• No results found

Politiek voor de 21ste eeuw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Politiek voor de 21ste eeuw"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

s &..o s 2ooo

DE RODE DRADEN VAN DE SOCIAAL-DEMOCRATIE

Politiek voor de

2

1ste eeuw

In 199 5 publiceerde de Ja- toonzetting, en komt voort

panse zakengoeroe Kenichi Ohmae zijn geruchtma-kende hoek over het einde

BOB GOUDZWAARD

uit een wezenlijk gedeeld engagement. En toch vraag ik me af, of het in deze vorm over een jaar of vijf al niet verouderd zal zijn. Het rapport blijft ontegenzeg-gelijk trouw aan de nog overgebleven sociaal-de-mocratische zekerheden , maar lijkt betrekkelijk van de nationale staat:

The end

if

the Nation State. De opkomst van tal van grensoverschrijdende 're-gionale' economieen toon-den volgens hem zonne-klaar aan, dat de staat en de

De discussie over het nieuwe beainselproaramma

van de PvdA, indertijd aeopend door de

'Rode Draden' van de commissie-Witteveen,

krij&t hier een verse impuls. De auteur betooat onder meer dat het emancipatiemotiif als leidraad voor nieuwe beainselen tekortschiet.

nationale politiek op hun laatste benen !open. Nu maakt een goeroe nog geen winter, net zo min als een zwaluw zomer maakt. Maar wei is waar, dat Ohmae zich kon beroepen op tal van feitelijke ontwikkelingen in de wereldeconomie van nu, die inderdaad de politiek tot verreikende aanpassingen dwingen. Het valt trouwens op, hoe gemakkelijk een hoek als dit zijn plaats vindt temidden van zoveel andere publicaties die een verwijzing naar 'het einde' in hun titel hebben: zoals het einde van de ge-schiedenis (Fukuyama), het einde van ideologieen (Bell), het einde van de natuur (McKinnon) en an-dere. Oat duidt er op dat in onze dynamische tijd tal van gegroeide vanzelfsprekendheden kennelijk ten einde !open, en onzekerheid heerst over hoe 'het' verder zal gaan. Ook in de politiek, ook voor poli-tieke partijen.

De verschijning van het Discussie-rapport 'De rode draden van de sociaal democratie' van de PvdA-commissie Beginselen ( commissie- Witte-veen) komt daarom op een interessant moment. Hoe gaat een commissie als deze nu met die toege-nomen onzekerheid om, kan ze er bovenuit groeien? En heeft ze voldoende oog voor de lastige keuzen of dillemma's, die door de hedendaagse economische en technologische dynamiek aan de politiek van nu worden gesteld?

Niemand kan volhouden - laat dat voorop staan-dat de commissie die 'De rode draden' in elkaar heeft gezet zich met een Jantje van Leiden van haar opdracht heeft afgemaakt. Dit nieuwe discussie-document is goed doordacht, heeft een heldere

weerloos te zijn wanneer de dynarniek van onze tijd als het ware van buiten af 'toeslaat'. In het reageren op zulke nieuwe 'voldongen' feiten doet het rapport a! in zijn opzet onaf aan - net alsof het een pas ge-breide trui is waarvan een arm tekort is uitgevallen.

Oat is natuurlijk helemaal niet zo complimenteus en vergt derhalve verduidelijking. En dat kan het best gebeuren aan de hand van de vraag, hoe in dit document met de klassiek-socialistische term 'progressief' (of progressiviteit) wordt omgegaan. Want die term staat immers voor een door de poli-tiek-zelf gewenste en gestuurde dynamiek. Pas wan-neer de plaats daarvan duidelijk is, kunnen we (goed) ingaan op de lastige dilemma's die de be-staande economische en technologische dynarniek aan de politiek blijkt te stellen.

