• No results found

G. Termorshuizen, P.A. Daum. Journalist en romancier van tempo doeloe

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "G. Termorshuizen, P.A. Daum. Journalist en romancier van tempo doeloe"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

R E C E N S I E S

Deze studie over katholiek Utrecht is beschrijvend en inventariserend. Theoretische bespiege-lingen over begrippen als verzuiling, emancipatie, disciplineringsoffensieven enz. vermijdt de auteur, begrijpelijk binnen het bestek van dit, overigens met name inzake pers en politiek gedegen, geschrift.

G. A. M. Beekelaar

G. Termorshuizen, P. A. Daum. Journalist en romancier van tempo doeloe (Dissertatie Leiden 1988; Amsterdam: Nijgh en Van Ditmar, 1988, 632 blz., ƒ69,50, ISBN 90 236 6735 2). P. A. Daum (1850-1898) is bekend geworden als Indisch journalist en als de Indische schrijver, die in zijn korte leven tien grote romans en verschillende novellen, schetsen plus een toneelstuk produceerde. Door zijn grote werkdrift en energie wist hij zich boven het stigma van 'onecht' kind uit een Haagse volksbuurt uit te werken. Zijn literaire vermogens brachten hem via Het

Vaderlandin 1879 in de Indische journalistiek, die in deze jaren begon te profiteren van de snelle

groei van de Europese bevolkingsgroep. Op de vaart van die golf roeide Daum met de hem eigen kracht mee. Hij zou het gezicht van de Indische journalistiek vooral als hoofdredacteur van zijn eigen krant, het Bataviaasch Nieuwsblad mede vorm geven.

Zijn romans zijn in hoge mate door dit journalistieke werk bepaald. De meeste werden als feuilletons in zijn kranten gepubliceerd. Als eerste in Indië ontdekte Daum het naturalisme van Zola en in deze literaire traditie is ook zijn schrijven te plaatsen. Al deze feiten en vele meer weten we sinds het boeiende proefschrift van Gerard Termorshuizen, dat aan deze schrijver is gewijd.

Het is een goed boek geworden dat de interdisciplinaire benadering niet schuwt. Naast een historische beschrijving van Daum en zijn tijd legt de schrijver een heldere analyse van zijn werk (het journalistieke en het literaire), waarbij hij de sociale en politieke stellingname van Daum nader ontleedt. Daum liet zich kennen als een overtuigde totok, die het kolonialisme hoog hield maar zich, zoals vele Europeanen uit die periode, zeer kritisch opstelde tegenover het Indische gouvernement. Kritisch was hij ook ten aanzien van de Indische gemeenschap, het belangrijkste thema in al zijn boeken. Met scherp oog en scherpe pen bekritiseerde hij haar materialisme. Onafhankelijke vrouwelijke hoofdfiguren hadden zijn sympathie.

Toch was hij geen progressief man. Ten aanzien van de inheemse bevolking uitte hij de onder Europeanen gebruikelijke minachting. De inheemse wereld was hem vreemd en weinig sympathiek. Het zou hem tot een journalistieke aanvaring met zijn vriend en collega P. Brooshooft brengen in de jaren tachtig.

Alleen in zijn laatste boek tekende Daum de inheemse wereld van binnen uit. Termorshuizen leidt hieruit een veranderende, meer ethische visie op de koloniale werkelijkheid af. Ik waag het te betwijfelen. Daum verwoordde opnieuw zijn gebruikelijke aanklacht tegen het materialisme van de Europese samenleving in Indië, maar nu bij monde van Indonesiërs. De inheemse wereld bleef de grote afwezige. Hij is dit (dientengevolge?) ook in het boek van Termorshuizen. Indonesiërs worden, overigens zonder kwade bedoelingen van de schrijver, als inlander aangeduid, een benaming die onder koloniale historici toch min of meer in onbruik is geraakt.

Ook enkele andere verklaringen acht ik aanvechtbaar. Termorshuizen grondt Daums racisme op de 'feitelijke omstandigheden' : Daums eigen ervaring met inheemse werknemers die minder hard werkten dan hij. Men kan echter ook wijzen op zijn eigen achtergrond, milieu en

(2)

R E C E N S I E S

ontwikkeling (om die naturalistische kenmerken te noemen). Daums superioriteitsgevoelens waren niet gebaseerd op biologische verschillen, maar op onderscheid in ontwikkeling. Zelf had hij zich die ontwikkeling op eigen kracht verworven: waarom konden 'inlanders' dat dan ook niet?

In het licht van die sociale herkomst zie ik ook de tegenstelling tussen Daum en de latere ethicus P. Brooshooft, die Termorshuizen helder weergeeft. Brooshooft was een notariszoon, die als zovelen uit de liberale bourgeoisie in later jaren zich tot het socialisme zou bekeren; Daum het buitenechtelijk kind uit de arbeidersklasse, die ook al eerder in Nederland niets van het socialisme had willen weten. Hun politieke meningsverschillen waren niet alleen een kwestie van aanleg en temperament, zoals de schrijver meent. Daarin verschilden ze overigens niet eens zoveel: beiden waren harde werkers, hartstochtelijk betrokken bij mensen, bij hun werk, de krant, Indië.

