• No results found

‘Rationele overlever of strategische partner?’ Defensie-uitgaven van kleine staten in het licht van high and low politics

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Rationele overlever of strategische partner?’ Defensie-uitgaven van kleine staten in het licht van high and low politics"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproject IBO – Scriptie

‘Rationele overlever of strategische partner?’

Defensie-uitgaven van kleine staten in het licht van high and low politics

Naam student: Laurens van de Merbel Studentnr: s2032104

Bachelorproject IBO: Small States in World Politics Datum: 02-06-2020

Woordenaantal: 7990

Eerste lezer: Dr. W.P. Veenendaal Tweede lezer: Prof. dr. I.C. van Biezen

(2)

1 Inhoudsopgave 1. Inleiding ... 2 2. Theoretisch Kader ... 3 2.1. Probleemstelling ... 7 3. Hypothesen ... 8

4. Conceptualisatie & Operationalisatie ... 9

4.1. Kleine en grote staten ... 9

4.2. Defensie-uitgaven ... 10

5. Onderzoeksdesign & Casus Selectie ... 11

5.1. Onderzoeksdesign ... 11 5.2. Casusselectie ... 11 6. Onderzoeksmethode ... 12 6.1. Kwantitatieve analyse ... 12 6.2. Kwalitatieve analyse ... 12 7. Kwantitatieve analyse ... 13 8. Kwalitatieve analyse ... 17 8.1. IJsland ... 18

8.2. Trinidad & Tobago ... 20

9. Conclusie ... 22

Bibliografie ... 24

(3)

2

1. Inleiding

Het optreden van kleine staten in de wereldpolitiek doet veel stof opwaaien. In de discussie tussen academici wordt vanuit verschillende perspectieven naar dit onderwerp gekeken. Staten zoals Singapore of Estland kunnen bestempeld worden als ‘kleine staten’ ten opzichte van grootmachten, die in bevolkingsgrootte, territorium en militaire capaciteit ver boven hen uitsteken. De veiligheid van kleine staten is daarom aan deze verscheidene factoren onderhevig (East, 1973). Kleine staten kunnen zich daardoor benadeeld voelen ten opzichte van grootmachten. Dit zorgt ervoor dat zij zich op een bepaalde manier in het internationale systeem gedragen. De academische literatuur is verdeeld over de wijze waarop staten omgaan met hun veiligheid. Daarbij stelt een gedeelte van de literatuur dat staten zich voortdurend met hun veiligheid bezighouden (Painter, 1995; Baylis, Smith & Owens, 2017). Veiligheid wordt in dit perspectief tot topprioriteit gemaakt. Vanuit een realistische academische traditie telt alleen (militaire) veiligheid mee voor de overleving van de staat (Baylis, Smith & Owens 2017). Dit wordt high politics genoemd, een term die ook wordt gebruikt om de veiligheidsrelatie van een staat met andere staten te kunnen identificeren (Barnett, 1990). Ook in de praktijk is het mogelijk om deze kleine staten te onderscheiden. Voorbeelden van kleine staten die veel investeren in hun militaire capaciteit zijn bijvoorbeeld de kleine Golfstaten (Volkskrant, 2015).

Een ander gedeelte van de literatuur beweert dat kleine staten zich nauwelijks richten op hun veiligheid. Kleine staten, zo stelt de literatuur, zullen zich veel meer richten op low politics door hun focus op issues als economisch beleid, lidmaatschap van internationale gemeenschappen en de welvaart van de staat. Low politics wordt geassocieerd met zaken die niet van vitaal belang zijn voor het overleven van de staat zoals economisch beleid (Maass, 2014). Daarnaast zullen kleine staten hun blik richten op participatie in internationale organisaties, om via diplomatie hun bestaan te waarborgen en hun relevantie voor grootmachten te verhogen (Painter, 1995). Kleine staten kiezen hiervoor omdat ze op rationele gronden beseffen dat ze door hun beperkingen in grootte en militaire capaciteit kwetsbaar zijn voor externe invloeden (Keohane, 1969; East, 1973).

De academische literatuur is zodoende verdeeld over de wijze waarop kleine staten omgaan met hun veiligheid ten opzichte van grote staten en de mate waarin kleine staten prioriteit geven aan hun veiligheid. Dit onderzoek poogt te onderzoeken of staten eerder high politics dan low politics zullen gebruiken in hun buitenlandbeleid, door middel van het analyseren van defensie-uitgaven van kleine staten en grote staten.

Dit onderzoek behelst allereerst een theoretisch kader waarin literatuur besproken wordt omtrent high politics en low politics en de onderzoeksvraag wordt ingebed. Vervolgens volgt

(4)

3

er een methodologische verantwoording, waarna door middel van een kwantitatieve en kwalitatieve analyse de defensie-uitgaven van staten zijn geanalyseerd. Dit onderzoek sluit af met een conclusie waarin de resultaten van het onderzoek worden teruggekoppeld naar de bestaande literatuur.

2. Theoretisch Kader High politics - realisme

Het gedrag van staten kan allereerst bekeken worden vanuit een realistisch perspectief. In het realisme wordt de staat gezien als een unitaire actor die de belangrijkste speler is binnen de internationale betrekkingen. Het realisme betoogt dat de overleving van de staat in het internationale systeem het hoofddoel van de staat is. De staat verkeert daardoor in een voortdurende alertheid om veiligheid te kunnen creëren om het voortbestaan van de staat te waarborgen met steun van de aanwezige militaire capaciteit (Mearsheimer, 2001). Daarnaast beschouwen de realisten het internationale systeem als anarchistisch, zonder enige vorm van supranationale autoriteit waardoor staten altijd zullen handelen uit eigenbelang. Tenslotte maakt het realisme onderscheid tussen grootmachten en kleinere staten. Dit onderscheid wordt door de realisten gemaakt op basis van militaire capaciteiten van staten (Hurrell, 2006). De veiligheid kan worden vergroot door de macht van de staat te vergroten ten opzichte van de andere staten, door realisten relative gains genoemd. In deze situatie kunnen staten ofwel niets, ofwel alles verkrijgen. Dit wordt ook wel een zero-sum game genoemd (Jervis, 1999).

De term high politics wordt gebruikt door academici uit de realistische traditie. Verschillende academici beschrijven de term in het kader van de veiligheidsrelatie van een staat met andere staten (Barnett, 1995) en anderen zoals Painter (1995), Morgenthau en Thompson (2005) gebruiken high politics om de noodzaak van zaken te omschrijven die vitaal zijn voor het voortbestaan van de staat. Tenslotte stellen Baylis, Smith en Owens (2017) dat high politics bestaat uit thema’s die hoog op de agenda van het buitenlandbeleid staan, zoals veiligheid en militaire capaciteit. Concluderend zijn staten volgens het realisme dus voortdurend gefocust op high politics en houden ze zich uitsluitend daarmee bezig.

High politics en kleine staten

In het verlengde van de notie over het realistische perspectief op de internationale betrekkingen en de rol van staten hierin, kan men ook het realistische standpunt ten aanzien van kleine staten hieruit opmaken. Mearsheimer (2001) stelt dat alleen grootmachten een rol spelen in het

(5)

4

internationale systeem. In het internationale systeem kunnen kleine staten daardoor geen grote rol spelen en worden ze gedomineerd door de grootmachten. Kleine staten vormen in mindere mate een bedreiging voor de grootmachten, omdat zij alleen het machtsevenwicht in een systeem kunnen doorbreken door middel van allianties (Vaicekauskaite, 2017). Realisten stellen dus dat kleine staten voor hun overleving zijn aangewezen op de grillen van de grootmachten om hen heen. Knudsen (1996) beaamt dit door te stellen dat het beleid van de grootmachten de toekomst van de kleine staten bepaalt. De enige manier waarop kleine staten kunnen overleven is door relevant te zijn én te blijven in de strategie van de grootmachten. De veiligheid van de staat wordt dus bepaald door externe factoren, waardoor kleine staten niet zelf de regie voeren.

Bij kleine staten is er een voortdurende bestaansdreiging aanwezig en zal de kleine staat in opperste staat van paraatheid moeten zijn. Kleine staten zullen hun beperkte middelen moeten aanwenden om hun veiligheid tegen dreigingen te waarborgen. Dit betekent dat kleine staten zich niet bezig zullen houden met zaken die niet van vitaal belang zijn voor het overleven van de staat. Ze zullen zich enkel richten op het behoud van de staat, door het verhogen van hun veiligheid en het maximaliseren van macht (Mearsheimer, 2001). In tegenstelling tot het liberalistische gedachtegoed, waarin staten beiden meer winst kunnen halen in een situatie, wordt dit door realisten uitgesloten. High politics is voor realisten dus ook de manier om het bestaan van kleine staten te garanderen, waarbij de andere staat wordt uitgesloten of in elk geval niet evenveel winst genereert (Gleason, Kerimbekova & Kozhirova, 2008).

De realistische literatuur stelt dat high politics voor de overleving van kleine staten in het internationale systeem van wezenlijk belang is. Doordat kleine staten in een anarchistisch systeem beschouwd worden als kwetsbaar zullen zij op zoek gaan naar manieren om te overleven in het internationale systeem. Uit dit realistisch perspectief volgt dat kleine staten hun buitenlandbeleid volledig zullen richten op high politics en overleven in het internationale systeem (Buszynski, 2002).