Verbleekte proaressie

Ten aanzien van woorden als 'progressie' en progressiviteit' valt het om te beginnen op, dat in het rapport van de commissie ze, wanneer ik goed geteld heb, letterlijk maar op een plaats voorkomen. Oat is waar in het rapport wordt gezegd, dat de ge-dachte van de mens als vorm-en-zingever de basis vormt voor haar idee van 'progressieve politiek'. Oat is een politiek, zo zegt de commissie dan vervol-gens, 'die nauw verbonden is met het streven naar emancipatie'. En omdat de commissie-Witteveen het emancipatiemotiefheeft gekozen als overkoepe-lend streven, is dat natuurlijk een opmerking van be-lang. Maar toch is die weinig expliciete aandacht voor 'progressieve' politiek in een document van de

(2)

t t 1 e k :n in

:d

1. e -;is _, ar en · e- •e-:ht de s &._o s 2ooo

PvdA opzienbarend te noemen, wat de vraag doet rijzen wat hier mogelijk achter schuilt. Misschien een nieuwe, pijnlijke vorm van bewustwording, dat in onze tijd het P':imaat van 'progressiviteit' nauwe-lijks meer bij de politiek berust? Het is immers zo, dat het betrekkelijk weinig moeite kost om een poli-tiek als 'progressief' of 'vooruitstrevend' uit de verf te Iaten komen, wanneer de maatschappij in econo-misch en technologisch opzicht van jaar op jaar maar

weinig veranderingen kent. Maar dat verandert

wanneer econornie en technologie in de maatschap-pelijke dynarniek de Ieiding nemen. En nog meer

wanneer ze zo dominant zijn geworden dat ze een

voortdurende aanpassing van de gehele samenleving lijken te vergen. Dan verbleekt welhaast elke vorm van politieke progressiviteit.

Maar wanneer we dat voor waar aannemen ont-staat voor een progressieve partij als de PvdA we!

een levensgroot probleem. lmmers hoe ver kun je

gaan in de aanpassing aan een van buitenaf gegeven 'progressie' zonder je politieke eigenheid te verlie-zen? Wanneer bijvoorbeeld in dit rapport van een

'opdringende' wereldeconomie wordt gesproken,

wordt met evenzovele woorden gesteld dat de hui-dige globalisering 'nationale overheden in

toene-mende mate .. dwingt tot het voeren van

beleids-concurrentie' (biz. 1 1) Dat kan best waar zijn, maar opvallend is hier we!, dat deze boodschap door de

commissie als een feitelijke mededeling wordt

ge-bracht. Het vormt kennelijk geen aanleiding (meer) tot enige vorm van politiek protest. En dat is kenne-lijk niet omdat de commissie dit marktverschijnsel binnen de politiek zou toejuichen, maar omdat het ageren daartegen volgens haar kennelijk gelijkstaat met het blaffen tegen de maan.

De invloed van de bestaande econornische 'progres-sie' op de politiek reikt inderdaad ver. Dat blijkt bij-voorbeeld duidelijk uit de verklaring :'Europa en de derde weg' van Tony Blair en Gerhard Schroder (zie s&P 7/8 '99). Het allesbeheersend politiek thema in hun bijdrage is de noodzaak tot 'modernisering', iets wat ze letterlijk omschrijven als een 'aanpassing

aan objectief gewijzigde omstandigheden'. 'We

moeten ons beleid binnen het kader van de moderne econornie plaatsen', zo stellen zij. Opmerkelijk is dat: niet tegenover of naast, maar binnen de

mo-derne economie! Zoals we ook ten aanzien van het

milieu volgens hen 'het antwoord .. moeten zoeken

.. in moderne, marktgerichte benaderingen'. En

wanneer ze dan hun opstel besluiten met de tirade,

dat ze met deze verklaring 'de modernisering will en

stimuleren' wordt eens te meer duidelijk dat voor

hen de dynarniek van de moderne econornie tot be-slissend kader, tot gegeven context is geworden voor hun politieke go ahead mentality. Het omge-keerde is in hun artikel nergens het geval.

lk schat de samenstellers van 'De rode draden' toch wat anders in. Ze spreken wei degelijk over be-paalde eisen die vanuit de politiek ook aan de econo -rnische orde moeten worden gesteld, en ze vinden het streven naar eigenbelang 'te ver doorgescho-ten'. Ook hun zorg voor het milieu reikt verder dan

die van Blair en Schroder. Duurzame ontwikkeling

veronderstelt, zo schrijven ze immers, zowel

eco-nornische herstructurering als cultuurverandering

(biz 34). Maar aan de andere kant moet ik stellen, dat ze hun eigen positie op juist die pun ten ook al bij voorbaat, en mijns inziens onnodig, hebben ver-zwakt. En wei door als centrale en in feite enige

leid-draad een motief te kiezen - emancipatie - dat zo

gemakkelijk met een a! bestaande dynarniek

mee-geeft en meebuigt.

