• No results found

De ziekte van de oikofilie

In document Nationaal belang in meervoud (pagina 84-97)

Abdelkader Benali

De laatste paar jaar heb ik Nederland zien veranderen in een reservaat. Een reservaat waar een onzichtbare muur omheen is gebouwd. Een reservaat dat zichzelf in stand houdt door weg te kijken van de wereld. Dat reservaat hebben we zelf gebouwd. Het is tijd om die muur neer te halen, om nieuwe uitzichten te creëren. De muur waar ik het over heb, is de muur van de oiko- filie.

Met de toegenomen globalisering neemt de nieuwsgierigheid naar de hoedanigheid van die globalisering af. De fixatie op het ‘eigene’ is alleen maar toegenomen. Voor een wereld die ons uitdaagt mee te doen, kruipen we weg. We zijn in de ban geraakt van een beklemmende eigenliefde die eerder buitensluit dan openheid creëert. We zijn oikofiel, verblind door onze liefde voor het eigene. Deze overdosis narcisme kan Nederland fataal worden. Als ik iets met dit essay betoog, dan is het wel waarschuwen tegen de gevaren van eigenliefde. Te veel eigenliefde is schadelijk voor de volks- gezondheid.

‘Ik hou van Holland’ als lakmoesproef van de oikofilie

Op zaterdagavond is het bal op de Nederlandse televisie. In de quiz Ik hou

van Holland ontdekken grappenmakende bn’ers de ware Nederlandse aard

en zeden. Wie waren we ook alweer? We spellen woorden, wat nog niet meevalt omdat men de woorden vergeten is. Een keer heb ik vanaf de bank geprobeerd mee te doen, en na een paar minuten verveelde ik me al. Hier was een feestje aan de gang waar ik niks te zoeken had. Toch bleef ik gebio- logeerd kijken naar het feestje.

Het is lachen, gieren, brullen aan die gezellige stamtafel wanneer de zoveelste zanger bij een ogenschijnlijk makkelijk woord de mist ingaat. Het vuur van de gezelligheid wordt goed opgeknoopt. Het knusse familie-uitje dat tegen de 2 miljoen kijkers haalt, is een snelcursus ‘Wie zijn wij?’. Ons wordt een spiegel voorgehouden vol optimisme en jolijt. Wij deugen. In een

wereld waarin meervoudige identiteiten groeien en bloeien, zwelgen we in de eigenliefde van de monocultuur. Alles wat anders is, wordt onthaald als exoot en dient zich als exoot te gedragen. Opstandigheid wordt niet op prijs gesteld.

De onmogelijkheid vast te stellen wie we zijn (‘De Nederlander bestaat niet’) wordt weggespeeld met een quiz. Wordt weggelachen. Hier met die nationale identiteit! Buitenstaanders wordt vergund toe te kijken. Zij mogen toezien hoe de oikofilie wordt beoefend. Zij mogen gerust verder zappen.

Oikofilie in dienst van Unox: de nieuwjaarsduik als sprong in het eigene De commercie kan niet achterblijven en haakt aan bij het sentiment door het ‘Hollandse’ karakter van worst, boerenkool en erwtensoep te benadruk- ken. Mij vergaat de lust tot eten. Eten is ook een sociale activiteit, dus er hoort een nieuwjaarsduik bij. Kenmerk van oikofilie is de gretigheid naar het zelf. Een oikofiel zou zichzelf wel willen opeten. Unox snapt dit. De identiteit gaat door de maag. Wie in een worst hapt, hapt in zichzelf. Het dictee dicteert het denken van de oikofiel

De taal is een ideaal broedgebied voor oikofielen. Maar de taal is er om het zelfbeeld mee op te poetsen.

Het jaarlijkse Groot Dictee der Nederlandse Taal is een serieuze taalexer- citie waar honderdduizenden spellingfanaten vanaf de bank aan meedoen. Het woord dat erbij past is obsessie. Obsessie met de vorm, niet met de inhoud. Obsessie met de deelname, niet de kwaliteit ervan. Obsessie met de randverschijnselen.

