• No results found

Scheidsgerecht Gezondheidszorg - Oude Ophuis - finaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Scheidsgerecht Gezondheidszorg - Oude Ophuis - finaal"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Scheidsgerecht Gezondheidszorg

Is er anno 2020 nog bestaansrecht?

Ton Oude Ophuis

Naam: A.J.M. Oude Ophuis

Studentnummer: 12952532

E-mail: tonoudeophuis@me.com

Mastertrack: Gezondheidsrecht

(2)

“De scheidsrechter houdt de billijkheid in het oog, de rechter de wet.”

Aristoteles,

(3)

Voorwoord

Naast mijn passie voor de cardiologie heb ik ook altijd een grote interesse gehad in het recht. Op het toppunt van mijn carrière als interventie-cardioloog heb ik besloten om mij ook op academisch niveau de kennis van de rechtsgeleerdheid eigen te maken door te starten met een studie Rechtsgeleerdheid aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, alwaar ik in 2019 afstudeerde als bachelor Rechtsgeleerdheid.

Vanuit mijn achtergrond als cardioloog heb ik bijzondere belangstelling voor het gezondheidsrecht en wel in het bijzonder het tuchtrecht voor de gezondheidszorg. Het tuchtrecht voor de gezondheidszorg was het onderwerp van de bachelor scriptie in het licht van mijn voornemen om in de toekomst zorgverleners bij te staan bij

tuchtrechtprocedures.

Een geheel ander, maar niet minder interessant, rechtsgebied binnen het gezondheidsrecht betreft het Scheidsgerecht Gezondheidszorg, het huidige onderwerp van mijn

masterscriptie Gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam.

Met deze masterscriptie doe ik een eerste aanzet om de door mij gesignaleerde uitdagingen in het Scheidsgerecht Gezondheidszorg te benoemen en te analyseren, om van daaruit ook voorstellen voor verbetering te doen.

De door mij persoonlijk gesignaleerde uitdagingen ten aanzien van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg, zoals dat in Nederland wordt vormgegeven zijn zowel van materiele als formele aard. In het bestek van de masterscriptie is de praktische en pragmatische keuze gemaakt om de focus te richten op met name de ontwikkelingen van meer recentere aard ten aanzien van het medisch specialistisch bedrijf (MSB) en de rechtsbescherming van de medisch specialist binnen het Scheidsgerecht.

Graag wil ik Mr. Dr. W.I. Koelewijn bedanken voor zijn begeleiding en constructief commentaar bij een eerdere versie van deze scriptie.

Ton Oude Ophuis

(4)

Samenvatting

Het Scheidsgerecht Gezondheidszorg doet bindend uitspraak (arbitrage, bindend advies) in geschillen tussen via hun organisaties aangesloten instellingen, samenwerkingsverbanden en beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.

Omdat het Scheidsgerecht Gezondheidszorg, behoudens voor direct betrokkenen, vrij geruisloos functioneert kunnen er ook in zijn algemeenheid wel een aantal vragen worden gesteld over dit instituut.

De centrale probleemstelling van deze studie is:

In hoeverre is het Scheidsgerecht Gezondheidszorg, mede gelet op de rechtsontwikkelingen en haar samenstelling, anno 2020 het aangewezen rechtscollege tot geschillenbeslechting in de verhouding tussen medisch specialisten en hun bedrijven enerzijds en het ziekenhuis anderzijds?

De arbitrage van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg wordt in zijn algemeenheid gereguleerd door de Arbitragewet en in het bijzonder door het speci�ieke

Arbitragereglement van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg. Belangrijk is het gegeven dat de keuze voor arbitrage altijd schriftelijk moet worden overeengekomen en dat daarmee ook de gang naar de overheidsrechter is uitgesloten. Ook met een enkel artikel in een overeenkomst (arbitraal beding) wordt aan deze eis voldaan.

Uit de ontwikkeling van de rechtsverhouding tussen medisch-specialist en ziekenhuis blijkt, naast een voortdurende verandering van wet- en regelgeving, dat vooral de invoering van de integrale bekostiging van de gezondheidszorg in 2015 heeft geleid tot wezenlijke veranderingen in de rechtsverhouding medisch specialist – ziekenhuis. De directe relatie is verdwenen en vervangen door tussenkomst van medisch specialistische bedrijven (MSB’s). De wijze waarop onderlinge verhoudingen zijn vastgelegd in

overeenkomsten is complex en niet altijd transparant. Voor geschilbeslechting in dit soort situaties is actuele kennis van verbintenissenrecht en ondernemingsrecht een vereiste. De benoeming van arbiters in het Scheidsgerecht Gezondheidszorg is sterk

gereglementeerd, maar vooral gebaseerd op vertegenwoordiging van de achterban van brancheorganisaties in de zorg en beroepsverenigingen van zorgprofessionals. Er zijn geen nadere kwaliteitseisen van speci�ieke expertise op relevante rechtsgebieden.

Het aantal uitspraken van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg is sinds 2015 gedaald tot gemiddeld 15 per jaar en laag in verhouding tot het grote aantal arbiters (ca. 70).

Naast de 40 % arbeidsrechtelijke uitspraken betreft het merendeel van de uitspraken geschillen van individuele medisch specialisten onderling, met een ziekenhuis en of met een MSB.

Vooralsnog lijkt het karakter van de geschillen niet wezenlijk te verschillen van de periode voor de MSB’s, maar de zaken zijn door meerdere betrokken partijen wel complexer.

(5)

Minder dan 40 % van de uitspraken over individuele medisch specialisten is ten gunste van de individuele specialist.

Op grond van de geanalyseerde ontwikkelingen en de huidige praktijk lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat het Scheidsgerecht Gezondheidszorg niet per se de meest aangewezen instantie is om geschillen te beslechten tussen medisch specialisten en hun bedrijven enerzijds en het ziekenhuis anderzijds.

Het is denkbaar dat gezien de complexiteit van geschillen in situaties met meer partijen de geschilbeslechting baat kan hebben bij beoordeling door specialistische deskundigen. Gezien de materie dienen deze dan eerder een juridische achtergrond te hebben dan een medische of bestuurlijke.

De samenstelling van de arbitercolleges zou kunnen worden aangepast op basis van aanvullende kwaliteitseisen. Een arbiter zou niet zozeer werkzaam moeten zijn in de achterban van brancheorganisaties en beroepsverenigingen, maar deskundig op relevante terreinen van arbeidsrecht, ondernemingsrecht, verbintenissenrecht en gezondheidsrecht. Daarnaast is het wenselijk dat de gedwongen winkelnering uit overeenkomsten in de gezondheidszorg verdwijnt. Wanneer partijen keuze hebben om hun geschil voor te leggen aan het Scheidsgerecht Gezondheidszorg of de gewone overheidsrechter brengt dit vooral de individuele medisch specialist in een evenwichtiger positie.

(6)

Inhoudsopgave

Voorwoord ...3

Samenvatting ...4

Inhoudsopgave ...6

Lijst met a�kortingen ...8

1 Inleiding ...9

1.1 Aanleiding ... 9

1.2 Probleemstelling en onderzoeksvragen ... 10

1.3 Methode van onderzoek ... 10

1.4 Opbouw van scriptie ... 11

2 Arbitrage en bindend advies ... 12

2.1 Inleiding ... 12

2.2 Juridisch kader ... 13

2.3 Omvang en aard arbitrage in Nederland ... 14

2.4 De keuze voor arbitrage: argumenten pro en contra ... 15

3 Ontwikkelingen rechtsverhouding medisch specialist – ziekenhuis ... 18

3.1 Inleiding ... 18

3.2 Historische achtergronden ... 18

3.3 Ontwikkeling toelatingsovereenkomsten ... 20

3.4 Integrale bekostiging ... 22

3.5 Positie medisch specialistische bedrijven (MSB’s) ... 24

3.6 Deelconclusie ... 25

4 Werkwijze Scheidsgerecht Gezondheidszorg ... 28

4.1 Inleiding ... 28

4.2 Totstandkomingsgeschiedenis van het scheidsgerecht ... 28

4.3 Eisen en karakteristieken samenstelling leden ... 29

4.4 Eisen en karakteristieken van de arbitrale procedure ... 32

4.5 Kritiek en knelpunten (uit literatuur en praktijk) ... 32

4.6 Deelconclusie ... 34

5 Ontwikkeling in rechtspraak Scheidsgerecht Gezondheidszorg ... 36

5.1 Inleiding ... 36

(7)

5.3 Kwantitatieve analyse ... 37

5.4 Systematische analyse gepubliceerde uitspraken 2015-2019 ... 39

5.5 Kwalitatieve analyse uitspraken ... 42

5.6 Deelconclusie ... 43

6 Conclusies en aanbevelingen ... 44

6.1 Geschilbeslechting medisch specialisten ... 44

6.2 Samenstelling en expertise Scheidsgerecht Gezondheidszorg ... 44

6.3 Ontwikkelingen uitspraken Scheidsgerecht Gezondheidszorg ... 45

6.4 Slotconclusie en aanbevelingen ... 45

Geraadpleegde literatuur ... 47

Geraadpleegde uitspraken ... 50

Bijlage Arbitragereglement Scheidsgerecht Gezondheidszorg ... 52

(8)

Lijst met a�kortingen

ActiZ branchevereniging van zorgorganisaties

AMS Arbeidsvoorwaardenregeling Medisch Specialisten

AR ArbeidsRecht

Bb Bedrijfsjuridische Berichten

EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

FMS Federatie Medisch Specialisten

GGZ Geestelijke Gezondheidszorg Nederland

Gw Grondwet

JBPr Jurisprudentie Burgerlijk Procesrecht

KNMG Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst

KNMP Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Pharmacie

KNMT Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Tandheelkunde

KNOV Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen

LAD Landelijke vereniging Artsen in Dienstverband

LSV Landelijke Specialisten Vereniging

MC Medisch Contact

MSB Medisch Specialistisch Bedrijf

MTO Model Toelatingsovereenkomst

NTvG Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde

NVZ Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

NZa Nederlandse Zorgautoriteit

NZR Nationale Ziekenhuisraad

OMS Orde van Medisch Specialisten

Rv Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

RvB Raad van Bestuur

SG Scheidsgerecht Gezondheidszorg

TCR Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging

TvGR Tijdschrift voor Gezondheidsrecht

TSG Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg

TZRP Tijdschrift Zorg & Recht in Praktijk

VGN Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland

(9)

1 Inleiding

In dit eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de aanleiding van dit onderzoek, de

probleemstelling en onderzoeksvragen, de methode van onderzoek en de opbouw van de scriptie.

