• No results found

Paul Lucardie en Gerrit Voerman, Populisten in de polder

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Paul Lucardie en Gerrit Voerman, Populisten in de polder"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

© 2013 Royal Netherlands Historical Society | KNHG Creative Commons Attribution 3.0 Unported License

URN:NBN:NL:UI:10-1-109993 | www.bmgn-lchr.nl | E-ISSN 2211-2898 | print ISSN 0615-0505

BMGN - Low Countries Historical Review | Volume 128-3 (2013) | review 74

Paul Lucardie en Gerrit Voerman, Populisten in de polder (Amsterdam: Boom, 2012, 237 pp., ISBN 978 94 6105 704 4).

Gerrit Voerman en Paul Lucardie van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen hebben hun sporen verdiend als gedegen geschiedschrijvers van politieke partijen. Onder veel meer heeft Lucardie over nieuwe partijen geschreven en Voerman over de CPN en de SP – hij werkt aan een omvattende geschiedenis van de laatste. Hun systematisch opgezette studie naar het recente populisme in Nederland bevat behalve een voorgeschiedenis hoofdstukken over Pim Fortuyn, Rita Verdonk en Geert Wilders. Dit is vooral conventionele politieke geschiedenis die de al dan niet verspreide kennis op een rij zet. Daarnaast bevat het boek een zorgvuldige beschrijving en interpretatie van het ‘populisme’ van de SP van Jan Marijnissen, die zich na het loslaten van socialistische dogma’s tegen de baantjesjagende en van het volk vervreemde elite keerde om dat later weer enigszins af te zwakken.

Wellicht is uit de interesse van de auteurs voor de SP hun accent in de

populismedefinitie te verklaren. Naast de in de literatuur gebruikelijke kernwaarden – verzet tegen een corrupte elite uit naam van een min of meer homogeen volk dat het in de politiek voor het zeggen zou moeten krijgen – hechten zij een groot belang aan het middel van directe democratie. Daarmee maken ze het zichzelf wel lastig om een partij als D66 te plaatsen. In hun ogen was deze partij in de jaren zestig met haar nadruk op directe democratie ‘semi-populistisch’ zoals de Boerenpartij dat vanwege geheel andere redenen ook was. Het is dan wel vreemd dat juist D66 (zonder principieel veranderd te zijn)

tegenwoordig de felste tegenstander is van populisme zoals van Verdonk of Wilders. Het lijkt alsof de auteurs het middel van de directe democratie tot een van de belangrijkste doelen van het populisme verklaren. Ze onderscheiden daarbij wel terecht populisme van opportunisme (van het type u vraagt en wij draaien). De visie van Rita Verdonk kwam echter juist door haar voorstelling van directe democratie neer op principieel

opportunisme: doen wat het volk wil. Toch beschouwen de auteurs Verdonk als de zuiverste populist. Het is bovendien opvallend dat geen populistische partij directe

democratie bovenaan haar prioriteitenlijst heeft staan, het is altijd een secundair element. Verder valt op dat de auteurs vrijwel geen woord wijden aan de retorica van

populisten, terwijl Voerman toch al heeft gepleit voor meer aandacht voor de culturele aspecten van partijgeschiedenis. Als er nu één ding is waarmee Fortuyn, Wilders en in iets

(2)

mindere mate Verdonk succes hebben geboekt, dan is het wel hun effectieve taalgebruik. Ook Jan Marijnissen blonk erin uit. Allen wisten ze andere politici er mee in het defensief te drijven. Zelfs als je dit als niet meer dan de buitenkant van populisme zou willen beschouwen, kun je er toch niet aan voorbijgaan.

We moeten het boek niet op dit soort gesteggel over definities beoordelen; het is immers onvermijdelijk dat een zo moeilijk grijpbaar fenomeen als populisme tot

