Hoofdstuk 5: luchtdruk en wind
5.1. Lucht beweegtWarme en koude lucht hebben verschillende eigenschappen:
Warme lucht Koude lucht
Deeltjes zitten ver uit elkaar. Deeltjes zitten dicht op elkaar. Lage dichtheid. Hoge dichtheid.
Licht. Zwaar.
Stijgende lucht Dalende lucht.
Lage luchtdruk Hoge luchtdruk.
5.2 De huiskamercirculatie
5.3 Hoge- en lagedrukgebieden
Luchtstromen ontstaan door verschillen in luchtdruk. Luchtdruk is het gewicht van de lucht die op aarde drukt. De luchtdruk is op aarde niet overal evenveel. Er zijn lagedrukgebieden en hogedrukgebieden. De luchtdruk wordt weergegeven in millibar of HectoPascal.
Lagedrukgebieden
Warme lucht stijgt op. Bij het aardoppervlak, waar de lucht verwarmd wordt, ontstaat een tekort aan lucht. Je noemt dit een lagedrukgebied of minimum. Meestal is het hier
regenachtig weer, omdat stijgende lucht afkoelt en minder waterdamp kan bevatten. Hogedrukgebieden
Hier is koude, zwaardere en dalende lucht. Bij het aardoppervlak waar de lucht koud is, ontstaat een teveel aan lucht. Dit is een hogedrukgebied of maximum. Meestal is het hier droog weer, omdat dalende lucht opwarmt en uitzet en daardoor meer waterdamp kan bevatten.
Wind
In gebieden met hoge druk zit dus teveel lucht. In gebieden met lage druk zit te weinig lucht. Er komen daardoor luchtstromen op gang van gebieden met een hoge druk naar gebieden met een lage druk. Zo’n luchtstroom voel je als wind. Hoe groter het drukverschil, hoe harder de wind.
5.4 Wereldwijde luchtstromen
Op de polen is het altijd koud: de lucht daalt. Er heerst daarom altijd een hoge druk. Dit noemen we het polair maximum. Rond de evenaar is het altijd warm: de lucht stijgt. Hier heerst daarom altijd een lage druk. Dit is het equatoriaal minimum. Tussen de polen en de evenaar in vinden we ook het subtropisch maximum en het subpolair minimum. Bij het subtropisch maximum is de lucht, dat vanaf de evenaar richting de polen stroomt, afgekoeld en begint te dalen. Zo ontstaat op die breedte (30⁰ N.B. en Z.B.) een hogedrukgebied. De lucht die van het subtropisch maximum richting de polen stroomt, botst rond 60⁰ N.B. en Z.B. op koude lucht afkomstig uit de polen. Daar ontstaat een ophoping van lucht, die alleen maar naar boven kan en stijgt: het subpolair minimum. Door deze luchtdrukverschillen ontstaan er wereldwijde luchtstromen.
5.5 De wet van Buys Ballot
Je zou verwachten dat de lucht zich in een rechte lijn van een hoge drukgebied naar een lage drukgebied beweegt. Dit is echter niet het geval. Dit is ontdekt door de Nederlandse wis- en natuurkundige Buys Ballot. Hij formuleerde in 1857 de wet over de afwijking van de
windrichting. Met de wind in de rug geldt dat op het noordelijk halfrond de wind een
afwijking heeft naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links. Die afwijking ontstaat door de draaiing van de aarde.