1.1 Aanleiding

Gezondheid en de zorg voor gezondheid zijn fundamentele waarden voor ieder mens. Daarom is het logisch dat het domein van gezondheid ook als speci�iek rechtsgebied wordt herkend: het gezondheidsrecht.

Gezondheidsrecht kan worden omschreven als: ‘het geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de zorg voor de gezondheid en de toepassing van overig burgerlijk, bestuurs- en strafrecht in dat verband’.1

Naast speci�ieke wetgeving die vooral bedoeld is om patiëntenrechten te beschermen en kwaliteit te waarborgen zien we in de gezondheidszorg ook twee bijzondere

rechtsprekende instanties: de publiekrechtelijke Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg en het privaatrechtelijke Scheidsgerecht Gezondheidszorg.

Het Scheidsgerecht Gezondheidszorg doet bindend uitspraak (arbitrage, bindend advies) in geschillen tussen via hun organisaties aangesloten instellingen, samenwerkingsverbanden en beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.

In de praktijk blijken de meeste geschillen betrekking te hebben op

arbeidsovereenkomsten en toelatingsovereenkomsten van individuele medisch

specialisten. Omdat er sinds de invoering van de integrale bekostiging in de zorg sinds 2015 nogal wat is veranderd in de rechtspositie van medisch specialisten ten opzichte van ziekenhuizen mag verwacht worden dat dit zich ook weerspiegelt in de aanhangig

gemaakte zaken en uitspraken van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg.

Omdat het Scheidsgerecht Gezondheidszorg, behoudens voor direct betrokkenen, vrij geruisloos functioneert kunnen er ook in zijn algemeenheid wel een aantal vragen worden gesteld over dit instituut.

Door middel van deze scriptie in het kader van de Master Gezondheidsrecht wordt getracht meer inzicht te geven in het functioneren van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg en in het bijzonder hoe dit zich verhoudt tot de ontwikkelingen sinds 2015 met het verschijnen van medisch specialistische bedrijven (MSB’s).

(10)

1.2 Probleemstelling en onderzoeksvragen

De ontwikkelingen in de gezondheidszorg sinds 2015 hebben met zich meegebracht dat de positie van medisch specialisten in juridische zin veelal drastisch is veranderd omdat de rechtstreekse relatie met het ziekenhuis is vervangen door een relatie via een MSB.

Andere organisatiestructuren zou ook kunnen betekenen kans op andersoortige geschillen en de wijze waarop deze kunnen worden beslecht. Daarnaast kunnen er ook vragen

worden gesteld of arbitrage door een speci�iek instituut als het Scheidsgerecht Gezondheidszorg wel past bij het type aanhangig gemaakte geschillen.

Bovenstaande overwegingen leiden tot de volgende probleemstelling:

In hoeverre is het Scheidsgerecht Gezondheidszorg, mede gelet op de rechtsontwikkelingen en haar samenstelling, anno 2020 het aangewezen rechtscollege tot geschillenbeslechting in de verhouding tussen medisch specialisten en hun bedrijven enerzijds en het ziekenhuis

anderzijds?

Om deze probleemstelling te beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

1. Op welke wijze heeft de rechtsverhouding medisch specialist en het ziekenhuis zich in de afgelopen jaren ontwikkeld en welke speci�ieke kenniseisen stelt deze

ontwikkeling aan een arbitraal college?

2. Op welke wijze is de samenstelling van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg gewaarborgd en welke procedurele voor- en nadelen en eventuele knelpunten kunnen daarin worden geadresseerd?

3. Welke ontwikkelingen en rode draden zijn waar te nemen in de rechtspraak van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg in het afgelopen decennium als het gaat om de rechtsverhouding medisch specialisten – ziekenhuis?

Bij de beantwoording van deze vragen is zoveel mogelijk gekozen voor het perspectief van de individuele vrijgevestigde medisch specialist.

1.3 Methode van onderzoek

Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen is gebruik gemaakt van bronnen die op een enkele uitzondering na allemaal online beschikbaar zijn. Aangezien het Scheidsgerecht Gezondheidszorg een speci�ieke Nederlandse instantie betreft is het zoekgebied beperkt tot de Nederlandse literatuur die over dit onderwerp was te vinden op het publieke

internet en in via de UvA toegankelijke juridische databases. Via de sneeuwbalmethode zijn uit de gevonden juridische en medische publicaties vaak aanvullende bronnen gevonden. Via de website van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg zijn jaarverslagen en uitspraken geraadpleegd.2

(11)

Naast een globale analyse van deze uitspraken via door derden geschreven kronieken zijn alle gepubliceerde uitspraken van de laatste 5 jaar systematisch geı̈nventariseerd op een aantal kenmerken.3

1.4 Opbouw van scriptie

Aangezien het Scheidsgerecht Gezondheidszorg een vorm van particuliere rechtspraak is die uitspraak doet op basis van arbitrage en bindend advies wordt eerst een hoofdstuk besteed aan deze begrippen en hun wettelijke context. Wat is de positie ten opzichte van overheidsrechtspraak en wat zijn overwegingen om hiervoor te kiezen.

In een volgend hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de ontwikkelingen in de

rechtsverhouding tussen medisch specialisten en de ziekenhuizen. Wat zijn de historische achtergronden, welke ontwikkelingen hebben geleid tot de huidige situatie en wat is de positie van MSB’s.

Vervolgens wordt een hoofdstuk besteed aan de werkwijze van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg in het algemeen. Hoe is de ontstaansgeschiedenis, hoe is het

samengesteld en hoe verloopt de arbitrale procedure. Ook kritiek en knelpunten bij het functioneren van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg komen daarbij aan de orde. In het daarop volgende hoofdstuk zijn verschillende analyses gemaakt van de

gepubliceerde uitspraken van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg. Een kwantitatieve analyse van de ontwikkelingen van aantallen uitspraken sinds 2000 en in meer detail van de afgelopen 5 jaar (2015-2019). Van deze laatste periode is ook een meer systematische analyse gemaakt van alle 54 gepubliceerde uitspraken die op basis van objectieve

kenmerken zijn gerubriceerd. Tenslotte is nog een kwalitatieve analyse uitgevoerd op basis van casuı̈stiek.

In het laatste hoofdstuk worden conclusies besproken en aanbevelingen gegeven. Als bijlage is na het overzicht van geraadpleegde literatuur en uitspraken een tabel opgenomen met alle 54 bestudeerde uitspraken en de vastgelegde kenmerken.

3Geraadpleegde kronieken: Van Swaaij & Van Wersch, TvGR 2009, p. 281–205; Van Den Ende, TvGR 2012, 36/3, p.

226–237; Van Den Ende & Lijffijt , TvGR 2014, 38/4, p. 458–474; Van Den Ende & Lijffijt, TvGR 2016, 40/5, p. 330– 339; T.A.. M. Van Den Ende, TvGR 2018, 42/4, p. 302–314.

(12)

2 Arbitrage en bindend advies

Arbitrage en bindend advies zijn particuliere vormen van geschilbeslechting die een alternatief vormen voor overheidsrechtspraak. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op deze vormen van geschilbeslechting.

2.1 Inleiding

Het Scheidsgerecht Gezondheidszorg is een instantie voor geschilafdoening buiten de rechterlijke macht om op basis van arbitrage en bindend advies. Voor een goed begrip van deze materie is het daarom nuttig eerst aandacht te besteden aan de begrippen arbitrage en bindend advies.

Arbitrage is een vorm van geschilbeslechting waarbij partijen zijn overeengekomen hun geschil niet aan van overheidswege geregelde rechtspraak te onderwerpen, maar aan een scheidsgerecht van ona�hankelijke arbiters.4

Arbitrage kan nader worden verdeeld in nationale en internationale arbitrage enerzijds en ad hoc en institutionele arbitrage anderzijds. Internationale arbitrage is in dit verband niet relevant maar het begrip institutionele arbitrage is dat wel. Het betreft dan arbitrage waarop een reglement van een vast scheidsgerecht van toepassing is. Het Scheidsgerecht Gezondheidszorg is dus een vorm van institutionele arbitrage.

