• No results found

Marktkansen voor een combi-kip : vermarkten van haantjes van legrassen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Marktkansen voor een combi-kip : vermarkten van haantjes van legrassen"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rapport

739

December 2013

Vermarkten van haantjes van legrassen

(2)

Colofon

Uitgever

Animal Sciences Group van Wageningen UR Postbus 65, 8200 AB Lelystad Telefoon 0320 - 238238 Fax 0320 - 238050 E-mail info.veehouderij.asg@wur.nl Internet http://www.asg.wur.nl Redactie Communication Services Copyright

© Animal Sciences Group, 2013 Overname van de inhoud is toegestaan,

mits met duidelijke bronvermelding. Aansprakelijkheid

Animal Sciences Group aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van

dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Losse nummers zijn te verkrijgen via de website.

Abstract

Overview of the marketing cockerels of layer strains and the aspects that then have to be considered. Cockerels can yield an attractive product for the culinary market.

Keywords

Marketing of cockerels, layer strains,

combination chickens, prevent killing one-day-old chicks Referaat ISSN 1570 - 8616 Auteur F.R. Leenstra Titel

Marktkansen voor een combi-kip Rapport 739

Samenvatting

Overzicht van de kansen om haantjes van legrassen te vermarkten en van de aspecten, waarmee rekening gehouden moet worden. Haantjes kunnen een aantrekkelijk product opleveren, met culinaire meerwaarde. Trefwoorden

Haantjes mesten, legrassen, combi-kip, alternatief voor doden eendagshaantjes

De certificering volgens ISO 9001 door DNV onderstreept ons kwaliteitsniveau. Op al onze onderzoeksopdrachten zijn de Algemene Voorwaarden van de Animal Sciences Group van toepassing. Deze zijn gedeponeerd bij de Arrondissementsrechtbank Zwolle.

(3)

Rapport 739

F.R. Leenstra

Marktkansen voor een combi-kip

Vermarkten van haantjes van legrassen

(4)

Dit onderzoek is gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en administratief ondergebracht in het programma BO-20-008-003.01 (Dierenwelzijn)

(5)

Voorwoord

In Nederland worden jaarlijks 45 miljoen eendagshaantjes van legrassen gedood, omdat zij geen bestemming hebben voor de humane consumptie en benut worden als voer voor dierentuindieren. Het doden van deze haantjes op zeer jonge leeftijd roept maatschappelijke weerstand op en de vraag naar alternatieven voor deze praktijk.

Een voor veel mensen voor de hand liggende oplossing is (terug naar) de situatie waarin haantjes en hennetjes allemaal opgefokt worden en de haantjes voor de vleesconsumptie gebruikt worden. terwijl de hennetjes uitgroeien tot leghen. De Tweede Kamer heeft dan ook verzocht de mogelijkheden na te gaan voor het ontwikkelen van foklijnen voor een combinatiekip en daarbij ook een economische haalbaarheidsstudie en een consumentenonderzoek uit te voeren. Het ministerie van EZ heeft daarom de opdracht gegeven na te gaan of er een markt is voor de afzet van vlees van de haantjes van legrassen en of de ontwikkeling van een speciaal dubbeldoelras meer kansen biedt voor de afzet van vlees van de haantjes.

In deze rapportage wordt uiteengezet wat de kansen voor een markt voor vlees van haantjes van legrassen zijn. Het onderzoek werd begeleid door een stuurgroep, bestaande uit Alex Spieker (NOP/LTO), Caroline van Heijningen (Dierenbescherming), Maurits Steverink (ketenmakelaar Duurzame Voedselketen), André van Straaten (sectorcoördinator pluimvee directie Dierlijke

Agroketens en Dierenwelzijn van het Ministerie van Economische Zaken) en Jacob van Vliet (Directie Agrokennis van het Ministerie van Economische Zaken).

Wij zijn de diverse partijen in de pluimveevleesketen, die betrokken waren bij het ontwikkelen van de mogelijkheden voor de afzet van vlees van haantjes van leghenrassen, erkentelijk voor hun bijdrage daarbij.

(6)
(7)

Samenvatting

In Nederland worden jaarlijks 45 miljoen eendagshaantjes van legrassen gedood, omdat zij geen bestemming hebben voor de humane consumptie en benut worden als voer voor dierentuindieren. Het doden van deze haantjes op zeer jonge leeftijd roept maatschappelijke weerstand op en de vraag naar alternatieven voor deze praktijk.

Een veel genoemde oplossing is (terug naar) de situatie waarin haantjes en hennetjes allemaal opgefokt worden en de haantjes voor de vleesconsumptie gebruikt worden terwijl de hennetjes uitgroeien tot leghen. De Tweede Kamer heeft dan ook in 2009 verzocht de mogelijkheden na te gaan voor het ontwikkelen van foklijnen voor een combinatiekip en daarbij ook een economische

haalbaarheidsstudie en een consumentenonderzoek uit te voeren. Het ministerie van EZ heeft daarom de opdracht gegeven na te gaan of er een markt is voor de afzet van vlees van de haantjes van legrassen en of de ontwikkeling van een speciaal dubbeldoelras meer kansen biedt voor de afzet van vlees van de haantjes. In de aanpak van het onderzoek is het marktperspectief leidend geweest. Daarbij is veel samengewerkt met diverse partijen in de pluimveevleesketen, met name aan de afzetkant.

Haantjes opfokken voor consumptie

De haantjes van legrassen kunnen een aantrekkelijk product voor humane consumptie opleveren en een goede toevoeging zijn aan het beschikbare assortiment pluimveevlees. Echter, ze hebben een lagere groeisnelheid, minder vlees in verhouding tot de botten én een lager aandeel borstvlees dan vleeskuikens. Van de kipproducten is borstvlees in Nederland het meest populair. Op basis van marktontwikkelingsonderzoek lijkt het mogelijk een heel haantje te vermarkten op een gewicht, waarbij het haantje geschikt is als een- of tweepersoons portie. De potentiële afzetmarkt is enerzijds horeca en anderzijds de consumentenmarkt, waar een mix van culinair, boerenkeuken en verantwoord gewaardeerd wordt. Vanuit het marktconcept geredeneerd is een biologische houderijmethode niet perse noodzakelijk, mede vanwege de hogere productiekosten, maar wel een concept, waarin een hoog niveau van dierenwelzijn is gegarandeerd. Een heel haantje concurreert vanwege het geringere formaat nauwelijks met biologische en andere kipproducten uit het hogere segment,. Er is wel concurrentie met het zogenaamde piepkuiken of poussin: dat is een vleeskuiken dat vóór de leeftijd van 28 dagen geslacht wordt en in zijn geheel aangeboden wordt. De haantjes van leghenrassen worden geslacht op een leeftijd van 9 tot11 weken en hebben daardoor meer smaak en beet dan piepkuikens en gangbare vleeskuikens. Ze wegen op die leeftijd circa 1000 g. Panklaar wegen zulke haantjes circa 600 g. Dergelijke haantjes uit de gangbare leghenrassen, die specifiek gefokt zijn voor de eiproductie, worden als zogenaamde combi-kip vermarkt. Opfokken volgens dit marktconcept betekent echter per kg vlees een hoger voerverbruik, een hogere milieubelasting en een hogere kostprijs in vergelijking met gangbare vleeskuikens, maar past in de trend naar meer variatie in verantwoorde kipconcepten, die nu in de markt gevraagd wordt.

Huidige legrassen of een nieuw type kip?

Het is niet aantrekkelijk een nieuw type kip te fokken, die qua formaat en bevleesdheid geschikt is voor én eiproductie én vleesproductie (zgn. dubbeldoelkip). Bij een dubbeldoelkip zijn de hennen zwaarder dan de reguliere leghennen. Zij hebben - vanwege het hogere gewicht - elke dag zoveel meer voer nodig, dat hun - voor vleesproductie wat efficiëntere broertjes - dat niet kunnen

compenseren. Voor de totale eiproductie van een leghen (250-300 eieren) en het opfokken van haar broertje voor consumptie, is bij de huidige leghenrassen in totaal minder voer nodig dan voor de eiproductie en het opfokken van een haantje bij dubbeldoelkippen. Omdat de voerkosten verreweg de grootste kostenpost is, is dit economisch gezien aantrekkelijker. Qua slacht- en eetkwaliteit zijn de verschillen tussen de broertjes van een echte leghen en van een dubbeldoelkip gering. Voor het haantje als een- à tweepersoons portie heeft een dubbeldoelkip weinig meerwaarde in beleving en smaak, terwijl het wel kostprijsverhogend werkt voor de eieren. Wat betreft de benutting van grondstoffen en andere natuurlijke hulpbronnen, is de optimale oplossing het vermarkten van de broertjes van gewone leghennen. Bij de productie van biologische eieren kan het financieel mogelijk wel aantrekkelijk zijn een wat zwaardere hen te gebruiken, omdat zo’n hen met een goedkoper voer toe kan. Een speciaal ras dubbeldoelkippen voor de grootschalige productie van eieren en

(8)

Markt voor de haantjes

Het is niet te voorspellen hoe groot de markt voor haantjes van legrassen zal worden. Dit wordt sterk bepaald door de consumentenvraag, ontwikkelde gewoontes in de laatste decennia in

vleesconsumptie en de prijs. De kostprijs van haantjes ligt per kg product hoger dan voor vleeskuikens (ook biologische), omdat de haantjes per kg levend gewicht meer voer en meer groeitijd nodig hebben dan kuikens van vleesrassen. Het opbouwen en behouden van een substantiële markt voor de haantjes vereist zorgvuldig afstemmen van vraag en aanbod gedurende een periode waarin verkend wordt wat de potentiele markt is. Voor een levensvatbare en duurzame productie moeten voldoende consumenten vaak genoeg haantjes willen eten. Het consumptiepatroon van pluimveevlees moet daarvoor veranderen: van heel gemakkelijk te bereiden filet en andere kipdelen, naar complexere bereidingswijzen, waar het hele haantje als herkenbaar product op tafel komt. Dit was van oudsher heel gewoon. Voor een substantiële marktomvang en een extra impuls voor de haantjes van

leghenrassen moet het gewoonte worden, dat bij het eten van eieren ook het eten van een haantje en van een uitgelegde hen hoort. Voor de verkrijgbaarheid en logistiek is een behoorlijke omvang van de productie noodzakelijk. Naar verwachting zullen ‘vleeshaantjes’ van leghenrassen ten hoogste een interessante nichemarkt kunnen worden. Immers, de haantjes horen in het segment van bewust consumeren en in het culinaire segment. Momenteel is het aandeel biologische kip, kip met sterren van Beter Leven en de culinaire topproducten als Poule de Bresse en Chaams Hoen gezamenlijk ruim 6% van de totale bestedingen aan pluimveevlees, maar is wel sterk groeiende. Of de haantjes dat aandeel verder kunnen laten groeien of een deel ervan overnemen is de vraag. Haalbaar lijkt voorlopig een aandeel op het niveau van één van de marktconcepten voor eieren, zoals Demeter (50.000 hennen), Rondeel (90.000 hennen) en biologisch (een miljoen hennen). Jaarlijks komen dan evenveel haantjes op de markt, waarmee de consument een keus heeft. Vanuit de horeca is

belangstelling voor dit product. Via gespecialiseerde slachterijen wordt de consumentenmarkt voor de minihaantjes verder geëxploreerd. De omvang van de markt zal afhangen van positionering en prijs van de haantjes.