uiteenlopende definities aanleiding geeft. Mooi zijn de citaten die de auteurs van hun hoofdpersonen geven waaruit blijkt dat alleen Verdonk zich onverkort populist zou willen noemen, terwijl de anderen er hooguit een ‘geuzennaam’ in willen zien of er zelfs een hekel aan hebben (Marijnissen). Belangrijker voor historici is de vraag die zich bij het lezen van Lucardie en Voerman opdringt: moeten historici inzetten op een ‘strenge’ studie van populisme die zich beperkt tot de zoveel mogelijk ‘zuivere’ vormen, of moeten ze de recente discussie over het populisme ook aangrijpen om de ontwikkeling van politiek en democratie in Nederland beter te leren begrijpen? De keuze van Lucardie en Voerman voor de eerste optie is de basis van hun systematische aanpak die tegen de politicologie aanleunt (beide auteurs staan ook in ander opzicht halverwege geschiedenis en politicologie). Die keuze leidt hier weliswaar tot duidelijkheid maar ook alleen tot een overzicht plus afvinken van de criteria die ze in het begin opstelden. Daarmee sluiten ze de weg naar de tweede optie in feite af. De geschiedenis van voor 1980 valt in het verhaal vanzelf af door hun nadruk op directe democratie die daarvoor maar weinig voorkwam. De conclusie van hun boek – ‘Populisme is een dunne ideologie met een dunne traditie in Nederland’ – lijkt me weinig controversieel en misschien ook niet zo verrassend, maar ze vergeten dat populisme ook kan dienen als perspectief op de politieke geschiedenis. Dan gaat het niet zozeer om de vraag of x of y nu wel of niet een zuivere populist is, maar om de studie van populisme als hulpmiddel om vragen te beantwoorden die voor de politieke geschiedenis van groot belang zijn.

De huidige studie van populisme kan bijvoorbeeld helpen om de relatie tot de democratie en de aantrekkingskracht van het fascisme te begrijpen. Niet dat populisme fascistisch of nationaalsocialistisch is, dat is inmiddels wel echt duidelijk, maar fascisme kende omgekeerd wel zekere populistische kenmerken. Het hedendaagse populisme is alleen al als direct-democratische stroming heel wat anders dan het antidemocratische fascisme. Het blijft echter de moeite waard te constateren dat fascisme buiten de volkssoevereiniteit aan vrijwel alle gebruikelijke criteria voor populisme voldeed. Ook delen van het vroege socialisme waarin theorie maar een kleine rol speelde, kunnen we deels beter als populistisch dan als marxistisch begrijpen. En ook het plebiscitaire leiderschap van Kuyper in de antirevolutionaire partij wordt er begrijpelijker door. Juist omdat de meeste onderzoekers inmiddels tot de conclusie komen dat populisme niet antidemocratisch is maar een controversiële vorm van democratie propageert, kan onderzoek naar populisme helpen om de ontwikkeling van democratie en de spanningen in de democratie beter te begrijpen. Je komt dan ook automatisch uit bij de vraag

(3)

Voerman gaan wel in op de achtergrond van de huidige populariteit van populisme, maar dat blijft aan de oppervlakte. Ze zijn goed in het in kaart brengen van het verschijnsel, maar het is jammer dat hun ambitie niet verder reikt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hiermee was discussie over het onderwerp verder van de agenda afge- voerd. Zoals reeds genoemd koos het congres Marianne Sint tot de nieu- we voorzitter van de partij. In

voorts tot de konklusie dat voor de meeste mensen deze partij-identifikatie stabiel lijkt, terwijl politieke partijen door de meeste kiezers als signifikante sociale entiteiten

Voor de aanwijzing van de kandidaten vanaf plaats twee veranderde er niets en gold dezelfde procedure als hierboven beschreven. De ontwerpkandidatenlijst wordt vast- gesteld door

49 Omdat voor deze bijdrage in het kader van de dataverwerking van het lpo 2017 de sgp met voorrang is be- handeld, kan geen vergelijking met alle andere in 2017 onderzochte

Deze stabiliteit was ongetwijfeld het gevolg van de honkvastheid van veel bevindelijk gereformeerden, maar ook van het feit dat de partij weinig te verwachten had

De sgp verkeerde in de eerste decennia van haar bestaan in de Tweede Kamer in een politiek isolement door de regering, andere partijen en het volk tot principiële in- keer te

Zijn onderzoek richt zich voor- namelijk op het functioneren en de legitimiteit van politieke partijen en andere po- litieke instituties in Nederland en op de Nederlandse

9 Ruud Koole, Paul Lucardie en Gerrit Voerman, Veertig jaar vrij en verenigd.. Stikker en de na-oorlogse reconstructie van het liberalisme