• No results found

WIETEKE VAN ZEIL

In document Andersland KUNST EN MAATSCHAPPIJ (pagina 29-32)

Illustratie Martien van den Hoek

56

Andersland 03 w 2020 I Kunst en maatschappij Andersland 03 w 2020 I Kunst en maatschappij

57

schreef hij: ‘Hoe kan een vrouw dit schilde-ren? (…) Wat verbaast, is de wrede gelaten-heid van de persoon die dit alles schilderde.’

Ik kan doorgaan met dit soort vaginaver-wante oordelen, maar oké, eentje nog: de 18de-eeuwse Adélaide Labille-Guiard kreeg, toen ze haar schilderijen indiende bij de Salon de la Correspondance in Parijs, het verwijt dat haar werk eigenlijk was gemaakt door haar leraar en verloofde, François-André Vincent. Zo goed kon een vrouw immers niet zijn. Ze overtuigde de jury door enkelen van hen zelf te laten poseren. De geschiedenis is vergeven van kunst van vrouwen die is toegeschreven aan mannen, geregeld omdat het werk ‘te goed’ werd ge-acht voor die vrouw. Of anders niet verkocht.

Judith Leyster: Zelfportret, circa 1630, National Gallery, Washington DC.

Beeld Wikimedia Commons Toen de Franse filosoof Denis Diderot werd

gevraagd naar de Poolse kunstenaar Anna Dorothea Terbush, antwoordde hij dat ze te lelijk was om ooit succes in Frankrijk te hebben. Niet haar werk, zíj. Het was heus geen gebrek aan talent. Nee, het was haar gebrek aan ‘jeugd, aan schoonheid, aan bescheidenheid, aan koketterie’. En het was ook handiger geweest als ze ‘goede borsten had gehad en een goed achterwerk, en zich overgaf aan haar leraar’.

Toen Berthe Morisot eind 19de eeuw haar werk tentoonstelde in de Salon in Parijs – schilderijen met vluchtige maar rake streken waaruit mensen opdoemen en in je blik blijven hangen tussen verf en figuur, klod-ders en beweging – werd ze geprezen door haar mannelijke collega-impressionisten als de radicaalste schilder van het ‘onaffe’.

Maar sommige critici schreven dat haar schetsmatige werk een ‘typisch vrouwelijke stijl’ was die voortkwam uit ‘onzekerheid en bescheidenheid’. Onaf, schetsmatig, direct:

geen enkele impressionist is dat kwalijk genomen. Alleen Morisot.

De 19de-eeuwse Engelse auteur Anna Brownell Jameson vond het werk van de Italiaanse Artemisia Gentileschi ‘een gruwel’.

‘Als er iets is dat bijdraagt aan de horror en bloederigheid van het onderwerp (…) dan is het wel dat de kunstenaar een vrouw is.’

De grote kunstschrijver (zo worden de stam-vaders van de kunstgeschiedenis meestal geïntroduceerd. Andere opties zijn: ‘vermaar-de’, ‘legendarische’ of ‘eminente’. Kom ik zo op terug) Roberto Longhi wordt gezien als

‘herontdekker’ van Artemisia Gentileschi, zoals men ook zegt dat de 17de-eeuwse Judith Leyster is ‘ontdekt’ door, nog zo eentje, Cornelis Hofstede de Groot in 1892.

Longhi noemde Artemisia in 1916 ‘de enige vrouw in Italië die wist hoe te schilderen’.

Leuk, maar hij kon zijn weerzin tegen deze

‘verschrikkelijke vrouw’ niet verhullen. Over haar beroemde onthoofding van Holofernes Artemisia Gentileschi: Judith onthoofdt Holofernes, ca. 1611-1612, Museo di Capodimonte, Napels.

Beeld Wikimedia Commons

58

Andersland 03 w 2020 I Kunst en maatschappij Andersland 03 w 2020 I Kunst en maatschappij

59

Omdat ze niet naar mannelijk model mocht tekenen, portretteerde Sofonisba Anguissola aanvankelijk veel familieleden, zoals haar zussen Lucia, Minerva en Europa in dit zeldzaam ontspan-nen potje schaak.