Het is een vorm van particuliere rechtspraak die buiten de overheid om door partijen wordt geregeld en ge�inancierd. Het wordt ook wel gezien als een alternatieve

geschilbeslechting, in die zin dat beslechting van geschillen in beginsel is voorbehouden aan de overheidsrechter, zoals onder bepaald in artikelen 17 en 112 van de Grondwet en artikel 6 EVRM:

Artikel 17 Gw: ‘Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent.’ Artikel 112 lid 1 Gw: ‘Aan de rechterlijke macht is opgedragen de berechting van geschillen over

burgerlijke rechten en over schuldvorderingen.’

Artikel 6 lid 1 EVRM: ‘In the determination of his civil rights and obligations or of any criminal charge

against him, everyone is entitled to a fair and public hearing within a reasonable time by an independent and impartial tribunal established by law.’

Toch kan worden afgeweken van geschilbeslechting door een overheidsrechter wanneer partijen dit met elkaar overeenkomen. De wijze waarop dit dient te geschieden en de procedures die daarbij gevolgd moeten worden zijn vastgelegd in de Arbitragewet.

Een bindend advies is een uitspraak gedaan door een derde met betrekking tot een geschil tussen twee partijen. Op het eerste gezicht lijkt dit heel sterk op een arbitraal vonnis maar er is een verschil. Een bindend advies wordt niet uitgesproken door een rechter en is daarom ook geen vonnis.

(13)

2.2 Juridisch kader

Het Nederlandse arbitragerecht heeft een wettelijke basis in Boek Vier van het Wetboek van Rechtsvordering (art. 1020-1076 Rv).

De nieuwe arbitragewet is op 1 januari 2015 in werking getreden.5In de nieuwe wet is

sprake van a�bakening van de bevoegdheid van de overheidsrechter in verband met het bestaan van een geldige arbitrageovereenkomst en is er voor de overheidsrechter een assisterende en controlerende rol ten aanzien van arbitrage weggelegd.6

Wanneer partijen hun geschil niet aan de overheidsrechter maar aan arbiters willen

voorleggen, zullen zij dat moeten overeenkomen.7Deze overeenkomst is essentieel voor

het arbitragerecht. Indien er sprake is van een geschil onder een overeenkomst tot arbitrage zal de overheidsrechter zich onbevoegd verklaren.8

Arbitrage kan overeengekomen worden op het moment dat een geschil zich voordoet (compromis) maar kan ook overeengekomen worden vóór het ontstaan van een geschil (arbitraal beding), dus ten aanzien van toekomstige geschillen.9

Arbitrage moet schriftelijk overeengekomen worden en dat kan bijvoorbeeld ook via een arbitraal beding in statuten of reglementen of in algemene voorwaarden.10

Partijen mogen de benoeming van arbiters ook opdragen aan een derde.11

Arbiters zijn formeel niet gebonden aan de bewijsregels uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), die voor de burgerlijke rechter gelden:

De bewijsvoering, de toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen, de bewijslastverdeling en de

waardering van het bewijs staan ter vrije bepaling van het scheidsgerecht, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen.12

De tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis kan slechts geschieden nadat de gewone rechter daartoe verlof heeft verleend.13

Tenzij door partijen daarin bij overeenkomst is voorzien is arbitraal hoger beroep tegen een arbitraal vonnis niet mogelijk.14De enige rechtsmiddelen die dan nog open staan zijn

vernietiging of herroeping van het arbitraal vonnis door de overheidsrechter.15

Een aantal punten zijn in de nieuwe wet niet geregeld: de vertrouwelijkheid van arbitrage, een voorziening voor arbitrabiliteit van de geldigheid van besluiten van

5Wet van 2 juni 2014 tot wijziging van Boek 3, Boek 6 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en het Vierde Boek

van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering van het Arbitragerecht, Staatsblad 2014, 200.

6Van Den Nieuwendijk 2014, p. 103–112. 7Art. 1020 lid 1 Rv.

8Art. 1022 lid 1 Rv. 9Art. 1020 lid 2 Rv.

10Art. 1020 lid 5 en 6 en art. 1021 Rv. 11Art. 1027 lid 1 Rv.

12Art. 1039 lid 1 Rv. 13Art. 1062 Rv. 14Art. 1061b Rv. 15Art. 1064-1068 Rv.

(14)

vennootschapsorganen, kwaliteitseisen aan arbiters en secretarissen en de uitsluiting van aansprakelijkheid van de arbiter, secretaris of het arbitrage-instituut.16

Bindend advies lijkt op een arbitraal vonnis, maar is niet gebaseerd op een arbitrage overeenkomst. Het is een vaststellingsovereenkomst tussen twee partijen die verklaren zich te binden aan het advies.17Daarnaast is er tussen de partijen en degene die het

bindend advies vaststelt een rechtsverhouding die kan worden gekwali�iceerd als een

overeenkomst van opdracht.18Bindend advies wordt dus in zijn geheel door het

overeenkomstenrecht beheerst en kent geen formele regeling in het Wetboek van

Burgerlijke Rechtsvordering. Daarom is het, in tegenstelling tot een arbitraal vonnis, niet mogelijk om de tenuitvoerlegging van een bindend advies af te dwingen met een

executoriale titel.19

2.3 Omvang en aard arbitrage in Nederland

In 2002 is in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie een onderzoek uitgevoerd naar de aard en de omvang van arbitrage en bindend advies in Nederland in relatie tot rechterlijke geschillenbeslechting.20

Het gemiddelde aantal bij de rechtbanken in Nederland gedeponeerde arbitrale vonnissen wordt door de onderzoekers geschat op 1150 per jaar (over de onderzochte periode van 1997-2001 van 5806 in totaal). Ook als rekening wordt gehouden met niet gedeponeerde vonnissen en onvolledige gegevens van de rechtbanken verwachten deze onderzoekers dat het totale aantal vonnissen niet uitkomt boven 2000 per jaar.

Opvallend is de mate van institutionalisering; een tiental arbitrage-instituten is

verantwoordelijk voor ruim driekwart (78%) van het aantal gedeponeerde vonnissen. Met name in de bouw en de landbouw is arbitrage sterk vertegenwoordigd.

Het aantal Nederlandse instituten dat een arbitrageregeling kent wordt in het onderzoek van het WODC geschat op 47, variërend (alfabetisch) van het Arbitrage Instituut

Bouwkunst tot de Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners.

In het WODC rapport worden ook een aantal kritische opmerkingen over arbitrage gemaakt:

“Arbitrage kan verplichtend worden opgelegd, in die zin dat een partij – consument of niet-consument – die toetreedt tot een contract waarop algemene voorwaarden met arbitrage van toepassing zijn, of een standaardcontract waarin arbitrage is voorgeschreven, daar niet zonder instemming van de andere partij van kan afwijken. In die zin is dus sprake van

gedwongen winkelnering. In bepaalde branches (met name de bouw) gebeurt dat vrijwel

systematisch. De waardering van de wederpartijen die op deze wijze bij arbitrage

16Kno�enbelt 2015. 17Art. 7:900 BW 18Art. 7:400 BW

19Zie voor een uitvoerige behandeling van de juridische aspecten van het bindend advies de disserta�e van P.E.

Ernste: Ernste 2012.

(15)

betrokken zijn lijkt bepaald niet altijd positief. Het risico bestaat dat er onvoldoende

waarborgen voor onpartijdige en ona�hankelijke geschillenbeslechting worden gegeven.”21

Dit aspect speelt ook in de medische wereld waar veel contracten gebaseerd zijn op modelovereenkomsten die zijn opgesteld door brancheorganisaties en

beroepsverenigingen.

In het WODC rapport wordt daarover nog het volgende opgemerkt:

“De wettelijke regeling van arbitrage in Nederland opent echter de mogelijkheid dat een bepaalde aanbieder op de markt, of een bepaalde sector enerzijds arbitrage verplicht opneemt in de algemene voorwaarden en/of het standaardcontract en anderzijds voor de behandeling van die arbitrages een instantie in het leven roept die �inancieel, bestuurlijk en anderszins a�hankelijk is van die partij. Een voorbeeld hiervan kan worden gevonden in de bouw, waar de Raad van Arbitrage voor de Bouw in het bestuur louter vertegenwoordigers uit de bouwwereld kent, terwijl de andere partij, de afnemer op geen enkele wijze

vertegenwoordigd is. Hoewel er geen onderzoek is gedaan naar de ona�hankelijkheid en onpartijdigheid van arbiters die voor de Raad werkzaam zijn, is er wel voldoende grond om te concluderen dat dit een ongewenste situatie is.”22

Uiteindelijk wordt geconcludeerd dat partijen bij het ondertekenen van een overeenkomst met een arbitraal beding dienen te weten dat zij daardoor hun weg naar de

overheidsrechter prijsgeven. Het hanteren van arbitrageclausules in algemene- en standaardvoorwaarden leidt tot gedwongen winkelnering en is ongewenst. Voor

rechtsverhoudingen met particulieren zou een dergelijke exclusiviteit op de zwarte lijst van onredelijk bezwarende voorwaarden moeten worden geplaatst.

2.4 De keuze voor arbitrage: argumenten pro en contra

De keuze voor arbitrage kent verschillende overwegingen die zowel als voordeel dan wel als nadeel kunnen worden uitgelegd in vergelijking met overheidsrechtspraak.

Bij de keuze voor arbitrage wordt de gang naar de overheidsrechter afgesloten

Gezien de onverbiddelijke consequentie van de arbitrage overeenkomst is het belangrijk dat partijen zich ten volle bewust zijn van deze consequentie op het moment dat de keuze voor arbitrage wordt overeengekomen. Helaas is het arbitraal beding vaak een op dat moment onbeduidend lijkend onderdeel van een standaardovereenkomst. Degene voor wie het tekenen van een dergelijke overeenkomst eenmalig is, is zich vaak niet bewust van de reikwijdte van dit arbitraal beding. Wanneer er vele jaren later een geschil ontstaat blijkt dat er geen mogelijkheid is om dit aan een overheidsrechter voor te leggen.