Low politics – liberalisme

Staten kunnen zich echter ook richten op low politics, wat zich meer focust op samenwerking in de internationale politiek. Daarnaast richten staten met low politics zich op zaken zoals het economisch beleid, onderwijs en publieke gezondheid. Ook de onderlinge afhankelijkheid tussen staten op internationaal niveau wordt weergegeven (Barnett, 1995; Painter, 1995). Low politics wordt door realisten geduid als handelswijze die niet van vitaal belang is voor het behoud van de staat. De onderwerpen die deel uitmaken van low politics zijn echter belangrijk

(6)

5

voor het liberalistische gedachtegoed. Het liberalisme is een stroming die binnen de internationale betrekkingen ook de relevantie van internationale instituties benadrukt in het internationale systeem (Moravcsik, 1992). Het liberalisme stelt dat instituties en ideologieën een grote rol spelen binnen een staat voor beleidsvorming en politiek. Beleid ontstaat doordat individuen binnen een staat zich tot groepen vormen om daarmee politieke doelstellingen te bereiken op internationaal niveau (Putnam, 1988; Moravcsik, 1992).

Op internationaal niveau zijn er binnen het liberalistische perspectief instituties nodig om mechanismen in het statensysteem te reguleren (Hurrell, 2006). Deze instituties kunnen samenwerking tussen staten vergemakkelijken en onderlinge gelijkheid bevorderen. Volgens het liberalisme is het mogelijk dat wanneer staten dezelfde belangen nastreven er sprake is van absolute gains, een situatie waarin beide staten maximale winst behalen.

Low politics en kleine staten

In de liberalistische stroming van de internationale betrekkingen heeft het concept van low politics binnen kleine staten een grote plaats. Volgens Maass (2014) is de focus verschoven naar low politics, doordat er binnen het liberalisme meer aandacht is voor economische en sociaaleconomische aangelegenheden en de onderlinge afhankelijkheid van staten in het internationale systeem. Daar waar high politics enkel de nadruk legt op een veiligheidsrelatie tussen staten, is er bij low politics oog voor een breder scala aan onderwerpen dan enkel veiligheid. Daarnaast is er sprake van toegenomen globalisering, waardoor er een veel groter en tegelijkertijd complexer systeem is ontstaan, dat veel meer (binnenlandse) actoren een rol geeft (Putnam, 1988). In dit deel van de literatuur is het belangrijk om aan te duiden waarom kleine staten zich meer bezighouden met low politics en welke zaken meer aan bod komen in de theorie. Zij houden zich bezig met low politics omdat ze zich focussen op het handelen van een overheid binnen een internationaal systeem met zowel binnenlandse als buitenlandse actoren (Elman, 1995; Kuokštis, 2014).

Doordat kleine staten zich met low politics verre houden van de veiligheidsrelatie waar de realisten zich enkel op richten, leggen kleine staten zich vanuit de liberalistische theorie toe op andere prioriteiten. In het verlengde daarvan is er ook meer aandacht voor de economisch kwetsbaarheid van kleine staten in een geglobaliseerde wereld. Kleine staten zijn afhankelijk van andere staten om hen heen, voor verandering in hun economie, en kunnen dit niet veranderen.

Dit gegeven verwerken Thorhallsson en Wivel (2006) ook doordat zij stellen dat een staat gedefinieerd kan worden als ‘klein’ wanneer deze staat niet in de mogelijkheid is om de

(7)

6

context waarin het zich bevindt, te veranderen. De lagere economische positie, kleinere bevolkingsgrootte en territorium van kleine staten dwingt hen om zich op een bepaalde manier te gedragen. Het rationele model van East (1973) stelt dat staten zelf vanuit een rationele gedachte beseffen dat ze een kleine speler zijn in de internationale politiek. Dit zorgt ervoor dat deze staten hun risico en zwakte willen minimaliseren door zo min mogelijk te investeren in middelen zoals militaire capaciteit, mankracht en harde valuta. Dat beaamt ook Vandenbosch (1964) met de claim dat kleine staten zich realiseren dat ze door hun economische en militaire zwakte andere staten geen wil op kunnen leggen. Daarnaast stellen Sutton en Payne (1993) dat kleine eilandstaten geografisch gezien veel nadelen hebben. Naast dat ze minder goed bereikbaar zijn voor economisch verkeer zorgt hun locatie er ook voor dat het moeilijk te verdedigen is tegen bedreigingen, omdat ze niet in staan om een krijgsmacht op de been te houden door de hoge kosten. In het verlengde hiervan stelt Hey (2003) dat kleine staten hun gedrag daarom louter afstemmen op hun directe geografische omgeving.

East (1973) en Hey (2003) identificeren een aantal gedragingen van kleine staten. Allereerst zijn kleine staten in hun buitenlandbeleid zeer conflictmijdend, omdat ze zich realiseren dat hun veiligheid niet enkel is gebaseerd op hun eigen capaciteiten. Ze zijn daarbij afhankelijk zijn van andere staten (Vaicekauskaitė, 2017), instituties en ontwikkelingen (Keohane, 1969). Ze participeren weinig in internationale aangelegenheden, maar zijn daarentegen wel zeer actief in internationale organisaties. In een internationaal systeem van interdependentie vormen internationale organisaties een mogelijkheid voor kleine staten om hun diplomatieke instrumenten te gebruiken voor het verhogen van hun relevantie ten aanzien van andere staten (Corbett & Connell, 2015). Deze diplomatieke instrumenten worden ingezet wanneer kleine staten zich meer profileren in internationale organisaties, deze zijn gestoeld op het gelijkheidsprincipe. De politiek van internationale samenwerking komt ook tot uiting in de two-level game van Putnam (1988). Deze theorie houdt in dat de overheid op twee niveaus te maken heeft met een politieke wisselwerking van internationale en binnenlandse politiek. Deze wisselwerking uit zich in de handelswijze van overheden om buitenlandse ontwikkelingen in hun nadeel te minimaliseren en tegelijkertijd binnenlandse wensen richting de overheid zo goed mogelijk te vertalen in een win-set. Wanneer de win-set van meerdere staten overlapt is er sprake van een internationale overeenkomst, waardoor er dus samenwerking ontstaat, wat enkel kan voorkomen in het geval van low politics (Putnam, 1988). Kleine staten streven zodoende low politics na, door interactie van overheden op internationaal niveau voor samenwerking en het bereiken van absolute gains.

(8)

7

Volgens East (1973) zijn kleine staten ook aanwezig in het promoten van internationale normen, omdat ze hun prioriteit niet bij een veiligheidsrelatie en het verhogen van militaire capaciteit leggen zoals in het geval van high politics. Crandall en Allen (2015) geven aan dat kleine staten low politics inzetten door het promoten van internationale normen. Dit kunnen kleine staten bewerkstelligen door toetreding tot internationale organisaties of aanwezigheid op diverse fora. In tegenstelling tot militaire veiligheidsuitingen, die passen binnen een realistische traditie, gebruiken kleine staten volgens East (1973) en Hey (2003) veel meer economische en diplomatieke instrumenten.

Kleine staten zijn anderzijds veel meer betrokken in low politics doordat ze zich juist niet bezighouden met de veiligheidsrelatie met andere staten. Ze kunnen meer realiseren als ze door middel van low politics een rol vervullen in het oprichten van internationale gerechtshoven en internationaal recht. Het bewustzijn dat kleine staten zichzelf beschouwen als militair en economisch zwak zorgt ervoor dat zij zich op low politics willen richten (Keohane, 1969; East, 1973), wetende dat ze niet in staat zullen zijn om aan andere staten eisen te stellen. Voor kleine staten houdt low politics dus in dat zij actief betrokken zijn bij het ontstaan van internationale normen, verdragen, internationaal economisch beleid en zich niet louter richten op de veiligheid van de kleine staat.

2.1. Probleemstelling

Bovenstaande literatuur geeft een spanning weer over de zienswijze op het gedrag van kleine staten in het internationale systeem. Enerzijds stelt de literatuur dat kleine staten door hun beperkte middelen en extreme dreigingen van buitenaf, veiligheid tot topprioriteit verweven hebben en daarmee enkel high politics voorstaan. Anderzijds stelt de literatuur dat kleine staten beseffen dat zij zwak zijn in het internationale systeem (East, 1973) en dat zij zich ervan bewust zijn dat ze niet op eigen kracht kunnen overleven (Keohane, 1969). Daardoor houden kleine staten zich enkel bezig met low politics door de focus op economisch beleid en publieke gezondheid. Het is mogelijk om uit een realistische traditie af te leiden dat kleine staten meer zullen investeren in militaire capaciteit om zo hun veiligheid te verhogen. Anderzijds stelt de liberalistische literatuur dat staten zich meer zullen inlaten met economische en diplomatieke instrumenten en zich niet richten op het verhogen van militaire capaciteit.