Gelet op de huidige consumentenmarkt voor pluimveevlees is het niet te verwachten, dat alle of het grootste deel van de in Nederland geboren haantjes een bestemming in de humane consumptie krijgt. Houderijsysteem voor de haantjes en regelgeving

Het meest aantrekkelijke productiesysteem lijkt het huidige opfoksysteem voor leghennen, waarbij de haantjes van leghenrassen geheel of gedeeltelijk samen met de hennen worden opgefokt om zo maximaal de aanwezige voorzieningen (logistiek, stal, installaties) en zorg te benutten. Een andere mogelijkheid is het apart opfokken van de haantjes. In beide situaties moet aandacht geschonken worden aan de benodigde pluimveerechten, uitstoot van ammoniak en fijnstof en regels wat betreft voedselveiligheid, huisvesting (zoals aantal dieren/m2 en omgevingsverrijking), diergezondheid en slachtproces. Met veldonderzoek zal nagegaan moeten worden of en hoeveel haantjes tot welke leeftijd met de hennetjes mee kunnen lopen, zonder dat de prestaties en het welzijn van de hennen gedurende de opfok en de legperiode negatief beïnvloed worden. Er zijn in Nederland geen

(welzijns)regels voor het opfokken van haantjes van legrassen, dit is wel het geval voor vleeskuikens. Evenmin zijn er regels voor biologische productie van haantjes, wel voor biologische opfokhennen, leghennen en vleeskuikens. Deze markt voor zo’n specifiek product zal vanwege beperkingen qua logistiek, kostprijs en afzetkanalen naar de consument in eerste instantie klein zijn en mogelijk ook blijven.

(9)

Voor- en nadelen van het opfokken van haantjes van leghenrassen samengevat: Haantjes opfokken Haantjes niet opfokken Eendagshaantjes Haantjes krijgen een leven van

betekenis Haantjes worden direct na geboorte gedood Pluimveehouders

(opfokkers van leghennen)

Kunnen kiezen voor productdiversificatie, naast hennetjes ook haantjes opfokken

Voortzetten huidige werkwijze: alleen hennen opfokken

Consument Heeft de keus ook haantjes te kiezen voor consumptie, zoals die horen bij de consumptie van eieren

Heeft geen keus, want er is geen aanbod

Gebruik natuurlijke hulpbronnen

Meer voedergrondstoffen en energie nodig per eenheid vlees, ook als de haantjes de consumptie van gangbaar kuikenvlees (deels) vervangen

Per hoeveelheid geconsumeerd pluimveevlees is gebruik van voedergrondstoffen en energie efficiënter

Milieu Per eenheid pluimveevlees neemt de belasting van de omgeving met fijnstof, geur en ammoniak

waarschijnlijk toe

Waarschijnlijk per eenheid

pluimveevlees minimale belasting van de omgeving met fijnstof, geur en ammoniak

Dierenwelzijn Welzijnsrisico’s bij transport, opfok en slachten, afhankelijk van toegepaste systemen.

Mits doden correct uitgevoerd geen welzijnsrisico’s, maar wel een ethisch probleem of dieren direct na de geboorte gedood mogen worden Dierentuindieren Alternatieven nodig voor de

haantjes, die niet meer voor dierentuindieren benut kunnen worden (speciaal gefokte zoogdieren, of voor dit doel uitgebroede kuikens)

Vrijwel alle haantjes worden benut als zeer gewaardeerd voer voor

dierentuindieren (totaal 1800 ton per jaar vanuit Nederland, In Europa circa150 miljoen haantjes) Markt

(poeliers, horeca) Nieuw en interessant product voor diverse markten; vereist product-innovatie en een aangepast consumptie- en eetpatroon van pluimveevlees

(10)
(11)

Inhoudsopgave

Voorwoord Samenvatting Summary 1 Inleiding en leeswijzer ...1 2 Aanleiding ...2

3 Achtergrond, pluimveeproductie en -consumptie in Nederland ...3

4 Hoe de haantjes aan de man te brengen ...5

5 Eetkwaliteit en smaak ...6

6 Productiesystemen voor de haantjes ...7

6.1 Apart opfokken ...7

6.2 Met de hennetjes opfokken ...7

6.3 Eerst met de hennetjes later apart ...8

6.4 ‘Beste optie’ nog niet duidelijk ...8

7 Broertjes van reguliere leghennen (combi-kip) of een nieuw ras (dubbeldoelkip)? ...9

8 Lopende initiatieven en onderzoek in andere landen ...11

9 Kostprijs onder Nederlandse omstandigheden ...13

10 Milieueffecten van het opfokken van haantjes ...16

11 Logistiek en schaaleffecten bij de productie van haantjes, vers of diepvries? ...17

11.1Haantjes van gewone legrassen ...17

11.2Speciaal fokproduct ...18 11.3Slachten ...18 12 Wet en regelgeving ...19 12.1Milieu ...19 12.2Pluimveerechten ...19 12.3Voedselveiligheid en volksgezondheid ...19 12.4Slachten ...19

12.5EU-regelgeving voor biologische opfok ...20

13 Slotbeschouwing ...21

Referenties ...22

(12)
(13)

Rapport 739

1

1 Inleiding en leeswijzer

Kernpunt in deze studie is dat de haantjes van leghenrassen niet meer als eendagskuiken gedood worden en als voer voor dierentuindieren dienen, maar voor humane consumptie gebruikt worden én een leven van betekenis hebben. In deze studie wordt beschreven, wat nodig is om een markt voor de consumptie van deze haantjes te ontwikkelen, die nu nog direct nadat ze uit het ei zijn gekomen, worden gedood. Daarbij zijn de broertjes van de gangbare leghenrassen het uitgangspunt, omdat dan het benutten van grondstoffen het meest efficiënt is. Het opfokken van haantjes voor humane

consumptie raakt aan veel verschillende onderwerpen. Deze onderwerpen komen in deze rapportage in achtereenvolgende hoofdstukken aan de orde:

2. Aanleiding voor onderzoek naar de marktkansen voor haantjes van legrassen

3. Achtergrond van het probleem, consumptie van pluimveevlees en eieren in Nederland 4. Hoe de haantjes aan de man te brengen? Markt en kipconsumptie in Nederland, wat is

perspectief voor de haantjes, hoe verhoudt zich dat tot de huidige eetcultuur. 5. Smaak en eetkwaliteit

6. Productiesystemen voor haantjes

7. Broertjes van reguliere leghennen (combi-kip) of een nieuw ras (dubbeldoelkip)? 8. Lopende initiatieven in Nederland en daarbuiten

9. Kostprijs van de haantjes onder Nederlandse omstandigheden in vergelijking met regulier en biologisch kuikenvlees en producten van een dubbeldoelkip

10. Milieueffecten bij het opfokken van haantjes

11. Logistiek en schaaleffecten bij de productie van haantjes, vers en diepvries 12. Wet- en regelgeving

Over sommige van die aspecten is veel informatie beschikbaar, bij andere minder. Als relatief veel informatie beschikbaar is, worden aan het begin van de paragraaf de conclusies cursief weergegeven.

(14)

Rapport 739

2

2 Aanleiding

De haantjes van leghenrassen worden direct nadat ze uit het ei gekomen zijn gedood. In veel EU-landen gebeurt dat met koolzuurgas, in het Verenigd Koninkrijk worden de haantjes doorgaans met zeer snel ronddraaiende messen verhakseld.

De haantjes, die met koolzuurgas gedood zijn, hebben waarde en worden opgekocht door een gespecialiseerd bedrijf, dat de haantjes verpakt en invriest en met HACCP-certificaat (hygiëne, gezondheid) als voedsel levert aan dierentuinen en dierenspeciaalzaken. De haantjes zijn daar gewenst. In Nederland worden jaarlijks ca. 45 miljoen haantjes1 geboren, die vrijwel allemaal als

voedsel voor dieren benut worden (Bokma en Leenstra, 2010). Het Nederlandse bedrijf vermarkt inmiddels ook haantjes uit andere EU-landen, naar schatting ca. 50% van het totale aantal haantjes in de EU2.

Het doden van eendagshaantjes wordt in diverse Europese landen (Nederland, Duitsland,

Zwitserland, Scandinavië) als een ethisch probleem gezien van de legpluimveehouderij, vanwege het meteen na de geboorte doden van de dieren en omdat zij als nevenproduct niet voor humane

consumptie benut worden. Als het doden correct wordt uitgevoerd is het geen welzijnsprobleem. Recent heeft de Minister van Landbouw van Noord Rijn Westfalen (Duitsland) aangekondigd wetgeving te zullen ontwikkelen, die het doden van haantjes verbiedt3.