Om elk rniverstand te voorkomen: natuurlijk

verdient de keus voor het emancipatiemotief respect

vanuit de eigen geschiedenis van het democratisch

socialisme. Want de sociaal-democratie is nu

een-maal ontstaan als een beweging die primair

maat-schappelijke ongelijkheden wilde voorkomen of

aanvechten. Ze kent dan ook, zoals de commissie stelt, geen eigen beginselen ten aanzien van zaken als 'abortus, drugs of kernenergie' (biz 14). En wan-neer je jezelf dan bovendien beschouwt als 'kind van de Verlichting' met haar blijvende idealen van' ge-lijkheid, solidariteit en vrijheid', dan is het niet

vreemd wanneer je bij een samenvattend thema als

emancipatie - de 'motor' van deze drie idealen -uitkomt. Maar de vraag is natuurlijk wel, of dat nog voldoende is in een tijd waarin de post-moderne kri-tiek op zulke 'grote verhalen' al voluit is losgebar-sten- en wei precies omdat het 'subjectieve' pri-maat van progressiviteit allang op een 'objectieve' globaliserende econornie en technologie lijkt te zijn overgegaan.

Emancipatie is namelijk, hoe je het ook wendt of

keert, een term die een dynamische wereld veron-derstelt en nodig heeft. Ze doet het daarom als cen-trale leidraad uitstekend, wanneer je doeleinden niet verder hoeven te reiken dan het corrigeren van ongelijke startkansen of het bijstellen van scheve econornische verdelingsresultaten. Maar ze schiet

(3)

s &...o s 2ooo

politiek opzicht uitdrukkelijk in

wilt

gaan tegen

be-paalde uitingen van de bestaande econornische,

technologische en wetenschappelijke progressie.

Oat kan zich bijvoorbeeld voordoen, waar die

voor-uitgangskrachten de beschermenswaardigheid van

natuur, Ieven of samenleven bedreigen. In zulke

ge-vallen ligt het voor de hand, juist niet tot een

aanpas-sing aan de 'gegeven' vooruitgang te besluiten.

Het klinkt natuurlijk aannemelijk wanneer de

hardop afvraagt, hoe duurzame ontwikkeling op

vrijheid aansluit. Het antwoord is dan, dat de

'hori-zon van vrijheid' naar tijd en ruimte 'moet worden

verruimd'. Duurzame ontwikkeling is volgens de

commissie namelijk 'vrijheid plus ruimte-en

tijds-dimensie': want wie rationeel .. zich in een toestand

van vrijheid wil bevinden .. moet er op !etten dat het

gebruik van de vrijheid zelf niet de voorwaarden

voor vrijheid in de toekomst ondergraaft'. Nu is het

commissie stelt, dat de

so-ciaal-democratie geen

'be-ginselen' (nodig) heeft op

het vlak van kernenergie,

drugs en abortus. Maar het

opvallende van die drie

voorbeelden is wei, dat ze

aile drie een relatie

onder-houden met wat al van

na-ture kwetsbaar is. En bij de

eerste twee staat dat zelfs in

rechtstreeks verband met

de stuwkracht van de

voortschrijdende

commer-cie en de technologische

progressie. Misschien

klinkt rnijn

Anti-Revolu-In onze dynamische tijd kun je,

anders aezead, in

een

politiek

proaram niet

volstaan

met het

om te beginnen vreemd,

dat zo'n moeizame

plus-constructie in feite op een

min-conclusie uitloopt.

Maar ernstiger is, dat door

het inslaan van deze

(vrij-heids)omweg de kern van

het sociaal-democratisch

milieubeleid lijkt te

wor-den teruggebracht tot een

kwestie van persoonlijke

keuze. Oat blijkt bijvoor

-beeld waar het rapport de

juiste afstemming aan de

orde stelt tussen

ecologi-sche en andere

maatschap-jormuleren van oude

if

nieuwe

-emancipatorische

-verkri}Binasrechten.