In praktijk kan hierbij ook verwezen worden naar kleine staten die verschillende afwegingen kunnen maken. Sommige kleine staten zijn door lidmaatschap van organisaties verplicht om een bepaald niveau van defensie-uitgaven te hanteren. Van kleine staten in de NAVO, zoals Estland en Montenegro, wordt bijvoorbeeld verwacht dat zij een bepaald

(9)

8

percentage van hun BNP aan defensie spenderen. Daarentegen houden kleine eilandstaten, zoals St. Vincent en de Grenadines en Tuvalu, zich eerder afzijdig van investeringen in defensie en besteden zij meer aandacht aan hun relevantie in internationale organisaties. Vooralsnog is nooit onderzocht of staten zich inlaten met low politics dan wel high politics en op welke manier dat terug te zien is in het (buitenland)beleid. Dit beleid uit zich in de vorm van defensie-uitgaven omdat veiligheid en defensie belangrijke indicatoren van high politics zijn. Uitgaven aan defensie kunnen een militaire capaciteit verhogen of verlagen en dat kan vervolgens bijdragen aan de veiligheid van een kleine staat. Voor dit onderzoek wordt op basis van de literatuur de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Hebben kleine staten hogere of lagere defensie-uitgaven dan grote staten en hoe kan dit worden verklaard?

3. Hypothesen

Uit de onderzoeksvraag kunnen twee hypotheses afgeleid worden. Deze twee hypothesen steunen daarin op de concepten van high politics en low politics. De literatuur die gestoeld is op het realisme stelt dat staten zich richten op high politics en er alles aan zullen doen om hun veiligheid te waarborgen, inclusief de nodige investeringen (Barnett, 1995; Painter, 1995; Mearsheimer, 2001). Allereerst kan men uit de literatuur en de probleemstelling een hypothese op basisvan high politics afleiden:

H1: Kleine staten hebben relatief hogere defensie-uitgaven dan grote staten.

De literatuur die gestoeld is op het liberalisme stelt echter dat staten zich meer bezighouden met low politics en daarom gericht zijn op internationale samenwerking en (sociaal)economisch beleid (Elman, 1995; Doeser, 2011; Maass, 2014). Deze tweede hypothese is gebaseerd op het concept van low politics en luidt als volgt:

H2: Kleine staten hebben relatief lagere defensie-uitgaven dan grote staten.

Zoals Hey (2003) beschrijft bij de gedragingen van kleine staten is de geografische locatie ook een motivator voor hoge of lage uitgaven aan defensie. Als er uit de kwantitatieve analyse blijkt dat er geen verband is tussen de bevolkingsgrootte en defensie-uitgaven van een staat kan er een kwalitatieve verwachting afgeleid worden. In navolging van academici als Hey (2003) en

(10)

9

Sutton en Payne (1993) luidt deze verwachting als volgt: de hoogte van de defensie-uitgaven wordt bepaald door de geografische locatie van een staat.

4. Conceptualisatie & Operationalisatie

Om tot meetbare indicatoren te komen is het noodzakelijk om de concepten van de onderzoeksvraag nader te definiëren. In de onderzoeksvraag kunnen twee concepten onderscheiden worden. Het concept ‘staat’ bestaat uit meerdere groepen en wordt in de conceptualisatie daarom samengevoegd.

4.1. Kleine en grote staten

De literatuur is verdeeld over de definitie van een kleine staat. Er is discussie over de wijze waarop staten beoordeeld moeten worden, zoals bevolkingsgrootte, territorium of militaire en/of economische capaciteit (Thorhallsson & Wivel, 2006; Maass, 2014). Het onderscheid tussen kleine en grote staten is in dit onderzoek gebaseerd op bevolkingsgrootte omdat de literatuur dit als een fundamenteel criterium voor een kleine staat ziet (Keohane, 1969; East, 1973; Thorhallsson, 2011). De Wereldbank definieert kleine staten als staten met een bevolkingsgrootte tot 1,5 miljoen inwoners (World Bank, 2020). Door de discussie in de literatuur over de definitie van het concept ‘staat’ en de mate van spreiding van de staten is er in dit onderzoek ook voor gekozen om een definitie van middelgrote staat en grote staat te hanteren (Crowards, 2002). In het onderzoek is een middelgrote staat een staat met een bevolkingsgrootte van 1,5 miljoen tot 10 miljoen inwoners. Een grote staat wordt gedefinieerd als een staat met een bevolkingsgrootte van 10 miljoen inwoners of meer. Voor de legitieme definitie van een staat zal het lidmaatschap van de Verenigde Naties (VN) als maatstaf genomen worden.

In het onderzoek worden de concepten ‘kleine’, ‘middelgrote’ en ‘grote’ staat verwerkt in twee variabelen. De eerste variabele waarop de staat gemeten wordt is bevolkingsgrootte. Dat houdt in dat er bij deze variabele niet gekeken wordt naar een maximum van 1,5 miljoen inwoners voor een kleine staat, maar enkel naar de bevolkingsgrootte. De data betreffende de bevolkingsgroottes van de staten worden verzameld via de databank van de Verenigde Naties (United Nations, 2020).

Binnen de tweede belangrijke variabele voor het concept staat wordt er onderscheid gemaakt tussen de drie groepen staten. Zo kunnen de gemiddelden van de drie groepen vergeleken worden, om een spreiding aan te tonen en te kijken of er sprake is van een significant resultaat.

(11)

10

Tenslotte worden de staten naar geografische locatie in vier regio’s verdeeld: Noord- & Zuid-Amerika, Europa, Afrika en Azië & de Pacific. De staten zijn ingedeeld in een ruwe indeling van regio’s omdat er te weinig cases zijn voor een indeling van staten in specifiekere regio’s. Door het concept ‘staat’ met twee variabelen te meten is het mogelijk om de twee variabelen te vergelijken op basis van hun verklarende kracht. Dit wordt nader besproken in de onderzoeksmethode. Op deze manier is het ook mogelijk om een bredere blik te ontwikkelen op kleine staten dan door vooraf staten uit te sluiten die door de discussie in de literatuur als klein worden beschouwd, maar meer dan 1,5 miljoen inwoners hebben (Barnett, 1990; Maass, 2014).

4.2. Defensie-uitgaven

Het tweede concept omvat de uitgaven aan defensie van een staat. De defensie-uitgaven omvatten het geheel aan uitgaven van een staat aan militaire capaciteit (Smith, 1977). In het rapport The Military Balance wordt de meest uitgebreide definitie van defensie-uitgaven gebruikt, welke is gedefinieerd door de NAVO: “uitgaven van de centrale overheid om de kosten van nationale strijdkrachten te dekken” (2020, p. 520). Defensie-uitgaven kunnen zowel absoluut als relatief gemeten worden. In dit onderzoek is gekozen om deze uitgaven relatief te meten in procenten van het BNP. Het BNP wordt internationaal als graadmeter voor de economische situatie van een staat genomen en wordt daarmee beschouwd als één van de invloedrijkste cijfers ter wereld (Konchitchki & Patatoukas, 2014). Voor dit onderzoek worden de defensie-uitgaven in percentages van het BNP door VN-lidstaten in het jaar 2019 gebruikt omdat dit de meest recente beschikbare cijfers zijn.

De defensie-uitgaven per land worden vergaard door middel van jaarlijkse rapporten van het International Institute for Strategic Studies (IISS). Het IISS publiceert elk jaar The Military Balance waarin 148 VN-lidstaten worden geanalyseerd ten aanzien van hun militaire capaciteiten, waaronder ook de defensie-uitgaven vallen. In dit onderzoek worden dus 45 VN-lidstaten buiten beschouwing gelaten. Deze 45 VN-lidstaten hebben geen of niet nauwkeurige informatie gepubliceerd over hun defensie-uitgaven. 24 van deze lidstaten worden door de Wereldbank aangemerkt als ‘kleine staat’. Het onderzoek wordt dus beperkt door de afwezigheid van gegevens over 45 lidstaten. Het is daardoor niet mogelijk om de uitkomst van dit onderzoek te generaliseren naar alle VN-lidstaten.

(12)

11

5. Onderzoeksdesign & Casus Selectie 5.1. Onderzoeksdesign

Er is voor gekozen om dit onderzoek uit te voeren op basis van een nested analysis (Lieberman, 2005) in een Mixed Methods Design. Dat houdt in dat er allereerst een kwantitatieve analyse zal worden uitgevoerd. Deze analyse heeft als doel om een correlatie tussen defensie-uitgaven en de grootte van een VN-lidstaat te onderzoeken en te bekijken of hier een significant resultaat uit naar voren komt. Nadat de uitkomst van deze analyse is geanalyseerd zullen er twee casussen in de analyse geselecteerd worden. Met het kwalitatieve deel van dit onderzoek zal worden gekeken naar diepgaande factoren voor de hoogte van defensie-uitgaven.

5.2. Casusselectie

De data voor de kwantitatieve analyse bestaat uit VN-lidstaten (N = 148), de bevolkingsgrootte van deze lidstaten en hun defensie-uitgaven als % van het BNP. De casussen voor de daaropvolgende kwalitatieve analyse zijn bepaald door de uitkomsten van de kwantitatieve analyse. Lieberman (2005) stelt dat de robuustheid van de analyse bepaalt wat voor kwalitatieve casusselectie er plaats moet vinden. Als de resultaten in de analyse niet robuust of naar tevredenheid zijn moet er volgens Lieberman (2005) een bewuste casusselectie plaatsvinden die niet mag berusten op randomisering. Dit is nodig om factoren te onderzoeken die het tegendeel van de verwachte uitkomst bepalen. Als de resultaten in de analyse wel degelijk robuust en naar tevredenheid zijn is het wel mogelijk om de casussen te selecteren op basis van randomisering, omdat het kwantitatieve model dan overal gelijk zal zijn. Afhankelijk van de uitkomst van de kwantitatieve analyse is het noodzakelijk om met de kwalitatieve analyse over te gaan tot het kwalitatief testen van het model (modeltesting) of het aandragen van een nieuw model (modelbuilding) (Lieberman, 2005 p. 443) .