De discussie over het doden van eendagshaantjes loopt al meer dan 25 jaar. Tot in de 80-er jaren had met name Italië nog belangstelling om de leghaantjes voor humane consumptie op te fokken. Daarna is ook de Italiaanse markt voor jonge haan fors gekrompen en heeft Italië geen behoefte meer aan import van eendagshaantjes.

Een mogelijk alternatief voor het doden van de haantjes is om tijdens, of bij voorkeur voor aanvang van het broedproces, de eieren te seksen. Er zijn diverse initiatieven, die beogen daarvoor een methode te ontwikkelen. Tot nu toe zijn er nog geen in de praktijk werkende voorbeelden. Het alternatief ‘seksen voor of tijdens het broedproces’ wordt in deze rapportage niet besproken. De Tweede Kamer heeft in het kader van de problematiek van het doden van eendagshaantjes van leghenrassen bij motie Cramer c.s. (TK 2008-2009, 31 700 XIV, nr. 93 verzocht na te gaan hoe een combinatiekip past in een moderne en duurzame pluimveehouderij. De Kamer heeft later bij

amendement Cramer c.s. (TK 2009-2010, 32 123 XIV, nr. 77) aangegeven, dat het wenselijk is een onderzoek te doen naar de ontwikkeling van foklijnen voor een combinatiekip (combi-kip) en daarbij ook een economische haalbaarheidsstudie en een consumentenonderzoek uit te voeren. Het Ministerie van Economische Zaken heeft daarom Wageningen UR Livestock in 2010 verzocht de mogelijkheden van aparte foklijnen voor een combi-kip (een dubbeldoelras) na te gaan en vooral initiatieven te organiseren om een markt voor humane consumptie van de haantjes van leghenrassen te ontwikkelen. In de motie Dik-Faber (TK 2012-2013, 27 428, nr. 252) wordt het verzoek tot

onderzoek naar een combi-kip die past in een moderne en duurzame pluimveehouderij herhaald.

1 Nederland exporteert eieren en jonge leghennetjes. Er zijn dus veel meer haantjes beschikbaar, dan gekoppeld

aan de Nederlandse consumptie van eieren.

2 Zie http://www.kiezebrink.eu/pdf/kui/110%20Kuikens.pdf (20 november 2013)

(15)

Rapport 739

3

3 Achtergrond, pluimveeproductie en -consumptie in Nederland

Nederland heeft een grote pluimveesector, die eieren en pluimveevlees produceert voor Nederlandse consumenten en voor de export naar voornamelijk Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Tabel 1 geeft een overzicht van de consumptie van pluimveevlees en eieren in Nederland (Feiten en Cijfers, 2013; Monitor Duurzaam Voedsel 2012, 2013).

Tabel 1 Eiproductie, eiconsumptie en bestedingen aan eieren en pluimveevlees in Nederland

Totaal Biologisch Overig met keurmerk

Productie eieren (aantal) 10,2 miljard 0,4 miljard (3,9%) 8 miljard (80%) Consumptie in Nederland,

aantal per persoon per jaar 192 NB 143

4 (incl. biologisch en

gewone scharreleieren) Bestedingen aan eieren

(miljoen euro) 322,5

4 30,84 (9,6%) 44,34 (13,7%) (alleen vrije

uitloop en eieren met een of meer sterren Beter Leven)

Bestedingen aan

pluimveevlees (miljoen euro) 868,3 17,0 (2,0%) 38,0 miljoen (4,4%) Het marktaandeel van biologische en overige producten met keurmerk is sterk groeiende.

Per persoon wordt ongeveer 22 kg pluimveevlees per jaar gegeten. Daarvan is 40% borstfilet. De consumptie van hele kip is zeer beperkt in Nederland, ongeveer 3% van de totale kipconsumptie. Vijftig jaar geleden werd in Nederland nog vooral hele kip (kuiken) gegeten.

Vleeskuikens zijn van een ander ras dan leghennen; dat uit zich in verschillende kenmerken. Leghennen hebben op volwassen leeftijd een gewicht van1800 à 2000 g. Vleeskuikens worden geslacht op een gewicht van 2000 a 2500g en bereiken dat gewicht op een leeftijd van 6 (reguliere vleeskuikens) tot 8 (vleeskuikens met een ster Beter Leven) weken. Biologische kuikens worden op een leeftijd van 10 weken geslacht en wegen dan 2500-3000g. Haantjes van legrassen wegen op een leeftijd van 6 weken 500 g. van 8 weken 800 g en van 10 weken 1000 g. Uitgelegde hennen worden op een leeftijd van 75-100 weken geslacht. Een geslachte uitgelegde hen wordt ook wel soepkip genoemd. Soepkippen worden vaak gebruikt voor verder bewerkte producten (bouillon met kip, loempia’s, kant-en-klaar maaltijden). Van de huishoudelijke aankopen van pluimveevlees in Nederland is slechts 0,7% soepkip.

Vleeskuiken en leghennetje (6 weken) Legras haantje (10 weken)

4 Kengetallen 2012, Vee Vlees en Eieren geeft aan, dat per persoon per jaar 143 scharreleieren (incl. biologische

en vrije uitloopeieren) gegeten worden. De Monitor Duurzaam Voedsel 2012 geeft aan, dat jaarlijks 322 miljoen euro aan eieren besteed wordt, waarvan 75 miljoen aan ‘duurzame eieren’, waartoe alleen biologisch, vrije uitloop en andere eieren met een of meer sterren Beter Leven gerekend worden. De gewone scharreleieren (grootste deel van de eierconsumptie) worden bij de monitor niet tot ‘duurzaam’ gerekend.

(16)

Rapport 739

4

Legras haantje geslacht op 10 weken leeftijd Vleeskuiken geslacht op 6 weken leeftijd De 192 eieren, die in Nederland gemiddeld per persoon per jaar worden gegeten, komen overeen met ongeveer 70% van de jaarlijkse productie van een leghen. Leghennen worden na ruim een jaar produceren vervangen. Omdat er evenveel haantjes als hennetjes geboren worden, zijn er per gezin van 2-4 personen per jaar dus twee à drie haantjes, die bij de jaarlijkse consumptie van eieren horen en twee à drie soepkippen.

Die broertjes van leghennen groeien aanzienlijk langzamer dan vleeskuikens (ook dan biologische). Ze hebben daardoor meer voer nodig per kg lichaamsgewicht. Daarnaast is het aandeel eetbare delen in het totale gewicht bij de haantjes lager dan bij vleeskuikens. Pluimveevlees van haantjes is daarom duurder dan vlees van vleeskuikens. Vanwege het prijsverschil en mogelijk het verschil in

bevleesdheid is er nu in Nederland een zeer beperkte markt voor haantjes van leghenrassen voor humane consumptie. Alleen de zgn. seksfouten, haantjes die per ongeluk tussen de hennetjes terecht komen (<0.5% van het totaal aantal leghennen), worden door de leghenopfokker voor eigen gebruik en soms huisverkoop, benut.

(17)

Rapport 739

5

4 Hoe de haantjes aan de man te brengen

Er zijn enkele manieren om haantjes van leghenrassen op te fokken tot een dier, dat geschikt is voor humane consumptie. De meest voor de hand liggende opties zijn

Als ‘jonge haan’: de haantjes opfokken tot ca. 16 weken leeftijd en een gewicht van ca. 2 kg. Dit was gebruikelijk in de tijd dat seksen van eendagskuikens nog niet mogelijk was en alle kuikens opgefokt moesten worden tot de hanen en hennen konden worden onderscheiden.. De EU Verordening Nr. 543/2008 (handelsnormen voor pluimveevlees) geeft als definitie voor jonge haan: mannelijke kippen van legrassen waarbij de punt van het borstbeen hard is, doch niet volledig verbeend is en die geslacht worden wanneer zij minstens 90 dagen oud zijn. De hanen worden dan geslacht voor ze geslachtsrijp zijn en het risico op vechtpartijen te groot wordt. Als mini-haantje of ‘piepkuiken’: de haantjes worden opgefokt tot 9 à 10 weken leeftijd en een

levend gewicht van 800-1000 g. De haantjes zijn dan een alternatief voor het in Europese regelgeving vastgelegde piepkuiken of poussin (een vleeskuiken, dat geslacht wordt voor 28 dagen leeftijd). Formeel mogen de haantjes van legrassen vanwege de EU-regels geen piepkuiken heten, het product komt qua formaat overeen, maar heeft door de hogere leeftijd meer smaak en beet.

Het mini-haantje lijkt het meest kansrijk, omdat het een duidelijk ander product is dan het vleeskuiken, niet te vergelijken is met biologische of andere ‘meerwaarde’ kip en past bij de huidige foodtrends in de horeca en consumentenmarkt.

Er zijn nog twee andere opties, die echter in Nederland niet waarschijnlijk zijn en hier dan ook niet verder uitgewerkt worden. Het gaat dan om:

• Eendagshaantjes als snack voor mensen (zie bv http://www.lemanger.fr/en/index.php/one-day-old-chick-on-a-stick/ of

http://my_sarisari_store.typepad.com/my_sarisari_store/2007/03/oneday_old_chic.html), dat bijvoorbeeld in de Filipijnen vrij gebruikelijk is en

• Kapoenvlees (EU Verordening Nr. 543/2008); hiervoor worden de haantjes gecastreerd als ze 6-8 weken oud zijn en opgefokt tot een leeftijd van ca. 30 weken en een gewicht van 3-4 kg. Door het kapoeniseren zijn de dieren rustiger en groeien ze tot hogere gewichten, met malser vlees met een wat hoger vetgehalte. Kapoenen worden in het culinaire circuit zeer

gewaardeerd. De optie ‘kapoenen’ wordt niet uitgewerkt, omdat het castreren van haantjes als lichamelijke ingreep voor productiedoeleinden in Nederland niet is toegestaan.

De term ‘haantje’ gebruiken we in deze rapportage voor het mini-haantje. Voor de variant geslacht op 15-18 weken gebruiken we de EU-term ‘jonge haan’.

