• No results found

zelfstandig MKB in de Nederlandse exportverdiensten

A

a

Uit de figuur blijkt dat het zelfstandig MKB goed is voor 53 procent van de totale toegevoegde waarde in Nederland in 2012 exclusief onverdeelde sectoren.5) In de toegevoegde waarde die wordt gegenereerd door afzet op de binnenlandse markt heeft het zelfstandig MKB een aandeel van 58 procent tegenover een aandeel van 46 procent in de toegevoegde waarde die wordt gehaald uit export.

Het zelfstandig MKB verdiende in 2012 73 miljard dankzij de export. Het groot- bedrijf is meer gericht op de export en genereert op die manier 13 miljard euro meer aan toegevoegde waarde. Tabel 3.5.2 toont de tien sectoren waar de dominantie van het grootbedrijf het grootst is. Naast de onverdeelde sectoren zijn de sectoren delfstoffenwinning en koeriersdiensten niet meegenomen bij de berekening van de verschillen omwille van geheimhouding.

3.5.2 Toegevoegde waarde uit export, sectoren waarbij grootbedrijf meest domineert, 2012

Grootbedrijf Zelfstandig MKB Verschil waarvan direct waarvan indirect Mln euro

1 Aardolie- en chemische industrie 7 937 640 7 296 5 853 1 443 2 Voedings-, genotmiddelenindustrie 5 938 2 324 3 614 2 970 644

3 Machine-industrie 4 081 1 739 2 342 2 367 −25

4 Elektrotechnische industrie 2 594 387 2 207 2 040 167

5 Energiebedrijven 2 255 213 2 043 242 1 801

6 Farmaceutische industrie 2 018 45 1 973 1 879 94

7 Opslag, dienstverlening voor vervoer 3 972 2 276 1 696 931 765

8 Telecommunicatie 1 715 42 1 673 723 950

9 Vervoer over water en door de lucht 2 274 1 195 1 079 1 089 −10

10 Basismetaalindustrie 1 229 205 1 024 890 134

Totaal top 10 34 014 9 066 24 947 18 984 5 963

Alle sectoren in Nederland 85 910 72 796 13 114 19 596 −6 482

Tien van de 61 sectoren waarbij dit verschil het grootste is, zijn samen goed voor bijna 25 miljard euro meer toegevoegde waarde door het grootbedrijf dan door het MKB. Fier aan kop staat de aardolie- en chemische industrie waar het grootbedrijf 7,3 miljard euro meer toegevoegde waarde genereert dan het zelfstandig MKB. Daarna volgen de voedings- en genotsmiddelenindustrie, machine-industrie en de elektrotechnische industrie.

5) Zie tabel 3.3.1, laatste kolom. Het zelfstandig MKB genereert 216 miljard euro toegevoegde waarde, het grootbedrijf is goed

voor 189 miljard euro. In relatieve termen komt dit overeen met 53 en 47 procent respectievelijk. Voor de exportmarkt en binnenlandse markt zijn de percentages op analoge manier berekend.

In de meeste gevallen worden de verschillen ten gunste van het grootbedrijf met name veroorzaakt door directe export. In slechts twee van de tien gevallen is het de indirecte export waarbij het verschil tussen grootbedrijf en zelfstandig MKB het grootst is. Dat betreft energie en telecommunicatie.

Dat is niet het gehele verhaal, omdat er ook sectoren zijn waarbij juist het zelf- standig MKB meer exportgericht is dan het grootbedrijf. Dat geldt met name voor landbouw (MKB 7,1 miljard euro meer export dan grootbedrijf), groothandel (3,6 miljard euro), vervoer over land (2,6 miljard euro) en verhuur en handel van onroerende goederen (2,3 miljard).6)

De laatste rij van de tabel toont de toegevoegde waarde uit export voor de hele Nederlandse economie. In totaal verdiende Nederland 170 miljard euro dankzij de export van goederen en diensten in 2012, het zelfstandig MKB was goed voor 73 miljard, het grootbedrijf voor 86 miljard en de onverdeelde sectoren voor 11 miljard euro. Het grootbedrijf haalde 20 miljard meer dan het zelfstandig MKB uit de directe export, maar het zelfstandig MKB verdiende 6 miljard meer dan het grootbedrijf dankzij indirecte export. Uit deze resultaten blijkt dat het zelfstandig MKB minder toegevoegde waarde haalt uit directe export, maar dit gedeeltelijk weet te compenseren door op te treden als toeleverancier van andere exporteurs.

3.6 Verre landen versus landen

dichtbij

Specifiek voor de export van goederen van Nederlandse makelij zijn ook cijfers bekend over de rolverdeling tussen MKB en grootbedrijf naar de belangrijkste exportbestemmingen. Een eerste belangrijke observatie is dat de twaalf landen een goede afspiegeling zijn van het totaalbeeld, ook al gaat het hier enkel om goederenexport van Nederlandse makelij. Ook hier is 46 procent van de totale toegevoegde waarde dankzij de export afkomstig van het MKB en 54 procent van het grootbedrijf.