De verwachting is dat in dit onderzoek er een robuuste analyse zal plaatsvinden, waardoor de casusselectie zal plaatsvinden op basis van bewuste selectie en modelbuilding. In dat kader is het nuttig om de factoren te achterhalen waarom er wel of geen verband tussen de variabelen is en het financieel beleid van de kleine staten aangaande hun defensie. Tenslotte kan deze verdiepende kwalitatieve analyse een rol spelen in de terugkoppeling naar de theorie omtrent high politics en low politics.

(13)

12

6. Onderzoeksmethode

Zoals gesteld vindt het eerste gedeelte van het onderzoek plaats door middel van een kwantitatieve analyse. Het doel van deze analyse is om te onderzoeken of er een verband is tussen de defensie-uitgaven en bevolkingsgrootte van staten. Vervolgens kan er door middel van kwalitatief onderzoek dieper worden ingegaan op de factoren die duiding kunnen geven voor een al dan niet significant verband.

6.1. Kwantitatieve analyse

De analyse die voor dit onderzoek is gekozen zal worden uitgevoerd via een regressieanalyse in SPSS. Zoals eerder gesteld wordt er via een regressieanalyse en een ANOVA-toets een onderzoek gedaan met twee onafhankelijke variabelen. De afhankelijke variabele, te weten ‘defensie-uitgaven in % van het BNP’ (DUB) blijft bij beide variabelen hetzelfde. De eerste onafhankelijke variabele is de variabele ‘bevolkingsgrootte van een VN-lidstaat’ (BEVVN). Daarnaast wordt er in de regressieanalyse ook gecontroleerd voor de onafhankelijke dummyvariabele ‘regio waarin een VN-lidstaat zich bevindt’ (REGIO_groep). Voor de ANOVA-toets is de onafhankelijke variabele bevolkingsgrootte van een VN-lidstaat (BEVVN) opnieuw gecodeerd in een tweede nominale variabele BEV_GROEP met drie groepen. De eerste groep is de kleine staat (bevolkingsgrootte < 1,5 miljoen), de tweede groep is de middelgrote staat (bevolkingsgrootte 1,5 – 10 miljoen) en de derde groep is de grote staat met bevolkingsgrootte van 10 miljoen inwoners of hoger.

6.2. Kwalitatieve analyse

De kwalitatieve analyse wordt uitgevoerd met behulp van de resultaten van de voorafgaande kwantitatieve analyse waaruit twee casussen zullen worden geselecteerd volgens de methode van Lieberman (2005). De twee gekozen casussen zullen onderzocht worden met behulp van een inhoudsanalyse. Deze inhoudsanalyse zal zich grotendeels richten op beleidsdocumenten en uitingen van beide staten in internationale media. Het doel van de kwalitatieve analyse is om diepgaande factoren te onderzoeken die het financiële beleid van kleine staten aangaande hun defensie blootleggen.

(14)

13

Tabel 1. Spreidingsdiagram bevolkingsgrootte en defensie-uitgaven in % van het BNP 7. Kwantitatieve analyse

In het eerste deel van het scriptieonderzoek is in de onderzoeksmethode besproken hoe de kwantitatieve analyse op twee manieren wordt uitgevoerd. Ten eerste wordt door middel van een regressieanalyse getest in hoeverre er een correlatie is tussen de bevolkingsgrootte van een staat en de defensie-uitgaven van een staat. De tweede manier is door middel van een ANOVA-toets waarmee de gemiddelden van drie categorieën staten worden vergeleken. Deze groepen zijn eerder uitgelegd in de conceptualisatie.

Regressieanalyse

Bij de uitgevoerde regressieanalyse moet vermeld worden dat deze zonder transformatie naar logaritmische onafhankelijke variabele niet aan de assumptie van lineariteit kan voldoen. De regressieanalyse moet voldoen aan vier assumpties1 waaraan is voldaan. Om te corrigeren voor lineariteit wordt er in de analyse gebruik gemaakt van een logaritmische variabele voor ‘Bevolkingsgrootte van een VN-lidstaat’. Daarnaast wordt er in de analyse gecontroleerd voor regio door middel van de dummyvariabele ‘regio waarin een VN-lidstaat zich bevindt’. De spreiding van de variabelen is in Tabel 1 door middel van een spreidingsdiagram weergegeven:

1 Bij een regressieanalyse moet voldaan zijn aan vier assumpties. Als dat niet het geval is, is de analyse minder betrouwbaar. De vier assumpties houden het volgende in: lineariteit (gelijke toename van waarden op de lijn), homoscedasticiteit (gelijke spreiding), normaliteit (normaal verdeelde waarden) en onafhankelijkheid (geen verband) (Field, 2017).

(15)

14

De regressieanalyse is uitgevoerd en de resultaten zijn gerapporteerd in Tabel 2.

Tabel 2. Lineair regressiemodel van de invloed van bevolkingsgrootte en regio2 op de

defensie-uitgaven in % van het BNP

Model 1 Model 2 (Constante) 1,085 3,488 (0,840) (0,890) Bevolkingsgrootte van VN-lidstaat (x 1000) 0,201 (0,203) -0,064 (0,195 Noord- &

Zuid-Amerika -1,936*** (0,424) Europa -1,848*** (0,388) Afrika -1,578*** (0,374) R2 0,007 0,182 Adj. R2 0,000 0,159 N 148 148

Noot: OLS-regressiecoëfficiënten met standaardfouten tussen haakjes.

***p < 0,001, **p < 0,01, *p < 0,05

Zoals vermeld is in Tabel 2 de verklarende kracht van Model 1 zeer laag, R2 = 0,007. Dit betekent dat de onafhankelijke variabele ‘bevolkingsgrootte van een VN-lidstaat’ in staat is om 0,7 % van de variabele ‘defensie-uitgaven in % van het BNP’ te verklaren. Uit het model kan ook worden afgeleid dat als de bevolkingsgrootte met één toeneemt, de defensie-uitgaven in % van het BNP met 0,201 zullen stijgen. Dit effect wordt echter niet als significant gezien. In Model 2 is de verklarende kracht door het toevoegen van de variabele regio als controlevariabele veel hoger, R2 = 0,181. Dat betekent dat de variabele regio in staat is om 18,1 % van de variabele defensie-uitgaven in % van het BNP te verklaren. Daarnaast wordt dit effect als significant gezien. Er is dus een significant verband tussen de regio waarin de VN-lidstaat zich bevindt en de defensie-uitgaven. Model 2 laat ook zien dat er tussen de verschillende regio’s daadwerkelijk verschillen zijn.

2 Regio is voor de regressieanalyse opgesplitst in vier dummyvariabelen. Bij een regressieanalyse wordt één van de dummy’s niet meegenomen in de analyse maar gebruikt als referentiecategorie om de andere

dummyvariabelen mee te vergeleken (Field, 2017). In dit onderzoek is de weggelaten dummyvariabele en referentiecategorie Regio_Azië.

(16)

15

De uitkomst van de regressieanalyse houdt in dat er geen verband is tussen bevolkingsgrootte van een VN-lidstaat en de defensie-uitgaven van een staat. Doordat er geen significant verband uit de analyse blijkt, is er geen steun voor zowel hypothese 1 en hypothese 2. Zowel high politics als low politics bepalen daarmee niet de hoogte van defensie-uitgaven van staten. Doordat het effect van regio op defensie-uitgaven in de regressieanalyse significant blijkt, is er echter wel steun voor de verwachting dat de geografische ligging van staten bepaalt in welke mate ze investeren in defensie.

ANOVA-toets

De ANOVA-toets kan meer inzicht geven in de manier waarop de defensie-uitgaven zijn verdeeld over kleine, middelgrote en grote staten. In deze test wordt gebruik gemaakt van de variabelen ‘Bevolkingsgrootte van een VN-lidstaat’ en ‘Defensie-uitgaven in % van het BNP’. Uit de resultaten van de ANOVA-toets blijkt dat er geen sprake is van een significant verschil tussen groepen van bevolkingsgrootte en defensie-uitgaven in % van het BNP F (2, 145) = 0,926, p = 0,398. Het uitvoeren van deze toets geeft ook geen significantie weer tussen bevolkingsgrootte en defensie-uitgaven.

Tabel 3. Descriptieve tabel ANOVA toets

De uitkomst van de ANOVA-toets geeft een opmerkelijke waarneming waar die met de regressieanalyse niet naar voren is gekomen. In de descriptieve Tabel 3 hierboven valt waar te nemen dat in de groep met middelgrote staten wel het hoogste percentage van de defensie-uitgaven in relatie tot het BNP voorkomt (11,71). Dit getal is hoger dan het maximum percentage in de derde groep, grote staat (10, 17) en dusdanig hoger dan het percentage voor de

Defensie-uitgaven in % van het BNP

95% Confidence Interval for Mean N Mean Std. Deviation Std. Error Lower Bound Upper Bound Minimum Maximum 0,00 17 1,3441 1,05194 0,25513 0,8033 1,8850 0,23 4,00 1,00 49 1,9486 1,88801 0,26972 1,4063 2,4909 0,25 11,71 2,00 82 1,9898 1,86976 0,20648 1,5789 2,4006 0,15 10,17 Total 148 1,9020 1,80326 0,14823 1,6090 2,1949 0,15 11,71

(17)

16

eerste groep van kleine staten (4,00). Dit onderzoek richt zich echter op kleine staten onder de 1,5 miljoen inwoners en zal daarom niet verder ingaan op deze waarneming.