De haantjes moeten bij voorkeur als hele haan vermarkt worden. Ze hebben een lager aandeel vlees in verhouding tot de botten dan vleeskuikens en vooral het aandeel borstvlees (filet) is fors lager.. Borstvlees (filet) is van de kipproducten in Nederland het meest populair. De andere onderdelen van de kip (poten, vleugels, etc.) worden vooral geëxporteerd naar landen met een voorkeur voor pootvlees en vleugels. Poten en vleugels hebben een veel lagere kiloprijs dan borstvlees, waardoor de waarde van de hele kip sterk door het aandeel borstvlees bepaald wordt. Voor de haantjes lijkt het niet haalbaar filet, vleugels en poten voor verschillende markten te bestemmen, gegeven het aandeel filet, de bewerkingskosten per eenheid vlees en de concurrerende prijs van vleeskuikens. Alle delen zullen dus in Nederland tot waarde gebracht moeten worden. Dat gaat het best met het vermarkten van hele haantjes. Daarmee is overigens het product ook het meest bijzonder en wordt minder de concurrentie aangegaan met ‘gewone’ kip.

Het vermarkten van hele haantjes zal samen moeten gaan met aanpassingen in eetgewoonten; van kuikendelen (filetblokjes voor de wok) naar een heel haantje. Voor een substantiële marktomvang voor de haantjes zou de ‘oude gewoonte’ weer in moeten geraken dat bij het eten van eieren ook het eten van een haantje en van een uitgelegde hen hoort. Dat hoeft niet allemaal via de

consumentenmarkt. Het is goed denkbaar, dat de haantjes zich vooral lenen voor horeca, out-of-home markt (bv een gerookt haantje i.p.v. een hamburger) en kant-en-klaar maaltijden. Er zijn verschillende productmarktcombinaties mogelijk. Al die markten hebben hun eigen eisen en bieden dus kansen. Voor kant-en-klaar maaltijden met verkleind pluimveevlees zal het lastiger worden de haantjes in te zetten, omdat ze dan moeten concurreren met de uitgelegde hennen en restvlees van vleeskuikens, die veel goedkoper aangeboden kunnen worden dan uitgebeend vlees van de haantjes.

(18)

Rapport 739

6

5 Eetkwaliteit en smaak

Haantjes leveren een smaakvol product met stevig vlees. Voor de marktontwikkeling moet er

‘positieve’ belangstelling voor de haantjes zijn (culinaire kwaliteit) en niet alleen negatieve (doden van eendagshaantjes voorkomen). De haantjes moeten een gewenst product zijn, waar mensen naar blijven vragen, en niet alleen een eenmalige ervaring zijn.

Bij eetkwaliteit gaat het om aanzicht en geur van het nog niet bereide product, aanzicht en geur van het bereide product, verhouding tussen vlees, vel, bot en andere afvallen en om smaak en textuur van de eetbare delen. Haantjes van legrassen zien er, als ze geslacht zijn, smaller en minder bevleesd uit dan vleeskuikens: ze zijn slanker gebouwd. Van oudsher werd daarom bij geslachte haantjes het borstbeen ingeknipt, waardoor het haantje breedborstiger gepresenteerd kan worden. Dat kan met de huidige haantjes ook, maar vraagt een extra handeling. Mogelijk moet het aanzicht van de haantjes juist bijzonder blijven en onderdeel van het marketing concept worden. Haantjes van legrassen hebben een lager slachtrendement dan vleeskuikens en relatief minder borstvlees en meer pootvlees. Voor vermarkten in delen zijn ze dan ook niet geschikt. Door het bereiden met/op het bot krijgt de kip meer smaak, dan wanneer filets bereid worden.

Smaak en textuur worden bij kip vooral door de leeftijd bepaald en door het vetgehalte. Via de energie-eiwit verhouding in het voer kan in beperkte mate op vetgehalte gestuurd worden. Via de voeding is een afwijkende smaak wel mogelijk (negatieve beïnvloeding), tot nu toe zijn er geen aanwijzingen dat via de voeding de smaak positief beïnvloed kan worden. De uiteindelijke textuur wordt bepaald door het slachtproces en het besterven van het vlees en door de leeftijd van de kuikens.

Er zijn geen verschillen tussen leghenrassen gevonden wat betreft smaak en textuur, die niet herleid kunnen worden tot verschillen in leeftijd. Met de leeftijd neemt de intensiteit van de kipsmaak toe en wordt het vlees steviger, met meer beet. De haantjes, die op 8-10 weken leeftijd geslacht worden, hebben meer kipsmaak en een steviger beet dan gewone vleeskuikens. Aangezien ze qua leeftijd overeenkomen met biologische kuikens, zal de smaak en de beet daarmee vergelijkbaar zijn. Voor de minihaantjes zijn een aantal recepten ontwikkeld en uitgetest (zie

www.comebackvanhethaantje.nl). Vanuit de horeca is belangstelling voor dit product. Via gespecialiseerde slachterijen wordt de consumentenmarkt voor deze minihaantjes verder geëxploreerd. De omvang van de markt zal afhangen van positionering en prijs van de haantjes.

(19)

Rapport 739

7

6 Productiesystemen voor de haantjes

Er is een aantal systemen denkbaar om de haantjes van leghenrassen op te fokken. De haantjes kunnen vanaf de geboorte apart opgefokt worden, gedurende drie tot vier weken samen met de hennetjes en vervolgens apart, of, als ze geslacht worden rond de tien à elf weken leeftijd, gedurende hun hele leven samen met de hennen. De drie opties hebben elk hun voor- en nadelen ten aanzien van diergezondheid, voedselveiligheid, kosten, logistiek en keuze van voersamenstelling, die in de praktijk hun waarde moeten bewijzen. Als haantjes en hennetjes gezamenlijk opgefokt worden, moeten ook welzijn en kwaliteit van de hennen als leghen beschouwd worden. Als met meer leeftijden op één bedrijf gewerkt wordt, moeten de risico’s voor diergezondheid en voedselveiligheid nauwkeurig in kaart gebracht worden.

6.1 Apart opfokken

De haantjes gaan vanaf de broederij naar bedrijven, die zich toeleggen op het opfokken van haantjes. De haantjes kunnen dan specifiek op het doel afgestemd voer krijgen (waarschijnlijk vleeskuikenvoer). Nadeel is, dat de haantjes alle kosten voor huisvesting en verzorging zelf moeten dragen. Er zullen bij aanvang niet veel verschillende haantjesbedrijven zijn. Daarom moet gekozen worden voor een diepvriesproduct, of voor het houden van meer leeftijden op één bedrijf. Dit laatste kan

diergezondheidsrisico’s met zich brengen. Als hanen geslacht worden voor ze 16 à 17 weken oud zijn, zijn ze nog niet geslachtsrijp. Worden ze op oudere leeftijd geslacht, dan is het risico op vechten groot met alle gevolgen van dien.

6.2 Met de hennetjes opfokken

De haantjes horen bij leghennetjes en het meest voor de hand ligt om ze gezamenlijk op te fokken. Leghennen worden opgefokt op gespecialiseerde opfokbedrijven. De eerste levensweken hebben kuikens extra warmte nodig. Als de haantjes dan met de hennetjes gezamenlijk gehouden kunnen worden, zijn er geen verwarmings- of huisvestingskosten. Het opfokbedrijf houdt de hennen tot ze 17 weken oud zijn en heeft daar ook voldoende ruimte voor. Als de dieren jonger zijn, hebben ze per dier minder ruimte nodig. Een aantal haantjes zou er dus gedurende een deel van de opfokperiode ‘bij in kunnen wonen’, mits gebleken is, dat er bij die hogere dichtheid geen nadelige gevolgen zijn voor dierenwelzijn voor haantjes of hennetjes. Risico’s op pikkerij en andere welzijnsproblemen zijn minder goed onder experimentele omstandigheden te testen, omdat die daarvoor te kleinschalig zijn. Deze optie moet dus stapsgewijs in de praktijk uitgetest worden om na te gaan of, hoeveel en tot welke leeftijd haantjes met de hennetjes opgefokt kunnen worden. Gegeven de nu nog beperkte markt voor de haantjes lijkt het in de praktijk uittesten mogelijk en verantwoord.

Rond 11 weken leeftijd krijgen de hennetjes standaard een vaccinatie per individuele injectie. Omdat dan alle hennetjes opgevangen en individueel behandeld worden, zouden de haantjes uit gesorteerd kunnen worden. 11 weken is ook de leeftijd, waarop ze een geschikt slachtgewicht hebben als mini-haantje. Nadeel van de gezamenlijke opfok van haantjes en hennetjes is, dat de haantjes hetzelfde voer krijgen als de hennetjes. De hennetjes zullen het hoofdproduct blijven en de haantjes moeten zich aanpassen. De haantjes zullen iets beter groeien en een iets betere vleeskwaliteit krijgen, als ze op een vleeskuikenvoer worden gehouden in plaats van een legopfokvoer. Als de haantjes in een afgescheiden deel van de stal gehouden worden, wordt het mogelijk de haantjes een specifiek op hen afgestemd voer te verstrekken. De hennen kunnen dan, als de haantjes naar de slachterij gaan, dat staldeel er weer bij krijgen.

Als ongeveer 25 opfokbedrijven meedoen, kan bij een goede planning continu vers product geleverd worden. De opfokbedrijven kunnen, al naar gelang de marktvraag, tot maximaal alle broertjes/haantjes gezamenlijk met de hennetjes opfokken. Dan verdubbelt de bezetting in de stal in de eerste weken en het is de vraag of dat gevolgen heeft voor het welzijn van de dieren tijdens de opfok en de resultaten van de leghennen op latere leeftijd. Vooralsnog en gezien de beperkte markt voor haantjes ligt 10-20% haantjes per opfokkoppel meer voor de hand. Met dergelijke percentages en tot 11 weken leeftijd is de kans op problemen met de bezettingsgraad mogelijk beperkt. Echter praktijkervaringen

gedurende de opfok en het volgen van de hennen in de legperiode zullen dat moeten bevestigen. Er is al ervaring met het gezamenlijk opfokken van haantjes en hennetjes: biologisch-dynamische

(20)

Rapport 739

8

opfok voor biologisch-dynamische koppels zijn dus al haantjes aanwezig. Daar zou mogelijk het percentage haantjes uitgebreid kunnen worden, zodat slachthaantjes beschikbaar komen. Voor biologische legbedrijven worden de hennetjes conform biologische opfokregels gehouden. Als

haantjes gezamenlijk opgefokt worden met de hennetjes, krijgen zij dezelfde biologische opfok. Dat wil zeggen: biologisch voer, vanaf 8 weken leeftijd uitloop en gedurende de opfok ruwvoer, zoals luzerne, en een maximale bezettingsdichtheid.

