• No results found

11. Element: opvattingen van de bevolking

4.6 Zeggenschap van de bevolking

Een andere vraag die de opkomst van de zelfsturende auto doet rijzen, is welk gewicht moet worden verleend aan de opvattingen van de burgers over de besluiten die moeten worden genomen.

In deze discussie kan op een algemeen niveau een eenparigheid van gevoelen worden gadegeslagen. Nagenoeg alle respondenten (1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21) begeren op enigerlei wijze gewicht te verlenen aan de ideeën van de mensen in het land. Geen der ondervraagden wenst de volkswil in dit vraagstuk volstrekt terzijde te laten liggen. Over de mate en gestalte waarin de opvattingen van het publiek in de besluitvorming moet doorwerken, gaan de gedachten echter zeer uiteen.

Een eerste optie is dat de democratische invloed via de volksvertegenwoordiging verloopt. Deze mogelijkheid wordt door verscheidenen (1, 4, 7, 11, 15, 16) ondersteund. De postdoc Agricultural Robotics van de Wageningen Universiteit (16) gewaagt bijvoorbeeld dat de bevolking als een van de belanghebbenden in het WEpod-project moeten worden

beschouwd. Omdat de mening van de gemiddelde burger dikwijls echter niet weloverwogen is, schijnt het hem verstandiger toe om deze zeggenschap aan gekozen politici te delegeren. De softwareontwikkelaar van Robot Care Systems (15) stelt dat de plannen voor de omgang met veiligheidsvraagstukken ten aanzien van de zelfsturende auto door de sector zelf

ontwikkeld kunnen worden, maar dat de politiek daar uiteindelijk democratische controle op moet uitoefenen.

Een tweede vorm van zeggenschap behelst dat een brede en doorlopende

maatschappelijke discussie wordt gevoerd over de thematiek omtrent het onafwendbare ongeval, waarin de burgers worden geraadpleegd over hun denkbeelden en de van hunnentwege aangevoerde argumenten in kaart worden gebracht (5, 11, 12, 20). De provinciale volksvertegenwoordiger van de SGP (5) stelt zich ten dien aanzien op het standpunt dat de overheid haar ingezetenen informeel en informatief moet raadplegen, maar dat zij uiteindelijk zelf de beslissende stem heeft.

De fractievolger van GroenLinks (10) vreest dat een brede consultatie van de bevolking indachtig de teerheid van het onderwerp veel controverse zal oproepen. Om die reden stelt hij voor om een steekproef te nemen onder de bevolking. De uitverkorenen voor deze steekproef worden uitgenodigd om aan een proefrit deel te nemen en om nadien een enquête in te vullen over hun ondervindingen.

De adviseur Strategie en Externe Ontwikkelingen van de RDW (21) beklemtoont dat we elkaars meningen in deze thematiek moeten respecteren. Hij vindt het daarnaast van belang dat zorgvuldig aan de burgers wordt uitgelegd wat de opbrengsten van de zelfsturende auto zijn.

De ambtelijk opdrachtgever (6) staat op het standpunt dat de zeggenschap van de bevolking zich moet manifesteren in de harmonisatie van de beleidskeuzes ten aanzien van de zelfsturende auto met gangbare normen en waarden in de samenleving.

noodzakelijkerwijs zwaarwichtig is, omdat de macht feitelijk bij de burgers ligt, die in hun hoedanigheid van consument een voertuig al dan niet kopen en daarmee tezamen het welvaren van zelfrijdend vervoer verreikend beïnvloeden.

Ofschoon vrijwel alle ondervraagden de bevolking een stem in het kapittel toewensen, staan ettelijke respondenten (1, 4, 5, 6, 7, 11, 19) wel afwijzend ten opzichte van vormen van volksinvloed waarbij er een een-op-eenrelatie is tussen de meerderheidswens en de

uiteindelijke besluiten. Men denke daarbij bijvoorbeeld aan een referendum of een

volkstribunaal. De verkeerskundige van de gemeente Ede (7) maakt kenbaar ervoor te duchten dat in dat geval de stem van lieden die het luidste schreeuwen of de beste campagne voeren beslissend zal zijn, en niet die van degenen die waarlijk ter zake kundig zijn. De

beleidsmedewerker Vastgoed van de Wageningen Universiteit (19) verzet zich evenzeer tegen eenvoudige varianten van meerderheidsbesluitvorming, omdat de opvattingen van de

minderheid ook enige doorwerking in de beslissingen behoeven. Indien dat onvoldoende is gewaarborgd, bestaat zijns inziens het risico dat de meerderheid zich te weinig inschikkelijk toont jegens de belangen van de minderheid. De beleidsmedewerker noemt in dezen het hypothetische voorbeeld dat een meerderheid van de bevolking de zelfsturende auto permissie verleent om illegalen lichtvaardig aan te rijden. In dit licht bezien stelt hij voor om een regeling te ontwerpen die impliceert dat de meerderheid beslist, met dien verstande dat ook mechanismen zijn ingebed die het betoon van consideratie met minderheidsgroepen

bevorderen. Zulks kan onder meer worden bewerkstelligd door een besluitvormingsregel te formuleren die ruime gekwalificeerde meerderheden vereist voor gedragsnormen voor de zelfsturende auto.