Ten overstaan

van

de heersende

vooruitaanasdrift

zullen

dan ook de jormulerinB

van

bepaalde

bescherminasrechten nodiB zijn.

En die laten zich niet zomaar uit het

emancipatiemotiif

cifleiden.

tionaire verleden hier (te) sterk mee- maar ik zou

zeggen dat je 'beginselen' juist dan niet kunt rnissen

wanneer gemeenschappelijke weerstand of verzet

nodig is tegen een van buiten komende pressie. In

onze dynamische tijd kun je, anders gezegd, in een

politiek program niet volstaan met het formuleren

van oude of nieuwe - emancipatorische -

verkrij-gingsrechten. Ten overstaan van de heersende

voor-uitgangsdrift zullen dan ook de formulering van

be-paalde beschermingsrechten nodig zijn. En die Iaten

zich niet zomaar uit het emancipatiemotief afleiden.

Oat laatste kan denk ik goed worden

gei:llus-treerd met de formulering van het milieubeleid in

het rapport. Vermoedelijk heeft de commissie heel

wat afgepraat, voordat ze het rnilieubeleid in het

program een plaats kon geven. Want vanuit het

cen-trale emancipatiemotief moest dit wei direct

aan-sluiten bij de door de comrnissie gekozen trits van

'gelijkheid, solidariteit en vrijheid'. Maar dat is niet

eenvoudig- want solidariteit en gelijkheid zijn

im-mers primair tussen-menselijke begrippen. Vrijheid

dus! moet de commissie hebben gedacht. Maar

daar-mee legde ze dan wei de basis voor het mijns inziens

me est gekunstelde onderdeel van het hele program.

Oat begint waar op bladzijde 2 2 de comrnissie zich

pelijke doelstellingen. De

commissie zegt dan, dat 'burgers en consumenten

een zo groot mogelijke keuzevrijheid (moeten) hou

-den om hun eigen consumptiepatroon te bepalen en

tegelijkertijd hun gedrag veranderen, zodat ze

duur-zame keuzes maken'. De vrijheid om zelf je gedrag

te veranderen, daar loopt dus het verhaal over het

milieubeleid op uit! Oat doet niet aileen gekunsteld

aan. Het bergt ook het risico in zich dat de gehele

maatschappelijke ontwikkeling naar duurzaamheid

wordt opgehangen aan de smalle spijker van de

vrij-willige bereidheid van mensen.

Nu heb ik het sterke vermoeden dat de

commis-sie dat ook eigenlijk niet wil. Elders lees ik immers

dat 'sociaal-democraten . .leefbaarheid en duur

-zaamheid .. als essentiele doelstellingen van hun

po-litiek beschouwen'. Maar de conclusie ligt dan wei

voor de hand, dat de comrnissie zich kennelijk door

haar eigen te beperkte probleemstelling- de

centra-liteit van het emancipatiemotief- in een fuik heeft

Iaten drijven. Ze is een gevangene van haar eigen (te)

smalle opzet geworden. Wat leidt tot een openhartig

maar welgemeend ad vies: gooi de vensters hier toch

open naar een wat ruimere aanpak! Durfhet aan, om

naast het emancipatiemotief - dat zo gemakkelijk

(4)

economi-r

t

.)

g

h n k i-s &_n s 2ooo

sche dynamiek- een ander, wat weerbarstiger

poli-tiek motief te plaatsen. Waaruit de bereidheid blijkt

tot verzet, wanneer te vee! waardevolle zaken onder

de buik van het (vooruitgangs)-paard moeten door

-gaan. Waarom hier bijvoorbeeld niet een beroep

ge-daan op de ook a! in het program genoemde

motie-ven van 'voorzorg' of van 'duurzaamheid'? Door

voor een dubbelmotief te kiezen - bijvoorbeeld

'emancipatie en voorzorg'- wordt de sterke

econo-mische technologische en wetenschappelijke

dyna-miek in een context geplaatst die althans een stukje

politieke toetsing mogelijk maakt. En wei tegen de

achtergrond van wat ook in de 2 1 ste eeuw behouden

moet worden.