In de dagen voor de televisie-uitzending is er een overspannen fixatie op d’s en t’s. Vol spanning wacht men de uitslag af waarin bekend gemaakt wordt of wij de Belgen verpletterend hebben verslagen. Dit is een zaak van nationale eer. Eenmaal gewonnen voelt het bed warm aan en krijgen de grijze wolken een gouden glans. Wij zijn de beste. Onze oikofilie maakt ons niet alleen mooi, maar maakt ons intelligent. Met genoeg oikofilie in de lendenen kunnen we de hele wereld aan; sterker nog: we kunnen het

zonder die wereld stellen. De laatste keer dat ik meedeed, verloor ik mezelf in een woud van exotische woorden die ik nog nooit eerder had gehoord of gelezen. Hier klopte iets niet.

De nationale identiteit, terug van weggeweest.

Nadat we de nationale identiteit jarenlang weggemoffeld hebben, mag ze weer in vol ornaat rond paraderen. In de roes van de ontdekking kunnen nationale rituelen hun therapeutische werk doen. Onder het mom van ‘liever onder elkaar dan uitgeleverd aan de haaien’ worden deze rituelen aangegrepen om er een grote gemoedelijkheidsshow van te maken, waarin het buitenland niet bestaat en maatschappelijke verdeeldheid, de groeiende kloof tussen arm en rijk en Europa taboe-onderwerpen zijn.

Thuis in de Holland Show

Als relatieve buitenstaander verbaas ik me vooral over die nestdrang van de kosmopolitische Hollander. De vanzelfsprekendheid die vereist is om in de polonaise mee te hossen ontbreekt bij mij. Omdat ik nergens op aan kan sluiten, ontstaat er ruimte voor reflectie. Maar liever zou ik ergens bij wil- len horen. Mee willen hossen en op kop gaan in de polonaise. Mijn reflectie is dus de uitkomst van een gemis. Voor wat het waard is. Mijn gebrek aan hechting creëert afstand.

De intocht van Sinterklaas, de prestaties van het Nederlands Elftal en het Eurovisie Songfestival: deze momenten bieden ons de mogelijkheid om onze eigenheid opnieuw te ontdekken. In deze hoogmissen van de nationa- le cultuur mag niks misgaan. De voorspelbaarheid is deel van haar succes. Als een verloren gewaande vriend wordt met de intocht van Zwarte Piet het eigene doodgeknuffeld. In het ritueel van Zwarte Piet zien we wat we zijn: uitbundig en kinderlijk, speels en listig en artistiek en gezellig. En als het even kan succesvol. Ik zie in die omhelzing vooral het totaal negeren van de buitenwereld. Liefde maakt blind.

In dit chauvinistische carnaval raakt de rest van de wereld uit het zicht. Dronken van de aangename cocktail van oikofilie vergeten we dat daarbui- ten nog een wereld is. Een wereld die ons steeds meer beheerst. Een wereld

die ons vanuit alle hoeken en gaten bespioneert en bestuurt, prikkelt en opzweept.

In de knuffelpartij met het eigene blijft de wereld op comfortabele afstand. Het roept de associatie op met de film The Truman Show waarin de altijd opgewekte, naïeve Truman Burbank een wereld bewoont die geheel en al op zijn noden en verlangens is afgestemd. Hij is zich er niet van bewust dat hij gemanipuleerd wordt om 24 uur per dag met zijn oiko- filie samen te vallen. Wij weten beter. Wij zien dat hij gevangen is in zijn beschaving; Burbank weet van niks. Wij voelen dat zijn onwetendheid hem een vals gevoel van veiligheid geeft; hij leeft in een kaartenhuis dat elk moment kan instorten. Iedereen houdt van hem en hij houdt van Burbank. Hij is ons, wij zijn hem. Dit is het land waarin we leven. De Holland Show. De oikofilie maakt een gekunsteld, overzichtelijk eilandje in een onover- zichtelijke wereld mogelijk. Niemand hoeft ervan te weten. We zijn onze eigen Truman Show. Niemand hoeft ervan te weten.

Succes in de wereld wordt thuis stilletjes gebracht

Het verlies van autonomie wordt danig gevoeld. Het verlies is ook tastbaar. De toenemende afhankelijkheid van Russisch gas dwingt de bv Nederland zijn trans-Atlantische koers te overwegen. Aan onze principes hangt een prijskaartje. Ons huwelijk met Brussel verplicht ons tot pijnlijke compro- missen. We brengen offers met onze militaire deelname aan operaties in arme islamitische landen. Het is een harde wereld daarbuiten.