6.3 Eerst met de hennetjes later apart

Een tussenvorm tussen beide bovengenoemde opties is ook een mogelijkheid. De haantjes worden gedurende 3-4 weken met de hennetjes op een opfokbedrijf gehouden.

Op 3-4 weken leeftijd hebben de haantjes de periode waarin ze extra warmte nodig hebben en de meeste entingen, die de hennen zonder meer moeten hebben, achter de rug. Vanaf 3-4 weken gaan ze dan naar een afmestbedrijf. Voordeel is, dat gedurende de weken, als veel warmte (energie) nodig is, de haantjes met de hennetjes meeliften en dat ze daarna vleeskuikenvoer kunnen krijgen. Het opfokbedrijf moet wel in staat zijn, vanaf het begin de haantjes apart van de hennen te houden (bv met een gaaswand afgerasterd), omdat anders extra vangrondes nodig zijn en onrust bij de

leghennen en haantjes zelf ontstaat, als de haantjes tussen de hennetjes uitgezocht en weggehaald moeten worden. Als de haantjes weg zijn, kunnen de hennetjes de vrijgekomen ruimte krijgen. Mogelijk kan die eerste paar weken voor hanen en hennen gezamenlijk met de dubbele bezetting van de hennen gewerkt worden., De kuikens wegen op 3-4 weken leeftijd 150-250 g, terwijl de hennen op 17 weken leeftijd, met een gewicht van 1500 g ook in de stal gehouden worden. Praktijkonderzoek zal moeten uitwijzen, of dit kan zonder verlaging van het dierenwelzijn en de kwaliteit van de opfokhennen en de haantjes. Het afmestbedrijf kan met één leeftijd werken, of met tussenpozen van verschillende opfokbedrijven haantjes ontvangen en dus met meer leeftijden werken. In het eerste geval is

diepvriesproductie noodzakelijk, in het tweede geval is continu vers leveren mogelijk. 6.4 ‘Beste optie’ nog niet duidelijk

De uiteindelijke voor- en nadelen van de opties moeten in de praktijk blijken.

Bij de eerste en de derde optie kan het markttechnisch (continu vers leveren) voordelig zijn met meer leeftijden op een bedrijf te werken. In Nederland is het in de commerciële pluimveehouderij vanwege gezondheidsrisico’s zeer ongebruikelijk meer leeftijden op één bedrijf te houden. In de private IKB-regelgeving wordt dit alleen toegelaten, indien stallen volledig gescheiden zijn.

Of het voor diergezondheid of -welzijn uitmaakt of de kuikens al een week of drie oud zijn voor ze met meer leeftijden geconfronteerd worden, of dat ze van geboorte af aan in een meerleeftijdensysteem zitten, is op voorhand niet te zeggen.

Naast risico’s op het vlak van diergezondheid kan een meerleeftijdensysteem ook grotere risico’s voor de voedselveiligheid met zich meebrengen, bij voorbeeld wat betreft campylobacter. Hoe ouder een kuiken wordt, des te groter is het risico op een campylobacterbesmetting, ook op bedrijven waar maar één leeftijd wordt gehouden. Zijn er meer leeftijden, dan geven de oudere kuikens de besmetting zeer waarschijnlijk aan de jongere leeftijdsgroepen door.

De risico’s voor diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid van de meerleeftijdensystemen en het meeliften van haantjes met hennetjes zijn niet goed vast te stellen op een proefbedrijf. Door nauwkeurig volgen van praktijkbedrijven zal verder inzicht verworven moeten worden. Zolang de productie kleinschalig is en beperkt blijft tot een of enkele locaties, is zo’n veldexperiment verantwoord.

Bij voldoende vraag naar haantjes wordt ervaring opgebouwd en zullen nieuwe ideeën over werkwijzen ontstaan.

(21)

Rapport 739

9

7 Broertjes van reguliere leghennen (combi-kip) of een nieuw ras

(dubbeldoelkip)?

Als de problematiek van haantjes ter sprake komt, wordt fokkerij vaak als oplossing genoemd: er moet een kip gefokt worden, die het én als leghen én als vleeskip goed doet: een dubbeldoelkip. De hennen kunnen dan gebruikt worden voor eiproductie en de haantjes voor vleesproductie. Het is mogelijk een forse, zwaardere kip te fokken, die toch behoorlijk eieren legt en waarvan het broertje redelijk goed bevleesd is. Het is echter biologisch niet mogelijk een kip te fokken, die qua benutting van

voeder(grondstoffen), zowel voor eieren als voor vlees, kan concurreren met de huidige

gespecialiseerde leg- en vleeskippen, ook niet als tot en met ouderdieren alles verrekend wordt (Leenstra et al., 2009). Een kip produceert efficiënt eieren als ze zelf relatief licht is en dus weinig voer nodig heeft voor onderhoud van het eigen lichaam. Een kip produceert efficiënt vlees als hij/zij snel groeit. Snel groeien betekent onvermijdelijk een hoog volwassen gewicht. De efficiëntie voor productie van eieren is biologisch gezien fundamenteel strijdig met de efficiëntie voor vleesproductie en

omgekeerd.

Om het opfokken van haantjes van legrassen te onderscheiden van het produceren met

dubbeldoelkippen, gebruiken we het begrip combi-kip. Combi-kippen zijn gewone (gespecialiseerde) leghennen, die eieren produceren voor de markt van consumptie-eieren en waarvan de broertjes voor humane consumptie worden opgefokt. De eieren van een combi-kip hebben de gewone kostprijs, terwijl bij dubbeldoelkippen de kostprijs van eieren hoger is door het hogere voerverbruik van de hen. Het broertje van een dubbeldoelkip groeit efficiënter dan het broertje van een combi-kip, maar kan het hogere voerverbruik van de dubbeldoel hen niet compenseren. De slacht- en eetkwaliteit van een dubbeldoelhaantje zal niet of nauwelijks verschillen van een combi-kiphaantje.

Combi-kippen zijn daarom kansrijker dan dubbeldoelkippen, als het gaat om vermarkten van haantjes. Een speciaal ras dubbeldoelkippen voor de grootschalige productie van eieren en pluimveevlees lijkt niet kansrijk. Hooguit is maatwerk mogelijk voor sommige ‘meerwaarde’-systemen waarbij de zoektocht naar robuustheid en weerbaarheid gecombineerd kan worden met iets zwaardere hennen en daardoor iets meer bevleesde haantjes.

Voordat het seksen van eendagskuikens grootschalig werd toegepast (vanaf ongeveer 1950) werden zowel echte legrassen als dubbeldoelrassen gehouden. Voor 1950 moesten alle kuikens opgefokt worden tot een week of acht leeftijd, omdat pas op die leeftijd haantjes van hennetjes konden worden onderscheiden. Vervolgens werden de haantjes verder opgefokt voor de slacht. De Barnevelder, de Welsumer en de Noordhollandse Blauwe zijn voorbeelden van Nederlandse dubbeldoelrassen. De hennen wegen 2500-3000 g en legden (toen ze nog op productie werden gefokt en niet alleen voor tentoonstellingen) ca. 200 eieren/jaar. Toen het seksen van eendagskuikens mogelijk werd, bleek specialisatie naar ei- en vleesproductie voordeliger en was het opfokken van haantjes (broertjes van leghennen) niet langer rendabel, evenmin als het produceren van eieren met een relatief zware kip. Bij pluimvee zijn de verschillen in grootte en bouw tussen legtypische en vleestypische dieren aanzienlijk. Het aantal nakomelingen per dier is groot, waardoor voor vleesproductie slechts weinig ouderdieren nodig zijn. De verschillen in bouw en het aantal nakomelingen per dier gezamenlijk maken, dat beide richtingen in één dier (dubbeldoel) minder efficiënt is dan specialiseren.

Dubbeldoelkippen (hetzij van oorspronkelijke rassen, hetzij nieuwe rassen of kruisingen) hebben door hun hogere lichaamsgewicht per ei meer voer nodig dan echte leghennen. Eieren van

dubbeldoelkippen hebben daarom een hogere kostprijs, maar verschillen verder niet van eieren van ‘gespecialiseerde’ (echte) leghennen. De broertjes van dubbeldoelhennen hebben weliswaar minder voer nodig om op slachtgewicht te komen dan broertjes van leghennen, maar kunnen het extra voerverbruik van hun zussen niet compenseren. Of te wel: voor een jaarproductie aan eieren + een slachtrijp haantje + de vleesopbrengst van de uitgelegde hen hebben dubbeldoelkippen meer voer nodig dan combi-kippen van de gangbare, gespecialiseerde legrassen.

Ter illustratie kan het volgende voorbeeld dienen. Een kruising tussen een leg- en een vleeslijn is een voorbeeld van een dubbeldoelkip: een behoorlijke eiproductie en behoorlijk groeivermogen en

slachtrendement. Tabel 2 geeft voor verschillende types kippen het voerverbruik per kg ei en per kg levend gewicht (zie voor uitgebreidere informatie Leenstra et al. (2009)), zoals dat van de nu beschikbare rassen verwacht kan worden.

