x

p

t

p

p

t

p

p

t

+

=

+

-=

+

+ £

ì

ï

=

í

- £

£

+

ï

£

 Evenwichtprijs

(24)

 Winstfunctie bedrijf 1 1 1 2 1 1 1 2 1 2 1

( ,

)

(

)

( ,

)

(

) ( 0 . 5

(

) / 2 )

p p

p

c D p p

p

c

p

p

t

P

º

-=

-

+

- De winstmaximaliserende prijs van elk bedrijf voldoet

1 1 1 2

/

0 w h e r e f r o m

0 . 5 (

) .

p

p

p

t c

¶ P ¶ =

=

+ +

 Reactiecurve bedrijf 1: p1 = 0,5(p2 + t + c)  Reactiecruve bedrijf 2: p2 = 0,5(p1 + t + c)

 Beide bedrijven zullen dezelfde prijs hanteren: p1 = p2  p1* = p2* = c + t  Beide bedrijven hebben in evenwicht een vraag van: x = 1 – x = 0,5

 Evenwichtprijzen zijn boven MC

 Met kleinere transportatiekost t, converteert de evenwichtprijs p naar MC  Een hoge t weerspiegelt een hoge graad van productdifferentiatie

 Hoe groter de graad van productdifferentiatie, hoe groter de graad van marktmacht

Productpositionering

 Productkenmerken zijn niet altijd exogeen bepaald: bedrijven kiezen strategisch voor de positionering van hun producten!

 Bijv. wat is de optimale positie van

o Ryanair tegenover Brussels Airlines? o Pepsi ten opzichte van Coca-Cola

o CNN ten opzichte van BBC World Service

 Welke positie maximaliseert de winst, rekening houdend met de positie van de concurrent(en)?

 Er wordt gezegd dat de markt in een Nash-evenwicht verkeert wanneer geen enkel bedrijf op een winstgevende manier een andere positie kan kiezen, gezien de positie van zijn concurrenten

Hotelling model met endogene positionering  Bedrijven kiezen

o Prijs gegeven elkaars product positionering o Langetermijnbeslissing over productpositionering  Dit is een "tweetraps" -spel dat recursief is opgelost:

(25)

o Neem elke productpositionering als gegeven en kies die prijs die uw winst maximaliseert

o Kies vervolgens uw positionering rekening houdend met de effecten van toekomstige concurrentie op de prijzen

 Direct effect op product positionering

 Directe effect trekt beide bedrijven naar positie van concurrent

 Indirecte of strategische effect houdt rekening met het competitieve effect wanneer producten op elkaar lijken:

o Hoe dichterbij producten zijn, hoe intenser de prijsconcurrentie zal zijn o Wanneer beide producten identiek zijn: p = MC

o Hoe minder producten substituten zijn, hoe hoger de prijzen zullen zijn Hotelling variaties

 MC verschillen tussen bedrijven

 Transportkosten voor consumenten verschillen

 Bedrijf 1 kondigt aan dat het x% verkoopt onder zijn directe concurrenten (bijvoorbeeld: grijze importeur van auto's "Cardoen" of eigenaar van een benzinestation die beweert: "Ik volg de prijs van mijn overbuurman")  Twee naburige bedrijven zijn in handen van één en hetzelfde bedrijf  Vaste kosten om markt te betreden

 Nieuwkomer introduceert nieuw concurrerend product

Sleutelconcepten

 Horizontale en verticale differentiatie  Kenmerken benadering

Als de prijsconcurrentie intens is dan hebben bedrijven de neiging om ver uit elkaar te lokaliseren = hoge mate van productdifferentiatie

(26)

Vrije toetreding

Toegangskosten en marktstructuur

 Wat is de relatie tussen:

o Technologie, marktomvang, industriële concentratie

 "Vrij toegangsevenwicht" impliceert een aantal actieve bedrijven

ˆn

zodanig dat o geen enkele actieve onderneming markt wil verlaten

o geen inactieve onderneming markt wil betreden

ˆ

ˆ

(

n

1 )

0

( ) .

n

P

+ £ £ P

Cournot concurrentie

 Kostenfunctie: C = F + cq1

 Inverse vraagcruve: p = a – Q/S waar Q = qi*  Winstfunctie: P(n) = ((a – Q/S) – c) qi – F  1e orde voorwaarde

 In een symmetrisch evenwicht hebben we qi – qj 

 Na substitutie

 In een evenwicht met vrije toegang: P(n) = 0

  = aantal bedrijven in evenwicht

Marktgrootte en marktstructuur

 Aantal bedrijven stijgt als de marktgrootte stijgt

 Aantal bedrijven nj = ((a – c) S/F – 1) stijgt minder dan proportioneel met de marktgrootte

 Meer bedrijven betekent meer concurrentie

 Door toegenomen concurrentie varieert het evenwichts van actieve bedrijven minder dan proportioneelmet betrekking tot de marktgrootte

 Als de marktprijs constant zou zijn (met betrekking tot het aantal bedrijven), zou de relatie tussen de grootte en het aantal ondernemingen evenredig zijn!