Oat woord 'behouden' klinkt behoorlijk conser

-vatief, ik weet het. Maar wanneer 'de'

progressivi-teit, zoals nu, vooral van buiten komt en dus niet van

eigen makelij is, is een conserverende houding op

bepaalde punten niet aileen wijs, maar zelfs

gebo-den. Het gaat hierbij om de ontbrekende tweede

arm aan de trui. Pas wanneer je die er alsnog

aan-breit, ben je in staat het spanningsveld tussen

econo-mie en milieu beter te benaderen dan nu in het

pro-gram gebeurt - namelijk via de goedkoop

aan-doende slogan (die denk ik van het CDA is geleend)

dat die twee doeleinden 'niet met elkaar hoeven te

strijden'. Oatis toch een vorm van vluchten voor het

probleem? Vee! beter is dan de principiele stelregel,

dat bij aile economische ontwikkelingen steeds van

eisen van goede voorzorg of duurzaamheid moet

worden uitgegaan. Want elke niet-duurzame

econo-mie gaat op den duur aan innerlijke tegenstrijdig

-heid ten onder, hoe hoog ze ook de emancipatie van

mensen in het vaandel heeft staan.

Opkomende dilemma's

Dit alles lijkt rnisschien nog het meest op een wat

theoretisch aandoende discussie over de plus -en

minpunten van een nieuw concept-politiek

pro-gram. Maar dan bedriegt toch wei de schijn. En dat

kan ik waarschijnlijk niet beter illustreren door

en-kele consequenties te noemen van wat nu a! in de

wereld van economie en techno Iogie in gang is gezet

of wordt gezet; en waardoor zoveel zaken in de

sa-menleving van nu fundamenteel onzeker zijn

gewor-den .

Op dit moment is er een titanengevecht aan de

gang rond de nieuwe communicatietechnieken in

het algemeen, en Internet in het bijzonder. Daarin

mengen zich haast aile grote (transnationale)

con-cerns. De felheid van deze concurrentiestrijd is dan

ook ongehoord: geen middel wordt geschuwd,

le-gers van advocaten worden opgeroepen. Terwijl de

argeloze burger zich verwondert over wat hem of

haar vrijwel voor niets in de schoot wordt gegooid,

zoals gratis servers en goedkope G s M 'etjes

(zero-pricing). Prachtig toch, om zo de voordelen van

deze onderlinge concurrentiestrijd naar de

consu-ment te zien gaan?

Ja, maar dat is wei zolang het duurt. Want in deze

ontwikkeling wordt een structurele trend zichtbaar,

die-samen met de enorme expansie van de

finan-ciele markten - het gezicht van de eenentwintigste

eeuw diepgaand kan bepalen. En die, naar de

poli-tiek toe, tenminste drie dilemma's oproept waar we

hoe dan ook een antwoord op hebben te geven.

Het eerste dilemma gaat over het behoud van mense-lijke vrijheid. De titanenstrijd rond de moderne

communicatierniddelen is niet voor niets zo fel. Het

gaat hier namelijk om niets minder dan de

economi-sche macht van een verzekerde toegang tot de

huis-kamers, en daarmee tot menselijke geest. Want in

de menselijke geest zelf liggen de nieuwe markten

van de toekomst. 'Closing-in', de kunst van het

in-sluiten van de consument, is een van de nieuwe

ter-men in het jargon van de 'nieuwe economie'. En het

is een veelzeggende term. Want ze maakt duidelijk

dat hier ook de toekomst van de menselijke vrijheid

rechtstreeks in het geding kan komen.