0 10 20 30 40 50 60 %

Duitsland België Zwitser-

land KoninkrijkVerenigd Polen Zweden Oosten-rijk Italië Spanje Frankrijk VS China

3.6.1 Aandeel zelfstandig MKB in toegevoegde waarde uit export Nederlandse makelij naar 12 belangrijke bestemmingen, 2012

0 10 20 30 40 50 60 %

Aandeel zelfstandig MKB in omzetwaarde export Nederlandse makelij Aandeel zelfstandig MKB in toegevoegde waarde uit export Nederlandse makelij

3.6.2 Exportwaarde versus toegevoegde waarde uit export Nederlandse makelij, 2012

Duitsland België Zwitser-

land KoninkrijkVerenigd Polen ZwedenOosten-rijk Italië Spanje Frankrijk VS China

Daarnaast is het interessant om te zien of geografische afstand bepalend is voor het verschil tussen zelfstandig MKB en grootbedrijf. Tien van deze landen liggen in Europa en slechts twee buiten Europa (VS en China), zie figuur 3.6.1. Uit de cijfers lijkt afstand inderdaad een onderscheidend kenmerk te zijn. Het aandeel van het zelfstandig MKB is juist het laagst in de toegevoegde waarde dankzij de export naar China (38,3 procent) en de VS (40,4 procent). Bij de verdiensten uit de export naar België en Duitsland heeft het zelfstandig MKB juist een grotere bijdrage dan het grootbedrijf (50,8 procent).

Verder blijkt ook uit deze cijfers weer dat het zelfstandig MKB vaak een relatief grotere indirecte bijdrage levert aan exportverdiensten in vergelijking met het groot bedrijf. Dit kan ook worden bezien vanuit het onderscheid tussen exportwaarde (omzet) en toegevoegde waarde uit de export (verdiensten). Voor alle twaalf genoemde exportbestemmingen is het zo dat het aandeel van het zelfstandig MKB lager is bij de exportwaarde dan bij de toegevoegde waarde. De verklaring is dat de exportwaarde alleen gaat over directe export en de toegevoegde waarde zowel indirecte als directe export betreft.

3.7 Conclusie

Dit hoofdstuk heeft laten zien dat Nederland (gemiddeld) meer verdient aan een euro omzet uit finale afzet door het zelfstandig MKB dan een euro verkocht door het grootbedrijf als eindleverancier (79 cent versus 58 cent). De achterliggende reden is dat het zelfstandig MKB minder intensief gebruik gemaakt van import dan het grootbedrijf. Aan de outputkant is er geconcludeerd dat het zelfstandig MKB bovendien meer gericht is op de binnenlandse markt dan het grootbedrijf en minder frequent naar verre bestemmingen exporteert dan het grootbedrijf. Al deze resultaten hebben te maken met een geringere verwevenheid met het buitenland in vergelijking met het grootbedrijf.

De gevonden resultaten zijn dus zowel bemoedigend als aandachtspunten voor het zelfstandig MKB. Hogere verdiensten per euro verkocht door het zelfstandig MKB als eindleverancier gaan namelijk samen met een lagere integratie van het zelfstandig MKB in de internationale waardeketen. Dat het zelfstandig MKB minder in contact komt met buitenlandse marktpartijen kan belangrijke implicaties hebben voor het concurrentievermogen op de langere termijn. Een zelfstandig MKB dat meer verbinding zoekt met het buitenland kan onder andere gebruik maken van potentiële leereffecten die samenhangen met meer innovatie, een hogere productiviteit en een groter concurrentievermogen. Economische literatuur

heeft dit verband eerder aangetoond, in ieder geval voor de contacten met het buitenland (CBS, 2016a).

Verder vervolgonderzoek is nuttig. Zo kunnen nog beter de afzonderlijke bijdragen van zelfstandig MKB en grootbedrijf worden onderscheiden door alleen te focussen op die waardeketens waarin alleen het zelfstandig MKB optreedt en deze af te zetten tegen waardeketens waarin alleen het grootbedrijf optreedt. Hierbij kan meer bewijs voor de relatieve geringe verbondenheid van het zelfstandig MKB met derden worden gevonden door onderzoek naar de gemiddelde lengte van MKB-waardeketens in vergelijking met die van het grootbedrijf. Door daarnaast ook meerdere jaren te analyseren (in dit hoofdstuk enkel 2012) kan meer gezegd worden over de dynamiek in de verschillende waardeketens door de tijd.

Investeren in

menselijk kapitaal: