• No results found

Wettelijke vereisten .1 Afname

In de Vw 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000), het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: VV 2000) en de Vreemdelingencirculaires 2000 (hierna: Vc 2000) staan enkele bepalingen over de wijze waarop vingerafdrukken en gezichtsopnames afgenomen dienen te worden en hoe gehandeld moet worden, wanneer geen vingerafdrukken afgenomen kunnen worden.

Deze voorschriften luiden als volgt:

- ten behoeve van identificatie kunnen tien vingerafdrukken en een gezichtsopname afgenomen worden (artikel 106a, eerste lid Vw 2000);

- ten behoeve van verificatie mogen één of twee vingerafdrukken afgenomen worden. Indien dit geen resultaat oplevert, mogen meer vingerafdrukken worden gebruikt (artikel 106a, tweede lid Vw 2000);

- de vingerafdrukken worden digitaal en plat afgenomen (artikel 8.28 Vb 2000); - indien bij de identiteitsvastststelling onduidelijkheid bestaat over de juistheid

van de afgenomen vingerafdrukken, dient onderzoek door een dactyloscopisch deskundige21 plaats te vinden (artikel 8.33 Vb 2000);

- als het onmogelijk is om van bepaalde vingers vingerafdrukken af te nemen, dient hiervan met opgave van reden een aantekening gemaakt te worden in de vreemdelingenadministratie (artikel 8.30, eerste lid Vb 2000);

- als sprake is van tijdelijke beschadiging, dan wordt de vreemdeling uitgenodigd om op een later moment zijn vingerafdrukken opnieuw te laten afnemen (artikel 8.30, tweede lid Vb 2000);

werk-27 - hernieuwde afname van biometrische gegevens geschiedt opnieuw bij

vreemdelingen die de leeftijd van twaalf respectievelijk achttien jaar hebben bereikt (artikel 8.31 Vb 2000);

- het opnieuw maken van een gezichtsopname is mogelijk, indien deze onvoldoende gelijkenis toont. Tevens kunnen vingerafdrukken en een gezichtsopname opnieuw worden afgenomen respectievelijk gemaakt, indien deze van onvoldoende kwaliteit zijn (artikel 8.31 Vb 2000);

- identificatie en registratie van de vreemdelingen met biometrische gegevens vindt plaats op de wijze zoals voorgeschreven in het Protocol Identificatie en Labeling (PIL) (paragraaf 6.1 Vc 2000 (A)).

In de wet- en onderliggende regelgeving zijn geen kwaliteitseisen gesteld aan de af te nemen vingerafdrukken. Wel volgt uit de toelichting op dit artikel 8.28 Vb dat de afname op dezelfde manier gebeurt met dezelfde apparatuur als voor de visa kort verblijf op grond van de Visumcode en de VIS-verordening. Op deze wijze wordt voldaan aan de technische specificaties van Beschikking 2006/648/EG en aan de ISO- alsmede de ANSI/NIST-standaard.

3.3.2 Opslag en verwijdering van gegevens

Opslag en verwijdering van gegevens zijn vormen van het verwerken van biometrische gegevens, zoals bedoeld in artikel 106a, eerste lid Vw 2000. De Vw 2000, het Vb 200022

en het VV 200023 bevat enkele eisen ten aanzien van deze activiteiten, die als volgt luiden:

- De afgenomen vingerafdrukken en gezichtsopnames worden opgeslagen in de vreemdelingenadministratie, namelijk de BVV, die beheerd wordt door de minister van J&V (artikel 7.1i VV 2000). Deze opslag bevat enkel de vingerafdrukken en gezichtsopnames die zijn afgenomen ter identificatie (artikel 107, eerste lid onder a Vw 2000). Vingerafdrukken afgenomen ter verificatie mogen slechts (decentraal) worden opgeslagen voor de duur van de verificatie (artikel 8.28, derde lid Vb 2000).

- Het wijzigen en vernietigen van de vingerafdrukken vindt plaats vanuit het bestand. In andere bestanden mogen slechts kopieën worden opgenomen (8.29 Vb 2000).

- Gezichtsopnames en vingerafdrukken worden nooit langer bewaard dan vijf jaar na afloop van bepaalde procedures (artikel 107, negende lid Vw 2000 jo. artikel 8.35 Vb 2000).