(22)

Rapport 739

10

Tabel 2 Voerverbruik voor eiproductie (hennen) en voor vleesproductie (haantjes) bij verschillende rassen kippen

Bruine leghen Kruising leglijn x vleeslijn Vleeskuiken moederdieren

Eiproductie per hen per legperiode5 351 260 165

Gewicht hen (gram) 2000 2500 3500

Voerverbruik hen per kg ei 1,99 2,97 5,21

Slachtleeftijd hanen (dagen) 98 84 40

Voerverbruik haan per kg levend

gewicht (2000g) 3,60 3,30 1,75

Stel, dat een zwaardere hen van het dubbeldoeltype niet minder, maar evenveel eieren legt en elke dag 10 g voer extra nodig heeft (op een dagelijkse voeropname van circa 120 g), dan betekent dat op jaarbasis ruim 3,5 kg voer extra. Gedurende de opfok heeft die hen ook meer voer nodig om zwaarder te worden. In totaal zal de zwaardere hen zo’n 4 kg voer extra nodig hebben in de opfok- en

legperiode ten opzichte van een gewone leghen. Het broertje van zo’n zwaardere hen heeft om een gewicht van 2 kg te bereiken ca. 6,6 kg voer nodig en het broertje van een gewone leghen 7,2 kg: 600 g extra. Dit is derhalve ruim minder dan de 4 kg extra voer die de zwaardere hen van het

dubbeldoeltype nodig heeft.

Dubbeldoelkippen zijn rendabel, als de voerkosten nihil of heel laag zijn door bijvoorbeeld de kippen te houden op restjes en ze deels zelf hun kostje bij elkaar te laten scharrelen. In dat geval is de hogere voerconsumptie geen probleem. Dubbeldoelkippen leveren eieren, vlees en ‘diensten’ (opruimen van restjes, onkruid, slakken, etc.). In Nederland (in rijkere landen in het algemeen) komt dit voor bij stads- en zorgboerderijen, bij agrarische bedrijven, die een groot scala aan productietakken combineren, zoals soms in de biologische sector voorkomt, en bij hobbydierhouders. In ontwikkelende landen komt deze vorm van ‘low input’ pluimveehouderij veel voor voor eigen consumptie en kleinschalige, lokale verkoop. De kippen zorgen voor hun eigen nageslacht en de haantjes worden gebruikt voor

consumptie. In dergelijke landen worden de haantjes van commerciële legrassen ook wel opgefokt in zo’n low-inputsysteem.

In biologische systemen zou een wat zwaardere hen ook onder Nederlandse omstandigheden mogelijk wel financieel uit kunnen, omdat zwaardere hennen een voer met wat minder eiwit en wat meer energie nodig hebben. Gegeven de eisen aan biologische voeders kan een dergelijk voer goedkoper worden samengesteld dan het voeder met een hoger eiwitgehalte, waardoor de voerkosten, ondanks de hogere opname, niet veel stijgen. Voor conventionele voeders is zo’n prijsverschil niet aan de orde Het gaat dan om beperkte verschillen in gewicht (ca. 10% zwaarder) en nog niet echt dubbeldoel. In Bijlage 1 worden de voerkosten voor de hennen verder toegelicht. Bij pluimvee is, door de hoge aantallen nakomelingen per moeder, de situatie wezenlijk anders dan bij rundvee met een kalf per jaar. Bij rundvee kunnen dubbeldoeldieren (runderen, die behoorlijk goed melk geven en voldoende bespierd zijn voor het leveren van vlees) milieutechnisch en economisch per kg melk en vlees wel uit, al heeft ook bij rundvee bij diverse rassen het kalf nauwelijks

marktwaarde. Bij melkgeiten is er het ‘bokjesprobleem’.

Het houden van dubbeldoelkippen kan in Nederland in zeer specifieke omstandigheden een plek vinden, maar is geen totaal oplossing voor het probleem van de eendagshaantjes. De vraag naar eieren is groot en voor een efficiënte productie is een echte leghen noodzakelijk. Dus moet een werkwijze en markt specifiek voor de haantjes van de gangbare leghenrassen ontwikkeld worden: de combi-kip.

Als haantjes opgefokt moeten worden, dan blijkt de oplossing, die het minst beslag legt op voedergrondstoffen, het opfokken van de haantjes van de huidige leghenrassen (broertjes van de leghennen) te zijn. Alle andere opties met meer vleestypische hennen en haantjes zijn niet rendabel, omdat voor het produceren van eieren en vlees meer voer nodig is.

5 Gespecialiseerde leghennen houden de productie van kwalitatief goede eieren langer vol dan de zwaardere

(23)

Rapport 739

11

8 Lopende initiatieven en onderzoek in andere landen

Er zijn diverse initiatieven om haantjes van legrassen te vermarkten of te werken met

dubbeldoelkippen. Initiatieven in en buiten Nederland worden hieronder samengevat. Daarnaast wordt een samenvatting gegeven van onderzoeksresultaten waarin groei, voederbenutting en eetkwaliteit van haantjes worden beschreven.

In Nederland worden momenteel haantjes van legrassen opgefokt en vermarkt. Onder de werktitel ‘Comeback van het haantje’ worden haantjes op verschillende wijzen opgefokt en via verschillende kanalen vermarkt. Holland Poelier levert in samenwerking met het Pluimhuis het Hollands Haantje (www.hollands-haantje.nl). De haantjes worden gedurende de eerste drie weken van hun leven met de hennen gehouden en daarna apart tot een leeftijd van ongeveer 10 weken afgemest. Wekelijks zijn er haantjes slachtrijp. Ze worden vooral vers aan de horeca geleverd. Er wordt gewerkt aan nieuwe, gegaarde producten van de haantjes. Bij Lankerenhof (www.lankerenhof.nl) worden haantjes met de hennetjes biologisch opgefokt. Lankerenhof fokt drie keer per jaar hennetjes en nu dus ook haantjes op. Per opfokronde is Lankerenhof op zoek naar het best passende ras, waarbij in overleg met het fokbedrijf ook nieuwe rassen in aanmerking kunnen komen. De haantjes worden vers en diepgevroren geleverd via huisverkoop en verkend wordt in welke mate de markt voor consumenten kansrijk is. De haantjes van beide ketens hebben een geslacht gewicht van 600 g.

In Duitsland is het Bruderhahn initiatief (http://www.bruderhahn.de/was_wir_aendern.html) in 2013 van start gegaan. In dit initiatief van de Duitse biologisch dynamische sector betalen consumenten 4 cent extra per ei. Het initiatief gaat er van uit dat een hen op jaarbasis 250 eieren legt en zo komt 10 euro beschikbaar, om het opfokken van een haantje (de broer van de leghen) te sponsoren. Het concept gaat er van uit dat 7,50 euro nodig is voor de extra kosten om het haantje op te fokken en 2,50 euro voor de organisatie van het concept. Volgens Pamela Wieckmann van Bruderhahn zijn in 2013 tot en met oktober 13.000 haantjes opgefokt (minder dan 0,05% van de in Duitsland geboren haantjes). Deze haantjes, geslacht op een leeftijd van 16-18 weken, zijn vrijwel allemaal verwerkt in

babyvoeding. Ze worden daarvoor aangeboden tegen dezelfde prijs als biologisch vleeskuiken, mogelijk geworden door die 7,50 euro die per haantje beschikbaar is door de 4 cent per ei die consumenten extra betalen. Enkele opfokkers van de haantjes, die ook een boerderijwinkel hebben, verkopen beperkte aantallen haantjes direct aan de consument, maar het aanbod op de

consumentenmarkt is zeer beperkt.

Voor het in de markt zetten van een dubbeldoelkip zijn er diverse initiatieven:

• Gefluegelhof Schubert in Duitsland (http://www.gefluegelhof-schubert.de/html/gockelprojekt.html) heeft al enkele jaren een Gockelproject. Het bedrijf heeft legouderdieren en levert leghennen af, maar fokt daarnaast de haantjes op, die in de eigen winkel worden verkocht. De website geeft aan dat ‘zo veel mogelijk hanen opgefokt worden, al naar gelang de vraag’. Het gaat om enkele honderden hanen per jaar. De hanen worden tot 8 weken leeftijd samen met de hennen gehouden en vervolgens tot 20 weken leeftijd apart van de hennen verder opgefokt, met overdekte en buitenuitloop. Pluimveefokbedrijf Lohmann levert Gefuegelhof Schubert de ouderdieren, waarbij het om een kruising gaat, die wat zwaarder zou moeten zijn dan bij de gebruikelijke leghenrassen. • Lohmann test zelf zgn. dual purpose kruisingen, waarvan de hennen ongeveer 30 g (25%) voer per

dag meer verbruiken dan standaard hennen, bij een wat lagere eiproductie. De haantjes bereiken een gewicht van 2 kg op 8 weken leeftijd. Voor de haantjes zijn geen gegevens over

voederconversie bekend (Zootechnica International, 2013).

• Een Nederlandse biologische pluimveehouder heeft een fokprogramma voor een bedrijfseigen kip, waarvan de haantjes opgefokt worden (Nauta et al., 2012). Het programma is in 2009 gestart en inmiddels aan de 7-de generatie toe. De hanen worden op 18 weken geslacht en hebben een geslacht gewicht van 1300 g. De hennen worden getest in kleine koppels en leggen 70-80% (88% is gebruikelijk voor biologische legbedrijven). De haantjes worden in kleine aantallen vermarkt via huisverkoop en via de webwinkel OK-vlees (april 2012, zie https://www.okvlees.nl/blog/80-dubbeldoel-kipjes-culinair-bijzonder-en-diervriendelijker).

• In de Verenigde Staten levert fokbedrijf Centurion (http://www.centurionpoultry.com/plg_sagitta.pdf) de Sagitta, een kruising tussen een legtypische en vleestypische lijn. De Sagitta wordt vermarkt als een dubbeldoelkip, waarbij de hennen met een voeropname van 135 g dier per dag ca. 80% eiproductie realiseren tot 60 weken leeftijd. De hanen wegen op 10 weken leeftijd ongeveer 2 kg en hebben dan een voerconversie van 2.5.

(24)

Rapport 739

12

Met name in midden en oostelijk Europa worden regelmatig in afstudeerprojecten van studenten haantjes opgefokt. Gewicht, voerconversie en slachtresultaten worden meestal gemeten, soms wordt ook nog een smaaktest gedaan. Kort samengevat: een gewicht van ca. 1 kg wordt, afhankelijk van het ras, bereikt op 8-12 weken leeftijd. Het slachtrendement is lager dan van vleeskuikens. De

onderzoekers rapporteren, dat voor een significante consumentenmarkt de productiekosten te hoog zijn, namelijk minimaal 10 euro/kg geslacht gewicht (Murawska en Bochno (2007), Mirjam Koenig (2012) Kaufmann en Andersson (2012, 2013)).