Het schaakspel, 1555, Nationaal Museum, Poznan. Beeld Wikime-dia Commons

60

Andersland 03 w 2020 I Kunst en maatschappij Andersland 03 w 2020 I Kunst en maatschappij

61

eindelijk, heel veel vrouwen. In kleine shows én in blockbusters. Een aantal sterren wordt teruggeplaatst in de hemel. Op dit moment is in het Prado in Madrid een dubbelten- toonstelling te zien van de Italiaanse schilders Sofonisba Anguissola en Lavinia Fontana. Beiden gelauwerd door Vasari, maar weinig van u zullen nu opveren bij hun namen. Terwijl Sofonisba in de 16de eeuw de facto hofschilder was in Spanje, aan het hof van Filips II. 

Ze voegde humor en lachende meisjes toe aan de portretkunst, ze schilderde koningen en prinsessen, zelfs Michelangelo boog zich over haar werk met waarderend commen-taar. Toen de jonge Anthony van Dyck haar ontmoette aan het eind van haar leven in Sicilië – hij 25, zij 92 jaar – was hij wat je zou kunnen noemen star struck. Ze portretteer-den elkaar en in zijn dagboek schreef hij de nuttige adviezen die hij van haar kreeg. In de vele monografieën die er over Van Dyck zijn gepubliceerd, is deze vormende ervaring zelden te vinden. Lavinia Fontana was de eerste bekende vrouwelijke historieschilder;

ondanks dat ze geen opleiding met schilde-ren naar levend model mocht volgen, maakte ze bijbelse en mythologische schilderijen met lichamen waarvan het lijkt alsof ze warm zijn. Het is de tweede tentoonstelling van vrouwelijke kunstenaars door het Prado sinds de oprichting, tweehonderd jaar gele-den. Drie jaar geleden was een overzicht van de Vlaamse Clara Peeters de eerste.

Komend jaar toont de National Gallery in Londen een overzicht van het werk van die ene kunstenaar van vroeger die sinds kort geldt als superster: Artemisia Gentileschi.

Ze kreeg eerder tentoonstellingen, maar voor de National Gallery is het een primeur. Het Mauritshuis toonde onlangs Clara Peeters, het Rubenshuis Michaelina Woutiers (kende ik ook niet), het Frans Hals Museum Judith Leyster en het Uffizi bracht in 2016 toch maar mooi het allereerste overzicht van Plautilla De meeste vrouwelijke kunstenaars uit de

geschiedenis zijn in de 20ste eeuw vakkundig onder het tapijt geveegd door ‘eminente’,

‘vermaarde’ en ‘legendarische’ mannen, zoals hierboven genoemd – de eerste kunsthistorici, die als donkere spoken boven de hoofden van almaar nieuwe generaties kunstschrijvers waken met hun oordelend zwaard: Longhi, Bode, Bredius, Ruskin, Berenson, Hofstede de Groot, Clark en nog een paar. Mannen met hoge hoeden en sigaren die de kunst verdeelden in goed en slecht, en die haar ophingen in hun nieuwe speeltjes: al die musea die rond 1900 ontstonden. Ze stelden de westerse canon vast en schrapten vrijwel alle dames resoluut uit de boeken. 

Dat werd een eeuw lang mak nagevolgd.

In de eerste editie van H.W. Jansons History of Art, een baksteen van 572 pagina’s uit 1962, staan geen vrouwelijke kunstenaars.

De Ashgate Research Companion to Dutch Art of the Seventeenth Century? Nope, niet een (ter vergelijking: Els Kloek beschrijft er 178 in haar boek Vrouwen en kunst in de Republiek, uit 1998). Bij mij thuis liggen twee vuistdikke overzichten van Italiaanse kunst: nul vrou-wen. Kunstbiograaf Giorgio Vasari bejubelde er in de 16de eeuw tenminste nog vijf. Er waren inderdaad weinig vrouwen in staat te schilderen, maar de 20ste eeuw heeft ons doen geloven dat het er geen een was.

Tijdens mijn studie in de jaren negentig was er nul aandacht voor vrouwelijke kun-stenaars. Hoe er soms over vrouwelijke professoren werd gesproken, zal ik u bespa-ren. 80 procent van de studenten had een vagina. De meest ontluisterende conclusie van mijn academische opleiding is dat we er leerden mannen te vereren ten koste van vrouwen. Het duurde jaren voordat ik dat zag.

In document Andersland KUNST EN MAATSCHAPPIJ (pagina 29-32)