• No results found

Werkwijze assessment rapporten

In document De staat van het klimaat 2010 (pagina 58-61)

De landen die lid zijn van het IPCC besluiten over de structuur en globale planning van de rapportages. Vervolgens worden auteursteams samengesteld. In totaal gaat het hierbij om honderden wetenschappers. De auteurs worden door de regeringen van de 194 deelnemende landen en door de internationale onderzoekprogramma’s zoals WCRP en IGBP genomineerd op basis van hun expertise. De voorzitters van de drie werk- groepen selecteren de auteurs uit alle genomineerde wetenschappers, waarbij gelet wordt op benodigde kennis, publicatielijst, ervaring met het schrijven van assessments (in teamverband) en een goede geografische spreiding van herkomst van auteurs. De benodigde expertisevelden hangen af van de inhoudsopgave per werkgroep. De inhoudsopgaven van de IPCC-rapporten worden door alle VN-landen tijdens plenaire vergaderingen van het IPCC vastgesteld.

De conceptrapporten, die door de auteurs in teamverband zijn opgesteld, worden uitgebreid becommentarieerd door wetenschappelijke experts en regerings vertegen- woordigers. Dit gebeurt in twee zogeheten review rondes. De commentaren worden zo zorgvuldig mogelijk verwerkt onder toezicht van onafhankelijke review editors. Zij moeten er voor waken dat de reviewcommentaren compleet en correct behandeld worden.

Summary for Policy Makers: een geval apart

De afzonderlijke werkgroeprapporten worden voorzien van een ‘Technical Summary’ (TS) en een ‘Summary for Policy Makers’ (SPM). Op de TS hebben regeringen geen invloed, op de SPM van vijftien à twintig bladzijden wel. Afgevaardigden van de deelnemende landen moeten hieraan goedkeuring geven, maar kunnen ook wijzigingen voorstellen. Voor goedkeuring is consensus nodig van alle landendelegaties. De voorzitters van de werkgroepen en de hoofdauteurs van de individuele hoofdstukken hebben de taak om te bewaken dat de definitieve tekst van de op het beleid gerichte SPM evenwichtig is en in overeenstemming met het wetenschappelijke hoofdrapport. Zonder hun goedkeuring is vaststelling van de SPM de facto niet mogelijk.

Het lijkt vreemd dat er over wetenschappelijke conclusies in de SPM naar ‘consensus’ wordt gestreefd. Maar bij een rapport van meer dan duizend pagina’s kunnen nu eenmaal verschillen van opvatting bestaan over de meest relevante punten. Als er

binnen de schrijversteams geen overeenstemming is kan er wel ‘consensus’ bestaan over het feit dat er een verschil van mening is. Dat moet dan ook gerapporteerd worden. De IPCC-procedures vragen om een rapportage van een ‘broad range of views’ dus niet om consensus over één bepaalde visie. Het consensusproces in de SPM geeft de mogelijkheid om tot een gezamenlijk geaccepteerde samenvatting te komen, zonder afbreuk te doen aan de wetenschappelijke juistheid.

In het kader van de huidige discussie over mogelijk teveel klimaatalarmisme in de IPCC assessments, is het belangrijk te vermelden dat het panel (alle VN-landen) is samen- gesteld uit zowel landen die verregaande maatregelen willen tegen klimaatverandering, als landen die dat niet of beperkt willen (bijvoorbeeld de olieproducerende landen). Hierdoor krijgen vele tegengestelde gezichtspunten aandacht en wordt de uiteindelijke beleidssamenvatting een neutrale weergave van de hoofdconclusies van onderliggende hoofdstukken. In die zin hebben politici invloed op de SPM. Maar juist omdat alle VN-landen bij de opstelling van de SPM zijn betrokken, blijken de landen de conclusies van de wetenschappers meestal grotendeels te accepteren.

- 58 - De Staat van het Klimaat 2010

6.2 Onzekerheden in de IPCC-rapporten

Onzekerheden

Het klimaatsysteem is bijzonder complex. Daardoor is het onmogelijk om uitspraken te doen over (toekomstige) ontwikkelingen die 100 procent zeker zijn. Dit komt deels door het bestaan van interne variabiliteit (chaos) in het klimaatsysteem, maar ook door onzekerheden in de meetreeksen en de beperkingen van klimaatmodellen. Voor de toekomst komt daar de onzekerheid van uitstoot van broeikasgassen bij. In de assessments tot nu toe zijn door de drie werkgroepen verschillende terminologieën gebruikt voor de beschrijving van onzekerheden. In de volgende IPCC-rapporten zal een eenduidige terminologie voor alle drie werkgroepen worden toegepast.

