• No results found

7. DATERING EN INTERPRETATIE VAN DE VINDPLAATS

7.4. WOII

Een aantal sporen kunnen gekoppeld worden aan de beginfase van WOII, meer bepaald aan de zogenaamde 18-daagse veldtocht in mei 1940. Het gaat om een aantal recent ogende ovale tot rechthoekige kuilen, meestal circa 1m20 op 45cm groot, met een diepte tussen 4cm en 20cm onder het opgravingsvlak. Hun vlakke bodem, en de vondst van munitiepatronen in en rond de kuilen, wijst in de richting van schuttersputten. Twee groepen van drie schuttersputten, met aansluitend nog een langwerpige schuttersput, lijken samen een opgestelde noord-zuid georiënteerde linie te vormen (zie figuur 112). De afstand tussen beide groepen bedraagt 21m. De grootte van de kuilen geeft aan dat één of maximaal twee soldaten in de schuttersputten konden staan.

Ter hoogte van de meest zuidelijke schuttersputten werden tijdens het afgraven drie onafgevuurde patronen en elf afgevuurde hulzen gevonden die kunnen toegeschreven worden aan het type 7.65 x 53mm.139 Dit type huls werd gebruikt bij het standaard Mauser geweer van de Belgische troepen, zowel tijdens WOI als WOII. Kenmerkend is de afgeronde kogelpunt. De backstamp geeft als code ‘REM-UMC 7.65m/m’ aan. Deze codering staat voor de fabriek Remington Arms - Union Metallic Cartridge Company in Bridgeport Connecticut (USA). Het gaat dus om een Amerikaanse productie van Belgische Mauser patronen, hoofdzakelijk gebruikt bij de Belgische Mauser Model 1889 en dit vanaf 1889 tot in WOII. In een schuttersput van de noordelijke groep werd een onafgevuurde Belgische Mauser patroon aangetroffen waarop nog een deel van de ijzeren clip zichtbaar was. De nabij gelegen langwerpige schuttersput bevatte dan weer tien afgevuurde Belgische Mauser hulzen. Ze dragen als backstamp de code ‘BELG 7.65M/M’. Deze codering geeft het Belgische productiecentra FN Herstal aan. Daarnaast kwam uit het spoor ook een onafgevuurd Frans patroon van het type 8mm, gebruikt bij het Franse Lebel of Berthier geweer. Dergelijke hulzen werden eveneens gebruikt door de Belgische troepen. Per peloton was één Belgische soldaat voorzien van een Lebel of Berthier geweer waarmee geweergranaten van het type Viven Bessière werden afgevuurd. Vermoedelijk is dat hier ook het geval. De codering op de huls is ‘APX / 3 / SD / 7’. De fabricageplaats is onduidelijk. Wel kan de huls op basis van de code gedateerd worden in het derde kwartaal van 1907. Het is echter gebruikelijk dat oude loten munitie herbruikt werden tijdens WOII.

Het lijkt hier dus te gaan om Belgische schuttersputten, aangelegd ter verdediging tegen de opkomende Duitsers. De afgevuurde hulzen wijzen op effectieve gevechten tussen

beide kampen. Na zware gevechten aan de Leie op 24 en 25 mei 1940 moest het Belgische leger zich terugtrekken. De Duitsers staken de rivier over bij Harelbeke, Desselgem, Beveren en Ooigem. Uit nauwkeurige beschrijvingen van troepen-bewegingen is geweten dat het 8ste en het 16de linieregiment op 25 mei stelling innamen aan Ingelmunsterbos en langs het kanaal te Ingelmunster-Izegem.140 In de nacht van 25 op 26 mei werden de bruggen over het kanaal opgeblazen, ook de Lysbrug voor voetgangers die zich ongeveer 250m ten zuiden van de site bevond (zie figuur 113). Op 26 mei onderging Ingelmunster zware luchtbombardementen, vooral boven de stellingen van het 16de linieregiment en het park van het kasteel, waar een sectie mitrailleurs stelling had genomen. Tussen Oostrozebeke en Ingelmunster werd fel geschoten. Tegen de namiddag trokken alle compagnies zich langzaam terug tot aan de rand van Ingelmunsterbos en langsheen de spoorlijn Ingelmunster-Tielt, waar ze in verbinding stonden met het 42ste linieregiment. De avond van 26 mei legden de Duitsers een “Kriegsbrücke” op pontons aan over de vaart in het verlengde van de Lysbrugstraat, op de plaats van de opgeblazen voetgangersbrug.141 Het deel tussen de vaart en de Nijverheidstraat werden met boomstammen belegd. De ochtend van 27 mei staken de Duitsers in grote aantallen de brug over om van daaruit verder te trekken naar het centrum. Vanuit het centrum vielen ze de stellingen aan in Ingelmunsterbos. Aanvankelijk hielden de Belgische manschappen vrij goed stand onder de voortdurende bombardementen en hevige vuurgevechten, maar tegen de avond van 27 mei werd Ingelmunster dan toch door de vijand ingenomen. De overgebleven Belgische troepen trokken zich terug in de richting van Ardooie. De Duitsers zetten hun opmars verder naar Emelgem. Over de vier dagen vielen te Ingelmunster in totaal 7 burgerslachtoffers, 42 Belgische soldaten, en 9 Duitse soldaten.

In de buurt van de noordelijke schuttersputten werden drie kuilen aangesneden die dieper bewaard waren, tot gemiddeld 50cm onder het opgravingsvlak. Opvallend was hun systematische inplanting waarbij de twee kuilen aan de buitenzijde haaks georiënteerd staan op de binnenste kuil. In de vulling werden houten stammen gevonden waarrond metalen draden gespannen waren. In een van deze kuil waren daarboven nog twee betonblokken gestort. Mogelijk dateren ook deze sporen uit WOII. De interpretatie is evenwel onduidelijk. Ook het langgerekte S58 lijkt op basis van de vondsten te dateren rond de Tweede Wereldoorlog, maar gezien de afwijkende oriëntatie van het spoor en het komvormig profiel had dit spoor waarschijnlijk geen rol in de krijgsverrichtingen. De aanwezigheid van puinpakketten en kapotte voorwerpen in de vulling maakt een functie als grote afvalkuil aannemelijker.

140 Verscheure A. & Vanhoutte D. 1993, pp. 27-45.

Figuur 111: Troepenbewegingen op 27 mei 1940 (Verscheure A. & Vanhoutte D. 1993, pp.51), met situering van het onderzoeksgebied (rode ster).

Figuur 112: Situering van de schuttersputten (donkerbruin), de kuilen met houten stammen en metaaldraad (bleekbruin), en de langgerekte (afval)kuil (grijs).

Figuur 113: De opgeblazen Lysbrug, 250m ten zuiden van de site (foto Veriedens R., in: Verscheure A. & Vanhoutte D. 1993, p.31).