 Wanneer het aantal bedrijven toeneemt, neemt ook de concurrentie toe wanneer de prijzen vrij worden bepaald door bedrijven: de prijs-kostmarge neemt af!

 2 2

/

0 a n d

/

0

f

n

S

n

S

¶ >

<

(27)

History matters

 Voorgaande inzichten gaan uit van symmetrisch marktevenwicht:

o gelijke toegang tot dezelfde unieke technologie voor alle bedrijven o perfecte marktinformatie

o gecoördineerde invoer: "geen fouten"  In werkelijkheid: asymmetrisch marktevenwicht:

o verschillende beschikbare technologieën o informatieve voordelen van de marktvraag  Verschillende/andere

o startposities

o toegang tot beschikbare technologieën (octrooien!) o positie op de leercurve

o gebruikte technologie (laag / hoog c vs. hoog / laag F)

o imperfecte informatie over marktomstandigheden kan impact hebben op marktstructuur

 "First-mover advantage" kan leiden tot o "Incumbency" voordelen

o "duurzaam concurrentievoordeel"  Te veel/weinig ingang kan te wijten zijn aan

o verkeerde beslissingen

o coördinatie mislukkingen tussen potentiële nieuwkomers vermengd in een "wachtspel"

 De specifieke historische details van de evolutie van een bedrijfstak kunnen in sommige gevallen de langetermijnmarktstructuur bepalen op manieren die verder gaan dan eenvoudige determinanten van technologie

Marktstructuur en endogene vs exogene toetredingskosten

 Exogene toetredingskosten F: onafhankelijk van marktomvang o Sectoren: lokale winkels, restaurants, musea, ...

 Endogene toetredingskosten F (S): positief afhankelijk van marktomvang o Voorbeelden: investeringen, advertentie-uitgaven, licentiekosten, R & D o Sectoren: luchtvaartmaatschappijen, supermarktketens, brouwerijen, ...  Met exogene toetredingskosten: aantal bedrijven neemt niet-proportioneel toe met

marktomvang vanwege de toenemende concurrentie

 Met endogene toetredingskosten: aantal bedrijven is minder gevoelig voor veranderingen in marktomvang

 Empirisch bewijs:

o lage versus hoge advertentie-industrieën

Vrije toegang sociale welvaart

 Vrije toegang en perfecte concurrentie resulteren in sociale efficiëntie als aan bepaalde specifieke voorwaarden wordt voldaan

(28)

 Cournot concurrentie

 Prijsconcurrentie o Consumenten

 Uniform verdeeld op cirkel met lengte 1 met eenheidsdichtheid is het aantal consumenten S = 1

 Positie van elke consument bepaald zijn preferenties  Transportkost t is lineair

o Bedrijven

 N bedrijven  Marginale kost c

 Vaste (exogene) toetredingskosten F  Symmetrische locatiie op de cirkel o Tweetraps-spel:

 Fase één: N bedrijven beslissen gelijktijdig over toetreding.  Fase twee: gezien het toetredingsbesluit van n £ N bedrijven,

concurreren zij gelijktijdig in prijzen o Centrale vragen:

 Wat bepaalt het aantal bedrijven dat binnenkomt?  Wat is de concurrerende prijs?

 Wat is het "sociaal" optimale aantal bedrijven? o Cirkel model

o "Recursief" oplossen: wanneer er n bedrijven zijn toegetreden, wat moet dan de winstmaximaliserende prijs worden?