De samenstelling van een arbitraal scheidsgerecht kan door partijen worden bepaald

Als een van de eerste argumenten voor arbitrage wordt doorgaans genoemd dat partijen in belangrijke mate invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van het arbitraal

scheidsgerecht.23Maar in een situatie van institutionele arbitrage is er geen directe invloed

21Brenninkmeijer, Van Ewijk & Van Der Werf 2001, p. 10. 22Brenninkmeijer, Van Ewijk & Van Der Werf 2001, p. 37. 23Art. 1027 lid 1 Rv.

(16)

op de samenstelling van een arbitercollege. Veelal is dit wel geregeld in een

Arbitragereglement, maar daarbij is het de vraag of de arbiterkeuze ook evenredig recht doet aan de belangen van beide partijen.24Het belang van een individu is anders dan dat

van een organisatie of institutie.

Arbiters brengen materiedeskundigheid in

Iedere handelingsbekwame, natuurlijke persoon kan tot arbiter worden benoemd.25Dat

betekent dat niet alleen juristen, maar ook materiedeskundigen als arbiter kunnen worden benoemd. Dat kan een voordeel zijn omdat geen externe deskundigen ingeschakeld hoeven te worden, maar het kan ook een nadeel zijn vanwege gebrek aan juridische kennis bij een ‘lekenarbiter’.26Omdat er aan arbiters, in tegenstelling tot overheidsrechters, geen

kwaliteitseisen worden gesteld is er in principe geen waarborg voor een kwalitatief

hoogstaand scheidsgerecht. Daarnaast zijn de arbiters niet altijd opgeleid in het beslechten van geschillen en het hebben van veel inhoudelijke kennis maakt een arbiter uiteraard nog geen goede geschillenbeslechter.

Arbitrage is wel duurder, maar vaak ook sneller

Een nadeel van arbitrage is dat de kosten van de arbitrale procedure hoger liggen dan de kosten van een procedure voor de overheidsrechter, omdat het honorarium van de arbiters door één van de partijen of gezamenlijk dient te worden betaald.

Anderzijds is bij arbitrage is het uitgangspunt dat er slechts één procedure wordt gevoerd en dat partijen na één procedure dus ‘klaar’ zijn. Partijen hebben dus sneller een

eindoordeel en het geschil is sneller de�initief beslecht. Er is dus geen sprake van

langdurige, mogelijk kostbare, vervolgprocedures, maar er is ook geen tweede instantie voor hoger beroep.

Arbitrage is niet openbaar

Het kan een voordeel zijn, zeker in het geval van individuele medische specialisten die daarmee een zekere anonimiteit kunnen handhaven, dat arbitrage niet openbaar is. Dat betekent dat de uitwisseling van informatie vertrouwelijk is.

De vertrouwelijkheid van arbitrage is echter niet wettelijk verankerd. Vaak is het wel geregeld in een arbitragereglement, maar indien partijen niet willen dat hun geschil

openbaar wordt, doen zij er dus goed aan om vertrouwelijkheid expliciet vooraf overeen te komen.

De vertrouwelijkheid betekent ook dat een procedure onbekend blijft voor de buitenwereld en zittingen niet openbaar zijn. Dat kan een voordeel zijn wanneer commerciële partijen liever niet hun tegenstrijdige belangen in de openbaarheid uitvechten, of wanneer individuele professionals op herkenbare posities een geschil hebben met derden.

24Zie o.a. Arbitragereglement van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg 2020 25Art. 1023 Rv.

(17)

Anderzijds betekent de vertrouwelijkheid ook dat alles zich letterlijk achter gesloten deuren afspeelt en wanneer er niets over naar buiten komt er dus ook geen jurisprudentie beschikbaar komt. Deels wordt dit in sommige situaties, zoals bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg, ondervangen door publicatie van geanonimiseerde uitspraken, vergelijkbaar met de publicatie van uitspraken van de overheidsrechter.

Er is grote vrijheid in de procesorde bij arbitrage

Hoofdregel is dat het arbitrale geding wordt gevoerd op de wijze als door de partijen overeengekomen. De partijen hebben grote vrijheid om af te wijken van de regels, die gelden voor procedures bij de overheidsrechter.

Arbiters kunnen en plegen partijen meer ruimte te bieden ten aanzien van de inrichting van de procedure (zoals het aantal processtukken dat is toegestaan, de duur van de mondelinge behandeling en de ruimte die hierbij aan advocaten wordt gegund).

Arbitrage kent geen hoger beroep

Een belangrijk verschil tussen overheidsrechtspraak en arbitrage is dat arbitrage in principe is beperkt tot één instantie, zoals hiervoor reeds werd aangestipt, terwijl de procedure bij de overheidsrechter in beginsel in drie instanties (waarvan twee feitelijke) kan worden gevoerd. Weliswaar kan een arbitraal vonnis in een vernietigingsprocedure worden aangevochten, maar daarbij geldt dat de gronden tot vernietiging en de toetsing door de gewone rechter in de vernietigingsprocedure beperkt zijn.

Arbitrage biedt grensoverschrijdende mogelijkheden

Arbitrale vonnissen kunnen op basis van het Verdrag van New York wereldwijd ten uitvoer worden gelegd en er is de mogelijkheid om te arbitreren in een andere dan de Nederlandse taal.

Arbitrage of bindend advies

De keuze voor bindend advies in vergelijking met arbitrage ligt volgens de autoriteit op dit terrein, Mr. P.E. Ernste, vooral voor de hand zolang verhoudingen tussen partijen nog goed zijn – arbitrage zou deze op scherp kunnen zetten – en wanneer dat het geschil handelt over een strikt juridische rechtsvraag.27

(18)

3 Ontwikkelingen rechtsverhouding medisch

specialist – ziekenhuis

In dit hoofdstuk staat de eerste onderzoeksvraag centraal:

Op welke wijze heeft de rechtsverhouding medisch specialist en het ziekenhuis zich in de afgelopen jaren ontwikkeld en welke speci�ieke kenniseisen stelt deze ontwikkeling aan een arbitraal college?

3.1 Inleiding

In de rechtsverhouding tussen de medisch specialist en het ziekenhuis is er al decennia lang sprake van veranderingen en ontwikkelingen. Voor een goed begrip van de huidige situatie is het daarom nuttig hierbij het historisch perspectief te betrekken.

In de ontwikkeling sinds de Tweede Wereldoorlog zijn een aantal fasen te onderscheiden die als verschillende vormen van integratie zijn te categoriseren.

De juridische basis van de rechtsverhouding tussen een medisch specialist en een ziekenhuis is lange tijd vastgelegd in individuele toelatingsovereenkomsten. Verderop wordt geschetst hoe deze zich in de loop der tijd hebben ontwikkeld.

De invoering van de integrale bekostiging van de gezondheidszorg in 2015 heeft geleid tot wezenlijke veranderingen in de rechtsverhouding medisch specialist – ziekenhuis. De directe relatie is verdwenen en vervangen door tussenkomst van medisch specialistische bedrijven (MSB’s).

De MSB’s bevinden zich in feite tussen de individuele medisch specialist en het ziekenhuis in, maar de verhoudingen zijn niet altijd direct duidelijk. De �iscaal gedreven constructie heeft de gezamenlijke positie van medisch specialisten ten opzichte van het ziekenhuis versterkt, maar de positie van de individuele medisch specialist is vooral bij geschillen niet altijd duidelijk.

3.2 Historische achtergronden

Wanneer we terugkijken hoe de positie en rol van medisch specialisten in Nederlandse ziekenhuizen zich na de Tweede Wereldoorlog tot nu toe heeft ontwikkeld is er sprake van voortdurende veranderingen, die allemaal kunnen worden beschouwd als een vorm van integratie.28

In de periode van 1945 tot 1958 werd er ook al door de (inmiddels Koninklijke) NMG veel waarde gehecht aan vrije artsenkeuze en vrije vestiging van medisch specialisten, hetgeen het beste zou kunnen geschieden in zogenaamde open ziekenhuizen. Dit in tegenstelling tot de gesloten ziekenhuizen met slechts een beperkte groep van medisch specialisten, al dan niet in loondienst, aangesteld door het ziekenhuisbestuur. Naast zorginhoudelijke

argumenten werd de discussie over het open of gesloten karakter van ziekenhuizen ook

(19)

doorkruist door de problematiek van honorering. Gesloten ziekenhuizen hanteerden een

all-in tarief, waarin het honoreringsdeel van de medisch specialist in het ziekenhuistarief

was opgenomen.

Ook de overheid heeft zich met deze materie ingelaten en in 1954 een commissie ingesteld

die in 1957 een rapport met aanbevelingen over deze problematiek heeft aangeboden.29Er

werd een duidelijke voorkeur uitgesproken voor open ziekenhuizen, omdat daarmee de vrije artsenkeuze beter gewaarborgd zou zijn. Ook werd een dringend advies gegeven om medische staven te vormen en een normering van het aantal bedden per specialist. Voor de honorering werd een all-out tarief geadviseerd wegens de persoonlijke en medische

verantwoordelijkheid van de arts.