Aan de oproep van de wereldgemeenschap om de universele waarden veilig te stellen, werd ruim gehoor gegeven. Vanzelfsprekend sturen we onze jongens naar Irak en Afghanistan om mogelijk te maken dat meis- jes weer naar school kunnen. Het gevoel mee te doen aan een universele wederopbouw tilt ons op. Als beloning mag Nederland als gidsland aan- schuiven aan de onderhandelingstafels van de grote mogendheden. Waar een klein land groot in kan zijn. Het verlicht eigenbelang agenderen vergt behoedzaam manouveren, een diplomatieke evenwichtskunst die we tot in de puntjes beheersen. De diplomatie draait overuren. Ik benijd de minister van Buitenlandse Zaken niet: hij facebookt zich suf om het thuisfront op zijn gemak te stellen met bilaterale selfies.

De laatste jaren echter is er spanning ontstaan tussen die drang tot internationale verbondenheid en onze nationale kwetsbaarheid. Er klinkt gemor over het al te makkelijk stappen in die gevaarlijke projecten. We trekken een te grote jas aan. We moeten terug naar de bescheidenheid. En wel snel. Deelname aan het project Europa bracht ons veel, maar kost ons ook veel.

De wil van het volk lijkt ver te zoeken. ‘Alles gebeurt maar,’ klinkt het. Omdat alles maar gebeurt, kan uitschot en criminaliteit welig tieren. De elite kan deze pijnpunten niet meevoelen omdat ze er geen last van heeft, zo gaat de mare. Die reist met de Volvo V70 naar de Franse vakantiewoning en woont in postcodegebieden waar Braziliaanse schoonmaaksters zwart stof afnemen, terwijl Roemeense vrachtwagenchauffeurs met hun lagere tarieven de Nederlandse vrachtwagenchauffeurs aan de bedelstaf brengen. Na de Grieken, Turken en Marokkanen nu de Bulgaren en Polen. Allemaal lieden die niet delen in onze oikofilie. Wat komt, gaat niet meer weg. De kleine lettertjes van de Europese polis beloven massamigratie en crimina- liteit.

Wie zijn rol in de wereld speelt, ontdekt dat die wereld een onoverzich- telijke ratjetoe is van tegenstrijdige belangen. Het is een hel waarin alles in brand staat en niks helemaal geblust wordt. De veenbrand als menselijke conditie. Hier zelfverzekerd op kunnen inspelen grenst aan waaghalzerij. Mensenrechten, zakelijke belangen en geopolitiek houden elkaar in een wurggreep. Vol afschuw wenden we ons af van het gemarchandeer en de morele uitverkoop om weg te dromen naar een wereld die niet meer bestaat. In plaats van dat we die moeilijke wereld omarmen, rennen we bangig naar huis waar de nostalgie vrij spel heeft. De oikofiel boycot de werkelijkheid.

De oikofiel en zijn spiegelpaleis

Op het moment dat mensen zich de emotionele moeite getroosten om de wereld overzichtelijk te houden, gebeurt er iets dat onze nieuwsgierigheid verdient.

De pijn van de globalisering wordt gevoeld daar waar de burger meende dat z’n plaatsje op de voorste rij gegarandeerd was. Ik noem dit

het sentimenteel-folkloristische veld. De mens is voor een derde natuur, een derde cultuur en een derde folklore.

De oikofiel bevindt zich in een spiegelpaleis waarin elke reflectie tot ontroerende, amusante en hilarische bespiegeling leidt. In dit spiegelpaleis komt de burger thuis in zijn gemoed. Hij is vrij van de angst dat het vreem- de hem plotseling zal kunnen overvallen. Dit is zijn kasteel waar al jaren geen serieuze aanval meer op is gepleegd. Het voelt onoverwinnelijk. Er is geen reden om die plaats te hoeven opgeven in de wetenschap dat die plek alleen door hem ingenomen kan worden.