In de descriptieve Tabel 3 is te zien dat in de eerste groep met kleine staten er gemiddeld 1,34% aan defensie-uitgaven in % van het BNP uitgegeven wordt. Zoals in Tabel 4 hieronder wordt aangegeven is er een grote spreiding tussen de defensie-uitgaven van de zeventien kleine staten, groep 0 in de ANOVA-toets. De staat met het laagste percentage defensie-uitgaven is IJsland met 0,23%. De staat met het hoogste percentage in deze groep is Trinidad en Tobago met 4,00%. Deze twee casussen wijken het meeste af van het gemiddelde in de groep kleine staten.

Kwalitatieve casusselectie

De regressieanalyse toont hierbij aan dat de verklarende kracht van het model zeer laag is en er geen relatie is tussen bevolkingsgrootte en de defensie-uitgaven in % van het BNP. De ANOVA-toets geeft ook aan dat de uitkomst van de test niet significant is. Er is echter wel een significant verband tussen regio en defensie-uitgaven. De analyse is naar behoren uitgevoerd, waardoor de kwalitatieve casusselectie op basis van gegronde argumenten geselecteerd kan worden (Lieberman, 2005).

Uit de kwantitatieve analyse blijkt dat de regressieanalyse de beide hypothesen van het onderzoek verwerpt. De derde optionele verwachting over de regio waarin een VN-lidstaat zich bevindt geeft echter wel een significant resultaat. Dit betekent dat de twee theorieën, die

(18)

17

besproken zijn in het theoretisch kader van dit onderzoek, beide geen steun vinden in de kwantitatieve analyse. De geografische positie van staten kan als motivatie dienen voor staten om de hoogte van defensie-uitgaven aan te passen, mede omdat dit ook als significant resultaat uit de kwantitatieve analyse naar voren komt.

Voor het kwalitatieve onderzoek worden uit de analyse twee kleine staten gekozen, te weten IJsland en Trinidad & Tobago. Deze casussen zijn gekozen op basis van Lieberman (2005) omdat hij stelt dat bij een alternatieve verwachte uitkomst in de kwantitatieve analyse gekeken moet worden of er een nieuw model of verklarende factor geconstrueerd kan worden. In Tabel 4 is de spreiding van de defensie-uitgaven van kleine staten besproken. Daaruit blijkt dat deze twee staten de uitersten in de groep kleine staten vormen en het meest afwijken van het gemiddelde. IJsland heeft 339.000 inwoners en vormt met zijn defensie-uitgaven van 0,23% van het BNP het laagste percentage binnen de categorie kleine staten. Trinidad & Tobago heeft 1.395.000 inwoners en geeft 4,00% van zijn BNP uit aan defensie. Daarmee heeft Trinidad & Tobago het hoogste percentage defensie-uitgaven in de categorie kleine staten.

Bovenstaande uitkomsten betekenen dat het doel van de kwalitatieve analyse is om factoren te vinden die een andere verklaring bieden voor het gedrag van staten dan low politics en high politics. Het vergelijken van deze casussen kan ondersteuning bieden voor de alternatieve verwachting dat geografische verschillen relevanter zijn voor de hoogte van defensie-uitgaven dan low politics of high politics (Sutton & Payne, 1993; Hey, 2003). Dit significante resultaat is immers ook een uitkomst van de kwantitatieve analyse.

8. Kwalitatieve analyse

Zowel IJsland als Trinidad & Tobago worden door de definitie van de Wereldbank aangemerkt als kleine staat met een inwoneraantal van onder de 1,5 miljoen inwoners (World Bank, 2020). De verschillen in bevolkingsgrootte, geografische ligging en – voor dit onderzoek specifiek - de defensie-uitgaven, zijn echter groot. IJsland geeft slechts 0,23% van zijn BNP uit aan defensie, terwijl Trinidad & Tobago wel 4,00% van zijn BNP uitgeeft aan defensie. Beide staten wijken daarin het meest af van het gemiddelde van 1,34 in de groep kleine staten, zoals te zien is in de kwantitatieve analyse.

Met dit kwalitatieve onderzoek worden redenen onderzocht waarom dit verschil in defensie-uitgaven tussen deze twee kleine staten bestaat. Dat wordt gedaan aan de hand van twee parameters, te weten omgevingsfactoren en internationale samenwerking. In de kwalitatieve analyse worden deze parameters per casus besproken.

(19)

18

8.1. IJsland Omgevingsfactoren

IJsland ligt in de Noord-Atlantische oceaan tussen het Europese en Noord-Amerikaanse vasteland, waardoor het relatief afgelegen ligt. De geografische positie van IJsland zorgt ervoor dat IJsland lage defensie-uitgaven handhaaft. Dat komt allereerst doordat IJsland van vitaal strategisch belang wordt gezien door de NAVO en door IJsland zelf, vanwege de ligging in het Arctisch gebied tussen de Verenigde Staten (VS) en Rusland. In de Koude Oorlog werd IJsland door de Westerse mogendheden gezien als strategische gepositioneerde staat tussen de Sovjet-Unie en de VS. Ook de IJslandse minister van Buitenlandse Zaken in 1949, Bjarni Benediktsson, ging hier tijdens zijn speech bij de toetreding van IJsland tot de NAVO op in:

My people are unarmed and have been unarmed since the days of our Viking forefathers. We neither have nor can have an army… But our country is, under certain circumstances, of vital

importance for the safety of the North Atlantic area. (NATO, 2020)

Tot op de dag van vandaag worden NAVO-operaties uitgevoerd vanaf IJsland (Ministry of Foreign Affairs, 2020a). Dit was van oudsher al het geval door stationering van NAVO-gevechtsvliegtuigen en een overeenkomst met de VS in 1951. Deze overeenkomst verplichtte de VS zich tot het beschermen van IJsland met de woorden: “The United States on behalf of the North Atlantic Treaty Organization and in accordance with its responsibilities under the North Atlantic Treaty will make arrangements regarding the defense of Iceland” (Government of Iceland, 1951). Dit is een reden waarom IJsland nooit heeft geïnvesteerd in defensie.

De lage defensie-uitgaven van IJsland worden verantwoord in het nationale veiligheidsbeleid van IJsland. Dit beleid is gestoeld op twee belangrijke fundamenten die IJsland voorzien van bescherming. Door deze twee externe factoren hoeft IJsland nauwelijks zelf te investeren in defensie. IJsland is verzekerd van bescherming door het lidmaatschap van de NAVO en het Bilateral Defence Agreement in 1951 met de VS. Deze twee factoren vormen het fundament onder het IJslandse veiligheidsbeleid (Ministry of Foreign Affairs, 2020b). De lage defensie-uitgaven komen ook voort uit een pacifistische traditie die al van oudsher in IJsland heerst. Door hun afgelegen positie en kleine bevolking was er voor IJsland bij veel bemoeienissen in de wereld geen sprake. Daardoor voelde men ook nauwelijks de noodzaak om een krijgsmacht op te richten. Veel IJslanders protesteerden tegen de IJslandse toetreding van de NAVO, wat volgens hen een toegenomen militarisering en hogere defensie-uitgaven betekende (NATO, 2020). Ook de huidige IJslandse minister-president Jakobsdóttir is geen

(20)

19

voorstander van hogere defensie-uitgaven omdat dit volgens haar de militarisatie in de Arctische regio in de hand werkt en dit op den duur negatief zal uitwerken (Arctic Today, 2018). Door de afspraken met de NAVO over het gebruik van het grondgebied van IJsland hoeft het land niet aan de verplichte 2% norm van de NAVO te voldoen3, waardoor er veel minder uitgegeven hoeft te worden aan defensie. Doordat de NAVO IJsland zag als vitale partner voor de veiligheid van de Noord-Atlantische Oceaan, kon het de veiligheid van IJsland garanderen in ruil voor het openstellen van IJsland voor strijdkrachten van de NAVO (Government of Iceland, 2020a).

De geografische locatie van IJsland heeft in het verleden en tot op de dag van vandaag de hoogte van de IJslandse defensie-uitgaven bepaald. Door de beschermende paraplu van zowel de VS als de NAVO, in ruil voor contributies aan het NAVO-lidmaatschap, is er voor IJsland geen reden om meer te spenderen aan zijn defensie-uitgaven.