Het belang van een medische staf werd onderstreept door verschillende geneesheer-directeuren om de toenemende organisatorische ingewikkeldheid hanteerbaar te maken. Kwaliteitsbewaking van het medisch handelen werd gezien als één van de belangrijkste functies van de medische staf.30

De stafvorming werd als een oplossing gezien voor de mogelijke nadelen van de door de meeste partijen gewenste open ziekenhuizen. De integratie tussen medisch specialist en ziekenhuisorganisatie leek vooral zorginhoudelijk te zijn geı̈nspireerd.31

Tussen 1958 en 1983 wordt de moderne medische staf geleidelijk ingevoerd, met als gevolg de organisatorische inbedding van specialisten in het ziekenhuis. In deze periode kwam, naast de zorginhoudelijke integratie, meer aandacht voor de organisatorische integratie van de medische specialist en medische staf in het ziekenhuis. De functies van de staf breidden zich uit, met

name kwam geleidelijk de nadruk te liggen op kwaliteitsbewaking, opleiding en belangenbehartiging in de vorm van gestructureerd overleg met de directie.

Het merendeel van de specialisten was in het begin van deze periode nog werkzaam op individuele basis, de maatschap was nog geen gemeengoed. Later was er in toenemend mate sprake van associaties en maatschappen. In een enkele studie werd gewezen op de verwevenheid

van staf en maatschap en op de dragende rol van de maatschap bij stafvorming, maar verder is er niet veel bekend over de organisatorische betekenis van de maatschap.32

De periode 1983 tot 2000 wordt de relatie tussen medisch specialisten en ziekenhuizen vooral gekenmerkt door economische aspecten.

In 1983 werd het systeem van budgettering voor alle Nederlandse ziekenhuizen ingevoerd. Met de budgettering van de ziekenhuizen enerzijds en het nog steeds aanwezige

verrichtingenstelsel van de medisch specialisten anderzijds, ontstond een tegenstrijdig

29Rapport Van De Commissie Open En Gesloten Ziekenhuizen Van De Commissie Ziekenhuisvraagstukken, MC

1957, 12/49, p. 823–838.

30Pannekoek, MC 1958, 13/27, p. 444–448. 31Tamboer e.a., TSG 80/1, p. 51.

(20)

�inancieel belang tussen ziekenhuizen en specialisten. De economische a�hankelijkheid stimuleerde de verdere organisatorische integratie.

Volgens de LSV moest de budgetverdeling niet via de individuele specialist plaatsvinden, maar via de medische staven. Daarmee hield budgettering een versterking van de medische staf in, ten koste van de autonomie van de individuele specialist.33

De autonomie van de individuele specialist en van de maatschap werd in de praktijk boven die van de medische staf geplaatst.

Na het in werking treden van de Integratiewet op 1 februari 2000 is de positie van de medisch specialist in het ziekenhuis formeel veranderd. De wet regelt twee voor de medisch specialisten belangrijke onderwerpen, namelijk allereerst de

verantwoordelijkheid van de ziekenhuisleiding voor het totaal van de ziekenhuiszorg. De speci�ieke verantwoordelijkheden van de medisch specialisten en het ziekenhuis worden gelijktijdig erkend. Ten tweede wordt bepaald dat de budgetonderhandelingen met de zorgverzekeraars door het ziekenhuis worden gevoerd. Medisch specialisten moeten echter eerst verplicht worden geconsulteerd.34

Onderhandelingen tussen de koepels van medisch specialisten en ziekenhuizen hebben ook geleid tot een modelstatuut voor de medische staven dat is neergelegd in het Document Medische Staf (DMS).

In de periode na de Integratiewet in 2000 tot aan de invoering van de Integrale Bekostiging in 2015 hebben zich ook een aantal ontwikkelingen voorgedaan.

In 2005 de invoering van het DBC-systeem met een zelfstandige honorariumcomponent. In 2006 de stelselwijziging 'vraagsturing en marktwerking'.

In 2008 de invoering prestatiebekostiging medisch specialistische zorg. Met de komst van Medisch Specialistische Bedrijven (MSB’s) en de nieuwe

Arbeidsvoorwaardenregeling Medisch Specialisten (AMS) kan in ziekenhuizen behoefte ontstaan aan een nieuwe overeenkomst om de verhouding tussen medische staf en raad van bestuur te regelen. Van oudsher waren afspraken hierover vastgelegd in het landelijk vastgestelde Document Medische Staf (DMS). Onderwerpen in het DMS waren: kwaliteit en veiligheid, strategisch ziekenhuisbeleid en bedrijfsvoering.

3.3 Ontwikkeling toelatingsovereenkomsten

In oorsprong komt de toelating voort uit de situatie dat de buiten het ziekenhuis – veelal in een thuispraktijk – werkzame medisch specialist de gelegenheid kreeg om zijn patiënten binnen het ziekenhuis te opereren of op de polikliniek te zien.35

Uit een in 1994 door de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) gehouden inventarisatie is bleek dat in vrijwel alle gevallen de algemene ziekenhuizen destijds toelatingscontracten en stafreglementen hanteerden die zijn gebaseerd op het model van

33Tamboer e.a., TSG 2002, 80/1, p. 53. 34Tamboer e.a., TSG 2002, 80/1, p. 55. 35Kahn, TvGR 2009, 33/1, p. 17.

(21)

de LSV/NZR uit 1977-1980.36Dat model had als uitgangspunt dat het ziekenhuis als

facilitair bedrijf ten behoeve van de specialist fungeert, waarbij het niveau van de zorg, de kwaliteit en de controle daarop tot het exclusieve terrein van de specialist behoort.

Toen op 1 februari 2000 de zogeheten Integratiewet in werking trad, waren echter

aanpassingen nodig. De implicatie van de Integratiewet was dat de intramuraal werkzame vrijgevestigde medisch specialisten geen contractpartij meer waren voor de

zorgverzekeraars, en nog maar één opdrachtgever hadden, namelijk het ziekenhuis. De Integratiewet dreigde door deze opzet echter het onbedoelde gevolg te krijgen dat de vrijgevestigde specialisten in één keer (partieel) in dienst kwamen van het ziekenhuis.37.

De Integratiewet heeft in 2000 geleid tot een nieuwe Model Toelatingsovereenkomst (MTO).

Om de ondernemersstatus van de specialisten te bestendigen, werd in de MTO vastgelegd dat zij een zelfstandig declaratierecht én hun debiteurenrisico behielden.

Op 1 januari 2005 trad de DBC systematiek in werking. In deze systematiek worden de prestaties van het zieken huis en de specialisten als één product gedeclareerd. In verband daarmee is de MTO in 2006 aangepast.

De kernverplichting in de toelatingsovereenkomst voor de medisch specialist is dat hij onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid zorg verleent aan alle patiënten die zich aan de zorg van deze medisch specialist of het ziekenhuis hebben toevertrouwd. De

belangrijkste verplichting van het ziekenhuis is om ruimte, outillage en personeel ter beschikking te stellen aan de medisch specialist en hem gelegenheid te verschaffen zijn klinische en poliklinische werkzaamheden te verrichten.38

Toch was er breed gedragen kritiek op deze MTO uit 2006 omdat onvoldoende duidelijk was hoe de verantwoordelijkheidsverdeling met betrekking tot de kwaliteit van zorg was verdeeld en omdat zij onvoldoende mogelijkheden bood voor het ziekenhuis om op kwaliteit te sturen.39

De OMS en de NVZ hebben vervolgens in 2011 een nieuwe MTO tot stand gebracht waarin wordt uitgegaan van een samenwerking die wordt aangegaan door het ziekenhuis en de medisch specialist. De samenwerking is gericht op het verlenen van medisch specialistische zorg. Enerzijds heeft dit te maken met de gedeelde verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorg. Anderzijds is deze nieuwe insteek ingegeven door productieafspraken en

honoraria.

We zien dus dat er in de MTO een verschuiving plaats vindt van afzonderlijke naar

gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de zorg. Toch lijken sommige aanpassingen ook vooral ingegeven door �iscale overwegingen om vooral de status van zelfstandig

ondernemer te behouden.

36Meulemans, MC 1996, 51/5, p. 152. 37Gelpke, MC 2007, 62/44, p. 1808.

38Van IJsendoorn & De Laat, AR 2009/52, p. 23.

(22)

Kenmerk van alle toelatingsovereenkomsten blijft dat het een individuele overeenkomst betreft tussen de medisch specialist en een instelling die verantwoordelijk is voor het aanbieden van een bepaalde vorm van zorg.

Per 1 januari 2015 vervalt de MTO omdat vanaf die datum de rechtsverhouding tussen de medisch specialist en de zorginstelling niet meer rechtstreeks is, maar verloopt via een Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB)

3.4 Integrale bekostiging

Per 1 januari 2015 worden de kosten van ziekenhuisbehandelingen via een integraal tarief vergoed. Dat betekent dat het ziekenhuis álle behandelkosten declareert en vervolgens zelf beslist hoe het zijn inkomsten aanwendt. De honoraria voor vrijgevestigde medisch

specialisten worden dus niet meer met een apart tarief gefactureerd, zoals tot nog toe het geval was.

De integrale bekostiging vervangt per 2015 de ‘deelregulering’, een bekostigingsvorm waarin vrijgevestigde medisch specialisten speciaal voor hen geldende regels en tarieven kenden, wat zijn weerslag heeft gehad op onder andere tarie�berekening en

uitgavenbeheersing.40

De �inanciële deelregulering van ziekenhuisbudget en specialistenhonorarium is in 2015 afgeschaft, waardoor het duale bekostigingsmodel weliswaar tot het verleden behoort, maar de duale organisatiestructuur is in de loop der jaren echter behoorlijk vastgeroest in veel ziekenhuizen.41

De integrale bekostigingsvorm gaat veelal gepaard met een nieuwe organisatiestructuur. Dat wil zeggen dat ziekenhuizen per 2015 kunnen kiezen tussen diverse

organisatiemodellen.

