• No results found

3.1. Beroepsgeheim en wettelijk meldrecht

Algemene zwijgplicht ​Iedere beroepskracht die individuele cliënten​3 ​(jeugd)hulp, zorg, steun of een andere vorm van begeleiding biedt heeft een beroepsgeheim. Dit geldt ook voor

beroepskrachten in de kinderopvang. Deze zwijgplicht, zoals het beroepsgeheim ook wel wordt genoemd, verplicht de beroepskracht om, kort gezegd, geen informatie over kinderen en ouders aan derden te verstrekken, tenzij daarvoor toestemming bestaat. Voor de kinderopvang geldt dat hiervoor dus toestemming van ouders noodzakelijk is. Doel van het beroepsgeheim is de

drempel voor de toegang tot de hulpverlening zo laag mogelijk te maken en de cliënt het vertrouwen te geven dat hij vrijuit kan spreken. Het beroepsgeheim of de zwijgplicht is een belangrijke voorwaarde voor effectieve hulpverlening. De vertrouwensrelatie is van wezenlijk belang. Toch kunnen er situaties zijn waarin de problematiek zo ernstig is dat het doorbreken van het beroepsgeheim noodzakelijk is. Dit is het geval bij ernstige vormen van huiselijk geweld of kindermishandeling, waarbij de betrokkenen zelf niet of onvoldoende mee kunnen of willen werken.

Wettelijk meldrecht ​Iedere beroepskracht met een beroepsgeheim of een andere zwijgplicht heeft het wettelijk recht om, zo nodig zonder toestemming van (de ouders van) hun cliënt,

vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld, bij Veilig Thuis te melden. Daarnaast omvat het meldrecht het recht voor de beroepskracht om, zonder toestemming van de cliënt, op verzoek van Veilig Thuis informatie over betrokkene te verstrekken. De regels voor het

verbreken van het beroepsgeheim gelden voor alle situaties waarin een cliënt zich in een ernstige situatie bevindt. ​Voor een zorgvuldige besluitvorming is het noodzakelijk dat de

beroepskracht de situatie, voordat hij zijn besluit neemt, bespreekt met een deskundige collega en zo nodig ook (op basis van anonieme cliëntgegevens) advies vraagt aan Veilig Thuis. Verder is het van belang dat de aanwezigheid van voldoende relevante feiten of signalen en

zorgvuldige verzameling van deze feiten en signalen aantoonbaar is, en dat er een zorgvuldige en concrete afweging van belangen is geweest. ​NB: Het wettelijk meldrecht geldt ook als er alleen meerderjarigen bij het huiselijk geweld zijn betrokken.

3.2. Verantwoordelijkheid ​In de meldcode dient de organisatie vast te leggen wie binnen de organisatie de stappen doorloopt. In bijlage 7 is opgenomen wie welke verantwoordelijkheden heeft binnen een kinderopvangorganisatie. Deze verantwoordelijkheden kunnen worden vertaald naar de eigen organisatie. Daarnaast moet de organisatie in de meldcode vastleggen wie eindverantwoordelijk is voor de beslissing om wel of geen melding te doen.

Jaarlijks overleg ​In de meldcode dient de organisatie vast te leggen dat een van de aandachtsfunctionarissen minimaal eenmaal per jaar overleg voert met de directie of de bestuurder van de organisatie om, op basis van een kort schriftelijk jaarverslag van de aandachtsfunctionaris, te bezien op welke wijze de implementatie en de werking van de

meldcode in het komend jaar kan worden bevorderd en welk aandeel de directie/bestuurder en de aandachtsfunctionaris hierin zullen hebben.

3​In dit hoofdstuk wordt gesproken over ‘cliënt(en)’ omdat het algemene wetgeving betreft voor de verschillende sectoren die werken met de meldcode. Voor de kinderopvang gaat het uiteraard om kinderen en hun ouders.

Juni 2018

21

Overleg over scholing van de medewerkers ​In het jaarlijks overleg, zoals hierboven bedoeld, adviseert de aandachtsfunctionaris in ieder geval ook over de wijze waarop de

directie/bestuurder in het komend jaar vorm zou kunnen geven aan zijn in de wet vastgelegde verantwoordelijkheid voor scholing van de medewerkers die met de meldcode moeten werken.