Internationale samenwerking

Samenwerkingsverbanden zijn voor IJsland van groot belang omdat deze de veiligheid van de staat garanderen en zo het bestaan van IJsland waarborgen (Government of Iceland, 2020b). Mede door de verhoogde Russische militaire activiteit in het Arctisch gebied is IJsland zich meer en meer bewust dat het bescherming nodig heeft van de NAVO en de VS omdat IJsland zelf niet over een krijgsmacht beschikt (USNI News, 2019). Door het verdrag met de VS kan IJsland rekenen op bescherming wanneer dat nodig is. In 2006 vertrokken de laatste Amerikaanse troepen, maar het verdrag van 1951 blijft tot op de dag van vandaag in werking. De relatie met Rusland is in het geding gekomen doordat IJsland aan de ene kant de lijn van de Europese Unie volgt in de sancties tegen de Rusland maar anderzijds ook voor 90% van zijn visserij naar Rusland exporteert (Iceland Review, 2019). IJsland kent hier een dilemma, omdat de overheid enerzijds wil voldoen aan Westerse eisen maar anderzijds door de nauwe economische banden met Rusland averij oploopt. De spanningen met Rusland hebben niet geleid tot het verhogen van defensie-uitgaven, echter is er in 2016 een Joint Understanding getekend door IJsland en de VS. Dit is getekend met de intentie om Amerikaanse aanwezigheid op IJsland te verhogen (The Barents Observer, 2016). Hierdoor is er meer directe bescherming en afschrikking richting kwaadwillende mogendheden en hoeft IJsland zelf niet te investeren in zijn defensie omdat de VS en de NAVO deze voor zijn rekening neemt.

3 Binnen de NAVO is afgesproken dat de lidstaten van het bondgenootschap ten minste 2% van hun BNP besteden aan hun defensiebudget (Elsevier Weekblad, 2018).

(21)

20

Bouwend op het vertrouwen van IJsland in de NAVO en gevestigde bondgenootschappen is dit ook terug te zien in de academische literatuur waar Vaicekauskaitė (2017) en Bailes, Thayer en Thorhallsson (2016) de shelterstrategie bespreken. Dat houdt in dat een kleiner land als strategie bescherming zoekt bij een grootmacht voor zijn veiligheid. Deze bescherming is belangrijk, vooral door de toenemende invloed van Rusland in het Arctisch gebied (The Heritage, 2016).

8.2. Trinidad & Tobago Omgevingsfactoren

Trinidad & Tobago ligt in de Caribische gebieden en is daarmee onderdeel van de lappendeken aan eilandstaten die voor de kust van Noord- en Zuid-Amerika liggen. Trinidad & Tobago is opgedeeld in twee eilanden die op tien kilometer van de Venezolaanse kust liggen. Doordat Trinidad & Tobago rijk is aan natuurlijke bronnen zoals olie en gas heeft de eilandstaat zich opgewerkt tot één van de rijkste staten van het Caribisch gebied en Latijns-Amerika (The Crime Report, 2017). Het Caribisch gebied bestaat voor een groot gedeelte uit kleine eilandstaten, die zijn verenigd in de Cariben Community (CARICOM). Het Caribisch gebied wordt veelvuldig geplaagd door een hoge criminaliteit, terrorisme en drugsbendes, in tegenstelling tot IJsland (BBC, 2013). Trinidad & Tobago is een belangrijke transitlocatie voor cocaïne en andere soorten drugs vanuit Zuid-Amerika naar het Europese vasteland (The Crime Report, 2017). Trinidad & Tobago functioneert voor diverse bendes als transitstaat voor het transport van drugs, wat volgens de regering ook ontstaat door haar poreuze grenzen (Government of Trinidad & Tobago, 2016). Voor bestrijding van deze zware criminaliteit is het noodzakelijk om een goed functionerend veiligheidsapparaat op te zetten, onder andere voor de grensbewaking. Hierdoor is het noodzakelijk om meer te investeren in defensie voor het waarborgen van de veiligheid van Trinidad & Tobago.

Daarnaast heeft Trinidad & Tobago te kampen met teruggekeerde ISIS-strijders (Dialogo, 2016). Dat vormt een bedreiging voor interne veiligheid. In het verlengde van een goed functionerende grensbewaking is het voor het oplossen van dit probleem ook noodzakelijk dat Trinidad & Tobago beschikt over een goed uitgeruste krijgsmacht. Een brigadegeneraal van Trinidad & Tobago stelt dat de krijgsmacht nodig is om interne conflicten op te lossen (Dialogo, 2016). Dat betekent dat er geïnvesteerd moet worden in defensie om de veiligheid te waarborgen.

Trinidad & Tobago ligt voor de kust van Venezuela. Door de machtsstrijd in Venezuela is er politieke instabiliteit ontstaan in de Caribische gebieden vanwege de relevantie van het

(22)

21

olierijke Trinidad & Tobago en zijn leveranties aan Venezuela (Trinidad Express, 2020). Trinidad & Tobago houdt aan de ene kant vast aan het feit dat de overheid sancties gericht op Venezuela niet wil ondersteunen (T&T News, 2020). Anderzijds kan Trinidad & Tobago de VS niet voor het hoofd stoten vanwege de nauwe samenwerking omtrent de bestrijding van drugscriminaliteit (St. Lucia News, 2020) en de samenwerkingsverbanden in het Caribbean Basin Security Initiative met als doel het bevorderen van onderlinge veiligheid (U.S. Department of State, 2019). Dat betekent dat de veiligheid van Trinidad & Tobago in het geding kan komen, waardoor hogere uitgaven aan defensie genoodzaakt zijn. In het parlement van Trinidad & Tobago gaan concrete voorstellen op om een minister van Defensie aan te stellen om de nationale veiligheid nog meer prioriteit te geven vanwege de problemen met terrorisme en grensbewaking (MENAFN, 2020). Deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat de mogelijkheid tot meer investeringen in de defensie van Trinidad & Tobago aanzienlijk zijn.

Internationale samenwerking

De defensie-uitgaven van een Trinidad & Tobago is ook belangrijk in het licht van internationale en regionale samenwerking. Internationale samenwerking in het kader van de bestrijding van drugscriminaliteit is belangrijk voor de veiligheid van Trinidad & Tobago en kan in die zin ook leiden tot éénsgezind optreden en gezamenlijke investeringen in defensie.

In het kader hiervan houdt Trinidad & Tobago samen met de VS militaire oefeningen om zoals de minister van Nationale Veiligheid van Trinidad en Tobago het omschrijft “to enhance the ability of both the Governments of Trinidad and Tobago and the United States to plan, coordinate, and rapidly respond to a crisis with regional security implications.” (Ministry of National Security, 2018).

Daarnaast is Trinidad & Tobago sinds 1970 lid van de Non Aligned Movement (NAM), de beweging van ‘niet-gebonden staten’ die zich niet wensen aan te sluiten bij één van de machtsblokken in de wereld zoals China, Rusland of de VS. Voor de veiligheid van de staat is Trinidad & Tobago afhankelijk van haar eigen middelen en moet hiervoor investeren in defensie. Voor de bestrijding van drugscriminaliteit in de Caribische regio werkt Trinidad & Tobago ook samen met de VS om anti-drugsoperaties uit te voeren voor de kust van Venezuela (Sunday News, 2019). Trinidad & Tobago heeft daarnaast ook te kampen met een beperkte groep extremistische jihadstrijders (The Crime Report, 2017). Hierdoor is Trinidad & Tobago genoodzaakt hard op te treden met militaire middelen en werkt de overheid hierin samen met de VS (Americas Quarterly, 2019). Het inzetten van deze middelen heeft zijn uitwerking op de investeringen in defensie, doordat deze een hoge financiële inspanning vereisen.

(23)

22

Tenslotte speelt Trinidad & Tobago een belangrijke rol binnen het Caribische bondgenootschap Cariben Community (CARICOM). Binnen CARICOM wordt er intensief samengewerkt op militair gebied om de veiligheid te vergroten (Caricom, 2014). Deze veiligheid kan door het verhogen van de defensie-uitgaven van Trinidad & Tobago mede gegarandeerd worden. Trinidad & Tobago heeft vergeleken met de andere lidstaten van CARICOM één van de grootste defensieapparaten van het Caribisch gebied (Badri-Maharaj, 2016).

9. Conclusie

Het onderzoek naar de defensie-uitgaven van staten geeft aan dat kleine staten niet significant meer of minder uitgeven aan defensie dan grote staten. De kwantitatieve analyse geeft aan dat er geen relatie bestaat tussen bevolkingsgrootte van staten en de defensie-uitgaven in % van het BNP. Er is echter wel een verschil in regionale uitgaven aan defensie en dit verschil is ook significant. De ANOVA-toets gaf duidelijk weer welke twee kleine staten gezien werden als twee uitersten. Het kwalitatieve onderzoek met een hoofdrol voor IJsland en Trinidad & Tobago toont aan dat de redenen voor kleine staten om al dan niet te investeren in defensie gebaseerd zijn op hun geografische locatie. De verwachting die is besproken over kwalitatieve analyse is daarmee wél bevestigd.

De uitgevoerde analyses hebben geleid tot een antwoord op de onderzoeksvraag. Het antwoord op de onderzoeksvraag is daarmee dat kleine staten niet significant meer of minder uitgeven aan hun defensie dan de grote staten. Voor dit onderzoek zijn twee hypotheses geformuleerd. De eerste hypothese die betrekking had op de assumptie dat kleine staten hogere defensie-uitgaven hebben dan kleine staten wordt met de uitkomst van dit onderzoek verworpen. De tweede hypothese die stelt dat kleine staten geen hogere defensie-uitgaven dan grote staten hebben, wordt door middel van dit onderzoek ook verworpen. Het alternatieve scenario, de verwachting die is besproken in de context van de invloed van regio op defensie-uitgaven wordt echter wel ondersteund door de uitkomst van het onderzoek.