Laten we proberen de loep wat scherper in te

stellen. De aandrang tot deze interventie in de

per-soonlijke levenssfeer staat uiteraard niet los van de

enorme groei van het Westerse

productiepoten-tieel. Die roept als het ware om expanderende

markten. Maar dat lukt natuurlijk nooit op basis van

het niveau van de reeds bestaande behoeften. Voor

de groei van de econornie is het dan ook essentieel

dat steeds nieuwe lagen van onbevredigd-zijn in

mensen worden aangeboord. En dat kan nu ook,

dank zij de nieuwe communicatietechnologie. Met

behulp daarvan kunnen als het ware nieuwe

behoef-ten, en dus een hogere vraag, bij consumenten zo

worden ingemetseld, dat het correspondeert met de

hoge groei-verwachtingen van de financiele

mark-ten. En zo sluit zich in principe ook de spiraal of

el-lips van de 'nieuwe econornie'. Ze kent twee brand

-punten: de technologisch ondersteunde groei van

nieuwe markten (vooral via e-commerce) enerzijds,

en de uitdijing van de wereld van het mondiale

financiele kapitaal anderzijds. De kunstmatige

(5)

26o

s &..o

s

looo

gezien als systeembehoefte van de 'nieuwe

econo-mie'.

En daarin komt het eerste dilemma inderdaad le-vensgroot op ons af. Want gaat het aan, is het ethisch

aanvaardbaar, dat mensen zo sterk tot een object,

tot een afhankelijke grootheid worden gemaakt van een vooropgestelde economische expansie? De menselijke geest wordt als het ware voor een deel in de economie gemternaliseerd , ze wordt commer-cieel 'ingevuld'. 'Demand-management' heeft al zijn vaste plaats in het mod erne bedrijfsbeheer vero-verd, en daar sluiten de huidige onderzoekingen van

de Harvard Business School, hoe kinderen meer ont-vankelijk kunnen worden gemaakt voor

reclame-uitingen, naadloos bij aan. Maar dat staat dan zo te

zien wel gelijk met het uit hand en geven van een dee! van onze cultuurontwikkeling. In historisch per

-spectief gezien was het in de afgelopen eeuwen eerst

het kerkinstituut, en daarna de staat-althans in

cen-traal-geleide economieen-die de menselijke geest

poogde in te vuilen en naar eigen maatstaven te be-heersen. De 'nieuwe economie' lijkt hard op weg,

de derde in deze rij te zijn.

Maar wanneer dit waar is, mag van elke politieke partij worden gevergd dat ze minimaal duidelijk

maakt welke aanslagen op de menselijke geest ze

wel, en welke ze niet meer acceptabel acht. Mini -maal, want dit dilemma roept ook de vraag op of po-litieke partijen en de overheid niet mede de Ieiding

zouden kunnen nemen in een

cultureel-maatschap-pelijk tegenoffensief, waarin een oprukkend

consu-mentisme met open vizier op aile fronten wordt

be-streden. Internet, zo zou daarbij kunnen worden

overwogen, is van nature een publiek goed. Het is vergelijken met de 'ether' voor radio-en televisieka-nalen. Het geheel overlaten van dit publieke goed

aan aggressieve commerciele belangen grenst dan

ook aan verregaande roekeloosheid.

Het 'voorzorg'principe waarvan zoeven al

sprake was, kan helpen bij de nodige actualisering. In die lijn kan bijvoorbeeld worden gedacht aan a)een duidelijke verscherping van de Nederlandse en

Europese wetgeving ten aanzien van schadelijke

re-clameuitingen, ook en vooral voor kinderen en b)

het aankaarten van het debat in de VN over de pu

-blieke 'status' van Internet. Publieke codes dienen te worden ontwikkeld voor de commerciele benutting

van de moderne communicatiemiddelen. Daarnaast moet c) de dialoog met het bedrijfsleven over deze zaken zeker niet worden geschuwd. Ook daar blijkt

men zich in toenemende mate over het mono polis

-tisch beheer van deze 'common heritage of

man-kind' zorgen te maken.

Het tweede dilemma is, wiens welvaart in de wereld verder mag uitgroeien. In de Global Environmental

Outlook 2ooo van de UNEP staat de volgende

schokkende mededeling : 'Vrij algemeen wordt nu erkend, dat een tienvoudige reductie in het gebruik

van resources in de industriele landen moet worden

gezien als een noodzakelijk doel op langere termijn,

indien men voldoende bronnen wil vrijmaken voor

de (bevrediging van) de behoeften van de

ontwikke-lingslanden'. 1

De bevrediging van basisbehoeften,

ook en vooral in arme land en - dat is voor de PvdA altijd een basis-oogmerk geweest. Maar hier lezen

we, wat dit in de 2 1 ste eeuw kan gaan impliceren.