Die zekerheid is door de trillingen van de globalisering aan het wan- kelen gebracht. De aardbeving van de globalisering heeft ook het spiegel- huis bereikt. Bij elke stap die de burger in het spiegelpaleis zet, ziet hij de spiegels mee resoneren door een kracht die groter is dan zijn onschuldige voetstap. De trillingen verstoren het zelfbeeld van de spiegels. Wat is er aan de hand? In een eerste reactie grijpt de bewoner zich vast aan zijn zetel om de ergste schokken te doorstaan. Eenmaal daarvan bijgekomen ontstaat er ruimte om zijn angst onder ogen te zien. ‘Dit niet nog een keer!’

Expats die willen integreren, stuiten op felle weerstand

De oikofiliel ziet zijn eigen bijdrage aan de wereld niet meer en overschat de invloed van het kwade buitenland. De angstreflex ondermijnt het relati- verende perspectief. We zijn als het kind dat overmatig verwend door moe- derliefde al panisch wordt van een wesp in de zomer.

Waar in de Nederlandse cultuurgeschiedenis het contact met het vreem- de altijd als voorbeeld werd gesteld voor onze kosmopolitische, inventieve omgangsvormen, hebben we moeite te accepteren dat diezelfde buiten- wereld zich ook graag in ons nestelt.

Dat buitenland kan rekenen op gereserveerdheid en beleefde weerstand. De buitenlander moet zich bewijzen zonder dat precies duidelijk is in wat. Zo doolt hij jaren rond in Nederland, aan zijn lot overgelaten. Expats kunnen over de weerstanden meepraten. Xenofobie is het niet, het is iets anders: de oikofilie verhindert dat we de vreemdeling op waarde weten te schatten als een gelijke aan ons, met dezelfde rechten en plichten als wij en dezelfde drang naar zelfverwezenlijking als wij. De obsessieve oikofilie, liefde voor het eigene, houdt de deur gesloten voor de nieuwsgierige buiten- staander. Met de oikofilie zetten we onszelf buitenspel.

Een geliefd onderwerp onder expats is roddelen over de geslotenheid van de Nederlanders. Wie Nederlands wil spreken, wordt in het Engels afgewimpeld. Afspraken maken gaat met een agenda en men plant maan- den vooruit. Relaties die op het werk worden gelegd zijn geen garantie voor vriendschap. De Nederlander houdt, in tegenstelling tot de Engelsen en Italianen, werk en privé strikt gescheiden. Het talent voor het spreken van een mondje over de grens stokt hopeloos wanneer men buitenlandse buren heeft. Dan past ons onverschilligheid in haastig doorlopen en de blikken neerslaan wanneer de wegen elkaar kruisen.

Culturen die op een lage status kunnen rekenen, maken in het domein van de oikofilie al helemaal geen kans. De Arabische, Turkse en Perzische beschavingen krijgen nauwelijks voet aan de grond in Nederland. Pas in de keuken ontstaat er iets van culturele kruisbestuiving. Daar regeert de dictatuur van de smaakpapillen, die verordonneert dat het eenzijdige dieet doorbroken moet worden met specerijen en kruiden. In het naar binnen werken van het exotische eten stapt men uit zijn oikofilie om de wereld even te proeven. Is het kosmopolitische uitstapje verteerd, dan gaat men weer over tot de orde van de dag.

Vooralsnog is de Nederlandse delta heel succesvol gebleken in het op gepaste afstand houden van dat buitenland. De Nederlandse identiteit staat als een huis. Wellicht wat te sterk. De oikofilie is niet alleen een liefde die verstevigt, maar ook blind maakt voor wat daarbuiten leeft, terwijl het sterke zelfbewustzijn juist een ontspannen omgang met de wereld recht- vaardigt.

Het Eurovisie Songfestival en de Hollandse utopie van Dinge-Dong Nederland droeg zijn kosmopolitische veren met trots. Het was krach- tig. There will be no sorrow/When you sing tomorrow. Er was een tijd waarin Nederland de wereld liefhad.

In 1975 won het Nederlandse Teach-In het Eurovisie Songfestival. Misschien is Dinge-Dong wel het eerste Eurovisie Songfestival-liedje dat de realiteit van de globalisering serieus nam. Wie bij de wereld wilde horen, moest laten zien het vormenspel van die wereld tot in de puntjes te beheersen, inclusief bonte uitdossing en flirterige oogopslag. En dat lukte Teach-In. And the world looks sunny/Everyone is funny. Met dit liedje liet

Nederland zien dat het zijn rol als kosmopolitisch gidsland serieus nam. Weliswaar met een knipoog, maar toch.