Uiteraard zijn deze klasseverschillen niet allesbepalende factoren. Niet alle liberalen werden socialisten; niet allen, die zich opwerkten in deze jaren zouden zich tegen het socialisme of een op de Indonesiër gericht beleid verklaren. Die verschillende achtergrond speelde echter zeker mede een rol. Men kan deze ook herkennen in de tegenstelling tussen ethici en hun tegenstanders in een latere periode. Topambtenaren uit het gegoede Nederlandse milieu konden het zich veroorloven de Indonesiër op te heffen; hun tegenstanders vreesden vaak bedreiging van de eigen sociale positie of meenden als 'ouderwetse' liberalen, dat Indonesiërs net als hen moesten doen en zichzelf hadden te ontwikkelen. Het is evenwel opvallend, dat de auteur de sociale herkomst van zijn hoofdpersoon weinig in zijn beschouwingen betrekt, temeer daar Daum over die jaren zelf altijd het stilzwijgen heeft bewaard. Dat alleen al moet toch in het post-Freud-tijdperk tot nadenken stemmen. Maar zoals vaker: kritische kanttekeningen laten zich het best plaatsen bij een goed boek, want vooral die categorie prikkelt tot discussie.

E. Locher-Scholten

R. M. van Daalen, Klaagbrieven en gemeentelijk ingrijpen. Amsterdam 1865-1920 (Dissertatie Universiteit van Amsterdam, Publikatiereeks Sociologisch Instituut; Amsterdam: Sociologisch Instituut Universiteit van Amsterdam, 1987, ix + 208 blz., ƒ21,50, ISBN 90 70473 13 5). In ambtelijke dossiers zijn talloze brieven bewaard gebleven waarin burgers zich met allerhande problemen tot de gemeente hebben gericht. Het proefschrift van mevrouw Van Daalen — sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam—is gebaseerd op een niet duidelijk gespecificeerd aantal van zulke brieven uit de jaren 1865-1920, gericht aan Amsterdamse gemeentelijke instanties. Centraal staan de vragen 'Welke kwesties zagen zij [de klagers, 't H.] als een gemeentelijke verantwoordelijkheid en hoe verdedigden zij hun aanspraken op gemeen-lelijke, vaak onpersoonlijke hulp?' (43). Bij de beantwoording let zij vooral op thema's die in het sociologisch onderzoek een belangrijke plaats innemen, te weten het streven naar ruimtelijke en sociale distantie en het scherper worden van de scheiding tussen openbare en intieme aspecten van het leven.

Veel klaagbrieven waren afkomstig van mensen uit de middenklasse die veranderingen in de stedelijke samenleving ervoeren als een bedreiging van hun sociale status. Industrialisatie en bevolkingsgroei waren er de oorzaken van dat de mensen aan nieuwe situaties moesten wennen en dat problemen die al langer bestonden duidelijker merkbaar werden. Er waren nogal wat

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

had hij zich op die plaats, door inspannenden arbeid, tot een ernstig, geacht en welgesteld man weten te vormen, doch hoe sterk zijne gehechtheid aan het heerlijke Indië - ja zelfs

De Prinses Marie, hoezeer een flinken diepgang hebbend, kan zóó dicht onder den wal komen, dat de matrozen op 't land kunnen gaan om haar te meren Langzaam nadert, nog ver in

Mama, ik zou die zaak niet vooruitloopen. Wie weet of er wel iets van aan is. Ik voor mij betwijfel zeer, dat Louise ooit aan zulk een huwelijk heeft gedacht. En al hebben wij nu

Hoe meer zij zich familiaar maakte met het denkbeeld, dat zij mevrouw Geerling zou wezen, des te erger stuitten haar de ruwe woorden en het losbandig gedrag harer tante tegen de

't Was hem niet aangenaam, dat Adam verliefd was; zoo'n europeesche vrouw in de familie, daar zag hij erg tegen op; hij deed net zooals zijn vader had gedaan en voelde zich wèl

Hij kon zich niet in den spiegel zien, want daar was er geen; wel bezat Minah een slecht stukje spiegelglas in een prullig lijstje - de goedkoope waar van een klontong - maar Aboe

Daar kwamen ze aanwandelen: de kapitein, die eens als gewoon fuselier van den anderen kant de zee was overgestoken, en zijn vrouw, die in haar jeugd altijd 'n heel fatsoenlijk

e) VoorZorg deelnemers stoppen tijdens de zwangerschap met roken, beginnen na de zwangerschap niet meer met roken en ervaren een betere gezondheid.. Een plan is ontwikkeld