(29)

o De onverschillige consument tussen elk aangrenzend paar bedrijven i, j wordt gekenmerkt door:

1

1

p

i

tx

p

j

t

(

x

) w i t h 0

x

.

n

n

+

=

+

-

£ £

o Met een bepaald aantal bedrijven n en een gegeven prijs pj van de twee naburige rivalen, is de vraag van elk bedrijf i:

/

2

2 (

)

2

/

2

.

j i j i

p

p

t n

x

t

p

p

t n

x

S

S

t

S

S

-

+

=

-

+

=

o Winst in symmetrisch evenwicht

( )

2 (

)

/

( )

(

)

.

i i j i i i

n

x p

c

F

p

p

t n

n

p

c

F

S

S

t

P

=

-

--

+

P

=

-

-o Winstmaximalisatie resulteert in best-resp-onse v-o-or elke bedrijf i o

*

(

) 0 . 5 (

/

)

i j j

p p

=

p

+

t n c

+

o In een symmetrisch evenwicht

*

(

)

*

( )

i j j i

p p

=

p p

o waarvan *

(

*

)

*

(

*

)

/ .

i j j i

p p

=

p p

= +

c t n

o Interpretatie: voor een gegeven aantal bedrijven is de prijs  Stijgend in c en t

 Dalend in n

o De beslissing om een markt te betreden houdt rekening met de evenwichtsprijs pi* * * * 2

/

( )

(

)

( )

.

j i i i i

p

p

t n

n

p

c

F

t

t

n

F

n

S

S

-

+

P

=

-

-P

=

-o Met vrije t-oegang hebben alle bedrijven zer-o winst o Aantal bedrijven dat markt toetreden voldoet

2

(

)

o r

/ .

i f f

t

n

S

F

O

n

n

t S F

P

=

-

=

=

(30)

*

/

f

p

= +

c

t F S

 lineair stijgend in c  niet-lineair stijgend in r en F  niet-lineair dalend in S o Sociaal optimaal aantal oplossingen

1 / ( 2 ) 0

m i n ( 2

n

t S n

ò

n

x d x

)

+

n F

=

m i n ( 0 . 2 5

n

tS n n f

/

+

)

o Optimaal aantal bedrijven *

0 . 5

/

n

=

tS F

o Vanuit sociaal standpunt is er een overmatige toegang als  n* < nj

Vrije toegang, productdifferentiatie and sociale welvaart  Felle concurrentie leidt tot te weinig toegang vanuit sociaal oogpunt  Geen concurrentie leidt tot te veel toegang vanuit sociaal oogpunt

Sleutelconcepten

 Marktevenwicht met gratis toegang  Toegangsbarrières

 Endogene en exogene toegang  Zakelijk stelen

 Sociale efficiëntie, toegang en productdifferentiatie

Toegang en concurrentie in geconcentreerde markten

 Empirische meting van effecten van toetreding op concurrentie

o In geografisch geïsoleerde markten met monopolistische, duopolistische en oligopolistische markstructuur

o Relatie tussen #bedrijven, de marktgrootte en de concurrentiegraad  Inzichten:

o In markten met ten hoogste vijf aanbieders neemt concurrentie  Snelst toe met tweede en derde aanbieder

 Weinig toe vanaf vierde aanbieder

o Kleine markten vertonen hogere prijzen dan competitieve prijzen in grote steden

 Analyse kwantificeert ‘entry treshold’: hoe groot is de markt om het antal bedrijven te kunnen dragen?

 Branches: dokters, tandartsen, apothekers, loodgieters, bandenverdelers

 202 afgescheiden geografische markten met verschillend aantal inwoners als maat voor “entry threshold”

 Probit modellen

 Marktvraag: Q : d(Z, P) S(Y)

o vraag van representatieve consument: d(Z, P) o marktgrootte: s(Y)

(31)

o (p) prijs; (Y,Z) demografische factoren  Marktaanbod:

o vaste kost F(W)

o marginale kost MC(q, W)

o (q) output; (W) exogene kostfaktoren

 Monopolie heeft geen winst als  of

 in het algemeen vinden we dat [ A V C ( , W ) ] ( , )

N N N N N S F s N P q d Z P º = - De perfecte concurrentiedrempel is gelijk

l i m

N N

S

s

N

¥

=

® ¥

 de procentuele toename van de vraag van een bedrijf die vereist is om break-even te maken, is gelijk aan de drempelratio

1

/ (

1 )

1

/

N N N N

S

N

s

S

N

s

+

+

=

+

 In een homogene, symmetrische industrie met N bedrijven en :

(32)

 Toegangsdrempelratio 1

/ (

1 )

/

N N

s

N

s

N

+

+

wordt geïnterpreteerd als maatstaf voor verandering in concurrentiegedrag:

o Indien groter dan één, markt meer competitief na nieuwkomers

o Gelijk aan één, verandert het concurrentiegedrag niet met een extra bedrijf: er kunnen twee mogelijkheden zijn

 heimelijke verstandhouding tussen bedrijven  perfecte concurrentie tussen bedrijven  In het algemeen

{

v a r i a b l e v a r i a b l e p r o f i t s f i r m p r o f i t s d e c r e a s e i n t h e n u m b e r o f c o m p e t i t o r s