In het liedje wordt het verlangen om weg te komen van de benauwende Nederlandse cultuur bezongen. Het was je individuele plicht om uit de hypnotiserende staat van de oikofilie te geraken.

In het liedje worden bloemen geplukt, wordt de zon omarmd en is men vrij van zorgen. Vrijgemaakt van de oikofilie ontstaat er ruimte om de wijde wereld met zijn aantrekkelijke proposities te omarmen.

In Dinge-Dong zijn alle mogelijke verwijzingen naar de polder afwezig, wat opmerkelijk is, omdat het liedje bij de nationale voorronde nog in de Nederlandse taal werd gezongen.

Dit is Nederlands handreiking naar de wereld: een warm en aanstekelijk samenvallen met universele waarden.

Het liedje won omdat het zo nadrukkelijk on-Nederlands was en een appèl deed op ons aangeboren gevoel voor medemenselijkheid. Een appèl dat nog steeds doorklinkt in de huidige Nederlandse muziek.

Het talent van Nederlandse muziekmakers om ogenschijnlijk sim- pele melodielijnen te vermengen met de contemporaine smaak horen we terug in de beats van de house-generatie en later de dancemuziek. De Nederlandse techno is een miljardenindustrie geworden. dj Tiësto stijgt samen met zijn gehoor uit boven het gewoel. Wij zijn allen broeders! Laat je oikofilie maar thuis, word één met de rest. Laat de beat zijn werk doen!

In de ban van de oikofilie zijn we blind geworden voor ons aandeel in de wereldcultuur.

Veertig jaar later wachten we tandenknarsend opnieuw op het Songfestival-succes. Een hippe zanger moet met een goed uitgevoerd pol- derlied Nederland weer keihard op de kaart zetten. De kansen om op dat podium een overwinning te behalen zijn miniem. In een flink uitgedijd deelnemersveld zijn de oude allianties van elkaar punten gunnende buur- staten door de nieuwe wereldorde volledig verkruimeld. Het oude spelletje wordt ook door de nieuwe deelnemers met verve gespeeld.

De droom spat uiteen op de werkelijkheid. Onze rol is die van prachtige verliezer. Mooi, maar geen prijs. Te klein, te Hollands, te weinig interna- tionaal. Om de frustratie te kanaliseren, geven we af op de platheid en ranzigheid van de deelnemende Oost-Europese landen die in uitzinnige vermommingen stampend op de zoveelste techno-beatdreunen proberen de show te stelen. Boris ziet eruit als een aan testosteron verslaafde body- guard. Natasja lijkt op een… nou ja, we weten het al. Niks zeggen.

En toch zijn deze deelnemers Hollandser dan we willen toegeven. Zij zijn de Teach-Ins van onze tijd. De muziek van de nieuwe landen is sterk beïnvloed door de Nederlandse dance, house en techno. Aan het succes van die landen draagt Nederland op indirecte wijze bij. De Oost-Europeanen kopiëren gretig de Hollandse sjablonen. Deze wetenschap is een schrale troost: nul punten is nul punten.

We worden met onze eigen wapens verslagen. Onze ziekelijke oikofilie verhindert dat we dit zien. Verhindert dat we vrede hebben met onze voor- aanstaande rol.

Dinge-Dong herhaalt zich, deze keer alleen in Moskou en Ljubjana. De

droom van de zangers van toen is uitgekomen: een wereldgemeenschap is echt mogelijk! Er vindt een muzikale uitruil plaats waarin copyright en oorsprong niet belangrijk zijn.

Gaan we die bril nog afzetten?

We kijken naar de globalisering door een myopische bril. Wat is het voor neiging in ons om de open blik te laten varen zodra de nationale sentimen- ten in het geding zijn? De kwetsbaarheid van een klein land zorgt voor kopzorgen. Maar dat is niet het hele verhaal. We zijn relatief klein, omdat Nederland als economische speler boven heel wat grote landen uittorent.

In document Nationaal belang in meervoud (pagina 84-97)