3.3. Documentatie en vertrouwelijkheid binnen de meldcode ​Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen schriftelijk vastgelegt. Binnen kinderopvangorganisaties dienen er afspraken te worden gemaakt wie hiervoor verantwoordelijk is. Dit geldt voor iedere stap bij het doorlopen van de meldcode. Tevens is het van belang dat er met de gegevens vertrouwelijk wordt omgegaan. In het geval van signalen die kunnen duiden op kindermishandeling wordt geadviseerd dit in het kinddossier op te nemen (zie bijlage 8). Het kinddossier wordt bewaard in een gesloten kast of digitaal achter een wachtwoord. Gespreksverslagen kunnen door betrokkenen worden

ondertekend.

3.4. Deskundigheid eergerelateerd geweld/meisjesbesnijdenis ​Er gelden specifieke aandachtspunten als er sprake is van (een vermoeden van) eergerelateerd geweld. Zo dient men in deze zaken altijd een deskundige te raadplegen, omdat het collectieve karakter van deze vorm van geweld specifieke expertise vraagt. U kunt een op het gebied van

eergerelateerd geweld deskundige raadplegen of Veilig Thuis. Bij acute bedreiging van de veiligheid worden de stappen versneld, zo nodig binnen een uur. Denk hierbij aan

(vermoedens van) een gedwongen huwelijk, achterlating, eerwraak die op (zeer) korte termijn dreigt plaats te vinden. Niet ingrijpen kan leiden tot moeilijk of niet omkeerbare situaties. Neem in dergelijke gevallen direct contact op met een aandachtsfunctionaris eergerelateerd geweld bij de politie of een andere in uw eigen meldcode vermelde deskundige op dit specifieke terrein.

3.5. Verwijsindex risicojongeren ​De verwijsindex heeft tot doel om beroepskrachten uit verschillende organisaties die met hetzelfde kind te maken hebben met elkaar in contact te brengen als zij beiden risico’s signaleren met betrekking tot, kort gezegd, een veilige

ontwikkeling naar volwassenheid van het kind. Doel daarvan is te komen tot een gezamenlijke aanpak van de problematiek van het kind en zijn gezin. De organisatie moet zijn medewerkers op de hoogte stellen van de meldingsprocedure voor de Verwijsindex Risicojongeren. Dit geldt alleen voor organisaties die bevoegd zijn een melding te doen in dit systeem.

Juni 2018 22

4. Na de melding ​

Een melding is geen eindpunt. Als de kinderopvangorganisatie een

melding doet bespreekt de beroepskracht/aandachtsfunctionaris in zijn contact met Veilig Thuis ook wat hij/zij zelf, na de melding (binnen de grenzen van zijn gebruikelijke taakuitoefening) kan doen om het kind of de gezinsleden te beschermen en te ondersteunen. De betrokkenheid van de beroepskracht bij het kind en ouders en mogelijke gezinsleden houdt niet op na de melding.

Er wordt verwacht dat de beroepskracht, naar de mate van zijn mogelijkheden, het kind blijft ondersteunen en beschermen. Uiteraard gebeurt dit in overleg met Veilig Thuis om zo tot een gemeenschappelijke aanpak te komen. Veilig Thuis houdt degene die de melding heeft gedaan op de hoogte van de uitkomsten van het onderzoek en van de acties die in gang worden gezet.

Wanneer er sprake is van (een vermoeden van) kindermishandeling in de thuissituatie van één van de kinderen van de kinderopvangorganisatie kan dit ook impact hebben op de (andere) beroepskrachten en andere kinderen. Het is belangrijk dat de betreffende

kinderopvangorganisatie hier aandacht aan besteedt, bijvoorbeeld in teamoverleggen of tijdens intervisie.

4.1. Interne evaluatie ​Het is belangrijk dat de toepassing van de meldcode systematisch wordt geëvalueerd. Dit kan de aandachtsfunctionaris, leidinggevende en/of directie op zich nemen. Aangeraden wordt dat de uitvoering van de evaluatie door een ander wordt gedaan dan degene die zelf actief binnen het proces is geweest. Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht.

Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het vermoeden van kindermishandeling worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard. De gegevens worden geregistreerd en bewaard om bijvoorbeeld in kaart te kunnen brengen hoe vaak vermoedens van kindermishandeling binnen de gehele kinderopvangorganisatie

voorkomen en op welke wijze daarmee wordt omgegaan.

Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alles goed registreert. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen dienen schriftelijk te worden vastgelegd.

Juni 2018 23

24

Deel 2. Meldplicht bij een vermoeden van een geweld- of