- De gegevens worden in ieder geval vernietigd, zodra het de minister bekend is dat de betrokkene niet langer behoort tot de categorie vreemdelingen waarvan deze kunnen worden afgenomen (artikel 8.36 Vb 2000).

22 Artikel 107, negende lid Vw 2000 biedt de mogelijkheid tot het stellen van nadere regels bij of krach-tens amvb.

23 Artikel 8.36 Vb 2000 biedt de grondslag voor het stellen van regels inzake een aantal onderwerpen bij ministeriële regeling.

3.3.3 Toegang tot en inzage in de gegevens

In artikel 8.34 Vb 2000 is bepaald wie toegang heeft tot de opgeslagen biometrische gegevens. Dat is in de eerste plaats het geval voor de daartoe gemachtigde beheerders van de BVV. Daarnaast kunnen daartoe gemachtigde ambtenaren die met de uitvoering van de Vw 2000 zijn belast, de gegevens rechtstreeks langs geautomatiseerde weg raadplegen.

Ten behoeve van bepaalde doelstellingen kunnen de gegevens aan derden ter beschikking worden gesteld (artikel 107, vijfde lid Vw 2000). Deze derden hebben geen rechtstreekse toegang tot de gegevens. Het gaat om de volgende doeleinden:

- de uitgifte van een reisdocument door een diplomatieke vertegenwoordiging ten behoeve van terugkeer;

- de identificatie van slachtoffers bij rampen en ongevallen;

- de opsporing en vervolging van strafbare feiten (onder voorwaarden); - als toepassing van artikel 55c van het Wetboek van strafvordering;

- de uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (thans: 2017).

Van de beschikbaarstelling wordt een aantekening gemaakt van de datum waarop en de organisatie waaraan de gegevens zijn verstrekt. Deze aantekening wordt bewaard voor de duur van vijf jaar (artikel 8.34 Vb 2000).

29

4 Procesevaluatie

4.1 Inleiding

Dit deelonderzoek richt zich op de werking van de Wbvk in de praktijk. We maken daarbij een onderscheid tussen de afname van biometrische data met als doel identiteitsvaststelling en verificatie. Dit onderzoeksthema heeft als belangrijkste doel om vast te stellen of in de praktijk voldaan wordt aan de geldende wettelijke vereisten en maatstaven van kwaliteit en betrouwbaarheid, zoals geformuleerd in het vorige hoofdstuk.

De beantwoording van deze vragen verloopt via twee wegen. In paragraaf 4.2 vindt een analyse van het Protocol Identificatie en Labeling (kortweg: PIL) plaats. Het PIL is een richtlijn die een gestandaardiseerde werkwijze geeft voor het identificeren, registreren, wijzigen en verifiëren van persoonsgegevens en het vernietigen van biometrische gegevens in de migratieketen.24 Paragraaf 6.1 van de Vc 2000 (A) bepaalt dat de identificatie en registratie van de vreemdeling met behulp van biometrische gegevens plaatsvindt door de ketenpartners op de wijze als voorgeschreven in het PIL. Het PIL heeft dus het karakter van een gestandaardiseerde werkinstructie voor alle ketenpartners, naast de eigen, soms meer gedetailleerd uitgewerkte werkinstructies. Ketenpartners hebben bovendien verklaard dat zij hun werkwijzen afstemmen op het PIL en dat het PIL aangepast wordt, indien (afwijkende) werkwijzen in praktijk hiertoe aanleiding geven. In deze paragraaf wordt tevens ingegaan op de wijzigingen die sinds de eerste evaluatie zijn doorgevoerd. Ook staan we stil bij de wijze waarop de aanbevelingen in het PIL hun beslag hebben gekregen, met name de aanbeveling om onregelmatigheden/ fraudegevallen op uniforme wijze te registreren.

Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met alle ketenpartners. Op deze wijze is tevens inzicht verkregen in het gebruik van biometrische gegevens in de praktijk en de ervaringen van de ketenpartners hierbij. Paragraaf 4.3 doet verslag van deze bevindingen.

Een derde wijze van informatievergaring had kunnen verlopen via de periodieke audits die het Topberaad Migratieketen blijkens het PIL zou uitvoeren. Met deze audits zou inzicht geboden moeten worden in de vraag of het PIL op een juiste wijze wordt toegepast. Tot op heden zijn dergelijke auditonderzoeken nog niet uitgevoerd, zodat hieruit niet geput kon worden.