4.8 Slotbeschouwing

Alles overwegende kan worden opgemerkt dat over sommige zaken in het onderhavige vraagstuk door de respondentenschare eensluidend wordt gedacht en over andere zeer divers. In de eerste plaats denken de betrokkenen bij het WEpod-project uiteenlopend over de

realiteitswaarde van de kwestie van de onafwendbare aanrijding. Een deel van de betrokkenen meent dat het daarbij om een reëel en wezenlijk dilemma gaat, terwijl anderen in het geheel geen acht slaan op de alarmsignalen dat zulk een ongeval zich kan manifesteren.

De deontologie is de enige van alle stromingen en benaderingen waar de ondervraagde politici, ambtenaren en technici vrijwel eendrachtig positief over zijn. Geen enkele respondent wijst deze stroming volkomen van de hand. De deontologie wordt hoofzakelijk bewierookt om haar vermogen voorspelbare en eenduidige regels tot stand te brengen. De acceptatie van de deontologie doet evenwel de vraag prangen welke regels aan de zelfsturende auto moeten worden voorgeschreven. Te dien aanzien zijn de geïnterviewden rijkelijk begiftigd met ideeën. Diverse respondenten betogen bijvoorbeeld dat de auto enkel zo spoedig mogelijk moet remmen en verder geen beslissingen moet nemen, terwijl anderen voorstellen om een omstander in beginsel te sparen boven een passagier van het zelfsturende voertuig. De eerste

wet van de robotica van Asimov, die voorschrijft dat een robot in geen geval een mens mag doden of verminken – kan zich in ieder geval in een zeer ruime bijval van de ondervraagden verheugen. Enkelen hebben wel hun twijfels over de haalbaarheid om dit beginsel onverkort te volgen.

De consequentialistische denklijn kan de instemming van het respondentengezelschap evenzeer wegdragen, in zoverre dat het aantal beijveraars van deze stroming het getal der tegenstanders overstijgt. In het bijzonder diverse technici kenmerken zich door een tamelijk sterke consequentialistische gezindheid. Daar staat echter tegenover dat de meerderheid van de respondenten de uiterste consequenties van het consequentialisme niet aanvaardt. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het leeuwendeel van de ondervraagden zich niet kan verenigen met het maken van onderscheid op persoonskenmerken en de afweging van mensenlevens tegen materiële zaken. Met name het eerste wordt allerwegen verfoeid. Slechts twee respondenten (beiden technici) nemen daarover een buitenissig standpunt in.

De prima-facieplichten kunnen een denkbare middenweg banen tussen de deontologie en het consequentialisme. De ondervraagden nemen niettemin verdeelde posities in ten aanzien van de wenselijkheid van zulke rekkelijke richtsnoeren. Pleitbezorgers van de prima- facieplichten geven te kennen dat met deze stroming een gewenste mate van flexibiliteit in het systeem kan worden ingepast. De tegenstanders accentueren daarentegen het belang van ondubbelzinnigheid en voorspelbaarheid.

De kunstmatige intelligentie biedt volgens menig ondervraagde mogelijkheden om het zelfsturende vervoer in de toekomst te vergemakkelijken en te verlichten. De toepassing van technieken dienaangaande kan onder meer bijdragen aan een adequater omgang met

onvoorziene omstandigheden en een natuurlijker gedrag in het verkeer. Een kleiner smaldeel van de respondenten staat daarentegen afwijzend ten opzichte van kunstmatige intelligentie. Zij zijn onder meer van oordeel dat dit fenomeen te weinig controleerbaar en te zeer

ondemocratisch is.

De psychologische benadering heeft zich evengoed als een twistappel doen kennen. Voor- en tegenstanders van deze benadering zijn ruwweg bij helfte verdeeld. De beijveraars van de psychologische school leggen de nadruk op het belang dat de zelfsturende auto in zijn handel en wandel aansluit bij hetgeen mensen gewoon zijn. De bestrijders van de

psychologische benadering brengen te berde dat menselijke intuïties irrationeel en te heterogeen zijn.

De respondenten hechten in sterke mate aan het betrekken van de ideeën van burgers in de besluitvorming over de zelfsturende auto. Daartoe worden dan ook uiteenlopende voorstellen gedaan. Diverse respondenten onderstrepen dat het van eminent belang is om bijzondere aandacht te schenken aan de opvattingen van consumenten, omdat zij door het gebruiken of vermijden van zelfsturend vervoer dit verschijnsel uiteindelijk maken of breken.

conclusie getrokken en wordt er gereflecteerd op het verrichte onderzoek. Tevens worden aldaar uit de bevindingen een aantal aanbevelingen gedestilleerd.