Aanvankelijk werden door de NZa 4 verschillende modellen onderscheiden:

1. Medisch specialisten in loondienst

De medisch specialisten (ook de voorheen vrijgevestigden) zijn hierbij in loondienst van het ziekenhuis.

2. Medisch specialisten in één grote maatschap

Het ziekenhuis sluit een samenwerkingsovereenkomst met een collectief van medisch specialisten dat zich verenigd heeft in een Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB). Dat is een maatschap waarin alle specialisten (rechtstreeks) maat zijn.

3. Medisch specialisten in een coöperatie

Het ziekenhuis sluit een samenwerkingsovereenkomst met een Medisch

Specialistisch Bedrijf (MSB) met als rechtspersoon een coöperatie of een besloten vennootschap (bv) en is daarmee een zelfstandige rechtspersoon.

4. Medisch specialisten participeren in ziekenhuis

40Monitor integrale bekos�ging medisch specialis�sche zorg 2014. 41Houwen, TvGR 2018, 42/4, p. 275.

(23)

De medisch specialisten worden mede-eigenaar van het ziekenhuis via bijvoorbeeld een specialistencoöperatie. De specialistencoöperatie heeft dan, net als de stichting ziekenhuis, een aandeel in de ziekenhuis-BV en deelt in het resultaat.

Sinds de invoering van de integrale bekostiging in 2015 is door de NZa tweemaal een monitor uitgebracht.42In deze latere versies is op basis van feitelijke ontwikkelingen de

indeling in organisatiemodellen terug gebracht naar drie categorieën: 1. Samenwerkingsmodel

2. Loondienstmodel 3. Participatiemodel

Ad 1. Samenwerkingsmodel

Wanneer er in Ziekenhuizen of zbc’s sprake is van aanwezigheid van één

of meerdere MSB’s, valt dit in de categorie samenwerkingsmodellen. Er zijn verschillende typen MSB’s, die zich vooral onderscheiden in �iscale transparantie.43

De meeste vrijgevestigde medisch specialisten hebben hun praktijk en maatschapsaandeel persoonlijk ingebracht in een eigen praktijkvennootschap met de betrokken specialist als directeur-aandeelhouder. Deze praktijkvennootschappen kunnen dan middels individuele aansluitings- of ledencontracten lid zijn van een coöperatie, die het MSB exploiteert.

Op zeer beperkte schaal wordt het MSB in bv-vorm geëxploiteerd, waarbij de deelnemende specialisten, via hun eigen bv of als natuurlijk persoon, aandelen van de bv houden.

Om aan het �iscaal zwaardere risicopro�iel te voldoen is, als alternatief voor deze corporatieve rechtsvormen, door een aantal collectieven met voldoende

‘ondernemingssubstance’, gezamenlijk een �iscaal transparant maatschap MSB gevormd. In deze situatie hebben vrijgevestigde specialisten zich, via hun eigen bv of als natuurlijk persoon, als maat aan de maatschap verbonden. Een belangrijk verschil is dat de

(openbare) maatschap geen rechtspersoon is, zoals een bv of een coöperatie, maar een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid met hoofdelijke aansprakelijkheid voor alle maten.

Binnen het samenwerkingsmodel is het ook mogelijk dat specialisten in loondienst zijn van een MSB, ongeacht de rechtsvorm van zo’n MSB.

Ad 2. Loondienstmodel

Ook het klassieke loondienstmodel is blijven bestaan, wat inhoudt dat (een deel van) de medisch specialisten in loondienst (is) zijn van het ziekenhuis of zbc.

Ad 3. Participatiemodel

Tenslotte kennen we het participatiemodel, waarmee wordt gedoeld op een organisatievorm waarbij medisch specialisten op basis van (volle) eigendom in de

42Monitor integrale bekos�ging specialis�sche zorg 2015; Monitor Integrale bekos�ging medisch-specialis�sche zorg 2018.

(24)

juridische structuur van het ziekenhuis deelnemen en hun �iscaal zelfstandige status kunnen behouden. Bij dit model bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid dat specialisten een risicodragend belang nemen in het ziekenhuis via aandelenbezit of via het doen van investeringen in, of het verstrekken van leningen aan het ziekenhuis.

Uit de NZa Monitor 2018 blijkt dat 80% van de ziekenhuizen een loondienstmodel

hanteert, evenals het samenwerkingsmodel met één of meerdere MSB’s dat ook door 80 % van de ziekenhuizen wordt gehanteerd. De meeste ziekenhuizen hanteren dus een

combinatie van beide organisatievormen. Drie ziekenhuizen (7%) hebben aangegeven een ander model te kennen. Bij deze ziekenhuizen is in meer of mindere mate sprake van verwantschap met het participatiemodel.

3.5 Positie medisch specialistische bedrijven (MSB’s)

In voorgaande jaren heeft de overheid op verschillende manieren getracht het

Geı̈ntegreerd Medisch Specialistisch Bedrijf van de grond te krijgen met op zijn minst matig succes. Echter de dreiging dat alle medisch specialisten na invoering van de Integrale bekostiging in 2015 �iscaal als ondernemers zouden worden beschouwd heeft er toe geleid dat in 2014 vrijwel alle vrijgevestigde medisch specialisten zijn toegetreden tot een

Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB).

In 2018 is door BDO Accountants onderzoek uitgevoerd naar de huidige status van MSB’s.44Uit dit onderzoek blijkt dat er 61 MSB’s actief zijn, maar van slechts de helft

openbare jaarrekeningen beschikbaar zijn, terwijl het deponeren van de jaarrekening voor coöperaties wettelijk verplicht is.

Uit het onderzoek blijkt ook dat ‘ondernemingssubstance’ in de praktijk nog heel weinig voorstelt. Er wordt minimaal geı̈nvesteerd, want nagenoeg alle MSB’s beschikken over 5% of minder materiële vaste activa. Uit de gedeponeerde jaarrekeningen over 2017 blijkt een gemiddelde van slechts 4%. Het gemiddelde eigen vermogen van de 28 MSB’s waarvan balansinformatie is gepubliceerd, bedraagt ultimo 2017 19,7% t.o.v. totaal vermogen. In 2016 bedroeg dit nog 17,1%. BDO concludeert dat menig MSB volgens het door de Belastingdienst geschetste kader nog niet klaar is voor de toekomst.

Volgens de NZa Monitor 2018 spelde een sterke focus van specialisten op behoud van hun �iscaal ondernemerschap en hun ona�hankelijke positie ten opzichte van het ziekenhuis vooral gedurende de eerste jaren (2015, 2016 en soms ook nog 2017) na de invoering van het integraal tarief. Sinds 2017 en 2018 is steeds meer nadruk komen te liggen op

zorginhoudelijke en beleidsmatige zaken.45

Voorbeelden hiervan zijn afspraken (meestal vastgelegd in de samenwerkings-overeenkomst) over kwaliteit.

Toch blijkt dat ondanks de wettelijke eindverantwoordelijkheid voor ‘goede zorg’ het ziekenhuisbestuur niet over wettelijke instrumenten beschikt om in te grijpen bij niet (optimaal) functionerende vrijgevestigd medisch specialisten binnen het MSB.

44BDO-BENCHMARK ZIEKENHUIZEN 2018.

(25)

Het ziekenhuisbestuur kan het MSB of de individuele medisch specialist een waarschuwing geven. De waarschuwing aan een individuele medisch specialist vindt geen grondslag in de meeste samenwerkingsovereenkomsten. De juridische betekenis van een waarschuwing is daarmee niet vastomlijnd. In een aantal samenwerkingsovereenkomsten is opgenomen dat het ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijven met nakoming van de overeenkomst veelal een grond oplevert voor opzegging van de samenwerkingsovereenkomst met het MSB.46

Alle MSB’s maken afspraken met het ziekenhuis over disfunctionerende specialisten. Volgens de NZa Monitor 2018 maakt 79% van de ziekenhuizen afzonderlijk afspraken met het MSB over disfunctionerende specialisten.47Deze afspraken worden altijd schriftelijk

vastgelegd, ofwel in de samenwerkingsovereenkomst of in een apart document voor het disfunctioneren (vaak een protocol of reglement). Ook voor disfunctionerende medisch specialisten geldt dat de eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit en veiligheid van zorg bij het bestuur van het ziekenhuis ligt. Maar vaak wordt in de praktijk, mede op basis van de hierover in de samenwerkingsovereenkomst vastgelegde afspraken, samen met het MSB opgetrokken.

In de meeste gevallen dient het MSB als eerste maatregelen te nemen tegen de

disfunctionerende specialist. Pas in het uiterste geval zal het ziekenhuis bij vastgesteld disfunctioneren besluiten tot ontzegging van de toegang van de betreffende medisch specialist tot het ziekenhuis. De juridische basis daarvoor is echter niet altijd eenduidig aanwezig.

De te volgen procedure bij mogelijk disfunctioneren en het oordeel over disfunctioneren plaatsvindt vindt in sommige ziekenhuizen plaats onder regie van het bestuur van de VMS. De afspraken en procedures rondom disfunctioneren van medisch specialisten zijn in deze ziekenhuizen gemaakt met de VMS. Omdat de medisch specialisten die werkzaam zijn in een MSB ook in de VMS zijn vertegenwoordigd, zijn deze afspraken ook op hen van toepassing.