( )

N

V N S

( )

F

a n d

V N

'( )

0

P

=

-

<

1 4 2 4 3

 Omdat er geen winst wordt geobserveerd betreden bedrijven zolang het winstgevend is

V N S F

( )

-

 >

0

V N

(

+

1 )

S F

- In waarschijnlijkheidstermen

P r ( )

N

=

P r

(

V N S F

( )

-

 >

0

V N

(

+

1 )

S F

-

)

Illustratie toegangsdrempel voor Cournot evenwicht

2 2 2 2 1

(

)

(

)

A f t e r s u b s t i t u t i o n ( )

[

]

(

1 )

1

o r ( )

(

)

.

1

I n a n e q u i l i b r i u m w i t h f r e e e n t r y , a n d

1 ;

0 ;

1

( )

0

(

1 )

w h e r e f r o m

(

1 )

(

2 )

a n d

1

N N

S n a

c

S a

c

n

a

c

F

n

S

n

a

c

n

S

F

n

a

c

b

S

n

F

N

F N

F N

s

s

N

+

N

-

-P

=

-

-

-+

+

-P

=

-+

=

=

=

P

=

=

-+

+

+

=

=

+

 We weten dat

(

)

(

)

( ) [

]

(

1 )

1

S n a c

S a c

n

a

c

F

n

S

n

-

-P

=

-

-

-+

+

 Als a = 1; b = 0; b = 1  2

( ) 0

(

1)

S

n

F

N

P

= =

-+

(33)

 Dus 2 2 1

(

1 )

(

2 )

a n d

1

N N

F N

F N

s

s

N

+

N

+

+

=

=

+

 En 2 2 1 2 3 ( 2 ) ( 2 ) 1 ( 1 ) ( 1 ) N N F N s N N N F N s N N + + + + = + = +

Toepassing: marktstructuur in Bitcoin mijnbouw  Bitcoin protocol trekt miners aan

 Het aantal miners dat kan toetreden is onbeperkt

 Transacties komen tot stand wanneer een miner een puzzle oplost  De winnaar krijgt een beloning in Bitcoins

 Winnen is het gevolg van (i) rekenkracht en (ii) geluk  Dit is equivalent aan een all-pay veiling:

o iedereen die deelneemt betaalt zijn hoogste inleg o De hoogste inlegger wint (met een bepaalde kans)

 Aantal toetreders wordt bepaald door kans op winnen, kost van inleg, en waarde van de beloning

 Gelijkenis met patentenrace

Toepassing: effecten van consumentenzoekkosten op toegang en kwaliteit in de mobiele app-markt

 Begin 2014 veranderde Google Play mobile app store de indeling van de één product type: game apps

 Aanleiding: té hoge zoekkosten voor consumenten  Nieuwe indeling verlaagt zoekkosten voor consumenten  Empirisch resultaat: lagere zoekkosten

o Verhoogde het aanbod van de game apps met 33% stijgen o Verlaagde de kwaliteit van de game apps

(34)

E-commerce

Belang van de industrie: verstorende bedrijfsmodellen?

 Welke gevolgen heeft e-commerce?

o Prijszetting

 lagere zoekkosten voor consumenten o Producteigenschappen

o Marktstructuur:

 aantal en type spelers

 nieuwkomers en exit van bestaande leveranciers ("verstorende" gevolgen)

o Grensoverschrijdende handel  indirecte belastinggevolgen  arbeid

o Voorbeelden: Uber, Alibaba,

 economische benaderingen: theorie en empirisch bewijs

Maatschappelijk belang

 Traditionele, lokale fysieke detailhandel lijdt ... gevoelig politiek thema

 Efficiëntieverbeteringen resulteren in meer op kapitaal georiënteerde 'superster'-bedrijven:

o aandeel van kapitaal in bbp is toegenomen

o burgers uit de middenklasse hebben minder profijt van de moderne detailhandelsmethoden

Bedrijfsstrategieën

 Bricks versus clicks of bricks & clicks? o Amazon.com (clicks):

 opende "Amazon Books" (bricks): o Tripadvisor.com (clicks)

o Colruyt (bricks)

 breidt zich uit naar "clicks"

E-commerce in de EU28 in 2016

 1/5 bedrijven bieden e-sales aan

 ongeveer 18% van de totale omzet van ondernemingen met > 10 werknemers bestaat uit e-commerce

 sterke jaarlijkse groei

 44% van de grote ondernemingen maakt meer dan ¼ van de totale omzet uit e-commerce

 bijna 1/3 van de middelgrote ondernemingen maakt 13% uit van e-commerce  slechts 18% van de kleine ondernemingen haalt 7% uit e-commerce

 een op de vijf ondernemingen maakte elektronische verkoop

 percentage van omzet op e-sales bedroeg 18% van de totale omzet van ondernemingen met 10 of meer werkzame personen