Een reductie tot een-tiende van het gebruik per hoofd van aile 'resources' (hetgeen ook energie en

milieu omvat) is zo ontzaglijk veel, dat het sterke vermoeden rijst dat zo'n doelstelling nooit aileen

langs technische weg bereikt kan worden. Maar wanneer daarbovenop nog eens voor de Westerse

industrielanden de klem komt te staan van een voluit

deelnemen aan de zgn 'nieuwe economie' met haar kunstmatig opgeroepen extra groei, dan slaat dat vermoeden om in absolute zekerheid. Het diilemma wordt dan onontkoombaar: ofwel we geven de

lange-termijn doelsteiling op van een adaequate voorziening in de behoeften van arme(re) Ianden,

ofwel we zijn bereid toe te groeien naar een ander,

aanmerkelijk meer gematigd productie- en con-sumptie-scenario voor rijke industriele Ianden zoals Nederland. Of, nog wat anders geformuleerd: we geven in de wereldeconomie ofwel voorrang aan het voorzien in de bestaande en toekomstige reele

1. De Engelse tekst luidt: 'it is widely

recognized, at least by many NGo's and the wealthiest governments of the

OECD, that a tenfold reduction in resource consumption in the industrialised countries is a necessary long-term target, if adequate resources are to be released for the needs of developing countries' (Ch 1 ).

(6)

s &.o s 2ooo

schaarsten (in het Zuiden, maar deels ook in het Noorden), of we staan toe dat de creatie en de ver-vulling van de nieuwe artificiele schaarste de

be-perkte resources en de milieugebruiksruimte opeist

die in de wereld voorhanden zijn. En de wet van de

econornische zwaartekracht drijft ons in de tweede rich tin g.

Hetkomt rnij voor, dat dit dill emma een partij als

de PvdA in feite maar een keus toelaat. Ze zal in de

nu komende jaren er aan hebben te werken dat een verdere uitgroei van de materiele consumptie in de rijke Ianden wordt afgeremd. Daarbij valt zeker te denken aan hogere belastingen op luxueuze en resource-intensieve producten, maar dat zal niet

vol-doende zijn. Het voorzorg-principe wijst eerder in

de richting van een breed maatschappelijk debat, waarin-zo mogelijk in alle land en van Europa- aan de burgers de ernst van de situatie wordt duidelijk

gemaakt, en de noodzaak van een herstructuring van

de economie gezamenlijk onder ogen wordt gezien. Zo kan de basis wordt gelegd voor een overleg

tus-sen overheid, sociale partners, zo mogelijk

aange-vuld met de rniliebeweging en consumentenorgani-saties, over de (her)verkaveling van taken die daaruit voortvloeit. Want Voorzorg vergt Vooruitzien.

Het derde dill emma betreft de nadere vormgeving aan

het internationale publieke domein. In het begin van dit artikel stond de sterke dynamiek van de 'global economy' centraal, en de 'progressie' die als het ware voorgekookt en voorgeschoteld naar ons toe-komt via de opmars van de mod erne communicatie-middelen. Waardoor een zodanige druk op de natio-nale overheid en de politieke partijen ontstaat, dat

ze- althans volgens goeroes als Ohmae- er goed aan

doen zich op hun naderend einde voor te bereiden. Ook dit leidt tot een dilemma. In de geest van het rapport 'Rode draden' kan toch teminste worden gezegd, dat de sociaal-democratie de politiek en het bestaan van democratische politieke partijen een le-vensvoorwaarde acht voor een goede ontwikkeling

van de samenleving. Maar wanneer dan vee!

econo-mische en technologische processen een wereldwijd

karakter gaan vertonen, vereist de voorzorg voor

mens en samenleving toch tenminste dat de politiek, ook de nationale politiek, volop bij die processen be-trokken is. Want van tweeen een: of je poogt het in-ternationale publieke domein expliciet uit te bou-wen in de richting van een meer rechtvaardige inter-nationale orde, of je laat de politiek wegdrijven op wat transnationale bedrijven en fmanciele markten

onder het mom van het ontbreken van elk alternatief

(There is no alternative- TIN A) ons wensen te dic-teren.