Onzekerheden kunnen op verschillende manieren worden geclassificeerd. Hoofdtypen zijn ‘onzekerheid over getallen’ en ‘structurele onzekerheid’. Getalonzekerheid wordt doorgaans bepaald met behulp van statistische methoden, zoals de standaardafwijking. Structurele onzekerheid doet zich voor wanneer de onderliggende processen niet volledig begrepen worden. In de meeste gevallen maken deskundigen schattingen van deze onzekerheden, die onvermijdelijk subjectieve elementen bevatten. Dat geldt in het bijzonder voor toekomstprojecties. Verder is het niet uitgesloten dat nieuwe inzichten in de toekomst tot andere schattingen van de klimaatveranderingen zullen leiden. Deze onzekerheden zijn slechts ten dele het gevolg van een gebrek aan kennis. Soms kunnen onzekerheden kleiner worden door meer onderzoek, maar meer kennis leidt niet altijd tot verkleining van de onzekerheidsmarges, wel tot het beter in kaart brengen van de bron van onzekerheden.

In een rapport van het Rathenau Instituut130 wordt nog een derde vorm van onzekerheid

onderscheiden. Deze wordt gegenereerd door verschillen van inzicht in de implicatie van de kennis. Zo kwamen er in het verleden alarmerende berichten uit de wetenschap over ernstige problemen als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen. Anderen sloegen een gematigder toon aan. Daardoor konden beleidsmakers moeilijk inschatten hoe ernstig de problematiek was en op welke termijn actie moest worden ondernomen. Mede om die reden is ervoor gekozen om het IPCC op te richten. Op zichzelf is dat een goede manier om de verbinding tussen wetenschap en beleid vorm te geven. Lange tijd heeft dit ook gewerkt, er was draagvlak voor maatregelen en internationaal klimaatbeleid. In het huidige tijdsgewricht, waarbij particuliere meningen (veelal geuit via sociale media zoals blogs) door sommige politici op gelijk plan worden gezet met het oordeel van experts, loopt deze vorm van verbinding tussen wetenschap en beleid tegen beperkingen aan. Dit is in 2010 versterkt doordat de geloofwaardigheid van het IPCC een knauw heeft gekregen.

Omgaan met onzekerheden

Het omgaan met wetenschappelijke onzekerheden blijkt voor niet-wetenschappers vaak lastig. Beleidsmakers willen zekerheden die de wetenschap (nog) niet of nooit kan leveren. Wetenschap kan immers geen eenduidig antwoord geven op alle vragen. Onzekerheid is een algemeen probleem dat zich op andere terreinen van de maatschappij ook voordoet. Economische modellen zijn immers ook niet vrij van onzekerheden. Om recht te doen aan de onvermijdelijke onzekerheden worden wetenschappelijke uitkomsten als ‘bandbreedtes’ gepresenteerd. Op basis daarvan kunnen door de politiek waardegeladen risico-afwegingen worden gemaakt.

Bij complexe vraagstukken, zoals klimaatverandering, zijn de onzekerheden groot, vooral als het gaat om toekomstige veranderingen. In dat geval worden de talrijke onzekerheden gecombineerd en wordt de uiteindelijke ontwikkeling weergegeven door middel van verschillende scenario’s. De KNMI-klimaatscenario’s zijn hiervan een voorbeeld131,132. Hierbij worden niet één, maar meerdere mogelijke toekomstbeelden

geschetst, die afhankelijk van de omstandigheden wel of niet uit kunnen komen. Hierbij wordt erkend dat er onzekerheden zijn (binnen bepaalde brandbreedtes) maar wordt beleidsmakers wel zicht geboden op de mogelijke consequenties van de verschillende wijzen waarop klimaatverandering zich kan voltrekken.

6.3 Kritiek op het IPCC en de klimaatwetenschap

In document De staat van het klimaat 2010 (pagina 58-61)