(35)

 grote variatie tussen soorten bedrijven  grote variatie tussen landen

Economisch perspectief

 E-commerce beïnvloedt de marktstructuur in de detailhandel o Prijs

 Dalende prijzen: het gemak waarmee consumenten meer aanbiedingen kunnen vergelijken tegen lagere zoekkosten  Minder prijsdispersie

o Industriestructuur

 Goedkope bedrijven winnen marktaandeel ten koste van dure bedrijven

 Verschuiving in industrie naar goedkope bedrijven kan hun winstgevendheid vergroten

 Meer geconcentreerde industrie

 Empirisch bewijs van Goldmanis et al. (2010) over veranderingen in de industrie structuur van "brick" reisbureaus, boekhandels, autodealers

o Afname van het aantal kleine (dure) leveranciers

o (zwakke) toename van het aantal grote (goedkope) leveranciers

Benadering

 Consumenten

o Variëren in zoekkosten

o Ga optimaal op zoek door kosten en baten te verruilen voor het zoeken naar een andere prijs

o Hun aantal zoekopdrachten uitbreiden naar lagere prijzen vanwege lagere zoekkosten

 Verkopers

o Moet vaste kosten dekken

o Ervaar gemiddeld lagere en minder versnipperde evenwichtsprijzen vanwege de uitgebreide zoekactiviteit van consumenten

o Goedkope bedrijven winnen marktaandeel terwijl dure bedrijven hun marktaandeel verliezen of zelfs de markt verlaten

Bewijs – reisbureau’s

 Aantal instellingen in arbeidsklassen o 1-49 afgenomen

o 50-100 + verhoogd met 70%  9/11-effect vanaf 2001

 Hoger aantal grotere bedrijven suggereert o Goedkope bedrijven doen het beter

o Consumenten kopen bij lage kost, lage-prijsbedrijven

(36)

Empirische inzichten

 E-commerce beïnvloed retailmarkten

o met lagere en minder verspreide prijzen

o anders: goedkope bedrijven winnen, dure bedrijven verliezen  Evenwichtsmarktstructuur wordt

o meer geconcentreerd

o gedomineerd door grotere spelers  Sectorspecifieke redenen voor diensten:

o Reisbureaus: gemeenschappelijke, niet-marktspecifieke diensten,

aangedreven door online-aankoop van tickets en verlaagde provisies voor reisbureaus

o Boekhandels en autohandel: internetgebruik verklaart het verlaten van kleinere winkels

Brick concurreren met clicks: simpel model

 Wat gebeurt er met het aantal "bricks" wanneer "clicks" de markt kunnen betreden?  opstelling:

o cirkelmodel à la Salop met elke "brick" i die op gelijke afstand van de cirkelomtrek is gepositioneerd

 uniforme prijs aanrekenen aan hun klanten

 klanten lopen lineaire transportkosten op per eenheid afstand

 "clicks" kunnen klanten op locatie-onafhankelijke vaste kosten betreden en bedienen   0

 Bedrijven treden toe als "brick" of "click"  Markt is bedekt

 Opstelling

o Spel in drie fasen

 fase 1: bedrijven besluiten om al dan niet deel te nemen en betalen een vaste positieve kost van toegang F

 fase 2: bedrijven observeren de toegang en besluiten om toe te treden als "brick" of "click"

 fase 3: na het observeren van de beslissing van elk bedrijf, concurreren ze in prijzen

 Inzicht 1

o Er wordt maximaal één "click" ingevoerd

 meer dan één "click" resulteert in pure Bertrand-competitie en schadeloosstelling van F is onmogelijk

o Als er geen "click" toetreed, komen we uit bij het S-evenwicht met

* * * * 2

/

a n d

( )

a n d

i S

t

S

p

p

t N

N

N

t F

N

=

=

=

=

(37)

 Visuele representatie met N = 7: 6 bricks en 1 click

Oligopolie evenwichtsanalyse

o als er maar één "click" toetreed, zijn er twee onverschillige consumenten:  consument y onverschillig tussen "brick" i en de aangrenzende brick p  consument z onverschillig tussen een "brick" i en de "click"

q

 "click" dient slechts een deel van de markt als y > z

 Totale vraag en winst voor een ‘brick’ i kan geschreven worden als

(38)

o Bricks o Clicks  Evenwichtprijzen  Winsten

o Voor een brick bedrijf op de cirkel

o Voor een click bedrijf in het middelpunt

 Alleen als *M ( )NC* ( )N zal een bedrijf bereid zijn actief te worden als een click