In tegenstelling tot de besproken tweespalt in de literatuur waarin de focus werd gelegd op high politics vanuit een realistisch gedachtegoed en low politics vanuit een liberalistisch perspectief toont dit onderzoek aan dat de geografische locatie van de kleine staat van belang is. Dat betekent dat de veiligheidsrelatie of overleving van de staat niet van belang is, evenmin als de focus op zaken die niet gedefinieerd zijn als vitaal voor de overleving van de staat, zoals

(24)

23

internationale samenwerking en economisch beleid. De uitkomst is echter dat geen van beide vormen van politics een verklarende factor is, maar de regio waar de kleine staat ligt.

Doordat 45 lidstaten ontbraken in de kwantitatieve analyse is het mogelijk om te generaliseren naar alle VN-lidstaten. De kwalitatieve analyse kan echter wel een indicatie geven voor de motivatie die staten in verschillende geografische locaties hebben voor hun financieel beleid ten aanzien van defensie.

Tot dusver is er geen onderzoek verricht naar de defensie-uitgaven van kleine staten in het licht van high politics en low politics. De resultaten van dit onderzoek zijn relevant voor de wetenschappelijke literatuur omdat het een bijdrage levert aan de literatuur die zich richt op het gedrag van staten. De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek kan blijken bij het formuleren van beleid op internationaal niveau over de gedragingen van kleine staten in de wereldpolitiek. De invloed van de geografische locatie van de staat is daarnaast maatschappelijk relevant omdat het duiding geeft aan het ontstaan van wereldwijde ontwikkelingen in samenwerking- of conflictsituaties. De resultaten kunnen van pas komen voor beleidsmakers van staten, onderzoeksinstituten of NGO’s bij het doorgronden van passende oplossingen voor internationale ontwikkelingen. Het onderzoek heeft uitgewezen dat de geografische locatie van staten dus bepalend is voor de uitgaven aan defensie. Eventueel vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de rol van de geografische locatie en regio van de kleine staat in het formuleren van allerhande beleid en niet louter defensie-uitgaven.

(25)

24

Bibliografie

Americas Quaterly (2019, 15 december). U.S. Military Southcom Chief: “Let’s Get to Work”. Geraadpleegd op 11 mei 2020, van https://www.americasquarterly.org/article/u-s-military-southcom-chief-lets-get-to-work/

Arctic Today (2018, 2 november). Iceland is key to NATO — but Iceland’s prime minister worries about militarization in the North Atlantic. Geraadpleegd op 13 mei 2020, van

https://www.arctictoday.com/iceland-key-nato-icelands-prime-minister-worries-militarization-north-atlantic/

Bailes, A. J. K., Thayer, B. A., & Thorhallsson, B. (2016). Alliance Theory and Alliance ‘Shelter’: the Complexities of Small State Alliance Behaviour. Third World Thematics: A TWQ Journal, 1(1), 9–26.

Badri-Maharaj, S. (2016, 15 november). Internal Security Challenges Preclude Military Reorientation in Trinidad & Tobago | Manohar Parrikar Institute for Defence Studies and Analyses. Geraadpleegd op 14 mei 2020, van https://idsa.in/idsacomments/internal-security-challenges-military-reorientation-trinidad-tobago_sbmaharaj_151116

Barnett, M. (1990). High Politics is Low Politics: The Domestic and Systemic Sources of Israeli Security Policy, 1967–1977. World Politics, 42(4), 529–562.

Baylis, J., Smith, S., & Owens, P. (2017). The Globalization of World Politics. Oxford, Verenigd Koninkrijk: Oxford University Press.

BBC (2013, 3 december). Why violent crime is so rare in Iceland. Geraadpleegd op 15 mei 2020, van https://www.bbc.com/news/magazine-25201471

Buszynski, L. (2002). Realism, Institutionalism, and Philippine Security. Asian Survey, 42(3), 483–501.

Caricom. (2014, 24 mei). Regional commissioners and military chiefs discuss crime and security. Geraadpleegd op 23 mei 2020, van https://caricom.org/regional-commissioners-and-military-chiefs-discuss-crime-and-security/

(26)

25

Corbett, J., & Connell, J. (2015). All the World is a Stage: Global Governance, Human Resources, and the ‘Problem’ of Smallness. The Pacific Review, 28(3), 435–459.

Crandall, M., & Allan, C. (2015). Small States and Big Ideas: Estonia’s Battle for Cybersecurity Norms. Contemporary Security Policy, 36(2), 346–368.

Dialogo. (2016, 24 februari). Trinidad and Tobago Takes Measures to Fight Potential Threat of Terrorism | Diálogo Americas. Geraadpleegd op 24 mei 2020, van

https://dialogo- americas.com/articles/trinidad-and-tobago-takes-measures-to-fight-potential-threat-of-terrorism/

Doeser, F. (2011). Domestic Politics and Foreign Policy Change in Small States. Cooperation and Conflict, 46(2), 222–241.

East, M.A. (1973), ‘Size and Foreign Policy Behavior: A Test of Two Models’, World Politics, 25(4), 556-576.

Elman, M. F. (1995). The Foreign Policies of Small States: Challenging Neorealism in Its Own Backyard. British Journal of Political Science, 25(2), 171–217.

Elsevier Weekblad. (2018, 16 maart). Deze landen halen NAVO-norm (niet). Geraadpleegd op 1 juni 2020, van https://www.elsevierweekblad.nl/buitenland/achtergrond/2018/03/deze-landen-halen-navo-norm-niet-596718/

Field, A. (2017). Discovering Statistics Using IBM SPSS (5de editie). Thousand Oaks, Canada: SAGE Publications.

Gleason, G., Kerimbekova, A., & Kozhirova, S. (2008). Realism and the Small State: Evidence from Kyrgyzstan. International Politics, 45, 40–51.

Government of Iceland. (1951, 19 december). Bilateral Defence Agreement United States - Iceland. Geraadpleegd op 25 mei 2020, van

https://www.government.is/lisalib/getfile.aspx?itemid=1419e84c-c33a-11e9-9446-005056bc530c

(27)

26

Government of Iceland. (2017, 4 mei). Annual report on foreign and international affairs - The most powerful tool we have to safeguard our interests. Geraadpleegd op 15 mei 2020, van

https://www.government.is/publications/reports/report/?newsid=735212c3-94a6-11e8-942c-005056bc530c

Government of Trinidad & Tobago. (2016). Vision 2030: The National Development Strategy of Trinidad & Tobago. Geraadpleegd van

https://www.planning.gov.tt/sites/default/files/Vision%202030-%20The%20National%20Development%20Strategy%20of%20Trinidad%20and%20Tobago %202016-2030.pdf

Hey, J. A. K. (2003). Small States in World Politics (UK ed.). New York, Verenigde Staten: Macmillan Publishers.

Hurrell, A. (2006). Hegemony, Liberalism and Global Order: What Space for Would-Be Great Powers? International Affairs, 82(1), 1–19.

Jervis, R. (1999). Realism, Neoliberalism, and Cooperation: Understanding the Debate. International Security, 24(1), 42–63.

Iceland Review (2019, 14 augustus). Russia’s Embargo of Iceland Still Stands Four Years Later. Geraadpleegd op 15 mei 2020, van https://www.icelandreview.com/news/russia-embargo-of-iceland-still-stands-four-years-later/

Keohane, R. (1969). Lilliputians’ Dilemmas: Small States in International Politics. In C. Ingebritsen (Red.), Small States in International Relations (1ste editie, pp. 55-76). Washington: University of Washington Press.

Knudsen, O. (1996). Analysing Small-State Security: The Role of External Factors. In W. Bauwrens & A. Clesse (Reds.), Small States and the Security Challenge in the New Europe. (1ste editie, pp. 3–20). Nebraska, Nebraska: Potomac Books.

Konchitchki, Y., & Patatoukas, P. (2014). Accounting Earnings and Gross Domestic Product. Journal of Accounting and Economics, 57(1), 76–88.

(28)

27

Kuokštis, V. (2014). Baltic States in World Markets: Does Katzenstein’s Framework Still Hold? Journal of Baltic Studies, 46(2), 109–126.

Lieberman, E. S. (2005). Nested Analysis as a Mixed-Method Strategy for Comparative Research. American Political Science Review, 99(3), 435–452.

Maass, M. (2014). Small States: Survival and Proliferation. International Politics, 51(6), 709– 728.

Mearsheimer, J. J. (2001). The Tragedy of Great Power Politics (1ste editie). New York, United States: W. W. Norton.

MENAFN. (2020, 3 maart). Trinidad and Tobago opposition leader outlines compressive plan to address crime crisis. Geraadpleegd op 24 mei 2020, van

https://menafn.com/1099791170/Trinidad-and-Tobago-opposition-leader-outlines-compressive-plan-to-address-crime-crisis

Ministry of Foreign Affairs. (2020a). Government of Iceland | Iceland and NATO. Geraadpleegd op 27 mei 2020, van

https://www.government.is/diplomatic-missions/permanent-delegation-of-iceland-to-nato/iceland-and-nato/

Ministry of Foreign Affairs. (2020b). Government of Iceland | National Security. Geraadpleegd op 27 mei 2020, van

https://www.government.is/default.aspx?PageID=cedb0d5b-6cfd-4771-b69d-d17a98712540

Ministry of National Security. (2018, 26 april). Statement by Minister of National Security Major General (ret’d) The Honourable Edmund Billion on the succesful hosting of Exercise Fused Response 2018. Geraadpleegd op 23 mei 2020, van

http://www.nationalsecurity.gov.tt/Portals/0/Statement%20by%20Minister%20of%20Nationa

l%20Security%20- %20Successful%20Hosting%20of%20Exercise%20Fused%20Response.pdf?ver=2018-05-04-153223-070

(29)

28

Moravcsik, A. (1992). Liberalism and International Relations Theory. Harvard University & University of Chicago, 92(6), 1–53. Geraadpleegd van

https://www.princeton.edu/~amoravcs/library/liberalism_working.pdf

Morgenthau, H. J., & Thompson, K. W. (2005). Politics Among Nations (7th edition). New York, Verenigde Staten: McGraw-Hill Education.