In het rapport 'Rode draden' is er wel enige aan-dacht gegeven aan het belang van de Verenigde Naties en goed werkende internationale instellin

-gen, maar is dat in de dynarniek van deze tijd voldoende? Laten we eens doordenken over de con-sequenties die met name het tweede dillemma

-wiens welvaart mag groeien?- met zich mee brengt. Dat vergt tenminste een geleidelijke transformatie van de econornie in de rijke Ianden. Maar het is on-gerijmd dan te verwachten, dat zoiets ooit kan wor-den bereikt binnen het kader van een internationaal

monetair systeem, dat een vrijwel ongebreidelde

groei van internationale liquiditeiten toelaat, en dat

bovendien nog voor meer dan 9 5 procent in de rijke

Ianden doet plaatsvinden. De arme, veelal onder zware schuldenlasten bedolven Ianden van het

Zui-den horen dan op enigerlei wijze een rechtstreeks

aandeel te krijgen in de (baten) van de aanmaak van deze liquiditeiten, en wel in korting op het aandeel dat de rijke Ianden voor hun economische expansie kunstmatig naar zich toetrekken. Maar dat kan ook. De discussie over een belangrijker plaats voor de schepping van Speciale Trekkingsrechten (soR's) in

het wereldgeldstelsel met een grotere rechtstreekse

toewijzing aan de armere Ianden is nooit geheel uit-gestorven, en ze is door de enorme labiliteit binnen het huidige wereldgeldssysteem in zekere zin zelfs actueler dan ooit.

Een beginselprogram moet uiteraard niet te veel in detail treden. Maar tenminste zou van het nieuwe

program mogen worden gevergd dat het zich

uit-drukkelijk uitspreekt voor een verdere versterking

van het internationale publieke domein. Het zou bij-voorbeeld kunnen pleiten voor een rechtsorde,

waarin ook consequente economische misdragingen

aan de kaak kunnen worden gesteld (bv. via de in-stelling van een ondernemingskamer bij het Interna-tionale Hof van Justitie). Maar het zou ook kunnen oproepen tot een wijziging van de grondslagen van

het nu vigerende internationale geldstelsel. 'Met

minder kunnen we niet toe',- dat zou mijn vriend

Harry de Lange hier zeker zeggen. Daarom draag ik dit artikel aan hem op.

BOB GOUDZWAARD

Emeritus hooaleraar economie aan de vu;

oud-voorzitter van de proaramcommissie 'Niet bij brood aileen' van het CDA

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vrij algemeen wordt het woord 'onbewust', als bijvoeglijk naamwoord (een onbe- wuste daad) én als zelfstandig naamwoord ('het' onbewuste), in verband gebracht met Freud. Hij zou

Is één keer als goed, één keer als redelijk, twee keer als matig en twee keer als slecht beoordeeld.. Is wisselvallig maar gemiddeld onvoldoende

Daan en Sanne zijn ‘gemiddelde’ leerlingen van groep 8 van de basisschool?. Wat is

Ik heb in de eerste plaats aandacht besteed aan de cultuiele eigenheid van een ge- meenschap dat is immers een algemeen basisgegeven voor leder menselyk samenle- ven Staten en

geschillenbeslechting hoe langer hoe meer complexe belangenverhoudingen aan de orde zijn, waarbij de rechter niet meer kan volstaan met de toepassing van een rechtsnorm

Vastlegging van rechtsbeginselen in de wet in samenhang met een duidelijke en coherente omschrijving in de parlementaire geschiedenis van wat de wetgever daarbij voor ogen

Binnen de sporen van de structuur zijn verder vier fragmenten Maaslands aardewerk, drie fragmenten gedraaid Zuid-Limburgs aardewerk uit de periode 1075-1125 en een

Aangezien er steeds meer woon- voorzieningen zonder BOPZ-status in Nederland ontstaan die verpleeghuiszorg bieden aan mensen met dementie, zeker wanneer er sprake is van scheiding