 M-evenwicht als een bedrijf het winstgevend vind om een click te worden o Evenwichtsprijzen dalen

o de winst in marktaandeel moet voldoende hoog zijn, dus  moet voldoende klein zijn

 In een S-evenwicht hebben we een gelokaliseerde competitie:

o Elk bedrijf concurreert alleen rechtstreeks met zijn aangrenzende concurrenten

 In een M-evenwicht hebben we een niet-gelokaliseerde of wereldwijde competitie: o "click" bedrijf concurreert met alle "brick" bedrijven

 "bricks" bedrijven zien hun winst in het M-evenwicht dalen Vrije toegang evenwichtsanalyse

 In een S-equilibrium met vrije toegang

o Wil geen enkele onderneming toetreden of verlaten o Alle bedrijven zijn "bricks"

 In een vrije toegang M-evenwicht,

o Wil geen enkele onderneming toetreden of verlaten o "bricks" zijn break-even

(39)

Monopolie en prijsdiscriminatie

Prijsdiscriminatie

= de praktijk van het variëren van de prijs van een bepaald goed of een bepaalde dienst afhankelijk van hoeveel er is gekocht en wie het koopt, ervan uitgaande dat de marginale kosten niet verschillen voor kopers

Voorbeelden

 Treinkaartjes zijn minder duur voor studenten en gepensioneerden  «All-in» vakanties worden niet berekend per verbruik

 Chirurgen brengen patiënten een vergoeding in rekening die afhankelijk is van hun mate van verzekering

Prijsdiscriminatie en publiek beleid

 Twee Europese cases (prijsdiscriminatie in de ruimte):

o United Brands: het voorkomen van parallelle import binnen de EU is een ernstige overtreding!

o Silhouette: Parallelle invoer van buiten de Europese Unie was verboden o bedrijven mogen prijsdiscriminatie toepassen tussen de EU en de rest van de

wereld:

 Silhouette is een Oostenrijkse fabrikant van high-end eyewear.  Hartlauer, een detailhandelaar bekend om zijn lage prijzen,

importeerde silhouetbrillen van Bulgarije in Oostenrijk

 Silhouette had zijn bril in Bulgarije tegen lagere prijzen verkocht  Parallelle import werd niet toegestaan door het Europees Hof van

Justitie

When does price discrimination pay?

 Prijsdiscriminatie vereist de afwezigheid van doorverkoop  Wederverkoop kan moeilijk zijn vanwege

o hoge transactiekosten  Voorbeelden:

o parallelimport

o elektriciteit: dag- en nachttarieven o vliegtickets

o abonnement op tijdschrift Prijsdiscriminatie en kostenverschillen

 Verschillende prijzen kunnen verschillende kosten weerspiegelen

 Prijsverschillen kunnen te groot zijn om kostenverschillen weer te geven  Voorbeeld:

(40)

Perfecte prijsdiscriminatie

 Elke consument betaalt haar individuele maximale betalingsbereidheid voor de hoeveelheid die ze consumeert

 Is maximale mate van prijsdiscriminatie  Geen consumentensurplus meer over

The perfect price-discriminating monopolist will produce at the point where marginal cost and marginal revenue are equal (point a). Its output level, Qc is therefore the same as that achieved under perfect competition. But because the monopolist charges as much as the market will bear for each unit, its profits – the shaded area ATC1P1ab – are higher than the competitive firm’s.

Imperfecte prijsdiscriminatie

 Marktgebaseerde prijsdiscriminatie (3e graad)  Incentive-gebaseerde prijsdiscriminatie (2e graad)

3e graads prijsdiscriminatie

 Prijsdiscriminatie door «marktsegmentatie»

 Markt voor een product wordt opgesplitst in verschillende segmenten, op basis van objectieve en / of waarneembare criteria

 Voorbeelden

o Speciale prijzen voor studenten en ouderen

o Institutionele versus individuele abonnee van een tijdschrift o Landspecifieke prijzen (= ruimtelijke prijsdiscriminatie)

 Verschillende prijs voor verschillende marktsegmenten = pricing-to-market principe  Elasticiteitsregel: de hogere prijs zal aangerekend worden bij het meer

prijsinelastische marktsegment

(41)

Grafische analyse van 3e graads prijsdiscriminatie

3e graads prijsdiscriminatie: monopolistisch model

 Monopolist verkoopt in 2 gesegmenteerde markten 1 en 2 

P

( ,

p p

1 2

)

=

p D p

1 1

( )

1

+

p D p

2 2

( )

2

-

C D p

( ( )

1 1

+

D p

2

( ) ) .