De positie van de individuele specialist ten opzichte van het MSB is een lastige �iguur die vroeger natuurlijk ook al bij de kleinere maatschappen speelde, maar daar was het duidelijk dat er geen hiërarchie was tussen de maten.

In wezen geldt dit voor een MSB ook, elk lid is gelijkwaardig en heeft evenveel stemrecht als ieder ander. Maar gezien de omvang van MSB’s met meestal meer dan 75

leden/deelnemers is enerzijds de stem van een eenling marginaal, maar anderzijds wil de meerderheid meestal niet opdraaien voor con�licten van verstoorde verhoudingen op vakgroepniveau (de oude maatschap).

3.6 Deelconclusie

De wijze waarop de rechtsverhouding medisch specialist en ziekenhuis zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld is in dit hoofdstuk beschreven. Vanuit een lange historie met

voortdurende aanpassingen is vooral de invoering van de integrale bekostiging per 1 januari 2015 van doorslaggevend belang voor de huidige situatie, die wezenlijk afwijkt van

46De Jong, TZRP 2018/6, p. 15.

(26)

het verleden. Sinds deze invoering is de rechtstreekse juridische relatie tussen ziekenhuis en de individuele specialist verbroken en loopt deze verhouding indirect via een MSB, tenzij de medisch specialist rechtstreeks in loondienst is bij het ziekenhuis.

Vanuit het perspectief welke speci�ieke kenniseisen aan een arbitraal college zouden moeten worden gesteld wordt nu ingegaan op de juridische documenten die de onderleggers vormen voor de rechtsverhouding.

Tot 1 januari 2015 was de MTO het belangrijkste document waarin de rechtsverhouding tussen de medisch specialist en een ziekenhuis was geregeld. De toelatingsovereenkomst moet juridisch worden getypeerd als een overeenkomst suï generis: een onbenoemde niet wettelijk geregelde overeenkomst van geheel eigen aard.48De labeling van de

toelatingsovereenkomst tot overeenkomst suï generis brengt met zich mee dat bij

vraagstukken omtrent onder meer wijziging of beëindiging van de overeenkomst uiteraard primair gekeken moet worden naar het bepaalde in de overeenkomst zelf, maar daarnaast naar de algemene beginselen van het overeenkomstenrecht. Dit geldt evenzeer indien geconcludeerd wordt dat het toelatingscontract belangrijke elementen bevat van de arbeidsovereenkomst.

Overigens geldt dat rechtsverhouding voor medisch specialisten in loondienst is geregeld

in de Arbeidsvoorwaardenregeling Medisch Specialisten (AMS).49

In zekere zin de opvolger van de toelatingsovereenkomst is de

samenwerkingsovereenkomst tussen het ziekenhuis en het MSB. In dit geval betreft het echter geen overeenkomst tussen instelling en individu, maar tussen instelling en

maatschap of coöperatie. Er bestaat geen standaard model samenwerkingsovereenkomst hoewel de meeste overeenkomsten allen op een model gebaseerd lijken te zijn, maar toch individueel zijn aangepast.

Tot 2015 was de relatie tussen raad van bestuur en medische staf op het gebied van

kwaliteit en veiligheid én op het gebied van strategisch ziekenhuisbeleid en bedrijfsvoering geregeld in het Document Medische Staf. Adviesrecht ten aanzien strategisch

ziekenhuisbeleid of regelingen met betrekking tot bedrijfsvoering kunnen om �iscale redenen geen onderdeel zijn van de relatie tussen medische staf en raad van bestuur wanneer er een MSB is ingericht. Als het ziekenhuis deze onderwerpen wil voorleggen of overeenkomen met de vrij beroepsbeoefenaren, dan zal dit onderdeel moeten zijn of worden van de Samenwerkingsovereenkomst tussen raad van bestuur en MSB. Daarom hebben de FMS en de LAD een handreiking en een voorbeeldovereenkomst uitgebracht om

zodoende lokale afspraken tussen MSB en raad van bestuur mogelijk te maken.50

Tenslotte zijn er nog de overeenkomsten tussen MSB en haar leden of deelnemers, de individuele specialisten, hun persoonlijke vennootschappen en eventuele maatschappen. Aangezien dit allemaal particuliere overeenkomsten zijn, zijn zij naar hun aard niet openbaar en is hier in het publieke domein weinig over te vinden.

48Kahn 2001, p. 42-44.

49Arbeidsvoorwaardenregeling Medisch Specialisten AMS 2018. 50Handreiking Overeenkomst Medische Staf – Raad van Bestuur 2015.

(27)

Wel kan worden geconstateerd dat op alle aspecten de rechtsverhouding tussen medisch specialist en ziekenhuis direct of indirect wordt gereguleerd door overeenkomsten en contracten die in geval van geschillen tussen partijen onderling zullen moeten worden getoetst op toepasbaarheid.

Kennis van het contractenrecht en in het bijzonder het arbeidsrecht en ondernemingsrecht lijkt hier een essentiële competentie voor scheidslieden die dienen te oordelen over

geschillen die uit deze in het algemeen complexe rechtsverhoudingen voort kunnen komen. Medisch inhoudelijke kennis lijkt minder relevant, maar wel weer kennis van het gezondheidsrecht, mede gezien het voortdurende wijzigende wettelijke kader.

(28)

4 Werkwijze Scheidsgerecht

Gezondheidszorg

In dit hoofdstuk staat de tweede onderzoeksvraag centraal:

Op welke wijze is de samenstelling van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg gewaarborgd en welke procedurele voor- en nadelen en eventuele knelpunten kunnen daarin worden

geadresseerd?

4.1 Inleiding

Het Scheidsgerecht Gezondheidszorg kent een relatief korte historie die terug gaat tot 1961. Vanuit een achtergrond in het Nederlandse ziekenhuiswezen is het huidige scheidsgerecht ontstaan.

De samenstelling van het bestuur van de Stichting Scheidsgerecht Gezondheidszorg en de arbiters van het scheidsgerecht zijn reglementair vastgelegd in de statuten en het

arbitragereglement.

Ook de procedure van arbitrage door het Scheidsgerecht Gezondheidszorg is gereglementeerd.

Zowel uit de praktijk als in de literatuur kunnen kritiek en knelpunten worden gesignaleerd bij het functioneren van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg.

4.2 Totstandkomingsgeschiedenis van het scheidsgerecht

De ontstaansgeschiedenis van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg gaat terug tot 1961 toen het Scheidsgerecht voor de ziekenhuizen aangesloten bij de Vereniging van Katholieke Ziekenhuizen (VKZ) werd opgericht, dat beschouwd kan worden als een voorloper van het huidige SG.51

In 1971 heeft de Nationale Ziekenhuisraad in samenwerking met een aantal organisaties van leidinggevende functionarissen, werkzaam in het ziekenhuiswezen, een scheidsgerecht ingesteld voor het Nederlandse ziekenhuiswezen. Dit scheidsgerecht is voornamelijk bedoeld om uitspraken te doen in geschillen tussen ziekeninrichtingen en daaraan verbonden directeuren, artsen, klinisch-chemici en apothekers. Er werd tevens beoogd jurisprudentie te verkrijgen in het kader van het ziekenhuiswezen en daarom was ook

voorzien in de mogelijkheid om uitspraken openbaar te maken.52

Het bestuur van de Nationale Ziekenhuisraad benoemde de voorzitter en vice-voorzitter(s) alsmede de grif�ier en de plaatsvervangend grif�ier. Ook bij de benoeming van leden van het scheidsgerecht had het bestuur van de Ziekenhuisraad de belangrijkste stem om bestuurders te benoemen.

51Van Zeben 1989, p.113.

(29)

Het scheidsgerecht was bevoegd om over geschillen tussen instellingen onderling (leden van de NZR) te oordelen en over geschillen tussen een instelling en daaraan verbonden functionarissen, zoals directeuren, specialisten, klinisch-chemici, apothekers en geestelijke verzorgers. Het eerste soort geschillen is volgens toenmalig voorzitter van Zeben nooit voorgelegd, maar de laatste in toenemende mate. Tot 1980 minder dan 10 per jaar, maar aan het eind van dat decennium gemiddeld 35 per jaar. Toen gingen de meeste geschillen over de beëindiging van een toelatingsovereenkomst tussen een specialist en een

ziekenhuis/-verpleeginrichting en – in toenemende mate – van een arbeidsovereenkomst tussen een directeur en een dergelijke inrichting.53Een interessante samenvatting van de

achtergronden van het Scheidsgerecht wordt gegeven door IJsendoorn en de Laat:

Het Scheidsgerecht is ingesteld toen de gedachte nog was dat ziekenhuizen en medisch specialisten samen een groot geı̈ntegreerd zorgbedrijf moesten zijn. Dat zorgbedrijf kreeg jaarlijks een budget voor de medische specialistische zorg voor de omgeving. Het was wettelijk niet mogelijk om deze zorg buiten de bestaande ziekenhuizen op te zetten. Ziekenhuizen en medisch specialisten waren dus op elkaar aangewezen. In dat kader is het Scheidsgerecht Gezondheidszorg ontstaan: een instantie die snel geschillen kon beslechten, met als belangrijke functie het waarborgen van de continuı̈teit van zorg.54

Sinds 1 juli 1999 is de naam van Scheidsgerecht voor het Nederlandse Ziekenhuiswezen gewijzigd in Scheidsgerecht Gezondheidszorg. Vanaf die datum is ook een nieuw

Arbitragereglement in werking getreden, dat met een aantal tussentijdse wijzigingen nog steeds van kracht is.55

4.3 Eisen en karakteristieken samenstelling leden

Voor de samenstelling van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg is de Stichting

Scheidsgerecht Gezondheidszorg verantwoordelijk (art. 12.2).56

De stichting kent een elftal organisaties die als deelnemer zijn aangesloten (art. 4.1):

ActiZ

Organisatie van zorgondernemers NVZ vereniging van ziekenhuizen

vereniging van alle algemene ziekenhuizen, categorale instellingen en revalidatiecentra in Nederland

GGZ Nederland

Geestelijke Gezondheidszorg Nederland VGN

Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland KNMG

Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst

53Van Zeben 1989.p.116.