North Atlantic Treaty Organisation. (z.d.). Iceland and NATO. Geraadpleegd op 27 mei 2020, van

https://www.nato.int/cps/en/SID-21A87C2D-BE06D3F1/natolive/declassified_162083.htm?selectedLocale=en

Painter, J. (1995). Politics, Geography and Political Geography. Michigan, Michigan: E. Arnold.

Putnam, R. D. (1988). Diplomacy and Domestic Politics: the Logic of Two-level Games. International Organization, 42(3), 427–460.

T&T News. (2020, 26 mei). Update: T&T not bound by Rio Treaty’s decisions on

Venezuela’s affairs. Geraadpleegd op 27 mei 2020, van https://www.looptt.com/content/tt-not-bound-rio-treaty-distorted-meddle-vzlas-affairs

Smith, R. P. (1977). Military Expenditure and Capitalism. Cambridge Journal of Economics, 1(1), 61–76.

St. Lucia News. (2020, 17 april). United States upholds commitment to regional security during COVID-19 pandemic. Geraadpleegd op 29 mei 2020, van

https://www.stlucianewsonline.com/united-states-upholds-commitment-to-regional-security-during-covid-19-pandemic/

Sutton, P., & A. Payne. (1993). ‘Lilliput under Threat: the Security Problems of Small Island and Enclave Developing States’, Political Studies 41(4), 579-593.

(30)

29

The Barents Observer. (2016, 10 februari). U.S. military returns to Iceland. Geraadpleegd op 25 mei 2020, van https://thebarentsobserver.com/en/security/2016/02/us-military-returns-iceland

The Crime Report (2017, 13 september). Drugs, Gangs & Radical Islam in a Caribbean Paradise. Geraadpleegd op 14 mei 2020, van https://thecrimereport.org/2017/09/12/drugs-gangs-radical-islam-in-a-caribbean-paradise/

The Heritage (2016, 21 juni). Iceland: Outsized Importance for Transatlantic Security. Geraadpleegd op 11 mei 2020, van https://www.heritage.org/global-politics/report/iceland-outsized-importance-transatlantic-security

The International Institute for Strategic Studies (IISS). (2019). The Military Balance 2019. Abingdon, Verenigd Koninkrijk: Taylor & Francis.

The International Institute for Strategic Studies (IISS). (2020). The Military Balance 2020. Abingdon, Verenigd Koninkrijk: Taylor & Francis.

Thorhallsson, B. (2011). Small States in the UN Security Council: Means of Influence? The Hague Journal of Diplomacy, 7, 135–160.

Thorhallsson, B., & Wivel, A. (2006). Small States in the European Union: What Do We Know and What Would We Like to Know? Cambridge Review of International Affairs, 19(4), 651–668.

Trinidad Express. (2020, 26 mei). Time for open government. Geraadpleegd op 27 mei 2020, van

https://trinidadexpress.com/opinion/editorials/time-for-open-government/article_8e461368-9fb5-11ea-9695-d3d147a1f5c3.html

United Nations. (2020). UNData. Geraadpleegd op 15 april 2020, van

http://data.un.org/en/index.html

U.S. Department of State. (2019, 28 oktober). Caribbean Basin Security Initiative.

(31)

30

USNI News. (2019, 24 mei). Iceland Foreign Minister Praises NATO Support Against Russian Intrusions, Chinese Exploration. Geraadpleegd op 20 mei 2020, van

https://news.usni.org/2019/05/24/iceland-foreign-minister-praises-nato-support-against-russian-intrusions-chinese-exploration

Vaicekauskaitė, Ž. M. (2017). Security Strategies of Small States in a Changing World. Journal on Baltic Security, 3(2), 7–15.

Vandenbosch, A. (1964). The Small States in International Politics and Organization. The Journal of Politics, 26(2), 293–312.

Volkskrant. (2015, 25 maart). Groot Arabisch Leger moet Golfstaten militair op wereldkaart zetten. Geraadpleegd op 12 april 2020, van

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/groot-arabisch-leger-moet-golfstaten-militair-op-wereldkaart-zetten~b772fa57/

World Bank. (2020). Small States. Geraadpleegd op 16 april 2020, van

(32)

31

Appendix

Output lineaire regressieanalyse Model 1

Onafhankelijke variabele: Bevolkingsgrootte van een VN-lidstaat x 1000 (BEVVN_LOG) Afhankelijke variabele: Defensie-uitgaven in % van het BNP (DUB)

Syntax: REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT DUB /METHOD=ENTER BEVVN_LOG /SCATTERPLOT=(DUB ,*ZPRED) /RESIDUALS ID(REFNR). Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) 1,085 ,840 1,292 ,199 BEVVN_LOG ,201 ,203 ,081 ,988 ,325

a. Dependent Variable: Defensie-uitgaven in % van het BNP

Model Summaryb Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate 1 ,081a ,007 ,000 1,80342

a. Predictors: (Constant), BEVVN_LOG

(33)

32

Model 2

Onafhankelijke variabele:

- Bevolkingsgrootte van een VN-lidstaat x 1000 (BEVVN_LOG) Onafhankelijke dummyvariabelen:

- Regio_Amerika - Regio_Europa - Regio_Afrika

Afhankelijke variabele: Defensie-uitgaven in % van het BNP (DUB) Syntax:

REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN

/DEPENDENT DUB

/METHOD=ENTER BEVVN_LOG Regio_Amerika Regio_Europa Regio_Afrika.

Model Summary Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate 1 ,426a ,182 ,159 1,65373

a. Predictors: (Constant), Afrika, BEVVN_LOG, Noord- & Zuid-Amerika, Europa Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) 3,488 ,890 3,921 ,000 BEVVN_LOG -,064 ,195 -,026 -,329 ,743

Noord- & Zuid-Amerika -1,936 ,424 -,422 -4,564 ,000

Europa -1,848 ,388 -,460 -4,759 ,000

Afrika -1,578 ,374 -,396 -4,214 ,000

a. Dependent Variable: Defensie-uitgaven in % van het BNP

Hercodering

Hercoderen van variabele BEVVN naar BEV_GROEP

RECODE BEVVN (Lowest thru 1500=0) (1500 thru 10000=1) (10000 thru Highest=2) INTO BEV_GROEP.

(34)

33

EXECUTE.

Hercoderen van variabele REGIO naar 4 dummy-variabelen RECODE REGIO (1=1) (ELSE=0) INTO Regio_Amerika.

VARIABLE LABELS Regio_Amerika 'Noord- & Zuid-Amerika'. EXECUTE.

RECODE REGIO (2=1) (ELSE=0) INTO Regio_Europa. VARIABLE LABELS Regio_Europa 'Europa'.

EXECUTE.

RECODE REGIO (3=1) (ELSE=0) INTO Regio_Afrika. VARIABLE LABELS Regio_Afrika 'Afrika'.

EXECUTE.

RECODE REGIO (4=1) (ELSE=0) INTO Regio_Azië. VARIABLE LABELS Regio_Azië 'Azië & Pacific'.

Output ANOVA test:

Afhankelijke variabele: DUB Factor variabele: BEV_GROEP ONEWAY DUB BY BEV_GROEP /STATISTICS DESCRIPTIVES /MISSING ANALYSIS.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1 Als de zwanen later aankomen zijn de beste territoria al ingenomen, waardoor zij minder makkelijk tot broeden kunnen komen. 2 Als de zwanen later aankomen, kunnen ze alleen

− Door vaker te rusten komen er meer ‘besmette’ uitwerpselen in het water/milieu/omgeving, waardoor meer watervogels besmet kunnen raken. 25

Technieken die gebruikt werden door de mens zouden ecologische verantwoord moeten worden toegepast. Met behulp van inzichten uit het verleden en moderne kennis zou er

5p 8 Bereken in welk jaar het verschil tussen de lage en de hoge schatting voor het eerst meer dan 50 miljard dollar zal zijn.. Ze geven toe dat hun defensie-uitgaven

Ook in vlees- en eetkwaliteit zijn er geen duidelijke verschillen tussen dieren met een Limousin- of Piemontese vader gevonden.. Om de haalbaarheid van een systeem met één-

uitheemse- naaldbomen door de bosbezoekers zo slecht is als wel eens gedacht wordt of dat deze bomen toch een zekere waarde hebben voor recreanten?. Bovendien gaven

SiON integrated optics elliptic couplers for Fizeau-based Optical Coherence Tomography V.. Duc

1 postulated that plasma-induced vibrational excitation of N 2 enhances N 2 dissociation, the rate- determining step in thermal-catalytic ammonia synthesis, without in fluencing