In Nederland (Wageningen UR) zijn haantjes gehouden in strohokken op geoogste tarweakkers (‘stoppelhaantjes’). Deze haantjes werden tot een gewicht van ca. 2 kg opgefokt. Een dergelijke productiewijze is mogelijk geschikt voor een nichemarkt, als een seizoenproduct.

De ruimschoots aanwezige literatuur over speciaalproducten van regionale en veelal zeldzame oude rassen is hier buiten beschouwing gelaten, omdat daar de vleesproductie centraal staat en het vermarkten van de eieren niet aan de orde is.

(25)

Rapport 739

13

9 Kostprijs onder Nederlandse omstandigheden

De kostprijs per kg geslacht gewicht voor haantjes ligt hoger dan die voor vleeskuikens en veel hoger dan van uitgelegde hennen. Dat komt deels door het hoge voerverbruik per kg levend gewicht van de haantjes en deels door de hogere slachtkosten, die het gevolg zijn van kleinschaligheid. De haantjes zullen als heel haantje vooral in het culinaire segment vermarkt moeten worden. Voor kant-en-klaarmaaltijden zijn uitgelegde hennen geschikt en veel goedkoper.

Op grond van de kostprijzen uit KWIN (2013) voor opfokhennen, kennis over groei, voeropname en slachtresultaten van de haantjes, enkele aannames en met kennis en ervaring van een aantal markt- en ketenpartijen is een indicatie van de kostprijs voor het opfokken van haantjes tot en met slachten te krijgen. Die indicatie is exclusief de kosten voor opslag en vermarkten van de haantjes en eventuele marges. Ook de slachtkosten zijn indicatief, omdat die sterk afhangen van de mate van automatisering en de schaalgrootte. De hanen vereisen een goede instelling van de slachtlijn en zeer waarschijnlijk een aparte slachterij. Volledig handmatig slachten kost ca. 3 euro/haan. In de tabel hebben we gerekend met geschatte kosten voor semi-automatisch slachten van 1,75 euro/haan. De slachtkosten voor vleeskuikens en leghennen, die vol-automatisch en op grote schaal geslacht worden, bedragen ongeveer 0,50 euro/stuk. De uiteindelijke kostprijs van een haantje is sterk afhankelijk van het productiesysteem en de schaal waarop geproduceerd kan worden. Om die invloed duidelijk te maken is in de tabel ook gerekend met slachtkosten van 1,30 euro/haantje, waarbij uitgegaan is van grotere batches en meer routine en handigheid in het slachten van haantjes.

In de tabel zijn een aantal varianten opgenomen: slachten op ongeveer 9 weken leeftijd levert een haantje op, dat geschikt is als eenpersoons portie, bijvoorbeeld voor de horeca. Bij slachten rond de 12 weken is het haantje groot genoeg voor een tweepersoons portie, terwijl de hanen op 17 weken geschikt zijn voor vier personen.

Voor vlees is de consumentenprijs veelal het dubbele van de kostprijs af slachterij. De waarde van de haantjes in de consumentenmarkt en hoe die zich verhoudt tot de kostprijs wordt momenteel

(26)

Rapport 739

14

Tabel 3 Indicatieve kostprijzen voor het opfokken van haantjes van legrassen6. De bedragen

tussen haakjes houden rekening met lagere slachtkosten.

0-9 wk 0-12 wk 0-17 wk

Levend gewicht (g) 900 1200 1800

Panklaar gewicht (g)7 540 720 1080

Voerconversie (g voer/g groei) 2,0 2,5 3,0

Voerconsumptie (g) 1800 3000 5400

Voerkosten

Voerprijs 35 ct (standaardvoer)

Voerprijs 50 ct (biologisch voer) 63 90 105 150 189 270

Huisvesting en verzorging (ct)8 54 72 102

Leeftijd onafhankelijke kosten(ct)9 220 (175) 220 (175) 220 (175)

Kostprijs t/m einde opfok per kuiken (ct) Op standaardvoer

Op biologisch voer 137 164 197 242 311 392

Kostprijs t/m einde opfok per kg levend gewicht (ct)

Op standaardvoer

Op biologisch voer 152 182 164 202 172 218

Kostprijs per kuiken (ct) af slachterij Op standaardvoer

Op biologisch voer 337 (292) 364 (319) 397 (352) 442 (397) 511 (466) 592 (547) Kostprijs per kg panklaar (ct), af slachterij

Op standaardvoer

Op biologisch voer 624 (541) 674 (591) 551 (489) 614 (551) 534 (431) 548 (506) De indicatieve kostprijzen zijn in Tabel 4 vergeleken met de kostprijzen voor o.a. standaard

vleeskuikens, scharrelkuikens en biologische vleeskuikens (Ellen et al, 2012) en met uitgelegde hennen (dagprijs Agrarisch Dagblad). Tabel 4 geeft een overzicht van deze kostprijzen, waarbij voor de haantjes de varianten van 9 (mini-haantje) en van 17 weken (jonge haan) leeftijd zijn opgenomen. Omdat de slachtkosten voor de haantjes nog niet goed uitgekristalliseerd zijn en wel van grote invloed op de uiteindelijke kostprijs, is de vergelijking van de kostprijzen per kg levend gewicht van belang. Als vervolgens gerekend wordt met kosten voor vangen en slachten van 25+130 ct voor de haantjes (lage variant) en 25+50 ct voor de vleeskuikens en de leghennen, kan de kostprijs per kg geslacht gewicht berekend en met de nodige voorbehouden voorzichtig vergeleken worden.

6 Op grond van getallen uit KWIN (2013) voor vleeskuikens en leghennen en (beperkte) praktijkervaring en

literatuur voor de haantjes

7 Van levend gewicht naar panklaar: 60% 8 Huisvesting en verzorging: 6 ct/dier/week

9 Kosten, onafhankelijk van slachtleeftijd 220 ct/haan:

• Eendagshaantje, incl. selectie en transport: 20ct • Vangen en transport slachterij: 25ct/haan

(27)

Rapport 739

15

Tabel 4 Kostprijzen (cent) van haantjes van legrassen bij opfok tot een gewicht van 900g of 1800g op standaard en biologisch voer, van reguliere vleeskuikens, scharrelkuikens en

biologische vleeskuikens en van uitgelegde hennen.10 Haantje legras Jonge haan legras Biologisch vlees-kuiken 1 * Beter Leven Standaard vlees-kuiken Uitgelegde hen Groeiperiode 9-11 wk 16-18 wk 10 wk 8 wk 6 wk 75-90 wk Gewicht (g) 900 1800 2600 2300 2200 2000 Uitval (%) NB11 NB 2,8 2,5 3,7 NVT Voederconversie 2,0 3,0 2,6 2,1 1,7 NVT Voerkosten/kg12 70/100 105/150 130 71 60 NVT Overige kosten/kg 82 68 81 56 38 NVT Kostprijs (ct) per kg levend gewicht 152/182 172/218 211 127 98 <25 Kosten (ct) vangen en slachten per kg levend gewicht 17213 97 29 33 34 38 Slachtrendement 60% 60% 65% 67% 68% 60% Kostprijs (ct) per kg geslacht gewicht 540/590 448/525 369 239 194 133

Wat betreft kostprijs per kg levend gewicht komen de haantjes waarschijnlijk in de buurt van

biologische vleeskuikens. Wat betreft kostprijs per kg geslachtgewicht komen de haantjes aanzienlijk hoger uit omdat de slachtkosten sterk afhankelijk zijn van de mate van automatisering en

schaalgrootte.

10 Op grond van getallen uit KWIN (2013) voor vleeskuikens en leghennen en (beperkte) praktijkervaring en

literatuur voor de haantjes

11 Naar verwachting 1-2%

12 Voor de haantjes op standaard voer en biologisch voer 13 Op grond van 130 ct/kuiken slachtkosten

(28)

Rapport 739

16

10 Milieueffecten van het opfokken van haantjes

De haantjes van leghenrassen hebben per kg eetbaar vlees meer voer en tijd nodig dan vleeskuikens. Dat betekent dat ze een hogere milieubelasting met zich meebrengen, zowel wat betreft het gebruik van voedergrondstoffen, als wat betreft productie van mest, ammoniak en fijnstof.

Als de haantjes de plaats innemen van regulier pluimveevlees, zullen minder vleeskuikens opgefokt hoeven te worden. Dan zijn ook minder broedeieren en dus ouderdieren voor vleeskuikens nodig. De leghaantjes komen immers beschikbaar als vleesproduct (nevenproduct) uit de legpluimveehouderij. Om in te schatten wat de netto milieubelasting is van het opfokken van haantjes in vergelijking met vleeskuikens moeten we dus corrigeren voor de milieubelasting, die veroorzaakt wordt door de ouders van de vleeskuikens waarvoor de leghaantjes als alternatief vleesproduct beschikbaar zijn.

Een vleeskuikenmoederdier levert ongeveer 140 vleeskuikens per legperiode. Ze gebruikt daarvoor (opfok + legperiode gezamenlijk) ca. 60 kg voer. De nakomelingen van één moeder leveren ongeveer 300 kg levend gewicht en hebben daar 520 kg voer voor nodig. Samen met het voer dat de moeder nodig had, is dus voor 300 kg levend gewicht 580 kg voer nodig. Als we uitgaan van haantjes zijn voor 300 kg levend gewicht 333 haantjes en 600 kg voer nodig bij de lichtste variant (9 weken leeftijd) 272 haantjes en 750 kg voer bij de middelste variant en 166 haantjes en 900 kg voer voor de zwaarste variant. Hoewel bij de lichtste haantjes het verschil gering is, is in alle gevallen voor het opfokken van haantjes tot slachtgewicht meer voer nodig dan voor het opfokken van vleeskuikens, inclusief het voer dat de vleeskuikenouderdieren nodig hadden. Daarmee is de footprint wat betreft benodigde

grondstoffen voor het opfokken van de leghaantjes hoger dan bij vleeskuikens. Omdat de leghaantjes een minimaal 1,5 keer langere opfokperiode hebben, is de mestproductie en uitstoot aan fijnstof navenant hoger. De uitstoot aan ammoniak is lastiger in te schatten, maar naar verwachting niet lager. Al met al betekent het consumeren van haantjes een grotere milieubelasting dan het eten van een vergelijkbare hoeveelheid vlees van reguliere vleeskuikens. Voor de traaggroeiende vleeskuikens is het verschil met de haantjes van leghenrassen kleiner, echter voor de productie van traaggroeiende vleeskuikens zijn minder moederdieren, met een per dier lagere voerconsumptie nodig, waardoor het verschil in totaal benodigde hoeveelheid voer tussen haantjes en gangbare vleeskuikens vergelijkbaar is met het verschil tussen haantjes en traaggroeiende vleeskuikens.