54Van IJsendoorn & De Laat, AR 2009/52, p. 22, noot 3.

55Arbitragereglement van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg 2020 56Statuten S�ch�ng Scheidsgerecht Gezondheidszorg.

(30)

KNMP

Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Pharmacie KNMT

Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Tandheelkunde KNOV

Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen NVKC

Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie NVZD

Vereniging van bestuurders in de gezondheidszorg NFU

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra

Het bestuur bestaat uit 4 personen die worden benoemd door ActiZ, NVZ, GGZ Nederland, VGN en NFU (1 persoon plus plaatsvervangend bestuurslid), NVZD en KNMH (ieder 1 plus plaatsvervangend bestuurslid), KNMP, KNMT, KNOV en NVKC (1 persoon plus

plaatsvervangend bestuurslid) volgens rooster.

De helft van de bestuursleden wordt dus benoemd door belangenorganisaties van zorginstellingen en hun directeuren.

De benoeming van arbiters en grif�iers vindt plaats op basis van het Arbitragereglement.57

De voorzitter en vicevoorzitter(s), alsmede (plaatsvervangend) grif�ier(s) worden door het bestuur benoemd op basis van niet-bindende voordracht van de zittende voorzitter en vicevoorzitters en moeten voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechter in een rechtbank, zoals omschreven in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (art. 4).

De overige arbiters worden benoemd uit bindende voordrachten van de desbetreffende deelnemers.

In het Scheidsgerecht Gezondheidszorg hebben naast de voorzitter als arbiter zitting (art. 5.2):

a. toezichthouders: ten minste acht leden die deel uitmaken van het

toezichthoudende

orgaan van instellingen, te benoemen door het bestuur op voordracht van de desbetreffende deelnemende organisatie van de stichting, in dier voege dat twee arbiters uit de kring van de algemene ziekenhuizen, twee arbiters uit de kring van de psychiatrische instellingen, twee arbiters uit de kring van de instellingen voor gehandicaptenzorg en twee arbiters uit de kring van de verpleeg en/of

verzorgingshuizen a�komstig dienen te zijn;

b. bestuurders: ten minste acht leden die deel uitmaken van de directie of het

bestuur, niet zijnde het toezichthoudende orgaan van instellingen, die overeenkomstig het bepaalde onder a van dit lid op voordracht van de

(31)

desbetreffende deelnemende organisatie van de stichting worden benoemd door het bestuur van de stichting;

c. bestuurders: ten minste veertien bestuurders van instellingen, te benoemen op

voordracht van de NVZD – vereniging van bestuurders in de zorg, van wie er ten minstevier deskundigheid bezitten inzake de toepassing van het Beheersmodel honorariavrijgevestigd medisch specialisten, of een daarmee op één lijn staande regeling;

d. ten minste achttien artsen-specialisten, verbonden aan instellingen, te benoemen

op voordracht van de KNMG, Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst;

e. ten minste zes artsen-specialisten in dienstverband, verbonden aan instellingen, te

benoemen op voordracht van de KNMG, Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst;

f. ten minste twee apothekers, verbonden aan instellingen, te benoemen op

voordracht van de KNMP, Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Pharmacie;

g. ten minste twee klinisch-chemici, verbonden aan instellingen, te benoemen

op voordracht van de NVKC, Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde;

h. ten minste twee huisartsen, toegelaten tot of verbonden aan instellingen, te

benoemen op voordracht van de KNMG, Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst;

i. ten minste twee verloskundigen, verbonden aan instellingen, te benoemen op

voordracht van de KNOV, Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen;

j. ten minste twee tandartsen of kaakchirurgen verbonden aan instellingen, te

benoemen op voordracht van de KNMT, Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde;

k. ten minste vier accountants, te benoemen op voordracht van de KNMG, Koninklijke

Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.

In totaal kent het Scheidsgerecht Gezondheidszorg dus naast voorzitter, vicevoorzitter(s) en (plaatsvervangend) grif�iers ten minste 68 arbiters die conform bovenstaande

vertegenwoordiging worden benoemd.

Op 3 juni 2020 stonden op de website van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg 72 arbiters vermeld en 7 professionele juristen, te weten 1 voorzitter, 2 vice-voorzitters, 1 secretaris en 3 plaatsvervangend grif�iers.58

Aan arbiters worden verder geen nadere eisen gesteld, hetgeen in lijn is met de

Arbitragewet (art. 1023 Rv) die alleen als eis stelt dat een arbiter een handelingsbekwaam natuurlijk persoon is.

58Website Scheidsgerecht Gezondheidszorg,h�ps://scheidsgerechtgezondheidszorg.nl/scheidsgerecht/arbiters,

(32)

4.4 Eisen en karakteristieken van de arbitrale procedure

In beginsel worden geschillen behandeld door een kamer van het Scheidsgerecht

Gezondheidszorg, bestaande uit drie arbiters, daartoe aangewezen door de voorzitter, te weten: de voorzitter en twee arbiters als bedoeld in artikel 5 van het reglement.

De procedure is vastgelegd in het Arbitragereglement, hoofdzakelijk in artikel 18 en 25.59

In de bijlage zijn deze artikelen opgenomen, hieronder worden zij kort samengevat. Een procedure wordt gestart door het indienen van een memorie van eis bij de grif�ie, die door de verweerder wordt beantwoord met een memorie van antwoord, waarbij eventueel een tegeneis kan worden ingesteld in een memorie van eis in reconventie.

De voorzitter kan het indienen van nadere memories toestaan binnen door hem te stellen termijnen.

De uitspraken worden in principe gegeven als arbitraal vonnis.

Er is ook een mogelijkheid voor een verkorte procedure in kort geding.

4.5 Kritiek en knelpunten (uit literatuur en praktijk)

De meeste medisch specialisten komen individueel nooit in aanraking met het

Scheidsgerecht Gezondheidszorg, maar iedereen heeft wel eens gehoord van of over een collega die partij was in een geschil dat door het Scheidsgerecht Gezondheidszorg werd beslecht.

Hoewel dit niet kan worden gestaafd met degelijk wetenschappelijk onderzoek lijkt de

communis opinio wel te zijn dat een procedure voor de individuele medisch specialist

meestal niet gunstig uitpakt. Het beeld bestaat dat arbiters, gezien hun achtergrond, meestal op de hand van een instelling zijn en het individu gemiddeld sneller het onderspit delft.

In één van de zeldzame publicaties over dit onderwerp werd dit beeld bevestigd op basis van een beperkte analyse van gepubliceerde uitspraken van het Scheidsgerecht

Gezondheidszorg in de periode januari 2006 tot en met december 2013.60

Slechts één uitspraak was in het voordeel van twee medisch specialisten en in ongeveer 50 procent van de gepubliceerde uitspraken is aan de medisch specialist als compensatie een billijke vergoeding toegekend. Eénmaal ongeveer een jaarwinst en in de andere gevallen bedragen van 50.000, 80.000, 100.000 en een enkele maal 150.000 euro. Het ziekenhuis wint vrijwel altijd het geschil over opzegging van de toelatingsovereenkomst, in die zin dat de opzegging in stand blijft. In de helft van de gevallen wordt een (beperkte) billijke

vergoeding toegekend.

Op de online versie van dit artikel is gereageerd door de voormalig (vice)voorzitter van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg, Prof. mr. A. Hammerstein, die de bewering dat medisch

59Arbitragereglement van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg 2020. 60Draaisma, Van De Heijden & Woudstra 2014, p. 1266–1268.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Op de domein autonomie heeft de manager een indirecte invloed, wanneer het budget voor een bepaalde behandeling niet toereikend is dan moet de specialist op

Om de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening te kunnen toepassen, is het nodig dat het bestuur van Stichting Scheidsgerecht Gezondheidszorg

Om de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening te kunnen toepassen, is het nodig dat het bestuur van Stichting Scheidsgerecht Gezondheidszorg zich over

stabieler rendementsverloop hebben dan indirecte beleggingen en dit wordt veroorzaakt door de afwezigheid van leverage Ten aanzien van beursgenoteerd vastgoed kan

Wanneer er door een gebrek aan isotopen onduidelijkheid is over de diagnose en de vordering van een ziekte, kun je geen goed behandelplan meer maken – en kunnen andere

Het is van belang dat universitair medisch specialisten, om in kunnen spelen op de veranderingen in de medisch specialis- tische zorg, betrokken zijn bij de organisatie van het umc en

Uit de onderzochte uitspraken blijkt ten slotte dat in geval het beroep op het verschoningsrecht niet wordt gehonoreerd, inzage in het medisch dossier beperkt dient te blijven tot