2  Winstmaximalisatie resulteert in  1 1 2 2

1

1

(1

)

(1

)

.

p

-

=

p

-

=

M C

met

p

1

>

p

2

i f

1

<

2

.

3e graads prijsdiscriminatie in de Europese automarkt

 Vooruitgangsprijzen voor identieke automodellen kunnen met meer dan 90% verschillen van land tot land

 Tabel geeft relatieve markups van geselecteerde auto's in geselecteerde Europese landen, in%

 (Markup = verschil tussen prijs en eenheidskosten gedeeld door eenheidskosten)

2e graads prijsdiscriminatie

 Bedrijf onderscheidt verschillende soorten consumenten, maar kent niet het exacte type van elke consument

 Biedt consumenten een menu om contracten te verkopen en consumenten kiezen vervolgens zelf

 Voorbeelden

o Kwantiteitskortingen o Apex vliegtarieven

(42)

2e graads prijsdiscriminatie

 Verschillende manieren om consumenten zelf te laten kiezen o (meerdere) tweedelige tarieven

 elektriciteit, telefonie, ... o versioning bij auto’s

 Intertemporele prijsschema’s (seizoensdeals) Tweedelige tarieven

 Tweedelig tarief bestaat uit o vast onderdeel: f

o variabel gedeelte dat afhangt van q: p q  Totale betaling door consument = f + p q

 Tweedelig tarief is een speciaal geval van «niet-lineaire» prijsstelling  Tweedelige tarieven zijn

o eenvoudig

o winstgevend zolang er geen arbitrage tussen consumenten is  Voorbeelden

o pretparken bieden vaste vergoeding en een nulprijs voor evenveel attracties als waar u van kunt genieten

o taxi's berekenen een minimumtarief en rekenen daarna per afstand  Prijs per eenheid daalt als q stijgt

(43)

Tweedelige tarieven met identieke consumenten

 Wat zijn de optimale waarden van f en p voor een winstmaximaliserende monopolist?  Wanneer consumenten een identieke vraagcurve hebben, is het optimaal om aan te

rekenen: p * = c = MC en f * = CS (p *)  welvaartsimplicaties

o efficiënte toewijzing/allocatie

o consumentensurplus is gelijk aan nul

o alle overschotten zijn in handen van de producent Tweedelige tarieven met heterogene consumenten

 Met waarneembare heterogene consumenten en geen arbitrage-mogelijkheden bij consumenten, komt winstmaximalisatie samen met (f, p) = (CS(c); c)

 Wat gebeurt er wanneer slechts één prijs kan worden berekend en er is o (on)observeerbare heterogeniteit tussen consumenten

o geen arbitragemogelijkheden voor consumenten tussen verschillende consumentengroepen

 Voorbeelden: golfclubs, privébarclubs, ... rekenen 1 keer lidmaatschapskosten aan en uniforme prijzen voor dranken

 Consumentengroep

(44)

o Kleinste betalingsbereidheid omdat 1

<

2

o Laagste consumentensurplus S(p) voor een gegeven prijs p

 Wanneer beide groepen worden bediend, komt winstmaximalisatie met een constante marginale kost en een enkel tweedelig tarief neer op:

m a x

p

P

( )

p

=

2

S p

1

( ) (

+

p c D p

-

) ( )

 Waar

S

1

º

0 . 5 (

1

-

p D p

)

1

( )

en

D p

( )

º

D p

1

( ) (1

+ -

)

D

2

( )

p

Enkelvoudig tweedelig tarief met heterogene consumenten

 Wanneer beide groepen worden bediend, zien we dat de optimale variabele prijs p * o hoger is dan de marginale kosten c

o lager is dan de eendelige uniforme monopolieprijs

m u

p

:

*

m u

c

<

p

<

p

 Intuitie

o Wanneer de vaste vergoeding S(c) is en de variabele p = c, kan de verkoper zijn winst verhogen, aangezien een kleine stijging van de variabele prijs heeft