(29)

Rapport 739

17

11 Logistiek en schaaleffecten bij de productie van haantjes, vers of

diepvries?

De kansen voor het vermarkten van haantjes voor humane consumptie hangen direct samen met de logistiek voor opfok en slachten. Logistiek en schaalgrootte zijn mede bepalend voor de uiteindelijke prijs van het haantje. Aspecten van logistiek en schaal worden hieronder samengevat voor het opfokken van haantjes van legrassen, voor dubbeldoelkippen en voor het slachten van haantjes. 11.1 Haantjes van gewone legrassen

In Nederland worden jaarlijks ca. 45 miljoen haantjes geboren. Dat zijn ca. 3 haantjes per Nederlander per jaar. Wekelijks worden 900.000 haantjes geboren. Voor dergelijke aantallen is niet direct een markt. De vraag is voor welke aantallen wel en hoe dat in een praktische vorm te gieten.

Er zijn in Nederland ca. 50.000 hennen, die gehouden worden volgens biologisch-dynamische principes en 1,3 miljoen biologische hennen. De overige ca. 30 miljoen hennen worden conventioneel gehouden, met vrije uitloop, als scharrelhen of in koloniehuisvesting. Qua principes ligt het voor de hand te beginnen met haantjes uit biologische bedrijfsvoering. De bedrijfsgrootte in de biologische houderij varieert van enkele honderden hennen (pluimvee als neventak op een multifunctioneel bedrijf) tot enkele tienduizenden voor gespecialiseerde pluimveebedrijven. Maar ook andere meerwaardeconcepten voor eiproductie, die relatief klein van omvang zijn, komen in aanmerking. Opfokkoppels, zowel voor biologische als voor conventionele productie, zijn doorgaans enkele tienduizenden hennen groot. Het opfokken van leghennen duurt 17 weken. Haantjes kunnen, waarschijnlijk gedurende de eerste weken, samen met de hennetjes opgefokt worden. Dat bespaart op kosten vergeleken met het apart opfokken van de haantjes. Het is (nog) niet duidelijk hoeveel haantjes met de hennetjes kunnen worden opgefokt, zonder de opfokresultaten van de hennetjes en/of het welzijn van haantjes en hennetjes negatief te beïnvloeden. Op basis van ervaringen in de biologisch-dynamische legpluimveehouderij (5%) zou 10-20% haantjes in een opfokkoppel met leghennen mogelijk kunnen. Dat betekent enkele duizenden haantjes per opfokkoppel per 17 weken. Gegeven een markt in opbouw is dat aantrekkelijk als de haantjes als diepvriesproduct geleverd kunnen worden, wekelijkse versproductie kan wanneer er meer zicht is op en ervaring met de afzetmarkt. Met diepvries kan variatie in vraag naar haantjes opgevangen worden. Topkoks vragen echter een vers product. Uit een koppel haantjes kan ongeveer twee tot drie weken vers geleverd worden door de haantjes in twee à drie batches te slachten. Dit gaat echter gepaard met extra transportbewegingen en onrust in de opfokstal vanwege het vangen. Als de hanen en hennen samen worden gehouden moeten de hennen dit ook ondergaan. Als de hanen apart worden gehouden van de hennen, heeft dit geen effect op de hennen. Een opfokker van leghennen heeft drie rondes per jaar. Als de haantjes de eerste weken met de hennetjes opgefokt worden, moeten voor jaar rond vers leveren ongeveer 25 opfokkers meedoen. Dat aantal is hoog voor de opstartfase van een nieuw marktconcept van mini-haantjes.

Alternatief is, de haantjes apart op te fokken, waardoor echter de kostprijs stijgt. De kostprijsstijging is afhankelijk van de specifieke situatie. Het gaat in deze startfase om slechts enkele bedrijven, die dan elk meer leeftijden moeten houden. In hoeverre dat risico’s voor de diergezondheid en dierenwelzijn met zich meebrengt is afhankelijk van de specifieke lay-out en procedures bij die bedrijven. In Nederland is voor commerciële doeleinden de ervaring met meer leeftijden per bedrijf zeer beperkt. Vrijwel alle bedrijven werken met een één-leeftijd-systeem, of te wel ‘all-in all-out’.

Om wekelijks vers te kunnen leveren, zullen wekelijks haantjes opgezet moeten worden. De aantallen kunnen dan in eerste instantie niet groot zijn om overaanbod te voorkomen: maximaal enkele

honderden en daarmee nogal wat minder dan de 10-20% van de omvang van opfokbedrijven voor hennen. Kleine aantallen dieren betekenen per dier hoge logistieke kosten in de aanloopfase naar een grootschaliger productie.

(30)

Rapport 739

18

11.2 Speciaal fokproduct

In de paragraaf over combi-kippen of dubbeldoelkippen is geconcludeerd, dat vanwege het

voerverbruik een speciaal dubbeldoelras alleen uit kan als de voerkosten extreem laag zijn, doordat de kippen leven van restjes of zelf hun voer bij elkaar scharrelen, of mogelijk voor de biologische pluimveehouderij. Als voor zo’n doel een speciaal fokproduct gevraagd wordt, moet rekening

gehouden worden met regelgeving wat betreft pluimveefokkerij en met de logistiek van fokkerij. Als op commerciële schaal leghennen geleverd worden, moeten de fokdieren vrij zijn van een aantal ziektes en moet de broederij aan hygiëne eisen voldoen. Het fokbedrijf en de broederij moeten zelf in de testkosten voorzien. Een zekere schaalgrootte is hierbij een voordeel.

De huidige commerciële kippen (ook biologische) zijn het resultaat van kruisingen tussen drie of vier verschillende lijnen. Door het kruisen van lijnen ontstaat heterose: dieren uit een kruising presteren beter dan het gemiddelde van de ouderdieren. Bovendien kunnen zo gemakkelijker verschillende eigenschappen in een dier gecombineerd worden. Voor zo’n kruisingssysteem moet het fokbedrijf wel verschillende lijnen selecteren. Daarvoor is schaalgrootte een duidelijk voordeel. Het is dan ook lastig om met een nieuw fokbedrijf te starten en daaruit een speciaal dier te leveren.

Bestaande fokbedrijven zouden uit bestaande lijnen een nieuwe kruising kunnen maken. Voor zo’n nieuwe kruising moet wel voldoende markt zijn. Elke ouderhen levert zo’n honderd dochters en honderd zonen. Een leghenbedrijf in Nederland wil minimaal een paar duizend hennen van dezelfde leeftijd krijgen. Van de ouderhennen kunnen maximaal twee weken broedeieren gespaard worden en dat levert per moeder gemiddeld 5 hennetjes. Voor bv 3000 hennen zijn dan 600 moeders nodig, die echter de rest van het jaar ook eieren leggen en in totaal zo’n 60.000 dochters per jaar leveren. Daar moet dan binnen of buiten Nederland een markt voor zijn. Als alleen de hanen(vader)lijn verschillend is, kan overwogen worden hanen tussentijds te wisselen en de ouderdieren een beperkt deel van de productie de nieuwe kruising te laten produceren. Dit betekent extra werk en verlies van een deel van de broedeiproductie.

11.3 Slachten

De haantjes van leghenrassen hebben een ander formaat en een andere bouw vergeleken met vleeskuikens. De slachtlijn moet daarom speciaal op de haantjes afgestemd kunnen worden. Dat vereist tijd en het is de vraag of dat in de standaardslachterijen voor vleeskuikens goed mogelijk is. Vooralsnog zal een kleinschaliger slachterij de voorkeur hebben. Bij handmatig slachten speelt het afstellen van apparatuur überhaupt geen rol en bij semi-automatisch slachten in mindere mate. Kleinschalig slachten verhoogt echter wel de slachtkosten in deze opstart- en introductiefase. Voor dierenwelzijn hoeft kleinschalig slachten niet nadelig te zijn, zolang het personeel getraind is op het gebied van dierenwelzijn op slachthuizen, inclusief het toepassen van bedwelming voorafgaand aan de slacht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This chapter presents the findings of the qualitative data obtained from the semi- structured interviews and focus groups during the research process, which focused on

56 The objectives of NEM:PAA are to provide, within the framework of national legislation, including the National Environmental Management Act (NEMA), 57 for the declaration

In summary, the higher planting densities (1808 and 2981 stems/ha) gave three distinct advantages in terms of wood properties compared to the lowest planting density (403

Verantwoordelijk Verantwoordelijk voor het, in mandaat van de provincies, afhandelen van aanvragen faunaschades (tegemoetkomingsaanvragen faunaschade, dassenovereenkomsten en

Het verschil bedraagt in het laatste boekjaar maar liefst 19 koeien (85%). Mee koeien per man betekent gemeten in bewer- kingseenheden een grotere produktieomvang per man. Een en

Lab.nr.. Vervolgens werden een tweetal reeksen: uit het tweemaandelijks uit- wisselingsonderzoek van Wageningen op de twee voornoemde manieren gedestrueerd en daarna werd in

In 2012 werden op en rond een perceel aardappelen te Middelbeers en een perceel peen te Ens metingen uitgevoerd naar de aantallen ascosporen van Sclerotinia in de lucht.. In de

The purpose of this research is to assess the following: ¾ Financial management outcomes in the Health Department; ¾ The role that the PFMA has played in such outcomes; ¾ Supply