 Alleen tweede orde effect op de winst van groep 1-consumenten:  prijsverhoging resulteert in een lagere vaste vergoeding en

houdt deze consumenten onverschillig

 Eerste orde effect op de winst van groep 2-consumenten  prijsverhoging leidt tot hogere winsten, aangezien deze

consumenten meer eenheden kopen – in vgl met consumenten uit groep 1 - alleen ten koste van een lagere

gemeenschappelijke vaste vergoeding

 Intuitie

o Als de prijs die wordt aangererkend gelijk is aan de monopolieprijs, kan de verkoper zijn winst verhogen, aangezien een kleine daling van de variabele prijs

 alleen tweede-orde effect heeft op de variabele winst aangezien meer eenheden tegen een lagere prijs worden gekocht

 heeft eerste-orde effect op de inkomsten uit de vaste vergoeding, omdat dit evenredig toeneemt met de daling van de variabele prijs  Welzijnseffecten:

o Totale welvaart verbetert in vgl met uniforme prijzen:  variabele prijs is lager dan uniforme monopolieprijs

(45)

 meer consumenten worden bediend

 producenten hebben een hoger surplus ten koste van de consument Menus

 Veronderstel

o Hoge en lage consumentenvraag o Bedrijf kan niet zeggen wie wie is o Zero marginale kost

(46)

 Probleem: H consumenten zullen L nabootsen en hen achterlaten met CS = B  Oplossing 1: Laat H met surplus en enkel aanrekenen Fl = A, Fh = A + C  Oplossing 2: Vervorm consumptie van L

o Kleine reductie in Fl = A o Grote toename in Fh = A + C

 Intuitie: Ql beetje verlagen maakt veel uit voor L, enkel klein beetje reduceren, voor H is de waarde van L veel gereduceerd, aangezien het al te weinig eenheden heeft dus prijs van H veel verhogen

Meerdere tweedelige tarieven

 Monopolist biedt menu aan van tweedelige tarieven: (f1, p1), (f2, p2), …  Consumenten maken dan zelf een keuze

 Voorbeeld: mobiele telefoonoperator heeft 2 typen klanten: zware en niet-zware gebruikers

(47)

 Zware gebruikers prefereren plan 1, lichte gebruikers prefereren plan 2

Versioning: kwaliteitsdifferentiatie

 Consumenten verschillen in hun betalingsbereidheid voor kwaliteit  Bedrijven bieden een menu van combinaties

o prijs, kwaliteit, levertijd, ...  Consumenten selecteren zelf  Voorbeelden:

o paperback versus hardcover o 1e en 2e klas op trein

o Amazon.com: «verzending van één dag», ... o beschadigde goederen

Versioning: beschadigde goederen

 Bedrijven kunnen hun eigen producten beschadigen, zodat ze een goede en een slechte kwaliteit van hun product hebben

Intertemporele prijsdiscriminatie

 Aankoop van duurzaam goed (auto, CD-speler, digitale camera, ...) kan vaak worden uitgesteld

 Modieuze kleding

o sommige consumenten kopen alleen tijdens soldenperiode o einde seizoen alleen («beschadigd»)

o risico van rantsoenering  Twee soorten consumenten

o hoge waardering (ongeduldige) consumenten o lage waardering (geduldige) consumenten

 Biedt bedrijven de mogelijkheid verschillende prijzen in rekening te brengen o Initieel

 Hoge prijs aanrekenen

 Aanbieding bedoeld voor consumenten met hoge waardering o In de toekomst

Afbeelding

Illustratie toegangsdrempel voor Cournot evenwicht

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Handhavers kunnen daarnaast ook informatie vinden over hoe overlast door gebruik op straat of gebruik van lachgas in het verkeer kan worden aangepakt.. Voor

gemeente aanbiedt. Het plan geldt maximaal voor vier jaren en kan tussentijds worden aangepast. Het plan bevat het door de gemeente te voeren beleid betreffende integrale

Daarnaast is er informatie te vinden over Sociaal.nl voor mensen met financiële problemen en/of schulden en zijn er contactgegevens opgenomen van relevante lokale

Inspecteur Carolien Groote Schaarsberg: “Je bent er in je eentje verantwoordelijk voor dat er op het eind van de dag een goed en onderbouwd beeld van de school ontstaat.. Dat zorgt

“Zorg dat deze zo concreet moge l i jke doe len bevatten , zodat leerkrachten prec ies weten wat hen te doen staat” , merkt Groote Schaarsberg op... Maar er

Deze webpagina bevat de citaten, claims en verklaringen van internationale onderzoeksrapporten over de impact van houtkap en verbranding van houtachtige biomassa op de

Als je fouten maakt moet je juist boos worden omdat je anders niet goed kan spelen.. Als je op je ademhaling let wordt je altijd

Daardoor heeft wie vroeger moet stoppen met werken, net omdat hij/zij zwaar werk heeft, een onvolledige loopbaan en dus minder pensioen.. De regering wil ook een gesloten